Tuchtrecht: berisping na onjuiste declaraties

Tuchtrecht: berisping na onjuiste declaraties

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen nadat hij zijn financiële administratie niet op orde had en een patiënt te veel liet betalen. Ook heeft hij geen kopie van het patiëntdossier doorgestuurd en de klager op een verkeerde manier geïnformeerd, oordeelt het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.

Situatie

In 2019 heeft de verweerder bij de klager, patiënt van de verweerder, een 10-delige brug geplaatst. Een jaar daarvoor heeft de tandarts een begroting van de kosten gemaild. Op de patiëntenkaart staat gemeld dat de brug uit negen delen bestaat.

De tandarts laat de facturering en incasso door een bedrijf verzorgen. Dit bedrijf heeft dit eind 2018 en begin 2019 gedaan: op verzoek van de klager gebeurde dit in twee keer zodat hij in totaal meer kon declareren bij zijn zorgverzekeraar. De patiënt heeft het overige bedrag betaald.

Hierna is in september 2019 onenigheid ontstaan over de hoogte van de kosten van de brug. De klager wil dat de verweerder het restant van het positieve saldo overmaakt, maar de tandarts zegt dat hij niet in kan gaan op de financiële eisen. De toon van deze mailwisseling was redelijk vijandig. Uiteindelijk op 21 februari 2020 heeft de klager aan de verweerder een aangetekende brief gestuurd waarin hij zijn klachten uit en om een kopie van het dossier vraagt wegens het overstappen naar een nieuwe tandarts.

Klacht

De klacht bestaat uit maar liefst 11 onderdelen. In het kort komt het erop neer dat de klager de tandarts verwijt dat de verweerder heeft gezegd dat de patiënt niet meer welkom was op de praktijk en de klager onheus heeft bejegend (klacht 1, 11), liegt (2, 7) en foute of te weinig informatie en bewijs verstrekt (4, 9). Daarnaast zou de verweerder weigeren op een kopie van het dossier door te sturen (3) en de aangetekende brief door te sturen naar de klachtenfunctionaris (5). Ook zou de tandarts zich onbehoorlijk gedragen door een incassobedrijf te gebruiken (6) en te weinig van het bedrijf afweten (8). Tot slot zou de verweerder te veel hebben gefactureerd en het saldo van de klager niet terugbetalen (10).

Beoordeling

Het oordeel luidt dat de verweerder de patiënt niet onheus heeft bejegend of beledigd (1, 11). Ook vindt het college niet dat er sprake is van bewust liegen door de verweerder of chantage (7), en het weerhouden van informatie en inlichtingen (4, 9). Wel heeft de klager inderdaad te veel moeten betalen en zijn de ingediende facturen onjuist zonder dit goed te maken (2, 10), wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De klachten (6, 8) over het gebruikmaken van een incassobedrijf zijn ongegrond, de verweerder mag immers de facturering en incasso uitbesteden aan een externe partij.

Een tandarts is verplicht om een kopie van het dossier aan de patiënt te sturen wanneer dit wordt verzocht. De verweerder heeft dit echter niet gedaan, dus is klachtonderdeel 3 gegrond. Er werd echter niet duidelijk vermeld dat de klager wilde dat zijn brief van 21 februari 2020 doorgestuurd zou worden aan de klachtenfunctionaris (5). Het niet doorsturen van de brief kan de verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten.

Alleen bij klachten 2, 3 en 10 oordeelt het college dat de verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij volgens artikel 47 lid 1 Wet BIG had moeten betrachten. Deze klachten zijn gegrond. Met name rommelige en onjuiste financiële administratie van de tandarts baart het college zorgen.

Uitspraak

Het college verklaart klachtonderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 ongegrond. Voor de gegronde klachtonderdelen 2, 3 en 10 wordt aan de verweerder de maatregel van berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht