Tuchtrecht: tandarts had behandeling uit moeten stellen

Tuchtrecht: tandarts had behandeling uit moeten stellen

Het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Eindhoven heeft een tandarts berispt, omdat hij de behandeling bij een patiënt had moeten uitstellen, omdat zij het medicijn denosumab (Xgeva) gebruikte en een open wond in haar mond had.

Situatie

Bij een patiënt is in 2011 borstcarcinoma vastgesteld. Daarvoor heeft ze radiotherapie ondergaan en van mei 2016 tot en met april 2018 parenteraal denosumab (Xgeva) als medicatie toegediend gekregen.

Bij deze patiënt zijn in oktober 2017 in een kliniek de restdentitie in de onderkaak en de elementen 13, 23 en 24 in de bovenkaak door een tandarts verwijderd. Zij had toen al een open wond in haar mond. Zij heeft vervolgens een noodprothese gekregen. Ze is in de periode van oktober tot en met december enkele malen in de kliniek geweest voor controle en naar aanleiding van pijnklachten. Er is onder andere een röntgenfoto gemaakt, ze heeft penicilline voorgeschreven gekregen en er is een botsplinter verwijderd. In januari 2018 heeft ze tijdens een gesprek met de tandprotheticus aangegeven, dat ze niet meer door hem en de betreffende tandarts behandeld wilde worden.

In april heeft een kaakchirurg de patiënt behandeld door curettage en reiniging van een denosumab gerelateerde kaakbotnecrose.

In juli 2018 heeft de oncoloog van de patiënt aan de tandarts en de tandprotheticus gemeld dat door de tandextractie, die de tandarts zonder overleg had uitgevoerd, mandibula necrose is ontstaan. Er is namelijk een verband tussen kaaknecrose, Xgeva en tandingrepen. Door behandeling door de kaakchirurg is de Xgeva gestopt.

Klacht

De patiënt heeft een klacht ingediend, omdat ze vindt dat de tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat:

  1. hij bij het trekken van haar tanden geen rekening heeft gehouden met de denosumab die zij kreeg;
  2. zij de prothese niet kan dragen vanwege pijnklachten;
  3. er door zijn ingreep veel botresten in de kaak aanwezig waren, waardoor een behandeling door de kaakchirurg nodig was;
  4. de conditie van de tanden in haar onderkaak nog redelijk was, waardoor trekken niet noodzakelijk was;
  5. hij zich niet genoeg in de medische toestand van zijn patiënt heeft verdiept;
  6. hij na de behandeling geen belangstelling voor de patiënt heeft getoond.

Verweer

Volgens de tandarts is denosumab geen contra-indicatie voor extracties. Volgens het behandelplan zou de restdentitie in de onderkaak en drie elementen in de bovenkaak worden getrokken om een beetverhoging te bewerkstelligen en de kauwfunctie te herstellen. Botresten blijven wel vaker achter na extractie. Volgens hem was het ook medisch noodzakelijk om de restdentitie in de onderkaak te trekken. Hij zou ook steeds naar het welzijn van de patiënt hebben geïnformeerd.

Beoordeling

Het college kan uit de verklaringen niet opmaken welke vragen de tandarts voor de behandeling gesteld heeft over de medicatie van de patiënt. De kaakbotnecrose die bij de patiënt is opgetreden, komt vaak voor bij patiënten die worden behandeld met denosumab in de vorm van Xgeva. Tandextracties vormen daarbij een risico. Bij open wonden in de mond moeten extracties worden uitgesteld.

Volgens het college valt het de tandarts ernstig te verwijten dat hij zich niet beter in de medische situatie van de patiënt heeft verdiept. Hij heeft extracties uitgevoerd, terwijl hij niet eerst had vastgesteld of de patiënt het gebruik van denosumab had beëindigd. De klachtonderdelen 1 en 5 zijn daarom gegrond. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

Omdat twee klachtonderdelen gegrond zijn, verklaart het college de klacht deels gegrond. De tandarts krijgt de maatregel van berisping opgelegd.

Bron:
Tuchtrecht.overheid.nl

Lees meer over: Tuchtrecht, Wet- en regelgeving