vakantie dagen uitbetalen

Vakantiedagen en ziekte, hoe zat het ook alweer?

Iedere werknemer bouwt vakantiedagen op, maar hoeveel is afhankelijk van het dienstverband en de afspraken met de werkgever. Een werknemer bouwt ook vakantiedagen op tijdens arbeidsongeschiktheid. Hoeveel vakantie bouwt de werknemer dan op? Kan deze opbouw van vakantiedagen worden uitgesloten? Kan worden afgesproken dat ziektedagen als vakantiedagen worden aangemerkt?

  1. Wettelijke/bovenwettelijke dagen

Bij opbouw van vakantiedagen wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. Een werknemer heeft op grond van de wet recht op vakantie gedurende viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Werkt werknemer 40 uur per week, heeft hij jaarlijks recht op 20 vakantiedagen. Dit noemen we de wettelijke vakantiedagen. Werknemer en werkgever kunnen meer vakantiedagen afspreken boven de wettelijke vakantiedagen, de bovenwettelijke vakantiedagen.

  1. Opbouw vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid

Werknemer bouwt in principe alleen vakantiedagen op als hij daadwerkelijk arbeid verricht. Een uitzondering geldt in de periode dat de werknemer door arbeidsongeschiktheid niet kan werken. Dan bouwt hij ook vakantiedagen op, zowel wettelijk als bovenwettelijk. Werknemer en werkgever kunnen evenwel afspreken dat de werknemer geen bovenwettelijke vakantiedagen opbouwt tijdens arbeidsongeschiktheid.

Voor 2012 bouwden werknemers tijdens arbeidsongeschiktheid slechts in de laatste zes maanden arbeidsongeschiktheid vakantiedagen op. Dat geldt niet meer.  Dit betekent dat de werknemer over de gehele periode van arbeidsongeschiktheid vakantiedagen opbouwt.

  1. Ziektedagen als vakantiedagen aanmerken

Voor werkgevers kan het wenselijk zijn om dagen dat werknemers arbeidsongeschiktheid zijn, in mindering te brengen op de vakantiedagen van werknemer. Hierbij valt een drietal situaties te onderscheiden:

  • bij arbeidsovereenkomst of arbeidsreglement (dat van toepassing is verklaard) is overeengekomen dat de ziektedagen als vakantiedagen worden aangemerkt (3.1);
  • werknemer wordt tijdens een geplande vakantie ziek (3.2.1);
  • werknemer wil tijdens arbeidsongeschiktheid met vakantie(3.2.2).

3.1 Overeenkomen: ziektedag wordt als vakantiedag aangemerkt

Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat ziektedagen ten laste komen van de bovenwettelijke vakantiedagen. Voor wettelijke vakantiedagen kan dat niet overeengekomen worden. De wettelijke vakantiedagen worden gezien als absoluut minimum.

3.2.1 Ziek tijdens vakantie

Tijdens een geplande vakantie van de werknemer kan werknemer ziek worden en zich ziek melden. Hij dient zich dan zoveel mogelijk aan de verzuimvoorschriften van werkgever te houden. Werkgever doet er verstandig aan in zijn verzuimreglement op te nemen dat werknemer een verklaring van een plaatselijke arts moet overleggen, om vast te stellen dat die daadwerkelijk ziek is. Voor deze ziektedagen hoeft werknemer dan geen vakantiedagen op te nemen, tenzij is afgesproken dat ziektedagen ten laste komen op bovenwettelijke vakantiedagen.

3.2.2 Werknemer wil tijdens arbeidsongeschiktheid met vakantie

Soms wil een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt is met vakantie. Ook dan moet onderscheid gemaakt worden tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. Voor bovenwettelijke vakantiedagen had afgesproken kunnen worden dat ziektedagen van werknemer als vakantiedagen aangemerkt worden. Is deze afspraak niet met de werknemer gemaakt, dan kunnen deze vakantiedagen slechts in mindering komen op vakantiedagen als werknemer daarmee instemt, zowel voor wettelijke als bovenwettelijke vakantiedagen.

  1. Conclusie

Bij de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte en het opnemen van vakantie tijdens ziekte, is het van belang om alert te zijn op het onderscheid tussen de wettelijke en de bovenwettelijke vakantiedagen. Over de bovenwettelijke vakantiedagen is het namelijk mogelijk om bijvoorbeeld af te spreken dat werknemer deze niet opbouwt tijdens ziekte. Bij wettelijke vakantiedagen kunnen zulke afspraken niet rechtsgeldig gemaakt worden.

Eldermans|Geerts – advocaten, juristen en zorgmakelaars – www.eldermans-geerts.nl

Jun 2016

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Concurrentie- en relatiebedingen in de mondzorg

Medisch tuchtrecht, aansprakelijkheidsrecht, gezondheidsrecht. Het zijn typische rechtsgebieden waar zorgaanbieders in de mondzorg mee te maken kunnen krijgen. Er zijn echter ook andere juridische ‘hobbels’ die veel mondzorgprofessionals in hun carrière ervaren.

Een van die kwesties is het concurrentie – of relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. Mondzorgprofessionals, zoals tandartsen of mondhygiënisten, zijn in veel gevallen namelijk ‘gewoon’ als werknemer in loondienst en hebben uit dien hoofde een arbeidsovereenkomst waarin zo’n beding is opgenomen. Een concurrentiebeding is in principe toegestaan, maar aangezien een concurrentiebeding aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de werknemer met een vertrekwens, zijn er strikte voorwaarden aan gebonden. Maar onder welke voorwaarden staat de wet een dergelijk concurrentiebeding of relatiebeding toe? En wat vindt de rechter van zo’n beding in het kader van de mondzorg? Een overzicht van de stand van zaken.

Concurrentiebeding & relatiebeding
De wet bevat een regeling voor het beding in de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer, waarbij de werknemer wordt beperkt om na het einde van de overeenkomst op een bepaalde manier werkzaam te zijn: het concurrentiebeding. Een concurrentiebeding beperkt de vertrekkende tandarts, mondhygiënist of andere professional in loondienst om na zijn vertrek bij de werkgever bepaalde werkzaamheden uit te voeren of in een bepaalde plaats of omgeving te werken. Een relatiebeding kan worden gezien als de ‘light-vorm’ van een concurrentiebeding: de werknemer wordt verboden om na het einde van de arbeidsovereenkomst de bestaande klanten van de voormalige werkgever te benaderen of te bedienen.

In veel gevallen in de mondzorg zal de praktijk/werkgever contractueel bedingen dat bij een afscheid van de tandarts of mondhygiënist in loondienst het deze niet is toegestaan om binnen een bepaald gebied – vaak een straal van 20-30 km rondom het praktijkadres – gedurende een bepaalde periode werkzaamheden als tandarts/mondhygiënist uit te voeren. Gebruikelijk is daarnaast om af te spreken dat de vertrekkende professional geen patiënten of klanten van de voormalige werkgever ‘meelokt’, actief benadert of behandelt. Overtreding van deze bedingen in de arbeidsovereenkomst wordt veelal bestraft met een boete van enkele honderden en soms duizenden euro’s per overtreding.

De (nieuwe) wettelijke voorwaarden voor een geldig concurrentiebeding
Aan een geldig concurrentiebeding is, zoals gezegd, een aantal wettelijke voorwaarden verbonden. Zo is een dergelijk beding slechts geldig indien het schriftelijk is overeengekomen en de werknemer meerderjarig is.

Vanaf 1 januari 2015 – toen de wettelijke regeling rondom het concurrentiebeding flink op de schop is gegaan – bepaalt de wet daarnaast dat een concurrentiebeding alleen geldig kan worden overeengekomen bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd; het zogenoemde ‘vaste contract’. Dit betekent dat het concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd (aangegaan na 1 januari 2015) dus geen gelding meer heeft. De werkgever kan hier alleen van afwijken als hij schriftelijk motiveert welke zwaarwegende bedrijfsbelangen met zich brengen dat het beding noodzakelijk is in een contract voor bepaalde tijd. Aan die schriftelijke motivatie worden strenge eisen gesteld; men kan niet volstaan met algemeenheden maar dient expliciet te benoemen om welke belangen het gaat in relatie tot de functie en werkzaamheden van de werknemer. Dit is een belangrijke verbetering voor de juridische positie van werknemers met een tijdelijk contract in het algemeen en tandartsen en mondhygiënisten in loondienst in het bijzonder: omdat deze professionals vaak wisselen van baan, ondervinden zij veel nadeel van een concurrentiebeding in hun contract.

Rechtspraak
Ook de rechter kijkt kritisch naar concurrentie – en relatiebedingen: hij kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als de werknemer door het beding onredelijk wordt benadeeld.

De rechter maakt van deze mogelijkheid veelvuldig gebruik, zoals onder andere blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een geschil tussen een mondhygiëniste en een groepspraktijk genaamd Mondzorg. In het contract van de mondhygiëniste was een zeer stringente concurrentie – en relatiebepaling opgenomen, waarbij het de mondhygiëniste werd verboden om binnen tien jaar na beëindiging van het dienstverband binnen een straal van 20 kilometer rondom het praktijkadres van Mondzorg werkzaam te zijn, én om binnen deze tien jaar relaties aan te gaan of te onderhouden met patiënten van Mondzorg.

Omdat de mondhygiëniste haar arbeidsovereenkomst opzegde en een eigen praktijk wilde beginnen binnen het ‘verboden’ gebied, stapte Mondzorg naar de rechter. De mondhygiëniste stelde hierop – als compromis – voor om het concurrentiebeding te laten vallen, maar het relatiebeding na te komen door gedurende drie jaar geen patiënten van Mondzorg te behandelen of te benaderen. Mondzorg ging hiermee echter niet akkoord.

Het hof overweegt dat de mondhygiëniste haar positie in meerdere opzichten kan verbeteren door een eigen praktijk te beginnen. Zo zal zij meer (kunnen) verdienen, hoeft zij minder ver te reizen vanaf haar woonplaats en kan zij haar eigen agenda inrichten. Het belang van Mondzorg is met name gelegen in de bescherming van haar patiëntenbestand, aldus het hof, en niet zozeer in het tegengaan van concurrentie in het algemeen. Het concurrentiebeding wordt om die reden vernietigd. Het hof oordeelt dat de mondhygiëniste zich vrij mag vestigen, maar bepaalt wel dat zij de klanten van Mondzorg drie jaar ‘met rust laat’ om op die manier de belangen van Mondzorg te respecteren.

Tot slot
Duidelijk is dat concurrentie – en relatiebedingen aan allerlei voorwaarden gebonden zijn. Zo moeten werkgevers voortaan zeer zwaarwegende bedrijfsredenen opvoeren om een concurrentiebeding in een tijdelijke overeenkomst te kunnen rechtvaardigen, en stelt de rechtspraak, op straffe van vernietiging, zware eisen aan deze bedingen. Werkgevers en praktijken zullen moeten accepteren dat zij concurrentie ondervinden van andere mondhygiënisten of tandartsen. Indien té strenge concurrentiebedingen de vrije arbeidskeuze te veel inperken, houden deze bedingen geen stand. Dit is zeker zo indien de vertrekkende mondzorgprofessional er aanzienlijk ‘op vooruit kan gaan’ door zijn vertrek. Een bepaling om de klantenkring te beschermen, lijkt dan het hoogst haalbare voor de werkgever.

Door: Daniël Post, Eldermans|Geerts Advocaten & Zorgmakelaars


Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Reactieronde voor wetswijziging WGBO

De ministeries van VWS en VenJ hebben een consultatieronde ingesteld voor de aankomende wijziging van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).

Tot 10 juni kunnen tandartsen een reactie hierop geven. In het wetsvoorstel wordt de positie van de patiënt duidelijker en sterker.

Belangrijke aanpassingen in de WGBO

  • Wettelijk inzagerecht in het dossier voor nabestaanden en voormalig vertegenwoordigers van een overleden patiënt
  • De zorgverlener moet aantekeningen maken in het dossier van de patiëntentoestemming voor ingrijpende behandelingen
  • De zorgverlener moet in het dossier opnemen als hij de patiënt (deels) wilsonbewaam acht
  • Dossiers moeten straks twintig jaar worden bewaard. Nu is dit vijftien jaar

Reactie geven in consultatieronde

Bron: KNMT en Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Vier mondrichtlijnen op meerjarenagenda door Zorginstituut Nederland

Zorginstituut Nederland (ZiN) heeft vier richtlijnen op de meerjarenagenda geplaatst en doet hiermee een oproep aan alle relevante partijen in de mondzorg, met de vraag om bij te dragen aan de ontwikkeling van deze richtlijnen.

Meerjarenagenda
Zorginstituut Nederland werkt met een meerjarenagenda, waar deze keer de vier richtlijnen in zijn geplaatst. De bedoeling is dat deze binnen een bepaalde periode door de sector moeten worden aangeleverd. Ook wordt iedereen aangemoedigd op eigen initiatief bij te dragen aan de richtlijnen. De vier richtlijnen zijn als volgt:

  1. Mondzorg voor jeugdigen
  2. Klachtenvrije geïmpacteerde derde molaar in de onderkaak
  3. Update antistolling in de mondzorg
  4. Peri-implantitus

Wettelijk toetsingskader
Om de kwaliteit van de uitvoering van deze richtlijnen te borgen wordt een wettelijk toetsingskader gehanteerd door ZiN. Hierbij is het voornamelijk belangrijk dat alle relevante partijen op welke manier dan ook betrokken zijn of zijn geweest bij de ontwikkeling en aanbieding van de richtlijn aan het Register. Daarnaast is onder andere aandacht voor patiënt en zorgverzekeraars van groot belang. Op het moment dat tandartsen zelf in alle stadia van zowel keuze en ontwikkeling als aanbieding democratisch betrokken zijn geweest bij de richtlijn, is dit de beste garantie voor een daadwerkelijk draagvlak bij het indienen van de richtlijn.

Doorzettingsmacht voor zorginstituten
Zorginstituten hebben de mogelijkheid om wettelijk in te grijpen, mocht een partij niet in staat zijn om zijn bijdrage aan de richtlijn te leveren. Dit wordt de doorzettingsmacht genoemd en betreft de aparte richtlijnen, en niet de partijen die deze aanleveren. Van de doorzettingsmacht zal dan pas als een van de laatste middelen worden ingezet.

Dekking mondzorg
Met het plaatsen van de richtlijnen op meerjarenagenda is het aftellen nu begonnen. De handen zullen in elkaar worden geslagen om zo op tijd goed werk te gaan leveren. Stichting KiMo staat operationeel gezien al in de startblokken maar wacht nog op de juiste financiële middelen. NVPM beschikt daarentegen wel over de juiste financiële middelen maar loopt nog wat achter qua het opzetten van de organisatie. Deze partijen gaan daarom nu hun krachten combineren waardoor de gehele mondzorgsectie kan worden bereikt.

Bron:
KNMT
Brief Zorginstituut Nederland aan KiMo en NVPM

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Broers steggelen over tandartspraktijk in Deventer

Twee broers hebben al jaren ruzie om een tandartspraktijk aan de Ceintuurbaan in Deventer. Ze zijn beiden van mening hierop recht te hebben.

De huidige eigenaar, de broer uit Deventer, wil het pand verkopen maar zijn broer – die als tandarts werkzaam is in Duitsland – ligt dwars en heeft beslag laten leggen op het pand. De tandarts uit Deventer heeft nu een kort geding aangespannen waarin hij opheffing van het beslag eist.

De broer uit Duitsland heeft de praktijk opgericht waarbij de dagelijkse leiding bij zijn broer uit Deventer ligt. De tandarts uit Deventer kocht het pand later maar de huurovereenkomst met de tandartspraktijk liet hij bestaan.

De uitspraak is over twee weken.

Bron: Deventernieuws.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Introductie belasting op suikerrijke drankjes in Engeland

De Britse Minister van Financiën, heeft aangekondigd dat binnenkort belasting op suikerrijke drankjes geïntroduceerd zal gaan worden. Hij hoopt op deze manier 520 miljoen pond op te halen voor sporten op scholen.

Belasting voor producent
Al eerder werd gepleit voor een suikerbelasting in Engeland. Nu kondigde George Osborne in de achtste begroting aan dat de belasting zal gaan worden doorgevoerd bij de producenten van suikerrijke drankjes, en niet per sé bij de consument. De belasting zal gelijk staan aan zo’n 18 tot 24 pence per liter, wat gelijk staat aan zo’n 30 eurocent. De winst die hierop gemaakt wordt, zal worden geïnvesteerd in sportprogramma’s op scholen.

‘Ik wil niet aan het einde terug kijken op mijn carrière in het Britse parlement en mijn kleinkinderen moeten vertellen dat ik al die tijd al wist dat er een probleem was met suikerrijk drinken en dat ik wist dat dit ziektes veroorzaakt maar dat ik hier nooit wat aan heb gedaan’, aldus Osborne.

Goede ontwikkeling
Mick Armstrong, hoofd van de British Dental Association, geeft aan positief verrast te zijn door deze ontwikkeling. ‘Suiker is goedkoop, verslavend en vrij van voedingsstoffen. Dit lijkt nu eindelijk door te dringen in de industrie.’

Suikerbelasting
De suikerbelasting zal ingevoerd gaan worden in de komende twee jaar. Voor de suikerbelasting zullen twee categorieën komen: een voor de drankjes met 5 gram suiker per 100 ml, en een voor die met 8 of meer gram per 100 ml. Voor pure fruitdrankjes en drinken gebaseerd op melk worden uitzonderingen gemaakt.

Bron: Dentistry 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Tuchtrecht: berisping voor uitvoeren niet realiseerbare behandeling

Klaagster heeft zich in verband met klachten van haar bovenkaak gewend tot een tandarts (verweerder). Vanwege het verloop van de behandeling, de loszittende implantaten en een ondeugdelijke constructie in de bovenkaak heeft klaagster een klacht ingediend bij het tuchtcollege. De tandarts wordt berispt.

Klacht
De klacht houdt in dat verweerder een behandeling aan de bovenkaak van klaagster heeft uitgevoerd, waarvan hij had moeten weten dat die niet realiseerbaar was; de privacy van klaagster heeft geschonden en de klaagster na intimidatie en onder dwang een overeenkomst heeft laten tekenen.

Behandeling
De behandeling in de bovenkaak hield in het plaatsen van vier korte implantaten. Op de implantaten is een stegconstructie en een uitneembare gebitsprothese vervaardigd. In de onderkaak werden onder meer twee implantaten geplaatst en brugconstructies aangebracht.

Vergoeding afgewezen door verzekeraar
Verweerder heeft klaagster voorafgaand aan de behandeling drie offertes uitgebracht. Voordat daarover uitsluitsel van de verzekeraar is verkregen, is de verweerder gestart met de behandeling. De klaagster heeft hiervoor een behandelovereenkomst ondertekend, waar onder meer in stond “De risico’s van de behandelingen evenals de ontstane kosten zijn mij in een persoonlijk gesprek en verwijzend naar de persoonlijke situatie uitvoerig uitgelegd”. Klaagster heeft zich een halfjaar later met pijnklachten tot verweerder gemeld en na onderzoek bleek sprake van een niet in het bot vastgegroeid implantaat in de bovenkaak, dat daarop door verweerder is verwijderd. Snel daarna kreeg zij een rekening gestuurd voor de kosten voor het werkstuk in de onderkaak en de implantaten in de bovenkaak. Een maand later werd het definitieve werkstuk in de bovenkaak geplaatst. Ook hiervoor kreeg ze een rekening voor de behandeling aan en het werkstuk voor de bovenkaak. Na advies van een kaakchirurg is een implantaat in de bovenkaak verwijderd. Bijna een jaar na de start van de behandeling, heeft de verzekeraar het verzoek om vergoeding van de nota’s van verweerder afgewezen.

Beoordeling
Het college constateert dat verweerder slechts beperkt diagnostisch onderzoek heeft gedaan en dat er een behandelplan ontbrak. Zo was er sprake van een geringe hoogte en slechte kwaliteit van het bot in de bovenkaak, een slechte mondhygiëne en een betande onderkaak. Bovendien rookte klaagster twee pakjes sigaretten per dag. Dat alles maakte dat met de door verweerder bedachte behandeling, het aanbrengen van korte implantaten in de bovenkaak in redelijkheid niet kon worden begonnen. Evenmin heeft verweerder klaagster voorafgaand aan de behandeling onvoldoende geïnformeerd over de daaraan voor haar verbonden specifieke risico’s en het te verwachten resultaat daarvan. Omdat de klaagster tegen verweerder heeft gezegd dat haar vriendin de behandeling zou betalen indien de verzekering vergoeding daarvan zou weigeren, acht het college het aannemelijk dat deze betalingsafspraak gemaakt is. Dat verweerder dit vervolgens met die vriendin heeft besproken toen betaling door klaagster uitbleef, kan klaagster dan ook niet aan hem als schending van haar privacy verwijten. Het college heeft in de stukken geen aanknopingspunten kunnen vinden dat klaagster is geïntimideerd door verweerder en dat de verweerder de betaling alleen veilig wilde stellen door middel van de ondertekening van de verklaring door klaagster.

Conclusie
De verweerder is voorafgaand aan en tijdens de bij klaagster uitgevoerde behandeling tekortgeschoten in de zorg die klaagster van hem mocht verwachten, dus de eerste klacht is daarmee gegrond en de tandarts krijgt een berisping. De andere twee klachtonderdelen zijn afgewezen.

Bekijk de uitspraak

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Paneldebat ‘Praktijkorganisatie en toenemende regeldruk’

Tijdens het ANT-congres Dental Studie Update was er een paneldebat over praktijkorganisatie en de toenemende regeldruk. Een kort verslag van de besproken stellingen: de WIP-richtlijn, verdwijnen VAR en ketenvorming.

Debatdeelnemers
J.W. Vaartjes – Voorzitter ANT
P. Boot – VvAA, financieel economisch adviseur
E. Kolsteeg – Nederlandse vereniging van groothandelaren in de tandheelkundige branche (VGT)
B. van den Heuvel – Ontwikkelaar van de app Pien, onderzoek naar vrije tarieven
H. Brand – Medisch bioloog

Stelling 1: De WIP richtlijn is onwerkbaar en moet vereenvoudigd worden.

Uit het debat kwam naar voren:
De presentatie eerder op deze dag gegeven door dr. Alexa Laheij was erg helder en de voorgestelde aanpak lijkt werkbaar. Er is een nieuwe richtlijn op komst. Deze zal iets strenger zijn dan de huidige WIP richtlijn. Vooral praktijken welke nu nog niet aan de huidige richtlijn voldoen, zullen ook de nieuwe richtlijn slecht werkbaar vinden.

Stelling 2: Het verdwijnen van VAR is een goede zaak

Uit het debat kwam naar voren:
Vooral vanwege het niet werken van de VAR in andere branches, wordt de VAR overal afgeschaft. Voor de tandheelkunde lijkt dit een kwalijke zaak, aangezien er weinig problemen met de VAR waren. Na de VAR zal er gewerkt gaan worden met een modelovereenkomst, waarbij er grote financiële risico’s voor de mondzorgpraktijken gaan ontstaan. Want wanneer is iemand geen zzp’er meer, maar worden zijn werkzaamheden als werkzaam in loondienst gezien? Is dit na bijvoorbeeld 5 keer verlengen van het contract of al eerder? En als dit dan als loondienst gezien wordt, wie draagt dan de kosten?

Stelling 3: Uiteindelijk is ketenvorming de enige manier om aan alle wetten en regels te kunnen voldoen.

Uit het debat kwam naar voren:
Het lijkt dat de hoeveelheid regels en wetten op dit moment zo veel is dat één persoon dit niet allemaal kan implementeren in de praktijk. Kleine praktijken hebben het op dat vlak dus erg lastig. Bij grotere praktijken kun je de taken splitsen en iedereen verantwoordelijke maken voor een deelgebied. Een keten is daar niet een voorwaarde voor. Ook een grote praktijk, die niet onderdeel van een keten is, kan dit goed regelen. Buiten deze stelling om, lijkt het erop dat een kleine praktijk in de toekomst niet meer rendabel is. Schaalvergroting (groepspraktijk) is de trend en lijkt noodzakelijk.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van het ANT-congres Dental Studie Update.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving

Orde, netheid, regelmaat: tuchtrechter hecht veel waarde aan goede dossiervorming

Iedere tandarts moet patiëntendossiers bijhouden. Daarin moet staan relevante informatie over de (mond)gezondheid van de patiënt, uitgevoerde behandelingen én alles wat daarvoor van belang is. Lees het bericht over twee tuchtrechtuitspraken waarbij het patiëntendossier doorslaggevend was voor de uitspraak.

Iedere tandarts moet patiëntendossiers bijhouden. Daarin moet staan relevante informatie over de (mond)gezondheid van de patiënt, uitgevoerde behandelingen én alles wat daarvoor van belang is. Denk aan de toestemming van de patiënt voor de behandeling. Die moet schriftelijk worden vastgelegd. Of aan de indicatie voor een behandeling. Lees het bericht over twee tuchtrechtuitspraken waarbij het al dan niet bijhouden van het dossier van doorslaggevend belang was voor de uitspraak.

Dossierplicht volgt uit WGBO
De dossierplicht volgt uit de Wet inzake de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Het belangrijkste doel is dat de tandarts de behandeling goed kan volgen en uitvoeren. Maar het medisch dossier is voor tal van andere zaken van belang. Een zorgverzekeraar kan een dossiercontrole uitvoeren om te kijken of een behandeling is uitgevoerd. De tandarts kan discussie krijgen met een patiënt over gemaakte afspraken. Het patiëntendossier kan dan steeds uitsluitsel bieden. Niet in de laatste plaats kan het patiëntendossier een grote rol spelen in tuchtzaken. Klachten worden gegrond of ongegrond verklaard op basis van wat de tandarts in het patiëntendossier heeft genoteerd, of juist niet. Dat zal ik toelichten aan de hand van twee recente uitspraken van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG).

Belang van het dossier in het tuchtrecht

Eerste uitspraak: klacht ongegrond door goede dossiervorming
In de eerste uitspraak klaagde de patiënt onder andere dat de tandarts hem niet had gewezen op aanwezigheid van parodontitis, onvoldoende informatie had verstrekt en hem onterecht bij de praktijk had uitgeschreven. Enigszins onredelijk leek deze patiënt wel: hij wilde eerst geen behandeling en eiste vervolgens gratis behandeling. Deze eis leidde tot heftige discussies en beëindiging van de behandelingsovereenkomst. De beklaagde tandarts deed aan uitgebreide dossiervoering. Hij noteerde de mate van mondhygiëne, de DPSI-score, zijn plan wat betreft behandeling, wat met de patiënt besproken was en diens reactie. Een voorbeeld:

“pt komt voor de eerste keer c, mhg slecht tot matig, paro (dpsi 3/2/3/4/2/4) uitgebreid uitgelegd en ook risico’s en consequenties, veel suikermomenten, veel plak, meerdere laesies (…) -> advies plan maken met bw ed (geen recente foto’s!!!) -> pt weinig onder de indruk en vindt het prima zoals het is, bij last geeft hij het wel aan zegt hij. volgende c nog eens verder op borduren (eigenlijk wil ik hem over 3 maanden nog eens zien zodat wij hem nog eens erop kunnen wijzen en kunnen motiveren want actie nodig -> pt belt zelf wel voor een nieuwe afspraak zegt hij)” en “iedere keer een stap verder (…) beter iets dan niets”

Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde de klacht gegrond omdat de tandarts een onzinnige behandeling zou hebben gegeven (hij had uit wanhoop een kroon geplaatst) maar ging daarmee volledig buiten zijn boekje: daarover was niet geklaagd! Het CTG zette een streep door deze uitspraak en verklaarde de meeste klachten ongegrond. Dit had de tandarts aan zijn dossiervoering te danken. Daarin was steeds genoteerd wat met de patiënt besproken was en hoe deze had gereageerd. Dat de patiënt achteraf anders stelde mocht hem niet baten. Eén van de klachten werd juist gegrond verklaard vanwege het patiëntendossier, maar nu omdat de tandarts had verzuimd iets op te schrijven (de omstandigheden waaronder de behandeling was beëindigd). Dit achtte het CTG van groot belang omdat een behandelingsovereenkomst niet zomaar beëindigd kan worden en de tandarts ‘nodeloze discussies’ daarover moet voorkomen.

Tweede uitspraak: klacht gegrond door niet goed bijgehouden dossier
In een tweede zaak werd geklaagd over een onzorgvuldige orthodontiebehandeling (orthodontist had op foto’s verlies van wortellengte gemist terwijl dit voor de behandeling belangrijk was) en gebrek aan informatieverstrekking. Ook hier ging de orthodontist nat omdat hij niet in het patiëntendossier genoteerd had waar hij de foto’s op had beoordeeld en wat hij daarover precies met de patiënt had besproken.

Conclusie: goede dossiervorming van groot belang in mondzorgpraktijk
Deze uitspraken onderstrepen het belang van een goede dossiervoering. Vaak vinden tandartsen een zeer summiere dossiervoering normaal, maar tijden veranderen (snel). Een tuchtklacht van een patiënt kan er mee staan of vallen, net als een materiële controle van een verzekeraar. Een discussie met een patiënt kan ermee gesust worden. Neem uw dossiervoering nog eens goed onder de loep en pas waar nodig aan. Dat kost weliswaar tijd en energie, maar kan in de toekomst veel profijt opleveren!

Presentatie in samenwerking met Eldermans|Geerts, ACTA, Zilveren Kruis en de KNMT over controles in de mondzorg.

Door: Sophie van Kan, advocaat bij Eldermans|Geerts

 

Lees meer over: Kennis, Ondernemen, Patiëntendossier, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
richtlijnen

Preventief antibioticagebruik niet nodig bij patiënten met een gewrichtsprothese

Het is niet nodig om patiënten met een gewrichtsprothese preventief antibiotica voor te schrijven als zij een tandheelkundige behandeling ondergaan. Dat blijkt uit de nieuwe Richtlijnmodule Antibioticaprofylaxe bij een gewrichtsprothese die recent is ontwikkeld door de Nederlandse Orthopaedische Vereniging in samenwerking met de KNMT.

Niet nodig
Mensen met een gewrichtsprothese lopen het risico dat de prothese kan ontsteken doordat bacteriën via de bloedbaan op de prothese terecht komen. Om een infectie te voorkomen, moeten patiënten met een gewrichtsprothese preventief antibiotica slikken bij een tandheelkundige behandeling. Echter is dit volgens de Nederlandse Orthopaedische Vereniging en de KNMT niet nodig.

Aanbevelingen
In de Richtlijnmodule is aanbevolen dat een patiënt met een gewrichtsprothese geen antibiotica voorgeschreven krijgt, ook niet bij een verminderde immuniteit of als hij een behandeling in het geïnfecteerd gebied moet ondergaan. Tevens wordt aanbevolen om bij de patiënt het belang van een goede mondgezondheid en regelmatige controles te benadrukken.

Campagne
De aanbevelingen sluiten aan bij de publiekscampagne van het ministerie van VWS die aandacht vraagt voor het zorgvuldig gebruik van antibiotica om antibioticaresistentie te voorkomen.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Tuchtrecht: Berisping tandarts voor spoelen wortelkanaal door assistente

De klacht
Een patiënt heeft een klacht ingediend tegen haar tandarts, waarin zij deze verwijt van het feit dat de tandarts de assistente heeft toegelaten haar wortelkanalen te spoelen. De patiënt is ervan overtuigd dat de assistente hiertoe niet bevoegd was en de operatie is dan ook niet verlopen zoals deze had gemoeten.

In 2011 kreeg de klant een endodontische behandeling in verband met plaatsing van een brug. Hiervoor werden de wortelkanalen, in opdracht van de tandarts, gespoeld door de assistente, waarbij spoelvloeistof ic. Natriumhypochloriet werd doorgeperst waarna de klant onmiddellijk veel pijn had. Na een roep om hulp kwam de tandarts, die aanwezig was in een andere kamer, direct in actie om de behandeling over te nemen en de klant door te sturen naar een kaakchirurg. Ook heeft de tandarts hierna nazorg verleend en een gesprek tussen de klant en assistente gefaciliteerd. De patiënt heeft inmiddels, bijna vijf jaar later, echter nog steeds last van haar wang.

Verweer
De tandarts heeft de klacht bestreden. Hierbij werd onder andere herinnerd aan het feit dat een assistente in beginsel bevoegd is om wortelkanalen te spoelen, in tegenoverstelling tot bijvoorbeeld het geven van injecties. Aangezien onbevoegdheid van de assistente een groot deel van de klacht van de patiënt was zou deze dus als ongegrond kunnen worden gezien. Ook beweert de tandarts zelf de wortelkanalen te hebben geprepareerd.

Echter, ander deel van de aanklacht was de bekwaamheid van de assistente. Het is vrijwel zeker dat de assistente inderdaad bekwaam was om deze handeling uit te voeren. Wat ook duidelijk is, is dat de assistente onvoldoende instructie had gekregen over het doorpersen van spoelvloeistof buiten de wortelkanalen. Ook zijn zowel de tandarts als assistente niet zeker van de concentratie die voor het spoelen werd gebruikt, wat niet het geval zou mogen zijn. Verder zijn er redenen om de effectiviteit van de spoeling in twijfel te trekken en heeft de tandarts foute aanwijzingen gegeven om de assistente verder te laten gaan met de behandeling.

Oordeel
Al met al kan worden geconcludeerd dat de tandarts in strijd met de behoorde zorg heeft opgetreden en dat de assistente onvoldoende geïnformeerd en onbekwaam was voor uitvoering van het spoelen van de wortelkanalen. Om deze reden legt het tuchtcollege de tandarts een berisping op.

Bekijk de uitspraak

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
var

Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) definitief afgeschaft

De Verklaring arbeidsrelatie (VAR) voor zzp’ers verdwijnt definitief. De Eerste Kamer stemde voor afschaffing per 1 mei, met een overgangsfase van 1 jaar. De Tweede Kamer ging hiermee eerder accoord.

De VAR wordt vervangen door modelovereenkomsten volgens de wet Deregulering Arbeidsrelaties.
Samen met KNMT en ANT diende VvAA overeenkomsten voor praktijkwaarneming en -medewerking in. Deze zijn inmiddels goedgekeurd en als voorbeeldovereenkomst gepubliceerd op de website van de Belastingdienst. Partijen bekijken momenteel samen met NVM de mogelijkheden voor een voorbeeldovereenkomst tandarts-mondhygiënist.

De modelovereenkomsten moeten zzp’ers en bedrijven meer duidelijkheid en zekerheid geven. Bij een VAR kunnen mensen op papier werken als zzp´er terwijl ze in de praktijk eigenlijk gewoon in dienst zijn, wat moeilijk te controleren is voor de Belastingdienst. Ook zijn eventuele financiële gevolgen bij de VAR altijd voor de zzp’er.

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving, ZZP-er

Herregistratie als tandarts in 2016

Wie vóór 1 januari 2012 stond ingeschreven in het BIG-register, moet zich voor 1 januari 2017 hebben geherregistreerd. Als u na 1 januari 2012 staat ingeschreven, is uw herregistratiedatum 5 jaar later.

Verplicht
Sinds 1 januari 2012 is herregistratie in het BIG-register verplicht voor tandartsen. De herregistratiedatum ligt vijf jaar na de datum van uw diploma, vakbekwaamheidsverklaring of erkenning van beroepskwalificatie. Uiterlijk zes maanden voor de herregistratiedatum ontvangt u van het BIG-register een oproep. Het wordt aangeraden om te wachten met herregistreren totdat u deze oproep heeft ontvangen. Als u zich niet tijdig herregistreert, wordt uw vermelding in het BIG-register vanzelf doorgehaald.

Eigen verklaring
Herregistratie werkt op basis van een ‘eigen verklaring’: u geeft aan dat u voldoet aan de eisen die de wet BIG aan herregistratie stelt. Steekproefsgewijs zal het BIG-register aan inschrijvers vragen om bewijsstukken die dan binnen 6 weken moeten worden aangeleverd.

Criteria
Er gelden twee criteria voor herregistratie: de werkervaringseis of de scholingseis. De eenvoudigste manier om voor herregistratie in aanmerking te komen is voldoende te werken in het beroep waarvoor u staat ingeschreven in het BIG-register. In een periode van 5 jaar moet u 2080 uur als tandarts werkzaam zijn, oftewel gemiddeld 8 uur per week. Lees meer over de werkervaringseis. Wie niet werkt of de urennorm niet haalt, kan een scholingstraject volgen om in aanmerking te komen voor herregistratie. Lees meer over scholing

Specialistenregister
Als u ingeschreven staat bij de Specialisten Registratie Commissie NMT hoeft u geen aanvraag voor herregistratie in te dienen voor uw basisberoep in het BIG-register. Beroepen met een specialisme kennen een stelsel van herregistratie waarvoor hogere eisen gelden. Herregistratie in een erkend specialisme betekent daarom automatisch herregistratie in het BIG-register.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Negatief beoordeelde tandarts dient aanklacht in

Een Duitse tandarts die via internetplatform Jameda negatief werd beoordeeld heeft een aanklacht ingediend en wil dat deze reactie van het internet wordt verwijderd.

Gebruiker geen cliënt?
Een schijnbaar ontevreden, anonieme patiënt beoordeelde de tandarts slecht op de punten behandeling, verlichting en vertrouwen, en gaf hem een 4,8 gemiddeld. De tandarts gelooft niet dat deze persoon ook daadwerkelijk bij hem is geweest en wil daarom dat de reactie wordt verwijderd van het internet, aangezien dit een negatief beeld van hem schetst. Anders wil de arts op zijn minst bewijs dat de persoon wel degelijk klant is. Deze zaak ligt nu bij de Duitse rechter.

Negatieve invloed op professioneel succes
Florian Witte, van Jameda, is het er mee eens dat gebruikers zouden moeten kunnen bewijzen klant te zijn (geweest) bij een bepaalde arts, bijvoorbeeld door middel van het indienen van facturen, recepten of andere bewijzen, om te verzekeren dat gebruikers de waarheid spreken. Maandelijks kijken er zo’n 5 miljoen mensen op Jameda, wat betekent dat een negatieve recensie van groot belang kan zijn bij het professionele succes van een tandarts. Daarom zou een arts juridisch in staat moeten zijn om zich te verdedigen tegen dergelijke slechte beoordelingen.

Bron: Krankenkassen.de

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Suiker belasting voor Engeland

Suiker belasting voor Engeland

Eerder schreef Dental Info al over het debat over de suiker belasting in het Verenigd Koninkrijk, met Jamie Oliver als woordvoerder. Waar in oktober werd geweigerd dit in het parlement te bespreken, leidde doorgaande petities dat op 30 november de suiker belasting wel ter sprake kwam.

Positieve gevolgen op Britse samenleving
Het heffen van belasting over suikerrijke producten zou grote positieve gevolgen kunnen hebben op de Britse samenleving, zoals dalingen in aantallen met obesitas en tandbederf. Chefkok Jamie Oliver en Sustain pleitten al een tijdje voor het invoeren van deze belasting, maar kregen deze nog niet eerder door naar het parlement. In november lukte dit wel.

Rapport gezondheidscomité
Op 30 november verscheen een rapport van het Britse gezondheidscomité: ‘Wij steunen de aanbeveling van Public Health England om belasting te heffen op suikerrijke frisdrank, en bevelen aan om een belasting van 20% te heffen om zo maximale invloed op het kopen van frisdrank uit te oefenen, om zo gedragspatronen te verbreken.’

Resultaten binnen Europa
Dat zo’n belasting daadwerkelijk positieve resultaten met zich mee kan brengen blijkt bij het kijken bij continentgenoten. In Frankrijk daalden de verkoopcijfers van frisdrank in 2012 voor het eerst in jaren, na invoering van belasting van €0.07 per liter op frisdrank en €0.50 op energiedrankjes.
Ook in Hongarije werden frisdranken, energiedrankjes en verscheidene zoete snacks duurder, wat leidde tot een zichtbare vermindering van 20% in de verkoop van deze producten in het eerste half jaar na invoer van de belasting.

Resultaten buiten Europa
Ook buiten Europa werd op verschillende plekken de suiker belasting ingevoerd, en met succes. Neem bijvoorbeeld Mexico. Dit land staat op nummer 9 in de lijst met het hoogste percentage obesitas cliënten en cola wordt met liefde genuttigd. In januari 2014 werd ook hier een suiker belasting ingevoerd op suikerrijke frisdrank, waarna de consumptie hiervan met 6% daalde, en zelfs de verkoop van frisdranken met weinig of zonder suiker met 7% verminderde, ondanks dat hier geen belasting over werd geheven.

Potentieel succes
Deze resultaten tonen het succes van suiker belasting als manier om obesitas, diabetes en tandbederf te bestrijden, en tonen dat dit ook zeker goede uitkomsten kan gaan leveren in het Verenigd Koninkrijk.

Bron: Dentistry

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving

Nieuwe klachtenwet Wkkgz per 1 januari 2016: de wijzigingen op een rij

De nieuwe Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) gaat in per 1 januari 2016. Het doel van de nieuwe klachtenwet is openheid over en leren van eventuele fouten en zorgvuldige omgang met klachten. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal toezicht houden op de naleving van deze wet.

Op Rijksoverheid.nl kunt u meer lezen over de wijzigingen.

De belangrijkste wijzigingen op een rij:

Meldplicht zorgverleners bij ontslaan wegens ernstig tekortschieten
Zorgaanbieders moeten de inspectie melden als zij een zorgverlener ontstaan wegens ernstig tekortschieten. Ook moeten zorgaanbieders vanaf 1 januari alle geweldsvormen in de zorgrelatie melden aan de inspectie.

Controle arbeidsverleden nieuwe zorgmedewerker
Neemt u een nieuwe medewerker aan? Dan bent u verplicht om te controleren of de nieuwe medewerker geschikt is voor de zorgverlening: de vergewisplicht. De vergewisplicht moet voorkomen dat zorgverleners die een gevaar voor patiënten kunnen vormen aan het werk gaan in de zorg. Navraag doen bij eerdere werkgevers is één van de punten om aan deze plicht te kunnen voldoen. Voor het aannemen van tandartsen is het raadplegen van het BIG-register ook van belang. In sommige situaties zullen tandartsen die zorg aan kwetsbare patiëntengroepen verlenen, een verklaring omtrent gedrag moeten overleggen.
Lees meer over de vergewisplicht op de website van de overheid.

Patiënten krijgen betere positie bij klachten
De patiënt heeft vanaf 1 januari recht op goede informatie als iets niet juist is gegaan in de behandeling. De zorgaanbieder moet fouten met de patiënt bespreken en noteren in het dossier. Ook heeft een patiënt recht op informatie over de kwaliteit van de zorgverlener indien hij daarom vraagt.

Zorgaanbieders zullen binnen zes weken moeten reageren op een klacht en laten weten welke maatregel genomen wordt.
Klagers kunnen ‘in beroep’ gaan bij een externe geschilleninstantie die bindend kan adviseren en een vergoeding van geleden schade kan toekennen.

Geen kwaliteitsjaarverslag
Er is geen verplichting meer voor het maken van een kwaliteitsjaarverslag.

Wat moet u als zorgaanbieder regelen?
Als zorgaanbieder moet u enkele dingen regelen. Lees meer op Rijkoverheid.nl

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving, Wkkgz

Huisartsenvereniging wint beroep tegen de Tariefbeschikking van NZa

De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) heeft bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven beroep (CBb) een beroep aangespannen tegen de Tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg voor het jaar 2015. Het beroep van de huisartsenvereniging is door de CBb gegrond verklaard.

Beroep
De NZa verbiedt huisartsen om behandelingen in rekening te brengen waarvoor zij geen contract hebben gesloten met een zorgverzekeraar. De VPH is het hier niet mee eens. Daarnaast heeft de VPH gesteld dat bij de berekening van de tarieven geen rekening is gehouden met het aantal uren per week dat de huisartsen werken.

Artikel 13
De NZa stelde dat huisartsen die voor een bepaalde prestatie geen contract met een verzekeraar hebben, in elk geval het algemene bedrag voor een consult of een visite in rekening zouden kunnen brengen. Maar het CBb merkt op dat een huisarts volgens de Wet marktordening gezondheidszorg niet mag declareren voor een andere prestatie dan hij verricht heeft. Dit is dan ook in strijd met artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Op dit punt heeft het CBb het beroep daarom gegrond verklaard.

Vrije huisartsenkeuze
Daarnaast stelt de CBb dat iedereen een arts moet kunnen kiezen die hij vertrouwt. Als een gekozen arts bepaalde behandelingen niet in rekening mag brengen, zal hij niet alle gevraagde zorg kunnen bieden. De vrije huisartsenkeuze wordt hierdoor belemmerd.

Aangepaste tariefbeschikking
De NZa moet binnen drie maanden met een aangepaste tariefbeschikking komen. Tot die tijd blijft de huidige tariefbeschikking in werking

Bron:
Rechtspraak

 

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
justice

Tuchtrecht: tandarts berispt voor overdosis Midazolam bij kind

Een kind is angstig voor de tandarts en kreeg in overleg met de tandarts de neusspray Midazolam toegediend. Na de behandeling had het kind verschillende verschijnselen van overdosering.

De klacht
De moeder sprak af met de tandarts een uur voor het bezoek twee pufjes Midazolam toe te dienen bij haar zoon. Bij aankomst in de praktijk vond de tandarts het kind nog niet suf genoeg en vroeg de moeder meer spray toe te dienen. De moeder vroeg of dit wel kon gezien de vermelding in de bijsluiter dat er maximaal twee pufjes mogen worden toegediend. Volgens de tandarts kon dit geen kwaad. De moeder diende de spray toe en ging met haar zoon naar de wachtkamer. Toen zij weer in de behandelkamer kwamen sprayde de tandarts nog een keer.

Na de behandeling had het kind verschillende verschijnselen van overdosering. De moeder van het kind nam hierover contact op met de tandartspraktijk. De assistente van de praktijk gaf aan dat de verschijnselen normaal waren. De moeder nam vervolgens contact op met de huisartsendienst en werd doorverwezen naar het ziekenhuis ter observatie voor een overdosis.

Verwijt: overdosis en niet serieus nemen klachten
De moeder verweet de tandarts dat haar zoon een overdosis Midazolam heeft gekregen en dat de tandarts haar zorgen niet serieus nam toen zij de tandartspraktijk belde over de klachten.

Verweer tandarts
De tandarts heeft het kind als zeer angstig leren kennen en stelde eerder gebruik van Dormicum tabletten voor, maar deze weigerde hij. Vervolgens sprak zij met de moeder af Midazolam voor de volgende behandelingen te gebruiken. De moeder diende daarna vóór aankomst in de praktijk twee pufjes van dit middel toe. Bij aankomst in de praktijk was het kind nog erg actief en vroeg de tandarts aan de moeder nogmaals een dosis aan haar zoon te geven. Direct na het sprayen kwam er veel neusslijm uit de neus van het kind dat erg verkouden was. De tandarts dacht dat het extra toedienen hierdoor was mislukt. De tandarts zegt dat zij zelf daarna niet extra heeft gesprayd.

Oordeel van de tuchtcollege
Het tuchtcollege vindt beide klachtenonderdelen – het toedienen van een overdosis en het niet serieus nemen van de klachten gegrond en licht dit als volgt toe.

Toedienen van overdosis
“Hoofdstuk 16 van de ‘Richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de OK’ van 2009 (hierna: de richtlijn) is gewijd aan PSA (matig tot diepe sedatie) in de kindertandheelkunde. Bij orale en transmucosale (diffusie via het slijmvlies, zoals nasaal) sedatie door middel van midazolam geldt dat de aanbevolen dosis varieert tussen de 0.3 en 0.5 mg/kg, met een leeftijd gerelateerd maximum (paragraaf 16.1.1.2 richtlijn). Doses boven de de grens van 0.5 mg/kg leiden tot een ongewenste verdieping van de sedatie.”

Het kind woog tijdens de behandeling 21.6 kg waarbij de maximum dosering van Midazolam dus 10.8 was, maximaal 4 pufjes.
Het is niet vast komen te staan of de tandarts in de behandelkamer zelf ook nog Midazolam heeft toegediend. Als dit wel zo is, heeft het kind 6 pufjes gekregen wat een te hoge dosering is. De verschijnselen na de behandeling ondersteunen de hoge dosering. Ook de toediening van Midazolam door de moeder vond plaats onder verantwoordelijkheid van de tandarts.

Niet serieus nemen van klachten
Het College oordeelt dat de tandarts de moeder zelf had moeten spreken – en niet haar assistente – toen zij belde over de klachten. De tandarts had ook niet – zelf of via haar assistente – mogen verwijzen naar een huisarts. “Het volledig neerleggen van de verantwoordelijkheid bij de huisarts, terwijl verweerster degene was die wist wat er precies met patiënt was gebeurd, getuigt niet van een zorgvuldige en verantwoordelijke handelwijze.”

Het Tuchtcollege legt de tandarts een berisping op.

Bekijk de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Ontslag tandartsassistente na beschuldiging intimidatie door tandarts

Een tandarts doet bij de kantonrechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zijn tandartsassistente nadat zij hem heeft beschuldigd van intimiderend gedrag.

Situatie
Tussen de tandarts en de assistente was altijd een goede verstandhouding. Dit veranderde toen de tandarts een re-integratieplan opstelde, waar de assistente het niet mee eens was. Tevens beschuldigde ze de tandarts toen dat hij haar aangeraakt zou hebben. Zij zat toen al ziek thuis omdat zij kampte met psychische problemen als gevolg van seksueel misbruik in haar tienerjaren. In een mailuitwisseling met haar werkgever verklaarde dat ze dit niet nog een keer te willen laten gebeuren.

Verzoek tot ontbinding
De tandarts was zeer verbijsterd en boos om deze uitspraak. Volgens hem zijn deze verdenkingen onterecht. Ook is zijn goede naam als werkgever aangetast, omdat de assistente collega’s heeft geïnformeerd over wat is voorgevallen en ook verschillende instanties hierover heeft gesproken. Om deze redenen is volgens de tandarts geen verdere samenwerking in de toekomst meer mogelijk en heeft hij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij te kantonrechter. Het contract van de assistente loopt officieel tot april 2016. De werkneemster vindt dat er sprake is van een opzegverbod, vanwege haar ziektebeeld. Daarnaast pleit zij voor mediation, omdat de tandarts onvoldoende rekening zou hebben gehouden met haar traumatisch verleden.

Beslissing
Volgens de kantonrechter is er geen sprake van een opzegverbod. De rechter is ervan overtuigd dat er inmiddels een situatie is ontstaan waarin een verdere samenwerking tussen de tandarts en assistente niet meer mogelijk is. In zijn beslissing neemt de rechter ook mee dat de assistente met derden haar verdenkingen heeft gedeeld, zonder dat enige noodzaak voor aanwezig was. Aangezien de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst laten ontbinden.

Bekijk de uitspraak: uitspraken.rechtspraak.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Nog geen sugar tax voor Engeland

Nog geen sugar tax voor Engeland

Jamie Oliver heeft onthuld dat, hoe graag hij dat ook zou willen, de Britse overheid op korte termijn nog niet met een belasting komt voor suikergebruik.

Suiker belasting
Jamie Oliver, wereldberoemde chef kok, was verwikkeld in discussies met het gezondheidscommité van het Britse parlement, waarin hij naar eigen woorden een ‘vaderfiguur’ vertegenwoordigde. Wat Oliver aangaf vooral van het parlement te willen, is duidelijkheid. Door duidelijke, en vooral ook eerlijke, informatie te verstrekken aan de Britse bevolking, zijn zij ook in staat om zelf een goede mening te vormen, en een beeld te krijgen van de situatie wat betreft de suiker belasting. Volgens Oliver gebeurt dit op dit moment niet.

Nationale gezondheid
Oliver geeft aan zich zeer betrokken te voelen tot Britse ouders en iedereen die te maken heeft met de nationale gezondheid. Deze gezondheid is volgens hem een van de belangrijkste dingen waar de overheid zo hard mogelijk voor moet vechten. Een van de dingen die hierin moet gebeuren is, volgens Oliver, het invoeren van de zogenaamde sugar taks. Dit zou met name een deel van de oplossing voor obesitas bij kinderen kunnen zijn. ‘Zoiets als een belasting is het enige wat hier tegen kan helpen.’

Bron: Dentistry 

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving