Tanderosie: de laatste inzichten

Tanderosie: de laatste inzichten

Verslag van de lezing van prof. Daniela Rios tijdens het IAPD-congres over tanderosie. Zij kwam met een dogma-shift: Nieuw onderzoek geeft aan dat er geen wachttijd nodig is voor poetsen na eten van iets zuurs. Ook vertelde zij over prevalentie van erosie in het melkgebit.

Gebitsslijtage kan ontstaan door:

– Attritie: tand-tand contact, bruxisme

– Abrasie: mechanische slijtage door externe factoren, anders dan voedsel

– Erosie: door chemische invloeden, kritisch pH-waarde < 4.5

Lifestyle

Wanneer er sprake is van een hoge prevalentie van erosie in het melkgebit, dan heeft dat een voorspellende waarde voor erosie in het blijvende gebit. De kans op erosie in het blijvende gebit is dan zelfs 4x zo hoog! Het is daarom belangrijk om als mondzorgverlener niet enkel op het gebit van kinderen te focussen, maar óók te kijken naar het kind zelf en zijn of haar lifestyle.

Gedrag en fluoride

Erosie enkel in het kindergebit hoeft niet aangepakt te worden, maar het gedrag dus wel! Zodra er ook blijvende elementen aanwezig zijn, dan is het raadzaam om naast educatie ook een fluoridespoeling of toothmousse toe te passen. Een voorbeeld hiervan kan zijn Polyvalent Metal fluoride (Elmex paarse spray, legt een fysieke barrière op de tand). Of het vervaardigen van een GIC-laag, welke het omliggende glazuur beschermt tegen erosie – mits er geen andere fysieke uitdagingen zijn.

Een gouden tip kan zijn, om zure frisdranken tijdens de maaltijd te nuttigen. De zuuraanval is namelijk minder agressief wanneer direct erna calcium, olie en ijzer wordt genuttigd.

Pathologische erosie

De mate van erosie wereldwijd in de blijvende dentitie is 30%. Wanneer wordt slijtage door erosie van het gebit als problematisch aangemerkt, en wanneer is het een proces van normale dental ageing? Met andere woorden; wanneer wordt veroudering een ziekte/probleem?
Er treedt op:

  • Pijn
  • Functieverlies
  • Esthetische beperking.

Erosieve tandslijtage wordt pas als pathologisch aangemerkt, wanneer er sprake is van versnelde slijtage en de slijtage niet passend is bij de leeftijd van de patiënt. Het is dan zaak de slijtage te vertragen, samen met de patiënt. Dit is lastig omdat patiënten vaak (nog) niet bewust zijn van erosie. Omdat je op bijvoorbeeld social media het probleem niet ziet, wordt er aan voorbij gegaan.
Het is daarom belangrijk dat er meer educatie hierover wordt gegeven, aan zowel patiënten als aan professionals. Want rehabilitatie van (ernstige) erosie is complex, prijzig en niet de oplossing.

Focus op het gedrag van de patiënt, en ga samen op zoek naar de erosieve oorzaken in zijn voeding en gedrag.

Zachtere glazuurlaag

Het is belangrijk te beseffen dat er bij erosie amper tot geen biofilm aanwezig is, maar wel een erosieve laag. Hierdoor ontstaat een zachtere glazuurlaag, welke niet bestand is tegen mechanische krachten, zoals bij attritie (tand-tand contact) of abrasie (harde tandenborstel).
Een laag plaque vormt zelfs een fysieke barrière tegen de zure pH uit onder andere frisdrank. Het zuur zorgt er weer voor dat de bacteriën in plaque iets minder schadelijk kunnen zijn in termen van cariës. Het moet gebalanceerd zijn.
Het verschil tussen erosie door inname van zuur voedsel, en erosie door maagzuur (reflux, boulimia), is het klinische beeld. Bij reflux en boulimia zijn met name de palatinale vlakken van het bovenfront aangedaan.

Dogma-shift: geen wachttijd voor poetsen na eten van iets zuurs

Tot voor kort werd gedacht dat na het eten van iets zuurs, er een tijd gewacht moest worden met poetsen vanwege remineralisatie van de zachtere glazuurlaag. Dit was een hypothese, maar uit grootschalig onderzoek onder 3187 Europese volwassenen tussen de 18-35 jaar oud, zijn belangrijke nieuwe inzichten ontstaan:

Na consumptie van erosief voedsel is er gebleken dat er geen specifieke tijd gewacht moet worden vóórdat het gebit gepoetst mag worden. Er bleek geen relatie aantoonbaar tussen de wachttijd en de hoeveelheid slijtage, en ook geen relatie tussen deze wachttijd en hypersensitiviteit van het dentitie. Er werd wel een relatie gevonden tussen het type tandenborstel en poetsbeweging, op de hoeveelheid slijtage.

Daniela Rios is Associate Professor van het Department of Pediatric Dentistry, Orthodontics and Public Health, Bauru School of Dentistry, University of São Paulo.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Prof. Daniela Rios, tijdens het IAPD-congres.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
tandartsstoel

Kokhalzende kinderen bij de tandarts? Grote kans dat de moeder invloed heeft

Wanneer een moeder een gevoelige kokhalsreflex heeft tijdens tandheelkundige behandelingen is de kans groot dat hun kinderen dezelfde neiging hebben, volgens een studie in het Journal of Oral Rehabilitation. Ook eerdere negatieve tandheelkundige ervaringen en hogere niveaus van tandartsangst zijn risicofactoren voor kinderen met een delicate kokhalsreflex.

Onwillekeurige fysiologische reactie

De kokhalsreflex is een onwillekeurige fysiologische reactie van een menselijk lichaam om vreemde voorwerpen of schadelijk materiaal uit de keelholte, het strottenhoofd of de luchtpijp te verwijderen. Het kan voorkomen bij patiënten van alle leeftijden en kan verschillende oorzaken hebben. Het kokhalzen kan ook optreden tijdens verschillende tandheelkundige ingrepen, met name tijdens bijvoorbeeld het maken van afdrukken van de bovenkaak, intraorale röntgenfoto’s en restauratieve behandelingen in posterieure tanden.

Kokhalsreflex bij kinderen

Onderzoekers uit Turkije hebben een dwarsdoorsnedeonderzoek uitgevoerd naar de kokhalsreflex bij kinderen tussen de 7 en 14 jaar oud in een tandheelkundige setting. Het doel was om de prevalentie en beïnvloedende factoren te onderzoeken, waaronder het effect van moeders. De studie omvatte 320 kinderen en hun moeders. De moeders vulden formulieren in met informatie, zoals inkomen en de medische en tandheelkundige ervaringen van hun kinderen in het verleden.

Angstniveaus evalueren

De Dental Subscale of Children’s Fear Survey Schedule werd gebruikt om de angstniveaus van kinderen te evalueren, terwijl de Modified Dental Anxiety Scale werd gebruikt om de angstniveaus van moeders te meten. Volgens het onderzoek werd een vragenlijst voor het beoordelen van kokhalsproblemen gebruikt om de kinderen en hun moeders te beoordelen.
Verband tussen kokhalzende moeders en kinderen
De prevalentie van een kokhalsreflex bij kinderen was ongeveer 34%, terwijl dit bij moeders ongeveer 20% was. Het verband tussen het kokhalzen van de kinderen en de moeder was statistisch significant. Daarnaast nam het risico op kokhalzen van het kind 6,83 keer toe wanneer de moeder van het kind kokhalsde.

Andere factoren

Bovendien liepen kinderen met hogere tandartsangstscores een verhoogd risico op kokhalzen. Verder had de behandelplek invloed op de reflex: kinderen die eerder voornamelijk in openbare ziekenhuizen werden behandeld hadden significant meer kans op kokhalzen in vergelijking met particuliere tandheelkundige klinieken.
Samenvattend concluderen de onderzoekers “dat negatieve tandheelkundige ervaringen uit het verleden, eerdere tandheelkundige behandelingen met plaatselijke verdoving, voorgeschiedenis van ziekenhuisopname, aantal en plaats van eerdere tandartsbezoeken, tandartsangst bij kinderen en laag opleidingsniveau en kokhalzen van moeder invloed hebben op het kokhalzen van kinderen.”

Meer onderzoek nodig

De studie had verschillende beperkingen, waaronder dat het niet bekend was of andere familieleden van de kinderen de neiging hadden om te kokhalzen in een tandheelkundige setting. Alleen moeders werden in het onderzoek opgenomen, omdat men dacht dat ze nauwer verbonden waren met kinderopvang. Daarom zijn er meer studies nodig om meer definitieve conclusies te trekken over deze resultaten, schreven de auteurs. Bovendien moeten in de toekomst longitudinale studies worden uitgevoerd om de oorzakelijke factoren van een kokhalsreflex bij kinderen te onderzoeken.

Tandartsangst heeft veel invloed

“Aangezien de meeste beïnvloedende factoren verband houden met tandartsangst, kunnen tandartsen zowel angst verminderen als de vorming van iatrogene kokhalsreflex voorkomen met passend gedragsbeheer”, schreven de auteurs.

Bron:
Journal of Oral Rehabilitation 

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Baby

Cariës in de eerste levensfase: risicofactoren en diagnose

Kinderen op jonge leeftijd meenemen naar de mondzorgverlener kan veel pijn en angst voor de tandarts voorkomen. De positieve ervaringen van het tandartsbezoek voor de allerjongste kinderen hebben voordelige effecten, ook voor ouders en de maatschappij.

Eerste duizend dagen

De eerste duizend dagen is de periode van de conceptie tot de tweede verjaardag van het kind. Het is gebleken dat goede voeding gedurende deze periode extra belangrijk is.

Zwangerschap

Het begint dus al tijdens de zwangerschap. Uit onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen de suikerinname van moeders en de cariësactiviteit van de kinderen op 5-jarige leeftijd. Ook is er een relatie tussen de sociaaleconomische status (SES) en het ontwikkelen van cariës. Uit onderzoek is gebleken dat suikerinname op jonge leeftijd en een laag SES, invloed heeft op de cariësactiviteit van 5-jarigen.

Borst- versus kunstvoeding

De eerste voeding waar een baby mee in aanraking komt, is borst- en/of kunstvoeding.
Borstvoeding heeft, in tegenstelling tot kunstvoeding, als voordeel dat het een rijke variatie aan smaak heeft en dat de baby zelf de hoeveelheid bepaalt. Daarnaast heeft borstvoeding positieve invloed op de algehele gezondheid van het kind:

  • Betere gevoeligheid voor insuline
  • Minder overgewicht
  • Minder hart- en vaatziekten
  • Betere schoolprestaties

Borstvoeding en gebit

Tot 12 maanden is borstvoeding een beschermende factor tegen het ontwikkelen van cariës. Moedermelk en koemelk hebben beide een lage cariogeniteit en veroorzaken geen demineralisatie of pH-daling. Kinderen die nachtelijk voeding krijgen (borst of fles) komen vaak boven de 10 eetmomenten per dag. Daarnaast zorg een combinatie van suiker (overdag) en melk (’s nachts) voor veel meer mineralisatie dan alleen het nuttigen van melk. De resultaten van een studie (Agatha W van Meijeren-van Luntheren et al. 2021) lieten zien dat de kans op cariës hoger is bij kinderen die na 12 maanden nog borstvoeding krijgen en bij kinderen die nachtelijke flesvoeding krijgen.
Het is vooral goed om te beseffen dat cariës een multifactoriële ziekte is waarbij het om een goede balans gaat: het is beter om een goede balans te vinden dan om dingen te verbieden.

Krachten bundelen

Het is dus belangrijk om zwangere en jonge ouders vanaf het begin al goed te informeren en begeleiden. Het consultatiebureau speelt hierbij een grote rol. Maar ook u als tandarts.
Het ‘Gigagaaf-project’ liet zien dat het verwijzen van jonge kinderen (vanaf de eerste tand) naar de tandarts een positief effect heeft op het tandarts bezoek. Het ‘Gezonde peutermonden project’ heeft als doel gezondgewoontes vanaf het begin te introduceren.

Positieve ervaring bij de tandarts

Angst voor de tandarts kan voorkomen worden. Wanneer kinderen alleen bij pijn naar de tandarts gaan dan gaat het kind de tandarts met pijn associëren. Het is dus van belang om kinderen vanaf jonge leeftijd al te zien. Op deze manier kunnen de ouders van het kind al vroeg goed geïnformeerd worden en bouwt het kind positieve ervaringen op bij de tandarts.

Cariësrisicofactoren en indicatoren

Het inschatten van het cariësrisico is geen exacte wetenschap. Wel weten we dat cariëservaring (aanwezigheid van caviteiten/vullingen of ontkalkingen/glazuurafwijkingen) een van de beste voorspellers is. Daarnaast zijn de SES en familiefactoren (lifestyle) ook goede voorspellers voor het cariësrisico. Hier onder vallen onder andere armoede, voedingskeuzes, geld/mondgezondheid ouders, opvoedingsgedrag en een omgeving met weinig preventie hebben invloed op de mondgezondheid. Ga hierover in gesprek met de ouders. Dieet (frequentie suikerinname) en mondhygiëne zijn iets minder goede voorspellers. Informeer ouders dat de hersteltijd na een voedingsmoment 2 uur is. Dat komt dan neer op advies van maximaal vijf voedingsmomenten (inclusief drinken) per dag. Een goede balans tussen suikerinname, fluoridegebruik en mondhygiëne is het belangrijkste.

Cariës: Diagnose en management

Ouders moeten er bewust van worden gemaakt dat cariës een ziekte is waar geen medicijn voor bestaat. Ouders hebben zelf de mogelijkheid om de ziekte te controleren.
Hoe bereiken we dit? En hoe brengen we dit het beste over naar de ouders?
Wat belangrijk is, is dat we vragen stellen en (vooral) actief luisteren:
– Wat eten de ouders/ wat zijn de voedingsgewoontes?
– Is er sprake van nachtelijke voeding?
– Krijgt het kind flesvoeding? Wat is de inhoud hiervan?
– Heeft het kind temperament/ een eigen wil?
– Hoe is de veerkracht van ouders?

Cariësdiagnostiek: International Caries Detection System (ICDAS)

ICDAS is een goede methode voor cariësdiagnostiek. Er kan een score van 0 (gaaf) t/m 6 (uitgebreide) laesie gegeven worden per element. Een ontkalking is een eerste teken van cariësactiviteit en dit betekent dat gedragsverandering moet plaatsvinden om dit proces te stoppen.

Management

De focus moet liggen op het versterken van de beschermende factoren en/of het elimineren van de etiologische factoren. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden om tandpasta met een hogere concentratie fluoride te gebruiken bij een kind waarbij ontkalkingen zichtbaar zijn. Het is dan belangrijk dat je als tandarts de hoeveelheid (erwt) laat zien en dat je de patiënt goed toelicht.

Individuele preventie: mondzorgverlener als coach

Afstemmen met de ouder op de individuele behoeften:

  • Dialoog met ouder aangaan
  • Doorvragen
  • Empathie tonen
  • Individueel plan opstellen in overleg met de ouders
  • Actieplan, barrières, coping strategieën.
  • Registratie en follow-up

Dr. Clarissa Bonifácio ontving haar tandartsdiploma van de Universiteit van São Paulo, in Brazilië, in 2004. Daarna heeft ze aan dezelfde universiteit een Master restauratieve tandheelkunde afgerond in 2008. Zij verhuisde naar Nederland waar ze begon met haar promotieonderzoek onder begeleiding van prof. Cor van Loveren, prof. Cees Kleverlaan en dr. W. Evert van Amerongen. Het promotieonderzoek werd succesvol afgerond in 2012. In 2014 ontving ze het diploma van tandarts-pedodontoloog (EAPD). Dr. Bonifácio werkt momenteel als tandarts-pedodontoloog bij de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde in Amsterdam (SBT) en als universitair docent bij het ACTA. Op het ACTA coördineert Clarissa het profiel kindertandheelkunde van de Master in Oral Health Sciences (OHS). Haar klinische- en onderzoeksinteresses omvatten kindertandheelkunde en cariologie, met name de minimaal invasieve methoden voor de behandeling van cariës bij kinderen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van dr. Clarissa Bonifácio tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

Dit artikel is eerder op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
cariës bij kinderen

De indicaties voor behandeling van cariës bij kinderen: van NRCT, ART en Hall tot narcose

Minimale invasieve behandeling van cariës is de eerste behandelkeuze binnen de kindertandheelkunde. Wat gaat goed en wat niet bij deze minimaal invasieve behandelstrategieën? Waarmee schaal je dan op en wanneer is een behandeling onder algehele anesthesie geïndiceerd?

Minimaal invasieve behandeling als eerste keus

Voor kinderen geldt dat er het liefst zo minimaal invasief mogelijk behandeld wordt. Het streven is om het liefst zonder lokale anesthesie en boor te behandelen zodat eventuele pijn en angst voorkomen kunnen worden. Actief monitoren staat hierbij centraal en bestaat uit het opstellen van een strak individueel preventieplan, regelmatige herbeoordeling en het op tijd ingrijpen.
De resultaten van de studie van Ladewig et al. (2018) laten zien dat de oral-health related quality of life niet verbetert bij het uitvoeren van restauratieve behandeling ten opzichte van niet-invasieve behandelingen bij kinderen.
Het is belangrijk om het cariësproces goed te volgen op tand- en patiëntniveau. Dit kan met behulp van de volgende tools.

Tandniveau

Patiëntniveau

  • Caries care international – 4D

De 4 D’s staan voor:

  • Determine – het bepalen van het cariësrisico
  • Detect – het stellen van een diagnose
  • Decide – het opstellen van een behandelplan
  • Do – het uitvoeren van de interventie

Dit model sluit goed aan bij de nieuwe Kimo-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’ en is goed toepasbaar in de praktijk.

Indicaties NRCT, ART & Hall techniek

Niet restauratieve cariësbehandeling (NRCT)

  • Deze methode bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Cariëslaesies in dentine vrijleggen voor reiniging.
  • Zelfzorg stimuleren.
  • Monitoren en documenteren.
  • Remineralisatie-bevorderend middel aan brengen (zoals Silver Diamine Fluoride (SDF)).
  • Mogelijkheid om regelmatig te evalueren.
  • Ouders motiveren.

Het doel van deze methode is de ouders en kind leren de balans te vinden.

Atraumatic restorative treatment (ART)

Bij deze methode wordt de caviteit schoongemaakt met handexcavatoren waarbij de randen goed schoongemaakt worden en er centraal selectieve cariësverwijdering plaatsvindt. De laesie wordt gevuld met een glasionomeercement met hoge viscositeit. ART werkt goed voor één-vlaks caviteiten.

Hall techniek

Bij deze methode wordt er een roestvrijstalen kroon over het carieuze element geplaatst zonder te excaveren. De Hall-techniek kan niet worden toegepast worden bij tekenen en symptomen van irreversibele pulpitis en/of een caviteit die te dicht bij de pulpa zit. Het succespercentage van deze methode ligt tussen de 94-97%.

Pulpitis: behoud of extractie

Wanneer er sprake is van pulpitis (of pulpa-exponatie) en er de wens is om het melkelement te behouden dan kan er gekozen worden om een pulpotomie uit te voeren met MTA of Biodentine. Het succespercentage van deze behandeling ligt boven de 95%. Bij deze behandeling is het aan te raden om een Quick Sleeper anesthesie te gebruiken.
Wanneer een pulpa-behandeling geen optie is, kan er gekozen worden voor extractie. Daarbij is het goed om te weten dat de kans op een glazuurontwikkeling nihil is bij melkelementen met een ontsteking bij kinderen ouder dan 7 jaar. Bij kinderen die ouder dan 8 jaar zijn is de kans op ruimteverlies (leewayspace) minimaal.

Algehele anesthesie

Er kan voor algehele anesthesie gekozen worden indien:

  • Er sprake is van onvoldoende coöperatie door angst of jonge leeftijd voor behandeling met behavioral management technieken.
  • Er sprake is van onvoldoende coöperatie vanwege fysieke, medische of speciale behoeften.
  • Er sprake is van een uitgebreid behandelingsbehoefte.
  • Wanneer er sprake is van behandeling van trauma.

De volgende factoren spelen mee in de keuze of een kind wel of niet onder narcose behandeld gaat worden:

  • Ontwikkelingsleeftijd: past de ontwikkeling van het kind bij zijn of haar leeftijd?
  • Angst scoren aan de hand van de CFSS-DS scores
  • Hoe is de psychische belastbaarheid: hoe gaat iemand om met spanning/stress?
  • Behandelbaarheid: kun je bitewings maken of lukt dat al niet?
  • Hoeveel kwadranten behandelen? Hoeveel extracties zijn er nodig?
  • Zijn er nog andere bijzonderheden zoals extreme naaldangst, kokhalzen?
  • Wat is de wens van de ouders? Sommige ouders vinden behandeling onder narcose een vervelend idee. Het is belangrijk om hierbij goed te bespreken wat voor het kind het beste is.

Verwachtingsmanagement

Wanneer ouders geen narcose willen dan is het bespreken van verwachtingen erg belangrijk. De ouders worden ingelicht over het volgende:

  • Mogelijk extracties nodig.
  • Het succes is afhankelijk van de coöperatie en mate van mondhygiëne.
  • Frequentie afspraken hoog.
  • Algehele narcose misschien toch nodig.

Cariësvrije toekomst

De speerpunten voor een cariësvrije toekomst zijn:

  • Every child born in 2026 should stay cavity-free during their life time.
  • Begin bij zwangere vrouwen.
  • Interval – Kind vanaf jonge leeftijd zien.
  • Toepassen van een individueel fluoride advies.
  • Goede vertrouwensrelatie opbouwen.
  • Advies over voeding etc.

Dr. Clarissa Bonifácio ontving haar tandartsdiploma van de Universiteit van São Paulo, in Brazilië, in 2004. Daarna heeft ze aan dezelfde universiteit een Master restauratieve tandheelkunde afgerond in 2008. Zij verhuisde naar Nederland waar ze begon met haar promotieonderzoek onder begeleiding van Prof. Cor van Loveren. Het promotieonderzoek werd succesvol afgerond in 2012. In 2014 ontving ze het diploma van tandarts-pedodontoloog (EAPD). Dr. Bonifácio werkt momenteel als tandarts-pedodontoloog bij de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde in Amsterdam (SBT) en als universitair docent bij het ACTA. Op het ACTA coördineert Clarissa het profiel kindertandheelkunde van de Master in Oral Health Sciences (OHS). Haar klinische- en onderzoeksinteresses omvatten kindertandheelkunde en cariologie, met name de minimaal invasieve methoden voor de behandeling van cariës bij kinderen.

Arie Riem studeerde af als tandarts in 1988 en werkte van begin af aan met ‘bijzondere zorggroepen’. Ruim 10 jaar was hij bestuurslid van de Vereniging van Justitietandartsen en tandarts van onder andere het Pieter Baan Centrum. Hij was 12 jaar bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Sinds 2006 is hij een door de NVvK erkend pedodontoloog. Hij werkte 14 jaar op de afdeling angstbegeleiding en gehandicaptenzorg van de Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam. Van 2002 tot 2010 was hij verbonden aan het CBT van het St. Antonius ziekenhuis waar hij voor regio Midden Nederland de gebitsbehandelingen onder algehele anesthesie bij gezonde kinderen uitvoerde. Sinds 2012 werkt hij bij Kinderkliniek TandInZicht en helpt verwezen kinderen zonder wachttijden. Hij geeft lezingen en een cursus over zijn passie: kindertandheelkunde.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Clarissa Bonifácio en Arie Riem tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Podcast voor ouders: Gezonde mond

Podcast voor ouders: Gezonde mond

Kinderkoorts, de podcast over de gezondheid van kinderen, nam onlangs een podcast op over mondgezondheid. Mondhygiënist Marit Verschuuren en tandarts Alexander Tolmeijer gingen in gesprek over een gezonde mond.

Zij bespreken wat goed poetsen is en welke voeding je tanden kan helpen gezond te blijven. Ook bespreken ze tips hoe ouders bij een kleine dreumes tandenpoetsen leuk en normaal kunnen maken.

Beluister de podcast hier terug:

 

Bron:
Kinderkoorts

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Kind - ouder

Buccale infiltratie met articaïne mogelijk betere anesthesietechniek voor pulpabehandeling bij kinderen

Het is mogelijk beter om bij het uitvoeren van pulpatherapie bij onderkaakmolaren van kinderen buccale infiltratie met articaïne als anesthesietechniek te gebruiken dan het gebruikelijke inferieur alveolaire zenuwblok met lidocaïne. Volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Evidence-Based Dental Practice hebben beide methodes een vergelijkbaar anesthetisch effect maar is articaïne eenvoudiger en minder pijnlijk om toe te dienen.

Pijnbestrijding is belangrijk

Pijnbestrijding is van het allergrootste belang bij het verlenen van tandheelkundige zorg, vooral voor kinderen. Adequate pijnbestrijding kan helpen om angst en onrust te verminderen, een verstandhouding en vertrouwen op te bouwen, en een positieve houding ten opzichte van de behandeling te bevorderen.

Zenuwblokkade is gouden standaard

Infiltratie en zenuwblokkades zijn de meest gebruikte anesthesietechnieken. Een zenuwblokkade met lidocaïne wordt beschouwd als de gouden standaard bij de behandeling van primaire onderkaakmolaren. Dit heeft een grotere werkzaamheid bij lagere concentraties en zorgt bij weinig mensen voor allergische reacties. Het is echter een technische, gevoelige procedure en onderzoek heeft aangetoond dat het relatief pijnlijker is dan infiltratie tijdens lokale anesthesie.

Literatuuronderzoek

Het bepalen en gebruiken van de methode en het middel met de minste nadelen kan clinici helpen de meest succesvolle resultaten bij pediatrische patiënten te bereiken. Twee onderzoekers van The University of Sydney hebben daarom de anesthetische effecten van articaïne en lidocaïne vergeleken. Hiervoor analyseerden ze vijf artikelen, die tussen 2016 en 2018 werden gepubliceerd, na een literatuuronderzoek.

Lagere pijnscores bij buccale infiltratie

Van de vijf artikelen rapporteerden er vier significant lagere pijnscores bij gebruik van 4% articaïne buccale infiltratie in vergelijking met 2% lidocaïne inferieur alveolair zenuwblok. Slechts één studie rapporteerde geen significant verschil tussen de twee anesthesiemethoden, schreven de auteurs.

Enkel gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken

Twee belangrijke beperkingen van dit overzicht zijn het ontbreken van een systematisch literatuuronderzoek en het ontbreken van een kritische beoordeling van de geselecteerde artikelen. Ook werden enkel gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken in de studie opgenomen. Andere soorten artikelen werden uitgesloten.

Overwegen als alternatief

Veel tandartsen vinden buccale infiltratie makkelijker toedienen aan kinderen vergeleken met een zenuwblok. De review suggereert dat articaïne kan worden overwogen als een alternatief. Echter is “goed opgezet onderzoek op dit gebied gerechtvaardigd om op bewijzen gebaseerde klinische aanbevelingen van hoge kwaliteit te leveren”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Journal of Evidence-Based Dental Practice

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Uitblinkers

Pilot mondhygiënist op consultatiebureau is een succes

De gemeente Doetinchem startte in april 2022 de pilot Elke peuter- en kleutermond gezond! waarbij mondhygiënisten op het consulatiebureau aanwezig zijn. Aansluitend aan het consult worden ouders uitgenodigd om een bezoek aan de mondhygiënist te brengen. De mondhygiënist kijkt in de mond van het kind en doet het tandenpoetsen op een speelse manier voor. Vervolgens oefent de ouder dit. Als het nodig is, verwijst de mondhygiënist naar een tandarts door.

Deze pilot is opgezet door mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna. Samen met mondhygiënist Silvia van Hagen was zij aanwezig op het consultatiebureau. We vroegen Lieneke om een reactie. “Eindelijk heb ik het gevoel op tijd te zijn. We zien nu kinderen voordat ze gaatjes krijgen. Elke keer als ik op het consultatiebureau ben, merk ik weer hoe hard het nodig is. Hoeveel ouders nog niet begonnen zijn met poetsen of die per ongeluk hun kind pijn doen bij het poetsen. Tijdens het tandenpoetsen screen ik het gebit en ouders kunnen meteen meekijken hoe ik dat doe. Een vader kwam erachter dat hij nog nooit de binnenkant van de tanden had gepoetst. Een moeder kwam er achter dat de wangen en de lippen opzij gehouden moeten worden maar dat dit niet gaat met haar prachtige lange nagels. Ook slaan ouders het poetsen vaak over of denken dat babykoekjes nodig zijn voor de groei van hun kindje. Door met ze in gesprek te gaan, kan je ze inzicht geven. Ook de kindjes zijn vaak heel blij als ze merken dat je hun ouders helpt met beter bij hen te poetsen. Je ziet ze een team worden.”

Uitblinkers methodiek

De mondhygiënisten werken volgens de Uitblinkers methodiek waarmee ouders tandenpoets gerelateerde opvoedingsvaardigheden krijgen aangeleerd. Deze gespreksmethodiek is ontwikkeld voor ouders van 2- tot 10-jarigen.

Doelen van de pilot

Hoewel mondzorg voor kinderen volledig wordt vergoed vanuit de basisverzekering, worden niet alle kinderen hiermee bereikt. In de gemeente Doetinchem heeft 16-36% van de kinderen gedurende een jaar geen preventieve mond- en tandzorg ontvangen (peiljaar 2020, www.waarstaatjegemeente.nl). In de pilot ‘Elke peuter- en kleutermond gezond!’ wordt onderzocht hoe mondzorg laagdrempeliger en toegankelijker kan worden gemaakt door inzet van de mondhygiënist op het consultatiebureau.

Met de pilot worden de volgende doelen beoogd:

  1. Vergroten van bereik van kinderen die mondzorg ontvangen;
  2. Bewustwording onder ouders met betrekking tot het belang van goede mondzorg;
  3. Gedragsverbetering m.b.t. goede mondzorg (poetsen, voeding, gezoete dranken, speen/duimgebruik);
  4. Empowerment van ouder(s): wegnemen van barrières m.b.t. goede mondzorg door middel van het toepassen van de Uitblinkers methodiek.

De pilot startte met kinderen uit Doetinchem-Noord en Wehl en loopt van april 2022 tot en met april 2024. Er wordt uitgegaan van een bereik van circa 2.000 kinderen die gedurende de periode van de pilot gezien worden op het consultatiebureau. De mondhygiënisten zijn in totaal gemiddeld 6 dagdelen per maand op twee consultatiebureaus aanwezig, waardoor zij niet alle kinderen die naar het consultatiebureau komen kunnen zien.

Tussentijdse evaluatie

Het Evaluatiebureau heeft een tussentijdse evaluatie geschreven over het bereik, de waardering en de uitvoering van de pilot ‘Elke peuter- en kleutermond gezond!’. Voor deze evaluatie is een digitale vragenlijst afgenomen onder 11 betrokken professionals (3 assistenten JGZ, 4 jeugdverpleegkundigen, 2 jeugdartsen en 2 mondhygiënisten) en ook is er een verdiepend groepsinterview gehouden met 2 mondhygiënisten, een jeugdarts en jeugdverpleegkundige.

Resultaten

In totaal zijn er 446 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gezien door de mondhygiënist. Kinderen kregen o.a. informatie en advies over het bezoeken van een tandarts, tandenpoetsen en gewoontes rondom speengebruik en duimen en voeding. Bij 24 kinderen was er sprake van actieve of behandelde cariës.

De meeste adviezen van de mondhygiënisten (46%) gingen over tandenpoetsen, gevolgd door advies over speengebruik en duimen (21%) en het aantal eetmomenten incl. speengebruik in de nacht (19%). Ook werd er advies gegeven aan kinderen van 2 jaar en ouder om de tandarts te bezoeken als ze daar nog niet waren geweest (12%) en advies om een tandarts te zoeken aan kinderen van 2 jaar en ouder die nog geen tandarts hadden (2%).

Alle 11 professionals waren (heel) tevreden over de pilot en noemen deze zinvol en van meerwaarde. “Primaire preventie m.b.t. mondzorg krijgt op deze manier vorm, met daarbij een groot bereik van ouders en kinderen. Het is een aanvulling op het consult bij de jeugdverpleegkundige of jeugdarts, waar er maar beperkt aandacht kan zijn voor mondzorg”, zegt het rapport.

Het laagdrempelige karakter wordt gezien als een voordeel en ook dat de doelgroep de aanwezigheid van de mondhygiënist waardeert.

Bijna alle professionals vinden dat de pilot bijdraagt aan de gestelde doelen.

De professionals denken dat ouders blij zijn met de ontvangen informatie en adviezen. Het laagdrempelige en niet-verplichte karakter van het bezoek aan de mondhygiënist helpt daarin volgens hen mee, en ook de poetsinstructies waarbij ter plekke wordt geoefend. Hierdoor is de indruk dat adviezen beter worden onthouden. Ook vinden de meeste professionals dat de meeste kinderen het bezoek aan de mondhygiënist als positief ervaren waarbij ook de setting van het consultatiebureau spanning verlagend werkt.

Lees de gehele evaluatie op de website van de Gemeente Doetinchem

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Mondhygiëne, Thema A-Z
Een praktijk op wielen

Een praktijk op wielen

Kinderen die in een bus naar de tandarts of mondhygiënist gaan. Klinkt misschien gek, maar voor BIG-geregistreerd mondhygiënist Ishtar Yousef is dit heel normaal. Met haar praktijk op wielen bereikt ze kinderen, die anders niet naar de tandarts zouden gaan. Een leuke creatieve oplossing voor een probleem dat al lang speelt.

Al jaren wordt er in verschillende platformen de mondgezondheid bij kinderen besproken, vertelt Ishtar. Het komt al jaren voor dat niet alle kinderen naar de tandarts of mondhygiënist gaan, dit is een landelijk probleem. Uit onderzoek blijkt dat in 2020 een op de vijf kinderen niet naar de tandarts of mondhygiënist gaat. Bij kinderen tussen de vier en zestien jaar oud is dit 18% en bij peuters is dit zelfs 60% gaat Ishtar verder (Bron: Pharos). Als een van de oorzaken wijst Ishtar onwetendheid aan. “Veel ouders weten niet dat de kosten voor kinderen tot 18 jaar worden vergoed vanuit het basispakket. Zij denken dat er dus kosten zijn verbonden aan de behandelingen”. Het komt ook voor dat ouders/verzorgers zelf niet gaan, dit kan ook weer door de kosten komen of omdat zij zelf bang zijn waardoor het kind dan ook niet gaat.

Praktijk op wielen

Als oplossing bedacht Ishtar een praktijk op wielen. Ik dacht als de kinderen niet naar ons toe komen dan ga ik wel naar hen toe, vertelt ze. “Ik weet hoe moeilijk het kan zijn voor kinderen met angst of bijvoorbeeld kinderen met een beperking om de praktijk te bezoeken. Door met een kleurrijke bus aan school, huis, opvang of woongroep te komen is die drempel veel lager”. In de bus kunnen kinderen samen met hun broertje/zusje, vriendjes en vriendinnetjes of klasgenoten het gezamenlijk ervaren. Zo is het al minder spannend, dan alleen moeten te gaan.

Tandvriendjes

Ontspannen omgeving

“Zelf heb ik ervoor gekozen om een kleurrijke bus te nemen. Binnen hangen veel tekeningen die ik van kinderen heb gekregen en liggen er veel knuffels. Tevens geef ik elk kind de mogelijkheid om zelf de deuren te openen, de stoel te bedienen en mogen zij in de lades kijken”, vertelt Ishtar. Op deze manier creëert ze een ontspannen omgeving voor de kinderen en geeft ze hun een gevoel van controle. “Voor mij werkt dit, ik snap dat dit niet voor iedereen een optie is. Ik raad iedereen aan om te doen wat voor hem/haar werkt”.

Kwetsbare kinderen helpen

Ishtar’s doel met Tandvriendjes, zo heet de bus, is om kwetsbare kinderen te helpen. Als kinderen eenmaal gewend zijn in de bus, is het makkelijker om hen door te sturen naar collega’s. Hierdoor kun je kinderen weer terugkrijgen in de praktijk. De voordelen van de bus zijn dat het voor kinderen tot achttien jaar kosteloos aan huis, school of opvang is en voor de ouders is het tijdbesparend. Ishtar zou in de toekomst meer bussen door Nederland willen laten rijden, om op deze manier meer kinderen te kunnen bereiken en te helpen.

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Gedragsmanagement bij kinderen welke technieken zijn effectief

Gedragsmanagement bij kinderen: welke technieken zijn effectief?

Gedragsmanagement bij pediatrische patiënten met (tandarts-)angst kan uitdagend zijn voor clinici, die bekend moeten zijn met een reeks manieren om patiënten te kalmeren en behandelen. Volgens een review in het Journal of Dentistry is er geen bewijs dat één van de basistechnieken beter is dan de rest. Wel is het belangrijk dat bij de techniek de persoonlijkheid en ouders van de patiënt betrokken worden.

Extra stress

Angst tijdens een behandeling kan het gedrag van een patiënt enorm beïnvloeden, met name bij kinderen. Dit kan problemen opleveren voor de clinicus en tot extra stress leiden bij de zorgverleners van de patiënt. Er zijn gelukkig verschillende technieken die kunnen worden toegepast om dit te verminderen of voorkomen.

Copingvaardigheden

Gedragsmanagement is gebaseerd op verschillende wetenschappen en omvat procedures die de copingvaardigheden van kinderen verbeteren. Het is gericht op het verminderen en verlichten van angst, het verbeteren van storend gedrag en het bereiken van volledige acceptatie om tandheelkundige behandelingen te ondergaan. Het toepassen van technieken van gedragsmanagement (behavioural management techniques, BMT’s) is niet eenvoudig en verschilt per patiënt.

Twee categorieën

BMT’s zijn onderverdeeld in twee categorieën: basis en geavanceerd. Basis-BMT’s omvatten tell-show-do (TSD), afleiding, versterking, stembesturing, modellering en ouderlijke aanwezigheid. Geavanceerde BMT’s omvatten actieve en passieve fixatie, sedatie en algemene anesthesie. Van deze twee soorten worden basistechnieken vaker gebruikt door beoefenaars.

Effectiviteit van basistechnieken

Er bestaan veel verschillende technieken die nog niet goed met elkaar zijn vergeleken. Daarom voerden onderzoekers uit Griekenland en Zwitserland een systematische review en meta-analyse uit over de effectiviteit van basistechnieken bij pediatrische patiënten die angst ervaren. In totaal werden 62 gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep in de studie opgenomen.

Alle basis-BMT’s zijn effectief

“De resultaten suggereerden dat alle basis-BMT’s een acceptabele effectiviteit hebben op de angst, tandartsangst en het gedrag van pediatrische patiënten tijdens tandheelkundige behandelingen”, schrijven de auteurs van het artikel. Dit uit zich bijvoorbeeld in een verminderde hartslag en zuurstofverzadiging bij kinderen tijdens een behandeling.

Aandacht trekken

Met name audiovisuele en audiovernietiging waren effectief. De onderzoekers verklaren dit doordat dergelijke technieken de aandacht van kinderen trekken. Hierdoor houden ze hun gedachten weg bij de procedure en worden onaangename prikkels uit de tandheelkundige omgeving geminimaliseerd.

Voorkeursafleiding

De voorkeursvorm van de afleiding varieerde per leeftijd. Oudere kinderen prefereerden volgens de resultaten een virtuele bril of spelletjes op de mobiele telefoon. Kinderen van 8 jaar en jonger gaven de voorkeur aan meer passieve vormen van afleiding, zoals een tablet of scherm aan de tandartsstoel.

“De terughoudendheid van jongere kinderen ten aanzien van virtuele brillen werd toegeschreven aan hun cognitieve ontwikkeling, omdat het hun bestaande angst verhoogde door ze volledig te scheiden van de omgeving”, merkten de auteurs op.

Modellering als alternatief voor tell-show-do

Het artikel meldde ook dat modellering effectief was en kan worden gebruikt als een alternatief voor de tell-show-do-techniek. Live-modellering bleek effectiever dan TSD in jongere leeftijdsgroepen.

Controle over negatieve gedachten

Daarnaast bleken nieuwere technieken die systematische desensibilisatie, ontspanning en cognitieve herstructurering combineren, zoals hypnose, ook effectief. Deze BMT’s kunnen kinderen helpen de controle over hun negatieve gedachten te vergroten, angst te verminderen en daardoor de samenwerking te verbeteren.

Geen techniek beter dan de rest

Aangezien van elke BMT is aangetoond dat deze effectief is kan geen enkele techniek worden aanbevolen boven een andere. “[De] passende techniek zou de persoonlijkheid van de patiënt en de actieve betrokkenheid van de ouders moeten incorporeren, binnen de inhoud van de veranderingen in moderne samenlevingen”, concludeerden de auteurs.

Bron:
Journal of Dentistry 

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Meerdere-soorten-fluoridebehandelingen-werken-mogelijk-bij-oudere-volwassenen

Het effect van 2 verschillende soorten fluoride applicatie in melktanden

Cariës is een veel voorkomend probleem bij kinderen. In een studie naar het effect van fluorideapplicatie worden 2 soorten fluoride – natriumfluoride en zilverdiaminefluoride -onderzocht in het voorkomen van cariësontwikkeling.

Cariës bij kinderen is veel voorkomend in verschillende landen. De bovenste frontelementen en occlusale vlakken van de kiezen worden het meeste aangetast. Wanneer het melkgebit volledig is doorgebroken en er approximale contacten ontstaan zijn de approximale vlakken zeer gevoelig voor de vorming van cariës.
Tandenpoetsen alleen is niet voldoende om de approximale oppervlakken schoon te maken. Flossen is een manier om interdentaal te reinigen, hoewel er weinig bewijs is dat flossen cariës kan voorkomen.

Fluoride applicatie

Natriumfluoride applicatie is fluoride die elke 3 tot 6 maanden kan worden aangebracht bij kinderen met een matig tot hoog cariësrisico om cariës te voorkomen. Fluoride zorgt ervoor dat demineralisatie van het glazuur wordt geremd en het versterkt de remineralisatie. Fluoride vernis werkt met een langzame afgifte en kan makkelijk en snel worden toegepast. Er wordt verwacht dat applicatie van fluoride op het gehele gebit de ontwikkeling van approximale cariës zou voorkomen.
Zilverdiaminefluoride is een andere fluoride die geappliceerd kan worden en effectief is bij dentinecariës.

Studie

De studie was erop gericht om bovengenoemde fluoridemiddelen te onderzoeken bij het voorkomen van approximale cariës in melktanden bij kinderen met een hoog cariësrisico. De studie werd uitgevoerd bij 190 kinderen waarvan 95 jongens en 90 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 5 jaar. Er zaten 64 kinderen in de controlegroep, 62 kinderen in de halfjaarlijkse natriumfluoride applicatiegroep en 64 kinderen in de halfjaarlijkse zilverdiaminefluoride applicatie groep. Na 18 maanden werd er een follow-up studie gedaan bij 155 kinderen.
Er werd een tand/oppervlaktestatus gemaakt waarbij er werd gekeken of de tand gezond, vervallen, ontbrekend of gevuld was. Daarnaast werd er ook een mondhygiëne status gemaakt waarbij er een plaquescore werd gemeten. Verder werden de aanwezigheid van voedselimpacties en approximale contactgebieden geregistreerd. Van de zijdelingse delen werden bitewings gemaakt en beoordeeld.
De gegevens van de controlegroep, de zilverdiaminefluoride groep en de natriumfluoride groep werden geanalyseerd met SPSS.

Resultaten

Ongeacht de interventie – fluorideapplicatie of niet – nam de ontwikkeling van cariës in elke groep toe. Er is geen verschil gevonden voor het basislijn approximale oppervlak maar de globale approximale ontwikkeling van cariës bij de follow-up waren respectievelijk 24,1%, 17,1% en 27,2% voor de controlegroep, natriumfluoride groep en zilverdiaminegroep. De natriumfluoride groep had het laagste percentage voor de ontwikkeling van cariës.

Conclusie

De resultaten van het onderzoek lieten geen significante verschillen zien in het voorkomen van approximale cariësontwikkeling tussen de 3 groepen na een follow up van 18 maanden. Er kan worden geconcludeerd dat fluoridevernis een matig effect had op het voorkomen van cariës bij kinderen. Bij kinderen met een hoog cariësrisico is het halfjaarlijks toedienen van fluoride dus onvoldoende om cariësontwikkeling te voorkomen.

Bron:
BMC Oral health

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Meisje tandenpoetsen IAPD 400

Internationaal congres kindertandheelkunde dit jaar in Nederland, 14 – 17 juni

Van 14 tot 17 juni 2023 vindt in Maastricht het 29e congres van de International Association of Paediatric Dentistry (IAPD) plaats. Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee) en Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) vertellen meer over dit congres.

Wat doet de IAPD?

“De IAPD is de internationale vereniging voor kindertandheelkunde met leden uit meer dan 78 landen. Doel van de IAPD is om als een soort internationaal ‘forum’ op te treden voor alle (kinder)tandartsen en mondzorgverleners die zich met de behandeling van kinderen bezighouden. De IAPD wil graag de mondgezondheid van kinderen wereldwijd promoten en verbeteren. De IAPD is niet alleen een platform voor evidence en experience based practice, maar faciliteert, initieert en ondersteunt ook onderzoek en onderwijs binnen de kindertandheelkunde.”

En de IAPD organiseert dus congressen?

“Naast diverse kleinere wetenschappelijke bijeenkomsten en (online)seminars organiseert de IAPD een keer in de twee jaar een groot internationaal congres. Het is bedoeld voor alle (mond)zorgverleners die zich met de tandheelkundige behandeling en mondgezondheid van kinderen bezighouden. Gemiddeld zijn er zo’n 1000 deelnemers van over de hele wereld.
Het is natuurlijk een geweldige kans om collega’s te zien en te spreken, ervaringen te delen en te leren van elkaar. Wereldwijd zijn er op divers vlak natuurlijk verschillende inzichten, verschillende belangen, verschillende prioriteiten. Zeker binnen de kindertandheelkunde laat zich dat ook aanzien in een grote diversiteit aan (behandel) inzichten voor de mondzorg van kinderen. Daar samen over spreken, ervaringen delen en ‘in elkaars keukens kijken’ is ontzettend boeiend en leerzaam. Bovendien biedt dit soort congressen natuurlijk ook een geweldig podium voor nieuwe trends en ontwikkelingen.”

Hoe zijn jullie betrokken bij dit congres?

“Nederland is altijd actief geweest binnen de Europese en internationale verenigingen voor kindertandheelkunde. In 2006 hebben we het congres voor de Europese kindertandheelkundige vereniging (EAPD) mogen ‘hosten’. Toen er zich in 2011 een mogelijkheid voordeed om mee te dingen naar de organisatie van het IAPD-congres, hebben we dit samen aangegrepen. De kans dat het zou lukken leek klein en de concurrentie was groot, maar dat maakte ons eigenlijk des te strijdlustiger. In 2013 deden we onze ‘bid’ in Seoul en het is gelukt!”

Wat is de rol van de NVvK in dit geheel?

“De NVvK (Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) heeft het initiatief om een internationaal congres binnen de landsgrenzen te organiseren altijd toegejuicht. Ze hebben de congresorganisatie vanaf het eerst uur ondersteund en gezorgd voor draagvlak binnen de vereniging en de beroepsgroep. De NVvK wil nu uiteraard ook het congres graag toegankelijk maken voor al haar leden en promoot daarbij ook vooral een stukje sociale saamhorigheid. Iets wat we, mede door corona, steeds meer zijn gaan waarderen als essentieel onderdeel van wetenschappelijke bijeenkomsten.”

Kunnen jullie iets vertellen over het programma? Wie zijn de belangrijkste sprekers?

“Dat is een lastige vraag. Wij vinden natuurlijk alle sprekers belangrijk! Het programma is met zeer veel zorg samengesteld en er staan veel grote namen in de line-up. Uiteraard zijn daar de belangrijke ‘hoofdthema’s’ binnen de kindertandheelkunde: preventie, cariologie, traumatologie, orthodontie etc. Dat klinkt vrij standaard, maar dat is het allerminst. Hoofdthema van het congres is ‘Joining Forces’. Binnen de kindertandheelkunde is dat van wezenlijk belang en dat laten we de bezoeker gedurende het hele congres, binnen elk symposium, voelen. Zonder elkaar zijn we nergens. Samenwerking is op elk vlak belangrijk binnen de kindertandheelkunde. Samenwerking met bijvoorbeeld elkaar als team, met collega’s, met andere (medische) disciplines, met de academie, met de kinderen, met de ouders en met de industrie.”

Nog bijzondere onderwerpen?

“Op het podium van dit congres breken we ook een lans voor thema’s die nu echt ‘hot & happening’ zijn of dat de komende jaren worden. De Public Health Dentistry krijgt bijvoorbeeld eindelijk een mooie prominente spotlight en we hebben een groots symposium over de rol van voeding en suikers. De pre-congres cursussen op woensdag bieden overigens ook een unieke gelegenheid om op divers gebied een intensieve verdieping te krijgen van ’s werelds meest toonaangevende experts. We zijn er ontzettend trots op dat al die ‘hotshots’ zo graag met ons samen willen werken om het congres inhoudelijk tot een prachtige hoogte te brengen.
Ondertussen bieden we in Maastricht ook juist een podium aan de ‘jonge’ onderzoekers. Dus ook op sprekersgebied stralen we het thema ‘Joining Forces’ uit. Jong, soms misschien nog vrij onbekend, talent naast de ‘oude’ klinkende namen. Dat gaat echt gaaf worden!”

Wanneer is het congres geslaagd?

“Tsja…, wat is geslaagd? Er bestaat geen twijfel dat dit programma inhoudelijk een succes gaat zijn. Maar natuurlijk hebben we het liefst, dat zoveel mogelijk mensen uit zoveel mogelijk windstreken ervan mogen genieten. Oorspronkelijk zou het congres plaatsvinden in 2021, maar door het coronavirus hebben we twee jaar extra geduld moeten hebben. Dat heeft ons geleerd dat we tot het laatste moment flexibel moeten zijn en moeten kunnen schakelen naar diverse scenario’s. Wij wilden gaan voor een fysiek congres, waarbij we met zoveel mogelijk collega’s samen mogen genieten van een geweldig wetenschappelijk programma, samen leren van elkaar, samen mogen proosten en ontspannen tijdens de sociale events en samen mogen proeven van een geweldig mooie ambiance.”

Welke ontwikkelingen zijn er binnen de kindertandheelkunde?

“Kindertandheelkunde is natuurlijk een relatief bescheiden onderdeel van de hele tandheelkunde. Maar wel een heel essentieel deel, want waar het kind het begin is van elke volwassene; zo ligt eigenlijk in de kindertandheelkunde de basis voor de algemene tandheelkunde. Een goed begin is het halve werk zullen we maar zeggen.
Wereldwijd is er inmiddels veel meer aandacht voor preventie gekomen. Gelukkig maar. Dat zal tijdens ons congres ook meer dan duidelijk belicht worden. De paradigmaverschuiving van hoofdzakelijk restauratieve zorg naar meer ‘proces-beïnvloeding’ is uiteraard al langer gaande, maar ontwikkelt zich steeds verder en wordt ook steeds beter toepasbaar en meer geaccepteerd.
Daarbij staat ‘preventie’ overigens dus niet synoniem aan poetsles. Het gaat om gedragsbeïnvloeding en dat is een hele wetenschap op zich. Hier ligt echt een heel belangrijke tendens en ontwikkeling binnen de kindertandheelkunde.
Verder wordt mondgezondheid ook steeds meer als een integraal onderdeel van de algemene gezondheid beschouwd en dit wordt binnen de kindertandheelkunde ook steeds duidelijker zichtbaar. Zo worden er steeds meer ‘community-based’ programma’s ontwikkeld, waarbij op het vlak van preventie bijvoorbeeld ingespeeld wordt op gemeenschappelijke risicofactoren.”

Zijn er nog plaatsen beschikbaar voor het congres?

“Uiteraard zijn er nog plaatsen beschikbaar! Tot een dag voor het begin van het congres kun je je registreren.”

29e IAPD-congres, 14-17 juni 2023, MECC, Maastricht. Kijk voor alle informatie op www.iapd2023.org

Martine van Gemert-Schriks

Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee)

Wilma Vogels

Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde)

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Scholing, Thema A-Z
Medicatie

Medicatie tijdens de vroege kinderjaren gelinkt aan hypomineralisatie van molaren en snijtanden

Hypomineralisatie van molaren en snijtanden (molar incisor hypomineralization, MIH) is een groot mondgezondheidsprobleem geworden met een vaak onbekende oorsprong. Onderzoek dat is gepubliceerd in het Journal of Dentistry heeft nu aangetoond dat blootstelling aan geneesmiddelen als antibiotica tijdens de eerste vier levensjaren mogelijk een rol spelen.

Controversieel

MIH is een ziekte die de harde weefsels van ten minste één blijvende molaar en mogelijk ook blijvende snijtanden aantast. Hoewel wordt aangenomen dat de ziekte een systemische oorsprong heeft, blijven de etiologie en pathogenese controversieel. Talloze factoren zijn besproken, maar meestal met slechts schaars concreet ondersteunend bewijs.

Dataset van zorgverzekeraar

Onderzoekers uit Duitsland hebben daarom een uitgebreide dataset van grote Duitse nationale zorgverzekeraar BARMER geanalyseerd. Het doel van de studie was om een mogelijke relatie tussen MIH en blootstelling aan medicatie en perinatale factoren te onderzoeken.

Analyse van medische gegevens

In totaal werden de gegevens van bijna 300.000 kinderen tussen de 6 en 9 jaar oud gebruikt, uit de jaren tussen 2010 en 2019. Ongeveer 23.000 kinderen werden toegewezen aan de MIH-groep op basis van hun behandelpatronen. Hun medische gegevens werden geëvalueerd volgens het classificatiesysteem Anatomical Therapeutic Chemical (ATC). De mineralisatieperiode van eerste kiezen en snijtanden binnen de eerste vier levensjaren werd nauwkeurig geanalyseerd.

Meer medicatie bij MIH-groep

Deelnemers in de MIH-groep hadden significant hogere hoeveelheden voorgeschreven medicijnen. De grootste verschillen binnen de eerste vier levensjaren werden gevonden in de groepen anti-infectiemiddelen voor systemisch gebruik (ATC J), medicijnen voor het ademhalingssysteem (ATC R) en medicijnen voor sensorische organen (ATC S).

Grootste verschillen

Bij antibiotica waren de voorgeschreven hoeveelheid en het aantal recepten significant hoger in de eerste vier levensjaren van MIH-patiënten vergeleken met de rest. Het verschil in het aantal voorschriften piekte in het vierde levensjaar op 10,6%. Wat betreft ATC J- en ATC R-medicatie in het algemeen piekten de verschillen tussen MIH- en controlegroepen in het vierde jaar op respectievelijk 10,1% en 10,8%. Het grootste verschil in ATC S werd in het derde jaar waargenomen met 9,02%.

Mechanismen niet achterhaald

Er werd geen associatie gevonden voor vroeggeboorte, wijze van bevalling of het gebruik van koortswerende of ontstekingsremmende medicatie. Ook konden de mechanismen achter de ontdekte relaties vanwege het ontwerp van het onderzoek niet worden geïdentificeerd.

Blootstelling als risicofactor

“Samenvattend zijn onze bevindingen consistent met de literatuur die wijst op blootstelling in het vroege leven als een risicofactor en een lager belang van pre- en perinatale factoren”, legden de auteurs van het onderzoek uit.

Basis voor studies

De resultaten kunnen een basis vormen voor aanvullende epidemiologische en klinische studies. De effecten van mogelijke oorzakelijke factoren zouden op moleculair moeten niveau worden onderzocht. “Hoewel causale verbanden nog steeds niet kunnen worden bewezen, wordt een verantwoord gebruik van de onbetwistbaar gunstige antibiotica vanuit klinisch oogpunt aangemoedigd”, concludeerden de auteurs.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
baby

Grotere overeenkomst in orale microbiota bij moeders en baby’s met flesvoeding dan bij borstvoeding

Baby’s die flesvoeding krijgen delen mogelijk meer van het orale microbioom van hun moeder dan baby’s die alleen borstvoeding krijgen, volgens onderzoek dat in mBio is gepubliceerd. Deze gegevens zouden het begrip van de vroege ontwikkeling van orale microbiota bij zuigelingen en de mogelijke associaties met orale microbiota-gerelateerde ziekten kunnen vergroten.

Complex microbieel ecosysteem

Talloze microben bewonen de menselijke mondholte en vormen een complex microbieel ecosysteem. Onderzoekers hebben er lang naar gestreefd om het verband tussen de diversiteit van microbiële gemeenschappen in de mondholte en de daarmee samenhangende menselijke ziekten te begrijpen. Het verband tussen de microbiota van moeder en baby biedt mogelijk inzicht in de vroegste connecties met ziektes later in het leven.

Overdracht tussen moeder en kind

Na de geboorte wordt de mondholte van een pasgeborenen continue blootgesteld aan bacteriën. Naar verluidt begint de vorming van de eigen orale microbiota van het kind binnen de eerste zes weken van het leven. Waar eerst Streptococcus-soorten domineren, diversifieert de orale microbiota zich met de leeftijd. Dan worden orale commensale bacteriën verworven, die over het algemeen worden gedetecteerd in de mondholte van volwassenen. In dit proces lijkt de orale microbiota van de moeder een belangrijke rol te spelen als de belangrijkste bron voor de baby.
De details van orale microbiële overdracht worden slecht begrepen vanwege de moeilijkheid om microben te volgen. Wanneer dit proces wordt opgehelderd kan dit mogelijk leiden tot het voorkomen van orale microbiota-gerelateerde ziekten. Onderzoekers van de Kyushu University in Japan richtten zich daarom op de overdracht van orale bacteriën van moeder op baby.

Tonguitstrijkjes

In de studie onderzochten de onderzoekers 892 tonguitstrijkjes die waren verzameld van 448 paren moeders en baby’s (217 mannen, 231 vrouwen) toen de baby’s vier maanden oud waren. Van elk monster werd de bacteriële samenstelling en amplicon-sequentievarianten (ASV’s) die tussen moeder en kind werden gedeeld bepaald. ASV verwijst naar een DNA-sequencingbenadering waarbij sequenties kunnen worden opgelost tot een nucleotideverschil in het DNA, waardoor een beeld met hoge resolutie wordt verkregen van de betrokken microbiële stammen.

Meeste baby’s krijgen bacteriën van moeder

De resultaten toonden aan dat de meeste baby’s orale bacteriën van hun biologische moeder kregen, zelfs op het niveau van één nucleotide. Het percentage gedeelde ASV’s varieerde sterk tussen de moeder-kindparen, variërend van bijna 0% gedeelde orale bacteriën tot bijna 100%, merkten de auteurs op.

Hogere kolonisatie bij flesvoeding

De kolonisatie van de orale bacteriën van een moeder was hoger bij zuigelingen die minstens deels flesvoeding kregen. Met andere woorden, de genetische samenstelling van die orale microbiota werd bij deze gevallen meer gedeeld tussen moeder en kind. Pasgeborenen die verwant waren aan hun moeder hadden ook een significant grotere hoeveelheid ASV’s dan baby’s die geen familie waren van hun moeder.

Twee hypothesen

De onderzoekers gaven twee hypothesen om de impact van de voedingsstijlen op het orale microbioom te verklaren. De eerste is dat beschermende factoren in moedermelk de van de moeder afkomstige orale bacteriële kolonisatie regelen. Een andere mogelijkheid is dat verschillen in substraten geleverd door moedermelk en flesvoeding het orale microbiotaprofiel van een baby beïnvloeden, denken ze.

Verder geen verschillen

Afgezien van de voedingsmethode vonden de onderzoekers geen verschillen in aanwezigheid van bacteriën tussen baby’s, kijkende naar het geslacht, de leeftijd of antibioticagebruik van het kind, of de bevallingsmethode. In toekomstige studies zijn ze van plan om dezelfde onderzoekspopulatie op te volgen tijdens de driejarige controles van de baby’s.

Nieuwe benaderingen ontwikkelen

De auteurs stelden dat door het volgen van de uitwisseling van microben tussen moeder en kind onderzoekers in staat zouden kunnen zijn om nieuwe benaderingen te ontwikkelen voor het ontwikkelen van gezonde orale microbiota.

Bron:

mBio

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Kindertandbederf

Gewoon gaaf & NRCT – maximaal communicatief, minimaal invasief

De wijze waarop wij als mondzorgprofessionals de preventie en behandeling van cariës bij jeugdigen aanpakken is aan verandering onderhevig. Dit wordt geïllustreerd door de recent verschenen klinische praktijkrichtlijn ‘Mondzorg voor Jeugdigen-Preventie en behandeling van cariës 2020’. Verslag van de lezing van Lina Jasulaityte over de wetenschappelijke basis en de dagelijkse praktijk van het Gewoon Gaaf-concept.

Kindertandheelkunde anno nu

“Een duurzaam en gaaf gebit voor zoveel mogelijk kinderen”, uit een enquêteonderzoek over mondzorg bij kinderen onder tandartsen, bleek dat dit het algemene doel was. Tandartsen gaven aan de volgende doelen te hebben:

  1. Goede zorg te willen leveren
  2. Werkelijk iets aan de gezondheid te willen bijdragen
  3. Het leveren van zinvol werk, werkplezier en blije, gezonde, niet-angstige patiënten

Waar staan we nu?

De mondgezondheid is in de in de periode sinds 2005 verbeterd en dit is grotendeels te verklaren door de toepassing van Gewoon Gaaf. Bij ongeveer 25% van de jonge kinderen is er sprake van cariës (in dentine) (Signalement Mondzorg, 2018). Onder deze groep vallen vaak kinderen met een laag sociaaleconomische-status (SES), een buitenlandse afkomst en een meer complexe achtergrond. Deze groep kunnen wij minder goed begrijpen en inleven in hun situatie is lastig, en hierdoor is gedragsverandering lastiger. Daar moeten we tijd voor nemen.

Traditionele tandheelkunde versus Gewoon Gaaf

De reden dat de traditionele strategie (boren en vullen) onvoldoende werkt, komt doordat cariës een ziekte is die afhankelijk is van gedrag. Met het boren en vullen van de caviteiten wordt de ziekte bij het kind niet gestopt, dit kan alleen door gedragsverandering.

Er zijn steeds meer praktijken die de methode Gewoon Gaaf toepassen. Uit de literatuur is gebleken dat caviteiten inactief kunnen worden zonder te vullen (Nyvad B, Fejerskov O. 1986; Mijan M et al. 2014; Hansen NV, Nyvad B. 2017). Bij de Gewoon Gaaf methode en de uitbreiding daarvan, het NRCT concept, ligt de focus op het stoppen van de cariës en het zo minimaal invasief mogelijk behandelen van caviteiten. Communicatie is hierin erg belangrijk, de ouders moeten zich er bewust van worden gemaakt dat alleen zij degenen zijn die de ziekte kunnen vertragen en stoppen.

De traditionele strategie (boren en restaureren) moet dus losgelaten worden omdat hierbij niet de ziekte maar alleen het symptoom aangepakt wordt. De nieuwe KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’ is een hulpmiddel om cariës als ziekte aan te pakken.

Gedragsverandering

Om de Gewoon Gaaf methode en NRCT concept succesvol te laten zijn is er gedragsverandering nodig bij de ouders maar ook bij tandartsen. Wat zijn de valkuilen/struikelblokken? Hoe bereik je deze gedragsverandering?

Gedragsverandering bij ouders

  • Ouders zien ‘het vullen’ vaak als behandeling van de ziekte en worden daarom passief.
  • Het is belangrijk ouders te vertellen dat cariës een ziekte is en dat zij de enige zijn die deze ziekte kunnen stoppen.
  • Adviseren en informeren is onvoldoende om gedrag te veranderen, er is motiverende gespreksvoering nodig.
  • Bespreek ‘doe-het-zelfjes’. Ouders moeten betrokken worden omdat zij de belangrijkste behandelaars zijn van de cariës.

Gedragsverandering bij tandartsen

Voor veel tandartsen in het een drempel om over te stappen naar het NRCT concept. Redenen hiervoor zijn:

  • Het niet of minder invasief behandelen voelt minder vertrouwd.
  • Angst dat de situatie onbeheersbaar wordt.
  • Tandartsen zijn gevoelig voor het commentaar van andere collega’s.
  • Esthetische aspecten, bijvoorbeeld de donkere verkleuring door de behandeling van zilverdiaminefluoride.
  • Tandartsen werken onder tijdsdruk en moeten snel prestaties leveren, terwijl coaching, motiveren en ondersteunen in gedragsverandering meer tijd in beslag neemt.

Motiverende gespreksvoering

Er is dus gedragsverandering nodig. Tandartsen denken vaak (onterecht) dat het verschaffen van informatie tot gedragsverandering leidt. Er is meer nodig omdat veel patiënten snel vergeten wat er gezegd wordt. Daarnaast veranderen mensen alleen als ze dit zelf ook willen. Motiverende gespreksvoering is vanuit de wetenschap de meest effectieve manier om gedrag te veranderen.
De speerpunten van motivational interviewing:

  • Mensen raken vooral overtuigd van wat ze zichzelf horen zeggen.
  • Laat mensen zelf praten (stel vragen) en laat ze hun eigen ideeën uitspreken (luister).
  • Probeer ‘aha-momenten’ te initiëren en laat ouders zelf met oplossingen komen.
  • Wat mensen doen is vaak gebaseerd op gevoelens en overtuigingen.
  • Probeer te begrijpen waarom mensen bepaald gedrag laten zien en toon hier begrip voor. Veel gedrag komt voort vanuit onzekerheid en bezorgdheid. Door dit bespreekbaar te maken, kun je samen met de ouders tot een nieuwe oplossing komen. Een aantal voorbeelden:
    • Het geven van suiker/zoetigheid wordt in veel culturen gezien als het geven van liefde.
    • Sommige kinderen krijgen de hele nacht door borstvoeding omdat ouders bang zijn dat hun kind hongerlijdt.
    • Ouders willen hun kind geen ‘poetstrauma’ bezorgen en poetsen alleen als hun kind daar zin in heeft.
    • De gedachte dat fluoride slecht is voor je kind. Een ouder wil een kind natuurlijk geen slechte dingen geven.

Hoe geef je op een effectieve manier advies?

  • Biedt het in kleine hapjes aan.
  • Vraag eerst om toestemming (ongevraagd advies is als spam).
  • Vraag om toestemming – geef advies – vraag wat ze ervan vinden (sandwich).

Gewoon gaaf

Het Gewoon Gaaf principe is ontstaan in Denemarken. Erik Vermaire heeft dit principe onderzocht in Nederland en met zijn resultaten is de Gewoon Gaaf methode ontwikkeld.

Stappen richtlijn ‘gewoon gaaf’

  1. Onderzoek risicoprofiel
    Wordt het advies cariëspreventie gevolgd? Vraag wat ze nu al doen om de mond gezond te houden.
  2. Mondonderzoek
    Is er sprake van cariësactiviteit? Is er plaque aanwezig? Kijk in de mond en laat de ouder(s) meekijken.
  3. Oefening zelfzorg, plaque kleuren
    Laat de ouders actief meedoen. Het is belangrijk ouders te vertellen dat ze dwars op de tandboog moeten poetsen, met name bij doorbrekende zessen.
  4. Maak het begrijpelijk
    Leg het cariësproces uit aan de hand van plaatjes of spelletjes (zie ook KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’)
  5. Verbetering zelfzorg
    Gebruik motiverende gespreksvoering en stel open vragen. Vraag of je mag vertellen.
  6. Bespreek de doelen met ouders
    Wat is haalbaar? Welke factoren (suikerinname, poetsgedrag, fluoride) kunnen er aangepakt worden?
  7. Noteer de bevindingen, obstakels en besproken doelen
  8. Bespreek het terugkom-interval
    Daarbij is het belangrijk dat je dit de ouders zelf laat bepalen.
  9. Evaluatie
    Bespreek tijdens een evaluatiebezoek wat er gelukt is, niet alleen qua resultaat maar waardeer ook de inspanning. Bespreek ook de obstakels en ga na of de doelen wel of niet te hoog waren. Het helpt om de communicatie te ondersturen met mond- en röntgenfoto’s.

KIMO-richtlijn

De nieuwe KIMO-richtlijn ‘Klinische Praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen’ laat zien dat het toepassen van NRCT, met ‘gewoon gaaf’ als basis, wordt aanbevolen als eerste stap bij kinderen met gecaviteerde laesies in het melkgebit.

Gecaviteerde laesie

De focus ligt op communicatie en het toepassen van beperkte middelen op elementsniveau (NRCT). Caviteiten moeten toegankelijk gemaakt worden voor goede reiniging.

  1. Overweeg de volgende behandelopties (of een combinatie daarvan):
    • Fluoridevernis totdat de laesie arrested is
    • Zilverdiaminefluoride
    • Afdekken caviteitsbodem met glasionomeercement
  2. Is NRCT niet toereikend? Overweeg een van de volgende behandelingen toe te passen:
    • Intensivering NRCT: motiverend gesprek, begeleiding, meer beperkte middelen op element niveau
    • Restauratie volgens minimaal invasieve tandheelkunde
    • Hall kroon

Niet-gecaviteerde laesie

Een caviteit is niet gecaviteerd wanneer er sprake is van een klinisch waarneembare doorschemering zonder klinisch waarneembaar defect in het glazuur. Op de röntgenfoto bevindt de caviteit zich in de buitenste een derde van het dentine. Er is voor deze laesies geen invasieve behandeling nodig, de foto’s moeten wel duidelijk besproken worden en de zelfzorg moet wel veranderd worden.

Wanneer wordt er nog wel voor een restauratie gekozen?

Een restauratie moet worden gezien als een noodgreep ter ondersteuning van gedragsverandering en wordt alleen gebruikt wanneer het niet anders kan. Een (minimaal invasieve) restauratie is sneller geïndiceerd bij:

  • Kinderen met een lage weerstand of medische problematiek
  • Situatie rondom het kind, gezinssituatie
  • Ernstige kokhalsneiging, spasticiteit, hard bijten, gedragsproblemen, beperkingen, psychische problematiek
  • Diepte, ontoegankelijkheid en activiteit van de laesie (grote kans op pijn en ontsteking)
  • Als het cariësproces ondanks alle maatregelen niet stopt
  • Voedselimpactie door verloren contactpunt

Lina Jasulaityte is tandarts pedodontoloog, afkomstig uit Litouwen waar zij in 1996 haar studie tandheelkunde en in 1997 kindertandheelkunde heeft afgerond. Na haar opleiding heeft zij als kindertandarts en docent gewerkt op de afdeling kindertandheelkunde aan Kaunas Medische Universiteit. In 2002 kwam Lina naar Nederland en in 2007 rondde zij haar studie af tot tandarts-pedodontoloog aan ACTA. In 2008 ging zij werken bij Jeugdtandzorg West in Den Haag. Daar behandelt Lina de moeilijkste verwezen gevallen. Het grootste deel van haar werk besteedt zij aan het motiveren en begeleiden van de ouders en kinderen. De Nexø methode leerde Lina al meer dan 25 jaar geleden in Litouwen en sindsdien past zij dat toe in de praktijk. Daarnaast komt haar kennis van pedagogiek en bewegingswetenschappen (universitair diploma in 1989) heel goed van pas. Geduld, enthousiasme en een positieve benadering kan de levens van de kinderen en ouders positief beïnvloeden.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Lina Jasulaityte tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Kindergebit

Mondzorg voor kinderen moet terug in de publieke gezondheidszorg

Op 1 november 2022 is in de Tweede Kamer de motie over het inzetten van mondzorgcoaches op de consultatiebureaus in risicowijken aangenomen. En inmiddels heeft de minister toegezegd dat mondhygiënisten een betaaltitel krijgen om aan de slag te gaan op consultatiebureaus. Dit betekent meer aandacht voor mondzorg op jonge leeftijd door kinderen te benaderen via de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg Katarina Jerković-Ćosić zet uiteen wat dit voor kinderen kan betekenen.

Consultatiebureaus

In 2020 ging twee derde van de kinderen tussen de twee en vier jaar niet naar een tandarts of mondhygiënist. Dit is vooral het geval bij kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische positie (SEP). Volgens de Tweede Kamer is het consultatiebureau daarom de aangewezen plaats om mondzorg onder de aandacht van de risicogroepen te brengen. Met de inzet van mondzorgcoaches is tijdens het project Gezonde Peutermonden al positieve ervaring opgedaan. Daarom wil de landelijke politiek dit uitbreiden naar alle consultatiebureaus in achterstandswijken.

Jeugdgezondheidzorg

Deze ontwikkeling kunnen we zien als de eerste stap naar de terugkeer van de mondzorg binnen de publieke gezondheid. Mondzorg was ook na het verdwijnen van de Tandheelkundig Preventief Medewerker binnen de GGD nog steeds opgenomen in de basistaken van de Jeugdgezondheidzorg (JGZ). De JGZ is echter niet in staat om deze taak op zich te nemen. Mondzorg staat niet op de prioriteitenlijst en de JGZ-medewerkers geven aan onvoldoende kennis en expertise te hebben om ouders te ondersteunen in het aanleren van goed mondzorggedrag bij hun kinderen. Daarnaast zijn de consulten bij de JGZ tegenwoordig vaak vraaggericht. Als ouders geen vragen stellen over mondgezondheid, dan komt het onderwerp meestal niet aan bod.

Infrastructuur

Een intensieve samenwerking met en inzet vanuit organisaties die zich bezig houden met de publieke gezondheid in het verleden zorgden voor een verbetering van de mondgezondheid. Tandheelkundig Preventief Medewerkers ondersteunden ouders, kinderen en leerkrachten. In de afgelopen decennia is vrijwel de gehele infrastructuur met structurele samenwerking tussen publieke en curatieve mondzorg verloren gegaan. Nu is de tijd om die infrastructuur opnieuw op te bouwen. Een eerste logische stap is om bij de jongste groep te beginnen.

Onwetendheid bij ouders

Over het algemeen blijven vooral jonge kinderen uit lage SEP-wijken lang uit het zicht van de mondzorgprofessional. Enkele acties van de zorgverzekeraars om de ouders van deze kinderen op te roepen om de mondzorgprofessional te bezoeken, gaven een licht positief effect. Ouders van deze kinderen ervaren echter nog steeds een drempel om de mondzorgpraktijk te bezoeken. Onwetendheid speelt hierbij een rol. Veel ouders denken dat cariës niet te voorkomen is en dat het goed komt als kind een blijvend gebit krijgt. Schaamte en de angst om zelf in de stoel van de tandarts of mondhygiënist te belanden, met alle kosten van dien, spelen eveneens een rol. Veel ouders weten ook niet dat mondzorg voor kinderen geen extra kosten met zich mee brengt. ‘Gratis’ is niet het juiste woord in deze context, maar juist dit woord moeten we gebruiken bij deze ouders. Voor een deel van de bevolking is mondzorg simpelweg onbetaalbaar geworden. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, ongeletterden, migranten en vluchtelingen. Dus mensen voor wie de woorden als kosteloos etc. niet veel betekenen.

Mondzorgprofessional op consultatiebureau

Ongeveer 98% van de kinderen bezoekt een consultatiebureau. Dit contact is intensief tot vierjarige leeftijd. Juist deze periode is cruciaal om gezond eet- en mondzorggedrag aan te leren. De mondhygiënisten die op het consultatiebureau begeleiding en coaching geven doen juist dát. Ze zorgen dat het gezonde gedrag vanaf het begin aangeleerd wordt, voordat een ongezonde leefstijl is ontstaan. Daarnaast brengen deze mondzorgprofessionals de kinderen voordat ze vier worden in contact met een mondzorgpraktijk in de buurt.
De mondhygiënisten zullen voornamelijk ingezet worden in de risicowijken en -gebieden waar veel kinderen met cariës zijn en kinderen die niet tijdig een mondzorgprofessional bezoeken. Voor de regio’s waar de nood minder hoog is, zou de samenwerking met JGZ door middel van doorverwijzing naar de mondzorgpraktijk, zoals in het project Giga Gaaf, voldoende kunnen zijn.

Preventieprogramma’s

Met een mondhygiënist op consultatiebureaus zijn we er nog niet. Mondzorg moet een plek krijgen in het nationale en regionale preventiebeleid en in preventieprogramma’s. Hiervoor is het nodig om deze taak te expliciteren en de verantwoordelijkheid ergens te onderbrengen. De mondzorgpartijen hebben zich afgelopen tijd volop ingezet om de mondzorg voor jeugdigen op een hoger plan te tillen. Dit lukt echter niet zonder partners uit de publieke gezondheid en nationaal en lokaal beleid.
Een optimaal scenario is dat mondzorg bij de GGD GHOR op de agenda komt met de gedragen verantwoordelijkheid om mondzorg in te bedden in het landelijke preventiebeleid en landelijke programma’s. Daarnaast is per GGD-regio een medewerker mondzorg nodig die het nationaal beleid vertaalt naar de regionale behoefte en uitwerking.

Inspanning GGD/JGZ

De inzet van de mondhygiënisten op consultatiebureaus zoals voorgesteld in de aangenomen motie vraagt nogal wat inspanning van de JGZ. GGD/JGZ moet bepalen welke wijken te maken hebben met slechte mondgezondheid van kinderen, welke acties nodig zijn en op welk niveau, individueel en/of collectief. Ook moeten zij het contact leggen met de regionale mondzorgprofessionals. Een medewerker mondzorg binnen de GGD zou de uitvoering van dit beleid kunnen coördineren. In het meest ideale scenario kan een mondhygiënist als preventiespecialist een coördinerende en een uitvoerende rol binnen de GGD combineren om de individuele en collectieve preventieve mondzorg te leveren en zodoende bij te dragen aan de betere mondgezondheid van kinderen in Nederland.

Door: Katarina Jerković-Ćosić, Lector Innovaties in de Preventieve Zorg bij Hogeschool Utrecht en Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg bij ACTA, Universiteit van Amsterdam.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Op 2 juni kreeg Maddelon de Jong-Lenters de NTVT publicatieprijs uitgereikt voor haar artikel over de ‘Uitblinkers-interventie’. De nieuwe gespreksmethodiek heeft als doel het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar te verbeteren. Hoe werkt deze methodiek? En hoe kunnen praktijken deze gebruiken?

De NTVT publicatieprijs wordt elke twee jaar uitgereikt aan de eerste auteur van het door een jury als beste uitgeroepen artikel in het Nederlands Tijdschrift voor de Tandheelkunde van de twee voorgaande jaren. Dit jaar werd die prijs uitgereikt aan Maddelon de Jong-Lenters voor het artikel “Toepasbaarheid van de ‘Uitblinkers-interventie’ om tandenpoetsen bij kinderen te verbeteren: een pilotonderzoek”, wat zij samen schreef met Janneke van Bussel, Erica Polak, Monique L’Hoir en Denise Duijster.

Wat houdt de Uitblinkers-interventie precies in?

Veel ouders vinden het lastig om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld om regelmatig effectief en met een fluoride tandpaste te poetsen. Met de Uitblinkers methodiek wordt een mondzorgprofessional gestimuleerd een ‘kijkje achter de voordeur’ te nemen bij een gezin. Op deze manier kan hij of zij ontdekken waar de moeilijkheden of zogenaamde barrières zitten, voor ouders in de mondzorg voor hun kind.

Er zijn verschillende barrières die zich kunnen voordoen. Die zijn in te delen in drie categorieën factoren: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeidheid, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezin en het functioneren daarvan (ouder-kind interactie, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er barrières ontstaan, waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Voor de Uitblinkers-methodiek zijn deze barrières duidelijk op kaarten gezet. Deze kaarten kunnen erbij gepakt worden tijdens een gesprek met de ouders. Dat maakt het in een gesprek makkelijker om te identificeren waar het probleem met tandpoetsen precies ligt.

De kaarten maken de problemen heel herkenbaar voor ouders. En door met de kaarten duidelijk te maken dat diezelfde problemen bij meer gezinnen voorkomen, voelt het advies voor ouders ook minder veroordelend. Ze kunnen hun problemen wat beter relativeren. Het is allemaal zo erg niet, we kunnen dit oplossen.

Op de achterkant van de kaarten staan vervolgens mogelijke aanpakken beschreven die de mondzorgverlener samen met de ouders kan bespreken. Deze aanpakken zijn gebaseerd op opvoedkundige principes. Mede-onderzoeker Denise Duijster omschrijft de methodiek dan ook als een mini opvoedkundige interventie in de tandartsenpraktijk.

Enkele kenmerken van de gespreksmethodiek zijn:

• Je gaat positief in gesprek met ouders, o.a. door eerst te vragen wat er al wél goed gaat met tandenpoetsen
• Je identificeert waar de barrières liggen door middel van open vragen
• Je laat ouders meedenken over oplossingen
• Je probeert passende oplossingen aan te reiken
• Je complimenteert en toont begrip

Waarom is er een nieuwe methodiek nodig?

Maddelon de Jong-Lenters heeft zelf een kinderverwijspraktijk in Leiden. Daar merkt ze regelmatig dat ouders het lastig vinden om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, ondanks dat ze wel gemotiveerd zijn. Zij begrijpen dat de mondzorg van hun kind belangrijk is, ze willen goed voor het gebit van hun kind zorgen – maar zoals hierboven al werd genoemd: ze ervaren barrières waarom het hen niet goed lukt. ‘Vaak wordt gedacht dat ouders niet voldoende gemotiveerd zijn, maar dat is vaak het probleem helemaal niet’, zegt de Jong-Lenters.

Puur voorlichting en kennisoverdracht aan de ouders helpt hen onvoldoende. Daarmee realiseer je maar lastig échte gedragsverandering, blijkt uit onderzoek. “Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken”, zeiden De Jong-Lenters en Duijster tijdens een lezing op Quality Practice over de Uitblinkers-interventie. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon, zelf die invloed hebben op het wel of niet vertonen van gezond gedrag.

Er is dus een nieuwe methodiek nodig die ouders helpt met de mondverzorging van hun kind en die rekening houdt met externe factoren op het gedrag. En die verder gaat dan puur theoretische voorlichting. Daar biedt de Uitblinkers-interventie een oplossing.

Hoe effectief is de Uitblinkers-methodiek?

De prijs die de Jong-Lenters in ontvangst mocht nemen, betrof een artikel over een pilot die gedaan is, met 21 getrainde preventieassistenten. Onder andere vanwege corona heeft verder onderzoek vertraging opgelopen. Daarom kunnen er nog geen lange termijn uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de Uitblinkers-interventie op de mondgezondheid van kinderen – of de ervaringen van ouders met het tandenpoetsen van hun kinderen.

De Jong-Lenters en Duijster willen nog een langer onderzoek opzetten waarbij over een periode van twee jaar wordt gekeken wat de effectiviteit van de methodiek is op het poetsgedrag van kinderen en de ontwikkeling van cariës. Daarvoor zijn veertig praktijken nodig (twintig interventiepraktijken en twintig controlepraktijken).

Wat wel gezegd kan worden is dat de preventieassistenten heel positief waren over de methodiek. Slechts één deelnemer aan het pilotonderzoek gaf aan dat de methodiek niet bij haar paste. Er zijn dus al wel aanwijzingen dat de nieuwe methodiek effectief is in het verbeteren van de gesprekken tussen mondzorgprofessional en ouders. De resultaten uit de pilot zijn dan ook veelbelovend.

Hoe wordt de methodiek ontvangen door mondzorgprofessionals?

Mondzorgprofessionals krijgen bij het horen over de methodiek misschien het gevoel dat ze als een soort psycholoog aan de slag moeten om de problemen binnen een huishouden te identificeren. Maar volgens Maddelon de Jong-Lenters valt dat reuze mee. Zij geeft juist aan dat de methode gesprekken met ouders alleen maar makkelijker én leuker maken. Dat blijkt ook uit de positieve reacties van deelnemers aan het pilotonderzoek. Zij zijn heel enthousiast over de nieuwe methode.

Natuurlijk zagen de deelnemers ook nog wat verbeterpunten. Zo zou het beter zijn om de methodiek integraal op te nemen in de werkwijze van de praktijk, in plaats van dit alleen over te laten aan bijvoorbeeld een preventie-assistent. Daarnaast bleek de follow-up procedure tijdens de pilot te strikt. Na het initiële gesprek is het goed om nog eens contact op te nemen met de ouders om te kijken hoe het gaat met het tandenpoetsen – zoals ook werd gedaan tijdens het onderzoek. Maar dat hoeft niet per se op een vast moment. De onderzoekers geven aan al deze feedback mee te nemen in de rest van hun onderzoek en de ontwikkeling van de Uitblinkers-interventie.

Hoe kunnen praktijken zich aanmelden om mee te doen aan verder onderzoek?

De Jong-Lenters en Duijster zijn nog op zoek naar praktijken die hen willen helpen met het verdere onderzoek naar en de ontwikkeling van de Uitblinkers-methodiek. Dit is nodig om de effectiviteit van de methodiek verder vast te kunnen stellen en de methodiek verder te kunnen verbeteren.

Praktijken die 1) graag geschoold willen worden in de Uitblinkers-interventie, 2) deze methode in de praktijk willen gaan toepassen, en 3) het kunnen overzien om daar data over te verzamelen, kunnen zich aanmelden via de website van Stichting Blinkers.

Hoe kunnen praktijken nu gebruik maken van de Uitblinkers-methodiek?

Hoewel de Uitblinkers-methodiek nog verder ontwikkeld wordt, kunnen praktijken al wel training krijgen in het toepassen van deze nieuwe interventie. Via de website van Stichting Blinkers kunnen praktijken zich aanmelden voor een training. Deze training bestaat uit drie halve dagen onderwijs en oefening, waarvan één ‘terugkomdag’, waarop deelnemers gerichte feedback krijgen om hun vaardigheden verder te verbeteren.

Na de training kunnen deelnemers de barrières van ouders bij het tandenpoetsen herkennen en uitvragen. Weten deelnemers hoe ze een mogelijke aanpak kunnen afstemmen op de barrières en behoeften binnen het gezin. En hebben deelnemers een toolkit, bestaande uit kaarten en ondersteunende materialen, om de gespreksmethodiek in te praktijk toe te passen. Daarmee kunnen praktijken nu al aan de slag met de Uitblinkers-interventie.

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk. Ook verdiept zij zich naast haar werk als tandarts in de gezondheidspsychologie.

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Minister Schouten wil terugkomst van schooltandarts

Minister Schouten wil terugkomst van schooltandarts

Minister Carola Schouten voor Armoedebeleid wil de terugkeer van de schooltandarts. Zo wil zij kinderen uit arme gezinnen toegang tot de tandarts geven, vertelt zij in een interview met het AD. Een op de vijf kinderen gaat momenteel nooit naar de tandarts, terwijl mondzorg tot 18 jaar gratis is.

“Er zijn mensen die niet meer naar de tandarts gaan, omdat ze het niet kunnen betalen. Die zijn niet bang voor de tandarts maar voor de rekening van de tandarts. Hun kinderen gaan vervolgens ook niet naar de tandarts”, zegt de minister in het AD.

Grote gevolgen

Het niet-bezoeken van de tandarts op jonge leeftijd kan volgens minister Schouten grote gevolgen hebben. Kinderen lopen zo het risico op latere leeftijd hogere mondzorgkosten te krijgen. De minister zegt dat een slecht gebit “niet alleen op je gezondheid kan slaan, maar ook tot minder zelfvertrouwen of zelfs tot schaamte kan leiden.”

Ze zegt dat vroeger haar hele klas naar de schooltandarts werd gestuurd, waardoor er geen risico op stigmatisering was. “Dus dat kun je veel breder opzetten. Die kinderen zijn immers verzekerd. Hoe je dat vormgeeft, of het met zo’n bus moet of dat de tandarts op school komt, daar kunnen we het over hebben.”

KNMT pleit voor ‘huistandarts’

De KNMT is “in principe geen voorstander” van de inzet van schooltandartsen. “Het is namelijk juist belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk een ‘huistandarts’ krijgen, waar ze met hun ouders komen en ze samen mondzorginstructie krijgen – bijvoorbeeld via het programma Gewoon Gaaf. Bij het bereiken van kinderen die nu niet bekend zijn bij een mondzorgpraktijk kunnen scholen wel een belangrijke rol spelen”, zegt de KNMT.

De beroepsorganisatie is wel blij met de aandacht die minister Schouten schenkt aan mondzorg voor mensen die met name om financiële redenen geen tandarts bezoeken.

Bronnen:
AD
KNMT

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Oude techniek is mogelijk het antwoord op het verwijderen van melktanden bij jonge, nerveuze kinderen

Oude techniek is mogelijk het antwoord op het verwijderen van melktanden bij jonge, nerveuze kinderen

Een methode voor het tandenextractie die minstens een eeuw oud is kan het antwoord zijn op het verwijderen van melktanden bij nerveuze kinderen. Door het plaatsen van een elastiekje over een losse melktand zou de tand binnen een week pijnloos moeten exfoliëren, wordt beschreven in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics Clinical Companion.

Oude techniek

Atraumatische extractie werd alledaags in de jaren dertig van de vorige eeuw als een manier om blijvende tanden bij hemofiliepatiënten te verwijderen. Vóór deze techniek waren extracties risicovol met een hoge incidentie van overlijden bij zulke patiënten door hun bloedstollingsproblemen. De methode was succesvol omdat de tanden losser kwamen te zitten en uitvielen of verwijderd konden worden zonder trauma.

Hoe het werkt

De techniek houdt in dat een clinicus een orthodontisch elastiekje over de tand schuift tot beneden de contactpunten. Het elastiekje beweegt vanzelf langs de wortel en veroorzaakt zo snelle atrofie van het periodontium.

Succesvol in verschillende situaties

Door de jaren heen is de methode ook toegepast in andere situaties waar atraumatische tandextractie wenselijk was. Een voorbeeld hiervan is bij patiënten met een groot risico op osteonecrose door een bifosfonaatbehandeling. Daarnaast is het zelfs gebruikt om een ontstoken slagtand van een olifant te verwijderen – zonder het dier onder narcose te brengen!

Twee testpersonen

Met deze successen in het achterhoofd gebruikten de auteurs van het artikel de techniek om gingivaal behouden melktanden te verwijderen bij gezonde, zenuwachtige kinderen. Een 13-jarige jongen en een 12-jarig meisje waren de testpersonen.

Tand valt op tweede dag uit

Bij de jongen moest de gingivaal behouden linker tweede molaar verwijderd worden voor een orthodontische apparaat geplaatst kon worden. Omdat hij te bang was om de tand te laten trekken en de tand er niet zelf kon krijgen, plaatste de tandarts een elastiekje om de kroon. De jongen ervoer geen pijn tijdens de procedure die slechts enkele seconden duurde. Bij de volgende afspraak een week later was de melktand verdwenen en de volgende premolaar duidelijk doorgebroken. Volgens het kind viel de tand uit op de tweede dag.

Na zeven dagen uittrekken

De methode was ook succesvol in het verwijderen van een melktand die immobiel was door onvolledige wortelresorptie bij een 12-jarig meisje. Een clinicus plaatste een elastiekje over de maxillaire linker tweede molaar vanwege een ectopische premolaar. De familie stond een tandextractie met plaatselijke verdoving niet toe, maar deze techniek wel. Zeven dagen later was de tand mobiel en geëxtrudeerd. De pediatrische tandarts kon de tand er met zijn vingers uittrekken, zonder verdoving.

Gevaarlijk bij verkeerd gebruik

Het kan volgens de auteurs gevaarlijk zijn om de extractietechniek te gebruiken als deze niet goed wordt gebruikt. Wanneer de elastiekjes verkeerd worden geplaatst kunnen ze iatrogene extractie van gezonde tanden veroorzaken. Ook is de methode niet bedoeld voor melktanden met wortels die nog permanent verbonden zijn met de kaak of die zonder opvolgers.

Vertragingen orthodontische behanndeling voorkomen

Desalniettemin kan bezorgdheid over melktandextractie ertoe leiden dat kinderen noodzakelijke orthodontische behandeling niet kunnen krijgen. Door de atraumatische techniek te gebruiken om natuurlijke, pijnloze exfoliatie aan te moedigen kan trauma geminimaliseerd en angst van een kind beheerst worden. Zo kunnen vertragingen in de orthodontische behandeling voorkomen worden.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics Clinical Companion 

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Kaakchirurgen zouden moeten overwegen om de derde molaren van kinderen voortijdig te extraheren voordat er wordt begonnen met een antiresorptieve botziektebehandeling. Dit kan voorkomen dat ze medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) ontwikkelen, volgens een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery.

Hoger risico op MRONJ door tandextracties

Antiresorptieve therapieën, zoals bisfosfaten en denosumab, worden vaak voorgeschreven om botziekten en kankergerelateerde aandoeningen te behandeling. Een belangrijke bijwerking hiervan is MRONJ, een progressieve dood van het kaakbot. Tandextracties verhogen het risico op deze aandoening, volgens de auteurs.

Ook bij kinderen

Clinici schrijven antiresorptieve therapieën vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen. Volwassenen lopen een ongeveer 15% verhoogd risico op medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak na een traumatisch letsel tijdens het gebruik van bisfosfonaten. Deze medicijnen zijn recentelijk echter een gunstige behandelingsmethode geworden onder de pediatrische bevolking. Het is nog niet bekend hoe antiresorptieve behandelingen het optreden van MRONJ bij pediatrische patiënten beïnvloedt.

Extractie van derde molaren

Dit betekent volgens de auteurs niet dat tandheelkundigen het mogelijk voorkomen van deze bijwerking na tandextractie mogen negeren. Een veelvoorkomende procedure is de extractie van de derde molaren. Voortijdige extractie kan het noodzakelijk maken om overtollig bot te verwijderen. Extractie voor de wortels voor een derde tot twee derde zijn ontwikkeld is daarom niet ideaal, maar zorgt ook niet voor significante risico’s.

Grote kans op latere extractie bij kinderen

Het optimale verwijdermoment vindt meestal plaats in de late tienerjaren tot begin twintig. Wanneer kinderen een antiresorptieve behandeling ondergaan is de kans dus groot dat de derde molaren later nog moeten worden geëxtraheerd, met de daarbij behorende risico’s van dien. Het is wel mogelijk om tijdelijk met medicatie te stoppen, maar om verschillende redenen kan een medicijnvakantie leiden tot de progressie en verdere complicaties die verband houden met de botziekte van de patiënt.

Procedure uitvoeren voor therapie wordt gestart?

Dit roept de vraag op of deze procedure moet worden uitgevoerd voordat de medicijnen worden gestart, zelfs als de kiezen niet ideaal zijn ontwikkeld. De auteurs zijn van mening dat het uitvoeren van alle tandheelkundige behandelingen voor de antiresorptieve therapie begint inderdaad de meest ideale optie is om MRONJ te voorkomen: “we zijn van mening dat de voordelen exponentieel opwegen tegen de nadelen van deze profylactische extracties”, schrijven ze.

Pediatrische kinderarts en kaakchirurg

Alle pediatrische patiënten die met dergelijke behandelingen beginnen zouden moeten worden doorverwezen naar een pediatrische tandarts en een kaakchirurg “voor een volledige evaluatie van […] extracties, met name van derde molaren”. Ook zouden de tandheelkundigen en hun medische collega’s goed moeten communiceren over het begin van de behandeling en het belang van het verwijderen van de derde molaren bij hun patiënten.

Afweging van voordelen en risico’s

“De veiligheid en werkzaamheid van het uit voorzorg verwijderen van tanden moeten worden afgewogen tegen de risico’s die gepaard gaan met extractie na het starten van antiresorptieve therapie”, schrijven de auteurs.

Bron
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Poster: De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Bij Molar-Incisor Hypomineralisation (MIH) is sprake van een glazuurafwijking, gediagnosticeerd na eruptie, wat een element meer poreus maakt. MIH verhoogt het cariësrisico wat voor kinderen psychisch en fysiek belastend is. In Nederland is onduidelijkheid over de prevalentie en de mogelijk geassocieerde factoren met MIH. Dit onderzoek wil inzicht krijgen in het MIH-prevalentiecijfer en tevens welke factoren geassocieerd zijn met MIH in de longitudinale cohortstudie.

Onderzoek door Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal en methode

Van 4086 13-jarige kinderen zijn mondfoto’s verzameld waarvan 1072 kinderen willekeurig zijn geselecteerd voor dit dossieronderzoek. Het EAPD-scoresysteem (European Academy of Peadiatric Dentistry) werd gehanteerd om wel/geen MIH vast te stellen aan de hand van mondfoto’s door twee onderzoekers.

De mate van inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid overeenkomst tussen en binnen de onderzoekers werd uitgedrukt in Cohen’s Kappa. De Chi-kwadraat toets is gebruikt om na te gaan of MIH is geassocieerd met de volgende factoren:

Geslacht, etniciteit, DMFT-getal (decayed, missing, filled teeth), HSPM (Hypomineralised Second Primary Molar), luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren, roken, alcohol- en foliumzuurgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, tweeling zijn, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, keizersnede en/of sociaaleconomische status.

Leeftijd werd getoetst met de Mann-Whitney U test. De analyses werden uitgevoerd in SPSS 25.0 met P< 0.05 als statistisch significant.

Resultaten

Bij 932/ 1072 kinderen, gemiddeld 13,6 jaar (SD± 0,37), kon wel/geen MIH worden vastgesteld. Van 140 kinderen waren de mondfoto’s niet te beoordelen. Bij 131/932 kinderen (14,1%) werd MIH vastgesteld, waarbij MHI bij element 16 de hoogste prevalentie had (5,7%). MIH kwam het meest voor bij molaren in de bovenkaak (10,5%).

Het DMFT-getal werd significant geassocieerd met MIH (p <0,001). De factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren konden niet worden getoetst door een gebrek aan data. De overige factoren bleken niet significant geassocieerd met MIH (p ≥ 0,108). De Cohen’s Kappa gaf met ≥0,81 een ‘bijna perfecte’ inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid aan.

De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Het DMFT-getal is significant hoger bij kinderen met MIH dan bij kinderen zonder MIH. Het element 16 had de hoogste prevalentie (5,7%). Van de factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren ontbraken data, dit verdient aanvullend onderzoek. De overige factoren bleken niet met MIH geassocieerd. De MIH-prevalentie was 14,1% in dit studiecohort. Meer onderzoek is nodig om achter geassocieerde factoren met MIH te komen dan wel combinaties van factoren. Zo kunnen zorgverleners kinderen en de ouders vroegtijdig informeren en adviseren om cariës te voorkomen.

Poster ontwikkeld door:

Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Cariës, Kindertandheelkunde, Thema A-Z