Tuchtrecht: Waarschuwing na onterecht beëindigen van behandelovereenkomst

Tuchtrecht: Waarschuwing na onterecht beëindigen van behandelovereenkomst

Een orthodontist heeft een waarschuwing gekregen nadat deze de behandeling van een patiënt had stopgezet. Deze was stopgezet omdat de vader van de patiënt onredelijk was en de orthodontist onheus bejegende, aldus de orthodontist.

Situatie

Op 25 maart 2019 en 7 oktober 2020 heeft de zoon van de klager consulten gehad voor een orthodontische behandeling. Bij het tweede consult trok de orthodontist een melkkies bij de zoon. Daar was klager niet blij mee. Een dag later stuurde deze een mail waarin hij schrijft: “Ik ben de vader en heb het gezag, mijn zoon woont bij zijn moeder. Ik ben niet vooraf over deze medische behandeling geïnformeerd en heb er dus ook geen toestemming voor kunnen geven”, en vraagt de orthodontist te spreken.

Diezelfde dag nog is er telefonisch contact geweest tussen klager en de praktijkmanager van de beklaagde orthodontist. Op 9 december 2020 volgt een nieuwe mail van klager aan beklaagde: “i.v.m. een klacht over bejegening zou ik graag in contact komen met de orthodontist zelf. Kan hij contact met mij opnemen […]?”

Op dezelfde dag reageert beklaagde met een mail waarin deze de behandelingsovereenkomst beëindigd: “Ik ontving uw tweeregelige e-mail. Op afstand heb ik de discussie van mijn praktijkmanager met u en uw ex-vrouw gevolgd. Een gesprek met u is niet zinvol gezien uw reacties tot nu toe. Ik raad u aan een andere orthodontist te zoeken. Ik zal uw zoon niet behandelen.”

Klacht

Hierop besluit de vader de orthodontist aan te klagen. De klacht bestaat uit twee klachtonderdelen, namelijk:

  1. De behandelovereenkomst kon niet op deze wijze worden beëindigd. Er waren geen gewichtige redenen om de overeenkomst te beëindigen.
  2. Klager is onheus bejegend door de praktijkmanager van beklaagde, met name omdat zij hem een narcist heeft genoemd tijdens een gesprek met de ex-echtgenote van klager.

Beoordeling

In eerste instantie beweert de orthodontist dat klachtonderdeel 1 ongegrond is, aangezien er nog geen behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen omdat er geen orthodontische behandeling van start is gegaan. Daar gaat het college echter niet in mee. Die geeft aan dat een behandelingsovereenkomst tot stand komt op het moment dat een patiënt zich met een zorgvraag tot een professional richt en deze daarop ingaat. Daar is duidelijk wel sprake van in dit geval.

Het college beredeneert dat een zorgverlener een behandelovereenkomst niet opzeggen tenzij er sprake is van een gewichtige reden. Hoewel onjuiste bejegening door een patiënt een gewichtige reden kan zijn, geldt dat niet voor onjuiste bejegening door familieleden. Bovendien moet een behandelaar altijd proberen de behandelrelatie terug te brengen naar een aanvaardbare situatie, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan over het gedrag.

Dat is in dit geval niet gebeurd. Het handelen van de orthodontist is dan ook onzorgvuldig en valt buiten de grenzen van de behoorlijke beroepsuitoefening, aldus het college. Klachtonderdeel 1 wordt daarom gegrond verklaard.

Tegen klachtonderdeel 2 brengt beklaagde in dat zijn praktijkmanager klager geen narcist heeft genoemd. Aangezien het in dit geval het woord van beklaagde tegen het woord van de klager is, en er geen sprake is van verdere bewijsvoering, kan het college geen rechtsprakelijk oordeel vormen over dit klachtonderdeel. Daarom faalt klachtonderdeel 2.

Uitspraak

Het college beoordeeld klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 gefaald. Daarom is de klacht in zijn geheel gedeeltelijk gegrond verklaard. Beklaagde wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd, mede omdat het college van mening is dat beklaagde geen blijk heeft gegeven van een houding die voldoet aan de voor artsen geldende norm om zich toetsbaar te stellen.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht