slaapapneu

Voor welke patiënten met slaapapneu is een MRA-beugel geschikt?

Volgens een studie gepubliceerd in The Journal of Oral Rehabilitation kunnen de craniofaciale kenmerken van tandheelkundige patiënten voorspellen of een mandibulair repositie apparaat (MRA)-beugel hun obstructieve slaapapneu (OSA) kan verminderen.

MRA-beugel

MRA-beugels bieden een niet-invasieve manier om patiënten met OSA te helpen, maar de respons op de behandeling varieert. Om de rol van craniofaciale kenmerken in de respons van patiënten op MRA-beugels te onderzoeken, voerden de auteurs een studie uit.

Craniofaciale kenmerken

Wanneer een patiënt een hogere baseline-apneu-hypopneu-index (AHI) en een grotere gonionhoek heeft is er minder kans om hun slaapapneu te verbeteren door het dragen van een MRA-beugel.
De negatieve effecten van de ernst van OSA zijn in veel onderzoeken gerapporteerd. De gonionhoek kwam hierin naar voren als een belangrijke factor die de behandelingsresultaten beïnvloedde.

Onderzoek

Er is onderzoek gedaan bij 42 mannen met een gemiddelde leeftijd van 41 jaar en een AHI van 21,5 voorvallen per uur. Van deze patiënten hadden er 13 een lage onderkaakhoek, 14 een gemiddelde hoek en 15 een hoge hoek.

Er werden verstelbare MRA-beugels gebruikt om de onderkaak elke dag naar voren te titreren van 0 mm met een toename van 0,5 mm per dag.
De groepen werden vergeleken door polysomnografie uitkomsten, mandibulaire protrusie waarden, veranderingen in metingen van magnetische resonantiebeeldvorming van de bovenste luchtwegen en neusweerstand te evalueren.

Resultaten

De normalisatiesnelheid, een AHI van minder dan 5 voorvallen per uur, was ongeveer 92% in patiënten met een lage onderkaakhoek. In patiënten met een gemiddelde hoek was dit ongeveer 57% en ongeveer 47% in patiënten met een hoge onderkaakhoek.
Hierna voerden de auteurs een logistische regressie uit, en hieruit bleek dat een grotere gonionhoek en baseline AHI de kans op normalisatie kan verminderen.

Conclusie

De studie had verschillende beperkingen waaronder de kleine steekproefomvang maar concluderend tonen de bevindingen aan dat een hoge gonionhoek van de mandibula een ongunstige factor zou zijn voor een MRA-beugel behandeling om slaapapneu te verminderen.

Bron:
The Journal of Oral Rehabilitation

 

 

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
slapen, vrouw, bed

Slaapzorg(en) in de tandartspraktijk

Zoals alom bekend is geven mensen met een verstoorde slaap onder andere aan last te hebben van vermoeidheid, slaperigheid overdag, afname van concentratie, geheugen, en depressieve gevoelens. Zeker een derde deel van de bevolking heeft te maken met slaapproblemen. En de gevolgen zijn niet altijd te overzien. Er is bijvoorbeeld een verhoogde kans op betrokkenheid bij verkeers- en bedrijfsongelukken, een hoog ziekteverzuim en een afname van levenskwaliteit. Dit heeft enorme (economische) impact op ons gezondheidsstelsel en de maatschappij. Daarom is preventie, diagnostiek en behandeling van slaapstoornissen van cruciaal belang.

Maar wat is nou de rol van de tandarts, als het gaat om de tandheelkundige slaapstoornissen? Om dit vorm te geven is het van belang dat er een duidelijke definitie is. Deze is als volgt gedefinieerd:

“Dental sleep medicine is the discipline concerned with the study of the oral and maxillofacial causes and consequences of sleep-related problems”.

Verslag van de lezing van prof. dr. Ghizlane Aarab, tijdens het NVTS-Lustrumcongres. Zij doet onderzoek, verzorgt onderwijs en behandelt patiënten in het kader van de tandheelkundige slaapgeneeskunde op de afdeling Orofaciale Pijn en Disfunctie bij het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA).

Mogelijke rol van de tandarts bij slaapgerelateerde aandoeningen

Er is een uitgebreid scoping review uitgevoerd om te kijken wat er gepubliceerd is over de rol van tandarts bij slaapgerelateerde aandoeningen dental sleep medicine. Hieruit blijkt dat er vooral wordt gepubliceerd over de rol van de tandarts bij slaapgerelateerde ademhalings-stoornissen en slaapgerelateerde mandibulaire bewegingen (Huang et al., 2023). De conclusie uit het artikel geeft een overzicht van de mogelijke rol die de tandarts kan spelen bij patiënten met de verschillende tandheelkundige slaapstoornissen slaapgerelateerde aandoeningen (zie tabel hieronder ).

Bekijk hier een grotere afbeelding.

Obstructievef slaapapneu (OSA) en slaapbruxisme (SB)

Obstructief slaapapneu is een aandoening waarbij de slaap wordt onderbroken door het regelmatig (≥ 5 keer per uur) stoppen van de ademhaling, en valt onder de zogenoemde “slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen (zie tabel X)”. Slaapbruxisme valt onder de slaapgerelateerde bewegingsstoornissen en wordt gezien als “een repetitieve kauwspieractiveit, die gekarakteriseerd wordt door klemmen of knarsen met de tanden/kiezen en/of fixeren van, of duwen met de onderkaak, gedurende de nacht (Lobbezoo et al., 2013)”. Bruxisme kan ook plaatsvinden gedurende de dag, en wordt dan waakbruxisme genoemd (Lobbezoo et al., 2013).

Uit een recente grote cohortstudie (n= 914; samenwerking OLVG west en ACTA) is gebleken dat In 33.3% tot 53.7% komt SB voor bij patiënten met OSA. Een verklaring zou hiervoor zijn dat dit te maken heeft met de aanwezigheid van arousals. Het zou dus niet zozeer te maken hebben met de ademhalingsonderbrekingen. Dat wil echter niet zeggen dat SB geen beschermende functie zou hebben. SB Slaapbruxisme voorkomt komt voor bij 49.7% (RMMA>=2, N=454/914) van de OSA-patiënten. De vele arousals (ontwakingen) tijdens de slaap bij OSA-patiënten lijken een belangrijke rol te spelen bij het ontstaan van SB. SB kan mogelijk de obstructies van de bovenste luchtweg bij OSA-patienten voorkomen en/of opheffen. en komt vaker bij Mmannen en mensen met OSA, een lage BMI, en een litijdens de lichte slaap hebben een grote kans op SB. Door middel van een netwerkanalyse (zie foto; de rode lijnen geven een negatieve associatie aan, en de blauwe een positieve) is naar voren gekomen dat er een verbinding is tussen SB, geslacht en BMI. Wat opvalt hieraan is dat de associatie met RMMA wegvalt. Arousal is dus niet perse een vereiste om op te treden, het is dus geen trigger, maar geeft wel zulke gunstige condities dat het ervoor zorgt dat een SB event plaats kan vinden.

De effecten van OSA-behandeling op SB

De effecten van OSA-therapie op SBWe: we zien een vermindering van SB contractiële eigenschappen van kauwspieren wanneer de onderkaak naar voren wordt gezet door een MRA. Mogelijk zorgt een Het kan zijn dat er vermindering van de bewegingsvrijheid van de onderkaak en pijn in de kauwspieren in minder bruxisme activiteiteen oorzaak is. , danwel dat het pijnlijk kan zijn om met een MRA te bruxeren. Dat neemt niet weg, dat er niet kan worden gebruxeerdt met een MRA. Zowel de De conclusie was dat zowel CPAP-behandeling als de MRA-behandeling verminderen SB aanzienlijk , SB aanzienlijk verminderen, maar er zijn grote inter-individuele verschillen.

Insomnie en slaapbruxisme

Er bestaat een iIndirect verband tussen insomnie (d.w.z. slapeloosheid) met slaapbruxisme, via angst. Wat wil dat nou zeggen? Er is geen significant verschil in SB tussen insomniia-patienten en controles. Maar angst kan wel de kans op beide condities vergroten.

Oorzaken en behandeling van OSA

Als je kijkt naar de anatomie van luchtweg is er geen significant verschil tussen verschillende groepen met OSA. Onderstaand staan de conclusies van studies waarin verschillende groepen met OSA zijn vergeleken. Tevens is er gekeken naar de rol van de anatomie van de luchtweg op de effecten van een MRA behandeling., maar de tonus van de spieren is vooral van belang voor het al dan niet hebben van slaapapneu. Tevens kunnen er uit andere studies aanvullende conclusies worden getrokken:

  • er is significant geen verschil tussen positie afhankelijke OSA en niet positie afhankelijke OSA.
  • er is significant geen verschil tussen Chinese populatie en de Nederlandse populatie. Nederlanders hebben daarentegen wel vaker last van de weke delen die de luchtweg vernauwen, terwijl bij de Chinese populatie de skeletale delen een grotere rol spelen. Echter is het nettoresultaat niet verschillend.
  • er is geen verschil tussen het effect van verschillende type MRA’s op de luchtweg
  • er is geen significant verschil in de luchtweg tussen responders en non-responders op MRA-therapie

Toekomst

Prof. Aarab vertelde dat er nog veel aspecten zijn om te onderzoeken. Hoe vergaat het deze mensen, bijvoorbeeld, op de lange termijn? En: we moeten de tandartsen van de toekomst opleiden in “de tandheelkundige slaapgeneeskunde Dental Sleep Medicine”. Vanuit haar leerstoel zal zij onder andere aandacht gaan besteden aan het uitbreiden van om de tandheelkundige slaapgeneneeskunde DSM toe te voegen in het tandheelkundig curriculum. En daarnaast streeft zij ernaar om ook de tandarts algemeen practicus hier een belangrijke en rol in te laten spelen.

De onderzoeksgroep van prof. Aarab, onderzoekt slaapstoornissen waar de tandarts een positieve rol in kan spelen. Voorbeelden van deze tandheelkundige slaapstoornissen zijn: orofaciale pijn, droge mond, brandend maagzuur, tandenknarsen en kaakklemmen, en snurken en obstructief slaapapneu. Deze tandheelkundige slaapstoornissen worden aan elkaar gelinkt. “Wij hebben bijvoorbeeld gevonden dat bij een effectieve behandeling van obstructief slaapapneu ook het tandenknarsen kan afnemen”.
Binnen de leerstoel van prof. Aarab: “Tandheelkundige Slaapstoornissen”, onderzoekt haar groep hoe de tandarts een positieve rol kan spelen in het voorkomen, herkennen, diagnosticeren en behandelen van deze slaapstoornissen. “Wij doen dit in een klinische multidisciplinaire setting. Denk aan samenwerkingsverbanden met verschillende ziekenhuisafdelingen waaronder keel-, neus- en oorheelkunde, longgeneeskunde, neurologie, klinisch neurofysiologie, etc.”
80% van de Nederlandse bevolking bezoekt jaarlijks tenminste één keer de tandarts, waaronder veel mensen die geen tandheelkundige klachten hebben. Dit geeft de tandarts een unieke positie om tandheelkundige slaapstoornissen of de oorzaken en/of de gevolgen daarvan te voorkomen en/of tijdig te herkennen en/of te behandelen door intensief samen te werken met de medische disciplines.

Mijn droom is dat de tandarts in de algemene praktijk deze rol oppakt.

Referentie: Huang Z, Zhou N, Lobbezoo F, Almeida FR, Cistulli PA, Dieltjens M, Huynh NT, Kato T, Lavigne GJ, Masse JF, Pliska BT, van de Rijt L, Sutherland K, Thymi M, Vanderveken OM, de Vries R, Aarab G. Dental sleep-related conditions and the role of oral healthcare providers: A scoping review. Sleep Med Rev. 2023 Feb;67:101721. doi: 10.1016/j.smrv.2022.101721. Epub 2022 Nov 19. PMID: 36446166.

Prof. dr. Ghizlane Aarab werkt in onderzoek, verzorgt onderwijs en behandelt patiënten in het kader van
de tandheelkundige slaapgeneeskunde op de afdeling Orofaciale Pijn en Disfunctie bij het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA). Zij is tevens werkzaam in de algemene praktijk met de focus op TMD/orofaciale pijn, restauratief herstel van ernstige gebitsslijtage en de tandheelkundige
slaapgeneeskunde.

Prof.dr. Aarab geeft tijdens deze presentatie een overzicht van haar oratie, en neemt
hierbij het publiek mee in de wereld van tandheelkundige slaapstoornissen en de toekomst hiervan.

Verslag door dr. Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van prof.dr. Aarab tijdens het NVTS-Lustrumcongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Slaapapneu verhoogt kans op terugkomen beroerte of overlijden

Pathofysiologische endotypering voor de prospectieve predictie van behandeluitkomst met MRA en tongzenuwstimulatie

Tijdens het NVTS-slaapcongres werd gesproken over de pathofysiologische endotypering, oftewel: de mechanismen die tot een verstoring leiden (=pathofysiologie) bij een subtype van ziekte (=endotypering). Hierbij werd de vraag beantwoord of dit kan leiden tot het voorspellen van behandeluitkomsten met een mandibulair repositieapparaat (MRA) en tongzenuwstimulatie.

Endotypering kan gebasseerd zijn op antropometrie, polysomnografie, slaapendoscopie of andere individuele gegevens die beschikbaar zijn over de obstructieve slaapapneu patiënt.

Behandeling Obstructief Slaapapneu

Wanneer Obstructief Slaapapneu (OSA) niet behandeld wordt, is er sprake van een hoge morbiditeit en mortaliteit. Echter, wanneer OSA behandeld wordt kan de levensverwachting positief worden beïnvloedt. Een standaardbehandeling voor OSA, is behandeling door middel van een CPAP (Continuous Positive Airway Pressure). Tijdens zijn lezing vertelde prof. dr. Vanderveken dat minstens 20-30% van de patiënten, vroeg of laat problemen krijgen met de CPAP en daardoor de behandeling moeten staken. Er bestaat dus de behoefte aan een andere behandeling, zoals bijvoorbeeld met een mandibulair repositie apparaat (MRA), chirurgie of een combinatietherapie. Op dit moment is het type behandeling nog afgestemd op de locatie waar de patiënt terecht komt. Echter zouden we een effectievere behandeling in kunnen zetten als duidelijk wordt, welke patiënt het beste op welke behandeling reageert.

MRA-behandeling

Tijdens de lezing worden er figuren getoond waaruit een MRA-behandeling wordt vergeleken met de standaard (CPAP) met als uitkomstmaat de Mean Disease Alleviations (MDA). Dit staat voor het oppervlakte van de rechthoek die ontstaat waarbij de x-as staat voor de therapietrouw van patiënten (gemeten door bijvoorbeeld het totale gebruik van de appliance), en de y-as staat voor de therapeutische effectiviteit (zoals bijvoorbeeld gemeten met de AHI tijdens de nulmeting minus de AHI tijdens een behandeling). Hierbij wordt duidelijk dat de effectiviteit (weergeven op de y-as) van de CPAP-behandeling erg hoog ligt, maar dat de therapietrouw (weergegeven op de x-as) laag ligt (56%). Wanneer je dit vergelijkt met een behandeling met een MRA, is dit figuur echter omgekeerd. De effectiviteit ligt lager, terwijl mensen erg therapietrouw zijn. De MDA is in dit geval ongeveer gelijk. Om de MDA te verbeteren in het geval van de CPAP, zal er aan de therapietrouwheid gewerkt moeten worden. Maar kijkend naar de MDA van MRA, kan dit worden verbeterd, door de effectiviteit van de behandeling te verbeteren.

Om de effectiviteit van MRA te verbeteren, kan er aan verschillende opties gedacht worden:

  • Betere MRA’s die nog precieser zijn
  • Betere titratieprotocollen
  • Combinatie-therapie
  • Betere patiëntenselectie

Tongzenuwstimulatie aan de andere kant wordt gezien als een atypische chirurgie, omdat er niets aan de anatomie wordt veranderd. Wel wordt er door middel van een pacemaker, de 12e craniale zenuw gestimuleerd (n. hypoglossus). Hetzelfde figuur dat de MDA laat zien voor de tongzenuwstimulatie, laat zien dat de uitkomst meer lijkt op een MRA-behandeling dan op gebruik van een CPAP. De MDA is hetzelfde, maar bij de tongzenuwstimulatie is de therapietrouw vele malen beter dan de effectiviteit.

Wie zal er wel/geen goede respons hebben op een bepaalde therapie?

Vervolgens wordt de vraag gesteld: wie zal er wel/geen goede respons hebben op een bepaalde therapie? Hiervoor is het van belang om in te zoomen op endotypering (=subtype van een ziekte, bijvoorbeeld een subgroep van OSAS-patiënten, die gemeenschappelijke kenmerken hebben) en fenotypering (de expressie van deze endotypering).

Voorbeelden van endotyperingen zijn:

  • Risico factoren en omgeving (zoals obesitas); een voorbeeld van fenotypering is dan bijvoorbeeld BMI.
  • Klinische factoren (zoals geslacht, leeftijd of slaperigheid): van slaperigheid is een voorbeeld van een fenotypering bijvoorbeeld de AHI.
  • Pathophysiologie (zoals inflammatieparameters, of de locatie van collaps): de locatie van collaps wordt bijvoorbeeld bekeken door middel van een endoscopie.

OSA-patiënten hebben vaak anatomische afwijkingen in vergelijking met controlegroepen. Ze hebben vaak een nauwe bovenste luchtweg; in een aantal patiënten zal ook het antwoord van de ademspierenen/of een hoge instabiliteit van het controle mechanisme van de ademhaling en/of het de drempel om te ontwaken, kunnen bijdragen aan het wel of niet ontwikkelen van OSAS.

En het interessante is: als we erachter kunnen komen welke onderdelen bijdragen, we mogelijk naar een gepersonaliseerde behandeling kunnen gaan.

Mensen met een collaps op tongbasis niveau hebben een vier keer hogere succes ratio met MRA. Omgekeerd zien we dat als er volledige circulaire collaps plaatsvindt op palatum niveau (verhemelte), dat dit een negatieve predictor is voor behandeling met MRA. Verder laat Edwards et al. (2016) zien dat patiënten met een goede respons op MRA een significant lagere loop gain hebben. Oftewel zij hebben dus een stabieler ademhalingscontrole systeem.

Concluderend

Als je door middel van een endoscopie de plaats van bovenste luchtweg ncollaps kan localiseren, kan er een betere indicatie worden gesteld voor de behandeling bij OSA. Daarnaast zullen patiënten met een lagere loop gain (en dus een stabieler ademhalingscontrole systeem) een betere uitkomst laten zien met MRA therapie.

Op de Beeck S., et al. (2021) laat zien dat een hogere ontwaakdrempel (=arousal) gunstig is voor het succes van de tongzenuwstimulatie. Dat is onafhankelijk van de AHI en de Pcrit (=kritische druk waarbij de bovenste luchtweg zal obstrueren). Ook zijn de lage loop gain en hogere “muscle responsiveness” gunstige phenotyperingen voor een positieve uitkomst door middel van de tongzenuwstimulatie. Dit laatste betekent onder andere dat de tongspieren inderdaad sterk stimuleerbaar zijn door de therapie. Anderzijds is de totale circulaire collaps op palatum niveau daarentegen weer een negatieve predictor en zal vaak ongunstig effect hebben op tongzenuwstimulatie.

Het uiteindelijke doel is dat zonder aanvullende onderzoeken, dus door middel van slaaponderzoeken, een niet-invasieve endotypering kan worden uitgevoerd, waarbij volledig geautomatiseerd een juiste gepersonaliseerde behandeling in kan worden gesteld op basis van de predictoren.

Samenvattend: door middel van de huidige onderzoeken is het doel om OSA patiënten beter te classificeren (d.m.v. endotypering en fenotypering) en te bepalen welke behandeling een hogere succeskans heeft.

Prof. Dr. Olivier M. Vanderveken is diensthoofd en fulltime KNO-arts, hoofd- en halschirurg in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen in België. Hij bekleedt een functie als professor/hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Antwerpen. In 2007 behaalde hij een doctoraat in de medische wetenschappen. Zijn belangrijkste onderzoeksprojecten zijn op het gebied van slaap-gerelateerde ademhalingsstoornissen met als onderwerp de fundamentele en multidisciplinaire benadering van de bovenste luchtwegcollaps tijdens de slaap. Zijn onderzoek richt zich in het bijzonder op pathofysiologische beoordeling van de bovenste luchtweg collaps, inclusief feno- en endotypering; medicamenteus geïnduceerde slaapendoscopie en behandeling van obstructieve slaapapneu met mandibulaire repositie apparaten en chirurgie van de bovenste luchtwegen.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Olivier Vanderveken tijdens het NVTS-slaapcongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
apneu

Pacemakerachtig apparaat verbetert mogelijk slaapapneu in kinderen met het syndroom van Down

Kinderen met het syndroom van Down hebben vaak last van aanhoudende obstructieve slaapapneu (OSA) en beperkte behandelingsopties. Een chirurgisch geïmplanteerd apparaat dat de tong van een persoon tijdens de slaap naar voren beweegt kan de ernst van OSA verminderen, volgens een onderzoek in JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery. De methode werd al gebruikt bij volwassenen en is nu ook bij deze jonge patiënten getest.

Blokkade van de luchtweg

Obstructieve slaapapneu treedt op wanneer de luchtweg tijdens het slapen wordt geblokkeerd. De aandoening kan leiden tot rusteloze slaap, snurken en ademhalingsmoeilijkheden. Kinderen met slaapapneu hebben last van slaperigheid overdag, leerproblemen en gedragsproblemen.

Vaak bij kinderen met syndroom van Down

Hoewel de aandoening slechts bij 5% van de kinderen in de algemene bevolking voorkomt, heeft tot 80% van de kinderen met het syndroom van Down obstructieve slaapapneu. Kinderen met het syndroom van Down hebben meer kans op een grotere tong, wat hen vatbaar kan maken voor de aandoening. Daarnaast hebben deze kinderen minder baat bij traditionele behandelingsopties, zoals het verwijderen van de amandelen. Ook kunnen velen CPAP-machines (continuous positive airway pressure) niet tolereren wegens sensorische problemen.

Nieuwe behandelingsoptie

Er is dus een behoefte aan nieuwe behandelingsopties. Onderzoekers uit Amerika vroegen zich daarom af of hypoglossale stimulatie van de bovenste luchtwegen veilig en effectief is voor adolescente patiënten met het syndroom van Down en aanhoudende ernstige OSA. Het pacemakerachtige apparaat stuurt een elektrische puls naar de tong, waardoor deze samentrekt wanneer een persoon probeert in te ademen. Dit is de eerste fase I klinische studie om het gebruik ervan bij kinderen met het syndroom van Down te evalueren.

Het onderzoek

De studie omvatte 42 patiënten in de leeftijd van 10 tot 22 jaar die een operatie ondergingen voor implantatie van het stimulatieapparaat voor de bovenste luchtwegen. Het apparaat werd een maand na de operatie aangezet en de patiënten werden een jaar gevolgd. De uitkomsten waren de veiligheid van de procedure en verandering in apneu-hypopneu-index (AHI). Ook werden polysomnografische uitkomsten en de kwaliteit van leven beoordeeld.

Goede reactie

Een jaar na de operatie reageerden de meeste patiënten goed op de behandeling. Twee derde ervoer een afname van 50% van de AHI. Gemiddeld daalde de AHI met bijna 13 gebeurtenissen per uur. Deelnemers rapporteerden ook een verbeterde kwaliteit van leven. Bijna 78% van de patiënten had een matige of grote verbetering op een obstructieve slaapapneu-enquête, en de slaperigheidsscores verbeterden met gemiddeld 5 punten op de 24-punts Epworth Sleepiness Scale.

Veilig implantaat

Bovendien achtten de auteurs het implantaat veilig. De meest voorkomende complicatie was tijdelijk tong- of oraal ongemak, dat optrad bij 5 patiënten en binnen enkele weken verdween. Eén patiënt ervoer echter een verslechtering van de apneu na een maand. Daarnaast moesten vier patiënten opnieuw worden opgenomen in het ziekenhuis, vaak vanwege complicaties die verband hielden met plukken van de incisieplaats.

Lange termijn onbekend

Er zijn nog steeds vragen over het succes op lange termijn van het implantaat bij kinderen met het syndroom van Down. De batterij van de bovenste luchtwegstimulator zal naar verwachting ongeveer 10 jaar meegaan en patiënten zullen een chirurgische ingreep nodig hebben om zowel de batterij als de generator te vervangen. Ook is het nog niet bekend welke kinderen de beste kandidaten zijn voor een implantaat.

Maatstag voor slaapapneu

De studie vraagt zich ook af of AHI de beste maatstaf is voor het evalueren van slaapapneu bij deze populatie. AHI-scores die als ernstig tellen zijn lager voor kinderen dan voor volwassenen, en veel van de kinderen hadden AHI-scores die duiden op ernstige slaapapneu, zelfs na implantatie van het apparaat.

Taalproblemen verbeteren

Toekomstig onderzoek zal zich richten op sommige beperkingen en of het implantaat de neurocognitie en taal bij kinderen met het syndroom van Down kan verbeteren. “Toen ouders anekdotisch meldden dat het implantaat de spraak van hun dierbaren leek te verbeteren, wisten we dat we dit verder moesten onderzoeken”, zegt een van de onderzoekers in een verklaring. Met behulp van een verkregen beurs gaan ze nu proberen “om verbeteringen die het implantaat al dan niet heeft op spraak en cognitie [veroorzaakt] formeel te analyseren.”

Bron:
JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Gevolgen van slaapapneu: restschade en hormonaal disfunctioneren

Gevolgen van slaapapneu: restschade en hormonaal disfunctioneren

Twintig jaar geleden werd Sandra voor het eerst gediagnosticeerd met een burn-out. Op dat moment kon ze zich totaal niet vinden in deze diagnose, ze ervoer immers ontzettend veel plezier in haar werk. Nadat ze in het ziekenhuis belande, na een reanimatie, werd er uiteindelijk in Kempenhage een slaaponderzoek uitgevoerd.

Voor die tijd, nog niet een gebruikelijke procedure, maar de diagnose zeer ernstige gemengde slaapapneu werd gesteld. Terugkijkend, naar haar familiegeschiedenis werd duidelijk dat ook haar vader en broers belast waren met slaapapneu, en helaas allen op jonge leeftijd overleden. Wat belangrijk is om te onderkennen is dat vroeger werd gedacht, en soms nog altijd, dat apneu een ziekte is voor “dikke oude mannen van middelbare leeftijd”. Tegenwoordig wordt steeds duidelijker dat er verschillende verschijningen van slaapapneu zijn.

Verslag van de lezing van drs. Sandra Houtepen-Strong, gezondheidswetenschapper en ervaringsdeskundige.

De gevolgen van apneu kunnen zijn: hart en vaatziekten, een verminderde werking centraal zenuwstelsel; ontregeling van het hormonale systeem; psychische problemen; een vermindering van IQ; slaapfragmentatie en extreme slaperigheid overdag.

Deze lezing focuste zich vooral op de hormonale disbalans en restschade die apneupatiënten kunnen ondervinden.

Ontregeling van het hormonale systeem

Hormonen zijn gedurende de dag nodig om goed te functioneren en processen goed te laten verlopen. Gedurende de nacht worden deze hormonen aangemaakt. Wanneer de slaap ontregeld is, zal dit dus ook leiden tot een disbalans in de aanmaak van hormonen.

De hypofyse zorgt voor:

  • Groeihormonen;
  • ACTH-aansturing productie cortisol in de bijnier;
  • TSH-aansturing in schildklier tot maken schildklierhormoon;
  • LH en FSH aanmaak oestrogeen/progesteron bij vrouwen en de zaadproductie/ testosteron bij de man;
  • Aansturing van de alvleesklier tot maken insuline.

Zuurstofgebrek en te weinig herstelslaap kan zorgen voor verstoring in de hypofyse. Een hypovolemische shock of een hypofysetumor werden gezien als de enige twee manieren waarop de hypofyse ontregeld kan zijn. Duidelijk wordt dat apneu dezelfde werking geeft, maar dat de uitwerking langer op zich laat wachten. De hypofyse is van belang voor de hormonale cyclus en de stofwisseling. Groeihormonen zijn o.a. bijvoorbeeld nodig voor herstel, en daarnaast zijn er ook sturende hormonen nodig.

Andere hormonen en neurotransmitters, waarvan de aanmaak door apneu ontregeld kunnen raken zijn adrenaline, noradrenaline en cortisol (belangrijke boosdoeners, in het geval van apneu met betrekking tot “het korte lontje”), en ghreline en leptine (eetlusthormonen). Ook serotonine, dopamine en noradrenaline zijn belangrijk voor o.a. emoties, eetlust, geheugen en beweging. Bij een tekort is er een gedeprimeerd, prikkelbare futloosheid waar ook hoofdpijn een rol kan spelen. Daarnaast is er onvoldoende controle over emoties.

Reageren op OSA(S) behandeling

Mensen kunnen verschillend reageren op een OSA(S) behandeling:

  1. Patiënten hebben een adrenalineverslaving en zullen waarschijnlijk een depressie ontwikkelen na enkele weken na behandeling. Vaak is daar vervolgens weer een behandeling voor nodig.
  2. Patiënten die zeer geleidelijk verbetering zullen voelen.
    Beide types krijgen een totale reset van het hormonale systeem, en dat gaat met vallen en opstaan. Bij te grote schade van het endocriene systeem zal niet elke OSA(S)-patiënt volledig herstellen. Herstel tot het haalbare niveau kan wel 3 jaar in beslag nemen.

Restschade

Er zijn verschillende soorten van restschade, en een daarvan is bijvoorbeeld een leptine resistentie: je lichaam gaat dan om extra koolhydraten vragen om het energiepijl enigszins aan te kunnen vullen dus trek in vaak ongezond eten. Het lichaam herkent het verzadigingshormoon niet meer en verkeert dus steeds in een staat van honger. Door veel koolhydraten te eten krijg je insulinepieken die weer honger veroorzaken je krijgt meer slaap en uiteindelijk minder energie. De cirkel is dan rond.

Samenvattend

OSA(S) heeft meer om het lijf dan alleen slapen. Belangrijke processen zijn ontregeld, met veel verschillende problemen tot gevolg. Bij een tijdige diagnose en behandeling kan de persoon vaak wel weer 100% functioneren. Maar restschade is een mogelijkheid, en dus des te belangrijker dat diagnoses vroeg worden gesteld.

drs. Sandra Houtepen-Strong is gezondheidswetenschapper en ervaringsdeskundige.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van drs. Sandra Houtepen-Strong tijdens het NVTS-slaapcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Stress

Als je op je tandvlees loopt: invloed van chronische stress op parodontium

We staan allemaal weleens onder spanning. Stress is een breder begrip dan we denken. We weten allemaal dat het negatieve gevolgen kan hebben. Niet alleen emotionele of psychische stress maar ook gewoonweg druk zijn kan teveel zijn. Zoals zestien ballen in de lucht houden, teveel tegelijk moeten doen of ziek zijn. Spierspanning en overbelasting zijn hierbij een uiting van stress. Door continue druk op het gebit kan er verval optreden.

Stress

Er bestaat verschil tussen de structuur van een brein dat onder stress staat en de structuur van een brein dat niet onder stress staat. Er is namelijk veel meer activiteit in het brein bij chronische stress. Dit heeft vooral met de hypofyse en de bijnieren te maken. Hierin ligt het mechanisme waarom stress in het lijf gevolgen heeft. Het begint allemaal bij een signaal in het brein naar de hypothalamus die signalen afgeeft aan de hypofyse en deze geeft signalen af aan de bijnier. Vervolgens komen de stresshormonen vrij: adrenaline, noradrenaline, cortisol. Deze stresshormonen hebben allerlei gevolgen zoals het activeren van het angstcentrum in het brein. Hierbij wordt het leercentrum aangetast en ook het centrum voor beslisvorming en sociale interactie. Dingen gaan dus minder makkelijk, zoals beslissingen nemen. Dit vormt een negatieve spiraal zodat stress op een gegeven moment alles in de war schopt. Zo gaat de hartslag omhoog, de bloeddruk, het cholesterol en ook kunnen er maag- en darmklachten zijn. Bij piekstress kunnen we dat meteen voelen opkomen, maar bij chronische stress komt het langzaam op. Daarnaast werkt het in op het immuunsysteem. Men wordt zo vatbaarder voor infectie, de genezing wordt vertraagd en ontstaat er toegenomen belasting door opgebouwde spierspanning. Iedereen zal dat op een andere manier uiten, zoals optrekken van de schouders, vuisten ballen, billen aanspannen of door bruxisme. Zelfs zonder kiescontact kunnen spieren aanspannen en spannen veel spieren boven de borst zich aan.

Wat is bruxisme?

Bruxisme is een kauwspieractiviteit. Er bestaat verschil tussen tussen slaap- en waakbruxisme. Er is vooral spieractiviteit bij waakbruxisme maar dat kan komen omdat men het in de slaap vaak niet in de gaten heeft en overdag wel. Niet iedereen krijgt er last van. De prevalentie onder mannen en vrouwen is gelijk. Bruxisme kan een functie hebben maar bij klachten is het belangrijk om het wel te behandelen. Knarsen kan een gewoonte worden terwijl de stress allang voorbij is. De risicofactoren zijn stress, angst, boosheid, frustratie, leefstijlfactoren (drugs, cafeïne, alcohol), en ADHD medicatie.
Juist als je stress bespreekbaar wilt maken met patiënten kunnen zij op hun achterste poten gaan staan. Ze hebben lichamelijk klachten en daar willen ze aan geholpen worden en niet aan een mentaal probleem. Uitleg over ‘verbijten’ en ‘doorbijten’ en ‘op je tandvlees lopen’ kunnen dan helpen. We kennen nu ook coronaknarsers: In coronatijd werden meer klachten op basis van tandenknarsen gerapporteerd. Was dit werkelijk zo of kwam er een focus op te liggen?

Wat kan je als tandheelkundige als eerste doen bij bruxisme?

Er zijn 5 stappen die we kunnen nemen voordat we aan echte therapie beginnen

1. Luisteren

En dat is moeilijker dat het klinkt. Namelijk oprecht luisteren zonder oordeel en tussen de regels door luisteren. Vraag de risicofactoren uit en vergeet niet te vragen of de partner er soms wat van gezegd heeft.

2. Kijken

Dit kan tijdens het luisteren. Wat gebeurt er met de kaken? Bekijk alles van de borst af omhoog voordat intra oraal wordt bekeken. De tandheelkundige kan het mondgedrag nadoen en dan hebben mensen vaak pas in de gaten wat ze doen. Dan worden ze er zich bewust van. Let op of er ‘spierballen’ te zien zijn. Intra oraal let men op slijtage, op de linea alba en op recessies. Er kan ook juist sprake zijn van botaanmaak. Let ook op de lichaamshouding. Spanning in de nekspieren geven ook spanning in de kaakspieren en vice versa.

3. Voelen

Zijn de spieren hard, geeft het pijn? Wees ook verdacht op uitstralende pijn bij kiespijn Dit kan ook pijn vanuit de spieren zijn. Dus wees waakzaam om geen endo na endo te doen.

4. Meten

Dit kan in de praktijk met zelfrapportage of met een apparaat (EMG) maar deze is vaak te duur voor de praktijk. Er is nu een app voor de zelfrapportage (zie hieronder). Er zijn wat kleine apparaten ontworpen maar die slaan vaak aan bij iets simpels als slikken en dat levert dus teveel meetfouten op. Wellicht komt er nog een doorontwikkeling.

Google Play download BruxApp
App Store download BruxApp

5. Uitleggen

Je neemt de patiënt mee hoe stress en de spieren verlopen en wat de relatie is tot het klachtenbeeld. Hierna bespreek je de behandelmethodes: “keuze” uit de verschillende strategieën van het multiple-P beleid, te weten:

  • Peptalk: counseling en risicomanagement
  • Physiotherapy: adviezen en oefeningen, veelal gericht op gewoonteverandering en spieontspanning, eventueel aanvullende fysieke behandeling of ontspanningstherapie
  • Psychology: stressmanagement
  • Plates: splinttherapie
  • Pills: medicamenteus beleid, zoals botox

Dr. Simone Gouw is in 2009 afgestudeerd als fysiotherapeut, waarna zij zich verder specialiseerde in de orofaciale en psychosomatische fysiotherapie. Na het afronden van beide opleidingen in 2012 kreeg zij de mogelijkheid om als fysiotherapeut de opleiding Gnathologie op de afdeling Tandheelkunde van het Radboudumc te starten. Vanuit het wetenschappelijke deel van deze opleiding startte zij met haar promotieonderzoek naar bruxisme. In 2015 studeerde zij af als fysiotherapeut-gnatholoog en op 8 mei 2019 volgde haar promotie. Zij werkt momenteel als orofaciaal en psychosomatisch fysiotherapeut op de het Academie Instituut en als wetenschappelijk docent binnen de opleiding Gnathologie. In haar onderzoek werkte zij onder andere met polysomnografisch onderzoek in samenwerking met de afdeling Klinische Neurofysiologie. Zij is tevens betrokken bij het masteronderwijs op verschillende hogescholen in Nederland en Belgie. Zij is een van de schrijvers van het herziene beroepsprofiel van de orofaciaal fysiotherapeut.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Simone Gouw tijdens het congres Paro: multifactorieel.

 

 

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Orofaciale pijn, slaapverwekkend

Orofaciale pijn, slaapverwekkend?

Slapen is gezond. Meestal dan. Onze slaap lijkt een inactief proces maar er gebeurt ontzettend veel in onze slaap. Bovendien kan er van alles verkeerd gaan in je slaap. Tijdens het online symposium Orofaciale pijn, slaapverwekkend kwam er een palet aan sprekers voorbij. Van tandarts tot fysiotherapeut.

Als een slaapprobleem ons dagelijks leven ernstig verstoort dan is er sprake van een slaapstoornis. De gevolgen van een slaapstoornis kunnen van lichamelijke aard zijn, zoals: gewichtstoename, verandering in de stofwisseling, vermoeidheid, verandering van de bloeddruk en een stijgende suikerspiegel. De gevolgen kunnen ook psychisch zijn: verminderde concentratie en geheugen, somberheid, minder relativeringsvermogen en prikkelbaarheid. In totaal bestaan er meer dan tachtig slaapstoornissen. Tijdens de webinar werden er zes besproken:

  • Insomnie: problemen met inslapen of te vroeg wakker worden.
  • Hypersomnie van centrale aard, zoals narcolepsie
  • Circadiaanse ritmestoornis, zoals door een jetlag of ploegendienst
  • Parasomnie zoals slaapwandelen
  • Slaapgerelateerde bewegingsstoornissen zoals restless legs en bruxisme

Alhoewel het wetenschappelijk niet goed is aangetoond, kan bruxisme pijnklachten veroorzaken. Bruxisme ontstaat vaak direct na slaapverstoringen (arousals). Bruxisme wordt in verband gebracht met parasomnie en slaapapneu.

Slaapapneu

Slaapapneu valt onder de slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Zo kennen we het Centraal Slaapapneu Syndroom (CSAS), Obesitas Hypoventilatie Syndroom (OHS) en Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Voor OSAS zijn er drie behandelmogelijkheden: Chirurgische therapie, MRA en CPAP. De ernst bepaalt de therapie. Gek genoeg is er voor lichte OSAS chirurgie nodig zoals kaakosteomie, biatrische chirurgie of tracheotomie. Maar leefregels zoals matigen met alcohol, het verlagen van de BMI tot een gezonde waarde en eventueel positietherapie dienen voorafgaand uitgeprobeerd te worden. Ook bij matige OSAS kan chirurgie een oplossing zijn. Bij lichte OSAS kan een MRA ook geïndiceerd zijn, net als een CPAP die bij ernstige OSAS gebruikt wordt. Een CPAP is een masker dat over het gezicht wordt gedragen en voor overdruk zorgt.

MRA

Bij een MRA wordt de kaak naar voren geduwd en dit werkt zodoende onbedoeld orthodontisch zoals een activator. Hierdoor kunnen juist kaakgewrichtsklachten ontstaan. Een OSAS heeft helaas ook nadelen. De onderdruk zorgt dat de luchtpijp goed open gaat maar dit kan ook juist apneu veroorzaken. De acceptatie kan ook voor moeilijkheden zorgen en daardoor juist voor insomnie. De therapietrouwheid bepaalt het succes. De CPAP en MRA kunnen ook gecombineerd worden.

Van normaal tot klachten

Spieractiviteit rondom de kaken en de mond is volkomen normaal. Toch kan het voor overbelasting van spieren en kaakgewricht leiden en zodoende tot klachten. De klachten hoeven zich niet te beperken tot de mond maar kunnen zich uitspreiden of zelfs alleen voordoen bij de oren, op het achterhoofd, boven de ogen, in de nek en de schouders. Bruxisme veroorzaakt naast klachten ook gebitsslijtage en het falen van restauraties.

De oorzaak zoeken van bruxisme

Bruxisme en de daaraan gerelateerde klachten kunnen namelijk veroorzaakt worden door stress, angst, boosheid, alcohol, drugsgebruik en medicatie (bijvoorbeeld bij ADHD). Ook cafeïne en nicotine kunnen boosdoeners zijn.
Uiteraard is het heel belangrijk om naar de patiënt te luisteren om alles goed in kaart te kunnen brengen en op zoek te gaan naar de achterliggende oorzaken. Een SOLK patiënt (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten) is geen psychiatrische patiënt. De pijn bestaat echt en wordt niet verzonnen. Neem dus de patiënt serieus en kijk iets verder dan je neus lang is.

Zo kan reflux een achterliggende oorzaak zijn. De zelfrapportage, de rapportage van de eventuele partner, van de tandarts en het klachtenpatroon zijn zaken die goed uitgevraagd moeten worden. Hierbij is het van belang te beseffen dat big live events die ruim voor de klachten aanwezig waren, kunnen meespelen.

Daarnaast is het noodzakelijk om goed naar de patiënt te kijken. Zijn er mondgewoontes die opvallen? Een video die men maakt tijdens het volgen van een spannende voetbalwedstrijd kan bijvoorbeeld heel waardevol zijn. Vervolgens wordt er gevoeld naar de spierhypertonie en wordt bekeken of de pijn geprovoceerd kan worden.

Behandeling bruxisme

De behandeling van bruxisme kan bestaan uit de ‘multiple-P’ benadering:

  • Peptalk
  • Physiotherapy
  • Psychology
  • Plates
  • Pills

Tijdens de Peptalk wordt er besproken wat bruxisme is, hoe risicomanagement eruit ziet en worden er kauw, leefstijl- en slaapadviezen gegeven. Onder ‘physiotherapy’ vallen gewoonteverandering, lokale spierontspanning, biofeedback en algehele belastbaarheid. Bij ‘psychology’ kan er ontspanningstherapie, mindfullnes, running therapy en cognitive therapie worden aangeboden.

Een opbeetplaat kan ingezet worden. Deze is wel minder effectief dan een MRA. De 3mm dikke harde opbeetplaat werkt optimaal als deze niet continue wordt gedragen maar intermitterend. Een opbeetplaat kan niet alleen tegen TMD klachten helpen maar ook tegen somatische tinnitus. Het is nog onduidelijk of het ook helpt tegen slijtage en fracturen. De opbeetplaat kent wel contra-indicaties, bijvoorbeeld bij hoog cariësrisico, beperkte mondopening, kokhalsproblematiek en OSA. Een NTI-spalk veroorzaakt een openbeet en is dus af te raden. De opbeetplaat wordt gedragen in de boven- of onderkaak. De kaak met de meeste diastemen kent de voorkeur. Een plaat die in de onderkaak wordt gedragen zal comfortabeler zijn en is zodoende geschikter voor overdag. Ook bij een insufficiënte lipsluiting. Bij parodontitis en palatumbeet wordt bij voorkeur de plaat juist in de bovenkaak geplaatst.

Geen behandeling

Bruxisme hoeft niet altijd behandeld te worden. Het kan namelijk zo zijn dat het ook een functie kent. Zoals het voorkomen van een te lange ademstilstand bij apneu en het vochtig houden van de mond bij monddroogte. Dus als er geen klachten zijn en geen (ernstige) schade (dreigt), wees dan terughoudend in de behandeling van bruxisme.

Pijn en slaap

De relatie tussen verminderde slaapkwaliteit en acute pijn is duidelijk. Bij het verdwijnen van de pijn verbetert de slaap. De relatie tussen chronische pijn en verminderde slaapkwaliteit is minder duidelijk. Verminderde slaapkwaliteit veroorzaakt eerder chronische pijn dan andersom. TMD-patiënten klagen vaker over de slaapkwaliteit. Mensen met een slechte slaapkwaliteit hebben meer risico op TMD-klachten. Echter, dit komt enkel voort uit zelfrapportages en dat is dus geen objectief onderzoek. OSA-gerelateerde klachten gaan vaak vooraf aan TMD-klachten. Mogelijk komt dit door centrale sensisatie. Dat betekent dat de pijngrens verschuift doordat er sprake is van chronische pijn. Het pijnsysteem is overgevoelig geworden.

Drs. Ina Alberts is fysiotherapeut-gnatholoog en mede-eigenaar van Fysiosmile, praktijk voor orofaciale therapie. Ze is als parttime docent verbonden aan de Hogeschool Saxion en de SOMT University of Physiotherapy Amersfoort.

Martijn Nuis is physician assistant longgeneeskunde. Samen met een longarts heeft hij een OSAS-poli opgezet waarin de patiënten werden begeleid met CPAP-apparatuur. Hij is werkzaam als PA-somnoloog in het slaapcentrum in het ZGT waarbij hij gespecialiseerd is in ademhalingsgerelateerde slaapstoornissen.

Dr. Simone Gouw werkt als orofaciaal en psychosomatisch fysiotherapeut op het Academie Instituut en als wetenschappelijk docent binnen de opleiding Gnathologie. Zij is tevens betrokken bij het masteronderwijs op de Hogeschool Utrecht, Hogeschool Arnhem-Nijmegen en de Universiteit van Gent.

Dr. Stanimira Sparreboom-Kalaykova is werkzaam als tandarts-gnatholoog, universitair docent aan de Afdeling Tandheelkunde van Radboud UMC in Nijmegen en bestuurslid van de NVGPT. Haar proefschrift schreef zij over “Functiestoornisscen van het kaakgewricht”.

Dr. Ghizlane Aarab is werkzaam als universitair hoofddocent bij de sectie Orofaciale pijn en dysfunctie van het ACTA. Ook is zij voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Dental sleep Medicine (AADSM) en lid van de wetenschappelijke commissie van de NVTS.

Dr. Nico van Bakelen is staflid kaakchirurg bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA-chirurgie) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Ook is hij betrokken bij diverse onderzoekslijnen en verzorgt hij onderwijs voor studenten tandheelkunde en mondzorgkunde.

Drs. Jeanne Baggen is werkzaam in de algemene praktijk in een eerstelijns Gezondheidscentrum. Ook is zij cursusleider en docent PAOT tandarts-slaapgeneeskundige. Zij is lid van het slaapteam van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen en werkt als tandarts-gnatholoog. Ook is zij werkzaam bij het ACTA en is bezig met een promotieonderzoek over TMD-pijn en neuropathische pijn.

Drs. Monique Bot is afgestudeerd als gnatholoog aan de faculteit Tandheelkunde van het Radboud UMC te Nijmegen. Ook is zij afgestudeerd manueel therapeut. Naast het verlenen van patiëntenzorg en het geven van gastcolleges volgt ze op dit moment een promotietraject op het onderwerp hoofdpijnklachten bij kinderen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezingen van drs. Ina Alberts, Martijn Nuis, dr. Simone Gouw, dr. Stanimira Kalaykova, dr. Ghizlane Aarab, Dr. Nico van Bakelen, drs. Jeanne Baggen en drs. Monique Bot tijdens het online symposium Orofaciale pijn, slaapverwekkend van de Van Hoytema Stichting.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
De kracht van slaap

De kracht van slaap

Lig je ‘s avonds wel eens te piekeren? Komt het wel eens voor dat je geen geduld meer hebt of ben je steeds zo snel afgeleid dat je bijna je werk niet meer kunt doen? Er is een enorme kans dat dit ligt aan een gebrek aan slaap. Verslag van de lezing van dr. Els van der Helm, slaapdeskundige.

Tijdens deze interactieve lezing vertelde dr. Els van der Helm over de kracht van slaap. Slaapbehoefte is per persoon verschillend, maar gemiddeld ligt deze behoefte rond de 8 uur per nacht met een range tussen de 7 en 9 uur die per nacht nodig is. Om je slaapschuld te berekenen bestaat er een simpele formule: 5 x A – 5 x B
A = hoeveel uur slaap je gedurende een doordeweekse nacht?
B = hoeveel uur slaap heb je nodig om je uitgerust te voelen gedurende de dag?
Een slaapschuld van 8 uur zorgt voor hetzelfde cognitieve en lichamelijke niveau als wanneer mensen een alcoholpromillage van 0.1% hebben. Om dit in een context te plaatsen, houdt dat in dat je dan al niet meer mag autorijden. Maar, als je zo’n grote slaapschuld hebt, hoe haal je dat in? De meeste mensen zullen dit beantwoorden met uitslapen. Maar, doe dat juist niet! Ga liever iets eerder naar bed (wel alleen als je slaperig bent). En nog beter, probeer eens overdag een dutje te doen.

Slaap is fundament van prestatie en welzijn

Slaap is het fundament van onze prestaties en welzijn en het reinigt onze hersenen. Gedurende de dag stapelt er in je hersenen een eiwit op, amyloïd-beta. Wanneer je slaapt, wordt dit eiwit opgeruimd. Maar door een grote slaapschuld of slecht kwalitatieve slaap, hoopt amyloïd-beta zich meer en meer op. De ophoping van dit eiwit is onder andere geassocieerd met een hogere kans op alzheimer. Reden te meer dus, om goed op je slaap te letten.

Even een uitstapje naar onze hersenen, waar we inzoomen op de amygdala en de mediale prefontale cortex. De amygdala zorgt ervoor dat er een alarm afgaat, terwijl de prefontale cortex de poortwachter is die vervolgens besluit of er daadwerkelijk iets met dat alarm moet gebeuren. De poortwachter is erg gevoelig voor slaaptekort: wanneer je weinig slaapt of een groot slaaptekort hebt, is de feedback die de poortwachter geeft niet of nauwelijks meer aanwezig. Dit houdt in dat je prefontale cortex, de amygdala niet meer afremt (“All gas, no brakes!”). Houdt dit in dat na een of twee slechte nachten, je feedbacksysteem volledig verdwenen is? Gelukkig niet! Maar, het gaat er wel om hoeveel slaapschuld je uiteindelijk opbouwt.

Stress

Maar, hoe kan het zijn dat als je enkele slechte nachten hebt gehad, je je niet slaperig voelt? Het antwoord ligt in “stress”. Stress kan een boosdoener zijn om niet goed te kunnen slapen, of een kwalitatief slechtere slaap te hebben. Maar het kan ook je slaperigheid maskeren. Adrenaline en cortisol zijn bedoeld om te sprinten en niet voor een marathon. Belangrijk is dus om de stress-levels te verminderen.

Hacks om beter te slapen

Voor een goede slaapkwaliteit is het van belang om bewust te worden van je ritme. Idealiter val je ongeveer binnen een half uur in slaap. Val je binnen 1 minuut al in slaap? Dan was je dus eigenlijk al veel te slaperig, ga dan dus eerder naar bed! Verder is het belangrijk om te weten dat hoge stress levels / arousals, ervoor zorgen dat je lichter slaapt en onregelmatiger slaapt. Dit betekent niet dat je dat altijd zelf door hebt, na een nacht slapen. Arousal systemen zijn erop gemaakt om snel te reageren, maar ze duren erg lang voort. Er is dus een aanzienlijke buffertijd nodig tussen de activiteiten en slaap. De slaaphygiëne kan hier ook een goede rol in spelen: geef je lichaam signalen om zich “klaar te maken” om te gaan slapen. Rituelen zoals je kleding klaarleggen voor de volgende dag, of je ontbijt en/of lunch klaarmaken zorgen ervoor dat je lichaam seintjes krijgt om te gaan slapen. Maar belangrijker is nog: wacht niet tot de avond om te gaan ontspannen. Denk aan de buffertijd! Op het moment dat jij gedurende de dag wat momenten inbouwt om bewuster te ontspannen, zullen je stress levels aan het einde van de dag ook minder opgebouwd zijn. Ga je met een lager stressniveau slapen? Dan heb je wel een betere kwaliteit van slapen. En ben je op termijn uitgeruster. Sterker nog, misschien heb je die wekker op den duur niet meer nodig als je goed leert luisteren naar je slaapritme. Zoals eerder genoemd, heeft iedereen eigen voorkeuren “personal performance guide”. Vaak bestaat dit uit een piek in analytische uren, een middagdipje, een creatieve piek, een “laatste stoot” energie en een “wind-down window”. Hoewel deze opeenstapeling vrijwel bij iedereen hetzelfde is, zijn de ideale momenten voor iedereen wat anders. Let erop: wanneer je over het algemeen slecht of weinig slaapt, zal de middagdip groter zijn.

Licht, eten en temperatuur

Kun je ervoor zorgen dat je circadiane ritme vergroot wordt? Een van de belangrijkste factoren is licht. Wij zijn als mensen heel slecht om om te gaan met licht. We krijgen overdag veel en sterk licht, en eigenlijk zou het licht gedempt of zelfs gestopt moeten worden wanneer de zon ondergaat. Mensen die een nachtlampje gebruiken, bijvoorbeeld, hebben een hoger hartslag en een grotere insuline deficiëntie. Daarnaast, als wij de hele dag binnen zitten, zijn we gevoeliger voor avondlicht, dan iemand die de hele dag buiten is geweest. Sporten en fysieke beweging in de ochtend, hebben ook een goed effect op de slaap ’s nachts. Daarnaast blijkt ook eten effect te hebben op slapen. Zware maaltijden vlak voor het slapen, zorgt voor een vermindering van slaap. Dus het devies is: niet in de 3-uur periode voor het slapengaan, eten. En als laatste: Temperatuur. Ook al is dit een erg ingewikkelde factoren, temperatuur draagt bij aan een betere kwaliteit van slapen. De lichaamstemperatuur moet naar beneden om slaperig te worden (maar let wel, koude voeten en handen hebben een tegenovergestelde werking).

Powernap en middagdutje

Op de vraag of mensen kunnen “leren” om dutjes te doen, werd als antwoord gegeven dat timing de key is. Maar voor iedereen is dat wat eerder dan voor de ander, en het is belangrijk om uit te zoeken wat voor jou het beste werkt. Wel moet er onderscheid worden gemaakt in een “powernapje”, die om en nabij de 20 minuten duurt, en een “middagdutje” die ongeveer anderhalf uur duurt. Dat laatste duurt relatief lang omdat je een gehele slaapcyclus doormaakt, waarin je dus ook diepe slaap hebt meegepakt. Belangrijk is dan om niet te worden gewekt door de wekker, gedurende de diepe slaap. Ben je wakker? Ga er gelijk uit, en zorg dat je voldoende licht krijgt om wakker te worden!

En kun je ook te veel slapen?

Als je meer dan een cyclus slaapt gedurende de dag, kan het zijn dat je je ritme verplaatst. Maar, als je overdag 3 uur kan slapen, heb je het misschien ook nodig. Wat je wel ziet is dat mensen te veel tijd in bed doorbrengen. Je associatie met je bed verandert, je bed is om te slapen. Blijf daar dus ook goed op letten.

Dr. Els van der Helm is neurowetenschapper, slaapdeskundige, founder van “Shleep”, en universitair docent aan de IE Business School in Madrid. Ze heeft daarnaast uitvoerig onderzoek gedaan naar o.a. slaap op het geheugen en emotionele processen (Harvard Medical School) en het effect van slaap op de hersenen (University of California Berkeley). Ze is op dit moment werkzaam als consultant bij McKinsey & Company.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Els van der Helm tijdens het NVTS-slaapcongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Slaapapneu en boezemfibrilleren

Slaapapneu en boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland, met ruim 3% van de bevolking die hier last van ervaart. Boezemfibrilleren neemt toe gedurende de leeftijd, wat een enorme belasting geeft op de zorg.

Anatomie en diagnose

Het hart bestaat grofweg uit twee boezems (atria), twee kamers (ventrikels) en vier hartkleppen. De samentrekking van het hart wordt aangestuurd door middel van elektrische signalen. Bij boezemfibrilleren is die electrische activatie in de boezems verstoord. De diagnose boezemfibrillatie wordt door middel van een elektrocardiogram (ECG) gesteld. Bij iemand met boezemfibrillatie zie je dat de basislijn van het ECG chaotisch verloopt, en dat de kamers onregelmatig en frequenter worden geactiveerd.

Boezemfibrilleren is geen acuut bedreigende ritmestoornis. Sommige mensen ervaren geen klachten. Dit zorgt ervoor dat er veel mensen kunnen zijn die niet doorhebben dat zij last hebben van boezemfibrilleren. Er zijn mensen die wel klachten ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: vermoeidheid, kortademigheid, hartkloppingen en duizeligheid. Een complicatie van boezemfibrilleren kan zijn dat het hart begint te falen, zoals bij tachycardiomyopathie. Hierbij neemt de pompkracht van de hartspier af door de voortdurend te hoge hartfrequentie. Het bloed pompt dan dus minder goed rond. Het voordeel is dat tachycardiomyopathie volledig reversibel is. Een ander belangrijke consequentie van boezemfibrilleren is het fors verhoogde risico op een beroerte. Dit verhoogde risico kan goede behandeld worden met de juiste bloedverdunners. Tenslotte kan boezemfibrilleren ook worden gezien als een mogelijk symptoom van een onderliggend hartprobleem. Dit wordt beoordeeld met een echo van het hart.

Modificerende factoren

Modificerende factoren voor boezemfibrilleren zijn onder andere hypertensie, overgewicht, alcoholconsumptie en extreme duursport. In het geval van hypertensie is het RAAS-systeem geactiveerd wat resulteert in vochtretentie en een hogere kans op boezemfibrilleren. Daarnaast kan een verdikking van de hartspier ontstaan door hypertensie, resulterend in verhoogde druk in het hart met als gevolg weer een grotere kans op boezemfibrilleren. De volgende modificerende factor is overgewicht, waarbij er pericardiaal vet rondom de hartspier ontstaat. Hoewel dat een mechanisch effect heeft op het hart, waardoor het minder goed in staat is om te ontspannen, kan vet er ook voor zorgen dat er meer en andere hormonen worden aangemaakt waardoor er een hormonale disbalans dreigt. De consequentie is wederom, boezemfibrillatie. Daarnaast, zoals eerder genoemd, en al welbekend, geven alcohol en de “extremere” duursporten een grotere kans op boezemfibrillatie.

Slaapapneu

In 50-80% van de patiënten die bekend zijn met boezemfibrillatie, is slaapapneu aanwezig. Gemeenschappelijke factoren zoals overgewicht, hypertensie en alcoholgebruik geven daar ook aanwijzingen toe. Andersom beredeneert, hebben patiënten met obstructief slaapapneu (OSA) zo’n 5 keer hogere kans op het ontwikkelen van boezemfibrillatie dan mensen zonder OSA.

Wanneer ritmestoornissen worden onderzocht, worden twee onderdelen bekeken: het substraat en de trigger. Met het substraat wordt bedoeld of er risico’s a priori zijn om ritmestoornissen te veroorzaken. Oftewel, zijn er structurele veranderingen zoals een verminderde pompfunctie, ontspanningsfunctie en elektrische veranderingen. Daarnaast wordt er gekeken of er een trigger aanwezig is, om dat substraat ook daadwerkelijk aanleiding te geven om een ritmestoornis te worden. Dit kunnen zowel milde als extreme vormen van triggers zijn. Denk bijvoorbeeld aan apneu, hypoxie en hypercapnie.

Hypoxie (=tekort aan zuurstof in de weefsels) en hypercapnie (=overmaat van koolstofdioxide in de weefsels) geeft een activatie van het autonome zenuwstelsel. En dat geeft weer een verhoging van de bloeddruk. In combinatie met de verlaging van de druk van de thorax, die ontstaat door de inspiratie tegen een obstructie, ontstaat er een verwijding van de linkerboezem en fibrose. Daarnaast geeft datzelfde autonome zenuwstelsel én de hypoxie en hypercapnie een verandering van de elektrische eigenschappen van de atriale spiercel. De duur van de prikkel verlengt en de geleidingssnelheid vertraagd, door deze activatie. Dit zijn allemaal “substraten” voor het ontstaan van boezemfibrilleren. Ook geven hypoxie en hypercapnie, dus ook de activatie van het autonome zenuwstelsel, een toegenomen inflammatie in het lichaam.

Literatuuronderzoek

In 2015 is een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de CPAP werd onderzocht op het recidiefkans van boezemfibrillatie. Hieruit kwam naar voren dat er een gunstig effect is te zien van CPAP op recidieven. Wat belangrijk is om te vermelden, is dat deze patiëntengroepen niet alleen maar met CPAP zijn behandeld, maar ook vaak met medicatie. In 2016 is er een gerandomiseerd cohortonderzoek uitgevoerd (SAVE-trial) onder mensen met matig tot ernstige OSA. Deze mensen werden, at random, onderverdeeld in een groep die CPAP-therapie gebruikt of geen CPAP-therapie gebruikt. Uiteindelijk bleek uit de resultaten dat dit geen significant effect had op grote cardiale events (MACE).

Patiënten uit bij de polikliniek in het Tergooi ziekenhuis, krijgen een zogenaamde “Fibricheck” mee. Dit is een applicatie waarmee mensen zelf hun eigen hartritme kunnen registreren. Patiënten worden gevraagd om dit zo’n 2 tot 3 keer per dag te doen, zodat dit een goed beeld geeft van het uiteindelijke hartritme. Daarnaast worden mensen actief gescreend op het hebben van OSA: allereerst vullen mensen met boezemfibrilleren de STOP-BANG vragenlijst in. Dit is een vragenlijst die bestaat uit 8 vragen, die patiënten zelf kunnen invullen. De specificiteit (=terecht negatieve uitslagen) van de STOP-BANG vragenlijst neemt toe naarmate er hogere scores uit de vragenlijst komen, en dus er een grotere kans bestaat dat er apneu in het spel is. Op het moment dat mensen een score hoger dan 5 hebben, worden zij gelijk ingepland voor een polysomnografie en is er geen ander screeningsinstrument nodig. Echter, wanneer de uitslag lager is dan 5 zullen patiënten eerst nog gebruik gaan maken van de “OSA-sense”. Dit is een apparaat die zij zelf kunnen dragen en die nachtelijk een continue zuurstofsaturatiemeting uitvoert. Wanneer hier een negatieve uitslag uit volgt, is apneu voldoende uitgesloten. Wanneer de OSA-sense positief is, wordt er besloten om alsnog te verwijzen naar longarts of KNO-arts voor bevestiging van de diagnose met een poly(somno)grafie.

Zoals bekend kan slaapapneu in het spel zijn wanneer andere klachten eerder naar voren komen. Anderzijds is dus ook bekend dat mensen met apneu, een vijf keer zo hoge kans hebben op bijvoorbeeld het ontstaan van boezemfibrilleren. Het is belangrijk dat beide kanten in de gaten worden gehouden, zodat patiënten de juiste hulp krijgen.

Dr. Ward Jansen is cardioloog en electrofysioloog, en daarnaast initiator van hoofd en hoofd van de atriumfibrilleren polikliniek in het Tergooi ziekenhuis. Sinds 2009 is hij hier werkzaam als cardioloog in zowel Blaricum als Hilversum. Daarnaast is hij deels werkzaam in het Flevoziekenhuis Almere en het AUMC Amsterdam voor ICD- en pacemaker-implantaties. Zijn aandachtsgebieden zijn ritmestoornissen.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Ward Jansen tijdens het NVTS-slaapcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z

3D-foto van gezicht kan slaapapneu voorspellen

Een analyse van gezichtskenmerken uit 3D-fotos zou de kans op obstructieve slaapapneu (OSA) kunnen voorspellen. In de toekomst kan deze methode worden gebruikt in combinatie met goedkope 3D-fotografiesystemen om eenvoudiger patiënten te kunnen diagnosticeren.

Vaak ongediagnosticeerde aandoening

Obstructief slaapapneu is een veelvoorkomende en potentieel dodelijke aandoening die vaak verholpen kan worden. Dan moet het alleen wel gediagnosticeerd worden, wat vaak niet gebeurt. “Daarom zijn er eenvoudige, accurate screeningstools nodig om te voorspellen wie OSA hebben,” zei hoofdauteur Peter Eastwood van het Centre for Sleep Science aan de University of Western Australia.

Slaaponderzoeken en 3D-foto’s

Bij de studie waren 300 personen betrokken met verschillende ernstniveaus van slaapapneu en 100 mensen zonder slaapapneu. Allen ondergingen ’s nachts slaaponderzoeken en 3D-foto’s met een craniofaciaal scannersysteem. Met behulp van vooraf bepaalde oriëntatiepunten werden allerlei afstanden en rondingen van het gezicht gemeten. De onderzoekers wisten dat de breedte van het midden- en ondergedeelte van het gezicht correleert met de ernst van OSA en gebruikten dit om de mate van slaapapneu te voorspellen.

Algoritme voorspelt slaapapneu

Een algoritme werd getraind op de patiënten en getest op een andere set patiënten. In 89 procent van de controlegroep werd slaapapneu juist voorspeld. Wanneer het algoritme werd getraind op 2D-foto’s was dit 86 procent. Een combinatie van beide metingen gaf het beste resultaat met 91 procent.

Nekbreedte en retrusie belangrijke indicatoren

De data identificeerden nekbreedte en de mate van retrusie van de onderkaak als de gelaatstrekken die het meeste worden geassocieerd met slaapapneu. “De gegevens van de huidige studie geven aan dat andere metingen zoals de breedte en lengte van de onderkaak, de breedte van het gezicht en de afstand tussen de ogen ook bijdragen aan het onderscheiden van individuen met en zonder OSA,” zei een van de wetenschappers.

Goede screeningtool

In de toekomst is 3D-fotografie een goede screeningtool, denken de onderzoeker. Dit kan gecombineerd worden met data van een digitale gezondheidstracker en -geschiedenis van een patiënt. Hoewel deze studie gebruik maakte van een duur cranofaciaal scannersysteem is het misschien mogelijk om een dergelijke methoden in te bedden in bestaande, goedkope 3D-fotografiesystemen.

Bron:
Journal of Clinical Sleep Medicine
Science Daily (American Academy of Sleep Medicine)

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
slapen, narcose

Podcast: Informatie voor algemeen practicus bij patiënt die behandeld wordt met MRA

Obstructieve slaapapneu (OSA) komt regelmatig voor. De kans is dus groot dat er in uw praktijk patiënten rondlopen die hiervoor worden behandeld met een mandibulair repositie apparaat (MRA). Hoe wordt de diagnose gesteld? Hoe wordt er bepaald of de patiënt in aanmerking komt voor een MRA behandeling? Waar kunt u als algemeen practicus op letten?

Geschreven door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS

Beluister de podcast

Lees de hele tekst van het artikel hieronder.

Patiënten die worden verdacht op het hebben van obstructief slaapapneu (OSA) worden in de meeste gevallen via de huisarts verwezen naar de longarts. De longarts zal aan de hand van onder andere de anamnese en het slaaponderzoek vaststellen of er sprake is van Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Ook wordt er een klinisch onderzoek uitgevoerd door de KNO-arts. De KNO-arts beoordeeld de bovenste luchtwegen op tekenen van vernauwing.

Diagnose

OSA wordt gekenmerkt door regelmatige onderbrekingen in de ademhaling tijdens de slaap door het dichtvallen van de hogere luchtwegen. Zo’n onderbreking wordt een apneu of hypopneu genoemd en wordt gekenmerkt door (respectievelijk) een volledige of een gedeeltelijke onderbreking van de luchtstroom van minstens tien seconden met als gevolg een verlaging van het zuurstofgehalte in het bloed. Ook is er bij veel OSA-patiënten sprake van snurkgeluid, ook veroorzaakt door vernauwing van de hogere luchtwegen.

De Apneu-Hypopneu-Index (AHI) is een grootheid die het gemiddelde aantal apneus of hypopneus per uur slaap aangeeft en wordt geregistreerd tijdens het slaaponderzoek. De ernst van OSA kan op basis van de AHI worden onderverdeeld in:
Mild: AHI 5-15
Matig: AHI 15-30
Ernstig: AHI >30

De diagnose OSAS kan gesteld worden indien:
– Er sprake is van een AHI van 5 of hoger én:
– Er sprake is van overmatige slaperigheid overdag die niet verklaard kan worden door andere factoren OF er sprake is van aanwezigheid van twee of meer van de volgende symptomen die niet door een andere oorzaak verklaard kunnen worden:

  • Nachtelijk verstikkingsgevoel en/of happen naar adem tijdens de slaap
  • Regelmatig wakker schrikken tijden de slaap
  • Niet-verfrissende slaap
  • Vermoeidheid overdag
  • Concentratieverlies

Behandeling OSAS

Het is belangrijk om OSAS te behandelen. Door het regelmatig optreden van ademstops vinden er herhaalde ontwaakreacties plaats (vaak merkt de patiënt hier niets van). Deze slaapfragmentatie heeft een vermindering van slaapkwaliteit tot gevolg. Wordt hier niets aan gedaan dan kan de patiënt naast (ernstige) vermoeidheid, last krijgen van hoofdpijn en van concentratie- en geheugenverlies. Door het gebrek aan zuurstof in de nacht loopt de patiënt daarnaast het risico op meerdere gezondheidsproblemen, zoals een hoge bloeddruk, diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. (bron: folder NVTS)

CPAP of MRA

Vaak wordt een OSAS-patiënt behandeld met een CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) of een MRA (Mandibulair Repositie Apparaat). Een CPAP is een apparaat waarbij er continue lucht met positieve druk de luchtweg ingeblazen wordt via een gezichtsmasker. Deze positieve luchtdruk houdt de bovenste ademweg open. Een MRA is een soort blokbeugel die op maat wordt gemaakt en die ’s nachts wordt gedragen. De MRA zorgt ervoor dat de onderkaak in een ventrale stand wordt gefixeerd waardoor de luchtweg tijdens de nachtrust open blijft. De CPAP is de gouden standaardbehandeling maar over het algemeen wordt een MRA beter geaccepteerd dan een CPAP-apparaat.

Behandeling met een MRA kan als primaire interventie worden overwogen bij de behandeling van patiënten met lichte tot matige vormen van OSAS. In geval van een ernstige vorm van OSAS of beperkingen in de gebitssituatie van de patiënt, moet behandeling met een MRA vooral als een secundaire interventie worden gezien. Voor een behandeling met een MRA wordt de patiënt door de KNO en/of longarts verwezen naar een tandheelkundig slaapgeneeskundige. Dit is een kaakchirurg, orthodontist of tandarts die geaccrediteerd is voor het uitvoeren van deze behandeling en nauw samenwerkt met andere medisch specialisten om de slaapproblemen te behandelen.

Consult voor MRA

De tandheelkundig slaapgeneeskundige zal beoordelen of een patiënt geschikt is voor een MRA. Hieronder volgen de zeven stappen van een eerste consult.

1. Anamnese

Tijdens de anamnese wordt gevraagd naar de algemene gezondheid en het medicatiegebruik van de patiënt. Daarnaast wordt de patiënt gevraagd naar de aanwezigheid van de volgende klachten:

  • (overmatige) vermoeidheid
  • slaperigheid overdag
  • concentratie problemen
  • problemen tijdens het autorijden, zoals de neiging tot in slaap vallen achter het stuur
  • een stokkende ademhaling/ onregelmatige ademhaling
  • wakker schrikken, bijvoorbeeld als gevolg van adem tekort/ het gevoel van stikken
  • een niet-verfrissende slaap, oftewel ‘moe wakker worden’
  • sociaal hinderlijk snurken: heeft de omgeving hier last van?

Ook wordt er gevraagd of er momenteel of in het verleden sprake is geweest van CMD-klachten, of er klachten zijn aan het gebit, of de patiënt regelmatig de tandarts bezoekt, of er klachten zijn aan het tandvlees en of het gebit regelmatig wordt gereinigd.

2. Mondonderzoek

Tijdens het mondonderzoek wordt er gekeken naar:

  1. De eventuele aanwezigheid van temporomandibulaire disfunctie
    O.a. pijn bij palpatie van de kauwmusculatuur en/of het kaakgewricht, pijn bij bewegingen van de onderkaak.
  2. Dentitie
    O.a. aantal aanwezige elementen, restauratiegraad, cariëslaesies, slijtage, tekenen van parafuncties zoals klemmen of knarsen.
  3. Parodontale situatie
    O.a. het niveau van zelfzorg/mondhygiëne, aanwezigheid van pockets of mobiliteit.
  4. Beet
    O.a. klasse beet (I, II of III), aanwezigheid interdigitatie. Ook worden de overjet en overbite opgemeten en wordt er gekeken naar de afstand van het traject van de onderkaak bij proale beweging. Eventueel worden er lichtfoto’s gemaakt van de beet.
  5. Mallampatie, oftewel de grootte van de tong.
    Bij het beoordelen van de mallampatie wordt de zichtbaarheid van verschillende structuren beoordeeld bij een tongpositie in rust. De patiënt krijgt hiervoor een score tussen de 1 en 4.
    1= de uvula, tonsillen en farynxbogen zijn zichtbaar
    2= de uvula is zichtbaar, de tonsillen niet
    3= alleen het palatum molle is zichtbaar
    4= alleen het palatum durum is zichtbaar

3. Röntgenonderzoek

Op de OPG worden onder andere de kaakkopjes beoordeeld en de dentitie op aanwezigheid van eventuele cariëslaesies en/of granulomen. Vaak wordt er ook een laterale schedelopname gemaakt.

4. Conclusie: Is de patiënt geschikt voor een MRA?

Aan de hand van de anamnese en het onderzoek wordt bepaald of de patiënt geschikt is voor een MRA. Een MRA is gecontra-indiceerd in de volgende gevallen:
Aanwezigheid van CMD-klachten

  • Aanwezigheid van ernstige parodontitis/ een slechte mondhygiëne
  • Aanwezigheid van cariëslaesies
  • Een beperkte mondopening
  • Een beperkte proale beweging (minder dan 5 mm)
  • De aanwezigheid van minder dan acht gebitselementen per kaak*

Bij de aanwezigheid van cariëslaesies wordt de patiënt eerst naar de eigen tandarts gestuurd om dit te behandelen, de MRA wordt dan na deze behandeling aangemeten. Ook kan een patiënt worden aangeraden naar de mondhygiëniste te gaan.

* Bij patiënten met een prothese kan een MRA gemaakt worden mits er in de onderkaak in ieder geval implantaten aanwezig zijn. Het behandelresultaat is voor deze patiënten echter wel minder voorspelbaar.

5. Bespreken bijwerkingen MRA en informed consent

Bij het dragen van een MRA kan de patiënt last krijgen van bijwerkingen. In de meeste gevallen zijn deze van tijdelijke aard.

  1. Bijwerkingen op de korte termijn
    Bijwerkingen die meestal optreden in de eerste dagen/weken dat de patiënt de MRA draagt zijn: droge mond, veel speekselvloed, gevoelige tanden en/of kiezen, gevoelig tandvlees, gevoelige kaakgewrichten of kauwspieren, kokhalsneiging, kleine standsveranderingen van het gebit. Deze klachten verdwijnen meestal na een aantal dagen tot weken.
  2. Bijwerkingen op de lange termijn
    Na verloop van tijd kunnen er kleine veranderingen van tand- en/of kaakstand optreden. Deze zijn meestal zeer gering. De patiënt moet jaarlijks voor controle komen zodat eventuele tand- en/of kaakstand goed in de gaten gehouden kunnen worden. Mocht de tand- en/of kaakstand zodanig veranderen dat dit invloed heeft op de beet, dan is vaak het advies om de MRA behandeling te staken.

De patiënt wordt tijdens het consult uitgebreid over de mogelijke bijwerkingen ingelicht. Ook wordt er gevraagd om een informed consent te tekenen. Een MRA-behandeling valt bij OSAS-patiënten onder verzekerde zorg.

6. Aanmeten MRA

Mocht de patiënt geschikt zijn voor een MRA dan kan deze opgemeten worden. Hiervoor wordt er een beetregistratie uitgevoerd en wordt er een alginaatafdruk van de boven- en onderkaak gemaakt. Voor het uitvoeren van de beetregistratie wordt eerst de maximale protrusie van de onderkaak vastgelegd met behulp van een George gauge. De beginstand van de MRA wordt aan de hand van het totale proale traject van de onderkaak bepaald (60% van maximale protrusie). In deze positie wordt de beet vastgelegd met beetregistratiemateriaal. Sommige patiënten hebben bij protrusie van de onderkaak een deviatie naar links of rechts, deze wordt ook genoteerd.

7. Maken vervolgafspraken

De volgende vervolgafspraken worden gemaakt voor de patiënt:

  • Plaatsen

    Ongeveer vier weken na het aanmeten, zal de MRA geplaatst worden. De MRA wordt gepast en er wordt uitleg gegeven over het schoonhouden van de MRA.

  • Controle 1: Uitleg titratie

    Twee weken na het plaatsen, wordt de eerste controle ingepland. Er wordt gekeken of de patiënt al gewend is aan de MRA en of er klachten zijn. Ook wordt gevraagd of de patiënt al effect van de MRA ervaart.
    Snurken is vaak een goede graadmeter voor de aanwezige ruimte in de bovenste luchtweg. Eventuele verbetering van snurkklachten kunnen vaak al worden opgemerkt (op korte termijn is er meestal nog weinig effect merkbaar op de vermoeidheidsklachten). Mocht het snurken geheel of grotendeels verdwenen zijn dan kan vaak de huidige stand van de MRA gehandhaafd worden. Mocht dit niet het geval zijn dan kan er getitreerd worden. Bij titratie wordt de MRA (heel geleidelijk!) versteld waardoor de onderkaak meer naar proaal
    komt te staan. Tijdens deze afspraak wordt hier uitleg over gegeven, de patiënt kan dit zelf thuis doen.

  • Controle 2: Evaluatie

    Drie maand na het plaatsen van de MRA vindt de tweede controle plaats. Er wordt gevraagd naar de aanwezigheid van eventuele klachten en het effect van de MRA op het snurken en de vermoeidheid. Ook wordt de patiënt gevraagd naar zijn therapietrouw en of de patiënt heeft getitreerd. Tijdens het mondonderzoek wordt gekeken naar de aanwezigheid van eventuele CMD-klachten en eventuele veranderingen in de overjet of overbite.
    Bij een AHI van 15 of hoger wordt de patiënt terugverwezen naar de longarts voor het herhalen van het slaaponderzoek. Het effect van de MRA op de AHI kan op deze manier onderzocht worden. Wanneer de MRA voldoende effectief is en er geen klachten zijn dan wordt er een revisie van 1 jaar afgesproken. Bij klachten of bijzonderheden kan een patiënt altijd eerder terecht.

Algemeen practicus

Wanneer er voor de patiënt een MRA aangemeten is, zal de behandelend tandarts hiervan op de hoogte worden gebracht middels een brief. Vaak wordt in deze brief uitgebreid beschreven wat de bevindingen waren van de anamnese, het mondonderzoek en het röntgen onderzoek. Soms moet een patiënt eerst nog voor een behandeling komen (bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een caviteit) alvorens de MRA aangemeten kan worden.

Wanneer uw patiënt een MRA heeft dan is het aan te bevelen om mogelijke beetverandering te monitoren door het met regelmaat opmeten van de overjet en overbite. Daarnaast is het verstandig om de patiënt altijd de MRA mee te nemen naar de behandeling zodat na het vervaardigen van bijvoorbeeld een restauratie meteen gekeken kan worden of de MRA nog goed op zijn plek komt. Bij bijzonderheden kunt u altijd contact opnemen met de tandheelkundig slaapgeneeskundige. Ook kunt u een rol spelen in de diagnostiek van OSAS. Wanneer er namelijk sprake is van bijvoorbeeld een grote tong, zou u kunnen vragen naar de aanwezigheid eventuele snurk- en/of vermoeidheidsklachten. Mochten er aanwijzingen zijn voor OSAS, dan kunt u de patiënt adviseren om een afspraak te maken met de huisarts zodat de patiënt eventueel verwezen kan worden.

Bronnen:
– Leerboek Slaap & Slaapstoornissen. J. Verbraecke et al. Acco/Leuven Den Haag 2013.
– MKA-chirurgie – Handboek voor Mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie. B. Stegenga, A. Vissink A, LGM de Bont, FKL Spijkervet. Van Gorcum Assen 2013.
– Slaapproblemen: Snurken, Apneu (OSAS), Snurkbeugel (MRA) – Folder NVTS 2016.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS.

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Slaapbruxisme beoordelen thuis

Nauwkeurig slaapbruxisme beoordelen met nieuwe elektrodeset voor thuis

Slaapbruxisme, komt voor bij ongeveer 8-15% van de bevolking. Het kan leiden tot bijvoorbeeld gebitsslijtage, gezichtspijn en hoofdpijn. Momenteel richt de aanpak ervan vooral op de gevolgen, omdat er geen methode voor ernstbeoordeling is die zowel betrouwbaar en nauwkeurig als kostenefficiënt en gemakkelijk verkrijgbaar is.

Dure polysomnografie werkt het beste

De beste methode is op dit moment polysomnografie in een slaaplaboratorium. Deze bioelektrische meetmethode is echter beperkt beschikbaar en duur, en wordt dus vooral gebruikt voor de ergste gevallen. Gebruiksvriendelijke apparaten bestaan, maar deze kunnen vaak niet differentiëren tussen bruxisme en bijvoorbeeld gapen, en zijn dus niet nauwkeurig genoeg.

Nieuwe gebruiksvriendelijke methode

Onderzoekers van de University of Eastern Finland hebben recent een nood-EEG-elektrodeset ontwikkeld die wel snel, gebruiksvriendelijk en nauwkeurig is. Als onderdeel van een PhD-project van Tomi Miettinen is de set geüpgraded waardoor hij nu geschikt is om door patiënten thuis te gebruiken.
Deze nieuwe methode heeft een diagnostische nauwkeurigheid vergelijkbaar met conventionele polysomnografie. 90% van de thuis uitgevoerde opnames waren van goede kwaliteit, en maar 1 van de 101 opnames mislukte door elektrodegerelateerde problemen.

Eerste-nachteffect

De studie vond ook bewijs voor de claim dat resultaten van de meting van de eerste nacht anders zijn dan die daarna, een zogenoemd eerste-nachteffect. Slaapbruxisme zou daarom meer dan een nacht moeten worden gemeten. De nieuwe elektrodeset is erg geschikt om slaapbruxismeactiviteit gedurende meerdere nachten te meten.

Methode geschikt voor verschillende onderzoeksvragen

Hierdoor is de methode toepasbaar voor het oplossen van verschillende onderzoeksvragen gerelateerd aan dit onderwerp. Zo zouden verbanden tussen bruxisme en aangenomen gevolgen kunnen worden onderzocht, net als de effectiviteit van beheersmethodes op de lange termijn. Miettinen hoopt dat de elektrodeset uiteindelijk voor nieuwe methodes zorgt om slaapbruxisme te leren beheersen of zelfs behandelen.

Bron:
University of Eastern Finland

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Bruxisme: wat moet je ermee ?

Bruxisme: wat moet je ermee ?

Van oudsher focust de Orale Kinesiologie (nieuwe term voor gnathologie) zich op behandeling van klachten van het kauwstelsel. Het staat aan de rand van de tandheelkunde. Prof. dr. Frank Lobbezoo hield een presentatie over bruxisme waarbij een paradigmashift centraal stond.

Bruxisme van vroeger

Lobbezoo haalde zijn oude dictaten van toen hij nog studeerde (1985) tevoorschijn. Hierin stond de definitie van parafuncties:

Niet-normale en niet-fysiologische en niet-doelbewuste functies van het kauwstelsel.
De belangrijkste parafunctie zou persen en knarsen zijn, nu noemen we dit klemmen en knarsen. De gevolgen zouden schade zijn aan spieren, gewrichten, gebitselementen en parodontium. De behandeling was via bewustwording, inslijpen, Drumplaat (zachte opbeetplaat), harde opbeetplaat en medicatie. Inslijpen en een zachte opbeetplaat worden nu niet meer gedaan, want dat die geeft aanleiding tot meer bruxisme in plaats van minder.

Van gnathologie naar Orale Kinesiologie

Gnathologie is nu veranderd in Orale Kinesiologie; het is een breder en medischer vak geworden. De Orale Kinesiologie omvat:

• Orofaciale pijn en tempomandibulaire disfunctie
• Tandheelkundige slaapstoornissen
• Orale bewegingsstoornissen
• Gebitsstijtage

Hoe kijken we nu tegen bruxisme aan?

De definitie van bruxisme die nu is vastgesteld door experts uit de hele wereld:

Repetitieve kauwactiviteit die wordt gekarakteriseerd door knarsen of klemmen met tanden en kiezen en/of fixeren van of duwen van de onderkaak.

Hier staat dus niet meer parafunctie of stoornis genoemd. Bruxisme is enkel een kauwspieractiviteit en niet meer of minder. Het wordt dus niet meer per definitie als schadelijk beschouwd. Bovendien is tandcontact niet meer per se nodig om als bruxist te worden gezien. Men kan zelfs knarsen en klemmen zonder tanden te hebben. Bruxisme wordt niet veroorzaakt door iets perifeers, het is een centraal fenomeen. Bruxisme vindt zijn oorsprong in de hersenen, de oorzaak heeft niks te maken met tanden en kiezen. De neurotransmitters verkeren in een disbalans.

Wat ook veranderd is, is de omschrijving van dag- en nachtbruxisme. Nu heet het waak- en slaapbruxisme omdat niet iedereen slaapt in de nacht en vice versa.

Diagnostiek bruxisme

Hoe stel je vast of iemand bruxisme heeft of niet? Daar zijn verschillende methodes voor:

• Vragenlijsten
• Klinisch onderzoek
• Door middel van een apparaat dat de spieractiviteit monitort tijdens de slaap

Het afnemen van een vragenlijst leidt enkel tot een vermoeden van bruxisme. Bij klinisch onderzoek wordt er bekeken of er sprake is van slijtage, randen in de wangen, impressies in de tong of lippen en andere tekenen die kunnen wijzen op bruxisme. Dit geeft meer evidentie van het bruxisme. Een apparaat kan enkel wijzen op slaapbruxisme en geeft zekerheid. Een apparaat om waakbruxisme te registeren wordt op dit moment ontwikkeld. Diagnostiek via een apparaat wordt echter zelden gedaan, omdat het zeer arbeidsintensief is. Op dit moment wordt het vooral gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en bij ernstige gevallen in de kliniek.

Etiologie

Occlusie speelt geen rol alhoewel dit vaak wordt gedacht. Psychosociale factoren staan wel nog steeds hoog op de lijst als etiologie, vooral voor overdag. Bruxisme is voor zeker vijftig procent genetisch bepaald. Zoals eerder genoemd is een asymmetrie in de hersenen bij de neurotransmitters een veroorzaker, met name met dopaminesubstanties. Er is ook een waslijst aan exogene factoren, zoals alcohol, roken, drugs en medicijnen. Bij medicijnen wordt dit als bijwerking vermeld onder de noemer ‘extrapyramidale stoornissen’.

Gedragsbeïnvloeding is dus belangrijk bij behandeling van bruxisme. Zoals je weet helpt het niet om te zeggen ‘je moet stoppen met roken’ of ‘neem dat pilletje nou gewoon niet’ en moeten de mouwen opgestroopt worden. Bij medicatie kan men de medisch behandelaar bellen om te overleggen of er overgestapt kan worden naar andere medicatie.

Gevolgen bruxisme

Negatieve gevolgen van bruxisme:

• Hypertrofie; verdikte masseters
• Gebitsslijtage
• Implantaten die sneuvelen
• Pijn in spieren en gewrichten
• De discus kan zich voorwaarts verplaatsen en zelfs blokkeren

(Mogelijke) Positieve gevolgen:

• Stimulatie van speekselklieren; ophef van hyposalie
• Hogere botdensiteit van de kaak
• Versteviging van de bovenste luchtweg; hierdoor verminderd slaapapneu
• Doorbreking van het slaapapneu event
• Stimulatie van de hersenactiviteit; verbeterde cognitieve prestaties

Denk daarom na voordat je ingrijpt bij een bruxist. Als mensen klachten hebben, kan je ingrijpen, maar als het (mogelijk) een bescherming geeft, blijf er dan vanaf.

Kinderen

Bij kinderen komt knarsen/klemmen veel voor: ongeveer 20% en neemt in de tijd weer af tot 8%. Waarschijnlijk komt het doordat het motorisch systeem nog niet uitgerijpt is en er nog gewend moet worden aan normale bewegingen. Bovendien kan er sprake zijn van ontwikkelingsstress. Het kan ook functioneel zijn want je hebt enige slijtage nodig om de gebitswisseling tot stand te brengen.

Mensen met verminderde cognitie

Ook onder mensen met een cognitieve problemen komt bruxisme vaker voor, bijvoorbeeld bij mensen met syndroom van Down.

Behandeling

Helaas ontbreekt er een effectieve en veilige behandeling. Er zijn wel strategieën waarvan we weten dat ze werken, maar we weten niet of het veilig is. Als je wilt behandelen, gebruik dan de Triple P-methode:

• Peptalk: Psychologie, leg uit wat er aan de hand is, geef instructies, geef ontspanningsoefeningen
• Platen: Geen zachte opbeetplaat, maar een harde opbeetplaat met volledige afdekking en afsteuning
• Pillen: In ernstige gevallen en bij falen van de eerste twee P’s. Geen valium, maar anti-parkisonmedicatie (via een arts of medisch specialist)

Hoewel effectief bij de behandeling van bruxisme is de veiligheid van Botox nog niet volledig aangetoond. Zo is gesuggereerd dat het zou kunnen leiden tot osteoporotische problemen. Terughoudendheid is dus gewenst.

 

Prof. dr. Frank Lobbezoo is tandarts-gnatholoog en hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder de Orofaciale Pijn en Disfunctie. Tevens is hij voorzitter van de afdeling Mondgezondheidswetenschappen en vice-decaan van ACTA. Prof. Lobbezoo verzorgt theoretisch en praktisch onderwijs voor tandheelkundestudenten op het gebied van TMD, orofaciale pijn en tandheelkundige slaapstoornissen. Hij heeft een groot aantal nationale en internationale publicaties op zijn naam staan.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van het de Quality Practice Themadag Functie en Parafunctie

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Lagere kosten door behandelen slaapapneu in eerste lijn

Lagere kosten door behandelen slaapapneu in eerste lijn

Een nieuw ontwikkelde methode biedt potentie om de hoge kosten die slaapapneu met zich mee brengt terug te brengen. Met de methode die het diagnostisch centrum Diagnostiek voor U ontwikkelde kan per patiënt 400 tot 525 euro worden bespaard.

Hoge kosten OSAS

Het te laat ontdekken en niet behandelen van het obstructief slaapsyndroom OSAS brengt zowel gezondheidsrisico’s als hoge kosten met zich mee. Jaarlijks kost dit Nederland zo’n 1,5 miljard euro. In de Verenigde Staten lopen de kosten zelfs op tot 160 miljard.

Zuurstoftekort en verstoring slaapritme

Bij mensen met slaapapneu stopt de ademhaling tijdens het slapen steeds opnieuw voor 10 tot 30 seconden, meestal veroorzaakt door afsluiting van de bovenste luchtwegen. In sommige gevallen kan dit zelfs meer dan vijftig keer per uur voorkomen. Hierdoor beland er minder lucht in de langen wat een zuurstoftekort in het bloed veroorzaakt.

Waar de patiënt hier op het eerste gezicht niets van merkt verstoort dit wel het slaapritme. Dit verzorgt daarom vaak klachten als vermoeidheid, slechte concentratie, hoge bloeddruk of impotentie. Daarnaast brengt slaapapneu verhoogde risico’s op onder andere hart- en vaatziekten, herseninfarcten en kanker met zich mee.

Slaapapneu in Nederland

In Nederland hebben rond de 600.000 mensen te maken met OSAS. Dit komt vooral, maar niet uitsluitend, voor bij mannen met overgewicht. Minder dan de helft van de mensen met slaapapneu wordt hiervoor behandeld. De behandeling bestaat in de meeste gevallen simpelweg uit een slaapmasker.

Polygrafie in eerste lijn

Om de hoge kosten die OSAS behandelingen met zich mee brengen terug te brengen voerde het diagnostisch centrum Diagnostiek voor U in Eindhoven een uitgebreid polygrafisch onderzoek uit en werd gekeken of polygrafie erkend zou kunnen worden als diagnostiek in de eerste lijn. Het bleek dat de kwaliteit van dit type onderzoek gelijk is aan de tweedelijnskwaliteit, en dat de kosten een stuk lager zijn. Door OSAS bij de huisarts te behandelen, en niet door te verwijzen, kan per patiënt tussen 400 en 525 euro worden bespaard.

De NZa heeft deze resultaten in overweging genomen en als gevolg de eerstelijnsvoorzieningen en het toekennen van een eigen tarief erkend. Daardoor is het vanaf nu toegestaan voor huisartsen en zorgverzekeraars om polygrafische behandelingen aan te bieden.

Bron:
Eindhovens dagblad
Skipr

NVTS congres: Tandheelkundige slaapgeneeskunde in de praktijk. 5 april, Naarden

Op vrijdag 5 april houden wij ons elfde jaarcongres. Zes boeiende sprekers belichten vanuit diverse invalshoeken de slaapapneu-gerelateerde problematiek. De focus ligt op nieuwe kennis ten aanzien van Slaapdetectie & ‘City Safety’, alternatieve diagnostische mogelijkheden en toekomstperspectieven.
Aan bod komen de relatie tussen parodontitis en slaapapneu, gedragsverandering met betrekking tot gezonder leven en slaaphygiëne. Tevens wordt er een overzicht gegeven van de meest relevante recente literatuur op het gebied van OSA en van de ontwikkelingen van de unieke leerstoel ‘Tandheelkundige slaapgeneeskunde’. Lees meer

 

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
App, telefoon

Een app die bruxisme en TMD in de gaten houdt

Onderzoekers hebben een mobiele applicatie ontwikkeld die patiënten tijdens hun dagelijkse routine monitort. Het prototype kan op een dag artsen helpen bij het diagnosticeren en bewaken van bruxisme, temporomandibulaire dysfunctie (TMD) en andere kaak-gerelateerde stoornissen.

App en EMG

Het prototype bestaat uit een smartphone applicatie en een klein draadloos elektromyografisch (EMG) apparaat dat patiënten on hun kaken dragen. Het systeem is opgezet door een internationaal team van onderzoekers. Het ontwikkelingsproces en de resultaten van deze pilotstudies staan beschreven in Clinical Oral Investigations (4 januari 2019).

Vergemakkelijken van diagnoses stellen

“Nieuwe draagbare apparaten vergelijkbaar met deze zullen steeds populairder worden in de tandheelkunde, zowel voor onderzoek als voor klinische doeleinden,” vertelt senior auteur Mauro Farella. “Ze kunnen niet alleen worden gebruikt om de kaakfunctie en het eetgedrag te controleren, maar ook om wakker- en slaapbruxisme te detecteren, waarvan diagnose stellen bijzonder uitdagend kan zijn.”

Spieractiviteit volgen

Onderzoekers en clinici gebruiken oppervlakte-EMG om samentrekkingen van de kauwspier te volgen. Het helpt bij het diagnosticeren en volgen van verschillende kaakaandoeningen. De huidige gegevensverzameling is echter beperkt tot grote, stationaire machines in laboratoria en ziekenhuizen, of draagbare machines met vervelende bedrading.

Een kwartje

“Tegenwoordig is er zeer beperkte informatie over de activiteit van de kaakspieren omdat deze van nature overdag voorkomt.” De oplossing voor het verkrijgen van die gegevens is een kleine, draadloze EMG-machine. Het nodulair apparaat bevindt zich in de wangkauwspier en detecteert contractie-activiteit. Hij wordt gevoed door een lithium-ion-batterij en weegt ongeveer hetzelfde als een kwartje.

Automatisch registeren

De draagbare EMG synchroniseert met een app die automatisch spieractiviteit registreert, kalibreert en visualiseert. De app vraagt gebruikers ook om relevante gegevens in te voeren, bijvoorbeeld wanneer ze eten, drinken of slapen.

Klein apparaat, groot resultaat

Het relatief kleine onderzoek bestond uit 12 gezonde deelnemers zonder geschiedenis van orofaciale pijn of hoofdpijn in de afgelopen maand. Er werden test uitgevoerd met behulp van software die de deelnemers begeleidde bij verschillende spier-gerelateerde taken. De tests werden gelijktijdig uitgevoerd met zowel het draadloze prototype als het traditionele systeem.

Kleine verschillen

De resultaten waren zeer vergelijkbaar. Het prototype worstelde echter tijdens sommige testen, zoals bij lachen of wanneer tanden in contact kwamen met iets. “De kleine verschillen kunnen mogelijk worden verklaar door kleine verschillen in de amplificatie en voorverwerking van EMG-signalen. De verschillen in amplitudes waren echter en zeker niet klinisch relevant.”

Lange termijn

Het team onderzoekt momenteel de lange termijn kaakspieractiviteit van patiënten met TMD-pijn, maar het prototype wordt ook gebruikt om kinderen met eetstoornissen en beroerte-patiënten met dysfagie te bestuderen.

Meer onderzoek nodig

Er zijn nog meer normatieve gegevens en controles nodig om de grenzen te identificeren tussen wat kan worden beschouwd als een normaal of abnormaal patroon van kaakconstructies, aldus Dr. Farella. Tevens moet de volgende versie van het apparaat nog slanker, gebruiksvriendelijker en goedkoper worden.

 

Bron:
Clinical Oral Investigations

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Ouderen moeten vaker worden getest op slaapapneu

Ouderen moeten vaker worden getest op slaapapneu

Nieuw onderzoek suggereert dat, met name oudere, patiënten vaker op slaapapneu getest zouden moeten worden. Uit de studie bleek dat waar de helft van deze groep risico loopt op slaapapneu, momenteel slechts 10 procent van de mensen hierop wordt gescreend.

Aantal mensen met obstructieve slaapapneu onbekend

Het is onbekend hoeveel volwassenen in de Verenigde Staten kampen met obstructieve slaapapneu, aangezien de paar goede studies die hiernaar zijn gedaan inmiddels al meer dan 30 jaar oud zijn. Daarom wilden Galit Levi Duniets, PhD in slaap epidemiologie aan het Michigan Medicine’s Sleep Disorders Center aan de Universiteit van Michigan in Ann Arbor, en zijn team onderzoeken hoeveel Amerikanen hier risico op lopen. Daarnaast wilden ze kijken of deze risicopatiënten evaluaties, diagnoses en behandelingen ontvangen.

STOP-Bang vragenlijst

Het onderzoek werd gedaan met behulp van data van een nationale gezondheids- en verouderingsenquête, met data van meer dan 1000 patiënten van 65 jaar of ouder. De deelnemers werden gevraagd naar hun slaapproblemen, met behulp van de STOP-Bang vragenlijst. STOP staat hierbij voor snoring (snurken), tiredness (vermoeidheid), observed apneas (geobserveerde slaapapneu), high blood pressure (hoge bloeddruk), body mass index (bmi), age (leeftijd), neck circumference (halsomtrek) en gender (geslacht).

Deze vragenlijst kan nauwkeurig bepalen of mensen wel of niet gevoelig zijn voor obstructieve slaapapneu. Over het algemeen staat een score van 0 tot 2 voor laag risico, 3 tot 4 voor gemiddeld risico en 5 of hoger voor hoog risico.

Meer dan helft ouderen groot risico op slaapapneu

De onderzoekers vonden dat 56 procent van de onderzochte patiënten groot risico loopt op slaapapneu, terwijl slechts 8 procent van deze patiënten hier daadwerkelijk op was getest. Van de geteste patiënten werd 94 procent daadwerkelijk gediagnosticeerd met slaapapneu. Dit toont overduidelijk aan dat ouderen veel te weinig worden getest op slaapapneu. De onderzoekers hopen dat dit in de toekomst vaker kan worden gedaan.

Bron:
Journal of the American Geriatrics Society

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z, Uncategorized
Botox als oplossing voor bruxisme

Botox als oplossing voor bruxisme?

In de Verenigde Staten is een kleinschalig onderzoek gedaan naar het injecteren met Botox als remedie tegen bruxisme. Dertien patiënten die lijden aan bruxisme werden geïnjecteerd met Botox, tien anderen met een placebo. De resultaten waren positief.

Bruxisme

Bij bruxisme wordt tijdens de slaap een beweging van de kaakspieren gecombineerd met tanden knarsen of kaakklemmen. Het kan leiden tot temporomandibulaire dysfunctie, hoofdpijn en schade aan tanden en kiezen. Er is nog geen standaardbehandeling voor die de oorzaak aanpakt.

Onderzoek

Dr. W. Ondo, onder andere professor in de neurologie bij het Houston Methodist Research Institute, heeft onderzocht of injecties met onabotulinum toxin-A (Botox) invloed hebben op bruxisme. Voor dit onderzoek heeft hij 31 patiënten met bruxisme geselecteerd. Alleen die patiënten waarbij tijdens hun slaap met behulp van elektromyografie bruxisme gemeten kon worden, hebben uiteindelijk aan het onderzoek deelgenomen. Dit waren er 23.

Dertien van hen kregen een injectie in de kauwspieren met Botox en tien met een placebo.

Vier tot acht weken later werd bij de deelnemers nogmaals het bruxisme gemeten.

Resultaten

De deelnemers die de placebo-injectie kregen vertoonden geen verbetering. Bij degenen die de Botox ingespoten kregen, waren de bruxisme-klachten ‘verbeterd’ of ‘erg verbeterd’. Deze deelnemers gaven ook aan dat de pijnklachten verminderd waren, terwijl de placebo-deelnemers geen vermindering van de klachten ervaarden.

Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of Botox als reguliere behandelmethode tegen bruxisme ingezet kan worden.

Bron:
Neurology

 

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Slaapapneu verhoogt kans op terugkomen beroerte of overlijden

Slaapapneu verhoogt kans op terugkomen beroerte of overlijden

Uit nieuw onderzoek is gebleken dat mensen die in het verleden een beroerte hebben gehad en kampen met slaapapneu meer kans hebben op het krijgen van nog een beroerte, of zelfs te overlijden.

De onderzoekers van de University of Michigan vonden dat 24% van de overlevenden van een beroerte met slaapapneu meer kans hadden om in de opvolgende 600 dagen nog een beroerte mee te maken of te overlijden. Daarnaast werd gevonden dat het hebben van een Mexicaans-Amerikaanse afkomst deze kans nog eens 1,7 keer vergroot.

Relatie slaapapneu en terugkomende beroertes

De relatie tussen slaapapneu en terugkomende beroertes werd onderzocht aangezien dit nog nooit eerder was gedaan op basis van populatie data, grote samples of etnisch diverse groepen. Er werd data verzameld van het Brain Attack Surveillance project in Texas. De 842 patiënten die tussen 2010 en 2015 te maken kregen met een beroerte werden geselecteerd en werden getest op slaapapneu, met een ApneaLink Plus apparaat. Op basis hiervan werd een apneu-hypopneu index gemaakt die aangaf hoeveel adempauzes er elk uur tijdens slaap voorkwamen.

Deelnemers onderzoek

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers aan het onderzoek was 65, met 47 procent vrouwen, bijna 60 procent van Mexicaans-Amerikaanse afkomst en 34 procent volledig blank. 63 procent van de deelnemers had last van slaapapneu, met een gemiddelde van 14 adempauzes per uur. Er bleek een verband tussen het hebben van slaapapneu en de volgende factoren:

  • Man
  • Mexicaans-Amerikaanse afkomst
  • Het hebben van een verzekering
  • Niet roken
  • Diabetes
  • Hypergevoeligheid
  • Laag opgeleid

24% terugkomende incidenten

In de circa 600 dagen na de eerste beroerte werden nog 90 beroertes en 125 sterfgevallen gerapporteerd. Dit staat gelijk aan 24 procent van de deelnemers die nog een beroerte kregen of overleden na het hebben van een beroerte. Voor elke unit toename in de apneu-hypopneu index vergrootte de kans met 9 procent.

Bron:
American Heart Association

 

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Tandartspatiënten screenen op obstructieve slaapapneu nuttig

Tandartspatiënten screenen op obstructieve slaapapneu nuttig

Het screenen van tandartspatiënten op het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS) redt levens, aldus een presentatie op de jaarlijkse ADA (American Dental Association) bijeenkomst. Daarom zou dit binnenkort nog wel eens deel van het ADA beleid kunnen worden.

Tijdens de bijeenkomst besprak Ken Berley, DDS, JD, het belang dat tandartsen patiënten screenen op OSAS, en raadde hij alle tandartsen aan om een cursus te volgen om te leren hoe dit kan en waarom het nodig is. De ADA zal binnenkort stemmen over of het screenen van patiënten op slaap gerelateerde ademhalingsstoornissen wel of niet een vast onderdeel van hun beleid zou moeten worden. Dr. Berley legde uit dat zijn vader in zijn slaap aan een beroerte is overleden, wat voorkomen had kunnen woorden als hij hem hierop had gecontroleerd.

Rond de 52 miljoen Amerikanen en bijna een kwart van de mannen heeft last van OSAS, aldus Dr. Berley. Slechts 15% van deze gevallen is hier echter mee gediagnosticeerd, waarvan maar 25% succesvol ‘s nachts gebruik maakt van een continuous positive airway pressure (CPAP) apparaat.

Slaap gerelateerde ademhalingsproblemen vallen binnen de praktijk van de algemene tandheelkunde, om welke reden Dr. Berley stelt dat tandartsen verplicht zouden moeten zijn om hun patiënten hierop te screenen. Hij legt uit dat tandartsen dit dan wel niet moeten kunnen behandelen, maar dat zou wel in staat zouden moeten zijn om het probleem te herkennen.

Hoe scan ik op OSAS?

Dr. Berley noemde verschillende manieren om te screenen voor OSAS, waaronder:

  • Neem vragen over de diagnose van OSAS, CPAP gebruik en slaapgewoontes mee in het noteren van de medische geschiedenis
  • Schrijf een tandheelkundige geschiedenis op
  • Vraag OSAS-gerelateerde gezondheidsvragen
  • Kijk binnen de mond naar dentale tekenen en symptomen van OSAS
  • Vraag de familie van de patiënt naar gerelateerde symptomen
  • Meet de bloeddruk van de patiënt – meer dan de helft van de mensen met een hoge bloeddruk heeft OSAS
  • Meet de maat van de nek van de patiënten – een grotere nek wordt geassocieerd met OSAS

Dentale tekenen en symptomen van OSAS zijn onder andere:

  • Bruxisme
  • Temporomandibulaire gewrichtsstoornis (TMD)
  • Abfracties
  • Beschadiging aan het gebit
  • Het gebruiken van een mondspleet
  • Cervicale afscheidingen

Algemene gezondheidsvragen over OSAS zouden bijvoorbeeld kunnen gaan over:

  • Luid snurken
  • Naar adem moeten happen tijdens het slapen
  • Vaak wakker worden
  • ’s Nachts vaak naar de wc moeten
  • Overdag slapen of vermoeid zijn, slechte concentratie, snel geïrriteerd, in slaap vallen tijdens routine activiteiten
  • Het drinken van veel koffie
  • BMI
  • Insomnia

Tot slot verhogen de volgende factoren de kans op het hebben van OSAS met een bepaald percentage:

  • Ooit een beroerte gehad (80%)
  • Obesitas (50%)
  • Hoge bloeddruk (50%)
  • Depressie (32%)
  • TMD of bruxisme (30%)
  • Coronaire hartziekte (28%)

Bron:
Plos one

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
bruxisme

Meer kans op bruxisme door roken en drinken

Regelmatige consumptie van sigaretten en alcohol verhoogt niet alleen het risico op gaatjes en parodontitis, maar ook op bruxisme. Dit is gebleken uit nieuw onderzoek. Met de resultaten hopen de onderzoekers dat tandartsen hun patiënten hierop zullen gaan scannen, aangezien dit tot gebitsslijtage, parodontitis en hoofdpijn kan leiden.

Slaap bruxisme
Tussen de 8 en 31 procent van de bevolking heeft de dag of nacht versie van bruxisme. Deze conditie kan tot gezondheidsproblemen leiden. Eerder werden al linken gevonden tussen deze ziekte en alcohol en tabak, maar deze link was nooit eerder gevalideerd. Om die reden keken Dr. Bertazzo-Silveira en zijn collega’s naar verschillende studies die onderzoek deden naar bruxisme onder volwassenen, waarbij deelnemers geen neuromusculaire ziektes hadden of aan de medicatie waren.

Zeven studies
Uit deze selecties kwamen zeven studies naar voren, met een sample grootte variërend van 51 tot meer dan 10,000 deelnemers. De meerderheid onderzocht bruxisme door middel van een vragenlijst. Uit deze studies kwamen tabak en een grote alcohol consumptie naar voren als verdubbelaars van de kans op slaap bruxisme. Hetzelfde geldt voor deelnemers die meer dan 8 koppen koffie per dag drinken.

Identificeren van bruxisme door tandartsen
Een van de zorgen van de onderzoekers is dat in geen van de onderzochte studies homogeniteit werd genoemd. Het is daarom mogelijk dat de populatie niet willekeurig gekozen was of representatief is van een grote, diverse bevolking. Ook zijn sommige van de studies meer dan 40 jaar oud. Hoe dan ook, de resultaten zijn van groot belang voor tandartsen in klinische praktijken, aangezien deze dagelijks patiënten behandelen die risico lopen op deze factoren. Dr. Bertazzo-Silveira hoopt dat tandartsen in staat zijn om slaap bruxisme te identificeren en dat onderzoekers in de toekomst nog veel meer onderzoek zullen gaan doen over factoren die met deze conditie kunnen worden geassocieerd.

Bron:
Journal of American Dental Association

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z