Tuchtrecht: berisping na onvoldoende informatievoorziening en onterecht beëindigde behandelingsovereenkomst

Recht - tuchtrecht

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen na het onzorgvuldig beëindigen van de behandelingsovereenkomst met een patiënt, zonder goede reden. Ook verstrekte de tandarts te weinig informatie over uitgevoerde behandelingen, aldus het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.

Situatie

De klaagster was vanaf 2009 twaalf jaar onder behandeling bij de tandarts. De echtgenoot van de patiënt heeft per e-mail gecommuniceerd met de tandarts over een aantal bij klaagster uitgevoerde behandelingen.

Het ging onder andere over consulten die de klaagster in juli en oktober 2019 had bij een zelfstandig tandarts die in de praktijk van de verweerster werkte. Twee keer werd een onderdeel van een behandeling tweemaal in rekening gebracht. Na herhaalde verzoeken van de echtgenoot werden beide keren de kosten van één van de onderdelen gecrediteerd.
In oktober 2021 heeft de echtgenoot van klaagster een e-mail aan de tandarts gestuurd met vragen over de uitgevoerde behandelingen bij klaagster in augustus 2021; deze zouden uitgebreider zijn geweest dan afgesproken.

Twee maanden later mailde de tandarts de patiëntenkaart aan de klaagster. De echtgenoot vond echter niet dat dit antwoord gaf op zijn vragen, en vroeg door. De tandarts reageerde hierop dat ze niet meer informatie zou geven en dat de manier van vragen stellen ongepast was. Een paar minuten later schreef de tandarts dat ze klaagster zou uitschrijven van het patiëntenbestand wegens een verstoorde arts-patiëntrelatie.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts dat zij:
a,b) twee behandelonderdelen dubbel heeft gefactureerd;
c) geen antwoord heeft gegeven op de door de echtgenoot van klaagster gestelde vragen;
d) de behandelingsovereenkomst eenzijdig heeft beëindigd.

Beoordeling

Bij klachtonderdelen a en b acht het college dat de verweerster verantwoordelijk is voor de declaratie aangezien deze uit haar naam is verstuurd – ondanks dat de behandeling door een andere tandarts is uitgevoerd. De eerste dubbele declaratie zou een fout zijn van het gebruikte softwareprogramma. Naar het oordeel van het college is dit een vervelende maar kenbare vergissing, wat door klaagster ook als zodanig werd onderkend.

Het tweede geval was volgens de tandarts geen dubbele facturatie, maar het terecht factureren voor twee aparte behandelingen. Uit coulance werd een van de twee terugbetaald na correspondentie met de echtgenoot van de klaagster. Het college heeft geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. Zowel klachtonderdeel a als b is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel c overweegt het college dat een patiënt recht heeft op informatie over de uitgevoerde behandelingen. Met enkel het toesturen van de patiëntenkaart had de tandarts volgens het college niet kunnen volstaan, omdat hiermee geen antwoord werd gegeven op de gestelde vragen. Dit is niet volgens de KNMT-richtlijn ‘Patiëntendossier’ van januari 2020. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d zegt het college dat er tussen klaagster en tandarts een geneeskundige behandelingsovereenkomst bestond. Deze kan niet eenzijdig worden opgezegd door de zorgverlener, tenzij er sprake is van een gewichtige reden. De tandarts heeft naar voren gebracht dat de vertrouwensrelatie was verstoord. Het college is er echter niet van overtuigd dat het gedrag van de echtgenoot van klaagster een zodanige gewichtige reden heeft opgeleverd dat de behandelingsovereenkomst opgezegd mocht worden.

Ook moeten er bij het opzeggen van de behandelingsovereenkomst de nodige zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen. Zo dient een tandarts de patiënt eerst te waarschuwen en te onderzoeken of herstel van de relatie mogelijk is. Dit is echter niet gebeurd, en het college rekent het de tandarts aan dat zij zich hiervoor niet heeft ingespannen. Tenslotte had de tandarts binnen een redelijke termijn de behandelingsovereenkomst op moeten zeggen, niet direct. Ook dit past niet bij een zorgvuldig handelende tandarts. Klachtonderdeel d is daarom gegrond.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam oordeelt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De tandarts wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving