Tuchtrecht: waarschuwing na te laat verwijzen bij implantaatproblemen

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft een tandarts een waarschuwing opgelegd nadat deze niet alert genoeg was tijdens de controles van de klaagster. Hierdoor werden implantaatproblemen laat opgemerkt en was parodontale chirurgie nodig die mogelijk voorkomen had kunnen worden.

Situatie

De klaagster heeft ongeveer tien jaar een implantaat in haar kaak en is sinds 2012 patiënt bij de praktijk waar de beklaagde tandarts werkt. Hier komt ze ieder half jaar op controle bij de tandarts en iedere drie maanden bij de mondhygiëniste.

In april 2015 merkte de mondhygiëniste op dat er rond het implantaat sprake was van bloeding en pus. Vier maanden later werd in medisch dossier genoteerd dat de pockets rondom implantaat 46 te diep waren en dat er bop was. Hier werd niks mee gedaan.

Tijdens de controle in december 2018 uitte de beklaagde zijn twijfels over de toestand van het tandvlees en kaakbot rondom het implantaat waarna de klaagster werd doorverwezen naar de tandarts-parodontoloog. Vervolgens werd in februari 2019 peri-implantitis rondom het implantaat vastgesteld. Een maand later werd parodontale chirurgie uitgevoerd bij de klaagster. De patiënt heeft in april dat jaar meerdere e-mails gestuurd en uiteindelijk hebben de klager en beklaagde telefonisch gesproken over de behandeling en doorverwijzing.

Klacht

De tandarts wordt verweten dat hij medisch onzorgvuldig heeft gehandeld door de implantaatproblemen te laat op te merken. Hierdoor heeft de patiënt een gat onder de kroon van haar implantaat. Daarnaast vindt de klaagster dat de tandarts daarna naast het telefoontje niets heeft geprobeerd om het op te lossen, wat ze onprofessioneel vindt.

Beoordeling

De beklaagde is van mening dat hij juist heeft gehandeld omdat de toestand van het tandvlees rondom het implantaat regelmatig door tandarts en mondhygiënist is beoordeeld. Tot het moment van doorverwijzen was er volgens hem geen sprake van duidelijke botafbraak.

Het College constateert echter dat op röntgenfoto’s uit 2012 en 2015 is te zien dat er (progressief) botverlies is bij de patiënt. Dit had de beklaagde toen al op moeten vallen. Ondanks dat hij zegt dat hij uitging van het beeld in de mond tijdens de controles had de tandarts moeten zien dat het implantaat op de beelden boven het bot uitstak. Ook worden in het medisch dossier geen DPSI-metingen beschreven of meldingen gemaakt over dat kroonvorm en implantaatpositie metingen zouden bemoeilijken.

Verder duidde het bloeden en de pus als beschreven in het medisch dossier in 2015 op een ontsteking, waar niks mee is gedaan. Samen met de eerdere röntgenfoto’s had dit aanleiding moeten zijn om de mond verder te onderzoeken. Dit zou kunnen hebben leiden tot een eerdere doorverwijzing van de klaagster. Het College oordeelt dat de tandarts “niet zorgvuldig heeft gehandeld en daardoor niet binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven” en oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.

Wat betreft de geboden nazorg is het College het ermee eens dat de beklaagde beter eerder contact had kunnen opnemen met de patiënt, helemaal gelet op de e-mails van de klaagsters aan (de praktijk van) de tandarts. Dit is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Uitspraak

Het College heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een waarschuwing opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht