NZa maakt verlaagde tarieven voor 2026 bekend | KNMT stapt naar rechter
De NZa maakte op 2 juli bekend dat de tarieven voor beugelbehandelingen bij de orthodontist vanaf 1 januari 2026 dalen met 11,18%. De tarieven voor de meeste tandartsbehandelingen dalen vanaf 1 januari 2026 ook, gemiddeld komt dit neer op 1,12% tariefsdaling. De NZa heeft de tarieven vastgesteld na kostprijsonderzoek. De KNMT eist nu dat de NZa deze tarieven ongedaan maakt. De rechter heeft namelijk op 2 juli de NZa verboden om tarieven vast te stellen waarin “de normatieve arbeidscomponent (NAC) wordt gemaximeerd op een werkweek van 36 uur en 46 werkweken per jaar”. Dat is bij de vaststelling van de tarieven voor de mondzorg echter toch gebeurd.
De KNMT verzoekt de NZa om de gepubliceerde tarieven uiterlijk donderdag 3 juli terug te trekken. Dit verzoek is bedoeld om recht te doen aan de recente rechterlijke uitspraak, die is voortgekomen uit een procedure aangespannen door de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten (LVVP). De KNMT Heeft daarnaast nog andere bezwaren, waarover zij op een later moment meer bekendmaken.
Update bericht:
De KNMT stapt naar de rechter om de uitkomsten van het kostenonderzoek van de NZa aan te vechten. De tariefsverlagingen die de zorgautoriteit op basis van dat onderzoek wil doorvoeren vormen een serieus risico voor de toegankelijkheid van de mondzorg. Zij noemen hiervoor 4 redenen:
1. Onredelijke eisen aan ureninzet
De NZa gaat er in haar kostprijsonderzoek vanuit dat mondzorgprofessionals slechts tot een 36-urige werkweek financieel gecompenseerd hoeven te worden. Hierdoor wordt geen rekening gehouden met de realiteit dat veel tandartsen en orthodontisten structureel meer uren maken. Bovendien worden professionals die minder dan 46 weken per jaar actief zijn, maar gemiddeld wél 36 uur of meer per week werken, door de NZa niet als fulltime werkend aangemerkt.
Op 2 juli oordeelde de rechter in een vergelijkbare zaak binnen de geestelijke gezondheidszorg dat deze werkwijze van de NZa onjuist is. Desondanks geeft de NZa aan deze uitspraak niet van toepassing te achten op de mondzorgsector.
2. Onevenwichtige weging: nadeel voor kleinere praktijken
In de huidige berekeningssystematiek van de NZa wegen de kosten van grotere praktijken zwaarder mee dan die van kleinere. Dit is problematisch, aangezien grote praktijken doorgaans profiteren van schaalvoordelen en daardoor beter in staat zijn om tariefdalingen op te vangen. Kleinere praktijken, vaak gevestigd in landelijke regio’s, kunnen bij een tariefdaling in financiële problemen komen. In het uiterste geval kan dit leiden tot sluiting, wat de toegankelijkheid van mondzorg in kwetsbare gebieden onder druk zet: juist daar waar het tekort aan tandartsen al nijpend is.
3. Overnamekosten buiten beschouwing gelaten
Bij de overname van een praktijk betaalt de nieuwe eigenaar doorgaans een vergoeding (‘goodwill’) voor onder meer het patiëntenbestand en inventaris. Deze kostenpost wordt echter niet meegenomen in de kostprijsberekening van de NZa. Het negeren van deze uitgave belemmert overnames en kan ertoe leiden dat praktijken eerder worden gesloten, met als gevolg een verslechterde continuïteit van zorg voor patiënten.
4. Onrealistische inschatting van huisvestingskosten
De NZa houdt in haar berekeningen onvoldoende rekening met de fors gestegen huisvestingskosten. Voor praktijken die hun pand al hebben afgeschreven, wordt zelfs helemaal geen huisvestingslast meegenomen. Dit maakt het voor startende tandartsen extra lastig om een praktijk te openen en draagt bij aan een belemmering van groei en instroom in de sector.
Zorg over uitvoering onderzoek
Naast bovengenoemde inhoudelijke punten is er ook zorg geuit over het verloop van het kostprijsonderzoek zelf. De sector wijst onder meer op de beperkte steekproefomvang, inconsistent gebruik van gewogen gemiddelden en de korte doorlooptijd die de NZa heeft gehanteerd. Deze factoren roepen vragen op over de betrouwbaarheid en representativiteit van de resultaten.
NZa tarieven
Bij de bekendgemaakt NZa tarieven worden beugels dus ruim 11% goedkoper. Een tandartscontrole, het vullen van een gaatje of het trekken van een kies worden ook goedkoper. De kosten voor implantaten (bijvoorbeeld voor een klikgebit) zijn wel gestegen: de prijzen van die behandelingen gaan daarom iets omhoog.
Normbedragen
Bij het vaststellen van de tarieven voor tandheelkundige behandelingen zijn volgens de NZa niet alleen de kosten van de behandeling zelf meegenomen, maar ook de kosten die samenhangen met het praktijkhouderschap. Voor tandartsen en orthodontisten worden deze kosten berekend op basis van normbedragen, aangezien de daadwerkelijke kosten niet op individuele basis kunnen worden opgevraagd, zegt de NZa. In opdracht van de NZa heeft bureau Berenschot deze normbedragen in 2024 vastgesteld op basis van onderzoek.
Volgens dit onderzoek gelden voor het jaar 2026 gelden de volgende normbedragen:
Voor tandarts-praktijkeigenaren: € 217.686,-
Voor orthodontie-praktijkeigenaren: € 229.785,-
Deze bedragen zijn volgens de NZa bedoeld als richtlijn voor de arbeidskosten van een praktijkhouder die fulltime werkzaam is (36 uur of meer per week). Het normbedrag vormt een beloning voor de functie van praktijkhouder en is dus niet direct gekoppeld aan het daadwerkelijk aantal gewerkte uren. Praktijkeigenaren bepalen zelf hoeveel uur zij werken en welk deel van het normbedrag zij als salaris toekennen. De vergoeding omvat niet alleen het salaris, maar ook de bijbehorende lasten, zoals sociale verzekeringspremies en pensioenbijdragen.
Bekijk de NZa tarieven voor 2026
Bron:
NZa
KNMT