De eerste werkervaring van drie jonge tandartsen

eerste werkervaring van drie jonge tandartsen

Het aantal buitenlandse tandartsen neemt toe en ook het aantal tandartsen die tegen de pensioenleeftijd aanlopen. Maar wie is die jonge tandarts die gewoon uit de Hollandse klei getrokken is? Inge Henkens, Egbert Stroosnijder en Sarissa de Leeuw geven een kijkje in hun pas gestarte carrière als tandarts.

Back-up
Inge Henkens studeerde in 2015 af aan de ACTA. Haar carrière als tandarts begon bij Tandheelkunde Zonnestraal in Hilversum. Ze vertelt ons waarom: “Via een studiegenoot ben ik in deze praktijk gaan werken. Het voordeel van werken in een grote praktijk is dat er meer mensen zijn aan wie je advies kunt vragen en waarbij je mee kunt kijken.

inge
Als startende tandarts weet je namelijk een heleboel, maar je hebt nog maar weinig echt in de vingers. Met al die collega’s om je heen heb je een back-up als je twijfelt over diagnostiek of als er iets niet lukt. Elke collega is expert in een eigen domein en zo kan ik bijna voor ieder afzonderlijk onderwerp bij iemand terecht die daar veel vanaf weet. Het is fijn om alles onder een dak te hebben zodat ik veel controle over de behandelplannen houd en ook actief mee kan kijken en helpen bij het uitvoeren van specialistische onderdelen.”

“We komen er altijd uit”
Egbert Stroosnijder studeerde eveneens in 2015 af maar dan in Groningen en werkt nu in twee praktijken, waaronder Een Prachtige Lach. Ook dit is een moderne praktijk met verschillende differentiaties: “Dit is hartstikke gaaf omdat je zo veel ziet en leert, maar zo zie je dus wel dat er nog een hoop te leren valt.” Stroosnijder wilde eerst kaakchirurg worden maar werd toch als een ‘gewone tandarts’ binnen gehaald door de praktijkeigenaar. “Om kaakchirurg te worden moet je zowel Geneeskunde als Tandheelkunde studeren. Ik besloot eerst de opleiding Tandheelkunde te doen. Na mijn co-schappen kaakchirurgie heb ik besloten toch “gewoon” tandarts te worden. De opleiding Kaakchirurgie beviel me erg goed en de stage was leuk, maar het bleek toch niet helemaal mijn ding.” Gelukkig kan Stroosnijder genoeg uitdaging vinden binnen de praktijk:  “Zelf vind ik endodontische herbehandelingen nog lastig om te doen. Dit is iets wat ik graag zou willen kunnen maar als net begonnen tandarts is het niet vreemd dat ik dit moeilijk vind. Het is gewoon lastig. Ook is het moeilijk om een plan te maken voor patiënten met uitgebreide slijtage. Er is veel weefsel weg, er is vaak weinig referentie en er zijn verschillende opties om het aan te pakken. Niet iedereen heeft dezelfde financiële middelen, waardoor je plan soms heel anders kan worden. Daardoor vind ik het soms lastig om te beslissen hoe we het gaan aanpakken. Gelukkig is er in beide praktijken geen gebrek aan steun dus we komen er altijd uit.”

egbert

 

 

 

 

 

 

 

Een kleine en een grote praktijk
Sarissa de Leeuw werkt ook in twee praktijken: “Ik heb niet echt bewust voor deze praktijken gekozen, omdat ik door beide praktijken ben benaderd.  De twee praktijken zijn heel erg verschillend van elkaar en dat sprak mij juist aan. De ene praktijk – Tandartspraktijk van den Goorbergh – is een kleine praktijk met drie tandartsen, twee mondhygiënisten, een tandprotheticus en vier (preventie)assistentes.  De andere praktijk is een grote groepspraktijk en onderdeel van een keten (Dentconnect). Hier werken in totaal vijf tandartsen, twee mondhygiënisten, een tandprotheticus, acht assistentes, twee preventieassistentes en twee baliemedewerkers.  In de kleinere praktijk is er meer ruimte voor overleg met mijn collega over behandelplannen en om te helpen tijdens een moeilijke behandeling. Ik doe hier meer aan het uitwerken van begrotingen, terwijl dit in de grotere praktijk gedaan wordt door de assistente.  De gemaakte begroting wordt dan nog wel door mij gecontroleerd.  Vanuit de grotere praktijk wordt iedere maand een cursus of lezing aangeboden over een bepaald onderwerp. Zo heeft iedere praktijk zijn voor- en nadelen. Ik heb dan ook geen voorkeur voor een bepaalde praktijk. Ik heb het bij beide praktijken erg naar mijn zin.”

Sarissa de Leeuw

Leren van collega’s
Alle drie de jonge tandartsen leren dus van hun collega’s. Henkens merkt dat ze ervaring mist en dat ze naast het inschakelen van collega’s vooral leert door te ‘doen’. Stroosnijder: “Voor mij sluit de studie wel redelijk aan op de praktijk. Het grote verschil is vooral de snelheid. Dat was de eerste weken toen ik begon wel even wennen. Ik denk dat het goed is om een praktijkstage voor iedereen verplicht te maken. Dan heb je al even aan de praktijk geproefd voordat je er echt aan begint.” De Leeuw: “In de praktijk merk ik dat ik soms nog te lief wil zijn voor de patiënt. Dit ‘probleem’ had ik al tijdens mijn studie. Ik maak soms van het probleem van de patiënt mijn probleem. Daarbij zijn sommige problemen niet op te lossen.  Ik moet nog leren om het overzicht te behouden. Het is belangrijk om de gehele mond goed in kaart te brengen en daarna pas een behandelplan op te stellen.  Hierbij moet je ook denken aan de mondhygiëne, motivatie en algehele gezondheid van de patiënt.”

Assistenten en mondhygiënisten
Naast directe collega’s hebben de jonge tandartsen ook ineens te maken met allerlei assistenten en mondhygiënisten. Henkens over haar assistenten: “Assistenten zijn heel fijn! In het begin is het enorm wennen, maar het zorgt er wel voor dat je je volledig kunt focussen op de behandeling van de patiënt. Door de assistente kun je ook veel sneller werken en meer ergonomisch proberen te werken.” Ook werkt ze samen met preventieassistenten en mondhygiënisten: “Bij mij in de praktijk is het erg duidelijk wat de preventieassistente en de mondhygiëniste doet. Een paropreventieassistente hebben we niet en ik zou ook niet echt weten wat deze precies voor rol tussen de twee anderen zou moeten zijn.”

Henkens heeft al haar mening over de taakherschikking: “Ik merk dat er nog veel onduidelijkheid bij anderen is over wie wat precies mag doen. Dit lijkt me onwenselijk. Er zouden duidelijke beroepsprofielen moeten zijn voor elk van de assistenten. Door het tekort aan tandartsen, wat waarschijnlijk de komende jaren alleen maar erger wordt, denk ik dat het wel noodzakelijk is dat bepaalde taken die de tandarts nu nog uitvoert, worden uitbesteed aan de mondhygiënist. Bij sommige patiënten doe ik zelf nog de redelijk uitgebreide gebitsreiniging, omdat ik daar nu vaak nog wel de tijd voor heb. Als mijn agenda in de toekomst helemaal vol komt te staan met andere behandelingen, kan dat niet meer. De mondhygiënist zal het drukker krijgen in de toekomst en kan misschien minder tijd dan gewenst besteden aan de preventie bij patiënten. De preventieassistente kan dit dan mooi doen. Het lijkt me wel belangrijk dat duidelijk is waar de grenzen liggen van wat wel en niet mag.” Voor de Leeuw is het wel duidelijk wie wat doet: “Ja, het is mij wel duidelijk wie wat doet in de mondzorg. De tandarts speelt hierin de sturende en controlerende rol. Hij/zij bepaalt of een patiënt een behandeling nodig heeft bij een preventieassistent, mondhygiënist of  parodontoloog. Als er bij een patiënt sprake is van onvoldoende mondhygiëne en alleen supragingivaal tandsteen wordt hij doorverwezen naar een preventieassistent, zodat daar de mondhygiëne bijgestuurd kan worden en het tandsteen boven het tandvlees verwijderd kan worden. Indien er ook tandsteen onder het tandvlees (subgingivaal) aanwezig is en/of er sprake is van pockets van minimaal 4mm dan wordt de patiënt doorverwezen naar een mondhygiënist.“ Ook Stroosnijder werkt met preventieassistenten en mondhygiënisten: ”De samenwerking loopt erg gemakkelijk. Er kan makkelijk overlegd worden met de mondhygiënisten waardoor de planning vervolgens een stuk vlotter loopt. Ook de samenwerking met de preventieassistent is goed. Wanneer er niet al te veel tandsteen zit en het supra is, kan de preventieassistent reinigen en instructie geven terwijl ik de administratie doe. Dit werkt voor mij erg fijn.”

Leren
Behalve dat deze jonge tandartsen nog veel kunnen leren van de wat oudere tandarts, zou de oudere tandarts ook kunnen leren van deze jonge tandartsen. De Leeuw: “Ik merk dat de jongere generatie tandartsen veel terughoudender is in het indiceren van kronen en meer uitgebreid restaureert met composiet. Daarnaast krijg ik vaak te horen dat de patiënt het fijn vindt dat ik veel vertel tijdens mijn behandeling.  Bijna alles wat ik doe, vertel ik aan de patiënt. Hierdoor weet de patiënt wat hij kan verwachten en ligt hij rustiger in de stoel. Ook bij het maken van de beslissing tussen verschillende behandelopties vertel ik aan de patiënt wat de voor- en nadelen zijn van de behandelingen, zodat we gezamenlijk een keuze kunnen maken.  Ik denk dat tegenwoordig – en misschien was dat altijd al zo – goede communicatie met de patiënt het belangrijkste is.” Communicatie is niet alleen op de werkvloer belangrijk maar ook tijdens de studie, vertelt De Leeuw verder: “Ik heb tijdens mijn studie Tandheelkunde altijd heel erg hard moeten werken voor de praktische toetsen en examens. Ik miste hierbij heel erg de positieve feedback. Je kreeg altijd te horen wat je fout deed, maar nooit wat er goed ging. Dit heeft dus niets te maken met de inhoudelijk stof van de opleiding, maar hoe de omgang tussen tandarts-docent en student was. Ik heb altijd een goede band gehad met mijn begeleidende docenten, echter waren erg genoeg studenten waarbij dit anders was. Samenvattend zou ik het advies willen geven aan de tandarts-docenten om meer positieve feedback te geven aan de studenten, zodat ze gestimuleerd worden om zichzelf te verbeteren.”

Communicatie
“Ook Henkens merkt een verschil in communicatie tussen de jonge tandarts en de oudere generatie: “Ik ben erg gefocust op een goed informed consent. Ik kan hier soms behulpzaam bij zijn. Ik ben goed in het op een rij zetten van voor- en nadelen en eventuele complicaties. Zo is het voor patiënten duidelijk wat de mogelijkheden zijn, waarom een bepaalde optie wel of niet zinvol is en kunnen ze zelf een goede keuze maken. Daarnaast hoor ik geregeld van patiënten dat ze geen idee hadden waarom behandelingen uitgevoerd moeten worden en hoe dit gaat gebeuren. Deze patiënten geven achteraf aan dat ze het heel prettig vonden dat ik heb uitgelegd wat ik doe en waarom. Misschien komt dit door mijn juridische achtergrond. Ik ben namelijk tijdens mijn 4e jaar Tandheelkunde gestart met een bachelor rechten. Ik merkte dat ik Tandheelkunde wel leuk vond, maar mezelf geen 40 jaar elke dag aan de stoel zag zitten. Ik ben daarom gewoon maar gestart met een tweede studie als verbreding en dat gaat me goed af. Nu ben ik bezig met een master Gezondheidsrecht, die ik in juni zal afronden, waarbij ik me voornamelijk verdiep in klachtrecht, medisch aansprakelijkheidsrecht en tuchtrecht. Ik schrijf een scriptie over het nut van richtlijnen voor de tandheelkunde. Ik heb binnenkort dus een leuke aanvulling naast het werken als tandarts. Iets heel anders, maar toch voldoende raakvlakken met de tandheelkunde. Ik hoop uiteindelijk het werk als tandarts en jurist een beetje te kunnen combineren.”

Toekomst
Henkens vinden we straks dus minder terug aan de stoel. Stroosnijder zijn we straks in Nederland misschien wel helemaal kwijt? “Mijn droom is om ooit in de toekomst in het buitenland te wonen en werken. Daarnaast lijkt het met leuk om me ergens in gaan te verdiepen. Waarin weet ik nog niet. Specialiseren hoeft van mij nog niet, maar ergens echt goed in worden, lijkt me leuk.” De Leeuw raken we gelukkig niet kwijt: ”In de nabije toekomst ben ik vooral nog gericht op het opdoen van veel ervaring. Iedere week leer ik en zie ik weer nieuwe dingen. In de verre toekomst hoop ik mij te kunnen gaan verdiepen in de endodontologie. Het opdoen van veel ervaring gaat vanzelf. Ik werk nu 4,5 dag in de week, waarbij ik 2,5 dag nauw samenwerk met een tandarts-implantoloog, die de tijd neemt om mij dingen uit te leggen en tips geeft.  Hij daagt mij uit om dingen aan te pakken, die ik eigenlijk nog niet zo goed durf. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een totaalextractie of een lastig behandelplan met een frame op telescoopkronen. Verder wil ik me nog meer verdiepen in de endodontologie door middel van cursussen.“

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Carrière, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z