Tuchtrecht: Berisping opgelegd na foutieve en te lange orthodontische behandeling

Berisping opgelegd na foutieve en te lange orthodontische behandeling

Een orthodontist heeft een berisping opgelegd gekregen omdat hij een foutieve orthodontische behandeling heeft uitgevoerd die op meerdere punten van de standaard afwijkt. Hierdoor is de ingeschatte maximum-behandelingsduur zeer ruim overschreden en is blijvende schade aan het gebit van de patiënt ontstaan.

Situatie

De klaagster werd in 2017 door haar tandarts verwezen naar de verweerder, een orthodontist. Na onderzoek berichtte hij de klaagster en haar ouders dat een orthodontische behandeling volgens hem noodzakelijk is. De behandeling zou zich onder andere richten op het bevorderen en herstel van de normale ontwikkeling van de boven- en onderkaak, normale gebitsrelaties en het opheffen van mogelijke dysfuncties, De behandelingsduur zou ongeveer 2 tot 3 jaar bedragen.

Bij het eerste consult in februari 2017 is besproken waaruit de behandeling zou bestaan, maar er is geen schriftelijk behandelplan of begroting van de kosten gemaakt. Gedurende de behandeling werden de reguliere controles verricht door de “vaste” tandarts die klaagster daarvóór al had. In de periode van oktober 2018 tot juni 2020 is meerdere keren over het belang van coöperatie met de klaagster gesproken.

Per 1 oktober 2020 heeft verweerder zijn praktijk overgedragen aan een andere tandarts voor orthodontie. Een week later schreef deze in een brief aan de ouders dat de behandelduur op dat moment 36 maanden was maar dat de beet nog niet in orde was. Gedurende acht maanden zou de bovenkaak iets breder moeten worden gemaakt en de onderkaak iets naar achteren.

De moeder wilde graag een second opinion, dus werd klaagster onderzocht door een tweede orthodontist. Vanaf november 2020 werd ze bij deze orthodontist verder behandeld. Eind januari 2021 schreef hij aan de vaste tandarts van de patiënt een brief waarin hij stelt dat er na bijna 4 jaar onvoldoende vooruitgang is terwijl alles binnen 2,5 jaar afgerond had kunnen zijn.

Volgens de tweede orthodontist zijn er meerdere dingen fout gegaan. Zo was er geen fatsoenlijke diagnose en behandelplan en is de skelettale distorelatie op meerdere punten niet gecorrigeerd. Ook was de overbeet gecorrigeerd met klasse II elastieken en is er meerdere keren tussen klasse II en klasse III elastieken geswitcht. Door deze foute wijze van handelen is het onderfront extreem ver naar voren geplaatst op de kaakbasis. De klaagster staat nog steeds onder behandeling van de tweede orthodontist en zal een kaakoperatie moeten ondergaan.

Verweerder heeft een handgeschreven behandelkaart bijgehouden waarin per datum van bezoek van klaagster aan de praktijk van verweerder is genoteerd welke verrichtingen zijn gedaan en met name ook welke klasse elastieken klaagster moest dragen. Hij betwist dat hij bij de behandeling enige fout heeft gemaakt. Er waren geen complicaties en de lange behandelingsduur zou zijn veroorzaakt door omstandigheden, waaronder gebrekkige coöperatie van de klaagster.

Klacht

De klaagster verwijt de verweerder dat hij een foutieve behandeling bij haar heeft uitgevoerd en dat de behandeling te lang heeft geduurd. Door deze behandeling is blijvende schade ontstaan aan haar gebit, die via een tweede, intensiever behandeltraject moet worden gecorrigeerd.

Beoordeling

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven kan het handelen van de verweerder slechts toetsen aan wat als best practice kan worden beschouwd wegens het ontbreken van een schriftelijk behandelplan. De volgens verweerder gebrekkige coöperatie van klaagster – die klaagster betwist – is niet van invloed op het oordeel van het college. Het is namelijk niet gebleken dat een grotere therapietrouw van klaagster tot een ander resultaat zou hebben geleid.

Na het plaatsen van een RPE moest de klaagster vier maanden een buitenbeugel dragen. Doordat de occlusie hierna nooit meer in de behandelkaart wordt vermeld, is het niet duidelijk of het beoogde resultaat bereikt is. Het lijkt echter niet het geval. In het algemeen is dit beleid niet effectief en wijkt de handelwijze af van de standaard omdat de beoogde correctie niet in zo’n kort tijdsbestek kan worden bereikt. De conclusie hieruit is dat verweerder op dit onderdeel is tekortgeschoten in zijn zorgverplichting.

Ook heeft de verweerder zeer langdurig klasse II elastieken gebruikt met als doel gelaatsorthopedische effecten te bereiken. Deze elastieken zijn voor dat doel echter niet geschikt. Gedurende de behandeling heeft verweerder een aantal keren geswitcht tussen klasse II en klasse III elastieken, wat zeer ongebruikelijk is. Er is geen verklaring hiervoor gegeven dus het college neemt aan dat die er ook niet is. Ook op dit onderdeel is de verweerder tekortgeschoten in zijn zorgverplichting.

Verder is de verweerder pas na drie jaar behandeling overgestapt van een dunne ronde naar een vierkante Niti boog. Dit is in strijd met de best practice en wordt niet verklaard door de verweerder. Daarnaast werd bij het plaatsen van de vaste apparatuur ervoor gekozen om de brackets nog niet op het onderfront te plaatsen. De beet zou daar nog te diep voor zijn waardoor de brackets eraf zouden komen, aldus de orthodontist. Dit is niet een state of the art behandeling en andere oplossingen zijn niet besproken. Eén en ander valt hem tuchtrechtelijk te verwijten, dus het college oordeelt dat het eerste klachtonderdeel gegrond is.

Over het tweede onderdeel zegt het college dat de verweerder een ervaren orthodontist is en dat de genoemde drie jaar te gelden heeft als een deskundige schatting van de maximum-behandelingsduur. Zonder specifieke omstandigheden die tot een langere duur moesten leiden kan de verweerder hieraan gehouden worden.

Deze maximum-behandelingsduur is zeer ruim overschreden. Tussentijds is heeft er geen gesprek tussen verweerder en klaagster plaatsgevonden over de duur, het verloop en het vervolg van de behandeling. Verweerder had klaagster op de hoogte moeten stellen van het verloop en daarbij mogelijke andere behandelopties of alternatieven kunnen aandragen. Bovendien heeft hij geen verklaring voor de lange behandelingsduur geuit. Het college oordeelt dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.

Uitspraak

De verweerder heeft gedurende het hele behandeltraject forse steken laten vallen, waardoor sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Het college legt daarom aan verweerder de maatregel van berisping op.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht