Tuchtrecht: Tandarts-implantoloog had problemen voorgestelde behandeling moeten voorzien

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (nr.029T/2013)
(ECLI:NL:TGZRAMS:2014:114)

Niet realiseerbaar
Klager heeft zich in verband met klachten aan het bovengebit c.q. de bovenkaak gewend tot een tandarts-implantoloog. Deze adviseerde klager – vanwege de geringe hoogte van het kaakbot – een bottransplantatie voordat implantaten konden worden aangebracht. Uit de röntgenfoto’s bleek dat er sprake was van een uitgebreid botverlies in de bovenkaak. Klager heeft, voorafgaand aan de behandeling, een behandelovereenkomst ondertekend, waarbij zij in algemene zin is gewezen op de diverse mogelijke complicaties. Toch verwijt klager verweerder dat hij een behandeling aan de bovenkaak van klaagster heeft uitgevoerd, waarvan hij had moeten weten dat die niet realiseerbaar was.

Risico’s niet besproken, behandelplan ontbreekt
Het College stelt allereerst vast dat pas op de dag van de eerste behandeling klager ter ondertekening een verklaring voorgelegd heeft gekregen met daarin de algemene risico’s die aan een chirurgische behandeling verbonden zijn. De specifieke risico’s voor klager ontbraken daarin en ook uit de verklaringen van de ter zitting gehoorde getuigen, blijkt niet dat die risico’s zijn besproken. Bovendien ontbreekt een behandelplan. Dit alles acht het College verwijtbaar, nu er een combinatie van negatieve factoren was die een behandeling van klager complex maakte. Zo was er sprake van een geringe hoogte, slechte kwaliteit van het bot in de bovenkaak en slechte mondhygiëne. Bovendien rookte klager twee pakjes sigaretten per dag. Dit alles maakte dat met de door verweerder bedachte behandeling, het aanbrengen van korte implantaten in de bovenkaak, in redelijkheid niet kon worden begonnen. Weliswaar heeft verweerder een inspannings- en geen resultaatsverplichting, maar dat laat onverlet dat hij niet met de behandeling behoort te beginnen waarvan hij als redelijk behandelend en redelijk bekwaam tandarts had kunnen voorzien dat deze tot problemen zou leiden. Op grond hiervan wordt het klachtenonderdeel gegrond verklaard, met oplegging van de maatregel van een berisping.

Bekijk hier de uitspraak.

Door:
Sebastiaan van der Leer – Köster Advocaten N.V

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving