Wat is de drive van een mondzorgprofessional? Lees de interviews en blogs voor tandartsen, tandarts-specialisten, mondhygiënisten en ketens in de mondzorg.

Marit Verschuuren

Interview: Marit Verschuuren over Motivational Interviewing in de mondzorg

Sommige mensen lopen als een rode draad door je loopbaan heen. Hoewel mondhygiënist Marit Verschuuren ongeveer de helft korter is afgestudeerd dan ik, kom ik haar steeds opnieuw tegen en weet ze me elke keer weer te inspireren. We delen een enorme passie voor preventieve mondzorg. Na een telefoongesprek over iets heel anders ontstond het idee om haar laatste avontuur in de schijnwerpers te zetten. Niet omdat Marit graag op de voorgrond staat, maar omdat ze een doel heeft. Ze volgde, na uitgebreid trainen in Nederland, in de VS een cursus Motivational Interviewing (MI) en werd toegelaten tot het internationale netwerk van trainers: MINT. Een officiële bevestiging van haar expertise.

Van angstige patiënt tot strenge mondhygiënist

Als kind vond Marit de tandarts verschrikkelijk. Ze wilde kinderen en hun ouders graag besparen wat zij zelf had meegemaakt. Daarbij maakte ze de klassieke fout te denken dat wat jij wil, iedereen wel zou willen. Projectie dus.

Ze werkte hard om te voorkomen dat haar patiënten tegen “die beroemde steen” zouden lopen. Maar ja: sommige ezels moeten nu eenmaal zelf hun hoofd stoten. Marit zelf liep ook tegen die steen aan. Haar preken hielpen geen steek.
“Ik stond bekend als die strenge mondhygiënist. Sommige patiënten wilden echt niet meer bij mij terugkomen.”

Waarom Motivational Interviewing niet landde tijdens de opleiding

Had Marit dan net als ik niks geleerd over MI tijdens de opleiding? Jawel, maar anders dan wat ze nu weet. Bovendien vond ze de methode destijds behoorlijk spannend.

“Het lijkt alsof je er minder controle over hebt,” vertelt ze. “Als je gewoon zegt wat iemand moet doen, is het voorspelbaar. Je draait je script af. Maar je legt geen echte verbinding en houdt geen rekening met de wensen van de patiënt.”

Toen ik vroeg of ze dan niet simpelweg vroeg wat de patiënt wilde, vertelde ze dat die vraag vaak te groot was voor mensen die daar nooit over nadenken. Ook zijn mensen in veel gevallen ambivalent: er zijn twee zijden aan de verandering, ze willen het niet en toch ook wel. Als twee kanten van dezelfde medaille: Behoudtaal en Verandertaal. Dat staat echte verandering in de weg.

Marit had dus wel les gehad in MI, maar niet op een manier die haar hielp het echt toe te passen. Ze wilde geen strenge mondhygiënist meer zijn. Ze herinnerde zich nog het ‘Stages of Change model’ uit de opleiding. Iets met precontemplatie, contemplatie, ambivalentie, actie… maar dat is iets anders dan MI. Het model kan MI wel ondersteunen.

“MI gaat over een nieuwsgierige, accepterende basishouding, kernvaardigheden zoals reflecteren en verandertaal ontlokken,” zegt ze. “En dat heb ik gemist.”

De worsteling met controle

Marit wilde als student dat haar patiënten precies deden wat ze zei. Ook uit perfectionisme. Ze vond het spannend om vragen te stellen, omdat ze geen invloed had op het antwoord.
“Als ik het niet vroeg, was het er niet,” zegt ze. “En wat moest ik doen als een patiënt nee zou zeggen? Dat stond niet in het script.”

Ik herken dit direct van stagiaires en beginnende collega’s die vragen:

“Hoe overtuig ik de patiënt?”
Mijn antwoord : “Niet”, vond niemand ooit bevredigend.

“Er zijn mensen die motiverende gespreksvoering van nature al meer in zich hebben,” zegt Marit, “maar je kunt het ook gewoon leren. En elk gesprek blijft een experiment.”

Van overhoring naar echt contact

Marit herkent het patroon dat veel professionals volgen: de mondhygiënische anamnese als overhoring. Vragenlijst afwerken, vinkjes zetten.

“Maar hoe stel je dan de goede vragen?”, vraag ik. “Iemand moet zich eerst gezien en gehoord voelen,” legt ze uit.
“Begin bijvoorbeeld met: Hoe tevreden ben je over je mondgezondheid? Dat is veel opener. En deel wat je observeert zonder oordeel. Daarna komt reflectie en dat vond ik in het begin van mijn leerproces het moeilijkste, maar ook het meest waardevol.”

Mensen veranderen wanneer er een discrepantie ontstaat tussen hun gedrag en hun waarden. En wat ze zichzelf horen zeggen (of denken) heeft voorspellende waarde voor het gedrag van de toekomst, dat noemen we de zelfperceptietheorie. Daarom is de glimmende kant van de medaille van ambivalentie Verandertaal zo belangrijk.

Reflectie: hoe werkt dat dan?

Wanneer doe je wat? Is daar een script voor?

“Hmmm… nee,” lacht Marit. “Het is een vorm van luisteren. In een gesprek kun je vragen stellen, of je kunt iets teruggeven zonder dat het een vraag is. Dat kan letterlijk of wat je tussen de regels door aanvoelt of denkt dat er speelt. Een goede reflectie helpt iemand dieper in zijn eigen denkproces, terwijl een vraag je vaak juist uit je denken haalt. Vaak doe je dit al zonder dat je het doorhebt. Als je het bewust kunt inzetten, kan je er je voordeel mee doen.”

Je hoeft niet ervaren of superzelfverzekerd te zijn om MI te leren, zegt ze. Je moet vooral willen en durven reflecteren op jezelf.

Marit nam zelfs haar eigen consulten op, om terug te zien wat ze deed. “Je ziet je eigen fouten. Dat is niet altijd leuk. Maar alles wat je extra doet, helpt al.”

Structuur: ORBBS + I

Om MI tastbaarder te maken legt Marit ORBS uit:

  • Open vragen stellen
  • Reflecteren
  • Bevestigen & Bekrachtigen
  • Samenvatten

En de extra I: Informatie uitwisselen.
Niet zenden, maar afstemmen. Niet de perfecte oplossing presenteren, maar opties verkennen.

Welke oplossingen ziet iemand zelf? En vraag na een voorlichting of instructie: “Hoe klinkt dit voor jou?” Zo denkt iemand zelf na en hoort hij zichzelf terug, dat geeft een grotere kans op gedragsverandering.

De juiste basishouding

MI werkt alleen als je houding klopt:

  • Wees oprecht geïnteresseerd.
  • Accepteer autonomie: iemand mag kiezen om iets niet te doen.
  • Toon compassie.
  • Werk vanuit gelijkwaardigheid:
    “Ik weet veel, maar de patiënt weet alles over zijn eigen leven.”

Dat is niet altijd makkelijk, je kunt niet doen alsof. Kun je echt accepteren en compassie voelen als bijvoorbeeld ouders niet napoetsen? Juist als je dat echt voelt kom je veel verder met mensen. Motivatie kun je ontlokken, niet opleggen. De motivatie zit al in de ander, de truc is om het boven te halen.

De weg naar MINT

Na jarenlang MI workshops gegeven te hebben wist Marit dat ze verder wilde. Ze kwam niet verder in haar gesprekken en liep er steeds tegenaan dat haar patiënten ‘Ja’ zeiden en ‘Nee’ deden. Na haar trainingen in Nederland bij Stijn van Merendonk (Lezing NVM congres 2023) richtte ze haar pijlen op het Internationale Netwerk van Motivational Interviewing Trainers (MINT).

MINT is serieus: je komt er niet zomaar in.
Marit moest een portfolio aanleveren en een gesprek voeren met een acteur over stoppen met roken, gecodeerd door professionals. Niet de uitkomst van de verandering telt, maar je trouw aan de methode.

De acceptatie voelde voor Marit als een bevestiging: “Zo kunnen collega’s zien hoe mooi het kan zijn en dat het dus anders kan.”

Meer werkplezier, meer resultaat

Wat Marit nu ervaart, is bijna opvallend simpel:
Ze werkt minder hard, met betere resultaten. Patiënten blijven bij haar, ook degenen die eerst afhaakten.

En als iemand niet wil?
“Dan neem ik dat niet meer persoonlijk. Ik kan het loslaten. Ook komen de patiënten bij me terug als ze wel zover zijn. Omdat ze acceptatie hebben ervaren en dat geeft vertrouwen.”

Heeft MI invloed op de rest van haar leven?

Tijdens ons gesprek proef ik dat Marit zorgvuldig naar woorden zoekt. Daarom vraag ik of MI nu ook buiten het werk invloed heeft.

“Nee hoor… niet alles hóeft MI te zijn,” zegt ze lachend.
“Maar het er zijn wel facetten die ik breder inzet. Ook bijvoorbeeld bij mijn kinderen. Reflecteren is een andere manier van luisteren. Ik ben nieuwsgieriger geworden, oordeel minder, ook minder perfectionistisch, minder schreeuwerig. Ik kijk meer naar wat ons verbindt.”

Ook aan de slag met MI?

Marit geeft trainingen binnen én buiten de mondzorg, onder andere via:
• Johnny Joker
• haar eigen LinkedIn (met korte voorbeelden). Je kunt haar daar een bericht sturen om te kijken welke mogelijkheden bij jou passen.

Interview door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, met Marit Verschuuren-Kuijer.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Interview, Opinie, Thema A-Z

Blog: Holisme de baas

Hocuspocuspilatespas, ik wou dat ik een holistische tandarts was. Met de boor als toverstaf de hele mens helen; lichaam en geest. Gaatjesvuller, dokter, zielenknijper en sjamaan ineen. Ik wou dat ik kon toveren!

Maar wat blijkt; ook zonder toverspreuken kan de boor de hele mens helen. Althans, een gezonde mond heeft invloed op de algehele gezondheid en dit geldt ook andersom. Dit is zelfs al aangetoond voor ziektes als diabetes type 2, hart- en vaatziekten en kanker en ook de positieve invloed van een pijnvrije mond en een mooie lach op het geestelijk welbevinden is moeilijk te weerleggen.

We kunnen ons dus gewoon met ons vak bezig houden om holistisch te werken. We hoeven geen arts of psycholoog te worden en we hoeven ons zeker niet te verdiepen in ‘zorg’, waarbij de influencers op social media de specialisten zijn en waar vooral de fabrikanten van de pillen, poeders en andere prullaria beter van worden. Schoenmaker, houdt u bij uw leest!

Toch is het opvallend dat maar enkele tandartsen zich profileren als een genezer van de hele mens. Misschien is de gemiddelde tandarts wars van pretentie of zijn ze al zo trots een eenvoudige  gaatjesvuller te zijn, dat ze al het andere wat we kunnen, liever onbenoemd laten. Bescheidenheid siert de mens.

We zijn dus allemaal holistische tandartsen, al is onze invloed op de algehele gezondheid slechts bijvangst van onze inspanningen in de mond. Ook weten we pas van enkele ziektes dat we er ook echt invloed op hebben, dus misschien is het maar beter om voorlopig niet te koop te lopen met hocus pocus holisme. We kunnen dan wel toveren met onze boor, maar we kennen nog lang niet alle toverspreuken.

 

Jerry Baas, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Blog Yvonne

Van Groningse kraan tot Banda Neira bron: schoon drinkwater en tandenpoetsen

In de aanloop van een mogelijke 5-daagse verblijf op Banda Neira – een klein eiland in de Molukken (Indonesië), het eiland waar opa Piet Jacob Jansen is geboren, gedoopt en getogen, en alwaar zijn ouders Bertrand Albert Jansen en Francina Suzanna de Klerk, beiden zijn geboren, opgegroeid en getrouwd – daagde ik mezelf uit om mee te doen aan de Week op Water, met als persoonlijke titel: “air minum untuk air minum bersih”. Ofwel ‘drinkwater voor schoon drinkwater’

10 jaar geleden, in november 2015 deed ik mee aan de 10 K run tijdens de Curaçao, Marathon, en dat was “my best time ever”. Ter voorbereiding rende ik in het Central Park in New York City, en liep ik voor de eerste keer de hele rit van 10 km uit. Met een euforisch gevoel over die prestatie heb ik hetzelfde rondje herhaald om vitaal voor de dag te kunnen komen voor een sponsorloop ‘Run, Laugh and Feel Good’. Toentertijd koppelde ik die challenge aan een gezondheidsevenement/campagne om het bewustzijn te vergroten dat de consumptie van soft- en energydrinks negatief van invloed kan zijn op de mondgezondheid.

Enfin, vijf dagen lang, van 3-7 november jl., mocht ik alleen water te drinken – geen koffie, thee, frisdrank, sapjes of andere alcoholische drankjes. Wel mocht ik gewoon eten, dat dan wel. Het klinkt relatief eenvoudig, maar het bleek toch verrassend confronterend.

Op meerdere eilanden in Indonesië, op de Molukken, en in het bijzonder op Banda Neira, is schoon drinkwater niet vanzelfsprekend. De lokale bevolking gebruikt meestal gekookt of gebotteld water, niet alleen om te drinken, maar ook om het gebit te poetsen en fruit of groenten te wassen.

Kraanwater kun je er niet zomaar drinken; het is niet veilig voor consumptie en het kan schadelijk zijn voor de (mond)gezondheid.

Welnu, wat in eerste instantie simpel leek, werd toch snel een kleine ontdekkingstocht, zowel lichamelijk als mentaal. De eerste dag viel echt niet mee, echter, ik was gemotiveerd om door te zetten, en terugkijkend waren de eerste drie dagen het zwaarst. Ik had voortdurend hoofdpijn en voelde me opvallend moe – signalen dat mijn lichaam moest afkicken van cafeïne en suikers, die ik normaal zonder nadenken binnenkreeg. Gewoon een glas water voelde op die momenten eerder als een gemis dan als verfrissing. Mijn bloeddruk schommelde en ik voelde me lamlendig,

Op de vierde dag merkte ik dat de hoofdpijn wat afnam en dat mijn energieniveau langzaam terugkwam. Het leek alsof mijn lichaam zich aanpaste aan de eenvoud en even tot stilstand kwam. Op de vijfde dag werd het nog beter en voelde ik me licht en helder – geen hoofdpijn meer, geen loomheid. Alleen een rustig, redelijk stabiel gevoel van aanvaarding en verzadiging.

Deze ervaring maakte me bewuster van hoe afhankelijk ik ben van koffie en andere dranken, het leerde me niet alleen iets over mijn eigen lichaam, maar ook van hoe vanzelfsprekend schoon drinkwater – een glas schoon, veilig water – voor mij normaal gesproken is. Op Banda Neira en eigenlijk dus in heel Indonesië is dat een luxe waarvoor mensen dagelijks moeite doen: water koken, flessen kopen en sjouwen, voorzichtig omgaan met elke druppel.

In Groningen, waar ik af en toe weer woon, dacht ik aan dat contrast. Op veel OV-plaatsen staan drinkwaterpalen. Je kunt bij zo’n watertappunt gratis en zonder nadenken je fles vullen met schoon, koud water.

Zelden stond ik er echt bij stil; zo vanzelfsprekend was het veilig drinkwater, altijd beschikbaar!

Deze weekervaring leerde me dus niet alleen iets over mijn eigen gewoontes, maar ook over wat we in Nederland vaak voor lief nemen: dat er bijna overal, zelfs bij de P&R en bushalte, bij het treinstation en op het vliegveld schoon drinkwater zomaar uit de grond of de muur komt.

Van Groningse kraan tot Banda Neira bron

Door:
Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven is Associate Professor (gedragswetenschapper, psycholoog en mondhygiënist) remote werkzaam aan de Medische faculteit van het Kauno kolegija in Litouwen.

Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Blog Lieneke

Blog: Boekt jouw praktijk voldoende gezondheidswinst?

Als je stilstaat bij waarom jij je werk doet als behandelaar in de mondzorg dan zal dat waarschijnlijk zijn omdat je de gezondheid van jouw patiënten wilt bevorderen. We willen niet alleen maar ziekte en klachten oplossen maar ook voorkomen. Daarom beschikken de meeste praktijken niet alleen maar over tandartsen maar ook mondhygiënisten en (paro)preventieassistenten. Met zijn allen kunnen we het doel bereiken, maar bereiken we het doel wel echt? En in welke mate? Is het voldoende om het protocol te volgen of is er meer nodig? In dit blog zoeken we de weg om een duidelijk doel te zetten, deze te meten en te monitoren. Maar we vragen ons ook af of dit echt het antwoord op de vraag geeft of dat we nog iets dieper moeten kijken.

Alles begint bij een startpunt

Heb jij enig idee hoe gezond jouw patiënten zijn? Zijn jouw patiënten er beter aan toe dan in andere praktijken of loop je achterop? Of framen we het nu verkeerd en is het niet zo eenvoudig? Kijk, daar gaan we al. Is jouw praktijk überhaupt te vergelijken met een andere praktijk en is dat eerlijk?

Als ik iets heb geleerd in de afgelopen 25 jaar dat ik praktijken heb mogen beleven dan is het wel dat elke praktijk zijn eigen patiëntenpopulatie heeft die niet te vergelijken is met een andere praktijk. Zelfs niet met die praktijk die misschien wel aan jouw praktijk vastgeplakt zit. Dat komt bijvoorbeeld doordat de praktijk zit ‘opgescheept’ met de patiënten van de vorige eigenaar. Die hebben zich (vrijwillig of onbewust gedwongen) gevoegd naar de praktijkcultuur. Zo kenden we vroeger de typische ziekenfondspraktijk en de praktijk voor particulier verzekerden. En dat ebt nog na in jouw praktijk. Je kunt dit soms herkennen aan de taal die je patiënten gebruiken. Zo spreken patiënten uit de ene praktijk nog over ‘de wolf’ en in de andere praktijk over ‘gouden onlays’. De mate van de mooie term dentalminded-heid kan dus per praktijk enorm verschillen.

Sturen op cijfers

Dus, ik zou willen zeggen: Het gaat er niet om over hoe je goed of slecht je er bij staat, maar ken wel je 0-punt. Pas als je weet wat je getallen nu zijn, kan je gaan inschatten wat een reëel doel is. Je kunt dan bedenken waarmee je tevreden zal zijn en binnen welk termijn. Je hoeft dus geen oordeel te vormen over je data die je kunt verzamelen uit de software. Niks is slecht of goed, het is enkel de startlijn waar vanaf je de wedstrijd aangaat.

Het is wat anders als je cijfers na je inzet de verkeerde kant op hollen. Het is de bedoeling dat als je gaat evalueren je trots kunt uitspreken dat je richting de finish aan het gaan bent. Dus je startpunt is puur een cijfer ter referentie voor in je eigen praktijk, niet meer niet minder.

Probeer niet klakkeloos een vinkje neer te zetten als blijkt dat je op de goede weg zit naar de finishlijn. Het is juist de bedoeling om te bekijken hoe je daar bent gekomen. Wat is de exacte reden van het succes? Welke acties hebben jullie ondernomen dat waarschijnlijk tot dit succes heeft geleid? Pas als je dit in beeld hebt, dan is er sprake van een nuttige evaluatie. Je kunt dan deze actie behouden of nog meer uitwerken.

Ik wil graag benadrukken dat juist de samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en (paro)preventieassistent cruciaal is om cijfers goed te duiden. Want wie trekt welke conclusies? Wordt het beleid afgestemd of blijft het hangen bij losse cijfers zonder gezamenlijke interpretatie?

Welke getallen?

Maar over welke getallen hebben we het dan? Dat ligt in wezen aan je ambitie. Misschien is het te veel gevraagd om meteen alles van stal te halen en wil je alleen de getallen weten van wat je werkelijk op dit moment van belang vindt. Of wat je überhaupt lukt om in beeld te brengen. Want het vergt wel enige handigheid en know-how van software. Een trucje is om aan bepaalde behandelcodes een voorloopcode te plaatsen zodat je het voortaan wel lukt om het uit je software te trekken. Want het moet dus wel terug te vinden zijn. Niet ingevoerd betekent, niet terug te vinden. Een aantal voorbeelden van getallen die interessant kunnen zijn:

  • Hoeveel restauraties worden er gelegd per leeftijdscategorie?
  • Hoeveel PPS3 hebben we in onze praktijk?
  • Naar welke behandelaars gaan de patiënten met PPS3?
  • Hoeveel patiënten zitten er in de T-codes?
  • Hoeveel T32 zijn er dit jaar (of de afgelopen) jaren gedaan?
  • Hoeveel procent bloeding is (in bepaalde tijd) er bij patiënten in de M-codes?
  • Hoeveel procent plak is er bij patiënten met M-codes?
  • Bij hoeveel volwassen patiënten die bij de preventie-assistent komen, is de bloedingsindex gescoord?
  • Hoeveel procent bloeding is er bij de patiënten in de nazorgcodes?
  • Hoe diep zijn de pockets bij patiënten met een recente T12 code?
  • Hoe diep zijn de pockets bij patiënten met een recente T32 code?
  • Hoeveel endo’s zijn er het afgelopen jaar gedaan?
  • Hoeveel kronen?
  • Hoeveel protheses?
  • Hoeveel implantaten?
  • Hoeveel extracties?
  • Hoeveel van de patiënten met implantaten gaan er naar de mondhygiënist?
  • Hoe vaak worden er röntgenfoto’s gemaakt?
  • Hoe vaak wordt de anamnese ingevuld?
  • Hoeveel Mcodes werden er gedeclareerd ten opzichte van de ingeplande tijd?
  • Hoeveel ouderen zijn er dit jaar naar de praktijk gekomen en hoeveel niet?

Een en een is niet altijd twee

Je ziet, je kunt van alles meten. Maar…sommige dingen laten zich moeilijk of slecht meten. Dus we adviseren om je getallen te kennen, maar maak ze niet belangrijker dan ze zijn. Hou ook oog voor hetgeen dat zich niet of moeilijk laat meten.

Het streefgetal kan moeilijkheden opleveren als het niet behaald wordt. Want de verleiding zit erin om dan te bekijken wat er verkeerd is gegaan. Maar misschien is er niks verkeerd gegaan maar juist goed. En dit is een spannend stukje waar je als manager zonder tandheelkundige achtergrond niet uit zal komen. Dit vergt een kritisch dentaal oog. Zo is het logisch dat als je patiëntenpopulatie uit veel ouderen bestaat er sprake zou kunnen zijn van veel spacing, van veel solitaire elementen, patiënten die niet gewend zijn aan regelmatige röntgenfoto’s en deze weigeren en van zeer stabiele gebitten. Allemaal hele goede redenen om die röntgenfoto juist niet te maken. Je snapt dat het uiterst vervelend kan zijn als de behandelaar die het ALARA-principe ter harte neemt, wordt aangesproken op het aantal foto’s. Of neem die mondhygiënist die bij een aantal PPS3 patiënten geen T-codes hanteert en bestraffend zou worden aangesproken terwijl ze dit zorgvuldig heeft afgewogen, omdat er bijvoorbeeld enkel een M3 verdiept was, of deze patiënten nog in een gedragsverandering zitten, niet in het bezit zijn van een fijne motoriek, of er voor gereguleerde afbouw is gekozen of er een endo-paro was.

Complexe casussen

Verder kunnen casussen erg complex zijn. Dan is stilstand of glijdende achteruitgang soms al een hele prestatie. Even een noot qua parodontologie hierbij: in het stellen van de diagnose kunnen sommige casussen hierbij als complex uit de bus komen. Persoonlijk vind ik dit nogal een foute manier. Er wordt dan enkel bekeken hoeveel elementen er nog zijn, hoeveel plak/tandsteen en of er sprake is van roken en diabetes. Terwijl parodontitis zeer duidelijk multicausaal is en er in werkelijkheid zoveel meer factoren kunnen meespelen dan die gevangen (kunnen?) worden binnen deze formuleringen. Het idee dat er dan per definitie een parodontoloog nodig is, kan ook over gediscussieerd worden. Wat mij betreft kan hier gezegd worden dat we tegen de rand van de mogelijkheden van wetenschap oplopen en we meer moeten leunen op wijsheid. Want kan een parodontoloog meer mentale steun geven dan een mondhygiënist? Moeten we iemand die overloopt van het werk, het gezin, het mantelzorgen ook nog een extra reistijd geven naar de parodontoloog?

Wat is kwaliteit?

En zo lopen we zo zachtjes tegen de vraag aan wat goede zorg nu eigenlijk is.

Al eerder werd aangegeven dat niet alles zich in cijfers laat vangen. En misschien zal je nu denken dat een behandelaar die zijn zachte kant kan inzetten en de patiënt het perfect naar het zin maakt toch ook de kwaliteit bepaalt? Zeker, alleen vergeten we een ding. Een tevreden patiënt is nog niet een goed verzorgde patiënt. Uit een patiëntenenquête kan veel gehaald worden, maar veel hiervan is subjectief of nog erger…nog niet eens subjectief. De patiënt heeft regelmatig geen vergelijkingsmateriaal, weet dus ook niet of het beter zou kunnen of hoe heel erg slecht het er dan uit zou zien. En meten we niet juist alleen maar welke verwachtingen een patiënt had en of ze zijn uitgekomen? Een patiënt met lage verwachtingen is niet zo moeilijk tevreden te stellen. Een patiënt die gewend is om op vakantie te gaan in een 5-sterren hotel en champagne bij de kapper te krijgen, is moeilijker tevreden te stellen en je kunt jezelf afvragen of je diegene wel tevreden zou moeten willen stellen.

Welke praktijk je ook meet met een enquête, er komt waarschijnlijk een 8 uit. Bovendien, moeten we af en toe niet soms onvriendelijk zijn? Zeker als je je met gedragsverandering bezigt dan is het voor de patiënt zeker niet altijd even prettig om zichzelf in de spiegel te zien. We hebben vele plichten die nu eenmaal patiëntonvriendelijk zijn. Bijvoorbeeld als je iemand naar huis moet sturen omdat de INR-waarde niet is bepaald of een andere reden waarom behandelen niet verstandig is. Of als iemand moet wachten omdat er een spoedgeval tussendoor kwam. Of als iemand jou heel respectloos behandelt, mag je dan nog een grens stellen of zijn we bang voor een slechte review? Moet alles wijken voor de patiënt en voor kwaliteit? Mag jouw rug naar de knoppen gaan omdat anders de patiënt niet zo lekker ligt? Dan kennen we ook nog het spreekwoord zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Want als je elke keer de patiënt maar over de bol aait terwijl het gebit op instorten staat, zal de patiënt je fantastisch vinden maar is je tandheelkunde beroerd.

Natuurwetenschap versus menswetenschap

Onze manieren van meten en handelen binnen de mondzorg die veelvuldig besproken worden op congressen liggen vaak binnen de natuurwetenschap. De natuurwetenschap is objectief, probeert waarnemingen en metingen te doen los van meningen of emoties. Het gebruikt onderzoek in gecontroleerde omstandigheden en zoekt naar wetten en patronen die herhaalbaar (!) zijn. Het ontdekt universele regels die overal gelden. Nou, hier zijn zorgverzekeringen dol op. Je komt vast ook vaak uit met de UPT-codes en vergoedingen, maar vaak ook niet, toch? En dat je dan een aanvraag moet doen op een vast format. Alsof je een mens van A tot Z kunt doormeten en ook nog eens in concrete taal kunt formuleren. Alsof je een mens door een computer kunt halen en er dan een kloppend papiertje uit komt rollen zoals tegenwoordig uit de zij van een serveerster voor de rekening.

Elke behandelaar weet dat elke patiënt anders is en de toekomst niet zo eenvoudig is om te voorspellen. De patiënt heeft passende zorg nodig. De juiste zorg in de juiste stoel. Daar heeft zelfs de politiek het hart van vol.

Binnen de menswetenschap wordt de mens, menselijk gedrag, cultuur, taal, geschiedenis, denken en samenleven onderzocht. Dit raakt het multicausale karakter toch veel meer, zou je zeggen. Het is interpretatief, dat wil zeggen dat het vaak gaat om het begrijpen van betekenissen, overtuigingen en context. Het is dus contextgebonden als in wat waar is in de ene cultuur/tijd is dat niet altijd in de andere. Het is niet altijd meetbaar, maar werkt met interviews, observaties of teksten en dus niet alleen cijfers. De onderzoeker beïnvloedt het proces meer omdat de mens zelf het onderwerp is. Het doel van menswetenschap is begrijpen en interpreteren. Maar het is nu juist de politiek die louter meetbare kwaliteit wil en aanstuurt op vaste kwaliteitsindicatoren.

Bijvoorbeeld: een patiënt met lage bloeding maar ernstig angstig. Het cijfer lijkt goed, maar gezondheidswinst nihil. Of juist een PPS3-patiënt met stabiel maar niet perfect resultaat, waarbij de winst juist zit in gedragsverandering en therapietrouw. En denk ook eens over deze na: Een praktijk met zeer lage bloedingsscores en waar vrijwel iedereen de mondhygiënist of preventieassistenten bezoekt…is dit kwaliteit of is dit overbehandeling?

Speur de afwijking op

Het interessante is dus om niet alleen maar te juichen bij vooruitgang in de cijfers maar ook eens uit te diepen welke patiënten niet zijn meegekomen in het succes.

Dit zijn uitstekende voorbeelden om eens met het hele team te bespreken. Om ook eens professionals te betrekken buiten je praktijk, zoals de huisarts, de logopedist, de diëtist of psycholoog. Bekijk hierin vooral hoeveel de context meespeelt. En wie weet, kom je er achter dat je de politiek / de gemeente nodig hebt om je doel bij sommige patiënten echt te bereiken. Want context gaat ook vaak om omgeving en deze speelt een grote rol in gedragsverandering. Ook zou je je casus op Mondzorgforum kunnen plaatsen als je advies wil van tandartsen, mondhygiënisten of (paro)preventieassistenten van buiten je praktijk.

Conclusie

Dus we willen heel graag grip krijgen en cijfers lijken ons dat te geven. We krijgen het idee dat we dan de controle kunnen pakken en zaken vergelijkbaar kunnen maken. Maar, juist als we kwaliteit willen, zullen we moeten kijken naar de menselijke bejegening, vertrouwen, angstvermindering en mooie gesprekken. Zorg is meer dan een getal.

Een patiënt die zich gehoord voelt en serieus genomen voelt, zie je niet terug in M-declaraties. En wat bij deze specifieke patiënt blijkt te werken, kan bij een andere patiënt totaal het tegenovergestelde opleveren. Een goede mondzorgverlener leest niet alleen het dossier, maar ook de mens achter de mond.

Kwaliteit betekent voor de ene patiënt een stralende lach en voor de andere geen pijn of angst. Als je je kwaliteit wilt leveren, zal je je cijfers wel moeten weten maar deze ook op de juiste manier moeten interpreteren. Het zijn stukjes van een grotere puzzel. Zonder inzicht in de achterliggende omstandigheden, het patiënttype, de behandeldoelen of zelfs de communicatiestijl van de zorgverlener, kunnen cijfers misleiden in plaats van verhelderen. Goede mondzorg betekent dus meer dan scoren op meetbare indicatoren. Het vraagt om klinisch redeneren, empathie, ethiek en het vermogen om cijfers te interpreteren in het licht van het individuele verhaal van de patiënt.

Je moet weten wat je meet, maar vooral begrijpen wat die meting wel en niet zegt.

Goede mondzorg vraagt om een combinatie van harde data én zachte vaardigheden. Alleen door beide te integreren, kunnen we échte gezondheidswinst boeken.

Dit stuk werd mede geïnspireerd door het boek Wijsheid van Paul Verhaeghe

Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Blog Yvonne

Van satéprikker tot tandenstoker met bewustwording: 30 jaar na een bezoek aan het Satéhuis

Eind 1995, dertig jaar geleden, stapte ik voor het eerst met mijn ouders het Satéhuis in Groningen binnen. Een eenvoudig, gezellig eethuis dat net haar deuren had geopend en waar de geur van geroosterde pindasaus en gebakken knoflook je al bij de ingang tegemoetkwam. Wat me toen bijbleef, was niet alleen de smaak van de heerlijke sateetjes, zoals ik die van thuis kende van tante Jo, maar vooral het kleine detail dat de avond afsloot: de tandenstoker. Een houten stokje, bewust neergelegd naast het schaaltje kroepoek, bedoeld om restjes vlees tussen de tanden en kiezen vandaan te peuteren. Een alledaags gebruiksvoorwerp, bijna onzichtbaar in zijn vanzelfsprekendheid.

‘Fast forward’ naar vandaag. Hetzelfde Satéhuis, nog steeds op dezelfde hoek aan het eind van de Herestraat, heeft van meet af aan een subtiele maar betekenisvolle trend gezet: de professionele tandenstoker. Géén cocktailprikker, zoals in andere restaurants, geen goedkoop, ruw stokje, maar een zorgvuldig ontworpen stukje mondverzorging dat hygiënisch is verpakt. Expliciet straalt het een verborgen boodschap uit: “Zorg voor een glimlach, ook na de maaltijd”.

Het lijkt een detail, maar het zegt veel over hoe Mevrouw Lin, de eigenaar van dit restaurant, met warme zorgzaamheid haar klanten, en impliciet ook onze samenleving tegemoet treedt.

Van prikker naar promotie en preventie

Onderzoek van de afgelopen jaren heeft aangetoond dat restaurants een verrassend belangrijke rol kunnen spelen in de bewustwording rondom mondverzorging, leefstijl en gezondheid. Waar vroeger het gebaar van de prikker puur praktisch was, kan het nu worden ingezet als subtiele educatie. Een simpel gebruiksvoorwerp verandert in een communicatiemiddel en in sommige situaties zou het gebruik van de tandenstoker als substitutiegedrag kunnen dienen, bijvoorbeeld voor roken. Het idee dat zorg voor het gebit (de mond) uitsluitend een privézaak is, verschuift mondjesmaat naar een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid: een vorm van “publieke gezondheid aan tafel”.

De invoering van professionele tandenstokers in horecagelegenheden, zoals in het Satéhuis, kan worden gezien als een impactvolle revolutie in gewoontevorming. Net zoals het aanbieden van kraanwater of vegetarische opties ooit een bewuste keuze werd, kan wellicht dit gebaar ook een nieuwe standaard worden. Niet alleen voor comfort, maar eveneens voor gezondheid.

De kracht van symboliek

Wat me persoonlijk raakt en inspireert, is de symboliek van dit veranderingsproces. De reguliere ouderwetse cocktailprikker is een wegwerpvoorwerp.

De professionele tandenstoker is een uitnodiging; een herinnering aan zelfzorg, aan aandacht voor jezelf. Het kleine houten stokje staat symbool voor een groter idéé, een gezonde beweging: dat bewustwording begint bij de details van het dagelijks leven!

Wanneer een restaurant besluit niet alleen voedselgerechten te serveren, maar ook een glimlach te bevorderen, wordt eten weer een sociaal ritueel met betekenis. Niet alleen een moment van genot, maar ook van zorg.

Een glimlach als maatschappelijke boodschap

Het Satéhuis in Groningen is meer dan een eetgelegenheid; het is een plek waar nostalgie en vooruitgang elkaar ontmoeten. Dertig jaar geleden was het niet enkel een huis van “homemade Maleisische en Indonesische smaken”, tot de dag van vandaag is het ook een huis van sociaal, cultureel en zorg-sensitieve waarden. De tandenstoker, professioneel en bewust gepresenteerd, fungeert als een kleine geste voor de volksgezondheid.

Wat ooit een gewoonte was, is nu een gespreksonderwerp geworden. Mensen praten over mondverzorging, over bewust en gezond eten, over kleine gebaren die grote effecten kunnen hebben. En wie weet? Misschien denken we over dertig jaar opnieuw terug aan dit moment, aan hoe een stukje hout, bescheiden en onopvallend, de start was van een grotere beweging richting bewust welzijn. Want, soms begint gedragsverandering niet met een groot gebaar, maar juist met iets kleins dat tussen je tanden en kiezen blijft steken, én je prikkelt of aanzet om er verder over na te denken én er daadwerkelijk iets mee te doen!

Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven is Associate Professor (gedragswetenschapper, psycholoog en mondhygiënist) remote werkzaam aan de Medische faculteit van het Kauno kolegija in Litouwen.

Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
blog bram

Blog: Ondankbaar, geestdodend en lichamelijk vermoeiend.

Een sluimerende eenzaamheid tijdens het grootste gedeelte van de dag. Alleen zijn samen met de viezigheid en een kritisch en negatief uitpubliek. Een afgesloten hokje. Een isoleercel. Steeds maar hetzelfde. Opnieuw en opnieuw en opnieuw en opnieuw. Op de radio hoor je: “I Say a Little Prayer” met later in de middag het nummer “Think”, Van wie zijn die nummers ook alweer? Je eigen gedachten houden je gezelschap. Leuk joh.

Wat doe je de hele dag? Nou, alles wat met het opruimen van smerige rotzooi te maken heeft. Een soort vuilnisman. Of afwasser in een restaurant waar alles met vis, knoflook en Franse kaas bereid wordt. Of schoonmaker in zorginstellingen waar demente ouderen met hun doorligplekken vastplakken aan de lakens en de diarree van eergisteren. En dan dierenartsen. Die hebben in hoge mate last van depressieve gedachten en plegen vaak zelfmoord.

Maar… dit is allemaal eigenlijk illustratief voor één soort werk… Even een raadsel: Wat is het toppunt van viezigheid? De vuilnisbelt. Haha, maar wie hangt er de hele dag boven de vuilnisbelt? De mondhygiënist. Wie moet dat schoon maken met gebogen rug? De mondhygiënist. En wie moet de hele dag een innemende vriendelijke en liefst ook nog mooie glimlach opzetten? De mondhygiënist. Jazeker, want anders is ze direct een akelige heks. Heksen bestaan alleen in sprookjes. En in sprookjes moet je geloven. Anders werken ze niet.

Dus lachend zeg je: “Knibbel knabbel knuisje, kan ik je mond uitknijpen? Het ruikt als een puistje.” En de betweterige mond van de patiënt antwoordt:  “De wind, de wind dat hemelse kind.” (want dat zeggen Hans en Grietje) ‘Wind?’ denk je bij jezelf, ‘die winden van m’n vent onder de dekens stinken nog niet zo erg als die bek van jou. Jezus Christus, wat een paardenmest. Wat een bedorven moerasgeur. Onzichtbaar, maar oh zo ranzig. Zuurstof arme zwavellucht. Bah. Bezwete sokken die twee weken vacuüm verpakt zijn gebleven. Gadverdamme. Dit wil ik niet ruiken.’ De scherp zurige babypoepgeur wanneer je lucht blaast tussen die vla kleurige 25 en de dof wit met donker grijs metalen 26. Tot overmaat van ramp blaas je daarmee nog een gelig wit stukje etensrest weg. Dicht gaat de mond. Godzijdank, denk je, dat wordt doorgeslikt. Echter, ineens komt de tong tussen de lippen door. Met daarbovenop een beige verfrommeld kipstukje. Heel blij wordt je aangekeken. Met de houding: ‘toe maar, ik help je wel even’. En je wil het niet zeggen, maar onvrijwillig zeg je toch: “Dank je.” Terwijl je buikspieren zich heel kort om je maaginhoud aanspannen, neem je het klontje weg met je spiegeltje. Maar er wordt alweer gedirigeerd. Gebiedend gewezen. Grote ogen met de mond open. Achter in de keel wordt de boodschap kracht bij gezet door een rochelend geluid alsof er een buitenboordmotor aan wordt gezet. ‘Hej jij, zuig eens op’ is de boodschap. ‘Ik heb 100 liter water en speeksel in mijn keel en ik verdrink als jij dit niet snel doet.’ Gedienstig zet jij de plastic slurf in de beerput met het kleine beetje lichaamsvocht. Je hoort “Chain of Fools” als je aan het laatste spalkje van de dag begint. Je zakt nog iets verder ineen op je krukje. En dan moet je eigenlijk nog over het stoken beginnen. Stoken. Stoken in je eigen relatie als mondhygiënist met de patiënt zeker. Want beter wordt het niet. En hoe vaker je er over begint. Des te geërgerder word je aangekeken. En jij die nog steeds de mooiste glimlach acteert terwijl de patiënt zijn afkering spuwt: “Ik heb hier dus helemaal geen zin in.” Jij glimlacht stralend. “Ik móest naar de mondhygiënist.” Jij glimlacht als een zon tussen de wolken. “Ik haat dit, maar het is niet persoonlijk hoor.” Jij glimlacht met je mond en kijkt met ogen als onweer.

Je moet wel sterk in je schoenen staan om je leven lang als mondhygiënist te kunnen blijven werken. Alles is relatief. En juist daarom dus: wordt geen mondhygiënist. Doe het niet. Wordt vrachtwagenchauffeur. Dan kan je lekker de hele dag tegen je medeweggebruikers schelden. Of relatietherapeut, lekker stoken. Of de vreugde gevende kapper of gelukkige bloemist. Maar geen mondhygiënist. Doe het niet. Nu het nog kan.

Haal je echter als werkzaam mondhygiënist dankbaarheid in plaats van ondankbaarheid uit je baan? Vind je het levendig, in plaats van geestdodend? Is het comfortabel, in plaats van zwaar? Ja? Dan verdient dat RESPECT. En de muziek van Aretha Franklin.

 

Bram Koolstra, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie

Johan Oost over mondgezondheid als deel van de algehele fysieke gezondheid: “Ik zie de mond als een ‘venster’ naar de rest van het lichaam”

We praten met drs. Johan Oost die een holistische kijk heeft op mondgezondheid.  Hij ziet grote potentie in de rol die de mondzorgpraktijk kan spelen als het gaat om preventieve aanpak van de algehele gezondheid van de patiënt. Hij zou graag zien dat meer gebruik gemaakt kan worden van interventies buiten het vakgebied en periodieke metingen in de praktijk die een algeheel beeld schetsen van de gezondheid.

Hoe kijk je naar mondgezondheid in relatie tot de algehele gezondheid?

“Ik bekijk mondgezondheid vanuit een holistisch oogpunt; de mens als geheel zien en de mond maakt daar deel vanuit. Ik zie de mond als een ‘venster’ naar de rest van het lichaam. Zo kun je op basis van ‘indicatoren’ zoals de conditie van het tandvlees veel aflezen en een link leggen naar bijvoorbeeld een verstoorde stofwisseling of stress. De meeste patiënten staan open voor informatie en advies. Ik leg uit dat de signalen die ik waarneem in de mond kunnen duiden op problemen elders in het lichaam. Op basis van mijn waarneming zet ik uiteen wat de mogelijke lichamelijke klachten kunnen zijn die samenhangen met de indicatoren binnen hun mond. Als ze een klacht herkennen geef ik advies op welke manier deze verholpen kunnen worden.”

Past jouw intakegesprek met de patiënt ook bij jouw visie?

“Zeker! Ik kijk dan al naar de leefstijl die invloed heeft op algehele gezondheid. Zoals bijvoorbeeld voeding, beweging, het werk van de patiënt, of er stress in het spel is en het slaappatroon. Ik ga een gesprek met ze aan een geef soms al advies. Dit advies heeft vaak niet direct met de mond te maken, wat voor patiënten vaak raar of confronterend kan overkomen. Als de patient al langere tijd bij mij onder behandeling is, krijgt deze een bepaalde mate van vertrouwen en is de kans groter dat ze mijn advies opvolgen.”

Hoe staan collega’s in de mondzorg tegenover jouw manier van werken?

“Ze zien me soms wellicht een beetje als een vreemde eend in de bijt. Het interdisciplinair werken is al een gemeengoed in de mondzorg. Het is logisch bijvoorbeeld dat je een patiënt doorstuurt naar een implantoloog, maar het vakoverschrijdend werken is vaak (nog) een brug te ver. De materie buiten het vakgebied mondzorg is ook nog niet opgenomen in de opleiding Tandheelkunde. Ze begrijpen mijn aanpak wel steeds beter. De bewustwording is in gang gezet. Zo wordt al het verband gelegd tussen de tongpositie en verstoorde gebitsontwikkeling, waardoor er in een eerder stadium al een mogelijke oplossing middels logopedie wordt voorgesteld. Zo kan het zijn dat daarmee de noodzaak voor een orthotraject wordt verkleind of zelfs verdwijnt.”

Werk je samen met partners die aanvullende zorg kunnen verlenen die passen bij jouw aanpak en visie? 

“We werken samen met een diëtiste, vanwege het feit dat het voedingspatroon in nauw verband staat met de algehele gezondheid. Ik verwijs de meeste nieuwe patiënten waar een hoge cariësactiviteit aanwezig is naar haar door. Een toenemend aantal collega’s ziet ook de toegevoegde waarde in van haar kennis en informeren de patiënten waarom een consult aan haar verstandig is. Ze motiveren de patiënt er gebruik van te maken, het is eigenlijk ‘laaghangend fruit’. Een relatief kleine stap naar bewustwording en verandering van eetpatroon kan van grote invloed zijn op de leefstijl en daarmee de algehele gezondheid. Indien er geen mondproblemen aan de orde zijn is het een preventieve aanpak om later (grote) problemen te voorkomen. Een andere indicatie op basis waarvan ik eigenlijk altijd een patiënt doorstuur naar de diëtiste is parodontitis.”

Hoe wordt de verdere administratieve afwikkeling geregeld van de doorverwijzing?

“De diëtiste maakt een verslag en plaatst dit in het patiëntendossier. De werkzaamheden van de diëtiste worden verwerkt in haar eigen systeem. Dit wordt vergoed vanuit de basisverzekering en verrekend met het eigen risico en dat vormt soms een drempel om gebruik te maken van deze interventie. Er is in de mondzorg nog geen aparte code vastgesteld door de NZa die gebruikt kan worden voor de declaratie. De code M01 (algehele voorlichting) is een mogelijkheid maar er geldt een maximum voor het gebruik ervan. Dat maximum wordt al snel overschreden als voedingsadvies daarin opgenomen wordt. Het wordt dus tijd dat er een specifieke code komt voor deze component.

Ongeveer 80% van mijn tijd besteed ik aan het herstellen van schade in de mond dat veroorzaakt wordt door een ongezonde leefstijl. Dit benadrukt het belang van het opnemen van deze interventie in de mondzorg en alles wat daarbij hoort om dat mogelijk te maken. Ik pleit daarom voor een vaste plek voor een diëtiste in de tandheelkunde.”

Welke bijzondere interventie kan een rol spelen om (mondzorg)problemen te voorkomen of te behandelen?’

“Een ademcoach kan bijvoorbeeld helpen om (mond)gezond te positief te beïnvloeden. Mondademhaling kan zorgen voor het feit dat de patiënt vaak verkouden is. Het aanwennen van neusademhaling is de manier om lucht te zuiveren en te verwarmen. Tevens droogt een mondademhaling de mond uit, wat het tandvlees en tanden negatief kan beïnvloeden. Speeksel heeft namelijk een smerende en bufferende werking.

Voor kaakproblemen bijvoorbeeld kan een verwijzing naar de gnatholoog een oplossing bieden en een psycholoog kan helpen om de tandartsangst aan te pakken met bijvoorbeeld EMDR als het gaat om een trauma.”

Hoe zie je de mondzorg in de toekomst?

“De mondzorgpraktijk zou een poortwachtersrol moeten spelen in het voorkomen en vroegtijdig herkennen van gezondheidsproblemen. We zijn de enige zorgverleners die een patiënt met enige regelmaat zien. Hier zouden we veel meer gebruik van kunnen maken door het geven van advies.  Zo zou bijvoorbeeld heel goed diabetes voorkomen of omgekeerd kunnen worden. Door periodiek waardes te meten zoals bloeddruk, cholesterol en suikerspiegel kunnen we een goed beeld schetsen van de basisindicatoren van de algehele gezondheid.”

Zijn er al ontwikkelingen in gang gezet om dit vorm te gaan geven?

“Ik ben al eens in gesprek gegaan hierover met mijn werkgever Dental Clinics. Ze zijn al warm gemaakt voor het draaien van een pilot.

Mijn ideaalbeeld is de mondzorgpraktijk te beschouwen als een soort ‘consultatiebureau’ waar belangrijke parameters worden vastgelegd in een EPD waar ook een huisarts toegang toe heeft. Als er op grond van de metingen blijkt dat er iets in het lichaam niet goed gaat kun je bijvoorbeeld de patiënt adviseren om meer te gaan bewegen door bijvoorbeeld zich aan te sluiten bij een wandelgroep. Als we te lang wachten met deze preventieve aanpak stevenen we af op een zorginfarct over enkele decennia. Het zou goed zijn om de gezondheidszorg helemaal anders aan te pakken en preventief te werk te gaan. Op basis van statistische parameters is de verwachting dat de duur van het leven in goede gezondheid korter wordt terwijl de uiteindelijke levensverwachting stijgt dus we leven gemiddeld gezien inmiddels langer met ziekte dan in volledige gezondheid. Een relatief simpele aanpak is het veel duurder maken van geraffineerde voedingsmiddelen. Ik zie hier een taak weggelegd voor de overheid om meer aandacht te besteden aan gezonde voeding.

Zo kan er bijvoorbeeld op scholen al aandacht besteed worden aan het algehele voedingspatroon, de lunchpauzes de lengte te geven die het gezondheid technisch verdient of scholen subsidies te geven om een gezonde maaltijd aan te bieden. Dit komt ook de concentratie en het functioneren van de leerling ten goede.”

Je volgt de opleiding Integrative Medicine en Leestijlgeneeskunde, wat is jouw motivatie daarvoor?

“Ik zie het als een missie om de holistische aanpak op de kaart te zetten. Ik ben die opleiding gaan doen om meer wetenschappelijke onderbouwing te hebben over leefstijl en algemene gezondheid, zodat ik dat kan implementeren in de algemene (tandarts)praktijk.”

Wat is nu de volgende concrete stap?

“Indien Dental Clinics wil meewerken aan mijn plan in de vorm van de pilot is het belangrijk om deze een goede invulling te gaan geven zodat deze eenvoudig is, zonder te tijdrovend te zijn en geïmplementeerd kan worden in het preventief mondonderzoek.

We hebben dan een goede onderbouwing om de zorgverzekeraar ervan te overtuigen dat de holistische aanpak in mondzorg een deur kan openen naar kosteneffectieve preventie.”

 

 

Johan Oost werkt bij de mondzorgketen Dental Clinics en volgt vanuit interesse de tweejarige opleiding Integrative Medicine en Leefstijlgeneeskunde aan het AIM.

 

Interview door Petra van der Zwan, van Gezond & Inzetbaar – auteur | Leefstijlinterventies | Trainer, voor dentalinfo.nl met Johan Oost.

 

 

 

Lees meer over: Interview, Opinie

Blog: Quiz

Petje op, wij behandelen patiënten of, petje af, we behandelen cliënten. Petje op toch, want cliënten klinkt zo commercieel! We zijn toch geen winkeliers of stiekem toch wel? Wat is het verschil eigenlijk tussen patiënten en cliënten?

‘Patiënten zijn zorgbehoevend en worden daarvoor behandeld (petje op) en cliënten in de zorg krijgen een behandeling die niet gericht is op genezing van een aandoening of ziekte (petje af).’ Cariës en ontsteking (gingivitis, parodontitis, enzovoort met -itis) zijn volgens mij de enige echte ziektes in ons vak, maar als je niet goed kunt kauwen, lachen of praten levert dat ook een zorgvraag op. Aan patiënten geen tekort dus.

Toch zijn er tegenwoordig praktijken waar misschien wel de helft van de omzet wordt gemaakt met preventieve mondzorg bij cliënten, die dus niet zorgbehoevend zijn. Voorkomen is namelijk beter dan genezen en een goed verdienmodel bovendien. Bijna al mijn cliënten gaan in ieder geval regelmatig naar de mondhygiënist of preventie assistent of er nou een tandvlees ziekte is of niet en met als steeds weer terugkerende onderdeel: de mondhygiëne-instructie. Net zolang, totdat er niets meer te verbeteren valt, ze er gek van worden en gaan klagen over betutteling. Doel bereikt.

Er zijn ook praktijken die onder preventieve tandheelkunde nog iets anders verstaan. Daar worden ‘gezonde’ vullingen en kronen vervangen voor nieuwe, mooiere en duurdere exemplaren. Dit is ook een uitstekend verdienmodel, maar levert geen gezondheidswinst op en soms zelfs (weefsel-)verlies. De (onwetende) cliënten worden hier weliswaar niet betutteld, maar wel ingepakt door een als tandarts vermomde winkelier.

Echte preventie zorgt gelukkig wel voor gezondere monden, maar helaas wordt deze winst steeds meer gecompenseerd  door de toegenomen functionele en esthetische wensen van de patiënten. Dus hoe commercieel sommige mondzorgverleners  ook zijn en (preventieve) zorg verkopen aan gezonde cliënten, aan echte patiënten valt nooit te ontkomen.

Mijn antwoord op de vraag (Petje op; wij behandelen patiënten of Petje af; we behandelen cliënten.) is dan ook: ik reken beide goed.

Jerry Baas, tandarts

Lees meer blogs

 

Lees meer over: Blog, Opinie
Blog Bart Admiraal - 400

Blog: Verzopen Cat

Pestbericht. Op 16 mei 2025 heeft de Algemene Leden Vergadering van het College Adviserend Tandartsen (CAT) besloten de vereniging na 76 jaar op te heffen. Wij danken u voor de jarenlange prettige samenwerking”

Nu zullen vele collegae verbaasd de wenkbrauwen fronsen “CAT CATS wat zou dat zijn geweest? Was dat niet die palingpopgroep uit Volendam, ooit? Of die Cats van de musical van de briljante Andrew Lloyd Webber over de jellicle cats, die magische stam van pratende katten levend op een vuilnisbelt? Het zal wel die laatste zijn, past het best bij de mondzorg, vuilnisbelt variëteit van langs elkaar levende wezens.

Het CAT, die zichzelf op 16 mei met veel perspoeha heeft verzopen, staat voor een zeer nuttig en gewaardeerd gebleken college.

Het College van Adviserend Tandartsen (CAT) werd in 1948 opgericht door en voor tandartsen met controlerende werkzaamheden voor de ziekenfondsverzekerden. Zij waren in dienst van het Tandheelkundig Controle Instituut (TCI) dat gelijkwaardig bestuurd werd door de NMT en de ziekenfondsen.

So far so good maar in 1990 is er een grote misser gemaakt. Toen hield dit instituut op te bestaan en kwamen de adviserend tandartsen in dienst van de ziekenfondsen, His Masters Voice, en later de zorgverzekeraars. Kortom, weg onafhankelijkheid. Verzekeraars bepaalden de koers en inhoud van de mondzorg, gecontracteerde tandartsen aan de verstikkende leiband.

De krokodillentranen worden nu geplengd door de oudere veelal gepensioneerde tandartsen, want het was een zeer nuttig instituut met vingers in de pap.

Met een probleem, een vraag, een verzoek om behandeling van ziekenfondsverzekerden was die adviserend collega onder handbereik, per telefoon, brief of zelfs met huisbezoek op de koffie. Zoals die boulimia patiënte, sterk vermagerd, met veel weggekotst glazuur, met hulp terugkrabbelend naar ja, naar wat eigenlijk, als jonge vrouw? Totaalextractie en immediaat conform Systematische Rationele Beginselen met eenvoudige middelen, het ziekenfonds mantra? Uitgebreide anamnese, behandelingsplannen, modellen, kleurendia’s (geen tarief voor) en een consult bij de adviserend tandarts (AT). Een wat knorrige bozige man, maar ook hij had een hart en stemde in met een plan: rehabilitatie met goudporselein. Toen waren er nog ziekenfondsen met hart voor de zorg. Dankzij een AT. Overigens het kroon en brugwerk 1985-2025 in functie. Naar tevredenheid. Matig betaalde behandeling met ongekend veel immateriële voldoening.

En die AT die op een regionale lezing fel aansloeg bij de opmerking van de spreker dat “er voor een goede endo zeker wel 7 foto’s noodzakelijk waren” en ook de in de zaal aanwezige voorzitter NMT tekeer ging over dit gezondheidsschadelijk immoreel gedoe  “er is een code voor dus het mag”. Samenwerking op locatie tussen NMT en TCI, om nooit te vergeten.

En dan die lezing van een AT over tandheelkundige zorg aan jeugdigen: Het was mogelijk kronen te plaatsen op eerste molaren die al ver heen waren…. Over een regionale kronen kampioen, een zeer hoog percentage van alle regiokronen bij jeugdigen op zijn naam. Nodig of niet, het zit in het pakket dus het mag.

Gelukkig zie je dat niet meer….

Tegenwoordig klaagt men steen en been over het machtigingsbeleid dat uitermate frustreert, niet alleen over de openeind code inzake de “preventie per 5 minuten” (vraagt om overbevissing) want, gelet op het Koninklijke Marine adagium “de dag heeft 24 uur en de nacht” dat is héél veel preventie. Sommigen zien het als het ingooien van eigen glazen.

De aanvragen moeten aan alle gestelde eisen voldoen, de betaler bepaalt. Elke verzekeraar heeft de adviserend tandarts vervangen door een functionaris mondzorg. Dat zal geen adviserend tandarts zijn, die heeft zichzelf net verzopen op 16 mei, maar is vervangen door een ongeschoolde TA, een Tandheelkundig Afwijzer.

Een Tandheelkundig Afwijzer zal vast wel goedkoper zijn qua scholing, met als opleiding een module mondzorg bij instituten die ook assistentes in een paar dagen leren boren?

Er is gelukkig zicht op snelle verbetering, de beroepsorganisatie richt een meldpunt op, waarna vermoedelijk een commissie zal worden ingesteld, een klankbordgroep en wie weet een TAM, Taskforce Afgewezen Machtigingen.

De algoritmesectie van NZa/Verzekeraars Big Band zal er wel wat op gevonden hebben: aanvragen afwijzen totdat suïcide volgt en aftoppen tarieven van veelplegers, bovennorminkomens afromen ten behoeve van een fonds voor patiënten die het niet meer kunnen betalen. Solidariteit. Naam van dat fonds?

Ziekenfonds…en zo komt de CAT weer op de pootjes terecht.

Bart Admiraal studeerde Tandheelkunde & Recht in Utrecht, werkte als tandarts. Als jurist adviseert hij zich gedupeerd voelende patiënten en tandartsen met JURISPREVENTIE.

Lees meer over: Blog, Opinie
Jet Visscher

Blog: Tot de dood ons scheidt

Ik keek in zijn kaart. Normaal gesproken belt hij zelf altijd om een afspraak met mij in te plannen, maar nu zag ik dat het al enige tijd geleden was. Ik besloot hem te bellen. Met een zachte stem nam hij op. ‘Oh… je bent mij niet vergeten’ zei hij.

‘Natuurlijk ben ik u niet vergeten. Hoe gaat het met u?’ ‘Niet zo goed’ zei hij, ‘mijn tijd is gekomen.’ Morgen zal hij komen te overlijden.

Hij vond het fijn om mij nog even te kunnen spreken. ‘Vindt u het fijn als ik zo nog even bij u langskom? Dan kunnen we nog even waardig afscheid nemen.’ Dat vond hij heel fijn.

Ik stapte gelijk in de auto en meneer had geregeld dat hij voor de laatste keer aangekleed en wel nog op de stoel voor het raam kon zitten om zo nog even wat laatste woorden met mij te wisselen. Met een lach en een traan namen we afscheid van elkaar.

Er kwam een berichtje binnen. Een groepsapp uitnodiging.

Ik was toegevoegd bij een familie-, vrienden- en burenapp van een patiënt. Haar man, ook een patiënt van mij, lag op sterven.

Via de app werden wij op de hoogte gehouden. Ik kwam al jaren bij hun aan huis omdat mevrouw niet meer de deur uit kon. Na het overlijden van haar man had zij besloten dat ook zij niet verder wilde leven en een week later overleed zij.

Bijzonder om zo via de app betrokken te mogen zijn bij de laatste dagen van dit echtpaar.

Vorige week kreeg ik een ingesproken berichtje via de app. Zijn laatste dagen waren geteld en hij wilde mij nog even laten weten dat hij in het hospice lag en bedankte mij voor alle mooie gesprekken die we hadden gehad.

Ik bedankte hem voor zijn mooie woorden, zijn vertrouwen en onze mooie waardevolle gesprekken.

Dit zijn misschien niet de meest opgetogen verhalen van een mondhygiënist maar ze maken mij wel dankbaar voor de relaties die ik op mag bouwen.

Wat een prachtig beroep hebben we toch.

Misschien vinden sommigen het vak soms wat eentonig maar wanneer je echt een relatie opbouwt met de patiënt en verder kijkt dan alleen maar de mond, dan mag je genieten van de veelkleurigheid van de patiënten, de mooie maar soms ook verdrietige verhalen, een luisterend oor zijn maar ook zelf leren van de verhalen die we horen.

Dan trek je soms meer tijd uit voor een behandeling omdat je weet dat je wat meer kletst, ook al krijg je dat niet uitbetaald.

Maar pfff…. Wat verrijkt je dit op een andere manier!

Ik voel mij een dankbare mondhygiënist die haar vak nu 25 jaar uitoefent en hoop dat er nog vele jaren bij komen.

Jet Visscher, mondhygiënist
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Brigitte Baan

“Voor mijn team kom ik altijd op!” Brigitte Baan over grensoverschrijdend gedrag in de praktijk

Respectvol gedrag van patiënten is helaas niet altijd vanzelfsprekend. Brigitte Baan, praktijkmanager bij Tandartsenpraktijk de Kroonweide, vertelt hoe zij omgaat met grensoverschrijdend gedrag en haar team beschermt. “Je hoeft het niet te accepteren, je kunt het bespreken én aanpakken.”

Boze patiënten komen niet vaak voor. Meestal verloopt het contact met patiënten prettig, vertelt Brigitte Baan, praktijkmanager bij Tandartsenpraktijk de Kroonweide. “De meeste mensen zijn vriendelijk en begripvol. Maar soms krijgt een collega aan de balie of telefoon te maken met onredelijke frustratie. Dat raakt me, want mijn team doet z’n werk met zorg en aandacht.”

Veilige werkomgeving

Een recente situatie raakte haar zó dat ze het deelde op LinkedIn. Een receptioniste kreeg de volle laag van een boze patiënt, omdat een werkstuk nog niet terug was van het laboratorium. “Iets waar we geen invloed op hebben. Maar in plaats van een normaal gesprek, kreeg zij een stortvloed van frustratie over zich heen.” Brigitte besloot de patiënt zelf te bellen en duidelijk een grens te stellen. “Ik wil een veilige werkomgeving, waarin respect de norm is.”

Dergelijke incidenten blijven zeldzaam, maar ze komen wel voor. Vaak spelen stress, pijn of onbegrip over regels een rol. “Het ligt meestal aan de situatie, niet aan de persoon. Kinderen en ouderen zijn over het algemeen juist heel respectvol.”

Kalm blijven

De eerste reactie van het team in zo’n situatie is kalm blijven. “We benoemen op een rustige, duidelijke manier dat het gedrag niet acceptabel is. Als dat niet helpt, mag mijn receptieteam het gesprek beëindigen. Ik pak het later op met de patiënt, telefonisch of per mail.” Deze opvolging is belangrijk, benadrukt ze: “Zo laat je je team merken dat je achter ze staat.”

Balietrainingen

Om haar team voor te bereiden op moeilijke situaties, geeft Brigitte zelf balietrainingen. Praktisch, zonder droge theorie. “Ik werk met herkenbare situaties en doe rollenspellen. Zo leren medewerkers professioneel te blijven, grenzen te stellen en signalen van dreigend gedrag op tijd te herkennen. Dat geeft zelfvertrouwen en rust.” Als er behoefte is aan verdieping, kan een externe trainer worden ingeschakeld, maar de basis ligt intern.

Hele team

Het zijn vooral de receptionisten die met excessen te maken krijgen, omdat zij het eerste aanspreekpunt zijn. Maar ook behandelaars en assistenten kunnen te maken krijgen met weerstand bij uitleg over kosten, behandeladviezen of facturen. Daarom is het belangrijk dat het hele team leert omgaan met moeilijke gesprekken. “Goed communiceren kun je leren. Het is geen kwestie van ‘er maar tegen kunnen’.”

Na elk incident wordt er geëvalueerd. Soms direct, soms in een werkoverleg. “Niemand hoeft met een rotgevoel rond te lopen.” Medewerkers weten dat ze altijd bij Brigitte terechtkunnen. “Mijn deur staat open. Liever te vaak een vraag dan ermee blijven zitten. En collega’s steunen elkaar onderling ook goed. Daar ben ik trots op.”

Binnen de praktijk zijn duidelijke afspraken gemaakt: je hoeft het nooit alleen te doen. Incidenten worden, indien nodig, vastgelegd in het patiëntendossier en opgevolgd met een bericht of telefoontje vanuit de praktijkmanager. Zo wordt voorkomen dat gedrag zich herhaalt.

Als praktijkmanager draagt Brigitte samen met de praktijkhouder de eindverantwoordelijkheid. “Maar het begint bij je houding: je team beschermen, grenzen stellen en vooral respectvol blijven communiceren. Ook met degene die over de schreef ging.”

Haar belangrijkste advies aan andere mondzorgprofessionals?

Durf grenzen te stellen, pak het aan, maak het bespreekbaar, investeer in training en zorg goed voor je team. “Een veilig team straalt kracht uit. Juist op de moeilijke momenten.”

Interview door Jennifer Delgado met Brigitte Baan, praktijkmanager bij Tandartsenpraktijk de Kroonweide

Lees meer over: Interview, Opinie, Samenwerken, Thema A-Z
Blog Jerry Baas

Blog: N=1=exit

Handig hoor, al die uitzendbureaus in de mondzorg. Handig voor de werkzoekenden, want eigen initiatief is niet meer nodig, maar ook voor mij als praktijkhouder. Ik zoek, zij vinden. Waar ik ook naar op zoek zou zijn, zij hebben het in de aanbieding; tandartsassistenten die alles kunnen en gedaan hebben (voorbehouden of niet), ZZP-mondhygiënisten die veel meer omzetten dan de gemiddelde tandarts en daar dan slechts 60% van willen opstrijken of one-man-army-tandartsen die op 3 kamers werken en zo single-handedly je omzet verdubbelen en tegelijkertijd het tandartstekort oplossen, mocht daar behoefte aan zijn. Alle smaken hebben ze, om van te watertanden.

Zelf had ik helaas een iets minder goede ervaring met de mondzorgbaan-bemiddelaars, al is het n=1, dus u kunt het direct weer vergeten. Toen ik één keer echt omhoog zat en dringend assistentie nodig had, nam ik maar eens contact op met één van de vele bemiddelingsbureaus. Ondanks de dagelijkse e-mails met het aanbod van de meest fantastische kandidaten, had ik ze tot dan toe altijd links laten liggen, want ik regelde het zelf wel. Wellicht tegen beter weten in.

Weldra kwamen ze op de proppen met een zeer ervaren (want zeer oude) tandartsassistente. Ze was handig aan de stoel, maar onhandig met computers (voordat alleen nog maar de patiëntenkaart op het scherm stond, waren we tien minuten verder). Daarnaast had ze ook nog irreële salariseisen voor wat ze kon en was ze niet inzetbaar voor het aantal uren wat ik had aangevraagd. N=1=exit en dat scheelde ook weer bemiddelingskosten, want ‘no cure, no pay’.

Handig was voor mij toch niet zo handig en onnodig bovendien, want met personeel ronselen heb ik meestal niet zo’n moeite. Mijn meeste sollicitanten komen namelijk via het netwerk van de al bij mij werkzame tandartsen, mondhygiënisten en ook via de studenten mondzorgkunde en tandheelkunde die bij mij in de avond werken. Soms lukt het dan toch niet om een tandarts te vinden en dan is er altijd nog de vacaturebank van de ‘good old’ KNMT. (Heeft de NVM eigenlijk ook een vacaturebank?).

Wat misschien wel heel onhandig van mij is, is dat ik voor nieuwe tandartsassistenten een voorkeur heb voor kandidaten die het vak nog moeten leren. Dat heeft wel als voordeel dat er altijd heel veel reacties op mijn leerbaan-vacatures (op Indeed) zijn, want ook een vooropleiding van meer dan VMBO vraag ik niet. De selectieprocedure moet ik dan als niet-HRM-professional natuurlijk zelf doen, maar dan is de kans wel groter dat de gekozen kandidaat beter bij jou en je praktijk past.

Mijn ervaring is inmiddels, dat de aangenomen talenten het vak in de praktijk, ondersteund door een online cursus, snel leren en binnen een maand kunnen meedraaien aan de stoel en achter de receptie. Als je iemand een kans geeft, wordt je vertrouwen niet snel geschaad. Ze hebben dan wel geen ‘branche-erkende’ (wie bepaalt dat eigenlijk?) opleiding gedaan, maar dat is volgens mij ook helemaal niet nodig of wettelijk verplicht. Het ABC-kwaliteitskeurmerk wat de KNMT nu weer heeft bedacht, is wat dat betreft, net als de KRT, een wassen neus.

Nog steeds lees ik met veel belangstelling het aanbod van de baanbemiddelaars in de vele e-mailbrieven die voorbij komen en verwonder ik me vaak over het aanbod en hoe ze al deze topkandidaten steeds weer weten te vinden. Hier zullen vast veel tandartspraktijken dankbaar gebruik van maken en zodoende de bemiddelaars vorstelijk belonen voor hun goede werk. Handig hoor, al die uitzendbureaus in de mondzorg.

Jerry Baas, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Blog Bram - 400

Blog: Een mond vol sperma

Begin februari kwam een mondhygiënist in het nieuws. Hij kwam niet alleen in het nieuws, maar ook in de mond van een patiënt (1,2). Oud-medestudenten vonden hem ‘apart, maar wel aardig’ en zeiden daarbij ‘tegelijkertijd verbaast het me niks’. Verder werd hij beschreven als ‘een beetje apart’ en ‘vrij stil/normaal’. Een ander kreeg van hem ‘altijd rare vibes, hij was altijd heel vreemd’.

Is deze man, of deze jongen, echt zo vreemd? Dacht hij: ‘Ik ben benieuwd hoe ver ik kan gaan voordat ik gepakt word.’ Of dacht hij: ‘Weet je wat, even lekker gek.’ Als hij dit zelf niet als gek gedrag ziet, zou hij dan niet beter een kamertje kunnen huren in één of ander bordeel? Mondhygiëne praktijk Engelenhaar: wij staan en komen voor u klaar. De enige in de omgeving, die polijst met warme wimsaus. Cliënten zijn daar vast een stuk ontvankelijker voor een dergelijke behandeling. En bij zo’n combi-afspraak staat het belang van de cliënt gewoon voorop.

Hij heeft bij de rechter gezegd, dat hij haar non-verbale communicatie verkeerd heeft begrepen. Desalniettemin, er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Volgens de uitspraak mag hij twee jaar zijn beroep niet uitoefenen (plus vier maanden voorwaardelijke celstraf). Dus twee jaar lang zal hij op zijn zolderkamertje meezingen met het nummer ‘Kleine jongen’ van André Hazes. Terwijl hij ondertussen zit te masturberen. En gaat hij daarna weer volle bak aan de slag? Halve uurtjes per patiënt, met zes keer M03? Een informed consent is pas verplicht vanaf €250,- (3). Dus daar hoeft hij gelukkig geen rekening mee te houden.

Toch is dit niet wat je op de studie hebt geleerd. Of hoe je bent afgestudeerd (ook niet cum laude). De vereniging van mondhygiënisten (NVM-mondhygiënisten) en tandartsen (KNMT) hebben zich niet in deze kwestie gemengd. Maar mag hij straks weer werken in de zorg? Het recht heeft gesproken. En toen was het lente in het jaar 2027… En daar zit hij weer op de behandelstoel. Aarzelend kijkt hij naar de patiënt. ‘Niet doen. Niet doen!’ denkt hij. ‘Laat je nou niet gaan. Oei oei, hou je in. Nee, doe het nou niet! Och ja, te laat.’ … applicatie medicament. Terwijl M30 van deze zorgprofessional niet het beste medicijn is. Dat weet toch iedereen. Lachen is het beste medicijn. Ja toch? Ja?

Komt een mondhygiënist op zijn werk.

Klop-klop

“Wie is daar?”

“Gior. En u kunt dat gewoon doorslikken hoor.”

Hij wordt belachelijk gemaakt, hij wordt apart en vreemd genoemd en hij wordt voor ‘domoor’ uitgemaakt zoals in het verhaaltje ‘zwaan kleef aan’ van de gebroeders Grimm. Maar dit is geen sprookje. Deze mondhygiënist heeft in de mond van de patiënt zijn klaargekomen spermadosis geëjaculeerd. Dat kan toch niet. Deze gebeurtenis zal voor altijd als een naar gevoel aan de beroepsgroep blijven plakken. Laat staan bij de patiënt. Een mondhygiënebehandeling kan soms als gevoelig of onprettig worden ervaren, dus dan kan je een mond vol sperma er niet óók nog bij hebben.

Bronnen:

  1. Loesoe
  2. Het Parool
  3. Richtlijn Patiëntdossier

Bram Koolstra, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Minimale interventie mondzorg (MIOC) gebruiken om wortelcariës te behandelen gefaseerde gepersonaliseerde zorgplannen

Minimale interventie mondzorg (MIOC) gebruiken om wortelcariës te behandelen: gefaseerde gepersonaliseerde zorgplannen

Een recente publicatie biedt een leidraad bij het navigeren door het hele klinische traject van orale zorg met minimale interventie, waarbij prioriteit wordt gegeven aan duurzame, op preventie gebaseerde zorg die is afgestemd op de risico-/vatbaarheidsprofielen van de patiënt. Met de vergrijzende bevolking in het achterhoofd, spraken we met professor Avijit Banerjee, auteur van dit boek1, over wortelcariësmanagement.

Naarmate de focus van restauratieve tandheelkunde verschuift van de kernprocedures in operatieve tandheelkunde naar de individuele behoeften en waarden van de patiënt, neemt de vraag naar holistische patiëntenzorg voor mondgezondheid op de lange termijn toe. Een recente publicatie, ‘A Clinical Guide to Advanced Minimum Intervention Restorative Dentistry’, biedt clinici een leidraad bij het navigeren door het hele klinische traject van orale zorg met minimale interventie (MIOC), waarbij prioriteit wordt gegeven aan duurzame, op preventie gebaseerde zorg die is afgestemd op de risico-/vatbaarheidsprofielen van de patiënt. Met de vergrijzende bevolking in het achterhoofd, spraken we met professor Avijit Banerjee, auteur van dit boek1, om de nieuwste evidence-based inzichten over wortelcariësmanagement te bespreken.

  • Wat zijn de uitdagingen bij de behandeling van ouderen?

In dit scenario spelen verschillende factoren een rol. Ten eerste moet rekening worden gehouden met de medische toestand van oudere patiënten, aangezien velen meerdere medicijnen gebruiken (“polyfarmacie”) die de speekselproductie kunnen verminderen en een droge mond kunnen veroorzaken. Dit verhoogt op zijn beurt de vatbaarheid voor cariës. Daarnaast is het maatschappelijke aspect cruciaal, vooral met betrekking tot hoe goed ouderen worden verzorgd en hun vermogen om mondhygiëne te behouden. De attitudes en verwachtingen van de patiënt zelf, zoals het naleven van mondzorgadviezen en de bereidheid om te investeren in mondgezondheid, zijn ook belangrijke overwegingen. Het beheersen van deze medische, sociale en persoonlijke aspecten is essentieel bij de behandeling van wortelcariës, vooral met het oog op mogelijks bijkomende klinische problemen zoals falende restauraties of uitneembare prothesen.

  • Denkt u dat de prevalentie en incidentie van wortelcariës toeneemt?

Gegevens uit het Verenigd Koninkrijk wijzen inderdaad op een stijgende cariëstrend naarmate patiënten ouder worden. Hoewel wortelcariës bij jongere patiënten ook bestaat, komt het minder vaak voor. Naarmate patiënten ouder worden, leiden factoren zoals parodontale problemen tot verhoogde gingivale recessie en blootgestelde oppervlakken, die vaak niet worden gereinigd, waardoor biofilm zich ongestoord kan ontwikkelen en laesies sneller kunnen worden gevormd. Factoren zoals een droge mond en voedingsgewoonten, die van invloed zijn op voedingsproblemen, dragen verder bij aan de prevalentie van wortelcariës binnen een vergrijzende bevolking. Hoewel het stijgingstempo misschien vertraagt in vergelijking met eerdere gegevens, blijft het een toenemende problematiek. Recente studies op het gebied van gezondheidseconomie, waaronder een witboek van de European Federation of Periodontology2, benadrukken de wereldwijde impact van cariës en het significante verband met de incidentie van wortelcariës, wat wijst op een aanhoudende opwaartse trend.

  • Wat is de rol van preventieve maatregelen en wat voor soort procedures en materialen moeten worden gebruikt om wortelcariësletsels te voorkomen, te stoppen en om te keren?

Deze vraag is van cruciaal belang in het management van het cariësproces en benadrukt het belang van preventie. Zodra deze laesies zich vormen, worden ze een uitdaging om te behandelen, wat de noodzaak om hun ontwikkeling te voorkomen benadrukt. Daarnaast is het onderscheid tussen voorkomen, stoppen en omkeren cruciaal. We hebben dit ook aangepakt in richtlijnen die zijn ontwikkeld in samenwerking met ORCA en EFCD3. Om het cariësproces uit te leggen, gebruik ik vaak een analogie van de motor van een auto: net zoals de motor van een auto constant stationair draait, bevindt onze mond zich in een staat van demineralisatie en remineralisatie als gevolg van de aanwezigheid van biofilm en de consumptie van koolhydraten. Om te voorkomen dat de auto in de versnelling wordt gezet en vooruit accelereert, d.w.z. dat het cariësproces actief wordt, moeten we de biofilm verstoren of moduleren door middel van niet-operatieve ingrepen, zoals mondhygiëne en dieetcontrole. Maatschappelijke verschuivingen in de richting van gezondheidsbewustzijn vergroten de aandacht voor therapietrouw, maar dit door het mondzorgteam geleverde aspect van zorg is voor velen nog steeds een uitdaging. Door mond- en tandheelkunde positief te benaderen en gebruik te maken van positieve motiverende berichten, van professionals en het grote publiek, kunnen we betere mondgezondheidsgewoonten aanmoedigen. Effectieve communicatie van preventieve maatregelen naar het publiek is cruciaal. Producten zoals GC TriPlaque ID Gel en Saliva-Check Buffer zijn zeer nuttig bij gerichte en gepersonaliseerde communicatie en gedeelde besluitvorming tussen de mondzorgverlener en de patiënt. En natuurlijk zijn remineraliserende middelen en vernissen [bijv. GC MI Paste Plus, MI Varnish, nvdr.] goede hulpmiddelen om de mineralenbalans op de gevoelige tandoppervlakken te herstellen.

  • Veel clinici worstelen met het eindpunt bij selectieve cariësverwijdering – met andere woorden – waar of wanneer stop je met het verwijderen. Kunt u bepaalde richtlijnen aanbevelen?

Selectieve cariësverwijdering omvat het verwijderen van geïnfecteerd (besmet) dentine met behoud van diepere, door cariës aangetaste (gedemineraliseerde) dentine én het behoud van gezond glazuur en dentine. Bij diepe laesies, met name bij wortelcariës, waar het behoud van de pulpavitaliteit cruciaal is, moet bij excavatie echter prioriteit worden gegeven aan het niet blootstellen van de pulpa. De diepte van excaveren hangt af van de nabijheid van de laesie tot de pulpa en het volume van de restauratie. In gevallen van ondiepere laesies, waar succesvol herstel belangrijker wordt vanwege het beperkte holtevolume, is selectieve cariësverwijdering mogelijk niet zo relevant en verschuift de prioriteit naar het waarborgen van het behoud en de duurzaamheid van de restauratie. Dit principe is van toepassing op zowel wortel- als coronale cariës, waarbij de natuurlijke configuratie van de laesie de aanpak beïnvloedt. Hoewel er richtlijnen bestaan, zijn het geen rigide regels, aangezien elk geval individuele beoordeling en besluitvorming door de clinicus vereist. Het is essentieel voor clinici om op hun expertise te vertrouwen en hun beweegredenen voor gefaseerde gepersonaliseerde zorgplannen te documenteren.

Het opstellen van een rigide richtlijn voor operatieve wortelcariësinterventies blijkt moeilijk vanwege de veelheid aan factoren die erbij betrokken zijn. Desalniettemin bieden de  en ORCA3 een betrouwbare basis. Deze richtlijnen benadrukken het belang van het begrijpen en waarderen van de histologie van de carieuze weefsels (geïnfecteerd versus aangetast glazuur en dentine), overwegingen omtrent de chemische eigenschappen van materialen en het aanscherpen van klinische vaardigheden voor effectieve vochtbeheersing en afdichting – de “gouden driehoek” van MI-operatief succes!  Het vinden van de juiste balans tussen deze factoren is van vitaal belang (Fig. 1), vooral gezien de gebruikelijke klinische obstakels bij de behandeling van wortelcariës.

Fig. 1: In het klinische besluitvormingsproces moeten alle factoren tegen elkaar worden afgewogen: Klinische vaardigheden, patiëntfactoren, histologie van het substraat en materiaalkunde.

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Veel clinici worstelen met het eindpunt bij selectieve cariësverwijdering – met andere woorden – waar of wanneer stop je met het verwijderen. Kunt u bepaalde richtlijnen aanbevelen?

Hét ideale materiaal aanduiden is quasi niet mogelijk. Glasionomeren komen echter naar voren als een groep die over het algemeen zeer effectief is, wat wordt ondersteund door talrijke klinische onderzoeken. Composieten kunnen ook effectief zijn onder optimale omstandigheden, maar het gebruik ervan is beperkt vanwege uitdagingen op het gebied van vochtbeheersing en de aard van het substraat in geval van wortelcariës. Pogingen om meerdere materialen in dergelijke laesies te aanbrengen is klinisch uitdagend en kan de interface van de restauratie verzwakken. Glasionomeren met een hoge viscositeit, kunstharsgemodificeerde glasionomeren of glashybriden hebben vaak de voorkeur op basis van klinisch bewijs van het afgelopen decennium. Uiteindelijk zal geen enkele studie de superioriteit van het ene materiaal ten opzichte van het andere definitief bewijzen, aangezien het succes sterk afhankelijk is van de techniek van de operator en de naleving van effectieve biofilmcontrolemaatregelen door de patiënt zelf. Hoewel sommige materialen langdurigere resultaten kunnen vertonen, kunnen alle materialen effectief zijn indien ze correct worden toegepast.

Toch zijn praktische overwegingen en klinisch oordeel hier van groot belang. In de loop der jaren heb ik gemerkt dat er gevallen zijn waarin clinici zich mogelijk niet volledig houden aan de gebruiksaanwijzing voor bepaalde materialen. Deze instructies zijn gebaseerd op jarenlang intensief onderzoek en zijn niet voor niets sterk gereguleerd. Hoewel flexibiliteit in sommige gevallen nuttig kan zijn, is het essentieel om hierin een evenwicht te vinden en de instructies van de fabrikant nauwlettend op te volgen.

  • In geval er een kunstharscomposiet wordt gebruikt voor het herstel van wortelcariës, hoe kan dan de beste hechting worden bereikt?

Ook hier is een goed beoordelingsvermogen is cruciaal. De kennis over het materiaal benadrukt het belang van vochtbeheersing, die essentieel is voor succesvolle resultaten. Idealiter zou er glazuur aanwezig zijn voor een goede hechting. Bij het tegenkomen van sclerotisch dentine met een hoger mineraalgehalte, is het belangrijk om het beste etssysteem te overwegen voor optimale resultaten. Het is gebaseerd op een ingewikkeld besluitvormingsproces dat alle variabelen van het specifieke geval omvat, dus het lijkt ongepast om slechts één benadering naar voren te brengen.

Verwijzingen

  1. Banerjee A. A Clinical Guide to Advanced Minimum Intervention Restorative Dentistry. 1ste uitgave. Elsevier; Juni, 2024
  2. Europese Federatie van Parodontologie. The burden of caries and periodontitis – Geraadpleegd op 25 april 2024.
  3. Orca Consensus Statements. Geraadpleegd op 25 april 2024

 

Door: Prof. Dr. Avijit Banerjee, hoogleraar Cariologie en Operatieve Tandheelkunde en Honorair Klinisch Adviseur in Restauratieve Tandheelkunde aan de Faculteit der Tandheelkunde, Orale & Craniofaciale Wetenschappen aan het King’s College en de Guy’s & St. Thomas’ Hospitals Foundation Trust in Londen, Verenigd Koninkrijk.

Hij is voorzitter van de afdeling Conservatieve & MI Tandheelkunde. Als vooraanstaand onderzoeker op het gebied van cariologie, mondzorg met minimale interventie en minimaal invasieve tandheelkunde heeft hij veel gepubliceerd, academische leerboeken geschreven, redactionele functies bekleed in verschillende tandheelkundige tijdschriften en aanzienlijke onderzoekssubsidies binnengehaald. Prof. Banerjee wordt internationaal erkend voor zijn bijdragen aan het tandheelkundig onderwijs en heeft prestigieuze prijzen ontvangen voor zijn onderzoeksimpact, waaronder de WH Bowen Caries Research Distinguished Scientist Award van IADR, 2022. Daarnaast speelt hij een sleutelrol in de ontwikkeling van klinische onderzoeken in de eerstelijnszorg als de nationale plaatsvervangend leider van het NIHR in Oral & Dental Health Speciality en local Lead voor de regio Zuid-Londen. Hij is toegewijd aan het vormgeven van tandheelkundig beleid en praktijken door zijn betrokkenheid bij professionele commissies en nationale adviesrollen in het VK, als honorair adviseur van het Office of the Chief Dental Officer, Engeland. Zijn uitgebreide leiderschap in nationale en internationale tandheelkundige organisaties stelt hem in staat om wereldwijd invloed uit te oefenen op de richting van mondzorgrichtlijnen en implementatiestrategieën.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Interview, Opinie
Blog Jerry Baas

Blog: Sluipmoordenaar

Prikkoning in de mond, maar bloednerveus er buiten. Ik moet bekennen dat ik nerveus was toen ik de eerste keer een (pieterpeuterig) prikje moest zetten in een vinger voor een druppeltje bloed. Daarna werd het een routineuze handeling, die nodig was om de gezondheid van mijn dochter te bewaken.

Zij heeft namelijk diabetes type 1, een ziekte die (nog) niet te genezen of te voorkomen is. Dit geldt niet voor de meest voorkomende suikerziekte, diabetes type 2. Dat is een sluipmoordenaar met ernstige gevolgen als je er te laat achter komt of er slecht mee om gaat.

Voorkomen is dan beter dan genezen. Als de diagnose bij ouderdomssuiker te laat gesteld wordt, is de inmiddels opgelopen schade helaas niet meer te repareren. Neurophatische pijn en amputaties liggen dan op de loer. Een horrorscenario die je natuurlijk altijd voor moet zijn.

Een andere sluipmoordenaar is een hoge bloeddruk. Ook een ziekte die uiteindelijk ernstige gevolgen heeft, maar die al een tijd aanwezig kan zijn, voor je het door hebt. Als je dan eindelijk eens naar de huisarts gaat met gezondheidsklachten en de diagnose wordt gesteld, dan is het eerste deel van het leed al geleden. Dat wat voorkomen had kunnen worden, door bijvoorbeeld een jaarlijkse preventieve meting bij de huisarts of misschien wel bij de tandarts, waar je toch al regelmatig komt voor het gebitsonderhoud.

Misschien is het helemaal geen slecht idee en zeker het overwegen waard, om voortaan tijdens de tandartscontrole ook nog even een bloedprikje en een bloeddrukmeting te doen. Echte dokters moeten dan natuurlijk een protocol opstellen wie en wanneer er geprikt moeten worden en wat met deze gegevens te doen, maar de uitvoering is in de tandartspraktijk in goede handen. Efficiënt en goedkoop onderzoek kan dan hoge zorgkosten en vooral veel leed voorkomen.

Dat het idee van een gezondheidscheck bij de tandarts, wat al jaren af en toe besproken wordt in tandartsenland, nog steeds niet serieus onderzocht is, zal wel weer met geld te maken hebben. Dat de zorg betaalbaar moet blijven, is logisch, maar dat er steeds wordt ingezet op korte termijn versus lange termijn, curatie versus preventie en scoren versus investeren is kortzichtig en onverstandig. Daar wordt deze prikkoning bloednerveus van.

Jerry Baas

Jerry Baas, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
joris muris

Zinvolle mondzorg: kritisch blijven voor betere zorg

Wat maakt mondzorg écht zinvol? Gaat het om het verhelpen van klachten? Esthetiek? Of ligt de focus juist op preventie? In Nederland hebben we deskundige mondzorgverleners en een hoge zorgstandaard. Toch blijft de praktijk soms steken in symptoombestrijding, het oplossen van niet-bestaande problemen of onnodige behandelingen. Dit leidt tot verkeerde, onder- of overbehandeling – alle drie niet zinvol. Hoe kunnen mondzorgprofessionals hierin de juiste keuzes maken? We spreken hierover met tandarts dr. Joris Muris.

Joris, hoe is uw interesse in tandheelkunde ontstaan?

“Van jongs af aan werkte ik graag met mijn handen. Knutselen, apparaten uit elkaar halen en weer in elkaar zetten – dat vond ik leuk om te doen. Tegelijkertijd groeide ik op met een vader die huisarts was, waardoor ik van dichtbij zag hoe waardevol het is om mensen te helpen. De combinatie van zorg en praktisch werken sprak me enorm aan. Uiteindelijk koos ik voor tandheelkunde, een vak waarin beide samenkomen, en daar heb ik nooit spijt van gehad.”

Uw carrière kent een brede ontwikkeling, van een intensieve opleiding tot onderzoek en onderwijs in Amsterdam.

“Ik werd in Nederland uitgeloot en besloot daarom Tandheelkunde in Leuven te studeren – een keuze die achteraf zeer waardevol bleek. De opleiding was streng:  aan het einde van het jaar waren alle tentamens, bijna allemaal mondeling, geconcentreerd in een periode van zes weken. Je mocht een vak slechts één keer herkansen. Bij meer dan één onvoldoende moest je het hele jaar overdoen. Je zorgde er dus wel voor dat je je tentamens haalde. Na het behalen van mijn diploma keerde ik terug naar Nederland en besefte al snel dat ik meer wilde dan alleen praktijkwerk. Daarom koos ik voor Amsterdam, een stad met een tandheelkundefaculteit. Twee jaar later begon ik ook aan de universiteit en deed ik onder andere onderzoek naar de bijwerkingen van tandheelkundige materialen zoals palladium, een veelgebruikt metaal in kroon- en brugwerk. Dit onderzoek resulteerde in een proefschrift 2015. Hoewel ik me tegenwoordig minder richt op onderzoek, heeft die ervaring mijn blik op het vak – en de wereld – verbreed.”

“Vandaag de dag combineer ik mijn werk in een tandartspraktijk in Amsterdam met lesgeven aan studenten van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Voorheen gaf ik les over vaste prothetiek (bruggen en kronen), de laatste jaren richt ik me vooral op zorgplanning (voorheen behandelplanning). Waar de focus vroeger lag op het oplossen van problemen, is er nu veel meer aandacht voor risicomanagement en procesbeheersing, met de patiënt centraal. Dit vereist een brede blik op de psychosociale en culturele aspecten van de patiënt, de leefstijl, de gezondheid en uiteraard de voor de mondzorg relevante pathologische processen.”

Hoe zou u zinvolle mondzorg in uw eigen woorden definiëren?

“Zinvolle mondzorg dient een individueel, helder doel en draagt bij aan het voorkomen van schadelijke processen, het optimaliseren van de mondgezondheid en/of het behoud ervan. De gekozen behandelingen zijn daarbij zowel doeltreffend als doelmatig. Met andere woorden: hoe bereik je met minimale middelen een optimale mondgezondheid? Het doel en de behandelingen zijn altijd patiëntgericht en afgestemd op de omstandigheden (in de breedste zin van het woord) en wensen van de patiënt. Niet-zinvolle zorg wordt vooral problematisch wanneer deze geen gezondheidswinst oplevert en/of onnodige schade veroorzaakt.”

“In de praktijk zien we een groeiende, vaak door sociale media aangewakkerde, doorgeslagen vraag naar esthetische behandelingen die de mondgezondheid niet altijd ten goede komen. Het creëert vaak een spanningsveld tussen zorg die daadwerkelijk bijdraagt aan het welzijn van de patiënt en handelingen die niet altijd aansluiten bij de lange termijn-behoeften of kunnen leiden tot andere klachten zoals ontsteking en pijn. In dergelijke gevallen moet zoveel mogelijk worden gekozen voor minimaal invasieve en doeltreffende behandelingen. Scheve, gele tanden direct rechtzetten en wit maken met (composiet) facings, zeker als daarvoor ook nog gezond tandweefsel opgeofferd moet worden, voldoet hier niet aan; een orthodontische behandeling in combinatie met bleken is dan vaak een betere optie. Belangrijk is dat de patiënt goed wordt geïnformeerd.

Toch ingaan op een wens “omdat de patiënt anders wel naar een ander gaat” rechtvaardigt de behandeling niet.

Ik wil overigens benadrukken dat er wel degelijk plek is voor hoogwaardige en verregaande esthetische behandelingen binnen de mondzorg. Het gaat hier dus vooral om de indicatiestelling van behandelingen en niet om de uitvoering ervan.”

“De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) onderscheidt vijf criteria voor mondgezondheid, waaronder afwezigheid van pijn, adequate esthetiek en algemeen welbevinden. De meeste van deze criteria zijn subjectief van aard, wat altijd een spanningsveld zal creëren. Het is immers niet aan de tandarts om te bepalen wat esthetisch is, maar wél om behandelingen te kiezen die geen schade veroorzaken of de risico’s daarop minimaliseren.”

Wanneer wordt er gesproken van overbehandeling?

“Overbehandeling ontstaat wanneer meer wordt gedaan dan nodig is om de mondgezondheid te bereiken of te behouden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij behandelingen die niet aansluiten bij de behoeften van de patiënt of bedoeld zijn om een niet-bestaand probleem op te lossen. Goede en eerlijke informatieverstrekking aan de patiënt is hierbij essentieel. Het verlies van een molaar – zeker als deze eindstandig is of de patiënt al wat ouder is – levert doorgaans geen functioneel of esthetisch probleem op. De optie om niets te doen zou dan op z’n minst besproken moeten worden, inclusief de eventuele voor- én nadelen natuurlijk, want die zijn er ook.

Ook het vervaardigen van porseleinen 1 of 2-vlaks inlays is wetenschappelijk niet te rechtvaardigen en is een goed voorbeeld van ondoelmatige zorg. Met een fractie van de kosten kan een composietrestauratie hetzelfde, zo niet een beter en mooier resultaat opleveren.

Dergelijke onnodige ingrepen kunnen niet alleen belastend zijn voor de patiënt, maar ook risico’s met zich meebrengen, zoals complicaties en onnodig weefselverlies. Overigens ook bij preventieve behandelingen is regelmatig sprake van overbehandeling, omdat de behandelingen onvoldoende zijn afgestemd op de omstandigheden van de individuele patiënt. Een standaard halfjaarlijkse controle en gebitsreiniging voor alle patiënten is daarvan een mooi voorbeeld. Dit kan overigens ook leiden tot onderbehandeling.”

Wanneer is er sprake van onderbehandeling?

“Bij onderbehandeling biedt de mondzorgverlener niet de noodzakelijke zorg of behandeling om de mondgezondheid van de patiënt te behouden of te herstellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer beginnende cariës of tandvleesontsteking niet op tijd wordt opgemerkt en behandeld, waardoor de aandoening verergert. Hierdoor neemt het risico op verdere schade, ongemak, functionele problemen toe. Veel patiënten en waaronder zeker ook veel jeugdigen hebben extra begeleiding en preventieve behandelingen nodig om adequate mondgezondheid, ook in de toekomst, te waarborgen; dan is standaard twee keer per jaar preventie vaak onvoldoende. Natuurlijk ligt daar ook een verantwoordelijkheid bij de patiënt of diens ouder(s)/begeleider(s). Maar ook als patiënten in eerste instantie niet willen of het belang niet inzien ligt er een taak voor de mondzorgverlener om de patiënt proberen tot inzicht te krijgen. Echter, als de patiënt wel regelmatig op controle komt, maar de tandarts de mondproblemen niet adequaat oplost, is er sprake van onderbehandeling. In het Engels noemt men dat treffend supervised neglect.”

Welke impact heeft zinloze mondzorg?

“De gevolgen van zinloze zorg zijn groot voor alle betrokkenen.

Voor de patiënt betekent het vaak onnodige kosten en ongemak, zonder dat het probleem echt wordt opgelost. Sterker nog, de schade kan uiteindelijk groter zijn dan nodig was, waardoor er geen gezondheidswinst is of zelfs gezondheidsverlies optreedt.

Voor mondzorgverleners kan dit leiden tot moedeloosheid: waarom lukt het maar niet om de situatie onder controle te krijgen? Bovendien legt het extra druk op het zorgsysteem en de al krappe capaciteit binnen de mondzorg. De stijgende kosten zullen resulteren in hogere verzekeringspremies, waardoor patiënten eerder besluiten zich niet te verzekeren. Dit leidt weer tot een afname van de zorgvraag, omdat mensen het simpelweg niet meer kunnen betalen terwijl er wel sprake is van een zorgnoodzaak. Zorgverzekeraars proberen vervolgens vooral overbehandeling te beteugelen door bijvoorbeeld machtigingen voor behandelingen in te voeren, wat de administratieve regeldruk alleen maar verder verhoogt en het plezier in het werk afneemt.”

Hoe kan worden gewaarborgd dat mondzorg altijd effectief en patiëntgericht is?

“Als tandartsen doen wat ze geleerd hebben, en het merendeel van de mondzorgverleners in Nederland handelt ook vanuit deze beste bedoelingen, dan is er niets aan de hand.

Het kan echter misgaan wanneer tandartsen zo overtuigd raken van hun aanpak dat ze in een tunnelvisie belanden. Dit wordt vooral problematisch als er geen ruimte is voor reflectie. Overleg met collega’s of deelname aan intervisie- of Equal-groepen kan dan een oplossing bieden.

In onze groepspraktijk bespreken we zorgplannen regelmatig, zowel laagdrempelig tussendoor als tijdens georganiseerde bijeenkomsten. We stellen elkaar vragen zoals: Waarom kies je voor deze behandeling? of Wat zou jij anders doen? of Ik kom hier niet goed uit, wat zou jij doen? Deze openheid kan enorm helpen en resulteert vaak in zinvolle discussies, maar vereist wel de bereidheid om je kwetsbaar op te stellen en zonder oordeel van gedachten te wisselen—iets wat in de mondzorg niet altijd vanzelfsprekend is.”

U noemde het zorgplan. Hoe kan een zorgplan bijdragen aan zinvolle zorg?

“Het zorgplan is nog een relatief nieuw concept, iets van de laatste decennia. Vroeger werd dat het behandelplan genoemd. De term zorg vertegenwoordigt iets van continuïteit, iets wat voortduurt. Een behandeling stopt als die af is. Feitelijk is een behandelplan onderdeel van het zorgplan. Er is sprake van een zorgcyclus: zorgplan – therapie (uitvoering van het oude behandelplan) – zelfzorg en evaluatie (periodiek mondonderzoek [PMO]) – (aanpassen) zorgplan.”

zorgplan

“Onlangs besprak ik dit met een collega, die opmerkte hoe anders we nu werken dan vroeger. Destijds lag de focus op het oplossen van problemen: ik zie een gat en ik vul het. Tegenwoordig draait mondzorg, naast probleemoplossing, ook om procesbeheersing en risicomanagement—een ontwikkeling die sterk bijdraagt aan zinvolle zorg. Het zorgplan speelt hierin een essentiële rol. Het biedt een gestructureerde en doordachte aanpak voor elke patiënt, waarbij zowel de korte- als lange termijn-behoeften in kaart worden gebracht. Dit stimuleert een holistische benadering: niet alleen directe problemen worden aangepakt, maar ook de processen en risico’s die de mondgezondheid op de lange termijn beïnvloeden. Deze systematiek heeft inmiddels een vaste plek binnen iedere tandheelkundeopleiding in Nederland, hoewel de invulling per opleiding kan verschillen. Een relatief nieuwe en essentiële ontwikkeling is de uitgebreide aandacht voor de anamnese. Hierbij wordt niet alleen medische en tandheelkundige informatie verzameld, maar ook gekeken naar de leefstijl en de psychosociale en culturele aspecten van de patiënt. Een ander cruciaal onderdeel is de gezamenlijke besluitvorming (shared decision making). De mondzorgverlener informeert en adviseert, terwijl de patiënt, binnen de kaders van wet- en regelgeving en beroepsethiek, de uiteindelijke beslissing neemt. Richtlijnen kunnen hierbij enorm helpen.”

Zijn er specifieke richtlijnen om zinloze mondzorg te voorkomen?

“Alle richtlijnen zijn erop gericht de zorg doelmatig en doeltreffender te maken, en dus zinvol. Vanuit dat perspectief kun je zeggen dat alle richtlijnen zinloze zorg voorkomen. Het is dan ook geweldig dat richtlijnen (eindelijk) een vaste en duidelijke plek in de mondzorg hebben. Echter, lang niet voor alle dilemma’s in de mondzorg is het mogelijk om richtlijnen op te stellen. En misschien maakt dat het vak ook wel zo leuk; er is dus ook ruimte voor variatie in behandelingen. Trouwens van richtlijnen mag en moet soms, zij het beargumenteerd, afgeweken worden. Het is dus belangrijk om altijd kritisch te blijven kijken naar de keuzes die we maken met of zonder richtlijnen.

In de tandheelkunde hebben we een beperkt aantal aandoeningen, maar een bijna eindeloos aantal behandelopties. Dit verschilt van andere medische vakgebieden, waar vaak slechts enkele behandelingen beschikbaar zijn voor een bepaalde aandoening. Hierdoor ontstaan in de mondzorg verschillende behandelvoorkeuren; er zijn vaak meerdere wegen naar Rome.

Bijvoorbeeld, in veel gevallen is de keuze tussen een element-gedragen brug of een implantaat-gedragen kroon niet altijd zo duidelijk en moet je vooral kiezen voor wat voor jou als behandelaar goed werkt. Dit is helemaal prima, zolang we voorkomen dat tunnelvisie onze beslissingen beïnvloedt en we onze afwegingen goed hebben getoetst aan de wensen en omstandigheden van de patiënt. We doen iets, omdat het moet of wenselijk is, niet omdat het kan. Een goede tandarts kijkt verder dan alleen techniek en expertise; hij of zij weegt ook de wensen, het budget en de omstandigheden van de patiënt mee om de beste oplossing voor de lange termijn te kiezen en probeert te anticiperen op te verwachten veranderingen in de toekomst. Voor dergelijke beslissingen is het onmogelijk om richtlijnen op te stellen. Het draait om het maken van weloverwogen, zoveel mogelijk op wetenschap gebaseerde, keuzes in overleg met de patiënt, met een goede dosis gezond verstand.”

“Het morele kompas van de mondzorgverlener speelt hierin ook een belangrijke rol.

Als mondzorgspecialisten moeten we ons continu afvragen: ben ik bezig met probleemoplossing, risicomanagement en procesbeheersing of laat ik me afleiden door andere zaken? Het draait om het grotere plaatje en eerlijkheid over de beste oplossing, ook als die niet overeenkomt met wat de patiënt aanvankelijk wilde of het een behandeling is die je als zorgverlener moeilijk of minder aantrekkelijk vindt.

Ook het bijsturen van of in ieder geval het gesprek aan gaan over onrealistische of “overdreven” wensen is, denk ik, een taak van een goede mondzorgverlener. Als een behandeling niet in het (lange termijn) belang van de patiënt is, waarom zou je dan doorgaan met de behandeling? Het is essentieel om dit te relativeren en de patiënt te begeleiden, waarbij vertrouwen centraal staat. Zonder vertrouwen is een patiënt minder geneigd om het advies op te volgen. Dit vertrouwen wordt gecreëerd met een goede anamnese waarbij ruimte en tijd is voor empathie en aandacht voor de patiënt.”

“Onlangs heb ik een symposium gemodereerd over ‘Ethiek in de mondzorg’, waarin de stelling werd besproken: ‘Het lot van de mondzorg hangt volledig af van de morele ontwikkeling van de beroepsgroep’. Daar geloof ik sterk in. Het is essentieel om als tandarts regelmatig jezelf af te vragen: ‘Waar ben ik mee bezig?’ Doe ik deze behandeling voor de patiënt of voor mezelf? Natuurlijk is het leuk om toffe behandelingen uit te voeren en is geld verdienen een belangrijk en bedrijfsmatig aspect, maar de gezondheid en het welzijn van de patiënt moeten altijd de hoogste prioriteit hebben. Ik ben er overigens van overtuigd dat je met het leveren van zinvolle zorg niet minder gaat verdienen. Sterker nog, we kunnen het werk al lange tijd niet aan met de mondzorgverleners die er zijn.”

Interview met tandarts dr. Joris Muris door Ilona van der Werf.

Foto: Joost Hoving/NTVT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Interview, Opinie
Blog Bram - 400

Blog: Mijn favoriete rots

Daar sta je dan. Of moet ik zeggen, hang je dan? ‘Bungelen’, dat klinkt namelijk een beetje denigrerend. Trots en vol zelfvertrouwen. Je bent echt iets. Iets waar je niet omheen kan. Een landschap dat zich achtereen vormt, totdat het bij jou is aanbeland. Het begin van het hooggebergte.

Het gaat ‘op en neer’. Jij, als de Pyreneeën die zich in een surrogaatvorm manifesteert. Als een knoertharde massieve brok. Want bij jou begint het harde werk. Niemand die graag door jou verpletterd wil worden.

Weinigen die in de kleine nisjes en grotten kunnen overleven. Ze zijn er wel, de pioniers. Een blaadje hier, een houtje daar en soms een echt beestje. Magnifieke plaatjes kun je er schieten met de juiste inval van het licht. Maar nooit wordt helemaal alles prijsgegeven. Je houdt je geheimen voor jezelf. Gelijk heb je ook. Tja, je bent er al best lang.

En je hebt een hoop meegemaakt. Hele karavanen die er over je heen zijn getrokken. Heidense kruistochten zijn er gestart. En weer ten onder gegaan. En niet te vergeten: het normale woon-werkverkeer. Ik ken je nu al bijna mijn hele leven. En dan praat ik niet alleen voor mezelf. Velen van ons kunnen hier over meepraten. Heerlijk om je aan de rechterkant te hebben. Die gladde en tegelijk vlijmscherpe kant. Rechts van het midden. Een beetje achterin, zodat je af en toe wel je ‘mening’ kan geven, maar wel uit het zicht kan blijven. Ja, eerlijk is eerlijk. Je bent best wel tof.

Soms een beetje gevoelig, maar niet zo mekkeren. Dat je wit bent, maakt je nog geen schaap! Plat van buiten en bol vanbinnen. Alsof je je buik inhoudt wanneer anderen kijken. Tot je door je voordeur stapt… Riempje los en met een ontspannen buikje, hupsakee op de bank. De vrijheid in. De oneindige vrijheid. Achter de voordeur. Dat dan weer wel. Zo kan ik nog uren doorgaan. Maar jij bent gewoon jij. Met je poten stevig in de roze klei. Wat zou ik ooit zonder je moeten? Als je in de zeevaart zou zitten was je vast een ervaren admiraal. In de kantoortuin natuurlijk een dikke baas. Maar voor mij ben je succes. Mijn favoriete rots. Ik ben trots op jou, 16.

Bram Koolstra, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Hans Prakken - 400

Hans Prakken over de preventieve aanpak in de mondzorg: ‘Er ontstaat zo meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen‘

Cariës is nog steeds een heel groot probleem. We praten met Hans Prakken die vanuit vele rollen in de mondzorg zijn visie geeft op de huidige manier van werken. Hij pleit voor de preventieve aanpak waardoor de term ‘mondzorg’ meer de lading dekt dan de reguliere ‘tandheelkunde’.

Je hebt een heleboel functies en rollen binnen de mondzorg, hoe is dat pallet ooit ontstaan?

“Mijn motto is ‘Kom uit die spreekkamer’ en vanuit die gedachte vond ik het heel interessant om rollen te vervullen naast mijn uitvoerende en praktiserende werkzaamheden.  Als je oog hebt voor zaken rol je van het één in het ander. Ik heb ook in het verleden een onderzoek geleid voor de KNMT in de tijd dat de praktijk ontstond waarin meerdere functies binnen één praktijk samenwerken. Het gaf me heel veel voldoening om met al die functies om één tafel te zitten en die samen te smeden. Ik werd bij het Ivoren kruis gevraagd om de rol van bestuurder te vervullen omdat ik bekend stond als iemand die stond voor preventie in de mondzorg.  Ik heb ook de rol van Verwijstandarts, ik kijk graag mee over de schouder van een collega en dit in het kader van een goede mondgezondheid van iedereen.”

Jij denkt sterk vanuit de etiologie van de individuele patiënt als goede mondzorg waar nog te vaak hoogstaande curatieve behandelingen als goede zorg gezien wordt. Kun je uitleggen waarom dit jouw visie is?

“Iedere Nederlander weet inmiddels dat hij zijn tanden moet poetsen, zo beleeft de patiënt de zorg die hij aan zijn gebit moet geven. Het probleem van cariës is echter nog steeds heel groot. We zijn er dus nog lang niet. Daarnaast moeten we beseffen dat de beste vulling geen vulling is en het beste implantaat is de eigen kies.”

Wat is een belangrijke bijdrage die het Ivoren kruis geleverd heeft aan een betere tandheelkunde?

“Op het eiland Bornholm vlakbij Zweden is er door het echtpaar Cristiaansen een  ooit project gestart waarbij hun praktijk gestopt is met behandelingen van kindergebitten en in de plaats daarvan zijn de tandartsen patiënten thuis gaan bezoeken en in gesprek te gaan. Het resultaat was 70% reductie van cariës. Op basis daarvan is het ‘Nexø-model’ ontstaan, genoemd naar het stadje waar de praktijk gevestigd is. Het Ivoren Kruis heeft op basis daarvan een cursus ontwikkeld voor mondzorgpraktijken met de naam ‘Gewoon Gaaf’. Het principe is dat op basis van het risicoprofiel van het gebit van het kind bepaal jij als tandarts en/of mondhygiënist de interventiefrequentie en de boodschap die je geeft aan het kind. Inmiddels heeft 60% van de praktijken in Nederland deze cursus gevolgd. Een mooi doel is om dat in te bedden in de mondzorg voor alle patiëntengroepen.”

Welke veranderingen zouden er volgens jou nog plaats moeten vinden om een betere mondzorg te leveren?

“Heeft Nederland wel een tekort aan tandartsen of moeten we de zorg beter managen? Meer vanuit de etiologie en daarmee meer naar het voorkomen van de problemen? Dat gaat verder dan reguliere instructies in het verzorgen van het gebit en alles wat we doen vanuit de mondzorgpraktijk.

De groep patiënten per tandarts wordt steeds kleiner maar de mondproblemen steeds complexer. Er wordt bij de huidige patiëntenpopulatie heel goede complexe mondzorg verleend maar men verliest de oorzaak uit het oog. Het gaat met name om de coördinatie binnen de mondzorg, het ‘zorgmanagement’. Ik heb als één van de eerste praktijken al gewerkt met mondhygiënisten waar ik intensief mee samenwerkte en kon daarom veel patiënten aan. Op basis van een risicoprofiel welke ik duidelijke communiceerde met de patiënt verwees ik de patiënt vaak naar de mondhygiënist en probeerde ik de patiënt uit de stoel te houden. We werkten nauw samen in teamverband en dan kan iedere praktijkmedewerker zijn steentje bijdragen. De assistente werkte het dossier bij terwijl ik de tijd nam voor een gesprek met de patiënt. Ik kon vertrouwen op mijn assistentes omdat ze geleerd hadden aspecten van mijn werk uit handen te nemen. Op basis van deze aanpak kun je spreken over ‘mondzorg’ in plaats van ‘tandheelkunde’.

Dus meer coördineren en teamwerk is mijn motto! Als je daarbij samen, op basis van iemands risicoprofiel de juiste gesprekken aangaat en daarbij de juiste preventie bedrijft.

Daarbij is het goed om weer meer aandacht te besteden aan het vak van tandarts als generalist. Deze moet ook de rol van poortwachter vervullen , en de regie in handen houden en dat moet ook naar voren komen in de opleiding van de tandartsen. Het zou goed zijn als ook de overheid nog meer zijn verantwoordelijkheid neemt in het doen van collectieve preventie waarbij er een rol weggelegd is voor de GGD. Er zijn al prille initiatieven maar we zijn er nog niet.

Zo zou er ook aandacht aan kunnen worden besteed in het onderwijs en alle andere zorgdisciplines in de zorgsector. Er ontstaat op die manier meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen.“

Wat is daarbij de rol van de patiënt, is het goed om daar nog eens bij stil te staan?

“Als we gaan kijken naar de aanpak middels preventie is het denk ik goed om de locus of control voor de mondgezondheid meer bij de patiënt te leggen. Die ligt nu nog te veel bij de tandarts. Als een patiënt vraagt waarom hij opeens een veel groter aantal gaatjes heeft dan bij de vorige controle leg ik de bal terug en wijs deze er op dat ik er niet bij geweest ben het afgelopen jaar en dat het de vorige keer goed was en stel allereerst omgekeerd te vraag aan de patiënt.

We moeten meer in gesprek gaan met de patiënt om deze meer bewust te maken van de eigen regie als het gaat om een goede mondgezondheid.

Onze beroepsgroep schiet te snel in de rol van curator van het gebit terwijl de patiënt de  eigen verantwoordelijkheid heeft om mondzorgproblemen te voorkomen. Men heeft mij wel eens gevraagd “vanaf wanneer moet een kind naar de tandarts?”. Mijn antwoord is dan “voordat het kind geboren wordt”. Zo gaat men meer stilstaan bij de vraag “Hoe kan ik de mondgezondheid zelf beïnvloeden?”

Heel bijzonder vind ik jouw rol als ziekenhuistandarts, in welk opzicht is die functie anders?

“De behandelingen die ik verrichtte in diverse ziekenhuizen waren niet van andere aard. Het waren patiënten die doorverwezen werden vanuit andere zorgdisciplines zoals huisartsen, medisch specialisten en de GGZ. Wat het werk interessant maakte was de aard van de patiënten.  Ik heb veel samengewerkt met een psycholoog, het ging dan vaak om patiënten met traumatische ervaringen die EMDR-behandelingen ondergingen. Juist het behandelen van die angst patiënten vond ik leerzaam en daar haalde ik veel voldoening uit. De patiënt zien als mens en daarmee in gesprek gaan en begrip tonen is de manier om dat vertrouwen te winnen, dat is cruciaal bij patiënten die bijvoorbeeld 20 jaar niet bij de tandarts zijn geweest. Dan slaat ook de preventie meer aan.“

Wat kenmerkt op dit moment de mondzorg en hoe zie jij de toekomst als tandarts en bestuurslid?  

“Er is al een goede samenwerking op komst als het gaat om het werken met een team met daarin ook mondhygiënisten.

De coördinatie die van groot belang is staat dan onder druk. Ik zie ook nog steeds die curatieve insteek en er worden steeds minder praktijken eigen praktijken geopend. Afgestudeerde tandartsen werken als ZZP’er in meerdere praktijken waardoor de affiniteit met de doelgroep minder is en het inkomstenmodel anders. Een methode om deze ontwikkeling een andere wending te geven is de definitie van ’goede zorg’ wetenschappelijk omschrijven. Dan is er duidelijkheid, een norm ontwikkeld goede mondzorg is.

Een andere ontwikkeling is de instroom van buitenlandse tandartsen. Ik schat zo in dat de jaarlijkse instroom van buitenslands gediplomeerde tandartsen qua FTE’s minstens zo hoog is als wat er jaarlijks afkomstig is van de Nederlandsche faculteiten.

Daarbij zien we dat de buitenlandse opleidingen zeer sterk op curatie gericht zijn.

Ik heb jaren geleden al gepleit voor een zorgtoets voor de buitenslands gediplomeerde tandartsen. Dit om deze groep te bewegen in de richting van de aanpak van de Nederlandse faculteiten, namelijk een beweging richting behandelen op basis van eerdere genoemde etiologie i.p.v. de reparatie.

Incentives (tarieven) zijn (nog) gebaseerd op de curatieve manier van werken.

Om dit te transformeren naar de preventieve aanpak is het ook zaak om de tarieven te baseren op ‘goede zorg’.

Dit is echter nog toekomstmuziek.
Er zijn al diverse zaadjes gepland maar het oogsten zal nog enige tijd op zich laten wachten!“

 

Drs. Hans Prakken is gestart als algemeen practicus in zijn solopraktijk die uitgroeide tot een grote praktijk met 11 spreekkamers en 6 tandartsen in Emmen. Hij was entrepreneur in werken met het meerkamer concept. Naast zijn werk als tandarts kreeg hij gaandeweg steeds meer nevenfuncties. Hij werkt als ziekenhuistandarts in meerdere ziekenhuizen . Naast zijn werk als tandarts is hij ook actief lid van de adviescommissie Buitenlandse Gediplomeerde Tandartsen van het ministerie van VWS en voorzitter van Vertrouwenspunt Tandartsen van de KNMT.

Hans is ook bestuurslid van het Ivoren Kruis en Tandartslid van het Regionale TuchtCollege voor de gezondheidszorg.

Met zijn visie op de tandheelkunde maakt hij zich sterk om de preventie breder te maken dan instructies op het gebied van mondhygiëne, gegeven aan de individuele patiënt. Dit doen we al jaren en heeft ons niet gebracht waar we zouden moeten zijn.

 

Interview met Hans Prakken door Petra van der Zwan van Gezond & Inzetbaar – auteur | Leefstijlinterventies | gezondheidsonderzoeker

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Interview, Mondhygiëne, Opinie
Blog Jerry Baas

Blog: Ziende blind zijn

Door te kijken kun je zien, maar zie je ook beter, als je beter kijkt? Door een loepbril bijvoorbeeld. Het is in ieder geval opmerkelijk dat ik tegenwoordig nog één van de weinige tandartsen ben, die zonder vergroting z’n patiënten te lijf ga. Zou ik beter ook niet eens 2 van die sterrenkijkers aanschaffen?

Je ziet ook beter als je weet waar je naar moet kijken. Het is toch regelmatig voorgekomen dat ik er bij een onervarener collega (mét jampotglazen) werd bijgehaald om de gemiste zenuwkanalen tijdens de endostart te vinden. Dat mij dat dan vaak wel lukte, gooi ik dan maar op ervaring en wellicht een betere kennis van de anatomie van het gebitselement (ondanks mijn schandalig korte opleiding van 5 jaar), al kan ik me wel goed voorstellen dat als je met versterking in een pulpakamer kijkt, je meer ziet en dus ook beter weet waar je moet zoeken.

Waarom heb ik dan de microscoop die ik 10 jaar geleden kocht, 5 jaar later weer de deur uitgedaan? De reden hiervoor was dat deze niet meer werd gebruikt, sinds de bij mij werkzame tandartsen een loepbril hadden aangeschaft. Maar hoe zat het dan met mijzelf? Puur natuur, zonder versterking, nog net niet op de tast en er toch van overtuigd dat ik voldoende zie om het vak uit te oefenen. Struisvogelpolitiek, wat nodig eens onder de loep moet worden genomen.

Redenen voor mij om geen loepbril te nemen, anders dan de prijs van soms wel 5000 euro, waren tot nu toe een collega die zijn burn-out er aan weet, want zijn hersenen zouden overprikkeld zijn geraakt door de omschakeling van ‘zoom in-zoom uit’. Een andere reden is over-diagnostiek, want je ziet veel meer met vergroting en net als bij digitale occlusie-analyse krijg je dan (te)veel informatie, waarbij het voor de kijker vaak moeilijk is om de hoofd- van de bijzaken te onderscheiden. Uitzoomen en je afvragen of wat er van heel dichtbij niet perfect uitziet, maar wat prima functioneert en geen klachten oplevert, ook een afwijking is, waar je wat aan moet doen, voorkomt dan overbehandeling. ‘Ziende blind zijn’ is een keuze.

Kronen doe je gelukkig met 4 ogen. Als mijn schouder niet perfect glad is, corrigeert de tandtechnicus (of, in het geval van de volume-doppenduwers, de Cerec) dat wel, zodat de indirecte restauraties alsnog perfect passen. Loepbril overbodig, net als voor prothesewerk of orthodontie. Bij vullingen kan ik me voorstellen, dat je met vergroting een veel gladder oppervlak krijgt, omdat je waarschijnlijk vele malen langer polijst, totdat ook in de ingezoomde wereld er geen onregelmatigheid meer te ontdekken is, maar is er voor die extra 15 minuten boenen eigenlijk ook een tarief?

Verbetering van de ergonomie dan? Mijn mondhygiënisten hebben namelijk om die reden een loepbril aangeschaft in verband met nek- en schouderklachten die na gebruik ervan ook flink verbeterden. Tandartsen hebben gelukkig een fysiek veel minder zwaar vak en afwisselender bovendien, zodat wij veel minder snel werk gerelateerde klachten hebben dan onze minder breed opgeleide vakgenoten. Een goede houding, een zadelstoel, assistentie en verlichting is wat dat betreft meestal voldoende voor de tandarts om pijnvrij te kunnen werken.

Je hoeft geen ziener te zijn om te weten dat je met vergroting ook niet alles ziet. Je kijkt dan misschien wel veel beter, maar zie je het ook? In mijn geval is het misschien wel een goed idee om de microscoop weer terug te kopen, al kan ik die paar moeilijke endo’s natuurlijk ook verwijzen naar de om werk verlegen endodontologen in de hoofdstad. Verder stel ik de loepbril nog even uit, want ik denk dat mijn oude ogen bij voldoende verlichting nog steeds het goede van het kwade in de mond kunnen onderscheiden. ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’, zoals iemand ooit schreef.

 

Jerry Baas

Jerry Baas, tandarts
Lees meer blogs

Lees meer over: Blog, Opinie
Evita Rekkers

Tandzorg voor kinderen: Het gebruik van narcose

Evita Rekkers is een ervaren kindertandarts bij praktijk TandInZicht, waar kinderen die extra zorg nodig hebben, terechtkunnen. Naast de reguliere behandelingen heeft ze veel ervaring in het behandelen van kinderen onder narcose. In dit gesprek vertelt ze wanneer narcose de juiste keuze is voor kinderen, hoe zo’n behandeling verloopt en hoe de veiligheid van de jonge patiënt gewaarborgd is.

Waarom heeft u zich gespecialiseerd in kindertandheelkunde?

“Na mijn master tandheelkunde in 2007 begon ik in een algemene praktijk, omdat ik nog niet precies wist welke richting ik op wilde. Al snel merkte ik dat ik het meeste energie kreeg van het werken met kinderen die speciale aandacht nodig hebben. Wat ik zo bijzonder vind aan kinderen, is hun pure karakter. Het gaat niet alleen om de behandeling, maar vooral om het opbouwen van vertrouwen op een speelse manier. Door geduld en begrip kun je als tandarts echt het verschil maken. Deze ervaring inspireerde me om me te specialiseren in kindertandheelkunde, waarvoor ik verschillende cursussen volgde. Via deze weg leerde ik de heer Arie Riem, pedodontoloog, kennen. Zijn visie en manier van werken spraken me meteen aan. Toen er een vacature vrijkwam bij kinderkliniek TandInZicht, die hij samen met Daniëlle Majtlis – de Haes aan het opbouwen was, was de keuze snel gemaakt: ik vond mijn plek bij praktijk TandInZicht.”

Welke uitdagingen komt u tegen bij het behandelen van kinderen in uw praktijk?

“De grootste uitdaging is het bieden van zorg op maat voor elk kind. In onze praktijk behandelen we uitsluitend kinderen die doorverwezen zijn en speciale zorg nodig hebben, zoals kinderen met gebitsproblemen, angst, bijzondere gedragskenmerken of lichamelijke beperkingen. Het is belangrijk om geduldig te zijn en op hun niveau te communiceren, zodat ze zich veilig en begrepen voelen. Elk kind heeft unieke zorgbehoeften, vooral de kinderen die bij ons op de stoel zitten, en het vergt flexibiliteit en geduld om de behandeling uit te voeren.”

Hoe gaat zo’n eerste afspraak bij jullie op de praktijk?

“Tijdens een intakegesprek gaan we dieper in op de reden van verwijzing: wat zijn de specifieke klachten of zorgen? Dit kan bijvoorbeeld gaan om angst, problemen met de mondhygiëne of andere tandheelkundige problemen. We kijken ook naar de thuissituatie en de ontwikkelingsleeftijd van het kind. Het doel is altijd om eerst te begrijpen welk kind er in de behandelstoel zit. Pas wanneer we een compleet beeld hebben, bepalen we samen met de ouders welke koers we gaan varen. Afhankelijk van de bevindingen stellen we een behandelplan op dat het beste aansluit bij de behoeften van het kind, zowel op medisch vlak als op emotioneel of gedragsmatig gebied, aangezien dit invloed kan hebben op de behandeling.”

Wanneer kiest u voor een behandeling onder narcose?

“Wanneer andere opties, zoals behandeling in de stoel of sedatie, niet voldoende zijn om een kind veilig en comfortabel te behandelen, kan narcose als laatste middel worden ingezet. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen waarbij zelfs een eenvoudig onderzoek niet mogelijk is, door extreme angst, trauma of bijzondere gedragskenmerken. Ook bij complexe tandheelkundige behandelingen die veel tijd vergen, kan narcose een geschikte oplossing zijn. Het doel is om het kind snel pijn- en behandelvrij te maken, zodat het een nieuwe start kan maken met mondzorg.”

“Het kiezen voor narcose is altijd een weloverwogen beslissing en wordt alleen als laatste optie toegepast. In ongeveer 30% van de gevallen van doorverwijzingen naar onze praktijk voeren we de behandeling onder narcose uit. We bespreken altijd zorgvuldig de situatie met de ouders en kiezen samen de beste optie voor het kind. Het draait altijd om een zorgvuldige afweging van factoren zoals angst, de complexiteit van de behandeling en het gedrag of de beperkingen van het kind.”

Wat is het proces van een behandeling onder narcose bij TandInZicht?

“Na het intakegesprek en het opstellen van het behandelplan bespreken we samen met de ouders de mogelijke alternatieven en wegen we de voor- en nadelen zorgvuldig af. Als er gekozen wordt voor narcose, tekenen de ouders voor het behandelplan en het nazorgtraject. We bespreken van tevoren de narcose-dag; wat ze kunnen verwachten en hoe ze zichzelf en hun kind kunnen voorbereiden. We hebben een speciaal boekje voor de kinderen, waarin alles op een duidelijke, kindvriendelijke manier wordt uitgelegd.”

“Voorafgaande aan de narcose-afspraak plannen we eerst een uitgebreide screening met de anesthesioloog die de gezondheid van het kind beoordeeld om te bepalen of de narcose veilig kan plaatsvinden. Wij behandelen kinderen vanaf drie jaar die minstens vijftien kilo wegen. Tevens krijgen de ouders tijdens deze screening opnieuw uitleg over het proces, de risico’s en kunnen zij vragen stellen. Pas daarna maken we een definitieve afspraak. Eén dag voor de narcose bellen we de ouders nogmaals om te controleren of alles duidelijk is. We bespreken nogmaals het nuchterheidsbeleid, geven uitleg over pijnstilling en vragen of er bijzonderheden zijn. Op de dag van de narcose controleren wij teambreed of aan de voorwaarden voor een veilige behandeling onder narcose is voldaan en behandeling kan worden gestart. De behandelplannen en eventuele bijzonderheden worden nogmaals doorgenomen met het team tijdens een briefing en geregistreerd aan de hand van een checklist.”

Welke vragen of zorgen hebben ouders vaak over narcose?

“De vraag die ik het meeste hoor is: ‘Is het veilig?’ Bij ons behandelen we alleen gezonde kinderen en staan we voortdurend in contact met de ouders om op de hoogte te blijven van zaken die invloed kunnen hebben op de narcose, zoals verkoudheid op de dag van de afspraak. Tijdens de behandeling wordt het kind continu bewaakt door ervaren anesthesiologen. De veiligheid van de patiënt gaat altijd boven het tandheelkundig behandelplan.”

Welke professionals zijn betrokken bij een narcosebehandeling in de tandheelkunde?

“Bij ons werken we op narcosedagen met twee operatiekamers tegelijk. Dit betekent dat er twee anesthesiologen en twee anesthesiemedewerkers aanwezig zijn. Het anesthesieteam richt zich volledig op de narcose en het monitoren van het kind, terwijl de tandarts en tandartsassistente zich concentreren op de tandheelkundige behandeling. Zo bestaat elk team uit vier specialisten per operatiekamer die samen zorgen voor een veilige en succesvolle ingreep. Maar er komt meer bij kijken! Vanaf het moment dat de patiënt wordt ontvangen door de receptie tot het werk van de omloopassistent, die de operatiekamer voorbereidt en zorgt dat alle materialen klaar liggen, is het een teamprestatie. In elke stap van het proces werken we nauw samen om te zorgen dat alles veilig en soepel verloopt.”

Welke opleiding is nodig om als kindertandarts behandelingen onder narcose te mogen uitvoeren?

“Voor tandartsen maakt het in principe niet uit of ze een kind onder narcose behandelen of niet; hun focus ligt altijd volledig op de tandheelkundige ingreep. Wat wel essentieel is, is dat de tandarts ruime ervaring heeft met het behandelen van kinderen en bekwaam is in alle aspecten van de tandheelkunde. Omdat het belangrijk is dat het kind zo kort mogelijk onder narcose is, wordt er van tevoren altijd een efficiënt behandelplan opgesteld, want er kunnen tijdens de behandeling onverwachte situaties optreden, waardoor de tandarts snel moet kunnen schakelen.”

“De narcose ligt volledig in handen van de anesthesiologen. De anesthesiologen die bij ons werken worden regelmatig gevisiteerd door onafhankelijke experts. Tijdens zo’n visitatie wordt gecontroleerd of we voldoen aan alle protocollen en veiligheidsnormen. Dit zorgt ervoor dat we altijd volgens de hoogste standaarden werken, net zoals in het ziekenhuis. Een goed voorbeeld hiervan is hoe zorgvuldig we omgaan met de materialen die we tijdens de behandeling gebruiken. Alles, tot de kleinste watjes toe, wordt zorgvuldig genoteerd en geteld. Zo zorgen we ervoor dat er niets achterblijft in de mond.”

Hoe verloopt de nazorg na een narcosebehandeling?

“Na de behandeling wordt het kind naar de ouderkamer gebracht om rustig bij te komen in het gezelschap van de ouders. Zodra het kind voldoende alert is en de anesthesioloog toestemming geeft, mag het kind naar huis. We geven gedetailleerde informatie mee over pijnstilling en mogelijk te verwachten klachten, zodat de ouders goed voorbereid zijn.”

“Daarna begint het nazorgtraject, een cruciaal onderdeel van de narcosebehandeling. Narcose wordt als laatste redmiddel ingezet, met het doel een frisse start te maken zodat verdere behandelingen onder narcose niet nodig zijn. Gedurende het jaar na de behandeling blijft het kind bij ons onder zorg, met regelmatige afspraken gericht op preventie, angstreductie en voorlichting. Tijdens deze afspraken leren we ouders en kind goed poetsen en geven we voedingsadviezen om de mondgezondheid te verbeteren. Als het kind het spannend vindt om op de tandartsstoel te zitten, mag het bijvoorbeeld zijn lievelingsknuffel meenemen. Zo kunnen we eerst de knuffel laten zien hoe je goed poetst of we gebruiken een klein spiegeltje om het kind te laten zien wat er gebeurt in de mond. Voor angstige kinderen of kinderen met een trauma werken we samen met een psycholoog die ervaring heeft met tandartsangst. Het opbouwen van vertrouwen is voor ons cruciaal en we doen alles om de angst te verminderen en het zelfvertrouwen van het kind te vergroten.”

Werken jullie op de praktijk ook met lachgas-anxiolyse?

“In het verleden hebben we lachgas gebruikt, tegenwoordig niet meer. In onze praktijk behandelen we kinderen van drie tot achttien jaar. Hoewel lachgas soms bij medische ingrepen wordt toegepast, kan frequent gebruik invloed hebben op de vruchtbaarheid van de behandelaar. Daarnaast vereist het gebruik van lachgas medewerking van de patiënt, zoals het dragen van een neuskapje. Voor veel van onze patiënten, vooral jonge kinderen van drie of vier jaar, is dit niet haalbaar. Daarom maken we gebruik van andere vormen van sedatie, zoals midazolam, die we vaak inzetten bij kleine en korte ingrepen.”

Hoe ziet u de toekomst van narcose in de kindertandheelkunde?

“Bij ons in de praktijk zien we dat het aantal doorverwezen patiënten toeneemt, maar het aantal kinderen dat we onder narcose behandelen gelijk blijft. Dit geeft aan dat de vele preventieprojecten binnen de mondzorg en initiatieven om tandartsangst bij kinderen te verminderen effectief zijn. Ook gaan steeds meer ouders al naar de tandarts wanneer hun kind de eerste tandjes krijgt, waardoor kinderen vroeg kunnen wennen aan tandartsbezoeken en ouders tijdig geïnformeerd worden over voeding en mondverzorging. Toch zal narcose bij bepaalde kinderen altijd nodig blijven, vooral bij kinderen met ernstige lichamelijke beperkingen, bijzondere gedragskenmerken of complexe tandheelkundige problemen. Dit geldt ook voor vluchtelingen en kinderen uit migrantengroepen, die vaak te maken hebben met trauma’s of een gebit hebben dat intensieve zorg vereist. In zulke gevallen is narcose soms de enige veilige en efficiënte manier om de benodigde behandeling uit te voeren.”

“Ons motto bij TandInZicht is om kinderkiespijn de wereld uit te helpen. De narcosebehandeling biedt het kind niet alleen de mogelijkheid om pijnloos behandeld te worden, maar ook om een nieuwe start te maken voor de mondgezondheid. Door het nazorgtraject zorgvuldig te volgen, helpen we het kind om eventuele tandartsangst te overwinnen en geven we praktische informatie over mondhygiëne, zodat toekomstige bezoeken minder ingrijpend en stressvol zijn. Mijn ervaring is dat het nazorgtraject echt een verschil maakt, zelfs voor kinderen met autisme. Ze leren steeds beter om de tandartsstoel te accepteren. Stap voor stap, op een speelse en transparante manier, zien we het kind groeien en vertrouwen opbouwen. Het is geweldig om als tandarts dat verschil te kunnen maken.”

Interview met kindertandarts Evita Rekkers door Ilona van der Werf.

Lees meer over: Interview, Kindertandheelkunde, Opinie