NZa moet van rechter met nieuwe tarieven voor huisartsen komen

rechter

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft geoordeeld dat het kostenonderzoek waarop de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de tarieven voor de huisartsenzorg baseerde, niet voldoet aan de noodzakelijke kwaliteitseisen. Daardoor kunnen de huidige tarieven voor 2023, 2024 en 2025 niet in stand blijven. De NZa moet binnen zes maanden een nieuw tarievenstelsel opstellen en daarbij nauw samenwerken met vertegenwoordigers van de huisartsen. Ook moet de zorgautoriteit voorstellen van de beroepsgroep aantoonbaar serieus afwegen.

Deze uitspraak is ook van grote betekenis voor de lopende procedure van de KNMT, omdat dezelfde bezwaren spelen in het kostenonderzoek voor de mondzorg. De beslissing kan daarmee rechtstreeks invloed hebben op de tarieven die per 2026 in de tandheelkundige en orthodontische zorg zullen gelden.

Kerngebreken kostenonderzoek

De rechter wees op drie kerngebreken in het kostenonderzoek:

  1. Huisvestingskosten
    De berekening van de praktijkkosten hield onvoldoende rekening met de daadwerkelijke uitgaven die huisartsen maken voor huisvesting, zoals huur, energie en onderhoud.

  2. Normatieve arbeidscomponent (NAC)
    De methode voor het bepalen van de NAC – het normatieve inkomensniveau voor praktijkhoudende huisartsen – was onvoldoende transparant. Bovendien werd onvoldoende gereflecteerd op de verantwoordelijkheid, risico’s en taken die praktijkhouders dragen.

  3. Aangenomen werkweek van maximaal 36 uur
    De NZa onderbouwde niet waarom een werkweek van hooguit 36 uur representatief zou zijn. Dit punt speelde al eerder een rol in een vergelijkbare uitspraak over het kostprijsonderzoek bij psychologen en psychotherapeuten.

Relevantie voor lopende zaak KNMT

De uitspraak heeft directe betekenis voor het hoger beroep dat de KNMT tegen de NZa voert over het kostenonderzoek in de mondzorg. Veel van de kritiekpunten komen namelijk overeen, waaronder het urencriterium van 36 uur. De verwachting is dat het CBb zijn oordeel in deze mondzorgzaak voor het einde van 2025 zal uitspreken. Dat betekent dat de definitieve mondzorgtarieven voor 2026 pas in december worden vastgesteld.

KNMT-voorzitter Hans de Vries ziet de uitspraak als bevestiging van de zorgen die ook binnen de mondzorg bestaan. Volgens hem ligt het voor de hand dat de NZa de tariefbeschikkingen voor 2026 intrekt en voorlopig terugvalt op de tarieven van 2025, vermeerderd met de gebruikelijke indexatie. In dat scenario zou een verdere juridische procedure mogelijk niet langer nodig zijn.

Bezwaarprocedure loopt door

Naast de rechtszaak loopt er ook een bezwaarprocedure waarin ruim 4.600 leden van de KNMT zich hebben verenigd. De NZa houdt op 1 december 2025 een hoorzitting over deze bezwaren. Een besluit wordt verwacht in februari 2026, al kan de uitkomst sterk afhangen van de manier waarop de NZa de recente uitspraak in de huisartsenzorg verwerkt.

Bron:
KNMT

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z