KNMT zet vraagtekens bij onderzoek naar experiment geregistreerd-mondhygiënist
Uit het onderzoek dat is gedaan naar het experiment om een deel van de mondhygiënisten toe te staan 3 soorten risicovolle (be)handelingen uit te voeren zonder dat daarvoor een opdracht van een tandarts nodig is, kan niet geconcludeerd worden of het experiment al dan niet geslaagd is. Dat stelt de KNMT in reactie op de publicatie ervan door het ministerie van VWS.
Lacunes
De beroepsvereniging van tandartsen ziet 2 grote lacunes in het door de onderzoeksgroep van het Maastricht UMC+ in opdracht van het ministerie uitgevoerde onderzoek naar de zogenaamde geregistreerd-mondhygiënist. Ten eerste is dat het gebrek aan onderscheid tussen geregistreerd-mondhygiënisten die in een eigen praktijk werken en zij die in teamverband in een mondzorgpraktijk actief zijn. Daardoor is het niet betrouwbaar onderbouwd of de geregistreerd-mondhygiënist de nieuwe bevoegdheden daadwerkelijk zonder enige vorm van afstemming met de tandarts heeft gebruikt. En dan kun je dus ook niet concluderen dat dat succesvol is gebeurd, aldus de KNMT.
Ten tweede deden, vooral in de eerste jaren van het experiment, te weinig mensen aan het onderzoek mee, zo stelt de KNMT. Daardoor konden de ontwikkeling van het gebruik van de zogenaamde zelfstandige bevoegdheden door geregistreerd-mondhygiënisten niet betrouwbaar in kaart kon worden gebracht.
In het rapport wordt bepleit dat respondenten aangeven dat goede afspraken over samenwerking bijdragen aan een goede afstemming van de zorg en tevredenheid van professionals. KNMT en NVM-mondhygiënisten hebben volgens de KNMT voorafgaand aan het experiment samenwerkingsafspraken vastgelegd. Deze zijn indertijd ook door de minister met de Tweede Kamer gedeeld. De KNMT ziet die afspraken als cruciaal voor de kwaliteit van mondzorg, en dus als randvoorwaardelijk. De samenwerkingsafspraken zorgen ervoor dat de patiënt niet de dupe wordt van de versplintering die het experiment veroorzaakt.
Het experiment taakherschikking in de mondzorg is van start gegaan op 1 juli 2020. Vierjarig opgeleide mondhygiënisten die zich hebben ingeschreven in het BIG-register en aan een aantal aanvullende voorwaarden voldoen mogen sinds dat moment zonder opdracht van een tandarts anesthesie toedienen, röntgenfoto’s maken en primaire caviteiten behandelen.
Definitieve zelfstandige bevoegdheid
In hun rapport bevelen de onderzoekers aan om mondhygiënisten definitief zelfstandige bevoegdheden toe te kennen waar het gaat om het geven van verdoving en het maken van röntgenfoto’s. De onderzoekers raden verder aan om bij het boren van primaire caviteiten de bestaande functionele bevoegdheid in stand te houden, wat wil zeggen dat voor deze behandeling altijd een opdracht van een tandarts nodig is.
KNMT-voorzitter Hans de Vries: “Onze vrees voor onvolledige diagnoses, overbehandeling en onnodige kosten is met dit onderzoek niet weggenomen. Daarnaast wordt overal in de zorg ingezet op efficiënte samenwerking, terwijl dit initiatief juist versnippering stimuleert. En dat in een tijd dat er een mondzorginfarct dreigt door de grote tekorten aan menskracht. Doeltreffende zorgverlening is verder gebaat bij afstemming tussen mondhygiënisten en tandartsen, en die wordt in het experiment juist niet bevorderd. De bestaande functionele bevoegdheden sluiten juist wel naadloos aan op de wens tot optimale samenwerking. Het onderzoek geeft geen enkel steekhoudend argument om deze functionele bevoegdheden om te zetten in zelfstandige.”
Besluitvorming
In de brief aan de Tweede Kamer waarin minister Helder van VWS het rapport aanbiedt laat ze weten dat ze besluitvorming voorbereidt rond de zelfstandige bevoegdheden voor geregistreerd-mondhygiënisten. Een besluit erover laat ze echter over aan het nieuwe kabinet. De KNMT zal de Tweede Kamer de komende periode informeren over haar zienswijze in dit dossier, net zoals ze dat de afgelopen jaren consequent heeft gedaan, besluit De Vries: “Wij blijven daarbij de boodschap uitdragen dat mondzorg teamwork is, met oog en waardering voor ieders rol, waarbij de patiënt altijd centraal staat.”
Bron:
KNMT