Tuchtrecht: toch een berisping wegens slecht georganiseerde praktijk

Tuchtrecht

Tijdens vakantie van haar tandarts wordt een patiënt met een afgebroken kies behandeld door een mondhygiënist. Toen zij na de behandeling last kreeg van haar kies, diende ze een klacht in. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de tandarts tekort is geschoten in de organisatie van de praktijk en legt berisping op.

Situatie

Toen klaagster in oktober 2018 een afgebroken kies wilde laten behandelen, was verweerster in het buitenland. De patiënt werd daarom behandeld door een mondhygiënist. In een telefoongesprek voorafgaand aan de behandeling is tegen de patiënt gezegd dat ze door iemand anders wordt behandeld, maar de functie van de behandelaar werd niet genoemd.

Toen klaagster na de behandeling last kreeg van haar tand, heeft ze een klacht ingediend. Deze werd volgens haar niet goed behandeld. Aangezien verweerster in het buitenland was, kon zij haar niet persoonlijk te woord staan. Dat is wel wat de patiënt wilde.

Op 13 november 2018 mailde klaagster verweerster met het bericht dat ze zo veel last had van haar tand, dat het “op medische gronden noodzakelijk was op korte termijn over te gaan tot behandeling van het element”. Een paar dagen later ontving verweerster klaagster in haar praktijk waar het ongenoegen van klaagster is besproken. Verweerster verwees klaagster naar de KNMT voor de verdere afhandeling van de klacht, maar dit leidde niet tot een oplossing.

Op 14 december schreef verweerster een brief aan klaagster waarin ze spijt betuigd voor het verloop van de communicatie en de behandeling. De tandarts schrijft dat ze eerder zelf contact met klaagster had moeten opnemen. Ook schrijft ze dat de functie van haar collega van tevoren benoemd had moeten worden.

Klacht

Op 29 maart 2019 diende klaagster een klacht in tegen haar tandarts. Daarin verwijt ze verweerster het volgende:

  1. Slechte communicatie ten aanzien van het maken van de afspraak op 8 oktober 2018, de behandeling en de klachtafhandeling.
  2. Behandeling door een niet bevoegde/bekwame mondhygiënist.
  3. Onjuiste behandeling door de mondhygiënist.
  4. Een manier van leidinggeven in de kliniek die de gezondheid van klaagster in gevaar heeft gebracht.

In eerste instantie verklaarde het Regionaal Tuchtcollege alle klachtonderdelen ongegrond. Daarop ging klaagster in beroep bij het Centraal Tuchtcollege. Hieronder volgt de beoordeling en uitspraak door het Centraal Tuchtcollege zoals uitgesproken op de openbare zitting op 4 februari 2021. 

Beoordeling

Het Centraal Tuchtcollege begint haar beoordeling met de verduidelijking dat het tuchtrecht gaat over persoonlijke verwijtbaarheid. Hiervoor is het vereist dat de beroepsbeoefenaar betrokken is geweest bij het verwijtbaar handelen. Aangezien verweerster in het buitenland was tijdens de behandeling, kunnen klachtonderdeel 1, 2 en 3 niet gegrond verklaard worden.

Wat betreft klachtonderdeel 4 oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt: “De tandarts dient er voor te zorgen dat haar praktijk op zodanige wijze is georganiseerd dat daar altijd, ook indien zijzelf niet aanwezig is, de zorg wordt verleend die van een tandartsenpraktijk verwacht mag worden.”

Vervolgens beoordeelt het college dat verweerster hier niet aan heeft voldaan. De exacte behandeling – het vervangen van de oude amalgaanrestauratie door een meervlakscomposietvulling en het herstellen van een afgebroken palatinale knobbel – mocht de mondhygiënist namelijk niet functioneel zelfstandig uitvoeren volgens de ‘Richtlijn opdrachtrelatie voorbehouden handelingen tandarts-mondhygiënist’.

Dat betekent dat voor deze behandeling een nadrukkelijke, schriftelijke opdracht van de tandarts aan de mondhygiënist nodig is. En dat de patiënt hier geïnformeerde toestemming voor geeft. Tenslotte dient de tandarts, door controle achteraf, toezicht te geven op de behandeling. Van dit alles was volgens het Centraal Tuchtcollege geen sprake.

Uitspraak

Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1, 2 en 3 ongegrond. Klachtonderdeel 4 wordt wel gegrond verklaart. Het college vindt de ernst van de situatie zodanig dat volgens haar een waarschuwing niet volstaat. Daarom legt zij de tandarts de maatregel van een berisping op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht