Poster: De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Bij Molar-Incisor Hypomineralisation (MIH) is sprake van een glazuurafwijking, gediagnosticeerd na eruptie, wat een element meer poreus maakt. MIH verhoogt het cariësrisico wat voor kinderen psychisch en fysiek belastend is. In Nederland is onduidelijkheid over de prevalentie en de mogelijk geassocieerde factoren met MIH. Dit onderzoek wil inzicht krijgen in het MIH-prevalentiecijfer en tevens welke factoren geassocieerd zijn met MIH in de longitudinale cohortstudie.

Onderzoek door Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal en methode

Van 4086 13-jarige kinderen zijn mondfoto’s verzameld waarvan 1072 kinderen willekeurig zijn geselecteerd voor dit dossieronderzoek. Het EAPD-scoresysteem (European Academy of Peadiatric Dentistry) werd gehanteerd om wel/geen MIH vast te stellen aan de hand van mondfoto’s door twee onderzoekers.

De mate van inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid overeenkomst tussen en binnen de onderzoekers werd uitgedrukt in Cohen’s Kappa. De Chi-kwadraat toets is gebruikt om na te gaan of MIH is geassocieerd met de volgende factoren:

Geslacht, etniciteit, DMFT-getal (decayed, missing, filled teeth), HSPM (Hypomineralised Second Primary Molar), luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren, roken, alcohol- en foliumzuurgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, tweeling zijn, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, keizersnede en/of sociaaleconomische status.

Leeftijd werd getoetst met de Mann-Whitney U test. De analyses werden uitgevoerd in SPSS 25.0 met P< 0.05 als statistisch significant.

Resultaten

Bij 932/ 1072 kinderen, gemiddeld 13,6 jaar (SD± 0,37), kon wel/geen MIH worden vastgesteld. Van 140 kinderen waren de mondfoto’s niet te beoordelen. Bij 131/932 kinderen (14,1%) werd MIH vastgesteld, waarbij MHI bij element 16 de hoogste prevalentie had (5,7%). MIH kwam het meest voor bij molaren in de bovenkaak (10,5%).

Het DMFT-getal werd significant geassocieerd met MIH (p <0,001). De factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren konden niet worden getoetst door een gebrek aan data. De overige factoren bleken niet significant geassocieerd met MIH (p ≥ 0,108). De Cohen’s Kappa gaf met ≥0,81 een ‘bijna perfecte’ inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid aan.

De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Het DMFT-getal is significant hoger bij kinderen met MIH dan bij kinderen zonder MIH. Het element 16 had de hoogste prevalentie (5,7%). Van de factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren ontbraken data, dit verdient aanvullend onderzoek. De overige factoren bleken niet met MIH geassocieerd. De MIH-prevalentie was 14,1% in dit studiecohort. Meer onderzoek is nodig om achter geassocieerde factoren met MIH te komen dan wel combinaties van factoren. Zo kunnen zorgverleners kinderen en de ouders vroegtijdig informeren en adviseren om cariës te voorkomen.

Poster ontwikkeld door:

Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Cariës, Kindertandheelkunde, Thema A-Z