Onderzoek: De invloed van omgevingslicht op het opsporen van glazuurcariës op röntgenfoto’s

Onderzoek De invloed van omgevingslicht op het opsporen van glazuurcariës op röntgenfoto’s

Heeft omgevingslicht invloed op het beoordelen van röntgenfoto’s? Dat vroeg Julia Maijer, student Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, zich af. Ze wijdde er haar afstudeeronderzoek aan.

Studenten Mondzorgkunde stellen soms andere diagnoses dan medestudenten of docenten. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Op de HU-kliniek Mondzorgkunde is er sprake van 2 ruimtes waar röntgenfoto’s worden beoordeeld: op de radiologieafdeling en op zaal. Een mogelijke verklaring voor het verschil in diagnoses is het omgevingslicht dat per ruimte verschilt.

Het onderzoek van Maijer heeft als doel het verkrijgen van kennis en inzicht in de invloed van omgevingslicht op de diagnostische waarde van approximale glazuurcariës, zodat een evidence based advies aan de docenten van de HU-kliniek Mondzorgkunde kan worden gegeven over de invloed die omgevingslicht heeft op het beoordelen van röntgenfoto’s.

Twee examinatoren

Voor dit onderzoek zijn twee examinatoren geselecteerd die praktiserende zaalstudenten zijn van de opleiding Mondzorgkunde te Utrecht. De examinatoren hebben op twee meetmomenten binnen twee settings een serie van negen bitewings beoordeeld waarop wel of geen approximale glazuurcariës te zien was. Aan de hand van dezelfde serie is een Gouden Standaard opgesteld door een tandarts. De beoordelingen van de examinatoren zijn daarmee geverifieerd. Aan de hand hiervan kon de sensitiviteit en de specificiteit bij verschillende omgevingslichten worden bepaald.

Tevens heeft Maijer middels een ROC-curve de accuraatheid geïllustreerd en middels Cohens Kappa de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid getoetst. De verschillen tussen de sensitiviteit en specificiteit van beide settings zijn op significantie berekend met behulp van de McNemar-toets. Een verschil is significant wanneer p<0,05.

Geen significante verschillen

Met een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van 0,52 is bepaald dat bij setting 1, op zaal, sprake is van een sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 88% en 79%. Voor setting 2, op de radiologieafdeling, was sprake van 88% sensitiviteit en 81% specificiteit. Deze verschillen waren niet significant (p=1).

De accuraatheid van de tweede- en derdejaarsstudent was bij setting 1 respectievelijk “eerlijk” en “goed”. Bij setting 2 bleek respectievelijk “goed” en “excellent”. Zowel de verschillen tussen de examinatoren (p=0,34 voor setting 1 en p=0,06 voor setting 2) als het verschil in accuraatheid tussen de settings (p=1) bleek niet significant.

Conclusie

Op basis van dit onderzoek kan volgens Maijer worden geconcludeerd dat het verschil in omgevingslicht op zaal en op de radiologieafdeling geen invloed heeft op de diagnostische waarde van approximale glazuurcariës. Uitgaande van dit onderzoek wordt de discrepantie in diagnostiek dus niet verklaard door het verschil in omgevingslicht tussen zaal en de radiologieafdeling.

 

 

Lees meer over: Cariës, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z