Kabinet wil komende twee jaar nieuw zzp-regime vormgeven

werk - laptop

De afgelopen anderhalf jaar zijn nieuwe zzp-modelovereenkomsten beschikbaar gekomen voor de samenwerking tussen tandartsen, tussen mondhygiënisten én voor tandartsen en mondhygiënisten die bij elkaar in de praktijk werken. Intussen maakte SZW-minister van Gennip eind vorig jaar haar plannen voor een nieuw zzp-regime bekend. Wat betekent dit voor het werken met de modelovereenkomsten? En: hebben mondzorgprofessionals voor hun gevoel zicht op de zzp-ontwikkelingen? In deze zzp-update krijgt u antwoord op deze en andere vragen.

1. Gelijker speelveld met werknemers

SZW-minister van Gennip wil de balans rondom het werken met of als zelfstandige(n) herstellen en de regels toekomstbestendiger maken. Haar aanpak loopt langs drie lijnen. De eerste gaat over het creëren van een gelijker speelveld tussen zelfstandigen en werknemers. Doel hiervan is met name om het financieel minder aantrekkelijk te maken om te werken als zzp’er. De belangrijkste maatregelen zijn hierbij van fiscale aard, bijvoorbeeld de verdere afbouw van de zelfstandigenaftrek en de afschaffing van de fiscale oudedagsreserve. Een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid is ook onderdeel hiervan.

2. Inbedding in de organisatie lastig

Duidelijkheid over de arbeidsrelatie is de tweede lijn waarlangs de minister haar doelen wil bereiken. Centraal daarbij staat de vraag: wanneer is er sprake van een dienstbetrekking? En vooral ook: wanneer niet? Opmerkelijk onderdeel van de wetgeving die hiervoor in de maak is, is de ‘inbedding van het werk in de organisatie’ als zelfstandige indicatie voor een dienstbetrekking. Daarmee zou het  voor zorgverleners heel lastig worden om als zzp’er in een praktijk of zorgstelling te werken.

Beoordelingscriterium ‘Inbedding in de organisatie’

Beogen partijen als zelfstandigen met elkaar te werken, dan kan er alsnog, los van hun intentie of wat er boven een overeenkomst staat, sprake zijn van een dienstbetrekking. Belangrijkste vraag daarbij is of er sprake is van een gezagsverhouding tussen opdrachtgever (praktijkhouder) en opdrachtnemer (zzp’er).

Beoordeling gezagsverhouding

Dan gaat het erom of de praktijkhouder kan bepalen op welke wijze de zzp’er de opdracht uitvoert, of er aanwijzingen en instructies gegeven worden dus. Daarbij spelen diverse overwegingen een rol. Toezichthouder en rechter wegen deze, in onderling verband, om te bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking. Ook wel: de ‘holistische benadering’. Overwegingen zijn bijvoorbeeld:

  • Hoeveel ruimte heeft de zzp’er om zelf te bepalen hoe, wanneer, waar en met wie het werk te verrichten?
  • Kan de opdrachtgever de zzp’er aanwijzingen en instructies geven zoals bij werknemers?
  • Heeft de zzp’er zelf voorzien in regelingen voor bijvoorbeeld klachten, geschillen, aansprakelijkheid, ziekte en oudedag?

Dienstbetrekking voor maaltijdbezorgers

Op 24 maart 2023 oordeelde de Hoge Raad in de ‘Deliveroo-zaak’(ECLI:NL:HR:2023:443) alles overwegend dat er bij de ‘zzp-maaltijdbezorgers’ wel degelijk sprake is van een dienstbetrekking. Geen vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof  Amsterdam dus, zoals Deliveroo wilde. Maar óók geen extra waarde voor het element ‘inbedding in de organisatie’ binnen het beoordelingskader, zoals de advocaat-generaal adviseerde. Dat is aan de wetgever, volgens de Hoge Raad.

Zzp-minicollege over beoordelingskader

Het huidige beoordelingskader, de ‘holistische benadering’, zoals ook geschetst in het online VvAA-minicollege ‘Zzp’ers in de zorg in tien minuten’ (2020), blijft daarmee vooralsnog overeind. Bekijk dit minicollege hieronder.
https://youtu.be/xLadqSK_W5w

Inbedding alsnog directe indicatie?

Als de wetgeving zoals voorzien door het kabinet doorgaat, dan kan dat veranderen. Op basis daarvan kan ‘inbedding’ alsnog als een directe indicatie voor een dienstbetrekking gezien worden, en daarmee zeker problematisch worden voor de gezondheidszorg, daar waar zorgverleners als zelfstandige in de praktijk of instelling van een ander werken.

3. Handhavingsmoratorium opheffen

De derde en laatste lijn gaat over de handhaving door de Belastingdienst op schijnzelfstandigheid. Er heeft de laatste jaren nauwelijks handhaving plaatsgevonden, waardoor er een ‘way of working’ is ontstaan waarbinnen alles mogelijk lijkt. De minister wil het huidige handhavingsmoratorium uiterlijk 1 januari 2025 opheffen. Inmiddels is de handhavingscapaciteit al uitgebreid. Mocht de belastinginspecteur bij een controle de samenwerking kwalificeren als een dienstbetrekking, dan krijgen samenwerkingspartijen, nú nog zonder sanctie, de mogelijkheid hun samenwerking anders in te vullen. Die aanwijzing moeten partijen dan wel serieus nemen.

Zelfstandigheid met zzp-modelovereenkomst

In 2016 trad de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties, ook wel: ‘de DBA’, in werking. Sindsdien betekent werken op basis van (en conform!), een door de Belastingdienst ‘goedgekeurde’ zzp-modelovereenkomst werken buiten dienstbetrekking. En dus geen inhoudingsplicht van loonheffingen voor de opdrachtgever en zelfstandigheid voor de zzp’er. Deze overeenkomsten worden veel gebruikt in de mondzorg.

Toekomst voor zzp-modelovereenkomst?

De afgelopen maanden legden beroepsorganisaties en VvAA nog nieuwe modellen voor aan de Belastingdienst omdat de geldigheidsduur van de oorspronkelijke modellen afliep. De dienst oordeelde zonder uitzondering positief over de nieuwe overeenkomsten voor het werken buiten dienstbetrekking, met weer een nieuwe geldigheidsduur van vijf jaar. Daarbij geldt wel een voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving en jurisprudentie, óók binnen deze duur. Of de visie van de minister met oog op de nieuwe plannen nog ruimte biedt voor het werken met deze overeenkomsten is nog niet duidelijk.

Modelovereenkomst verlaagt regeldruk

Samenwerkingspartijen gebruiken de overeenkomsten niet alleen als houvast voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie, ook leggen zij onderlinge afspraken hiermee op een overwogen wijze vast. Tot slot worden gezondheidsrechtelijke vereisten aan opdrachtgever en zzp’er, bijvoorbeeld vanuit de Wkkgz,  hiermee geregeld. Dit alles binnen een en dezelfde overeenkomst: een belangrijke ‘regeldrukverlager’ dus. Vanuit de gezondheidszorg klinkt de roep om het behoud van de modelovereenkomsten daarom steeds luider.

Zicht praktijkhouders op recente zzp-ontwikkelingen

In eerdere jaren hadden mondzorgpraktijkhouders in vergelijking met andere beroepsgroepen steeds bovengemiddeld vertrouwen in hun inzicht in de zzp-ontwikkelingen. Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van VvAA onder praktijkhouders die werken met zzp’ers. In de laatste meting (oktober 2022) blijkt hun vertrouwen echter nauwelijks meer te verschillen van het gemiddelde.

Minder goed beeld bij mondzorgpraktijkhouders

Onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de mondzorgpraktijkhouder en de totaalgroep (alle beroepsgroepen tezamen) op basis van de metingen over de afgelopen vier jaar.
De weergegeven percentages representeren het deel van de praktijkhouders dat werkt met zzp’ers dat ‘eens’ of ‘helemaal eens’ scoorde op een vijfpuntschaal op de stelling ‘Ik heb een goed beeld van wat de recente ontwikkelingen rondom het werken met zzp’ers betekenen voor mijn praktijk’. Respons 2022: 388 (totaalgroep), respectievelijk 87 (mondzorg).

Tabel: Goed beeld van zzp-ontwikkelingen

  • 2019
  • Praktijkhouders
  • Totaalgroep
  • Mondzorg
  • 2019
  • Praktijkhouders
  • 22%
  • 26%
  • 2020
  • Praktijkhouders
  • 32%
  • 39%
  • 2021
  • Praktijkhouders
  • 30%
  • 38%
  • 2022
  • Praktijkhouders
  • 33%
  • 32%

Bron: VvAA 2022

Door:
Erik van Dam, sr. adviseur kennismanagement VvAA

 

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er