Behandelopties

Welke behandelopties zijn er als uw patiënt elementen mist?

Welke behandelopties zijn er als uw patiënt elementen mist door bijvoorbeeld agenesie of trauma? Verslag van de lezing van Prof.dr. Yijin Ren en drs. Hoogeveen tijdens de klinische avond in het UMC Groningen.

Prof. dr. Y. Ren benadrukte dat natuurlijk ogende prothetische tandheelkunde erg afhankelijk is van de positie van de elementen. Orthodontie speelt dus een grote rol.

Het missen van elementen kan verschillende redenen hebben, zoals agenesie of verlies als gevolg van trauma. Afhankelijk van een aantal factoren kan er voor verschillende behandelopties gekozen worden. Hieronder wordt dit per element toegelicht.

Behandelopties

Indien er elementen ontbreken, zijn er verschillende behandelopties:

  • Autotransplantatie (hier wordt nu niet op in gegaan)
  • Het open houden of openen van de ruimte t.b.v. prothetische voorzieningen (vast dan wel uitneembaar)
  • Implantologie; er moet aandacht worden besteed aan parallelliteit van de radices
  • Orthodontisch sluiten van de ruimte

1. Afwezigheid centrale incisief

Ruimte open houden
Indien er wordt gekozen voor een implantaat moet de benodigde ruimte worden gecreëerd dan wel open worden gehouden tot de groei volledig voltooid is, vaak middels vaste apparatuur. Tijdelijk kan er een dummy geplaatst worden om de esthetiek te waarborgen.

Ruimte sluiten
Bij het sluiten van de ruimte (substitutie door laterale incisief) dient gecompenseerd te worden voor verschillen in de hoogte van de gingivalijn, omdat gebrek aan symmetrie esthetisch erg storend is. Om dit probleem op te lossen kan het volgende worden gedaan:

  • Intruderen van de laterale incisief die de ontbrekende centrale incisief vervangt en diastemen overlaten aan weerszijden ten behoeve van facing/restauratie (element wordt incisaal eveneens verlengd)
  • Eventueel (bij ruimtegebrek) extractie laterale incisief aan de contralaterale zijde i.v.m. symmetrie
  • Extruderen van de cuspidaten (die de laterale incisief moeten vervangen) i.v.m. gingivacontour; incisaal beslijpen/afvlakken en indien nodig bleken;
  • Intruderen van de 1e premolaren (die de plaats van de cuspidaat innemen) en incisaal opbouwen

Op deze manier kan een esthetisch fraaie gingiva-lijn en de illusie van een “normale” anatomie worden bewerkstelligd.

2. Afwezigheid laterale incisief

Het gezichtsprofiel moet meegenomen worden bij het maken van de behandelkeuze.

Ruimte open houden
Er moet rekening gehouden worden met de hoeveelheid ruimte die benodigd is voor optimale vervaardiging van een implaantaat gedragen kroon of andere prothetische voorziening. Wanneer de cuspidaat is doorgebroken op de positie van de laterale incisief kan deze orthodontisch worden gedistaliseerd naar zijn normale positie. Hierdoor wordt duurzaam bot en een gunstige “implant site” t.p.v. de laterale incisief gecreëerd. Als er een laterale incisief agenetisch is ten gevolge van schisis, dan is het juist verstandig om de elementen te verplaatsen naar de schisiszijde zodat er op de plaats van de premolaar ruimte ontstaat. Het voordeel hiervan is dat er geen bot augmentatie nodig is.

Ruimte sluiten
Hiervoor zijn verschillende opties (afhankelijk van de uitgangssituatie):

  1. Unilateraal missende laterale incisief
    – Extractie van contralaterale laterale incisief
    – Cuspidaten verplaatsen naar de plaats van de laterale incisieven
    – Afbehandelen in Klasse II molaarrelatie
  2. Unilateraal, in geval van crowding
    – Extractie drie premolaren
    – Cuspidaat verplaatsen naar plaats van missende laterale incisief, extruderen en incisaal beslijpen/bleken indien nodig
    – Premolaar verplaatsen naar plaats van cuspidaat (met correctie van gingiva-lijn, incisaal opbouwen)
    – Afbehandelen in Klasse I molaarrelatie
  3. Bilaterale missende laterale incisief, in geval van crowding
    – Extractie 2 premolaren onderkaak
    – Cuspidaten verplaatsen naar plaats van missende laterale incisieven en reshapen
    – Premolaren verplaatsen naar plaats van cuspidaten en reshapen
    – Afbehandelen in Klasse I molaarrelatie

3. Afwezigheid premolaren

Hier kan ook gekozen worden om de ruimte open te houden of te sluiten. Ruimte sluiten: geschikt bij ruimtegebrek of protrusie van incisieven/”vol” profiel; indien de ruimte wordt gesloten, moet er op worden gelet dat dit het profiel niet ongunstig beïnvloedt. Het stapsgewijs sluiten middels distaal beslijpen v/d melkmolaar, gevolgd door een hemisectie en daarna pas extraheren van de mesiale radix voorkomt ernstige resorptie v/d processus en problemen tijdens het sluiten.

Ruimte openhouden: Bij agenesie van een premolaar en afwezigheid van ruimtegebrek, kan de melkmolaar in eerste instantie in situ worden gelaten. De periode tot een eventuele implantologische behandeling kan zo worden overbrugd zonder alveolair botverlies. Bij milde infrapositie dient het element occlusaal opgebouwd te worden om uitgroei van antagonist en buurelementen te voorkomen. Indien het element ankylotisch blijkt en er nog veel verticale ontwikkeling van de processus alveolaris is te verwachten, kan er beter worden geëxtraheerd. Het is dan belangrijk dat de ruimte open gehouden wordt voor eventueel een implantaat op latere leeftijd. Vaak vindt er bij (vroegtijdige) extractie wel botverlies plaats waardoor later vaak botaugmentatie nodig is. Een ander alternatief is om de aanwezige premolaar in de ruimte van het agenetische buurelement te reguleren. Het bot wat op de oorspronkelijke plek achterblijft is van voldoende breedte en niet erg vatbaar voor resorptie, waardoor een gunstige implant site kan worden verkregen zonder botaugmentatie.

4. Afwezigheid molaren

Indien er een molaar mist is het soms verstandig om niet de ruimte van de volledige molaarbreedte te behouden. Een premolaarbreedte is namelijk makkelijker in verband met de breedte van het implantaat. Bovendien kan eventuele verplaatsing van de premolaar naar distaal plaatsvinden, zodat er geen bot augmentatie nodig is.

5. Oligodontie
Bij een oligodontie patiënt is sprake van 6 of meer agenetische elementen (met uitzondering van de derde molaren). Een goede samenwerking tussen prothetische tandarts en orthodontist is dus van belang.

Een aantal punten om rekening mee te houden tijdens een (orthodontische) behandeling, zijn:

  • Houd rekening met de wensen van de patiënt
  • Zorg voor goede communicatie, zowel voor als tijdens de behandeling
  • Geef de mogelijkheden (en beperkingen) duidelijk aan
  • Zorg voor goed verloop/planning van de behandelingen
  • Zorg voor goede samenwerking met de tandarts die de prothetiek uitvoert
  • Informeer de patiënt over de behandelopties en de behandelkeuze

Casuïstiek over pre-orthodontische orthodontie
Na de pauze sprak drs. E. Hoogeveen. De eerste casus betrof een patiënt met een gemutileerde dentitie, grote diastemen in de zijdelingse delen en naar mesiaal gekipte molaren. Het gekozen behandelingstraject was gericht op het oprichten van de molaren ten behoeve van prothetiek (brugwerk).

Het oprichten van molaren
Molaren kunnen worden opgericht op de volgende manieren:

  • Met behulp van (partieel) vaste apparatuur; indien gewenst kan de bracketpositie zodanig worden gekozen dat er geen onderlinge standsveranderingen zullen optreden in het “verankeringsblok”. Reactiekrachten op het hele segment blijven echter wel gelden.
  • Skeletale verankering (miniscrews).
  • Distaal van molaar. Voordeel: simpele biomechanica, nadeel: weinig controle.
  • Miniscrew mesiaal van molaar, ter ondersteuning van het verankeringsblok.
  • Bij implantaatgedragen prothetiek: gebruik maken van het uiteindelijke implantaat, waarbij de bracket op het implantaat geplaatst wordt. Nadeel: voldoende bot en ruimte in de tandboog zijn vereisten.

Implant-site development/orthodontic extraction:
Verder werd er besproken hoe een element dat als verloren wordt beschouwd kan worden benut voor het creëren van een gunstige ‘implant-site’. Door het element stapsgewijs te extruderen (maximaal 1 mm per maand) kan het botniveau naar coronaal worden verplaatst. Incisaal en palatinaal wordt het element beslepen om ruimte te bieden aan de extrusie. De circulaire gingivavezels dienen tijdens het actieve extrusieproces niet te worden gekliefd. Na de retentiefase wordt het element atraumatisch verwijderd en wordt er gelijk geïmplanteerd. Daarentegen, wanneer de behandeling gericht is op behoud en restauratie van een diep afgebroken element, worden de circulaire gingivavezels juist bij iedere activatie gekliefd, met klinische kroonverlenging/toegenomen ferrule als doel.

Bron: Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de Klinische avond van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM) van het UMC Groningen, in samenwerking met de Stichting PAOT Noord Nederland. Spreker Prof.dr. Yijin Ren

Prof. dr.Yijin Ren voltooide haar orthodontie specialisatie in 1996 (MSc, Beijing), en promoveerde in 2003 (Nijmegen). Sinds 2003 werkt ze full-time bij de afdeling Orthodontie van het Universitair Medisch Centrum in Groningen. Ze werd benoemd tot hoogleraar in 2007 en als hoofd van de afdeling Orthodontie in 2008. Drs.E.J. Hoogeveen voltooide in 2007 de studie tandheelkunde in Groningen en werkte gedurende 2 jaar als algemeen practicus in diverse tandartspraktijken. In 2009 startte hij met de opleiding Orthodontie van het UMC Groningen.

Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z

Mondhygiënist maakt het verschil voor behoud implantaat

Implantaatdragers hebben een grote kans op een ontsteking rondom het implantaat met botverlies. In een vroegdiagnostisch stadium kan een strak recall programma bij de mondhygiënist het verschil maken.

Verslag van de lezingen van implantoloog Ronnie Goené en mondhygiënist Patricia Sweet tijdens de NVOI-cursus Implantologie.

Als er eenmaal een implantaat is geplaatst, dan is het belangrijk dat de patiënt hiermee leert omgaan. Ook is het van belang dat de patiënt tevreden is met bijvoorbeeld de overkappingsprothese. Als de patiënt terugkomt om deze te laten plaatsen, is het verstandig hem even achter te laten bij de assistent of mondhygiënist. Sneller dan aan de tandarts, zal de patiënt aan deze persoon vertellen of hij tevreden is. Check ook of de patiënt zelf zijn prothese kan uitnemen. Zorg ervoor dat bij het plaatsen van een suprastructuur de patiënt ook een afspraak heeft met de mondhygiënist van wie hij instructies en voorlichting krijgt. Dit is van essentieel belang.

Peri-mucositis en peri-implantitis
Jaarlijks worden er 200.000 implantaten geplaatst en in Nederland zijn er bijna 3000 mondhygiënisten. Dit betekent dat een mondhygiënist gemiddeld 250 patiënten met een implantaat in het patiëntenbestand zou moeten zien. Het is belangrijk dat patiënten met implantaten de mondhygiënist trouw bezoeken, omdat er vaak sprake is van peri-mucositis en peri-implantitis. Peri-mucositis houdt in dat er bloeding aanwezig is rond het implantaat. Zoals we bij natuurlijke elementen gingivitis kennen. En zoals we in de natuurlijke dentitie parodontitis kennen, is er bij peri-implantitis naast bloeding ook sprake van botafbraak.

Diagnose
Het diagnosticeren van peri-implantitis gaat echter anders dan het diagnosticeren van parodontitis. De opbouw van zachte weefsels rondom een implantaat verschilt niet wezenlijk van de weefselstructuur zoals we dat kennen rondom natuurlijke gebitselementen: 1 mm sulcusepitheel, 1 mm aanhechtingsepitheel en 1 mm bindweefsel. Bij gebrek aan wortelcement bij een implantaat is echter de oriëntatie van de vezels in het bindweefsel anders dan bij natuurlijke gebitselementen. Het gevolg hiervan is dat je bij sonderen rondom een implantaat veel minder weerstand ondervindt en bijna regelrecht op het bot belandt. Meten met een gestandaardiseerde druksonde is daarom van essentieel belang
Een meting van 5 mm hoeft niet direct te betekenen dat iemand peri-implantitis heeft. Het gaat om het verschil met de 0-meting. De 0-meting moet plaats vinden na 4-6 weken na het plaatsen van de implantaat. Vervolgens zal bij elk bezoek moeten worden gemeten en genoteerd. Pas als de meting meer dan 2 mm dieper is dan de 0-meting, moeten de alarmbellen gaan rinkelen. Een röntgenfoto is dan een eerste aanvullend diagnosticum.
Wel geldt dat elke pocket van meer dan 3 mm een mogelijke niche is voor bacteriën.

Risicofactoren
Er is een aantal risicofactoren voor peri-implantitis. Deze zijn:

  • Roken
  • Slechte mondhygiëne
  • Slecht reinigbare suprastructuur
  • Parodontale historie
  •  Cementresten

Uit recent onderzoek, uitgevoerd in een algemene praktijk waarin de patiënten met implantaten in een strak recall programma zijn opgenomen, komt naar voren dat bijna alle rokers (86%), die niet (regelmatig) de mondhygiënist bezoeken, peri-implantitis ontwikkelen.

Structureel onvoldoende mondhygiëne (plaquescore >2) leidt tot een 14x zo grote kans op het op termijn ontwikkelen van peri-implantitis. Ook een verleden van parodontitis verhoogt de kans op het ontwikkelen van peri-implantitis (90 % vs 96,5% overleving na 10 jaar).

Citroensap
Wat er precies gedaan moet worden bij peri-implantitis, is nog niet helemaal duidelijk en wordt onderzocht. Veel verder dan chirurgisch benaderen en proberen het oppervlak van een implantaat te reinigen is men nog niet gekomen. Waarmee is ook op dit moment niet helder. Onderwerp van onderzoek is bijvoorbeeld het effect van citroensap. Ook zouden de windingen van een implantaat weggeslepen en het oppervlak daarna gepolijst kunnen worden. De reinigbaarheid wordt hiermee vergroot maar is in de esthetische zone natuurlijk geen acceptabele oplossing. Soms wordt geprobeerd het bot weer op te bouwen. Helaas zijn ook daarmee de resultaten niet goed voorspelbaar.

Voorkomen is beter dan genezen
Preventief periodiek onderzoek is dus van wezenlijk belang, omdat bij het ontstaan van peri-implantitis ons tot nu toe geen goede mogelijkheden ter beschikking staan. Trouw naar de mondhygiënist gaan, vrijwaart vrijwel 100% van de niet-rokers van peri-implantitis. Bij patiënten die niet roken maar het niet zo nauw nemen met regelmatig bezoek aan de mondhygienist wordt in 8% van de gevallen peri-implantitis geconstateerd. Bij rokers is dit percentage 47%, vrijwel allemaal bij diegene die niet deelnemen aan een recall programma.

Vergelijkbare percentages zien we bij patiënten met een geschiedenis van parodontitis. De combinatie van ex-paro, niet (kunnen) stoppen met roken en onregelmatig bezoek aan een mondhygiënist is een vrijwel trefzekere kans op mislukken. Levenslange nazorg is daarom van het grootste belang.

Periodiek Preventief Onderzoek
Als eerste zal de gezondheid van de weefsels rond het implantaat moeten worden gecheckt.

Gezond
Als de mondhygiënist een gezonde situatie aantreft, dan is het belangrijk om de patiënt te blijven motiveren en opnieuw te instrueren. Er hoeft enkel gepolijst te worden met een rubber cupje en niet-abrasieve pasta.

Peri-mucositis
Bij peri-mucositis moet er, naast instructie en voorlichting, een professionele gebitsreiniging worden ingezet. De patiënt zal elke drie á vier maanden moeten terugkomen. Dit mag met een gewone ultrasone paro-tip, Kunststof curettes zijn in het algemeen te dik om effectief submucosaal te kunnen reinigen Etsgel maakt tandsteen supragingivaal makkelijker te verwijderen, maar ook dit kan het implantaat beschadigen. Spoelen met chloorhexidine (0,05% of 0,12%) heeft geen toegevoegde waarde blijkt uit onderzoek.. Met de instructie om dagelijks chloorhexidinegel (1%)op de ragers aan te brengen worden daarentegen sinds kort goede resultaten geboekt. Interdentaal reinigen met superfloss wordt alleen geadviseerd in de esthetische zone. In alle overige situaties blijft een rager de voorkeur houden.

Peri-implantitis
Ontstaat er toch peri-implantitis of is de patiënt te laat verwezen, dan zal de mondhygiënist op zijn beurt moeten verwijzen. Op macro niveau zijn de windingen immers niet te scalen, op microscopich niveau het oppervlak evenmin. Ook van een niet chirurgische behandeling met een airflow is veel verbetering te verwachten. Wat rest is een niet per definitie succesvolle chirurgische behandeling. Voorkomen is dus beter dan genezen!!

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Bron: Congres Implantologie Het Overzicht van de NVOI, juni 2012.

Ronnie Goené is implantoloog op de afdeling Mondziekten en Kaak, en Aangezichtschirurgie van het ACTA/ VUmc Amsterdam. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam op. De afgelopen 10 jaar houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Hij is oud bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) (1979-1990) en van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) (1995-2009). Van zijn hand zijn publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie en hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de implantologie.

Patricia Sweet is mondhygiënist. Zij heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Amsterdam. Na enkele jaren in verschillende praktijken te hebben gewerkt, heeft zij zich in 1999 zelfstandig gevestigd in Amsterdam. Haar dagelijkse werkzaamheden zijn de afgelopen jaren in toenemende mate gaan bestaan uit de voor- en nazorg van patiënten met implantaten.


Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Gat in het kaakbot: atraumatisch extraheren en socket preserveren

Speciale instrumenten en technieken helpen bij het atraumtisch verwijderen van gebitselementen. Toch ontstaat er vaak een vormverandering van de processusalveolaris. Het opvullen met botsubstituut zou uitkomst kunnen bieden.

Verslag van de lezing van tandarts, implantoloog Ronnie Goené en specialist in mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie Jacques Baart tijdens het NVT-congres Het Gat.

Atraumatisch
Waren we in het verleden gewend stevig de tang te zetten op een gebitselement dat moest worden geëxtraheerd, tegenwoordig doen we dat anders, met een beter voorspelbaar eindresultaat. De reden is dat in het vervolgtraject na de extractie soms een implantaat geplaatst moet worden. Komt er onverwacht een buccale botwand mee dan hebben we een botsubstituut nodig.

Bundle Bone
Maar ook zonder afbreken van de buccale botrand krimpt de deze botwand vaak extra. Dit komt door het verdwijnen van het zogenaamde ‘bundle bone’. Bundle bone is de binnenbekleding van een extractie alveole waarin de vezels van het pardontale ligament insereren. Samen met het wortelcement en het parodonale ligament vormt het bundlebone een functionele eenheid.

Inschatting
Bij het streven naar een a-traumatische extractie speelt de inschatting of deze tand of kies zonder problemen kan worden geëxtraheerd, een belangrijke rol. Als de kroon tijdens de extractie afbrokkelt moeten de wortelresten chirurgisch worden verwijderd. Het is mogelijk deze intra-alveolair te verwijderen. Dat wil zeggen dat de verwijdering mogelijk is zonder bot te verwijderen en ook zonder het mucoperiost af te schuiven. Daartoe wordt na verdoving de kroon met een fissuurboor verwijderd van de wortels. Daarna wordt weer met een fissuurboor een groeve gemaakt om in de bovenkaak palatinaal van buccaal en in de onderkaak mesiaal van distaal te scheiden. Met een rechte hevel worden nu de wortels gesplitst en stuk voor stuk verwijderd. In de bovenkaak eerst de palatinale wortel, dan worden de mesiale en distale wortel van elkaar gesplitst. Daarna kunnen de disto-buccale wortel en tot slot de mesio-buccale wortel atraumatisch worden verwijderd. In de onderkaak wordt eerst de distale wortel verwijderd en vervolgens vanuit mesiaal de mesiale wortel.

Alveole opvullen
Systematische analyse van de literatuur schetst het beeld dat in die situaties waarin na een extractie geen preserverende maatregelen werden genomen, de noodzaak van botaugmentatie op het moment van implanteren met een factor 10 toeneemt. De tandarts kan bij een extractie ook zelf de alveole opvullen. Bijvoorbeeld met een blokje Bio Oss CollagenR dat wordt bevochtigd met fysiologisch zout. Vervolgens kan het blokje in kleine stukjes worden geknipt en in de alveole worden gebracht.

Gebruik van botsubstituut
De hele alveole, als deze later voor een implantaat gebruikt wordt, kan worden uitgevuld met een botsubstituut. Daarna wordt dit afgewerkt met een kruishechting of met een lapje mucosa of met een membraan en wordt het geheel verstevigd met een kruishechting. De alveole heeft 90 dagen nodig voor herstel.

Er is een wetenschappelijk onderzoek geweest naar een groep patiënten met alveolen gevuld met Bio Oss en een controlegroep die geen Bio Oss kreeg. Bij de laatste groep was er meer dan 20% vormverlies.

Nog een belangrijk cijfer is dat het implantatenpercentage, dat na 5 jaar los gaat zitten, ongeveer 5 procent is.

Ronnie Goené is implantoloog op de afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie in het VUMC Amsterdam. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam op. De afgelopen 10 jaar houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Goené is oud-bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) (1979-1990) en van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) (1995-2009). Van zijn hand zijn publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie en hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de implantologie.

Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 is hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij vervult daar de rol van afwisselend chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager en docent. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij is (mede) auteur van meer dan 125 wetenschappelijke artikelen en van enkele leerboeken, waaronder ‘Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie’ en ‘Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde’.


Bron: Verslag door Marian Vrolijk voor dental INFO van de lezing van Ronnie Goené en Jacques Baart tijdens het NVT-congres Het Gat, november 2012.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Makkelijker leven met negatieve emoties

Negatieve emoties zijn inherent aan het menselijk bestaan. Accepteer dat, en het leven wordt een stuk makkelijker. Een lesje Acceptance and commitment therapy door klinisch psycholoog en psychotherapeut Ando Rokx.

Volgens Ando Rokx hebben we monstertjes in ons hoofd. Die monstertjes bepalen ons gevoel en ons gedrag. We zijn namelijk overgeleverd aan triggers en we zijn net de hondjes van Pavlov. De triggers voeden de monsters, et voila…een conflict! Als we weten wie die monstertjes precies zijn, kunnen we conflicten beter begrijpen en ligt de oplossing volgens Rokx binnen handbereik.

Spam
“Stress is als spam in je hoofd”, stelt Rokx. “Stel dat uw werkgever zegt: ‘Ik wil zo even met je praten.’ Welke gedachten komen bij een dergelijke mededeling in u op? U gaat denken, denken en nog eens denken; alsof u een woord in Google invoert en alles wat er maar een beetje mee te maken heeft, als een hit te voorschijn komt. Dit bepaalt uw gedrag.
Door onze ervaringen zitten we vol met vooroordelen. Als we feiten zien of horen, dan hebben we daar al snel een oordeel over: “Je bent vast iemand die…” Vrijwel meteen groeit er een monstertje in ons hoofd dat te pas en te onpas te voorschijn komt. Voor u het weet bent u drukker met uw eigen monstertjes dan met de ander. U gaat maar door met uw argumenten, maar niemand luistert meer. U maakt namelijk geen contact meer. Mensen geven u maar gelijk, maar ondertussen….”

Stapje terug
Sta in zo’n conflict eens stil bij waar het in de kern om ging, adviseert Rokx. “Regelmatig dwaalt de ruzie af en worden er oude koeien uit de sloot gehaald. Vraag uzelf af hoe u met elkaar om zou willen gaan. Dus probeer de strijd niet te winnen, maar doe een stapje terug. Accepteer dat andere mensen een andere route willen nemen. Zeg gewoon dat ze gelijk hebben, als ze gelijk hebben.” Rokx erkent dat het moeilijk kan zijn compassie voor de ander op te brengen. “Het roept misschien gruwelijke gevoelens op, maar het is niet het einde van de wereld.”

Kop in het zand
Geluk is de culturele norm. In bladen en op televisie zien we gelukkig glimlachende gezinnen. En er worden nogal wat medicijnen verkocht om gelukkig te worden. “Maar het sprookje is niet waar”, weet Rokx. “Als we altijd maar zeggen dat het goed met ons gaat, dan liegen we. Iedereen is wel eens ongelukkig.” Steken we onze kop in het zand, dan worden onze problemen ‘vervuilde pijn’. Ook negatieve emoties moeten geventileerd worden. Houdt u ze voor uzelf, om kritiek en conflicten te voorkomen, dan creëert u juist een onaangename afstand tussen u en andere mensen.”

Wat dan wel?

  • Accepteer dat negatieve emoties inherent zijn aan het menselijk bestaan.
  • Weet dat verzet averechts werkt.
  • Erken en aanvaard het.
  • Zie in dat uw emotie iets anders is dan de werkelijkheid.

Door: Lieneke Steverink-Jorna


Bron: Voorjaarscongres ‘Conflict: distantiëren of confronteren?’ van de NVvK en VBTGG, 2012.

Drs. Ando Rokx is klinisch psycholoog/psychotherapeut en werkzaam bij de polikliniek stemmingsstoornissen van GGNET in Apeldoorn. Hij studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en werd klinisch psycholoog aan de RINO-Noord-Holland. Hij was werkzaam in verschillende sectoren van de ggz; verslavingszorg, klinische psychiatrie, forensische psychiatrie en ambulante psychotherapie. Naast zijn werk als behandelaar is hij actief met de promotie en implementatie van ACT middels lezingen, workshops en publicaties. Ook was hij betrokken bij verschillende televisieprogramma’s waaronder De Rode Kamer van de KRO. In juni van dit jaar verscheen zijn boek “Het Leven is Geen Feest; de mythe van het maakbare geluk”.

Jan 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
hoofd en hals

Hoofd- en halszaken in de tandartspraktijk

Patiënten kunnen zich met een klacht in het hoofd-halsgebied zowel tot een huisarts als tot een tandarts wenden. De Vereniging Medische Tandheelkundige Interactie (VMTI) wijdde hun jaarlijkse congres aan hoofd- en halszaken.

Zwelling
Als eerste besprak Ludi Smeele zwellingen in de hals. Hij wees erop dat hiervoor geen recente richtlijn bestaat: de CBO richtlijn voor diagnostiek van verdachte halsklierzwellingen stamt uit 1984. Volgens Smeele moeten zorgverleners in de eerste lijn zich primair focussen op de vraag of een zwelling onschuldig is.

Antibiotica
Robert van Es behandelde in zijn voordracht allerlei bacteriële infecties in het hoofd-halsgebied, waaronder odontogene infecties, sinusitis, parotitis en cervicale infecties. Hij stelde dat antibiotica bij odontogene infecties alleen geïndiceerd zijn bij lokale
verslechtering en systemische verschijnselen.

Slijmvliesafwijkingen
Jan de Visscher toonde een groot aantal slijmvliesafwijkingen. Omdat deze geen klachten geeft, is een patiënt zich niet bewust van de aanwezigheid ervan. Gelukkig zijn de meeste slijmvliesafwijkingen onschuldig. Enkele, zoals leukoplakie, zijn echter wel potentieel premaligne. Helaas blijkt behandeling van leukoplakie nauwelijks effect op de transformatie tot carcinoom te hebben.

Oorzaken pijn hoofd- en halsgebied
Mogelijke oorzaken van pijn in het hoofd- en halsgebied werden besproken door Boudewijn Stegenga. Omdat de locatie waar de pijn zijn oorsprong heeft niet gelijk hoeft te zijn aan de plaats waar deze wordt waargenomen, bestaat de kans dat patiënten bij de ‘verkeerde’ zorgverlener terechtkomen. Stegenga ging daarom uitvoerig in op allerlei oorzaken voor misdiagnostiek.

Psychopathologie
Tot slot toonde Eelco Hakman aan de hand van videofragmenten dat sommige orofaciale klachten ook het gevolg kunnen zijn van onderliggende psychopathologie. Volgens hem is het niet moeilijk om de betreffende psychische problemen te identificeren. Als je goed luistert naar de patiënt dan vertelt deze het vaak zelf. Het maken van een tijdslijn van levensgebeurtenissen kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn.

Volgende VMTI-congres: 3 oktober 2013
Op 3 oktober 2013 vindt het VMTI-congres ‘Tussen de oren’ plaats.

Bron:
Verslag van het VMTI-congres ‘Hoofd en halszaken in de huisarts- en tandartspraktijk”, 11 oktober 2012 door NTvT, H.S.
Brand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Ondanks koudeprikkel pijnloos en smakelijk congres Gevoelige tandhalzen

Zaterdag 17 november stond het jaarlijkse wetenschappelijke congres van het Ivoren Kruis in het teken van gevoelige tandhalzen. Het congres met de aansprekende titel Gevoelige tandhalzen Het laat je niet koud! werd goed bezocht door tandartsen, mondhygiënisten, (preventie)assistenten, docenten en studenten. Alle stoelen in de prachtige collegezaal in het moderne ACTA-gebouw waren gevuld.

Het Ivoren Kruis verraste de congresbezoekers met een smakelijk en pijnloos programma. Gelukkig hadden de congresgasten zelf niet zo veel last van gevoelige tandhalzen. De raketjes die tussen de voordrachten werden uitgereikt, werden met smaak verorberd. De relatie tussen koudeprikkel en tandhalsgevoeligheid werd op deze manier op een humoristische manier onder de aandacht gebracht.

Gevoelige tandhalzen vooral probleem einddertigers
Dr. Schelte Fokkema MSc was dagvoorzitter en tevens spreker op het congres. De tandarts-parodontoloog – tot voor kort hoofddocent bij de opleiding Mondzorgkunde Utrecht – gaf een uitvoerige uiteenzetting over gevoelige tandhalzen. Het fenomeen gevoelige tandhalzen wordt gekarakteriseerd door een korte scherpe pijn vanuit blootliggend dentine als reactie op een prikkel
(temperatuur, verdamping, aanraking, osmotisch en chemisch) die niet kan worden toegeschreven aan een andere pathologie. Het komt met name voor bij de premolaren en de cuspidaten (vestibulair en cervicaal) bij 8 tot 75 van de volwassenen, voornamelijk bij einddertigers. Glazuurverlies en gingivarecessie veroorzaken tandhalsgevoeligheid. Vooral een dunne gingiva kan makkelijk tot recessie leiden. In zijn voordracht lichtte Schelte toe dat tandhalsgevoeligheid niet kan optreden zonder recessie.

Tandpasta en tandhalsgevoeligheid
Prof. dr. Cor van Loveren, voorzitter van het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten en bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde bij ACTA, ging in op tandpasta’s, de samenstelling en de werking ervan bij gevoelige tandhalzen. Erosie is een dominante factor in lokalisatie en initiatie van tandhalsgevoeligheid. Tandenpoetsen met tandpasta bevordert dit proces. Abrasieve werking kan zowel positief als negatief werken: het kan een smeerlaag op de open tubuli aanbrengen, maar bij langer poetsen de smeerlaag ook weer verwijderen. Tandpasta aanbrengen daar waar nodig is belangrijk en naspoelen met tandpastaslurry kan ook positief effect geven. In zijn voordracht kwamen duidelijk groepen ingrediënten (K-nitraat, K-citraat, Sr-acetaat en -chloride, Novamin, Proarginine, Sn-zouten) naar voren die een positief effect op gevoelige tandhalzen kunnen hebben. Het is uiteindelijk de patiënt die aangeeft of een tandpasta effect heeft of niet. Van Loveren benadrukte dat het de moeite kan zijn tandpasta’s uit verschillende ingrediëntcategorieën te proberen, als er bij een variant uit een bepaalde categorie geen resultaat wordt gemerkt.

Beslisboom gevoelige tandhalzen in de mondzorgpraktijk
Na de lunch informeerde prof. dr. Luc Martens van de universiteit Gent het publiek over het protocol (beslisboom) bij gevoelige tandhalzen in de mondzorgpraktijk. Wat zijn de stappen die je in de praktijk met de patiënt moet doorlopen? Een patiënt met blootliggend dentine hoeft geen pijn te ervaren. Verdere screening is wel van belang. Waarom ligt de wortel bloot? Wat kunnen ideeën zijn het proces verder te stoppen? Preventietherapieën gericht op voeding, poetsen, gebruik tandpasta kunnen soelaas bieden. Patiënten die wel pijn ervaren, kunnen de vraag gesteld worden of de pijn hun kwaliteit van leven beïnvloedt. Is dat niet het geval dan is instructie aan de patiënt over te gebruiken middelen en het voorkómen van bevorderende factoren en stimuli vaak voldoende. Zodra de kwaliteit van leven negatief wordt beïnvloed, komt ‘management’ van de gevoelige tandhalzen aan de orde. Een uitgebreid onderzoek is nodig waarin de practicus de diagnose moet bevestigen door uitsluiting van alle andere mogelijke oorzaken. Soms is instructie (voeding, tandenpoetsen, tandpasta, spoelmiddel) van patiënten voldoende. Ook kan een niet-invasieve behandeling (fluoride, glutaraldehyde, dentinebonding of lasertherapie) of een invasieve behandeling (mucogingivale chirurgie of pulpectomie) nodig zijn.

Bron:
Ivoren Kruis

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z

Burn-out: conflict tussen verwachting en realiteit

Wat maakt ons vak leuk? En doen we wel genoeg wat we leuk vinden? Psycholoog Ronald Gorter over uitputting en het hervinden van bevlogenheid en toewijding.

Verwachtingen
Werken met mensen, mensen helpen, lekker knutselen, eigen baas zijn, verzekerd zijn van een baan; stel een zaal vol congresgangers of jonge studenten de vraag waarom zij voor een carrière als tandarts hebben gekozen, en dit zijn de meest voorkomende antwoorden.

Psycholoog Ronald Gorter, gespecialiseerd in sociale tandheelkunde, legde tijdens het voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) en de Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidszorg voor Gehandicapten (VBTGG) uit hoe verwachtingen van het vak soms in conflict kunnen komen met de realiteit.

Energie
Om geen burn-out te krijgen is het belangrijk om in balans te zijn: de eigen draagkracht en de draaglast zijn in evenwicht. Als de draaglast hoger wordt dan de draagkracht, kan een burn-out ontstaan. Gorter: “Er moeten factoren in het beroep zijn die energie geven, want we geven zelf veel energie door. Zeker de mensen die met kinderen en gehandicapten werken.”

Gorter vroeg de congresgangers om zaken die energie vreten, zogenoemde stressoren. Vanuit de zaal werden enkele belastende werkzaamheden genoemd:

  • Werkdruk
  • Financiën
  • Administratie
  • Personeelsbeleid uitvoeren / teamaspecten
  • Sommige contacten met patiënten
  • Invloed van het werk op het privéleven
  •  Werkinhoud

Veelal zaken dus waarvan de meeste tandartsen van te voren niet wisten dat ze er zoveel mee te maken zouden krijgen. Zaken ook die vaak lastig veranderbaar en soms helemaal niet omkeerbaar zijn.
Gorter: “Op veel dingen waarmee we te maken krijgen op ons werk, zijn we slecht voorbereid. We dachten tandheelkunde te gaan bedrijven, maar uiteindelijk zijn we ondernemers en runnen we een bedrijf waar toevallig ook nog tandheelkunde wordt bedreven.
En in hoeverre ben je nou eigenlijk echt eigen baas? Uiteindelijk blijven we afhankelijk van anderen.”

Uitputting
Een burn-out wordt getypeerd door emotionele uitputting. “Uw personeel merkt iets aan u. U bent veranderd. De sprankel is eraf. U bent kortaf en dat krijgt u terug op uw boterham.” Er is sprake van depersonalisatie en cynisme. Uiteindelijk wordt men door de uitputting minder bekwaam.
Het meest bevattelijk voor een burn-out zijn mensen tussen de 45 en de 49 jaar. Gorter: “Ook het ‘ik-zeg-graag-ja-type’ en het ‘ik-kan-geen-nee-zeggen-type’ krijgen sneller een burn-out. Deze tandartsen willen graag aardig gevonden worden. En het zijn controlfreaks.”

Het aantal mondzorgers met een burn-out is overigens vrij laag, stelt Gorter. De arbeidssatisfactie is hoog: op een schaal van 1-5 (1 = erg laag, 5 = erg hoog) geven we het beroep een 3,8.
Tandartsen die hun loopbaan starten met een grote praktijk, hebben volgens de psycholoog wel een grotere kans op een burn-out. Grote financiële investeringen verhogen de werkdruk.

Bevlogen en toegewijd
“Hoe blijven we bevlogen en toegewijd zonder uitputting, cynisme en verlies van competentie? Wat is de grote truc? Bedenk wat u energie geeft en neem dat mee naar huis”, adviseerde Gorter.

De zaal bedacht:

  • Direct resultaat van het werk
  • Patiëntenzorg
  • Het ambachtelijke aspect
  • Hulpverlenende kwaliteiten
  • Eigen ondernemerschap
  • Lange-termijnresultaat
  • Professionele contacten

Coach
Een coach kan helpen om verwachtingen en realiteit dichter bij elkaar te brengen. Dat kan door middel van visieontwikkeling: het (her)ontdekken van persoonlijke talenten en motivaties, en de vertaling hiervan naar een nieuwe visie op hoe deze verder te ontwikkelen in (en buiten) het werk.

Samenvattend beschreef Gorter een tevreden tandarts als volgt:

  • Geeft sturing aan uitoefening beroep
  • Realiseert zich dat werk niet alles biedt
  • Maakt tijd voor hobby, interesse, e.d.

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Voorjaarscongres ‘Conflict: distantiëren of confronteren?’ van de NVvK en VBTGG, 2012.


Dr. Ronald C. Gorter is psycholoog, als UHD gespecialiseerd in sociale tandheelkunde. Sinds 1990 doceert hij tandarts-patiëntcommunicatie bij de sectie Sociale Tandheelkunde & Voorlichtingskunde (ACTA). In het onderwijs is hij onder meer betrokken bij curriculumvernieuwingen, didactische begeleiding van docenten, toetsing van professioneel gedrag en kwaliteit van bij- en nascholing. Hij verricht onderzoek naar werkdruk en burn-out in de tandheelkunde, alsmede de stimulerende aspecten van het
werken als tandarts. Ook verricht hij onderzoek naar communicatie binnen het tandheelkundig team. Hij publiceerde over deze onderwerpen in diverse binnen- en buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften en is de auteur van een boek over burn-out bij tandartsen.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
Domingo Martin

Het belang van samenwerking bij orthodontie

De wereldberoemde orthodontist Domingo Martin gaf tijdens een symposium het belang aan van samenwerking tussen orthodontie en de vakgebieden parodontologie, implantologie, prothetische tandheelkunde, esthetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie.

In het voorjaar organiseerde de Booy Foundation in NH Conference Centre Sparrenhorst te Nunspeet een tweedaags symposium met als thema Interdisciplinary treatment: the future of orthodontics. De wereldberoemde orthodontist Domingo Martin gaf daarbij een actueel overzicht van interdisciplinaire samenwerking op het gebied van de orthodontie.

Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen. Tijdens het symposium besprak hij de state-of-the-art op het gebied van samenwerking tussen orthodontie en de vakgebieden: parodontologie, implantologie, prothetische tandheelkunde, esthetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie.

Al meer dan 15 jaar werkt Domingo Martin intensief samen met uiterst gerenommeerde clinici. Aan de hand van talloze case reports liet hij zien hoe volwassenen met ernstige skeletale orthodontische afwijkingen, parodontale aandoeningen, gemutileerde dentities en TMD succesvol in interdisciplinair verband met orthodontie, implantologie, prothetische tandheelkunde en orthognathische chirurgie behandeld kunnen worden. Domingo Martin toonde in zijn presentaties overtuigend aan dat samenwerking tussen verschillende mondzorgverleners op het gebied van de orthodontie tegenwoordig beslist een must is.

Uitgangspunten interdisciplinaire behandeling

Interdisciplinair behandelen en verwijzen
Voordat er voor een behandeling wordt gekozen, is het belangrijk de patiënt te informeren over alle behandelingen die tot de mogelijkheid behoren. Op deze manier kan de patiënt weloverwogen beslissingen nemen. Het is een valkuil om als behandelaar voor de patiënt te gaan denken. Wanneer de patiënt een bepaalde behandeling heeft gekozen, moet u zichzelf de vraag stellen of u in uw eentje deze behandeling tot een esthetisch en functioneel resultaat kan brengen. Kunt u dit niet, omdat de behandeling gecompliceerd is en daarvoor meerdere specialisten vereist zijn, dan zult u de patiënt moeten doorverwijzen.

Behandelplan
Wanneer u interdisciplinair behandelingen wilt gaan uitvoeren is het van belang een behandelplan op te stellen. In dit behandelplan moeten alle behandelaren, en vanzelfsprekend ook de patiënt, zich kunnen vinden en moet de behandelvolgorde duidelijk zijn. Dit plan wordt vervolgens aan de patiënt meegegeven. Tijdens het uitvoeren van de, met elkaar afgestemde, behandelingen is het essentieel uw collega’s te blijven informeren over de voortgang. Daarbij geldt dat een geschreven brief in het algemeen eerder en beter wordt gelezen dan wanneer deze getypt is.

Oorspronkelijke behandelaar
Het kan voorkomen dat een collega zijn patiënt naar u heeft verwezen, maar dat u een behandeling wilt uitvoeren waarbij verwijzing naar een ander teamlid noodzakelijk is. Bij deze verwijzing dient u te vermelden bij wie de patiënt oorspronkelijk onder behandeling is, zodat de eigen tandarts goed op de hoogte gehouden blijft en niet ‘buiten spel’ wordt gezet. Om problemen met collega’s te voorkomen, is het ook verstandig nooit een beugel te verwijderen voordat u toestemming heeft van de eigen tandarts van de patiënt.

Voorbereidingen op orthodontische behandeling
Voordat er gestart wordt met een orthodontische behandeling, is het belangrijk om van alle volwassenen een Cone Beam CT te maken om de staat van de condyli te kunnen beoordelen. Wanneer er geen sprake is van een stabiele condylaire positie, moet er door de patiënt gedurende 3-4 maanden 24 uur per dag een splint worden gedragen om dit te bewerkstelligen.
Vervolgens kan een bijtplaatje worden geplaatst die zorgt voor disarticuleren en die molaren kan oprechten zonder dentaal trauma. Het bijtplaatje heeft anterior stops en alleen retentie in de zijdelingse delen. Het relaxeert bovendien de musculatuur. Het bijtplaatje moet worden gedragen voor aanvang van de parodontale behandeling.

Implantologie
Bij interdisciplinaire behandelingen is het verstandig om vroeg te anticiperen op de volgende behandeling. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van implantaten, kunt u de patiënt het beste ongeveer vier maanden voor de start van de orthodontische behandeling naar de implantoloog sturen. Op het abutment van het implantaat kunnen voor de verankering cementbanden of een kroon worden geplaatst. Een kroon is echter een erg dure oplossing. Op de implantaten kunnen grote krachten worden uitgeoefend. Wanneer een implantaat verloren gaat bij een orthodontische behandeling, is dit in geen geval het gevolg van orthodontische krachten.

Occlusie en TMJ klachten
Occlusie wordt vaak vergeten bij orthodontische behandelingen, omdat er voornamelijk op de esthetiek wordt gefocust. Occlusie is echter essentieel om TMJ- klachten (TMJ=temporomandibulaire joint, oftewel het kaakgewricht) te voorkomen.
TMJ klachten kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een primair contact in de posterieur regio. Het gebit probeert deze posterieure interferentie te vermijden, waardoor een horizontaal kauwpatroon en dientengevolge slijtage ontstaat. Er is echter geen sprake van slijtage op het element met het primaire contact. Door het dragen van een splint kunnen de TMJ klachten opgeheven worden. Vervolgens kan de occlusie gecorrigeerd worden met behulp van orthodontie en chirurgie.

Niet-orthodontische oplossingen
Wanneer er geen sprake is van slijtage, kunnen ongelijke incisale randen met de boor rechtgemaakt worden. Dit heet ‘grinding’. Grinding is een snelle, gemakkelijke oplossing en zorgt bovendien voor een betere kroon/wortelverhouding. De incisale randen moeten na het grinden altijd afgesloten worden met een laagje composiet. Ook kunnen de incisale randen in een rechte lijn komen te staan door alleen composiet aan te brengen. In het kader van interdisciplinaire samenwerking is het wel van belang dit eerst met de tandarts te overleggen.

Het belang van een goede occlusie
Er is sterk bewijs voor de associatie tussen occlusale discrepantie en de progressie van parodontitis. Occlusale behandeling kan de progressie van parodontitis significant laten dalen en kan dus een belangrijke therapie vormen bij de behandeling van parodontitis. Uit de literatuur blijkt dat er significant grotere winst van klinische parodontale aanhechting plaatsvond bij patiënten die occlusale aanpassing hadden gehad. Daarnaast worden occlusale discrepanties geassocieerd met diepere pockets en meer aanhechtingsverlies.

Parodontale behandeling
Een goede parodontale behandeling vormt volgens dr. Domingo Martin de sleutel tot succes. Bij het ontstaan van parodontitis is het ontstekingsproces natuurlijk de primaire factor, maar daarbij spelen occlusale krachten een secundaire rol. Het doel van een parodontale behandeling is dus niet alleen het elimineren van de parodontitis, maar ook het besturen van occlusale krachten.

Een deel van de parodontale behandeling kan bestaan uit parodontale regeneratie met behulp van Emdogain. Emdogain is geïndiceerd bij één-, twee- of driewandige infrabonydefecten en bij klasse II furcaties. De prognose na het aanbrengen van Emdogain is beter naarmate het defect smaller is, meer wanden heeft en de initiële pocketdiepten dieper zijn. Ook geen bloeding na sonderen, niet-rokers en primair sluiten na het aanbrengen van Emdogain zijn factoren die een positieve invloed hebben op de prognose.

De parodontoloog en orthodontie
De parodontoloog bepaalt of een tand/kies geïntrudeerd of geëxtrudeerd kan worden. Wanneer een element 3-4 mm geëxtrudeerd wordt, is een endodontische behandeling geïndiceerd. Extrusie van elementen kan het gingiva- en botniveau naar beneden brengen. Wanneer je een element wilt extraheren en deze met een implantaat wilt vervangen, kan dit uitkomst bieden wanneer er sprake is van bot- en aanhechtingsverlies. Door de tand langzaam te extruderen, groeit er bot en gingiva mee. Wanneer je het element daarna pas extraheert, kan het implantaat geplaatst worden bij een beter botniveau en zal er vervolgens een betere esthetiek ontstaan. Deze ortho-extrusie zorgt dus voor een beter resultaat na implanteren. Het principe dat dr. Domingo Martin hierbij hanteert, is: ‘A hopeless tooth is not a useless tooth’.

Ontwikkelingen in de implantologie
Een patiënt kan de twee centrale incisieven missen door agenesie of trauma. In deze regio is esthetiek essentieel, maar bij het plaatsen van implantaten vaak lastig te verkrijgen door het ontbreken van een geschikt bot- en gingivaniveau. Daarom is het een goede oplossing om de laterale incisieven met behulp van orthodontie op de plaats van de centrale incisieven te brengen. Deze laterale incisieven kunnen met kronen of composiet vervolgens omgevormd worden tot centrale incisieven. Het diasteem is dus verplaatst naar de regio’s van de laterale incisieven. Hier is nu echter wel een optimale regio voor het plaatsen van implantaten ontstaan. Ter vervanging van de laterale incisieven worden implantaten geplaatst, waardoor een goede esthetiek van het front behaald wordt.

7 criteria voor succes bij implanteren in het front
Er zijn volgens dr. Domingo Martin zeven criteria voor succes bij implanteren in het front.

1. Optimale driedimensionale orthopreparatie
a. Space-opening: Om ruimte te verkrijgen in het front moeten niet alleen de kronen, maar ook de wortels gesepareerd worden. Om de wortels te separeren plaats je de brackets schuin op de elementen, waarbij deze cervicaal naar elkaar toewijzen.
b. Correcte torque van de elementen: Door de brackets andersom op de cuspidaten te plaatsen is er meer torque van de incisieven te bewerkstellen.

2. Optimale implantaatplaatsing en implantaatkeuze
a. De afstand tussen het implantaat en de tand moet minimaal 1,5 mm zijn om de papil te kunnen behouden. Wanneer deze afstand minder dan 1,5 mm is, leidt dit tot meer botverlies.
b. Een CBCT moet gemaakt worden voor het plaatsen van het implantaat om te bepalen wat de hoeveelheid bot op verschillende plaatsen is. Aan de hand daarvan kunt u bepalen waar het implantaat geplaatst moet worden.
c. Door het implantaat iets naar palatinaal te plaatsen, wordt het buccale bot behouden.
d. Domingo prefereert conische implantaten van 3,0-3,3 mm die machinaal opgeruwd zijn en van zirconium zijn in plaats van titanium.

3. Timing van implantaatplaatsing
a. Voor mannen: 21-22 jaar.
b. Voor vrouwen: 17-18 jaar.
c. U kijkt naar de lengte van het kind ten opzichte van de lengte van de ouders. Hieruit kunt u vaak opmaken of het kind wel of niet is uitgegroeid.
d. Vermeld altijd dat de kroon waarschijnlijk binnen tien jaar vervangen moet worden doordat er altijd nog enige groei plaatsvindt. Maar de meeste patiënten merken de verandering van de stand van de kroon door groei niet op.

4. Optimaal management en kwaliteit van de mucosa
a. Bindweefselgrafts worden in 100% van de implantaatcasussen geplaatst en zorgen voor:
i. Betere stabiliteit van de gingiva margins.
ii. Betere weefselmanipulatie tijdens restauratieve fase.
iii. Dikker biotype van de gingiva, waardoor verkleuring van de gingiva wordt voorkomen.
b. Voor bindweefselgraft weefsel van de tuber gebruiken. Dit bevat minder collageen, is beter gevasculariseerd en steviger dan palatinaal weefsel. Bovendien kan tuberweefsel nog groeien.
c. Er is minimaal 2 mm gingivadikte nodig bij het plaatsen van een implantaat om het bot te stabiliseren.

5. Chirurgische techniek en prosthetisch management
a. Wanneer het abutment eenmaal is geplaatst, deze nooit meer losmaken!

6. Occlusie moet stabiel zijn

7. Handhaving
a. Patiënten met implantaten hebben over het algemeen meer plaque en bloeding na sonderen dan patiënten die diasteemsluiting met een beugel hebben ondergaan. Het is dus essentieel dat patiënten met implantaten regelmatig naar de mondhygiëniste gaan.

Decoronatie bij ankylotische elementen
U kunt decoronatie uitvoeren wanneer er sprake is van een ankylotisch element. De voorkeursleeftijd hiervoor is tien tot elf jaar. Bij decoronatie boort u allereerst de kroon van het element af. Daarna verwijdert u de gutta percha met zoveel mogelijk van het worteldentine. Er wordt daarbij gestreefd naar het achterlaten van een zo dun mogelijke schil dentine. Vervolgens perforeert u het foramen apicale. Ten slotte sluit u de gingiva primair. De overgebleven schil van de wortel wordt door osteoclasten opgelost en vervangen door bot. Dit leidt tot een goed botniveau en een goed uitgangspunt voor implantaten op latere leeftijd.

Bron: Verslag door dental INFO van het tweedaagse symposium “the future of orthodontics” van de Booy Foundation, juni 2012, Nunspeet.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z
Interdisciplinaire aanpak

Prachtig teamwork, maar wat vindt de patiënt?

Moeilijke casussen vragen om een interdisciplinaire aanpak. VU-orthodontist Sandy van Teeseling: “Partijen moeten elkaar uitleggen wat wel en niet werkt.”

Sandy van Teeseling behoort tot het team van de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het VU Medisch Centrum. Hier worden zeer moeilijke casussen en gecompromitteerde patiënten behandeld. Om dit zo goed mogelijk te doen, wordt er interdisciplinair behandeld.

Op het congres TeamApproach van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde (NVVRT) gaf Van Teeseling enkele voorbeelden van complexe behandelingen.

Online database
Bij het interdisciplinair overleg leert men elkaars mogelijkheden kennen en daar gebruik van te maken. Van Teeseling ziet de patiënten gezamenlijk met de rest van het team. De patiënten worden vervolgens in de eigen praktijksetting behandeld.
Het team komt maandelijks bij elkaar, maar tussendoor is er ook veel contact via e-mail en een online database. Daarop worden (be)handelingen en beeldmateriaal gedeeld. Samen wordt er gezorgd voor oplossingen, ook als het fout is gegaan.

De truc bij het interdisciplinair werken is volgens Van Teeseling: “Beslis met elkaar waar je naartoe gaat. Hou het einddoel voor ogen. Dit kan door middel van een proefmodel en in de toekomst digitaal.”

Verzakte 11
Teeseling kwam met prachtige foto’s van ingewikkelde casussen. Zo was er een dame met een verzakte 11 die gespalkt was. Uiteraard was mevrouw niet tevreden over de esthetiek. Er was nog maar weinig bot over, dus hoe moesten ze dit oplossen? Er was sprake van een diepe beet, malocclusie en een overbeet.

Via een bi saggitale split, chin graft, osteomie en bone graft kon een implantaat worden geplaatst. Er werd orthodontisch gewerkt met retainers waarna de suprastructuur erop kon. Er werd ook nog een lifetime lingual retainer geplaatst.
Voordat dit alles werd gedaan, moest eerst de parodontitis worden aangepakt. Zolang er namelijk paro actief is, heeft het geen zin om ortho te doen.
Het belangrijkste van de behandeling vond Teeseling het terugzien en nogmaals terugzien en nogmaals terugzien.

Regisseur
Doorgaans vindt de patiënt de orthodontie het vervelendst, omdat die het langst duurt. Om de motivatie hoog te houden tijdens deze langdurige zorg, is het goed om de patiënt foto’s te laten zien van de vorderingen.
Teeseling gaf aan dat het erg belangrijk is om de zorgvraag van de patiënt in de gaten te houden. “Je kunt de prachtigste dingen doen, maar de patiënt kan daar anders over denken.”
De orthodontist heeft bij dit soort complexe behandelingen een belangrijke positie als regisseur: hij moet vertellen wanneer de volgende stap kan worden gezet.

Bone management
Een tweede casus was die van een volwassen patiënt met een scheve voortand. Hier was Teeseling heel duidelijk over: “Bij verplaatsing van een element op latere leeftijd, pak eerst een pocketsonde!” Vaak blijkt er namelijk een paroprobleem te zijn.

De patiënt stopte met roken, de parodontale behandeling werd opgezet. Later bleek zelfs antibiotica nodig. Uiteindelijk werd de situatie gezond gereduceerd en het verzakte/scheve element eruit gehaald. Voordat er kon worden geïmplanteerd, moest er eerst worden gezorgd voor voldoende bot. Daarom werd het element langzaam aan nog meer geëxtrudeerd. Er komt namelijk bot op de plaats waar eerst de wortel van het element was. Dit noemen we bone management. Van Teeseling: “Het is niet heel voorspelbaar, maar de moeite van het proberen waard.”

Agenesie
Teeseling krijgt vaak te maken met agenesie en oligodontie. Bij agenesie zijn er vijf of minder elementen aanwezig. Dit fenomeen zien we allemaal wel een keer. Bij oligodontie zijn er zes of meer afwezig. Dit komt veel minder vaak voor. Ook de verzekering maakt dit onderscheid.

Zodra er melkelementen blijven zitten en dus de wisseling vertraagd is, dan moet er bij u een belletje gaan rinkelen. Ook ziet men regelmatig dat de restelementen een andere vorm hebben en kleiner zijn. Dit is iets om goed rekening mee te houden tijdens het maken van het behandelplan.
De esthetische lijn bepaalt uiteindelijk wat men gaat doen. Is het profiel bol of juist niet? Dus staan de lippen naar buiten of is juist de hoek tussen neus en lip groot?

Bij het laatste kan men juist meer spacing creëren zodat er iets tussen past. Eerst zal dat een etsbrug zijn, omdat de patiënt nog in de groei zit. Implantaten zijn te beschouwen als ankylotische gebitselementen en ‘groeien’ niet mee tijdens de groei van het kaak-schedel complex. In het eerste geval kan men gaan sluiten.

Vaak lopen mensen lang door met agenesie/oligodontie. Ze geloven dat behandeling moeilijk is en blijven dus lang rondlopen met melkelementen. Men kan hiermee over het algemeen goed functioneren. Van Teeseling: “Bij resorptie komt er juist bot omhoog, dus schroom niet om het zo lang mogelijk te laten zitten. Bovendien houdt het de ruimte goed open. Maar als de melkelementen uiteindelijk los komen te zitten, is het tijd om actie te ondernemen.”

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Verslag van het congres TeamApproach van de NVVRT, 2012.

Sandy van Teeseling studeerde tandheelkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en deed zijn specialisatie orthodontie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hierna vestigde hij zich als orthodontist in Haarlem. Reeds geruime tijd is hij als consulent orthodontist verbonden aan diverse interdisciplinaire teams. Momenteel is hij ook als medewerker verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het VU Medisch Centrum te Amsterdam en de afdeling Orthodontie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zijn interesse ligt de laatste jaren vooral bij de (interdisciplinaire) behandeling van patiënten, waarbij het onderling afstemmen van de diverse behandelingen (paro, implanto, ortho, restauratief en chirurgie) van het grootste belang is. Hij geeft voordrachten en cursussen op het gebied van de interdisciplinaire behandeling.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z

Acute medische situaties in de tandartspraktijk

Acute medische situaties komen zelden voor in de tandheelkundige praktijk en zijn meestal onverwacht. Er kunnen echter wel voortekenen zijn.

Hoogleraar intensive care geneeskunde Armand Girbes sprak op het congres ‘Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk’ over acute medische situaties bij ogenschijnlijk gezonde, en bij (chronisch) zieke patiënten.
Girbes:“Van een tandarts of mondhygiënist kan niet hetzelfde worden verwacht als van een arts op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Door adequaat te handelen kan de tandarts of mondhygiënist wel het verschil maken voor de levensbedreigende situatie waarin de patiënt zich bevindt.”

Een simpele benadering kan worden toegepast:
A: ademweg vrij maken
B: breathing oftewel ventilatie
C: circulatie
Handelingen als de ‘Jaw Thrust’ en de ‘Head-tilt chin lift’  kunnen het verschil maken tussen voldoende ademhaling en overleven versus een dodelijk zuurstoftekort.

AED
Een AED apparaat in de praktijk, is volgens Girbes zeker aan te raden. Het apparaat is redelijk eenvoudig toe te passen en kan het verschil betekenen tussen (over)leven en dood. Bij een acute hartstilstand is de winst te boeken door vroeg gebruik van een AED veel groter dan door hartmassage. Door ventrikelfibrilleren bij een acute hartstilstand is het spoedig herstel van de (gecoördineerde) hartactie door de elektrische defibrillatie, met herstel van de bloeddruk en bloeddoorstroming, waarschijnlijk het meest beslissende element voor de overleving.
In een klein land zoals Nederland zijn de hulpdiensten dichtbij, de tandarts/mondhygiënist hoeft daarom maar een korte tijd te overbruggen tot de hulp komt.

Zwangerschap
Bij chronische ziekten dient u op de hoogte te zijn van de interactie van de medisch-tandheelkundige behandeling. U moet een risico-inschatting maken, voorbereidingen treffen of voorbereid zijn, de voorgeschiedenis van uw patiënt kennen, en over een zorgvuldig ingevulde gezondheidsvragenlijst beschikken.
Bij medische acute situaties, is er vaak wel tijd en simplificeer. Wanneer er geen tijd te verliezen is dan is het ABC toepasbaar en bel 112.
Bij zwangerschap dient men rekening te houden met het Supine hypotensive syndrome. Door het achterover leggen van de stoel kan de foetus in de uterus drukken op de v. cava inferior. Hierdoor kan de aanstaande moeder het bewustzijn verliezen door onvoldoende bloedtoevoer aan het hart. De oplossing is de stoel meer overeind te zetten.

Stabiele behandeling
Bij patiënten met een chronische aandoening die potentieel een risico vormt voor vitale functies, is het adagium dat een optimale (medische) stabiele behandeling wenselijk is, voordat met de tandheelkundige ingreep wordt begonnen.
Wanneer een patiënt zich bijvoorbeeld presenteert met toenemende kortademigheid of toenemende verminderde inspanningstolerantie door pijn op de borst (instabiele angina pectoris) dan moet uitstel van een tandheelkundige ingreep ernstig worden overwogen. Het is dan beter dat de patiënt eerst door een behandelend medisch specialist of huisarts optimaal wordt ingesteld op medicatie voordat hij een therapeutische ingreep ondergaat.
Datzelfde geldt voor een patiënt, die bekend is met astma en progressief piepende ademhaling.
En voorzichtigheidshalve is een goede insteek: ‘bij twijfel niet inhalen’.

Aangeraden site: www.erc.edu

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk, mei 2012.

Prof. dr. Armand R.J. Girbes is hoogleraar intensive care geneeskunde in VU medisch centrum en werkzaam als intensivist/medicus practicus. Hij is tevens hoofd van de afdeling intensive care (IC) volwassenen. Hij vervult diverse (inter)nationale functies op het gebied van opleiding, onderzoek en kwaliteit op IC gebied. Met meer dan 250 (inter)nationale voordrachten op uitnodiging en ruim 160 peer reviewed PubMed publicaties beweegt hij zich actief in de internationale IC gemeenschap. Eén van zijn beste vrienden is tandarts die hem in grote lijnen op de hoogte probeert te houden van wat van belang is voor de tandarts.




Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Tien meest gebruikte geneesmiddelen hebben bijwerkingen waarmee de tandarts en mondhygiënist rekening moeten houden

Onbegrepen klachten in en rond de mond kunnen het gevolg zijn van bijwerkingen of interacties van geneesmiddelen. Vaak kan alleen stoppen met de therapie uitsluitsel geven, stelt hoogleraar Orale Geneeskunde Arjan Vissink.

Onder wat een patiënt gebruikt aan ‘geneesmiddelen’ worden niet alleen medicijnen verstaan die verstrekt worden door een arts, maar ook homeopathische middelen, kruidenmengsels en huismiddeltjes. Van de door de Stichting Farmaceutische Kengetallen opgestelde top 10 van de meest gebruikte geneesmiddelen, hebben de meeste middelen een orale bijwerking of een bijwerking waarmee de tandarts en mondhgiënist rekening moeten houden.

Gevolgen van Geneesmiddelen
Geneesmiddelen kunnen een invloed hebben op o.a. gebitselementen, gingiva, speekselklieren en bot. Bekende gevolgen zijn verkleuring van gebitselementen, smaakverandering, halitosis, ulceratie of zwelling van de gingiva en/of orale mucosa, monddroogheid en osteonecrose.
Hoewel geneesmiddelen niet echt een contra-indicatie voor de tandheelkundige behandeling vormen, moet bij de geneesmiddelen die tandartsen voorschijven wel rekening worden gehouden met allergie of interacties (met bijvoorbeeld NSAID’s, niet-steroïde ontstekingsremmende pijnstillers). Middelen kunnen elkaar versterken of juist afzwakken. Vissink: “Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van lithium en ibuprofen – ibuprofen kan de werking van lithium versterken waardoor de patiënt snel ontregeld raakt en in de problemen kan komen – of aan Ascal en ibuprofen, die ingrijpen op dezelfde receptoren en waarbij ibuprofen het gewenste beschermende effect van Ascal teniet kan doen. Het is aan te raden om deze middelen niet tegelijk in te nemen. Paracetal, eventueel gecombineerd met codeïne, kan hiervoor een uitstekend alternatief vormen.”

Homeopathische middelen en kruidenmengsels
Er wordt gesteld dat homeopathische geen bijwerkingen hebben, maar wel een kans op reacties bestaat. M.b.t. de mond ligt dit volgens Vissink niet zozeer aan het homeopathische middel zelf, maar veeleer aan het gebruikte oplosmiddel. Echinaforce bijvoorbeeld bevat 65% alcohol als oplosmiddel, wat irriterend kan zijn voor de orale mucosa. Ook met kruidenmiddelen meot men waakzaam zijn voor interacties. Vissink: “Wist u bijvoorbeeld dat Sint-Janskruid (Hypericum perforatum) de werking van ciclosporine, een immunusuppresivum, kan verminderen?”

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de dosering van een bepaald geneesmiddel, vooral bij gebruik bij kinderen, tijdens de zwangerschap en bij de gecompromitteerde patiënt. Ouderen hebben een grotere gevoeligheid voor geneesmiddelen..Bij ouderen (50+) is het daarom volgens Vissink aan te raden bij NSAID’s ook een maagbeschermer voor te schrijven. Daarnaast kan een groot aantal geneesmiddelen tot een gevoel van monddroogheid leiden. Welke middelen dit betreft, kan in het Farmacotherapeutisch Kompas worden gevonden, maar hiervoor kan men ook de website www.drymouth.info raadplegen

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk van bureau Kalker
Bureau Kalker

Prof. dr. Arjan Vissink voltooide zijn studie tandheelkunde in 1982. In 1985 promoveerde hij op een onderzoek getiteld ‘Xerostomia. Development, properties and application of a mucin-containing saliva substitute’. Tussen 1987 en 1992 verrichtte hij als KNAW fellow onderzoek naar het mechanisme en de preventie van stralingsschade aan speekselklierweefsel. Van 1992 tot 1996 werd hij opgeleid tot specialist in de Mondziekten en Kaakchirurgie en in 1999 deed hij zijn artsexamen. Sinds 1996 is hij als staflid verbonden aan de afdeling kaakchirurgie van het UMCG. In 2003 werd hij benoemd tot hoogleraar Orale Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z
Anesthesie

De ene verdoving is de andere niet

Hoe lokale anesthesie toe te passen bij diverse groepen patiënten? Bekijk de drie casussen: een zwangere vrouw, een patiënt met allergie voor lokale anesthesie en een kind met ernstige kiespijn.

Casus 1: Komt een zwangere vrouw bij de dokter

De tandheelkundige behandeling wordt het liefst uitgevoerd na de zwangerschap en borstvoedingsperiode. Dit is meer ter geruststelling in verband met contra-indicaties. Wanneer een behandeling niet kan worden uitgesteld en moet plaatsvinden, dan liever niet in de eerste vier maanden van de zwangerschap, dan is de foetus het kwetsbaarst. Behandeling kan bij voorkeur in de vijfde of zesde maand plaatsvinden. Aan het einde van de zwangerschap is het liggen in de tandartsstoel niet comfortabel en is er risico op het Supine hypotensive syndrome. Door het achterover leggen van de stoel kan de foetus in de uterus drukken op de v. cava inferior. Hierdoor kan de aanstaande moeder het bewustzijn verliezen.

Lactatie wordt door een behandeling niet direct beïnvloed, maar kan door postoperatieve complicaties in het gedrang komen. Stel daarom electieve ingrepen uit tot na de lactatie. Denk bijvoorbeeld aan het geven van medicatie (pijnstilling of antibiotica) na behandeling die invloed heeft op de lactatie en op het kind.

Het maken van een röntgenfoto (tandfilm) dient bij voorkeur te worden uitgesteld tot na de zwangerschap. Wanneer het niet anders kan, is het aan te raden, te wachten tot na de vierde maand en gebruik te maken van een loodschort omdat de buik onbedoeld in de primaire bundel komt te liggen. Bij alle andere röntgenopnamen van het hoofdhalsgebied, dient liever geen gebruik te worden gemaakt van een loodschort. Door de strooistraling kan door het loodschort een kokerwerking optreden. Lactatie wordt niet beïnvloed door röntgenopnamen.

Keuze van anesthesievloeistof

Articaïne, lidocaïne en adrenaline kunnen bij zwangerschap worden toegepast. Prilicaïne met felypressine (Citanest) mogen niet worden gebruikt. Dit in verband met de kans op premature contracties en op methemoglobinemie (bij doseringen met meer dan 2-3 carpules). Vermijd intravasaal injecteren: aspireren!

Aanbevolen site: www.borstvoeding.nl

Casus 2: Patiënt zegt allergisch te zijn voor lokale anesthesie

Wanneer een patiënt zegt allergisch te zijn voor lokale anesthesie, blijkt dat niet altijd waar te zijn. Het is belangrijk om door te vragen. Wanneer de patiënt bijvoorbeeld vertelt dat hij last kreeg van bijna flauwvallen, maagklachten, hoofdpijn of diarree na verdoving bij de tandarts, gaat dit niet om een allergie maar meestal om vasovagale verschijnselen.
Vragen die kunnen helpen:

  • Waaruit bleek precies dat u allergisch bent?
  • Had u dat bij een eerdere verdoving ook?
  • Bent u daarna nog wel eens verdoofd?
  • Weet u hoe de verdovingsvloeistof heette?

Ook kan het zijn dat er niet goed is geaspireerd en dat de verdoving op deze manier voor een overdosering adrenaline of lokaal anaestheticum voor de patiënt zorgde.

Casus 3: Kind met ernstige kiespijn 

Voordelen oppervlakte anesthesie:

  • Draagt bij tot informed consent bij het kind. Het kind heeft immers de keuze tot voorverdoven.
  • Is een goede voorbereiding voor infiltratie anesthesie.
  • Zeer geschikt voor kinderen.
  • Keuze uit spray, vloeistof of zalf.
  • Verschillende smaakjes.

Maar beloof niet te veel!

Mandibulairblok bij kinderen

Nadelen

  • Lange ‘enge’ naald
  • ‘Zit’ niet altijd
  • Ook verdoofde tong en onderlip (bijttrauma)
  •  ‘Zit’ veel te lang

Voordelen

  • Eén prik
  • Wanneer de lip tintelt, weet je dat de verdoving zit
  • Diepe anesthesie
  • Lange tijd pijnvrij

Tip: teken een klok op een velletje papier als geheugensteuntje voor het kind (en de ouders) wanneer er weer gegeten mag worden.

Keuze uit andere dan conventionele soorten anesthesie toepassingen

  • Disposable spuiten (zien er heel anders uit)
  • Paroject/citoject (o.a. voor intraligamentair)
  • The Wand
  • SleeperOne of Quicksleeper

Jacques Baart († 2018) studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 was hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij vervulde daar de rol van afwisselend chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager en docent. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij was (mede) auteur van meer dan 125 wetenschappelijke artikelen en van enkele leerboeken, waaronder Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie en Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde.

Verslag van de lezing van kaakchirurg Jacques Baart door Maja Faasen, mondhygiënist, voor dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk, 11 mei 2012.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Restaureren, Thema A-Z

Vijftien tips voor succesvol implanteren

Implantaten hebben een revolutie teweeggebracht in de restauratieve tandheelkunde en zijn niet meer weg te denken uit de dagelijkse praktijk. Vijftien praktische tips.

In juni vond de NVOI-cursus Implantologie Het Overzicht plaats, met als sprekers onder anderen implantoloog Ronnie Goené en hoogleraren Hennie Meijer en Gerry Raghoebar. Lees hieronder het verslag.

In de inleiding werd door Goené uiteengezet dat implantaten niet mechanisch door compressie zijn verankerd in het kaakbot maar dankzij iets dat we osseo-integratie zijn gaan noemen: het direct structurele en functionele contact tussen levend bot en het implantaat.

Doorbraak
Vriend en concurrent zijn het erover eens dat Per-Ingvar Brånemark in de zestiger jaren van de vorige eeuw de grondlegger is geweest van de hedendaagse implantologie. Bij toeval,in de periferie van heel ander onderzoek, ontdekte hij dat titanium heel biocompatibel was, dat wil zeggen dat het bot er aan vastgroeide. Er werd een systeem ontwikkeld van op elkaar passende componenten en bijpassende boren en in 1965 werd de eerste patiënt door hem behandeld. Ondanks allerlei strikte chirurgische voorwaarden die fundamenteel werden geacht voor een succesvolle behandeling, ging het lang niet altijd goed. In de ruim twintig jaar erna werden vele aanpassingen gedaan. Desondanks lag het succespercentage in het midden van de jaren tachtig maar rond de 80%.

Rond het midden van de jaren negentig kwam een grote doorbraak: ieder zichzelf respecterende implantaatfabrikant ging het titanium oppervlak op enige manier bewerken (aanzuren, zandstralen of combinatie daarvan). Met als resultaat dat er sneller en meer bot bij het implantaatoppervlak komt. Hierdoor steeg niet alleen het succespercentage naar gemiddeld 95 % maar konden implantaten ook sneller dan in het verleden worden belast. Uitzonderingen daargelaten kon ook de van wezenlijk belang geachte 2-fase procedure worden gewijzigd in een 1-fase behandeling. Dus niet alleen sneller en succesvoller maar ook patiëntvriendelijker!

Tips voor succesvol implanteren

Tip 1.
Neem een medische anamnese af
Dit is zeer belangrijk, zeker als u zich realiseert dat maar 55 procent een ASA score van 1 heeft. 36 procent scoort een ASA 2. Boven de 65 jaar heeft ongeveer 46 procent één systemische afwijking, 16 procent zelfs meer dan 1.
Bij een aantal patiënten zullen dus aanvullende maatregelen nodig zijn om bijvoorbeeld focaal infectie risico te minimaliseren of moet rekening worden gehouden met stollingsafwijkingen.

Tip 2.
Implanteer niet bij meisjes onder de 17 en niet bij jongens onder de 20
Implanteren kan niet bij alle leeftijden. Er is geen maximum leeftijd, maar wel een minimum. Bij jonge mensen is het aangezichtsskelet nog niet volgroeid. Een eenmaal geplaatst implantaat gedraagt zich als een ankylotisch gebitselement en “groeit” niet mee waardoor na enige tijd infra-occlusie zal ontstaan.

Tip 3.
Laat een patiënt bij wie geïmplanteerd zal moeten worden, indien nodig eerst een bezoek brengen aan een mondhygiënist
De conditie van het parodontium is bepalend voor de prognose van de implantaten. Onbehandelde parodontitis vormt een hele grote risicofactor voor niet integreren van een implantaat of voor het ontwikkelen van peri-implantitis.
Kweken voorafgaande aan een implantologische behandeling heeft geen toegevoegde waarde als de klinische parameters in orde zijn (geen bloeding na sonderen, geen verdiepte pocktes).

Tip 4.
Maak (stoppen met) roken bespreekbaar
Uit de literatuur blijkt dat rokers 2 keer meer kans hebben op niet integreren van een implantaat en ruim 3 meer kans op een mislukking als er ook een botopbouw nodig was

Tip 5.
Inventariseer bot hoeveelheid röntgenologisch
Er zijn niet alleen klinische gegevens nodig. De bothoogte en botbreedte zijn van essentieel belang. Maak bij edentaten minimaal een OPT en een Laterale Schedel Profielfoto. Hou er rekening dat een OPT een licht vertekend beeld kan geven.
Bij partieel edentaten moet naast een OPT altijd een goed loodrecht ingeschoten solo foto van het te implanteren gebied worden gemaakt. Steeds vaker wordt ook gebruik gemaakt van cone beam CT-scans om bothoogte en botbreedte in relatie tot elkaar in één opname te kunnen beoordelen.

Tip 6
Overleg indien nodig met een orthodontist
Implantaten zijn een prothetisch hulpmiddel, niet meer en niet minder. Geef je dus vooraf goed rekenschap van de driedimensionale ruimte die de kroon straks nodig heeft. De orthodontist is zeker in de esthetische zone steeds vaker nodig om de juiste ruimte te creëren.

Tip 7.
Werk bij het implanteren “steriel”, zorg voor de juiste premedicatie

Tip 8.
Gebruik een boormal en goede koeling
Het eerste boortje is van wezenlijk belang: het bepaalt de positie van het implantaat,iets dat na plaatsing niet meer kan worden veranderd. De hierop volgende boren bepalen richting en diepte. Kleine aanpassingen in de prothetische fase zijn nog mogelijk met individuele of gehoekte opbouwen. Een boormal is, -mits goed ontworpen-, een nuttig hulpmiddel.

Tip 9.
Het implantaat zelf moet zonder koeling en zeer langzaam ingedraaid worden.

Tip 10:
Bij voldoende stabiliteit kan direct een healing abutment worden geplaatst
Het chirurgisch deel van de behandeling is dan in één keer klaar. Na 6-8 weken kan dan worden afgedrukt.

Tip 11.
Plaats een implantaat vier maanden nadat een botopbouw heeft plaatsgevonden
Bottransplantaten kunnen autoloog, homoloog of allogeen zijn en van xenologe materialen, of synthetische materialen. Autoloog heeft de voorkeur. Dit kan uit de “heup” worden gehaald. Correcter gezegd: uit de voorste bekkenkam (crista iliaca interna). Enkele weken ongemak met lopen valt niet uit te sluiten.

Criteria om wel of geen botaugmentatie uit te voeren bij een edentate onderkaak zijn:

  • Hoogte 12 mm, breedte 6 mm: 2 implantaten, geen augmentatie
  • Hoogte 6-12 mm, breedte 6 mm ; 4 implantaten, augmentatie optie
  • Hoogte lager dan 6 mm, breedte 6 mm, 4 implantaten met augmentatie

Gegeven de benodigde hoeveelheid zal dit meestal uit de bekkenkam moeten worden ontnomen.

Tip 12.
Haal het autologe transplantaat uit het retromolaargebied of van een exostose
Bij partieel edentate patiënten zijn meestal kleinere hoeveelheden nodig die intra-oraal kunnen worden geoogst uit het retromolare gebied of soms van een exostose. Oogsten uit de kinregio levert vaak na afloop stoornissen in de sensibiliteit op.

Tip 13.
Extraheer a-traumatisch
In uitzonderlijke situaties kan een element geëxtraheerd worden en kan er meteen geïmplanteerd worden. Belangrijk is hierbij dat de extractie zo minimaal traumatisch mogelijk wordt uitgevoerd om niet van het kaakbot te vernielen.

Tip 14.
Overleg altijd met de tandtechnicus
Voor een succesvol resultaat op langere termijn is de reinigbaarheid van de suprastructuur essentieel.

Tip 15:
Informeer en instrueer patiënten
De behandeling is klaar, het is goed gelukt en mooi geworden. Dat willen we graag zo houden.
Het is van belang direct aansluitend aan het plaatsen van de kronen, bruggen of een overkappingsprothese een patiënt voor te lichten over en te instrueren in het dagelijks onderhoud.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Bron: Cursus Implantologie Het Overzicht van de NVOI, juni 2012.

Ronnie Goené is implantoloog op de afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie in het VUMC Amsterdam. Hij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij, samen met anderen, de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam op. De afgelopen 10 jaar houdt hij zich vooral bezig met het ontwikkelen van interdisciplinaire behandelstrategieën ten behoeve van patiënten met complexe tandheelkundige problemen. Goené is oud-bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) (1979-1990) en van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI) (1995-2009). Van zijn hand zijn publicaties verschenen op het gebied van de parodontologie en implantologie en hij geeft frequent voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland op het gebied van de implantologie.

Henny Meijer is hoogleraar Implantologie en Prothetische Tandheelkunde in het UMC Groningen. Hij studeerde tandheelkunde in Groningen en promoveerde in 1992 aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift ‘A biomechanical study on bone around dental implants in an edentulous mandible’. Sinds 1991 is hij als prothetist verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Groningen. Die functie bekleedde hij in de periode 1996-1998 ook bij het Medisch Centrum Leeuwarden. Vanaf 2001 was hij tevens universitair hoofddocent bij de disciplinegroep Tandheelkunde & Mondzorgkunde. Daarnaast is hij jaren bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie geweest en geeft hij regelmatig cursussen in binnen- en buitenland.

Gerry Raghoebar is hoogleraar Implantologie en Preprothetische Reconstructieve Chirurgie in het UMC Groningen. Hij voltooide zijn studie tandheelkunde in 1984 te Groningen. Van 1984 tot 1988 werd hij opgeleid tot specialist in de Mondziekten en Kaakchirurgie op de afdeling Kaakchirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Vanaf 1988 is hij als staflid verbonden aan de afdeling Kaakchirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen waar hij zich in het bijzonder toelegt op de implantologie, reconstructieve preprothetische chirurgie en secundaire reconstructies. In 1991 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek getiteld ‘Secondary Retention of Molars’.

Sep 2012

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Nabloeding of trombo-embolisch accident: hoe weegt u de kansen af?

Voor een behandeling dient u te weten hoe snel het bloed van uw patiënt stolt. Zo kunt u de kans op een (geringe) nabloeding afwegen tegen de kans op een trombo-embolisch accident.

Volgens specialist in mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie Jacques Baart is het bij de eerste kennismaking met de patiënt uiterst belangrijk om nota te nemen van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt. Baart: “Zoals u op een feestje zegt “Hoe maak je het?” , vraagt u in de praktijk “Bent u goed gezond?” De patiënt zal veelal zeggen ”Ja, dank u”, dat gaat bijna vanzelfsprekend. Daarom is het belangrijk om goed door te vragen.”

Naast of in plaats van het laten invullen van een gezondheidsvragenlijst kunt u de volgende vragen stellen:

  • Gebruikt u medicatie? Specificeer uw vraag: pillen/poeders, druppels, zalven? Op recept/zelf gekocht?
  • Wanneer was u voor het laatst bij de huisarts/specialist?
  • Bent u ooit opgenomen of geopereerd geweest in een ziekenhuis?
  • Bent u allergisch of overgevoelig voor bepaalde medicijnen, stoffen? En zo ja, waaruit bleek dat precies?
  • Gebruikt u bloedverdunners?

In geval van ernstige gingivitis/parodontitis, is het raadzaam uw patiënt eerst naar de mondhygiënist te verwijzen.

Antitrombotica
Antitrombotica (ook wel antitrombosemiddelen genoemd) is een verzamelnaam voor middelen zoals heparine, coumarinederivaten en salicylaten, die bij invasieve ingrepen leiden tot een hemorragische diathese (neiging om gemakkelijk te bloeden) bij de patiënt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers.

  • Anticoagulantia (vitamine K-antagonisten, directe trombineremmers en anti-Fxa-remmers) zijn middelen die de bloedstolling beïnvloeden.
  • Trombocytenaggregatieremmers (TAR’s) zoals de salicylaten Aspirine® en Ascal® remmen de bloedstelping niet, maar gaan het samenklonteren van geactiveerde trombocyten tegen.

INR-waarde
Voordat u tot behandeling overgaat dient u op de hoogte te zijn van de actuele INR-waarde (de mate van bloedstolling) van uw patiënt. De meting van de INR-waarde dient niet ouder te zijn dan 24 uur, maar de voorkeur gaat uit naar INR-bepaling één uur voorafgaand aan de behandeling. Deze INR-bepaling vindt plaats bij de trombosedienst, maar er zijn ook apparaten op de markt voor gebruik in de praktijk. Deze werken door middel van een vingerprik.

Door: Maja Faasen

Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk van bureau Kalker

Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Vanaf 1979 is hij als specialist verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie VUmc en aan ACTA te Amsterdam. Hij vervult daar de rol van afwisselend chef de clinique, chef de policlinique, werkplekmanager en docent. In de patiëntenzorg richt hij zich vrijwel uitsluitend op kaakchirurgie bij kinderen. Hij is (mede) auteur van meer dan 125 wetenschappelijke artikelen en van enkele leerboeken, waaronder ‘Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie’ en ‘Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde’.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Verwijzing maakt plaats voor samenwerkingsverzoek

De Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde (NVVRT) organiseerde het congres TeamApproach. Dick Barendregt belichtte er de trucjes van een goede samenwerking tussen zorgverleners.

Gezamenlijk doel
Voorafgaand aan Barendregts presentatie was er een opdracht: neem een A5-je en vouw het over de lengte dubbel. Maak er een pakketje van en vouw beide kanten naar boven. Open het pakketje en aanschouw het resultaat. Slechts weinig congresgangers hadden het bedoelde bootje weten te produceren. De oorzaak: het ontbreken van een duidelijk gezamenlijk doel. En dus les één: een goede samenwerking is alleen mogelijk als iedereen hetzelfde doel voor ogen heeft.

Controle
Barendregt stelt dat we een voorbeeld kunnen nemen aan Apple. Apple staat voor kwaliteit, passie en commercie. Met de appel als logo, heeft het merk een hele schare volgers en is het duidelijk in controle.

Een ander mooi voorbeeld van perfecte controle en een geweldige samenwerking, was te zien op een foto van twee marineschepen, die zeer dicht naast elkaar varen om bepaalde waren over en weer te brengen. Eén stuurfoutje, één communicatiefoutje, en de schepen waren tegen elkaar gebotst. Wat niet is gebeurd. Ook viel er niemand overboord. Maar in het geval dat wel wel was gebeurd, dan was drie keer ‘Zwemmen!’ roepen en achter de drenkeling aan springen, genoeg geweest om de situatie te redden.

Interdependent
Voor zo’n krachtige samenwerking is wel wat nodig, weet Barendregt. Mensen moeten over een grens stappen, wat misschien heel oncomfortabel aanvoelt. “Hebben we als persoon net moeite gedaan om ons te ontwikkelen van ‘dependent’ naar ‘independent’, en dan moeten we nu de stap nemen naar ‘interdependent’. Bij deze laatste stap moeten we het moeizaam verworven zelf don weer loslaten en het echt samen gaan doen. Dat betekent dat we eigen ideeën moeten laten varen om samen nog betere ideeën te ontwikkelen. Ieder lid in het team neemt vervolgens een deel van de behandeling op zich waarin hij expert is. 

Menselijk lichaam
Ook het menselijk lichaam heeft een samenwerking. Zo heeft het parodontaal ligament andere weefsels nodig om zichzelf te herstellen. Het parodontaal ligament van een tand wat in een aveole wordt geplaatst doordat er een element door parodontitis verloren is gegaan (auto-transplantatie), kan prima helen. Het lichaam doet dit zelf. Andere interacties zoals botopbouw zijn hier niet voor nodig.

Passie
Het geheim van interdisciplinair werken is dat u weet wat uw vakgebied is, dit uitvoeren en verantwoordelijk voor de uitkomst willen zijn. Blijven doorgaan, ook als het tegenzit. En u moet vooral doen wat u leuk vindt. Als u passie heeft, dan is het werken op zich de beloning. Samenwerken betekent bij elkaar in de keuken kijken, over de schutting heen kijken. En u vervolgens afvragen hoe u het de ander makkelijk kan maken. Zo maken orthodontisten foto’s zodat ze kunnen terugkijken en hun ervaringen kunnen delen met collega’s.

Respect
Welk beroep men ook heeft binnen de mondzorg, het maakt niet uit, men is nodig. Men zal respect voor elkaar moeten hebben om met elkaar te kunnen samenwerken. Het allerbelangrijkste is volgens Barendregt dat men bij elkaar gaat zitten, elkaar aankijkt en met elkaar praat en, ook belangrijk, samen eet. “Hou van uw personeel; zij moeten het uiteindelijk gaan doen. Met elkaar ontstaan andere ideeën en kunnen plannen worden gemaakt voor de patiënt, waarmee gestelde doelen zo snel mogelijk en met zo min mogelijk handelingen worden behaald.”


Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Verslag van het congres TeamApproach van de NVVRT, 2012





Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Samenwerken, Thema A-Z

Gouden combinatie: Cone Beam CT en microscopie

Minimaal invasief werken? Dr. Paul Lambrechts heeft de sleutel met de combinatie van Cone Beam CT en microscopie.

De combinatie maakt het traceren van complexe wortelkanaalanatomiën voorspelbaarder en de behandeling ervan controleerbaar. In zijn voordracht tijdens het congres van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde leidde Lambrechts verschillende klinische cases in en besprak de indicatiestelling voor de Cone Beam CT.

Stralenbelasting
Iedere discipline binnen de tandheelkunde kan baat hebben bij de Cone Beam CT. De 3Dscan kan opnames maken van 360 graden. Hij kan echter ook 180 graden ingesteld worden, wat zorgt voor minder stralenbelasting. De stralenbelasting van een opname komt overeen met drie dagen kosmische straling als men gewoon rondwandelt.

Prognose
De opname laat heel goed het parodontaal ligament zien, de limina dura, de pulpa en ook de weke weefsels kunnen in detail worden bekeken. Men kan veel beter een prognose stellen: alle structuren zijn te zien. Men kan bijvoorbeeld zien hoeveel bot er is, waar het foramen zit en tot waar een resorptie exact gaat.

Pulpastenen
Lambrechts eerste casus ging over een element waar hij het crackedtooth syndroom bij vermoedde. Er werd een CBCT-scan gemaakt, waardoor hij snel alle 7 (!) kanalen wist te vinden. Bij pulpastenen is het ook zeer handig: men weet dan van tevoren waar die precies zitten. Men weet hierdoor precies tot waar geboord moet worden. De pulpasteen kan vrijgelegd worden en vervolgens kan het steen met ultrasoon worden weggehaald. Het voordeel van ultrasoon is dat de preparatie niet wijder wordt; het is dus minimaal invasief.

Dens invaginatus
Bij dens invaginatus kunnen zich erg lelijke apicale ontstekingen voordoen. Ook hier kan de CT worden gebruikt om de invaginatie te lokaliseren. Daardoor kan men goed het pad van de diamantboor bepalen. Door de CT-opname in sagitale richting kan ook heel nauwkeurig en snel de lengte worden bepaald.

Externe resorptie
“Wat is dit?” De zaal riep massaal: “Pinkspot!” “Dus?” “Externe resorptie!” Interne resorptie kan ontstaan zijn tijdens de orthodontische behandeling, zei Lambrechts voorzichtig. Het zou wel eens een controversiële opvatting kunnen zijn. Door de behandeling ontstond er een cementumdefect. Mondhygiëne is erg moeilijk bij brackets. “Er kwam wat tandsteen et voila, een porte d’entree!” Zo ontstond de externe cervicale resorptie en hierin ontstaat osteodentine. De congresbezoekers werden verwend met een prachtig plaatje hiervan.

Voor de behandeling wordt de gingiva verlaagd naar de porte d’entree. Dan kan in de tand worden gecuretteerd en kan ook de sonicsys worden gebruikt. Vervolgens wordt er dan gespoeld met natriumhypochloriet en wordt er goed afgedicht.

De volgende mooie beelden waren van een mid apicale split bij een onderpremolaar: het kanaalverloop is hierbij op het einde gesplitst. Bij vijlen druk je de bacteriën in de anastomoses. Dus werd er aangeraden om de bacteriën te verwijderen met de ultrasoon. De bacteriën komen dan als een melkachtige substantie tevoorschijn. Het is ook niet enkel met spoelen weg.
Bij follow-up na het vervaardigen van een endo kan men de beelden van de CT mooi naast elkaar leggen.

Er waren nog veel meer casussen met geweldige beelden. Maar deze zijn met geen pen te beschrijven!

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Verslag van het congres TeamApproach van de NVVRT, 2012

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Marktwerking en het managen van klantgedrag

Wat is de betekenis van marktwerking, marketing en klantwaarde? En hoe managet u klantgedrag? Verslag van de lezing van prof. dr. Theo Poiesz tijdens Talking Points of Dentistry van GSK.

Prof. dr. Theo Poiesz. Poiesz is als hoogleraar Economische Psychologie en hoogleraar Health Care Management (focus Marketing) verbonden aan TiasNimbas Business School, faculteit van de universiteiten van Tilburg en Eindhoven. In zijn betoog gaat hij in op de betekenis van marktwerking, marketing, klantwaarde en geeft hij inzicht in klanten door het managen van klantgedrag. Ook in de zorg heeft marktwerking zijn intrede gedaan. De tandheelkunde moet kennis krijgen wat de waarde van mondhygiëne is voor de klant. In hoeverre is een patiënt/cliënt een klant? Op grond waarvan kiest hij? Is de keuze van de klant te beïnvloeden? Wanneer is hij tevreden? Bij marktwerking bepaalt niet de aanbieder (de zorgverlener) maar de afnemer (de patiënt). Tegen dit principe van marktwerking zijn, is hetzelfde als eb en vloed willen tegengaan. Marktwerking werkt in de meeste sectoren. Marktwerking is er. Ook in de zorg en gaat ook daar niet meer weg.


© NFP Photography

Prijs-kwaliteit verhouding
Klanten maken een keuze van aanbieders op grond van vergelijking. Die maken ze op basis van hun oordeel over kwaliteit en prijs. Aanbieders met een gunstige prijs-kwaliteitverhouding zullen overleven, die met een ongunstige verhouding vallen af. Aanbieders in de markt zullen adequaat moeten reageren. Zo zal in de (tandheelkundige) zorg de transparantie toenemen. Maar wat is transparantie? “Ik heb toch een site”, zal een aanbieder kunnen stellen. Maar is die site ook opgezet vanuit de klant? Kan de informatie op die site ook worden benut voor het maken van de keuze door de klant? Poiesz spreekt stelselmatig over klant, in plaats van patiënt. In zijn optiek legt het woord ‘patiënt’ namelijk teveel nadruk op de techniek, terwijl het woord ‘klant’ dwingt tot een afnemersperspectief.

Marktwerking
Marktwerking kent enkele voorwaarden om te kunnen ‘werken’. Er moeten verschillen zijn tussen aanbieders binnen het aanbod. En er moet sprake zijn van transparantie (afgedwongen of via marketing). Als de afnemers de verschillen begrijpen, kunnen zij hierop namelijk reageren. Op die manier ontstaat er een markt met concurrentie. Deze kan heel stimulerend zijn en ook positief werken en er zullen betere producten ontstaan. Het zal tevredener klanten opleveren die bereid zijn een hogere prijs te betalen, waardoor er een grotere winst bij de aanbieders ontstaat. Dat geeft weer gelegenheid te investeren in nóg betere producten. Negatief kan de spiraal ook werken. De roep om meer kostenverlaging, resulteert in lagere prijzen. Hierdoor ontstaat minder winst, waardoor er weer minder ruimte is voor innovatie. Dat geeft op zijn beurt een verschraling van het aanbod.

Klantwaarde
Het mag duidelijk zijn dat Poiesz in zijn betoog voor de positieve spiraal kiest. Marketing kan de marktwerking in gang brengen. Het biedt de mogelijkheid vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Dan komt Poiesz bij de term ‘klantwaarde’. Want op basis waarvan kiest die klant nou werkelijk? Klantwaarde is de verhouding tussen de door de klant waargenomen kwaliteit en de waargenomen prijs. Als klanten het gevoel hebben overal dezelfde kwaliteit aan te treffen, zal de prijs zakken. Concurrenten kopiëren klantwaarde en klanten wennen eraan. Daardoor ontwikkelen we steeds nieuwe behoeften. Denk maar eens aan het kopje koffie bij de kapper. Het was revolutionair toen de eerste kapper een kopje koffie aan zijn klanten aanbood. Maar nu, als je nu bij de kapper komt en je hebt binnen 5 minuten na binnenkomst nog geen koffie gehad…Je komt er nooit meer terug! Dus klantwaarde is behalve die waargenomen kwaliteit en prijs ook een beoordeling van comfort en positieve emotie in verhouding tot de betaalde werkelijke prijs, de bijkomende kosten (bijvoorbeeld parkeerkosten) en negatieve emotie (angst, onzekerheid). Aanbieders in de (mond)zorg hebben de neiging vooral op kwaliteit te focussen. Maar als klanten die kwaliteit niet zien of niet kunnen beoordelen, beïnvloedt dat de prijzen negatief. Dus niet alleen die feitelijke tandheelkundige kwaliteit moet in orde zijn, ook de factoren die klanten zelf kunnen beoordelen: de receptie, zit de stoel lekker, ruikt het er oké? Ook deze elementen zullen bijdragen aan de beoordeling en de keuze om hier terug te komen of niet.

Onderscheidend
Alle aanbieders zullen hun meerwaarde presenteren en continue op zoek zijn naar een onderscheidende meerwaarde. In de zorg is dan ook een verschuiving te zien van waarde, naar meerwaarde, naar onderscheidende meerwaarde.
Triade-model voor klantgedrag
Maar is de keuze van de klant te beïnvloeden? Daarvoor is het nodig het gedrag van klanten, in dit geval de klantkeuze, te begrijpen. Want wie het klantgedrag begrijpt, kan die ook managen. Daarvoor schakelt Poiesz het Triade-model in. Dit eenvoudig model is al op veel terreinen met succes toegepast en lijkt ook voor de tandheelkunde een relevant instrument. Het gaat erom mensen in beweging te brengen. Daar is voor nodig:
– Motivatie (wil ik dit?)
– Capaciteit (kan ik dit?)
– Gelegenheid (zijn er geen belemmerende factoren?)

Inhalen kost meer energie dan bijhouden
Deze drie factoren in combinatie met elkaar bepalen iemands gedrag. Tandartsen en mondhygiënisten zijn nog niet optimaal voorbereid op marktwerking. Ze blijven te makkelijk ‘hangen’ in het aanbod-denken (wij weten wel wat goed voor ze is). Een realistischer beeld van het klantgedrag helpt bij het aanscherpen van het eigen beleid. Aan iedere ‘poot’ die gedrag beïnvloedt, kan door de aanbieder worden getrokken, waardoor onderscheid ontstaat. Het is goed de eigen praktijk eens kritisch tegen het licht te houden en zich af te vragen waarop klanten de praktijk beoordelen. En of dat ook gewenst is. Wat zou de positionering van de praktijk moeten zijn en biedt de praktijk naast dissatisfiers ook satisfiers, die klanten kunnen beoordelen en waarderen? Verder is het goed te realiseren dat het niet alleen om interne concurrentie (binnen de eigen sector) gaat, maar ook daar buiten (andere sectoren). Neem ik een kroon of koop ik toch een nieuw plasmascherm? Leg daarom een deel van de positioneringsvraag bij het collectief (NMT, NMV) maar verschuil je niet met de praktijk achter dit collectief, adviseert Poiesz. Bedenk tenslotte dat inhalen veel meer energie kost dan bijhouden!

Theo Poiesz is als hoogleraar Economische Psychologie en hoogleraar Health Care Management (focus Marketing) verbonden aan TiasNimbas Business School, faculteit van de universiteiten van Tilburg en Eindhoven. Eerder was hij hoogleraar Psychologie van de Reclame en hoogleraar Marketing. Hij is onderzoeker en (gast)docent geweest aan verschillende universiteiten in binnen- en buitenland. Poiesz schreef een achttal boeken, tientallen boekbijdragen en ongeveer honderd wetenschappelijke en professionele artikelen. Poiesz is voorzitter van de Raad van Toezicht van de GGZ Breburg Groep en consulteert in diverse sectoren. Zijn belangstelling gaat in belangrijke mate uit naar de verbinding tussen theorie en praktijk bij de concretisering van klantgerichtheid. Hij probeert hierbij inzichten uit diverse disciplines en ervaringen uit diverse bedrijfstakken te integreren. Zijn hoofdthema’s betreffen de verklaring van het gedrag van klanten en de kwaliteit van strategische besluitvorming. Poiesz is een veelgevraagd spreker.

Door:
Mariëlle Nap – Mondig Communicatie
Anneke Hiensch – te Water Mulder

Bron:
Congres Talking Points in Dentistry van GlaxoSmithKline



Lees meer over: Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Ondernemen

Verbinden door multizintuigelijke beleving

Bij keuze van een praktijk gaat een patiënt op zijn gevoel af. In de multizintuigelijke beleving ervaart de patiënt het DNA van de praktijk. Verslag van de lezing van Desiree Struijk tijdens Talking Points of Dentistry van GSK.

Wanneer een patiënt voor een passende tandartsen -of mondhygiënistenpraktijk kiest, gaat hij op zijn gevoel af. Wat heeft hij bij deze praktijk? Als bekend is hoe de patiënt de praktijk ervaart en wanneer die ervaring aansluit bij hoe de praktijk zich wil positioneren, kan een concrete vertaling worden gemaakt naar een multizintuiglijke beleving. In deze multizintuiglijke beleving ervaart de patiënt het DNA van de praktijk. Een praktijk kan hierdoor, net als een merk, vertrouwen creëren en de patiënt aan zich binden.

In de schoenen van de patiënt
Wie zijn praktijk eens onder de loep neemt, zou werkelijk eens in de schoenen van de patiënt moeten gaan staan. Wie dat doet zal vaak 180 graden draaien in zijn aanpak. Struijk benadrukt dat het erom gaat hoe je gezien wordt, niet wie je bent. Het draait niet om de aanbieder, hoe goed je ook bent, maar hoe je gezien wordt door de klant. Het is van groot belang dat een practicus de doelgroep aantrekt die bij hem past. Klanten moeten passen bij het eigen DNA. Wie daadwerkelijk in de schoenen van de klanten stapt, maakt in feite een film. Wat ziet de klant? Wat voelt, hoort, ruikt en proeft hij?

Vóór de behandeling
Wie een bezoek aan de praktijk als film bekijkt, merkt dat er al een groot deel van de film voorbij is voordat de patiënt daadwerkelijk in de stoel ligt. Eerst wordt gebeld voor een afspraak. Hoort hij een bandje? Wordt hij direct te woord gestaan? Dan gaat hij naar zijn afspraak. Kan hij zijn auto makkelijk parkeren? Moet ervoor worden betaald? Moet hij ver lopen? Ziet hij een medewerker bij binnenkomst of is de balie onbemand? Kan hij nog ergens fatsoenlijk zijn tanden poetsen? Voordat de patiënt in de wachtkamer plaatsneemt, draait de film al een tijd. Voldoende punten waarop de behandelaar wordt beoordeeld, terwijl de tandarts of mondhygiënist nog niet eens in beeld is! Hoe lang moet de klant wachten voordat die aan de beurt is? Is dat wachten aangenaam of is er niets te beleven?

Beleving
Het draait niet om de practicus en de kwaliteit van zijn handelen alleen. Er zijn vele factoren die de kwaliteit van de feitelijke behandeling beïnvloeden. Het draait allemaal om de beleving. Hoe draagt de praktijk bij aan de kwaliteit van leven van de klant? Momenteel zijn de referenties ook heel anders dan vroeger. Vroeger werd zorg met zorg vergeleken. Tegenwoordig maken we de keuze voor een nieuwe tv of een nieuwe kroon. Gaat de zorgverlener mee met de nieuwste ontwikkelingen? Wil hij pure zorg bieden? Heeft esthetiek juist de aandacht? Desiree adviseert antwoorden te vinden op vragen zoals Wie ben ik? Waar maakt mijn praktijk het verschil? Waar ligt mijn specialisatie? In de vorige eeuw speelde comfort en beleving nog niet zo’n rol. Inmiddels zijn het heel belangrijke graadmeters voor een goede beoordeling.


© NFP Photography

Hoe wil je gezien worden?
Hoe wil de zorgverlener gezien worden (droom-DNA) en hoe ziet de klant de organisatie? Dan is het goed om te kijken naar verschillende soorten klantgroepen. De ene klant is meer visueel ingesteld, de andere auditief en weer een ander hoort tot de groep ‘voelen, proeven, ruiken’. Visuele mensen hebben niets aan alleen een praatje maar moeten daar ook beelden bij aangeboden krijgen, terwijl auditieve moeilijker beelden in zich opnemen maar wel elk zuchtje wind voelen. De voelers willen letterlijk ergens aanzitten of aangeraakt worden om op hun gemakt te worden gesteld. Practici zullen zelf moeten bepalen met welke doelgroep ze graag willen werken. Waar worden ze zelf blij van? Wat drijft hen? Wat maakt het vak leuk voor hen? Wie hierin een heldere keuze maakt, laat dat DNA bijvoorbeeld ook terugzien in zijn website. Uiteraard sluit die weer aan op de inrichting van de praktijk. Als alles klopt zal iedereen positief over de praktijk spreken, waardoor de juiste mensen worden aangetrokken.

Meer bereiken met hetzelfde budget
Door anders naar de eigen praktijk te kijken, kan met hetzelfde budget meer worden bereikt, is de stellige overtuiging van de spreker. Daarbij is het goed om eens rond te vragen wat de ervaringen van klanten zijn en is het belangrijk de klanten te kennen. De zorgverlener zelf is geen graadmeter. Zelf ruikt hij die aparte geur in zijn wachtkamer niet, maar de patiënt ruikt die wel. In de behandelkamer mag het best klinisch ruiken. Maar in de wachtkamer? Dat wat patiënten voelen, horen, proeven en ruiken, moet aansluiten bij wat ze zien. Goede practici zorgen voor een optimale klantbeleving door een gepersonaliseerde relatie, waarbij wordt ingespeeld op de behoeften van de klant. Struijk sprak de hoop uit dat ze het GSK-publiek heeft geïnspireerd met haar rijk zintuiglijk gevulde betoog.

Sinds 1994 is Desiree Struijk directeur van Senta Multisensory Concepting, een advies- bureau dat bedrijven helpt groeien in de richting van zintuiglijke Soul Brands met winstgevende en duurzame klantrelaties door het optimaliseren van hun Experience Strategy. Het adviesbureau is opgericht als een van de eerste marketingbureaus met een focus op zintuiglijke merk- en winkelbeleving. Binnen dit palet van zintuiglijke communicatie werkte ze concepten uit voor Unilever, Sara Lee, Philips, Beiersdorf, Neckermann.com, ING en vele andere grote bedrijven. Ze doet zintuiglijk trendonderzoek en ontwikkelt creatieve sessies voor grote merken, waaronder KLM, Prenatal en Rabobank. Al 20 jaar doet ze zintuiglijk belevingsonderzoek en ontwikkelt ze innovatieve belevingsconcepten.


Door:
Mariëlle Nap – Mondig Communicatie
Anneke Hiensch – te Water Mulder

Bron:
Congres Talking Points in Dentistry van GlaxoSmithKline, mei 2012


Lees meer over: Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Ondernemen

95% van 65-plussers aangewezen op reguliere mondzorgpraktijk

Mondzorg in de wereld van de ouderen. Wanneer ben je oud? En ben je dan ook kwetsbaar? Verslag van de lezing van Dieni Masman-Kappert tijdens Talking Points of Dentistry van GSK.

Dieni Masman-Kappert neemt het publiek mee neemt naar de wereld van kieskeurige ouderen. Wanneer ben je eigenlijk oud? En ben je dan ook kwetsbaar? Durven we tegen iemand te zeggen dat deze oud is? Natuurlijk is leeftijd van belang, maar ook de lichamelijke en geestelijke toestand bepaalt voor een belangrijk deel of iemand oud is.

Groepen
De literatuur onderscheidt drie groepen ouderen. De groep 55-64 jarigen zijn vitaal en hebben een hoog verwachtingspatroon. Bij de groep 65-74 jaar is een toenemende kwetsbaarheid te zien. Deze groep wenst geen problemen. Bij de groep 75 jaar en ouder is een omvangrijke kwetsbaarheid te zien en is het verwachtingspatroon laag. Bij deze indeling zou Dieni graag 5 jaar optellen. We worden namelijk steeds later kwetsbaar. Van de groep 65+ is 75% onafhankelijk, 15% zorgafhankelijk en 10% kwetsbaar.

Kwetsbaar
Wat weten we eigenlijk van ze? En hoe kun je zien of iemand kwetsbaar is? De lichamelijke en geestelijke achteruitgang is vooral te zien bij de groep 75+. Dan nemen de lichamelijke, psychische en sociale problemen toe. In 2006 waren er rond de 250.000 mensen kwetsbaar. De schatting is dat in 2040 dit aantal is toegenomen tot een half miljoen mensen. Van kwetsbare ouderen of geriatrische patiënten worden levensloopgegevens of -gebeurtenissen belangrijker. Ze hebben een verminderd vermogen om bij verstoringen te compenseren, organen hebben een verminderde reservefunctie, ze krijgen te maken met ouderdomsspecifieke ziekten en ‘normale’ ziekten die zich atypisch ontwikkelen. Ook gaat de achteruitgang sneller en het herstel trager (kettingreactie) en heeft men te maken met multipathologie en multifarmacie.

95% aangewezen op reguliere mondzorgpraktijk
Op 1 januari 2008 telde Nederland 2,4 miljoen 65 -plussers (15%). In 2025 zal dat 3,6 miljoen zijn (21%). Van alle 65-plussers is 25% 80 jaar en ouder. Van alle 65-plussers woont 5% in een verzorgings- of verpleeghuis. De overige 95% is dus aangewezen op de reguliere mondzorgpraktijk. Hier ligt een belangrijke taak voor het dentale vak! Steeds meer ouderen behouden tot op hoge leeftijd een deel van de eigen tanden en kiezen. Zij hebben energie en geld besteed om dit te bereiken.

Divers beeld
In de mond van een oudere patiënt is een divers beeld te zien van eigen (afgebroken) tanden en kiezen, volledige tandeloosheid, prothetische voorzieningen en implantaten. Er is dan ook geen ‘standaard’ oudere. Ouderen hebben vaak een verminderde spierspanning en een slechtere fijne motoriek (hanteren tandenborstel, rager, stoker enz.). In de oudere mond komen parodontologische problemen vaker voor (de balans tussen aanval en weerstand verandert, veranderde microflora, gingiva fragieler) evenals droge mond (minder speeksel zorgt o.a. voor een afname van het zelfreinigend vermogen van de mond) en slijmvliesproblemen. Er zijn minder carieuze laesies te zien, maar juist meer wortelcariës, bros en volledig gematureerd glazuur dat breuklijnen vertoont. De pulpa is kleiner. De gingiva trekt terug en blootliggende tandhalzen zijn het gevolg.

Relatie met algehele gezondheid
Mondgezondheid is van groot belang voor de algehele gezondheid. Dit belang zou de beroepsgroep ook veel meer met de huisarts moeten communiceren. Zo heeft een slechte mondhygiëne gevolgen voor hart- en vaatziekten, longontsteking, diabetes en kauwen. Maar een slechte mondhygiëne beïnvloedt ook het algeheel welbevinden. Het heeft een effect op het kunnen genieten van eten en drinken, praten, lachen, intimiteit en het uiterlijk. De kwetsbaarheid, de zorgafhankelijkheid en de onzekere levensverwachting van ouderen maakt de beroepsuitoefening van dentale zorgverleners vooral anders!

Omgang met ouderen in de praktijk
Om ouderen in de praktijk te krijgen en te houden is toegankelijkheid belangrijk. En kan iemand plaatsnemen op de stoel of moet men in de rolstoel blijven zitten. Heeft hij de vrijheid een afspraak te maken op een tijdstip dat het hem schikt? Wordt hij herinnerd (bellen) aan de afspraak? De zorgverlener moet de anamnese in ieder geval medisch, maar ook psychosociaal maken en geduld hebben. Stel bijvoorbeeld één vraag tegelijk. We zijn geneigd op zijn minst drie vragen in één zin te stellen. Er moet duidelijk worden gesproken en de patiënt moet met respect worden behandeld. Heb er begrip voor dat de patiënt een bepaalde handeling al jaren doet. Vertel er dus bij waarom dingen nu anders moeten gebeuren. Denk aan een goede gelijkwaardige houding als het gesprek wordt gevoerd. Dieni adviseert practici ouderen te blijven volgen, goed te screenen (wanneer is iemand voor het laatst op bezoek geweest?) en veel aandacht te besteden aan preventie.

Curatief en preventief
Op curatief gebied zouden dubieuze gebitselementen tijdig moeten worden geëxtraheerd, zal er gestreefd moeten worden naar een eenvoudig reinigbare mond en een gebitssituatie die levensloopbestendig is. Op preventief gebied moet gedacht worden aan een afgestemde poets’instructie’ waarbij ouderen worden begeleid en zelf kunnen oefenen. Een belevingsgerichte gesprekstechniek is ‘motivational interviewing’. Ook kunnen fluorideapplicaties nodig zijn. Dentate ouderen kunnen wellicht oefenen met de elektrische borstel of geholpen worden met een aangepaste borstel. Er zijn handige borstels met een verdikt handvat, tipte Dieni. Edentate ouderen krijgen prothese-adviezen op maat waarbij Dieni de richtlijn ‘Richtlijn Mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen’ volgt. Link hierachter opnemen: https://www.dentalinfo.nl/artikelen/t9/c14/b93/richtlijn-mondzorg-zorgafhankelijke-patienten-verpleeghuizen.html

Prothese
’s Nachts gaat de prothese uit en wordt droog bewaard. Aandacht wordt ook besteed aan het reinigen van de mond (het makkelijkste met een gaasje). Zorgverleners moeten bij protheses letten op de pasvorm, drukplaatsen, tandsteen op prothese, droge mond en de motoriek van de patiënt. Daarnaast is het van belang dat mantelzorgers en andere verzorgers worden gesteund bij de verzorging die ze leveren. Tandheelkundig zorgverleners zijn gewend in de mond te kijken, anderen niet. De mond is een intieme plek van het lichaam. Voor een gezonde mond, ook op latere leeftijd, is een goede basis nodig waarmee je vroeg moet beginnen. Daarbij geldt dat zorg meer is dan behandelen. Zorg voor ouderen betreft iedere 55 plusser! Dieni adviseert het publiek hun eigen praktijk goed onder de loep te nemen. Is deze ouderenproof? Maar bovenal: werken er mensen in de praktijk die affiniteit hebben met de doelgroep, is er begrip en goede wil? Want ook ouderen verdienen een keurige mond.

Dieni Masman-Kappert is 38 jaar mondhygiënist. Vanaf het begin van haar loopbaan heeft preventie, voorlichting, onderwijs, beleid en onderzoek haar aandacht gehad.Het werken in algemene tandartspraktijken heeft zij steeds gecombineerd met werk in de (tandheelkundige) gezondheidsvoorlichting. Vanaf 2000 heeft zij het praktische werk vaarwel gezegd en bij het Gezondheidsinstituut NIGZ zich gericht op de mondzorg voor ouderen. Toen zij in 2009 het NIGZ moest verlaten i.v.m. bezuinigen door de overheid, heeft zij alle producten en diensten die zij had ontwikkeld op het terrein van mondzorg ouderen mee kunnen nemen naar haar eigen trainings- en adviesbureau Midomo. Zij is voorzitter van de Vakgroep Mondzorg Ouderen van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie.

Door:
Mariëlle Nap – Mondig Communicatie
Anneke Hiensch – te Water Mulder

Bron:
Congres Talking Points in Dentistry van GlaxoSmithKline, mei 2012

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis

Nieuw tariefsysteem biedt preventieve kansen

Het nieuwe financieringssysteem van de mondzorg geeft ruimte aan preventie. Al verwacht de patiënt vaak anders, we moeten minder snel naar de boor grijpen.

Doen we genoeg aan preventie?
Kijken we naar de uitgaven aan cariës, dan staan die niet in verhouding met wat er wordt uitgegeven aan parodontitis. Aan cariës wordt tien keer meer uitgegeven. 30% van de totale mondzorgkosten worden gemaakt voor vullingen en kronen, 11% voor parodontologie en 10% voor het verwijderen van tandsteen. De vooral op restauratie gerichte zorg heeft de afgelopen 40 jaar niet bijgedragen aan cariësreductie. De DMFT-score wordt zelfs hoger bij regelmatig tandartsbezoek.

Vijf minuten
Gemiddeld wordt er slechts een kleine vijf minuten besteed aan het periodieke mondonderzoek. Er wordt onvoldoende diagnostiek bedreven. Bovendien heeft eenmalige professionele mondreiniging gevolgd door een instructie mondhygiëne weinig invloed op een effectief mondzorggedrag en de plak- en gingiva-index veranderen nauwelijks.
Tandartsen houden zich voornamelijk bezig met de reparatie van de gevolgen van niet uitgevoerde preventie.

Wat dan wel?
Voor een goede diagnostiek moet de mond eerst plakvrij en droog zijn. Dan pas kan er goed bekeken worden of er sprake is van actieve leasies. Zo ja, dan moet preventie worden ingezet. Een actieve leasie kan zelfs bij cavitatie worden gestopt! “Er moet dus niet meteen naar de boor gegrepen worden”, aldus James Huddleston Slater van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van de Rijksuniversiteit Groningen, tijdens de Themadag Preventie van orale pathologie van het ACTA- nascholingsprogramma Quality Practice.

Maar zonder aantoonbare resultaten van preventie verzwakt onze positie tegenover de overheid en de zorgverzekeraars en heeft de tandheelkunde geen toekomst.
Betere preventie biedt kansen: de mondzorg blijft betaalbaar en dus toegankelijk, ook voor de risicogroep. De waardering voor het beroep zal toenemen en ook de arbeidssatisfactie zal toenemen.

En wat als we dat niet doen?
Er komen steeds meer 65-plussers, de gemiddelde leeftijd stijgt. Risico- en complicerende factoren nemen toe. De zorgvraag stijgt (denk aan de steg) en het aantal werkenden neemt af. Als we niet de processen in de mond stoppen, dan wordt de mondzorg onbetaalbaar.
De toegankelijkheid van de mondzorg loopt dan in de toekomst ernstig gevaar. Dit geldt in het bijzonder bij de laagste SES (sociaal economische status). 

Pilotonderzoek
Het toekomstige beleid moet volgens Huddleston Slater gericht zijn op preventie. De restauratiecyclus moet hiermede later worden ingegaan. Er moet een gericht pilotonderzoek komen dat zorgaanbieders, de TNO en universiteiten opzetten. “Dus: investeer nu in de toekomst! Ik ben fan van de mondhygiënist!” sloot Huddleston Slater af.

Top vijf
Voorzitter Rob Barnasconi van de NMT nam het van hem over. Wat hem betreft, wordt er liefdevol samengewerkt tussen tandarts, mondhygiënist en preventieassistent. Maar voor de verzekeraars heeft hij geen goed woord over: in 2011 werd 1,6 miljard euro aan premies betaald, waarvan slechts 1,2 miljard werd geconsumeerd. “En toch stijgt de premie met 14%!? En toch gaan de vergoedingen omlaag?! Verzekeraars, ga eens verzekeren!”

Het nieuwe systeem geeft ruimte aan preventie en die kans moeten we nu pakken, vindt Barnasconi. “Samenwerken is het devies en praat uzelf vooral niet naar beneden. We doen het toch heel goed? We behoren tot de top vijf van de wereld en dat kan menig arts niet zeggen! We zijn ook helemaal niet vreselijk duur; de gemiddelde patiënt geeft meer uit aan de kapper dan aan de tandarts, namelijk 175 euro per jaar.”

Als we het succes van preventie kunnen aantonen, dan zijn volgens Barnasconi de problemen met de verzekeringen snel opgelost. “We moeten niet langer focussen op curatie, positieve berichten verspreiden en vooral samenwerken.”

Door: Lieneke Steverink-Jorna
Bron: Themadag Preventie van orale pathologie, ACTA- nascholingsprogramma Quality Practice, januari 2012


Lees meer over: Actueel, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z