Endodontische diagnostiek

Endodontische diagnostiek: snel ingrijpen of rustig afwachten?

Diagnostiek: reversibele versus irreversibele pulpitis
Moet de tandarts afwachten of snel ingrijpen bij een patiënt met pulpitis klachten? Dit is afhankelijk van de diagnose: reversibele of irreversibele pulpitis. Hoe kan er worden vastgesteld of een pulpitis reversibel of irreversibel is? Het zou handig zijn als een test kan uitwijzen of een pulpitis irreversibel is.

Testen als de koude-test kunnen een vals-negatieve, vals-positieve, terecht positieve en terecht negatieve uitslag geven. De sensitiviteit van een pulpitistest zou zijn: het percentage terecht positieve uitslagen onder de personen die irreversibele pulpitis hebben. De specificiteit van de test is het percentage terecht negatieve testuitslagen onder de mensen met reversibele pulpitis of zonder pulpitis.
De voorspellende waarde is de kans op een correcte uitslag, deze is afhankelijk van de prevalentie. ROC staat voor receiver operating characteristic. Deze grafiek laat zien dat hoe groter de onzekerheid is, hoe groter de kans bestaat op een fout-positieve uitslag.

‘If de doctor will listen, de patient will tell the diagnosis’.

Helaas is de koude test niet in staat om een onderscheid te maken tussen een reversibele en irreversibele pulpitis. Het enige waar we wel wat aan hebben is de informatie uit de anamnese en de historie. Zo weten we dat bij de aanwezigheid van korte stevige pijn waarschijnlijk de a-delta vezels betrokken zijn. Indien de pijn bij koude langer aanhoudt dan zijn vaak de C-vezels betrokken. Ook kan een patiënt klagen over spontane pijn. Het gaat er dus om wat de patiënt vertelt: ‘If de doctor will listen, de patient will tell the diagnosis’.

Diagnostiek van verticale wortelfractuur
Soms is de diagnose ‘verticaal wortel fractuur’ moeilijk te stellen. Ook hier is de anamnese erg belangrijk, vaak hebben patiënten al enige tijd vage klachten aan het element. In de meeste gevallen (99%) treedt een verticaal wortelfractuur op bij een endodontisch behandeld element. Ook de aanwezigheid van smalle nauwe pockets (in 60% van de gevallen aanwezig), fistel(s), pijn of een peri-radiculaire radiolucentie kunnen wijzen op een verticaal wortelfractuur. Indien de diagnose niet met zekerheid gesteld kan worden dan kan er voor gekozen worden een kleine kijkoperatie uit te voeren (door middel van een incisie) of een Conebeam CT te maken.

Conebeam ct
In een studie van Metska et al. (2012) zijn er twee soorten Conebeam CT scans vergeleken. De Newtom heeft een voxelgrootte 0,2 en de Acuitomo heeft een voxelgroote van 0,08. De voorspellende waarde bij de diagnose van het verticale wortelfractuur van de Acuitomo was hoger dan die van de Newtom. Hoe kleiner de voxelgrootte, hoe beter de Conebeam CT gebruikt kan worden voor endodontische diagnostiek.

Diagnostiek van interne en externe resorptie
Hoe kom je er achter of er sprake is van interne of externe resorptie? Om hier achter te komen kunnen er röntgenopnames uit verschillende hoeken genomen worden. Wanneer er sprake is van interne resorptie dan blijft de radiolucentie op dezelfde plek ik het kanaal vanaf verschillende inschietrichtingen. Bij externe resorptie loopt het kanaal, in de meeste gevallen, door in de zwarting.

Interne resorptie
Interne resorptie komt weinig voor in blijvende elementen, de prevalentie ligt tussen de 0,1-1,6%. Vaak bestaan er nauwelijks klachten. Indien de pulpa nog vitaal is dan is het resorptie-proces actief en moet er zo snel mogelijk een wortelkanaalbehandeling gestart worden. Indien het element non-vitaal is dan heeft het niet zo’n haast omdat de resorptie al gestopt is.

Externe resorptie
Voor de diagnostiek van externe resorptie is de Conebeam CT uitermate geschikt. Behandeling van externe resorptie is goed mogelijk.

Michiel de Cleen (1962) studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert thans een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres Diagnostiek van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

De verkleurde voortand: endodontische overwegingen

Er zijn verschillende opties voor het behandelen van een verkleurde voortand. En hoe te handelen bij intern bleken? Verslag van de lezing van endodontoloog Michiel de Cleen.

Een tandluxatie is eentraumatische ontwrichting van de tand in de alveolus volgens het Tandheelkundig woordenboek van F.J. Tempel. Michiel de Cleen maakt in zijn presentatie een onderscheid tussen verschillende typen luxaties:

  • Subluxatie
  • Lateraleluxatie
  • Extrusieluxatie

Bij een laterale of extrusieluxatie is er sprake van een duidelijkere verplaatsing van het element in de alveole dan bij een subluxatie. De kans dat de pulpa overleeft is bij een laterale of extrusieluxatie kleiner dan bij een subluxatie. Een subluxatie met een open apex heeft vaak een goede prognose.

Na (sub)luxatie van gebitselementen komt obliteratie van de pulpaholte vaak voor. Deze obliteratie leidt slechts zelden tot een apicale ontsteking, maar bijna altijd tot een ontsierde donkere verkleuring van de tand. Deze verkleuring wordt vaak pas duidelijk rond de leeftijd 20-30 jaar. De ervaring van Michiel de Cleen is dat het met name de centrale bovenincisieven betreft.

Uit onderzoek blijkt dat nog geen 10% van de geoblitereerde gebitselementen gepaard gaat met het necrotisch worden van de pulpaholte. Indien er sprake is van een apicale ontsteking, is een endodontische behandeling geïndiceerd. Een wortelkanaal behandeling in een gebitselement met een geoblitereerd kanaal is vaak erg lastig. Een kanaal is moeilijk te vinden door afzetting van tertiair dentine. Er bestaat daardoor een grotere kans op een vestibulaire perforatie. De verkleuring van dentine heeft een indicatie van de ligging van het kanaal. Door de behandeling uit te voeren onder de microscoop is vaak midden in het tertiaire dentine een puntje zichtbaar. Met de D-Finder (Mani) of een ultrasone tip (type ET24 van Satelec) is het mogelijk de toegang tot het kleine kanaal te vinden en zodoende een toegangscaviteit te prepareren.

Er zijn verschillende behandelopties voor een verkleurde voortand:

  1. Kanaalbehandeling en inwendig bleken
  2. Uitwendig bleken
  3. Composiet fineerrestauraties
  4. Porseleinen fineerrest
  5. Volledige kroon

Intern bleken
De behandeling intern bleken of ook wel ‘walking bleach’ genoemd, behoeft een specifieke behandeling van de pulpakamer. De vulling dient afgedekt te worden met glasionomeercement om invloed van het bleekmiddel te voorkomen. Soms is een kanaal echt niet te vinden, dan kan besloten worden het af te dekken met glasionomeercement, eventueel gevolgd door intern bleken en een restauratie. De duur van bleken ligt vaak ongeveer rond te twee weken, maar kan ook korter en langer zijn! Daarom is het advies om dagelijks contact te hebben met de patiënt totdat de kleur gelijk is aan het buurelement.

Michiel de Cleen (1962) is tandarts-endodontoloog. Na zijn afstuderen aan de Universiteit van Amsterdam was hij van 1988 tot 1995 (gast)medewerker van de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Thans voert hij een fulltime endodontische praktijk. Tot medio 2010 was hij hoofdredacteur van het tijdschrift TandartsPraktijk. Michiel de Cleen is mede-auteur van het standaardwerk Endodontologie en van zijn hand verschijnen regelmatig publicaties op het gebied van de endodontologie. Hij gaf talloze lezingen en cursussen in binnen- en buitenland.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens ENDO van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
kaaskiezen

Kaaskiezen, ook in het melkgebit

Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben later vaker kaasmolaren in hun blijvende gebit. Wanneer is er sprake van een kaasmolaar? Wat zijn de adviezen voor preventie en behandeling? Verslag van de lezing van mevrouw dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog.

Gebitsontwikkeling
De gebitsontwikkeling start al tijdens de zwangerschap. Het melkgebit wordt tijdens de zwangerschap aangelegd en voor het blijvende gebit start dat rond de geboorte. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar en blijvende incisieven.

Ameloblasten
Ameoloblasten zijn verantwoordelijk voor de aanleg van het glazuur. Er bestaan drie fases in de ontwikkeling van glazuur.

  1. Secretie fase
    De secretie fase begint bij knobbeltoppen en gaat vervolgens door naar cervicaal. De ameloblasten produceren glazuureiwitten en de glazuurkristallen groeien met name in lengte. De glazuurlaag ontstaat, maar is nog maar voor 10-20% gemineraliseerd.
  2. Transitionele fase
  3. Maturatie fase
    Tijdens deze fase krijgt de glazuurlaag zijn hardheid. De glazuurkristallen groeien nu niet meer in lengte. Het glazuur bestaat aan het eind van deze fase voor 95 % uit mineraal.

Kaasmolaren

Glazuurafwijkingen
Glazuurafwijkingen kunnen worden ingedeeld in de volgende groepen.

  • 1. Hypomineralisatie
    Hypomineralisatie is een kwalitatief defect van het glazuur en ontstaat doordat de ameloblasten worden verstoord tijdens transitionele fase of maturatiefase. In het melkgebit zijn 1 tot 4 2e melkmolaren aangedaan. In het blijvende gebit betreft het 1-4 blijvende 1e molaren, soms in combinatie met de blijvende incisieven.
  • 3. Hypoplasie
    Hypoplasie is een kwantitatief defect van het glazuur, er is onvoldoende mineralisatie opgetreden. De ameloblasten zijn bij deze glazuurafwijking al in de secretie fase in hun functie verstoord. Het glazuur is dunner of afwezig.

Hoe wordt een kaasmolaar herkend?
Criteria voor de aanwezigheid van kaasmolaren zijn:

  • Het moet gaan om een begrensde opaciteit: wit, geel of bruin.
  • Er treedt post-eruptief glazuurverlies op: glazuurverlies nadat de kies is doorgebroken.
  • Er is sprake van een atypische restauratie.
  • Er is sprake van atypische cariës.
  • Er is sprake van een atypische extractie.

Kaasmolaren bestaan in een milde vorm en een ernstige vorm. Wanneer er alleen sprake is van opaciteiten dan spreekt men van de milde vorm, alle andere gevallen zijn ernstig.

Wanneer is er geen sprake van een kaasmolaar?

  • Als het gaat om een hypoplasie (kwantitatief defect) dan spreekt men niet van een kaasmolaar.
  • Als er andere elementen dan de melkvijven, blijvende zessen of blijvende incisieven zijn aangedaan. Er is dan sprake van een overige glazuurafwijking. Een 1e melkkies met een mineralisatie defect is dus geen kaasmolaar.

Relatie tussen kaaskiezen melkgebit en blijvende gebit
Kinderen met kaasmolaren in het melkgebit hebben vaker kaasmolaren in het blijvende gebit. Er is een overlap in aanlegperiode van de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar/blijvende incisieven. Als het individu in deze periode bloot wordt gesteld aan bepaalde risico-factoren dan is de kans groot dat zowel de 2e melkmolaren als het blijvende gebit zijn aangedaan. Kaasmolaren in het melkgebit zijn dus een voorspeller voor de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit. Opvallend is dat de milde vorm van kaasmolaren in het melkgebit een grotere kans geeft op de aanwezigheid van kaasmolaren in het blijvende gebit, in tegenstelling tot de ernstige vorm. Ook indien meerdere kaasmolaren in het melkgebit zijn aangedaan dan bestaat er meer kans op kaasmolaren in het blijvende gebit.

Prevalentie kaasvijfjes
In Nederland ligt de prevalentie rond de 5 tot 9%. Uit onderzoek blijkt dat de diagnose kaasmolaar meestal wordt gesteld aan de hand van het criteria ‘aanwezigheid van opaciteiten’. Daarna volgen de criteria post-eruptief glazuurverlies en de aanwezigheid van een atypische restauratie.

Etiologie

Etiologie blijvend gebit
Er zijn een aantal studies gedaan naar de etiologie van kaasmolaren in het blijvende gebit. Niet alle onderzoeksresultaten komen overeen. De volgende factoren zouden invloed kunnen hebben op het ontstaan van kaasmolaren.

  • Prenataal: Omgevingsfactoren & medische problematiek
    Voorbeelden: infectieziektes en stress bij de moeder en het aantal echo’s.
  • Perinataal: Medische problematiek & prematuriteit
    Voorbeelden: een laag geboorte gewicht, keizersnee en vroeggeboortes.
  • Postnataal: Voeding, medische problematiek & omgevingsfactoren
    Voorbeelden: koorts, toxische stoffen en antibiotica gebruik.

Etiologie melkgebit
Er is minder bekend over het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit. Omdat het melkgebit eerder aangelegd wordt, moet er vooral gekeken worden naar de pre- en perinatale periode. Het is bekend dat kinderen met kaasmolaren in het melkgebit in 94% van de gevallen een medische probleem hebben. Hoe meer aanwezige medische problemen, des te vaker kaasmolaren in melkgebit.
24,5% van de gevallen ontstaat in de pre-natale fase, 45,3% in de perinatale fase en 9,4% in de postnatale fase.
Etniciteit speelt ook een rol. Nederlands kinderen hebben vaker kaasmolaren dan Turkse of Marokkaanse kinderen. Ook speelt waarschijnlijk een laag geboortegewicht, koorts in het eerste levensjaar en alcohol consumptie van de moeder tijdens de zwangerschap een rol bij het ontwikkelen van kaasmolaren in het melkgebit.
Medicijngebruik van de moeder lijkt uit onderzoek geen invloed te hebben. Dit geldt ook voor antibiotica gebruik.

Preventie en behandeling

Preventie
Preventie is het belangrijkst. Een kind met kaasmolaren zal vaker door de tandarts gezien moeten worden: eens per 3 maand is het advies. Op deze manier kan er op tijd ingegrepen worden. Ook wordt er geadviseerd lokaal fluoride aan te brengen om cariës te voorkomen.
Het is nog niet bewezen dat sealen bij kaasmolaren in het melkgebit helpt, voor het blijvende gebit geldt dit wel als cariëspreventief middel.

Behandeling
Wanneer het toch nodig is een element te behandelen dan zijn er verschillende opties.

Restaureren

  • Glasionomeer cement moet gezien worden als tijdelijk vulmateriaal. Dit materiaal is ideaal voor jonge kinderen omdat het gemakkelijk en snel is aan te brengen en het materiaal een goede breuksterkte heeft.
  • Compomeer is samen met composiet het eerste keuze materiaal. Compomeer komt nog iets meer overeen met de slijtbaarheid van een melkmolaar dan composiet. Voor het gebruik van deze materialen is echter wel goede medewerking van het kind vereist.
  • Een roestvrijstalenkroon kan gebruikt worden indien een element zwaar is aangetast. Hiermee wordt het verder afbreken van het element voorkomen.

Extractie
Een extractie is de laatste behandeloptie. Er moet rekening gehouden worden met de orthodontische consequenties en asymmetriën die kunnen ontstaan.

Samenvatting

  • Kaasmolaren zijn zowel in het melk- als in het blijvend gebit een veelvoorkomend probleem.
  • De aanwezigheid van kaasmolaren in het melkgebit is een voorspeller voor de aanwezigheid in het blijvende gebit.
  • De etiologie lijkt multifactorieel te zijn. Vooral pre- en perinatale factoren spelen een rol bij het ontstaan van kaasmolaren in het melkgebit.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. dr. M. Elfrink, tandarts-pedodontoloog, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

Het afscheidssymposium van Bart Fledderus stond in het teken van kaasmolaren. Bart Fledderus, algemeen practicus, klinisch docent en kinder- en CBT-tandarts, werd door verschillende sprekers in het zonnetje gezet op deze dag. Ook de bezoekers die Bart niet persoonlijk kenden, hadden na deze dag een goed beeld van hem. Bart is een bevlogen man die geen tijd kent. Met plezier heeft hij veel betekend voor de tandheelkundige behandeling van kinderen, angstigen, ouderen en gehandicapten. Ook het behandelen van katten, honden en konijnen was voor Bart geen probleem. Bart heeft ook een tijd in het bestuur van Ivoren Kruis gezeten, de Nederlandse vereniging van mondgezondheid.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Effect initiële behandeling van chronisch adulte parodontitis

Welke aspecten zijn van belang bij een goede parodontale behandeling en wat kun je verwachten van een initiële behandeling van chronische adulte parodontitis?

Verslag van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice

Goede parodontale behandeling
Als je een paropatiënt intensief hebt behandeld en begeleid, is de herbeoordeling een spannend moment. Zeker als je nog niet zo lang parodontitis behandeld, is het niet alleen een meetmoment maar geeft het de behandelaar ook feedback. Maar voordat je zover bent, is er al veel aan vooraf gegaan.

Een goede parodontale behandeling begint bij een goede praktijkorganisatie. Daarin moet duidelijk zijn wie wat doet en zal er protocollair gewerkt moeten worden. De DPSI moet goed en regelmatig worden gescoord en de parostatus moet aangevuld worden met een OPG en/of röntgenstatus. Vergeet hierbij niet een totaaloverzicht te krijgen met behulp van de medische anamnese maar ook van de leefstijl van de patiënt, de omgeving en de eventuele erfelijke factor. Pas dan kan de etiologie van de parodontitis van die specifieke patiënt echt duidelijk worden. Communicatie is hierbij heel belangrijk en ook voor het verdere parotraject. Alleen op die manier kan er echt goede zorg op maat worden gegeven. De initiële therapie behoort binnen drie tot vier weken volledig afgerond te zijn en de herbeoordeling volgt dan pas weer na twee tot drie maanden.

Eénwortelige elementen
Wanneer zijn we tevreden over het klinische effect na uitvoering van een initiële parodontale behandeling bij adulte parodontitis? In een onderzoek werden éénwortelige elementen onderzocht van 49 parodontitispatiënten met pockets van 5-12 mm die vervolgens initieel behandeld werden.

De plaquescore liep bij de verdiepte pockets van 80% terug naar net onder de 20%. Terwijl bij de ondiepe pockets (minder of gelijk aan 3,5 mm) de plaquescore van 40% naar onder de 10% liep. De bloedingsindex ging van 90% naar ongeveer 20% bij de verdiepte pockets en van 50% naar onder de 10% bij de ondiepe pockets.

Bijzonder was dat bij pockets van rond de 4 mm er na initiële therapie geen aanhechtingswinst gevonden werd. De dieptes werden wel kleiner, maar ook nam de grootte van de recessie toe. Mevrouw Ten Berge adviseert daarom bij pockets ondieper dan 4,5 mm niet te intensief te behandelen, maar deze voorzichtig te benaderen. Bij diepere pockets geldt de volgende vuistregel van prof B.G. Loos, parodontoloog:

De diepte voorafgaand aan de initiële therapie in mm: 2 + 1 = pocketdiepte na initiële behandeling. Dus als een pocket 8 mm is bij een éénwortelig element bij de intake en bij de herbeoordeling is deze pocket 5mm geworden, dan is de initiële behandeling voldoende aangeslagen.

Meerwortelige elementen
Bij meerwortelige elementen zien we plaquescores van 80% reduceren naar 20%. Gedurende 42 maanden zien we in de plaquescores soms een piek naar 40%. Het is voor de patiënt moeilijk om de goede mondhygiëne continu op peil te houden. Het eist veel discipline. Af en toe een dip in de mondhygiëne is niet erg, zolang de patiënt het maar weer op kan pakken. “Wijs niet te veel met je vinger, maar vertel dat het heel menselijk is om soms wat slordiger te worden”, adviseerde Ten Berge.

De bloedingsscore van de meerwortelige elementen lag aanvankelijk ook hoger dan bij de éénwortelige elementen. Deze score was voorafgaand aan de initiële therapie 85% en in verloop van tijd fluctueerde het van 40% tot zo’n 25%. Bij de platte molaarvlakken geldt dezelfde vuistregel als bij de éénwortelige elementen. Met platte molaarvlakken worden de vlakken zonder furcatie bedoeld. Bij vlakken met een furcatie werd er geen aanhechtingswinst gevonden! Wel nam de mate van terug getrokken gingiva (recessies) in alle gevallen toe.

Rokers versus niet-rokers
Zes jaar lang werd de mondgezondheid van 46 rokers en 28 niet-rokers gevolgd. Zij hadden een gemiddelde pocketdiepte van vijf millimeter en werden initieel behandeld. Bij de rokers werd gemiddeld 1,3 millimeter pocketreductie gevonden en bij de niet-rokers was dit een halve millimeter meer. De toename van de recessie bleef na zes jaar ongeveer gelijk ten opzichte van elkaar. Het aanhechtingsniveau was bij niet-rokers dus meer dan bij rokers. Uiteraard moeten we wel elke patiënt apart blijven zien: elke patiënt is uniek. Niet elke roker presteert slechter dan een niet-roker.

Instructie
Ten Berge sloot haar presentatie af met een boodschap voor in de praktijk: instructie is zeer belangrijk om een goed blijvend resultaat te behalen. Deze instructie moet ook vaker dan één keer gegeven worden. Geef niet meteen op bij een furcatie, want ook furcatiepockets kunnen positief reageren op de initiële behandeling maar vaak minder goed dan éénwortelige elementen en platte molaarvlakken.

Niet alleen roken heeft een nadelig effect, maar denk ook aan andere factoren zoals stress, dieet en systemische ziekten.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing ‘Effect initiële behandeling van chronische adulte parodontitis: wat kun je verwachten?’ van mevrouw drs. F.K.M. ten Berge, tandarts, tijdens de cursus Parodontologie Update van Quality Practice.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Drie tinten grijs: Demografie, levensverwachting en de kwetsbare oudere

Demografische kenmerken van de vergrijzing in Nederland
Ouderen maken een steeds groter deel uit van de Nederlandse bevolking. De grootste leeftijdsgroep bestaat uit mensen die ouder zijn dan zestig jaar, dit gaat om 25% van de bevolking. Voor de komende jaren is de verwachting dat een sterk groeiende groep Nederlanders 80- of zelfs 90-plus zal zijn (ongeveer 40% van de groep 65+). Op dit moment is de vergrijzing in Nederland nog gelijk verdeeld over het land. In de toekomst zal dit anders worden en zullen vooral aan de buitenranden van Nederland de meeste ouderen wonen.

Levensverwachting
Aan de hand van de volgende tabel kan er een inschatting gemaakt worden van de levensverwachting van ouderen. Dit is ondermeer van belang bij het maken van behandelkeuzes in de tandartspraktijk.

Tabel 1. Levensverwachting in jaren

Mannen Vrouwen
70 jaar 12 16
80 jaar 6 8
90 jaar 3 4

Drie tinten grijs
Ouderen kunnen worden onderverdeeld in drie groepen:

  1. Vitale 65-plussers: Kunnen worden behandeld als ‘gewone’ mensen.
  2. Préfrail: Deze groep is minder mobiel en enigszins zorgafhankelijk.
  3. Frail: Deze groep is zeer zorgafhankelijk.

Groep 2 is de meest zorgwekkende groep in de mondzorg. Deze mensen wonen vaak nog zelfstanding waardoor er veel problemen zijn en waar weinig aandacht voor is.

Traceren kwetsbare oudere
De tandheelkundige zorg voor ouderen moet meer aandacht krijgen in de toekomst. Een tandarts kan, om te beginnen, een kwetsbare oudere op de volgende manier traceren:

  • Update algemene gezondheid
  • Update medicatie
  • Afnemende zelfzorg
  • Bewegen/spreken van de patiënt Afnemende behandelbaarheid (therapietrouw)

Spreker: Drs. A.R. Hoeksema, tandarts-algemeen practicus, Winschoten

Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de klinische avond “Drie tinten grijs” van het Wenckebach Instituut in het UMCG.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

TV-programma De Wensboom: meisje wenst oma goed gebit

In het RTL4 TV-programma De Wensboom wenst een meisje dat haar oma’s gebit wordt opgeknapt. Haar oma Henny is bang voor de tandarts en is hier al meer dan 40 jaar niet meer geweest. In het programma is te zien hoe ze naar tandarts Dyonne Broers van de Stichting Bijzondere Tandheelkunde gaat.

Bekijk het fragment terug, vanaf minuut 14

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Amalgaam succesvol voor herstel melkgebit

Amalgaam is volgens nieuw onderzoek het meest succesvolle materiaal om een melkgebit mee te herstellen. In het onderzoek werd het slagingspercentage van tandrestauraties bij kinderen onderzocht. Hierbij werden amalgaam, composiet en glasionomeer als vulmateriaal vergeleken.

Succesvolle restauraties

Voor het onderzoek werd gekeken naar 300 kinderen die een restauratie aan de melkkiezen hadden ondergaan. Hiervoor werden de kinderen over 3 gelijke groepen verdeeld, op basis van het vulmateriaal dat gebruikt was. Een succesvolle restauratie betekende dat er geen nieuwe restauratie of extractie van de kies nodig was voor het einde van de basisschool. Bijna 80% van de restauraties was succesvol en slechts 11 van de 300 gerestaureerde kiezen hoefden te worden geëxtraheerd.

Mislukte restauraties

Mislukte restauraties met amalgaam maakten minder dan 20% van alle mislukte restauraties uit. Van de 100 restauraties moesten er bij de amalgaamvulling 12 opnieuw gerestaureerd worden en 1 worden geëxtraheerd. Voor de composietvullingen gold dat van de 100 er 15 opnieuw gerestaureerd moesten worden en 3 geëxtraheerd en voor de glasionomeervullingen waren dit er respectievelijk 24 en 7 van de 100.

Gezondheidsrisico’s

De onderzoekers onderschrijven de gezondheidsrisico’s van amalgaam. Echter wijzen ze ook op de noodzaak voor verbeteringen in de alternatieven voor amalgaam.

Bron: European Journal of Paediatric Dentistry

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

Cindy’s blog over haar kaakoperatie

Cindy vertelt op haar blog over haar ervaringen voor, tijdens en na haar kaakosteotomie. Ook heeft zij een forum waarop lotgenoten ervaringen kunnen delen.

“Heb je ooit een beugel gehad?”, vroeg mijn nieuwe tandarts in 2009. “Nee, meneer, ik ben altijd erg bang voor de tandarts”, zei ik. “Als je niets aan je overbeet doet, zal je over enkele jaren geen tanden meer in je mond hebben”. Enigszins aangeslagen nam ik de woorden tot me. “Hoe ga ik dit in godsnaam aanpakken?” De optie die ik had? Een lang beugeltraject én een kaakoperatie.

Na een half jaar nagedacht te hebben over dit mogelijke traject kwam ik terug bij de tandarts voor controle. Ik besloot de knoop door te hakken en er vol voor te gaan. In april 2010 werd mijn eerste beugel geplaatst: een palatal bar. Twee maanden later werden alle verstandskiezen en 4 premolaren verwijderd. In juli 2010 werden mijn tanden voorzien van brackets en kon het traject echt beginnen. Na anderhalf jaar beugelen was het tijd om me te melden bij de kaakchirurg voor het opstarten van het kaakosteotomietraject. Op consult bij kaakchirurg Dr. de Jonge van het Atrium MC te Heerlen kreeg ik te horen dat een onderkaakoperatie alleen niet voldoende zou zijn. Ook de bovenkaak zou ‘aangepakt’ worden. Een tegenvaller, want de tandarts had me eerder nog verteld dat ik alleen een onderkaakoperatie zou krijgen. Ik kreeg veel voorlichting, maar zat tegelijkertijd ook met veel vragen en onzekerheden. “Er is geen weg meer terug, ik moet doorzetten nu. Kom op, je kan het”, praatte ik mezelf moed in.


Vóór de operatie

Blog

Nadat ik urenlang op internet had gezocht naar ervaringen van andere patiënten was ik het zat. Hoeveel zoektermen ik ook op ‘Google’ intypte, ik vond nauwelijks ervaringen van andere lotgenoten. “Weet je wat, laat ik dan maar de eerste zijn die alle patiënten die na mij komen van de benodigde informatie voorziet!” Zo gezegd, zo gedaan. In februari 2012, twee maanden voor de operatie, startte ik een blog. Dit had eigenlijk 3 redenen:

  • Op deze manier kon ik de emoties van me af schrijven;
  • Familie en vrienden kon ik na de operatie doorsturen naar de blog als ze vroegen hoe het met me ging. Praten werd namelijk behoorlijk bemoeilijkt door de elastieken die tussen de boven- en onderkaak zaten;
  • Zoals al eerder gezegd: ik kan op deze manier alle patiënten die na mij komen van gedetailleerde informatie over het traject voorzien.

Operatiedag

23 april 2012 stond groot omcirkeld in mijn agenda: operatiedag. De dag dat mijn leven voorgoed zou veranderen. De dag waarop ik een mooie kaaklijn zou krijgen. De dag die het laatste deel van het beugel- en kaakosteotomietraject zou inluiden. Yes, die stralende en vooral gezonde glimlach kwam steeds dichterbij! Het viel niet mee. Vooral de eerste dagen waren zwaar. Een flink gezwollen hoofd, pijn, een doof gezicht, een bloedsmaak in je mond, niet kunnen slapen, nauwelijks kunnen eten. Geloof me, de eerste dagen is het afzien, maar daarna gaat het stap voor stap steeds beter.

De ‘nieuwe’ Cindy

De contouren van de ‘nieuwe’ Cindy werden steeds beter zichtbaar. Na enkele weken stond ik vol trots voor de spiegel: “wauw, ik heb nu echt een kin!” Het perfectioneren van het gebit kon beginnen. In oktober 2012, een half jaar na de kaakoperatie, werd mijn beugel verwijderd. Tranen van geluk. Niemand die mijn glimlach nog kon stoppen. Een dag nadat mijn beugel was verwijderd stapte ik in het vliegtuig om te gaan genieten van een welverdiende vakantie. Toen er een totaal onbekende vrouw op me af kwam en uit het niets tegen me zei: “wauw, wat ben jij mooi!”, wist ik het zeker: Ik ben klaar, ik mag er wezen. Ja, ik kan echt zeggen: het is het allemaal waard geweest.

Vóór de kaakosteotomie                 Na de kaakosteotomie

Groei

De blog bleef maar groeien. Van 50, naar 100, naar 200, naar 300 tot wel 500 pageviews per dag. Er is behoefte aan informatie, dat is duidelijk. Nu, 3 jaar post-OK, plaats ik nog steeds iedere maandag een nieuwe update. De blog groeit gestaag verder. Dankzij dit project zijn er prachtige dingen op mijn pad gekomen. Te gast bij programma’s van TV Limburg en BNN, maar ook reportages in de Grazia en de Flair. Een bijbaan als presentatrice bij TV Limburg. Het schrijven van een boek in samenwerking met mijn kaakchirurg om de informatievoorziening voor patiënten te optimaliseren. Inspirerende presentaties geven aan groepen ondernemers (want ja, “don’t let fear stop you!”) en zo kan ik nog wel even doorgaan. Als klap op de vuurpijl heeft de blog me uiteindelijk een baan opgeleverd. Sinds kort mag ik mijn glimlach delen in de wereld van de tandheelkunde, als ‘sales representative’ bij Bluem. Wauw, wat ben ik blij dat ik ooit de blog ben gestart!

“Shine bright like a diamond”

Door: Cindy van Moosdijk
Bekijk haar blog. http://cindyskaakoperatie.blogspot.nl/

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Behandeling van tandvleesaandoening vermindert de symptomen van een prostaatontsteking

Bij behandeling van tandvleesaandoeningen blijkt dat de symptomen van prostaatontsteking verminderen. Dit blijkt uit onderzoek gepubliceerd in Dentistry. Een tandvleesaandoening heeft namelijk niet alleen invloed op de mond, maar kan ontstekingen veroorzaken in andere delen van het lichaam.

Prostaatontsteking

Eerder onderzoek toonde al een verband aan tussen tandvleesontsteking en prostaatontsteking. Bij een prostaatontsteking zwelt de prostaat op en wordt de plasbuis dichtgedrukt. Hierdoor wordt plassen bemoeilijkt.

Huidig onderzoek

27 mannen met prostaatontsteking hebben deelgenomen aan het onderzoek met een gemiddelde tot hoge waarde van prostaat-specifiek antigeen (PSA). De mannen zijn ook onderzocht op tandvleesaandoeningen. Allen hadden een matige tot ernstige tandvleesontsteking, waarvoor ze vervolgens werden behandeld. 4 tot 8 weken later bleek de conditie van het tandvlees significant verbeterd. Tijdens de paradontale zorg ontvingen de deelnemers geen behandeling voor hun prostaatontsteking. Desondanks was bij 21 mannen de PSA-waarde verminderd. Degene met de hoogste PSA-waardes profiteerden het meest van de paradontale behandeling.

Follow-up

Er zal verder onderzoek plaatsvinden naar de huidige bevindingen. De onderzoekers hopen dat paradontale behandeling uiteindelijk een vast onderdeel wordt van de behandeling voor prostaatontsteking.

Bron:
Alwithanani N, Bissada NF, Joshi N, Bodner D, Demko C, et al. (2015) Periodontal Treatment Improves Prostate Symptoms and Lowers Serum PSA in Men with High PSA and Chronic Periodontitis. Dentistry 5:284. DOI: 10.4172/2161-1122.1000284 

 

 

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

World Dental Forum 2015 in Hong Kong

In oktober vindt de derde editie van het World Dental Forum plaats. Een globaal initiatief van Modern Dental Group en partners.

Het wetenschappelijk programma van deze nascholing kent vele wereldberoemde sprekers.

Professor Daniel Wismeijer uit Nederland zal spreken over digitale tandheelkunde. Dr. Lieven Barbier en Ludovic Beckers, beide afkomstig uit België, zullen het thema ‘immediate loading’ bespreken.

Het sociale programma van de reis zal onder andere bestaan uit:

  • een bezoek aan Hong Kong
  • een bezoek aan het grootste lab ter wereld in Shenzhen
  • een galadiner op 21 oktober

Locatie
Grand Hyatt in Hong Kong

Kosten
De kosten bedragen € 2.499,- p.p. op basis van een dubbele kamerbezetting. Dit is inclusief vluchten, transfers, alle hotelovernachtingen, twee tours, alle maaltijden, drank bij maaltijden en uiteraard de nascholing. Voor een eenpersoonskamer geldt een toeslag van € 240,-. Niet cursisten ontvangen € 100,- korting.

 

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Richtingsbord

Oprichting KiMo voor ontwikkeling richtlijnen

Het Kennisinstituut Mondzorg (KiMo) wordt definitief opgericht voor de ontwikkeling van richtlijnen in de mondzorg. Dit werd op 18 mei besloten door alle partijen in de mondzorg.

Financiering
De ontwikkeling van richtlijnen wordt betaald door de beroepsorganisaties van tandartsen (KNMT en ANT), mondhygiënisten (NVM) en tandprotetici (ONT. De wetenschappelijke verenigingen en de opleiding in de mondzorg stellen hun expertise beschikbaar voor de ontwikkeling van de richtlijnen. KiMo is in contact met het ministerie van VWS voor een startsubsidie voor de eerste drie jaar.

Advies
Begin 2013 startten twee werkgroepen met het opstellen van een advies voor een structuur, financiering en werkwijze voor een richtlijninstituut voor de mondzorg. In de werkgroepen zaten vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties en opleidingen in de mondzorg, die ook allemaal werkzaam zijn in de praktijk.

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit
patientenkaart

Patiëntendossier: hulpmiddel of belemmering in uw praktijk?

Een investering in het patiëntdossier levert betere zorg op, leidt tot minder problemen met uw patiënten en zorgverzekeraars en bespaart u dus uiteindelijk tijd. Wat noteert u in het dossier en waarom?

Verslag van de lezing van senior jurist gezondheidsrecht Annemarie Smilde VvAA Juridisch advies en rechtsbijstand tijdens het congres Praktijk Anno Nu.

Doelen van het dossier
Het belangrijkste doel van het dossier is borging van kwaliteit en continuïteit van de zorg. Daarnaast heeft het dossier tot doel het geven van uitleg en afleggen van verantwoording. Met het dossier kunt u het risico op klachten, claims en geschillen beperken en hebt u een sterkere positie in een procedure.

Borging van kwaliteit en continuïteit van de zorg
Het dossier is de basis voor uw eigen zorgverlening en voor de zorgverlening van andere betrokkenen: de mondhygiënist, de assistentes, collega-tandartsen, waarnemers en de opvolgend tandarts.

Wat noteert u in het dossier om de kwaliteit en continuïteit van de zorg te waarborgen?
De Wet (WGBO), de gedragsregels van de KNMT, richtlijnen en protocollen geven aan wat u moet registeren. Daarnaast blijkt uit uitspraken van Tuchtcolleges in de gezondheidszorg wat u in ieder geval moet noteren in het belang van de goede zorgverlening.

Belangrijke richtlijnen en protocollen zijn:

  • KNMT-Praktijkrichtlijn Patiëntendossier
  • KNMT-Richtlijn Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten kantooruren
  • Richtlijn (multidisciplinair) overdracht van medicatiegegevens in de keten
  • Protocol parodontale diagnostiek en behandeling

Zo noteert (of bewaart) u in het dossier:

  • Medische anamnese, tandheelkundige historie
  • Actueel medicatieoverzicht, uitgeschreven recepten, allergieën
  • Status praesens, bijvoorbeeld een gebitsdiagram
  • Röntgenfoto’s
  • Gegevens die de tandarts met instemming van de patiënt van zijn voorganger heeft overgenomen
  • De klacht c.q. hulpvraag
  • Het uitgevoerde onderzoek/de diagnose en indicatiestelling
  • Bevindingen bij extra- en intra oraal onderzoek, zoals parodontaal onderzoek (DPSI)
  • Verrichtingen (zie Regeling Mondzorg Nza)
  • Röntgenonderzoek (indicatie en bevindingen)
  • Rapportages van bacteriologisch onderzoek, etc.
  • Modelanalyses
  • Gebruikte anesthesie
  • Het behandelplan (en latere afwijkingen) Informed consent (informatieverstrekking plus toestemming) bij riskante of ingrijpende behandelingen als ook behandelingen met aanzienlijke kostenconsequenties
  • Informed consent voor delegatie van verrichting aan bepaalde hulpverlener, in ieder geval bij voorbehouden handelingen
  • Gegevens in het kader van horizontale en verticale verwijzing
  • Verstrekte tandheelkundige adviezen en behandelingsvoorstellen, inclusief reacties van de patiënt/mate van medewerking van de patiënt
  • Afspraken met patiënt om niet te behandelen, afwachtend beleid te voeren
  • Geannuleerde afspraken en afspraken die niet zijn nagekomen
  • Complicaties bij behandelingen, zoals afgebroken vijl of perforatie
  • Onbedoelde effecten van verrichtingen (zoals mislukte verrichtingen)

Dossier als basis voor verantwoording en toetsbare opstelling
Volgens de KNMT gedragsregels en tuchtrechtspraak moet de tandarts bereid zijn verantwoording af te leggen en zich toetsbaar op te stellen. Een goed dossier helpt u om het hoe en waarom van uw handelen/beleid uit te leggen aan de patiënt, een collega, de Inspectie voor de gezondheidszorg maar ook aan de zorgverzekeraar.

Wat noteert u in het dossier om inzicht te kunnen geven in uw handelen?
U noteert in het dossier alles wat van belang is voor kwaliteit en continuïteit van de zorg en wat vereist is volgens de regeling Mondzorg van De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Regeling Mondzorg van de NZa
Volgens de regels van de NZa noteert u in het dossier:

  • Basale gegevens als datum contact en behandelaar (AGB code)
  • Geleverde prestatie met code en gedeclareerde tarief
  • Kostenbegroting vooraf bij bedragen boven de 250 euro en eventuele latere aanpassingen
  • Indicatie ‘verrichtingen’ (met name preventieve), overleg met zorgverzekeraar
  • Daarnaast noteert u ook wat volgt uit tuchtrechtelijke uitspraken.

Wat leert de tuchtspraak?
Veel klachten worden ingediend naar aanleiding van een consult tijdens de dienst van een waarnemer of opvolger. Er zijn relatief veel klachten over:

  • gebrekkige verslaglegging bij behandeling van patiënten met paradontale problemen
  • het ontbreken notities over voorlichting en adviezen aan de patiënt, geen of onvolledige registratie van verstrekte informatie over te verwachten resultaat
  • gevolgen en risico’s van behandeling of van niet-behandelen

Bij een gebrekkig dossier kan de tandarts geen goed verweer voeren tegen de klacht over de behandeling en er bestaat een risico dat de klacht gegrond wordt verklaard én het risico op een zwaardere maatregel( waarschuwing in plaats van berisping) vanwege onvolledig dossier.

Het dossier ter beperking risico klacht, claim en geschillen
Met een goed bijgehouden dossier kunt u adequaat reageren op vragen en onvrede van patiënten en daarmee klachten, schadeclaims en discussies over uw declaratie voorkomen. Aanleiding voor veel klachten is gebrek aan transparantie, mede door een onvolledig dossier. Ook vragen van de opvolger aan de patiënt over het beleid/ behandelingen vanwege een gebrekkig dossier kunnen tot klachten en claims leiden. Met een goed patiëntendossier staat u sterker in civiele en tuchtprocedures. Een onvolledige verslaglegging dossier in een tuchtzaak betekent risico op toewijzing klacht over de behandeling én een tik op de vingers vanwege het dossier.

Annemarie Smilde is senior jurist gezondheidsrecht/teammanager bij VvAA rechtsbijstand.

Verslag door Veroni van Es voor dental INFO van de lezing van Annemarie Smilde tijdens het congres Praktijkorganisatie Anno Nu, een initiatief van KNMT, Medisch Ondernemen en VvAA.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Patiëntendossier

Tandenpoetsen? Ik eet liever spruitjes!

Moeilijk om kinderen hun groenten te laten eten? Ervoor zorgen dat ze hun tanden poetsen blijkt nog veel moeilijker. Onderzoek onder 1300 ouders liet zien dat bijna de helft van de ouders dit een grote uitdaging vond.

Tandenpoetsen en groente eten
Onderzoek uitgebracht door Delta Dental, een Amerikaanse mondzorgketen, liet zien dat 45 procent van de ouders het moeilijk vond om er voor te zorgen dat hun kinderen de tanden poetsen. Groenten eten was volgens hen net iets makkelijker, 42 procent gaf aan hier moeite mee te hebben.

Routine
‘Tot een bepaalde leeftijd begrijpen kinderen het belang van goede mondhygiëne nog niet. Daarom kan het moeilijk zijn om kinderen hun tanden te laten poetsen. Maar als ouders er van jongs af aan voor zorgen dat kinderen hun tanden poetsen en flossen dan wordt het een gewoonte’, aldus Bill Kohn, vice president of dental science and policy bij Delta Dental Plans Association.

Bron:
Dr.Bicuspid.com

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid

Functioneren na tuchtzaak

Een tuchtzaak zorgt er niet automatisch voor dat het functioneren van een arts verbetert. Dit werd vastgesteld door 2 kinderartsen op basis van 24 enquêtes die werden ingevuld door kinderartsen.

Het onderzoek
De kinderartsen Martine de Vries (LUMC) en Wendela Leeuwenburgh (AMC) stuurden enquêtes rond onder kinderartsen, waarop totaal 24 artsen reageerden. Nagenoeg alle artsen die reageerden op de enquête gaven aan dat hun manier van werken was beïnvloed door de klacht. Het aantal respondenten is te klein om met zekerheid conclusies over de effecten te trekken. Desalniettemin zijn de gevonden resultaten in overeenstemming met uitkomsten in internationaal onderzoek naar dit thema.

Verandering
Sommige artsen gaven aan dat hun functioneren positief was veranderd na de klacht. Zo waren zij zich bijvoorbeeld bewuster van een goede statusvoering. Veel artsen gaven echter ook dat zij door de klacht defensiever zijn gaan handelen of meer bezig te zijn met het eigenbelang dan het belang van de patiënt. Op de vraag of ze achteraf gezien anders zouden handelen antwoordden de meesten van niet.

Bron: Medisch Contact

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Steeds meer ouderen hebben extra hulp nodig bij mondverzorging

Ouderen hebben steeds meer moeite om hun gebit goed te verzorgen. Bij opname in een verzorg- of verpleeghuis heeft 80% van de nieuwe bewoners een matige tot slechte mondgezondheid. En verzorgenden in een zorginstelling hebben vaak geen tijd voor goede mondverzorging. Terwijl een gezonde mond juist voor ouderen extra belangrijk is. Wie een gezonde mond heeft, heeft geen pijn of ontstekingen, kan beter eten, ziet er verzorgder uit en heeft minder last van een slechte adem.

Samen met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor ouderen, verplegenden, verzorgenden en mantelzorgers. En een praktijkwijzer voor tandartsen. Onder het motto: Houd de oudere mond gezond!

1 op de 4 straks 65 jaar of ouder
In 2030 is bijna 1 op de 4 (24%) van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Ouderen die langer thuis wonen en doorgaans nog (een deel van) hun eigen gebit hebben. ‘Dat is een groot goed,’ zegt KNMT-voorzitter Aad van der Helm. ‘Want een goede mondgezondheid is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Maar met het ouder worden, wordt het steeds lastiger om de mond gezond te houden. Ook realiseren ouderen zich het belang van een goede mondgezondheid vaak niet. Slechts 20% van de thuiswonende ouderen is zich dat bewust terwijl ze vaak wel een duidelijke zorgbehoefte hebben.’

Actieplan
Het actieplan van de KNMT richt zich dan ook zowel op voorlichting als op hulp bij de dagelijkse mondverzorging en bij de periodieke tandheelkundige zorg. ‘Ouderen moeten daarop kunnen rekenen,’ zegt Van der Helm. ‘Zeker in geval van toenemende kwetsbaarheid kan verwaarlozing van het gebit ernstige gevolgen hebben. Naast pijn-, kauw- en slikproblemen kan een slechte mondgezondheid leiden tot gewichtsverlies, longontsteking, hart- en vaatziekten, slecht instelbare bloedsuikerspiegels en snellere veroudering van het brein.’

Poetsinstructiekaarten voor verzorgenden
In samenwerking met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor vijf verschillende gebitssituaties van de boven- en onderkaak. Met instructies in het geval van eigen tanden en kiezen, een volledig kunstgebit, een overkappingskunstgebit, geen (kunst)gebit of een frame of plaatje. De poetsinstructiekaarten zijn speciaal ontwikkeld voor personeel in verzorg- en verpleeghuizen en hebben allemaal een gelijke basis met steeds dezelfde poetsvolgorde. Dit helpt om alle tanden en kiezen te poetsen. Bekijk de poetsinstructiekaarten of bestel ze bij de KNMT.

Praktijkwijzer voor de tandarts
De KNMT heeft voor tandartsen de Praktijkwijzer zorg aan ouderen in de algemene mondzorgpraktijk ontwikkeld voor ondersteuning van tandartsen en hun team bij het zo adequaat mogelijk organiseren van de zorgverlening. Bijvoorbeeld hoe ouderen zo goed mogelijk in beeld blijven, hoe iedereen in het team zijn rol het best kan benutten om ouderen zo goed mogelijk te begeleiden en te behandelen maar bijvoorbeeld ook hoe de praktijk zo toegankelijk mogelijk te maken voor oudere patiënten.

Bekijk ook het filmpje poetsinstructie ouderen


Download brochure tno-poetsinstructiekaarten-dubbelzijdig-lr.pdf
Download brochure knmt-praktijkwijzer-mondzorg-ouderen[1].pdf
Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Link tussen menopauze en parodontitis

Link tussen menopauze en parodontitis

Er is aangetoond dat postmenopauzale vrouwen gevoeliger zijn voor botbreuken. Nieuw onderzoek wijst uit dat deze groep ook een grotere kans heeft op parodontitis.

Botverlies
Door de daling van het oestrogeenspiegel kunnen vrouwen in 5 tot 7 jaar na de menopauze tot 20% botmassa verliezen. Deze daling kan ook effect hebben op de mondholte, door ontstekingsreacties die in het lichaam plaatsvinden en kunnen leiden tot gingivitis.

Conclusie
Met behulp van Fracture Assessment Risk Tool (FRAX), ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), kan de fractuurrisico worden berekend. De onderzoekers concluderen dat er een link is tussen postmenopauzale vrouwen die hoog scoren op de FRAX en parodontitis. De onderzoekers suggereren dan ook dat botverlies een betrouwbare indicator van parodontitis zou kunnen zijn.

Bron: Dentistryiq.com

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Mondbacterie beschermt kankercellen

Onderzoekers van de Hebrew University Hadassah Medical School hebben de eerder gevonden relatie tussen fusobacteriën en darmkankercellen nader onderzocht. Hierbij vonden zij dat de fusobacterie voorkomt dat kankercellen worden opgeruimd door immuuncellen.

Fusobacterium nucleatum
De fusobacterium nucleatum is een bacterie die zich hecht aan de grampositieve micro-organismen in tandplak. Op zichzelf is de bacterie niet pathogeen, echter activeert het processen van andere pathogenen doordat het zich hieraan hecht. Hierdoor worden giftige metabolieten gevormd die de gezonde cellen van het omliggende weefsel kunnen vernietigen.

Immuuncellen
Bij veel patiënten met darmkanker is de bacterie niet alleen in de mond aanwezig, maar ook in het colorectale gebied. Daar beschermt de bacterie tumorcellen die door immuuncellen worden aangevallen. Verder onderzoek moet uitwijzen of de bacterie zich ook in andere tumoren voordoet. Ook moet er worden gekeken naar de mogelijkheid om de immuuncellen in staat te stellen de kankercellen op te ruimen door de fusobacterie te verwijderen of antistoffen toe te dienen die immuuncellen activeert.

Bronnen:
Zwp-online
Science daily


Lees meer over: Kennis, Onderzoek, ZZP-er
Dento-Alveolaire Pijn

Persisterende Dento-Alveolaire Pijn: kenmerken en wat te doen?

In bijna iedere tandartspraktijk komen enige patiënten voor met pijnklachten die vaak al jaren bestaan en waar geen duidelijke verklaring voor is. Soms zijn deze pijnklachten van neuropathische oorsprong: Persisterende Dento-Alveolaire Pijn (PDAP). Lees over de kenmerken, diagnose en therapie.

Verslag van de lezing van drs. Jan Warnsinck, endontoloog-gnatholoog, tijdens het ANT-congres Dental Studie Update

Jan Warnsinck vertelde over een patiënt met PDAP. De patiënt had al twee jaar persisterende pijn en was onderzocht door een KNO-arts, kaakchirurg en gnatoloog. Helaas kon er geen diagnose worden gesteld. Ook niet na verder uitgebreid tandheelkundig onderzoek en check op temporomandibulaire disfunctie. Vervolgens kreeg de patiënt last van flinke gevoeligheid bij kou in element 12 en werd de diagnose Irreversible pulpitis gesteld, waarop Warnsinck besloot een wortelkanaalbehandeling te doen. Na de behandeling persisteerde de pijn echter en werd het steeds waarschijnlijker dat het om een vorm van continue neuropathische pijn ging.

Wat is persisterende pijn?
Dit is pijn, die langer blijft bestaan dan de tijd die normaliter nodig is om genezing te bewerkstelligen. De pijn heeft geen biologisch doel: er is geen weefselschade (meer).

Wat is neuropatische pijn?
Dit is pijn die ontstaat als direct gevolg van een laesie of ziekte van het somatosensorische systeem (IASP, Treede et al, Neurology 2008). De pijn wordt veroorzaakt door het centraal zenuwcentrum zelf, waarbij er geen weefselschade (meer) is er een voortdurende sensitisatie is. Bij sensitisatie is sprake van een verlaagde pijndrempel, met een verhoogde prikkelgevoeligheid. Sensitisatie kan op de lange duur leiden tot neuropathische pijn. Men vermoedt dat Persisterende Dento Alveolaire Pijn een vorm van continue neuropathische pijn is.

Vroegere benamingen van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP):

  • atypische tandpijn
  • fantoompijn
  • deafferentiatiepijn

Men is tot deze nieuwe benaming PDAP gekomen, omdat er in het verleden verwarring bestond over definities, diagnostische criteria etc. van de drie bovengenoemde benamingen. Dit stond verder onderzoek in de weg. Met de nieuwe benamingen, de duidelijke definitie en opgestelde diagnostische criteria van PDAP worden nieuwe mogelijkheden voor verder onderzoek geschapen.

Diagnostische criteria PDAP

  • Persisterende pijn, die minstens 8 uur per dag aanwezig is, gedurende minstens 15 dagen per maand, gedurende minstens 3 maanden
  • De pijn wordt ervaren in een duidelijk omschreven deel van het dento-alveolaire gebied
  • De pijn wordt niet veroorzaakt door een bepaalde ziekte of aandoening
    Nixdorf et al, J of Oral Rehab 2012

 

Wat kan de tandarts doen?
Het is belangrijk dat de anamnese, het klinisch en röntgenologisch onderzoek en het Uitgebreide Functie Onderzoek (UFO) volledig gebeurt. Als dit onvolledig wordt gedaan, neemt de kans op een verkeerde diagnose toe. De diagnose PDAP wordt namelijk gesteld door het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken. Een checklist van de onderzoekspunten:

  1. Tijdstip van ontstaan. Zijn er voorgaande behandelingen? Hebben deze behandeling invloed gehad op het karakter en intensiteit van de pijn?
  2. Continuïteit. Continue pijn, gedurende langere tijd wijzen niet op een odontogene oorzaak van de pijn.
  3. Karakter: continue, zeurend, kloppend, stekend, aanvalsgewijs
  4. Intensiteit: “rating”schaal: 0-10; 0 = geen pijn, 10 = ergst voorspelbare pijn
  5. Localisatie, localiseerbaarheid
  6. Temperatuur. Is het gebitselement gevoelig bij warm en/of koude?
  7. TMD: Is er pijn bij openen en/of sluiten van de mond? Is er een bewegingsbeperking?
  8. Klemmen en knarsen
  9. Neurologische verschijnselen. Is er naast de pijn ook een verdoofd gevoel of verminderde gevoeligheid?
  10. Hoofd- en nekpijn, pijn elders in het lichaam
  11. Psychosociale factoren, stress, life events
  12. Diagnostische vragenlijst

Doorverwijzen
Als u geen diagnose kunt stellen na het onderzoek, is de kans groter dat er sprake is van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP). U kunt uw patiënt dan doorverwijzen naar een multidisciplinair team in:

  • SBT (Stichting Bijzondere Tandheelkunde)
  • CBT (Centrum Bijzondere Tandheelkunde)
  • Pijnkliniek
  • Kliniek orafaciale pijn en disfunctie (ACTA)

Onderzoek PDAP
Verder onderzoek naar PDAP kan drie gebieden omvatten:

1. CBCT

  • 60% van de gebitselementen met de mogelijke diagnose PDAP vertoont geen röntgenologische periapicale afwijkingen, incl CBCT
  • Meerderheid van de periapicale ontstekingen zijn echter symptoomloos, wat inhoudt dat ze niet de oorzaak van de persisterende pijn zijn.

2. Proefanesthesie

Bij odontogene oorsprong: de pijn zal verdwijnen

  • Bij PDAP: 54% van de patiënten heeft een pijnreductie van 50% of meer. Hier uit kan geconcludeerd worden, dat de aneshesietest niet betrouwbaar is bij de diagnose PDAP.

3. Somatosensorische testen

Eerste screening op sensorische storingen voor algemeen-practici

  • Testen pijnlijke zijde versus niet-pijnlijke zijde
  • Stimuli wattenstaaf, prik met sonde en koude met spatel
  • PDAP-patiënten hebben vaker hypersensitiviteit aan pijnlijke zijde dan gezonde groep
  • Therapie

    De prognose bij PDAP is over het algemeen niet zo gunstig. Er is één studie op dit gebied gedaan (Pigg et al, J Orofac Pain 2013) waaruit bleek dat de meerderheid persisterende pijn hield, onafhankelijk van de gekozen therapie. Bij een derde is wel sprake van duidelijke pijnvermindering. De pijn blijkt ook niet erger te worden in de loop van de tijd.
    Mogelijke therapieën:1. Medicatie
    Als neuropathische pijn écht de diagnose is dan wordt wel de volgende medicatie wel voorgeschreven: Tryclische antidepressiva en anticonvulsants. Deze medicatie dient echter niet door de tandarts-algemeen-practicus te worden voorgeschreven. Men dient verder attent te zijn op mogelijke bijwerkingen. Ook laat onderzoek (Reviews: Martin et al, Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2011, Int J Oral Maxillofac Surg 2012) zien dat er onvoldoende studies over deze medicijnen zijn en dat de effectiviteit onvoldoende bewezen is.

    2. Physical Self Regulation (PSR)
    Door de chronische pijn kunnen patiënten last hebben van:

    • Hogere pijnintensiteit
    • Moeheid, depressie
    • Verstoord ademhalingspatroon
    • Slaapstoornissen

    De Physical Self Regulation training is een ontspanningstraining gericht op houding, ademhaling, slaap en een dieet (Carlson et al, Pain 1998; Curran et al. J Orofac Pain 1996).

    3. Pijn-educatie
    Via therapie bij een psycholoog leren patiënten om met pijn te leren leven.

    Jan Wensink (c. warnsinck@acta.nl) is in 1982 afgestudeerd in Groningen, waarna hij als algemeen practicus werkzaam is geweest. In 2003 rondde hij de post-initiële opleiding Endodontologie af en in 2012 de post-initiële opleiding Gnathologie. Tot 2014 voerde hij een verwijspraktijk voor Endodontologie in Santpoort-Zuid en momenteel is hij werkzaam bij de secties Endodontologie en Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij is mede-auteur van het boek Endodontologie (2010).

    Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Jan Warnsinck tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis

Prevalentie parodontitis hoogst onder allochtonen in VS

Onderzoek heeft aangetoond dat bijna 65 miljoen Amerikanen boven de 30 jaar een geavanceerde vorm van parodontitis hebben. Prevalentie van parodontitis blijkt het hoogst onder allochtonen. Het onderzoek is gepubliceerd in the Journal of Periodontology.

Gezondheidsvoorlichting
Uit het onderzoek blijkt dat 63,5 procent van de Spaans-Amerikanen, 59,1 procent van de niet-Spaanse (donkeren) en 50 procent van de Aziatische Amerikanen getroffen zijn door parodontitis. Volgens het onderzoek is duidelijke gezondheidsvoorlichting nodig om de algemene gezondheid van de gehele bevolking te verbeteren.

Parodontitis
Parodontitis blijkt dus een groot mondzorgprobleem in Amerika. Parodontale aandoeningen, vooral geavanceerde vormen, zijn gekoppeld aan cardiovasculaire ziektes en leiden ook tot tandverlies. Regelmatige bezoeken aan de tandarts en een goede mondhygiëne thuis zijn de beste middelen tegen parodontitis.

Bron: Pharmiweb

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Hoe behandelt u op een juiste en doelmatige manier? Een cursusverslag over de verschijningsvormen, diagnostiek en behandeling van gebitslijtage.

Uitgebreid en complex
Doordat de behandeling van deze patiëntengroep vaak uitgebreid en complex is, stellen algemeen practici de behandeling vaak erg lang uit, waardoor het risico ontstaat dat patiënten pas (te) laat worden behandeld. Ernstige gebitsslijtage kan leiden tot functionele problemen, zoals pijn bij eten en spreken. Tevens kunnen ook sociale, esthetische en fonetische problemen het gevolg zijn van de slijtage.

Onderzoek
Vele verschillende behandeltechnieken zijn beschreven en worden voorgesteld, echter deze zijn vaak alleen gebaseerd op (persoonlijke) klinische ervaring. Tot op heden ontbreekt het aan wetenschappelijke onderbouwing en lange termijnevaluaties. Ook resteren er nog veel vragen over het precieze effect van de verschillende etiologische factoren (attritie, abrasie erosie) op het ontstaan van de gebitsslijtage.

Om meer inzicht te krijgen in de vele vragen die er nog zijn naar de oorzaak en behandeling van (ernstige) gebitsslijtage, is het UMC St Radboud in Nijmegen enkele jaren geleden een groot klinisch onderzoek gestart. Dit onderzoek heeft als doel het bepalen van de meest effectieve behandelmethode bij deze patiëntengroep.

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.

Dr. B. Loomans is tandarts en is in 2007 gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het gebied van de adhesieve tandheelkunde op het proefschrift ‘Proximal contact tightness of posterior composite resin restorations’. Hij heeft nu een aanstelling als senior onderzoeker en is betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft lezingen in binnen- en buitenland. In 2008 heeft hij als gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven gewerkt (Prof. dr. B. van Meerbeek). Op dit moment is hij projectleider van een grootschalig klinisch onderzoek naar de behandeling van ernstige gebitsslijtage, dat wordt uitgevoerd in de Expertisekliniek voor Gebitsherstel, UMC St Radboud in Nijmegen. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk Medisch Centrum Nijmegen-Oost te Nijmegen (www.mcno.nl), waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Dr. Cees Kreulen werkte na zijn afstuderen (1986, VU Amsterdam) aan het ACTA bij de vakgroep Kindertandheelkunde en de stichting Bijzondere Tandheelkunde (angstbegeleiding en gehandicaptenzorg). In 1992 gepromoveerd op een klinisch onderzoek naar kwaliteitsaspecten van composietrestauraties. In 1996 overgestapt naar Nijmegen en begeleidt bij de vakgroep Orale Functieleer als UHD tandheelkundig onderzoek, voornamelijk op het gebied van de adhesieve prothetiek.

Prof. dr. Marie-Charlotte Huysmans is hoogleraar Cariologie en Endodontologie bij de afdeling Tandheelkunde van het UMC St. Radboud in Nijmegen. Naast activiteiten in het cariologieonderwijs voor tandheelkunde- en mondzorgkundestudenten is zij vooral actief als leider van de onderzoekslijn Tandweefselverlies, die zich richt op onderzoek naar diagnostiek, etiologie, preventie en restauratieve behandeling van met name cariës en slijtage. Zij heeft breed (inter)nationaal gepubliceerd op dit gebied en maakt deel uit van het Adviescollege Preventie Mond- en tandziekten van het Ivoren Kruis.

Dr. Niek Opdam is afgestudeerd als tandarts in 1980. Als universitair docent aan de Radboud Universiteit te Nijmegen geeft hij post academisch onderwijs en doet onderzoek op het terrein van de adhesieve tandheelkunde met als aandachtsgebieden restauratiefalen, secundaire cariës en gebitsslijtage. Een recent aandachtsgebied is het evalueren van de kwaliteit van restauratieve behandelingen in de algemene praktijk via Practice Based Research. Hij wordt veel benaderd voor het verzorgen van lezingen en cursussen in Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Niek Opdam heeft een part-time verwijspraktijk met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde in Ulft in Oost Gelderland.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z