Tuchtrecht: Berisping voor tandarts wegens onzorgvuldig handelen, gebrekkige dossiervoering en ontbreken klachtenregeling
Meerdere gegronde klachtenonderdelen zoals onvoldoende onderzoek bij aanhoudende klachten, gebrekkige dossiervoering, ontbreken van een klachtenregeling en het niet op tijd verstrekken van informatie zorgde er voor dat een tandarts berispt werd met een aantekening in het BIG-register.
Situatie
De klaagster is sinds 2013 patiënt bij de tandarts waartegen ze een klacht heeft ingediend. De tandarts heeft op 19 mei 2014 een implantaat geplaatst ter plaatse van element 25 en in de kaart genoteerd dat de doorsnede van het implantaat 4.2 is en op 11.5 mm geplaatst is. Op 27 mei 2014 heeft de tandarts in de kaart genoteerd dat het goed gaat met de wond en het implantaat en dat de hechtingen er over 3 weken uit mogen.
In oktober 2014 is het healing abutment geplaatst. In januari 2015 is de kroon geplaatst en genoteerd dat de kroon verwijderd zou moeten worden omdat het niet geheel op z’n plek is gekomen.
In april 2015 is de patiënt opnieuw bij de tandarts gekomen vanwege een vervelend gevoel ter plaatse van het implantaat. De patiënt is in 2015 meerdere keren bij de tandarts geweest omdat de kroon op het implantaat bewegelijk is, waarna de implantaat kroon weer is vastgezet.
Eind 2015 is in het dossier is genoteerd dat de patiënt klachten blijft houden en een verwijzing naar de KNO-arts is geadviseerd.
De klaagster is naar de KNO-arts verwezen door de huisarts. De KNO-arts heeft de klaagster verwezen naar een kaakchirurg. Op 6 april 2016 is de klaagster bij de kaakchirurg geweest en heeft genoteerd aan de hand van de OPG dat het implantaat regio 24 in de sinus maxillaris lijkt te steken, de kroon niet aansluit, er ruimte is tussen de schroef van de opbouw en het implantaat en er sprake lijkt van botverlies. Daarnaast vertonen de implantaten regio 46 ook peri-cervicaal botverlies. De kaakchirurg heeft het advies gegeven om het implantaat goed te onderzoeken of de patiënt te verwijzen naar de kaakchirurg vanwege relatie met de sinus maxillaris voor verwijdering omdat het implantaat mogelijk niet meer te gebruiken is.
De klaagster bleef klachten houden en heeft een second opinion aangevraagd. Uiteindelijk bleek in mei 2018 na het maken van een CT-scan dat het implantaat buccaal geperforeerd was waarna in oktober 2018 het implantaat is verwijderd. Op 30 april 2019 is er door de tandarts kosteloos een nieuw implantaat geplaatst. Echter dit tweede implantaat veroorzaakte ook klachten. De klaagster is bij de kaakchirurg geweest, die heeft geadviseerd om ook het tweede implantaat chirurgisch te laten verwijderen. Het tweede implantaat is op 14 oktober 2019 verwijderd. De kaakchirurg heeft in augustus 2020 een derde implantaat geplaatst. De klaagster heeft na deze procedure een aansprakelijkstelling naar de verweerder gestuurd en ook geprobeerd een klacht in te dienen via de klachtenregeling, echter bleek er geen klachtenregeling aanwezig te zijn.
Klacht
De klaagster verwijt de verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het plaatsen van twee implantaten, zowel in 2015 als in 2019. Er is door de tandarts geen sinuslifting uitgevoerd alvorens het implantaat te plaatsen, het implantaat is scheef geplaatst en dit is niet aan de klaagster vermeld, er is onvoldoende onderzoek gedaan bij aanhoudende klachten van de klaagster. Daarnaast verwijt de klaagster dat er precies dezelfde fouten zijn gemaakt bij het plaatsen van het implantaat in 2019 op dezelfde locatie. Er is sprake van gebrekkige dossiervoering en er is geen klachtenregeling aanwezig.
Verder verwijt de klaagster de tandarts vanwege het feit dat hij niet/niet volledig/heel laat voldoet aan informatieverzoeken van de tandheelkundige adviseur en gemachtigde van de klaagster. Als laatste geeft de klaagster aan dat de tandarts gedurende het hele proces de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening als tandarts heeft overschreden.
De tandarts heeft gevraagd om de klacht ongegrond te verklaren omdat er bij beide implantaten geen sinuslift nodig zou zijn geweest. Het scheefplaatsen van het implantaat kon volgens hem worden voorkomen en werd destijds niet zichtbaar op foto’s. Daarnaast geeft hij aan dat hij kosteloos een nieuw implantaat heeft geplaatst, maar dat dit implantaat niet is vastgegroeid, hem niet te verwijten is.
Beoordeling
Het tuchtcollege heeft de verschillende klachtenonderdelen apart beoordeeld. Het eerste klachtenonderdeel gaat over het eerst geplaatste implantaat. Het feit dat er geen sinuslift is gedaan of dat er sprake was van scheefstand is niet direct verwijtbaar, echter de tandarts heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar herhaaldelijke klachten bij de klaagster. Dit klachtenonderdeel is gegrond.
Het tweede klachtenonderdeel gaat over het tweede geplaatste implantaat en wordt als ongegrond verklaard omdat het niet verwijtbaar is aan de tandarts.
De klachtenonderdelen over onvoldoende dossiervoering en geen aanwezige klachtenregeling worden beide als gegrond verklaard. Daarnaast worden de klachtenonderdelen over geen of te late informatieverstrekking door de tandarts en het algemeen handelen ook als gegrond verklaard omdat de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening zijn overschreden.
Klachtenonderdelen 1, 3, 4, 5 en 6 zijn dus gegrond verklaard. Het tweede klachtenonderdeel is ongegrond.
Uitspraak
Het tuchtcollege verklaart klachtenonderdelen 1, 3, 4, 5 en 6 als gegrond en legt de verweerde de maatregel op van een berisping en deze zal ook worden gepubliceerd in het BIG-register. Daarnaast moet de tandarts de klaagster €1991,- betalen.
Bron:
Tuchtrecht Overheid