Tuchtrecht: berisping na incorrecte facturen, slechte informatievoorziening en ondeugdelijke prothese

Recht

Een tandarts heeft door het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s Hertogenbosch een berisping opgelegd gekregen na een waslijst aan klachten door een patiënt. De beklaagde had onder andere een ondeugdelijke prothese geleverd, geen correcte facturen opgesteld en gedreigd om geplaatste elementen te verwijderen als er niet werd betaald.

Situatie

De klaagster zocht in mei 2018 contact met de praktijk van de verweerder omdat ze belangstelling had voor een “all on 4”-gebitsbehandeling. Na het laten maken van röntgenfoto’s, een CT-scan en gebitsafdrukken voor een noodprothese, en het opstellen van een factuur vonden in juli 2018 de eerste operaties plaats. Hierbij werden de tanden verwijderd en de noodprothese geplaatst.

Het eerste deel van de factuur werd toen zoals afgesproken door de patiënt betaald. Ze klaagde echter wel dat ze niet tevreden was met (de plaatsing van) de noodprothese. Gedurende de volgende maanden vonden verschillende controles plaats waarbij onder andere afgebroken elementen werden teruggezet. Ondertussen was er ook al contact met de tandtechnicus die de definitieve constructie zou vormgeven.

In januari 2019 kreeg de klaagster last van de tijdelijke brug omdat deze aan het verslijten was. Na contact met de praktijk heeft ze de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om informatie gevraagd. Eind januari/begin februari werd de definitieve brug geplaatst door de tandtechnicus. Een week later bleek echter dat de positie van de kiezen niet goed was. Bij een bezoek aan een orofaciaal therapeut bleek dat er sprake was van een occlusiestoornis en foute proaalstand die hersteld moest worden.

De praktijk verstuurde eind maart de factuur voor de definitieve constructie naar de klaagster. Hoewel ze deze zei te zullen voldoen wilde ze ook de inkoopfacturen ontvangen en een oplossing verkrijgen voor de problemen. Uit een second opinion in maart van een andere tandarts bleek dat de registratie van de beet te proaal was bepaald. Hierna diende de patiënt een officiële klacht in bij de verweerder.

Na verder contact tussen klaagster en verweerder vroeg de tandarts om betaling van de factuur, maar de patiënt was van mening dat ze nog geen correcte factuur had ontvangen. Hierop diende een belangenbehartiger van de klaagster in mei een klacht in over de verweerder bij de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT). Ze verzochten om een transparante declaratie, medisch dossier en een implantatenpaspoort te verstrekken. Uiteindelijk gebeurde dit. Ondertussen waren er bij de patiënt twee tanden afgebroken.

In september diende de belangenbehartiger nog een klacht in bij de ANT. Na een mislukte bemiddelingspoging van de associatie stelde de klaagster in mei 2020 de verweerder aansprakelijk voor het tekortschieten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst en vorderde ze een schadevergoeding. Verweerder hield echter vol dat de aangepaste factuur moest worden betaald.

Klacht

De klacht bestaat uit maar liefst vijftien onderdelen. De tandarts wordt verweten dat hij de informatieplicht heeft geschonden (a), de behandelovereenkomst niet correct is nagekomen (b) en een ondeugdelijke brug/prothese heeft geleverd (c). Verder zou hij niet goed hebben gecommuniceerd (d), geen kopie van het dossier, implantatenpaspoot, inkoopfacturen en materialenoverzicht hebben afgegeven (e), en zowel geen correcte facturen hebben opgesteld (f) als hebben gefraudeerd met facturen (g). Toen er niet onmiddellijk werd betaald zou de tandarts hebben gedreigd om geplaatste elementen te verwijderen (h).

Ook zou de verweerder geen verantwoording hebben afgelegd aan nalatig handelen (i), zich niet transparant hebben opgesteld (j) en niet hebben meegewerkt aan de klachtenprocedure (k). De tandarts zou schade hebben toegebracht aan de klaagster (l), zich niet hebben gedragen als een goede hulpverlener (m) en onvolledige/onjuiste informatie hebben gegeven over de implantaten (n). Hierdoor zou een andere tandarts niet goed hebben kunnen helpen. Tot slot zou de tandarts lukraak restjes hebben gebruikt bij het plaatsen van de implantaten (o).

Beoordeling

Negen van de vijftien klachten waren ongegrond. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat partijen andere dingen overeen waren gekomen dan was uitgevoerd (b). Ook is er geen fraude vastgesteld (g) omdat verweerder eerder onbewust onbekwaam was dan dat er opzet in het spel was. Wat betreft klachtonderdelen i, j en m oordeelt het college dat ze geen zelfstandige betekenis hebben naast de andere klachtonderdelen. Ook klachtonderdeel k wordt ongegrond verklaard, omdat niet valt in te zien dat verweerder verplicht zou zijn aan de bemiddeling in het kader van de klachtprocedure mee te werken. De beoordeling van de vraag of er schade is en, zo ja, van de hoogte daarvan (onderdeel l) is aan de civiele rechter voorbehouden en hoeft niet door de tuchtrechter te worden beantwoord. Klachtonderdelen n en o werden last-minute toegevoegd en niet meegenomen in het oordeel wegens strijd met een goede procesorde.

Het verwijt dat de verweerder zijn informatieplicht heeft geschonden (a) is deels gegrond. Het college is van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht wat betreft uitleg over relevante aspecten van de behandeling, voldoende gespecificeerde prijsopgave en uitleg over (prijsverschillen tussen) toe te passen materialen (porselein of nano-composiet). Er is mondelinge toelichting geweest en een instructiefolder meegegeven. Een adequate intake met informatie over de behandeling, alternatieven en risico’s ontbrak echter. Verweerder zegt dat hij dit mondeling heeft gedaan maar dit staat niet in het dossier. Ook is geen informed consent-formulier aanwezig en bevat de begroting te weinig informatie. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond. Verweerder heeft echter wel voldoende geregistreerd welke implantaten zijn geplaatst. Het valt verweerder tuchtrechtelijk niet te verwijten dat hij klaagster over deze specifieke (detail)informatie niet vooraf heeft geïnformeerd of dat hij delen van de behandeling heeft uitbesteed aan een tandtechnicus.

Uit de röntgenfoto’s en het dossier blijkt dat de constructie niet voldeed aan de eisen die daaraan worden gesteld. De tandarts verweert dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van de tandtechnicus. Volgens het college is hij echter als hoofdbehandelaar verantwoordelijk voor het eindresultaat en is klachtonderdeel c gegrond. Het verweer dat hem daarna de kans is ontnomen om het euvel te herstellen, doordat klaagster niet meer bij hem is teruggekeerd, wordt later besproken.

Wat betreft onderdeel d, de slechte communicatie, vindt het college dat de klacht deels gegrond is. De vragen in de mails waren voldoende beantwoord. De verstrekte informatie was echt deels onjuist en intimiderend, wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verder stelt het college dat de verweerder dusdanig laat een kopie van het dossier, implantatenpaspoot, inkoopfacturen en materialenoverzicht heeft geleverd (onderdeel e) dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Hij is namelijk wettelijk verplicht om deze te verstrekken. Het dossier bleek ook nog eens summier en incompleet te zijn, en het klachtonderdeel is gegrond.

De begroting en facturen die de verweerder aan de klaagster heeft verstrekt zijn niet in overeenstemming met de Regeling mondzorg (NR/REG-1912). De declaraties moeten in ieder geval prestatiecodes, tarieven, materiaal- en/of techniekkosten en elementnummers bevatten. Ook kent de regeling transparantievoorschriften. Voor standaardonderdelen van de behandeling was er geen reden om geen codes te hanteren. De facturen bevatten echter eerst geen prestatiecodes, hoewel de tandarts in samenspraak met NZa en ANT dit heeft aangepast toen hij begreep dat het niet juist was. Hij had echter op voorhand contact op kunnen nemen met deze partijen om het meteen goed te doen. Ook heeft verweerder geen prijslijsten ter zake van gebruikte materialen en technieken, per prestatie gespecificeerd, geleverd. Het beroep van verweerder op een vermeende toestemming van klaagster faalt; dit kan pas worden aangenomen als klaagster goed geïnformeerd is. Verder was er geen onderscheid gemaakt tussen techniek- en materiaalkosten in de kostenopgave. Klachtonderdeel f is daarom gegrond.

Tot slot kan het college weinig begrip opbrengen voor de gemailde opmerking dat de tandarts de prothese uit de mond van de patiënt zou schroeven als ze niet zou betalen. Hierdoor durfde de klaagster niet meer terug te keren. Daarmee heeft verweerder zelf de omstandigheid geschapen dat hij niet meer de gelegenheid kreeg de gebreken aan de prothese zelf te herstellen. Die omstandigheid kan dan niet als verweer dienen. Klachtonderdeel h is gegrond.

Het college oordeelt dat de verweerder op verschillende vlakken tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij gaat het om een gebrekkige intake, gebrekkige uitvoering van het behandelplan en gebrekkige financiële verantwoording zowel voor- als achteraf. Het is positief dat de tandarts verbeterslagen heeft gemaakt maar dit neemt niet weg dat hij met onvoldoende zorg heeft gehandeld. Daarnaast heeft de verweerder op onprofessionele en onbehoorlijke wijze met de patiënt gecommuniceerd. Het college is van oordeel dat vanwege het gewicht van de (gedeeltelijk) gegrond verklaarde klachtonderdelen niet kan worden volstaan met een waarschuwing en legt daarom de maatregel van berisping op.

Uitspraak

Het college verklaart klachtonderdelen c, e, f en h gegrond, en onderdelen a en d deels gegrond. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Aan de verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving