Hoe behandel je OSAS en wat zijn de effecten op korte termijn?

Wat is de beste behandeling bij het Obstructief Slaapapneu Syndroom (OSAS) en wat zijn de effecten op korte en lange termijn?
Verslag van de lezingen van de klinische avond in het UMCG over OSAS.

Lezing Dr. A. Hoekema

OSAS kan worden behandeld op de volgende manieren:

1. Conservatieve behandeling
Dit houdt vooral gedragsverandering in zoals afvallen en verminderen van alcoholinname en het stoppen met roken. Ook behandeling met sedativa en positietherapie horen bij een conservatieve behandeling.

2. Chirurgie

  • Verbetering van de neuspassage die belemmerd wordt door: concha hypertrofie, scheefstand neustussenschot, neuspoliepen of een collaberende inwendige neusklep
  • Uvulopalatopharyngoplastiek (UPPP)
  • Coblatie: Door verlittekening van het weefsel ontstaat er stugger weefsel en wordt het snurken verminderd.
  • Hyoïdthyroïdepexie (tongbeen): Door het tongbeen aan larynx vast te hechte, ontstaat er meer ruimte in de keel.
  • Genioglossus advancement: De tongspier wordt hier naar voren gezet waardoor er ruimte in de keel wordt gecreëerd. Dit wordt echter niet veel meer gedaan.
  • Multilevel chirurgie: Indien de oorzaak voor het slaapapneu op meerdere niveaus in de bovenste luchtweg ligt, kan er ook gekozen worden om de bovenstaande behandelingen te combineren.
  • Bimaxillaire osteotomie (Le Fort I + BSSO): Dit zorgt voor een verruiming van de bovenste luchtweg.

3. Continue Positive Airway Pressure (CPAP)
Deze behandeling wordt nog altijd gezien als de standaard therapie en helpt bij een groot deel van de patiënten. Een van de grootste nadelen is dat er een masker gedragen moet worden.

4. Mandibulair Repositie Apparaat (MRA)
De MRA is is vooral als therapeutisch alternatief voor CPAP naar voren gekomen omdat een belangrijk deel van de patiënten deze laatste behandeling niet accepteert. Er zijn verschillende soorten MRA’s (o.a. Monobloc en Bibloc). Belangrijk is dat ze aan de volgende eisen voldoen:

  • Protusie van de onderkaak
  • Mondademhaling is mogelijk
  • Adequate retentie
  • Vervaardigd in een tandheelkundig laboratorium (geen confectie i.v.m. matige retentie en comfort)

Korte termijn effecten MRA
Op korte termijn blijkt dat MRA het snurken tot 90% vermindert, patiënten minder slaperig zijn en dat de quality of life van patiënten verbetert. Ook daalt de AHI waarde en nemen non-REM fase 3,4 en REM fase slaap toe.

Contra-indicaties MRA
Er zijn contra-indicaties voor het indiceren van een MRA.

Absolute contra-indicaties:

  • Protusie van de onderkaak tot 5-6 mm.
  • Mondopening van minder dan 25 mm.

Relatieve contraindicaties:

  • Niet gesandeerde dentitie
  • Edentate personen (behandelmogelijkheid met implantaten?)

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er als eerste gericht moet worden op een conservatieve behandeling. Daarna kan, in geval van milde tot matige OSAS, in veel gevallen gekozen worden voor MRA. In geval van ernstige OSAS kan beter gekozen worden voor CPAP.

Lees de andere verslagen van de klinische avond over OSAS

Wat is er veranderd in de afgelopen dertig jaar?
Prof. dr. L.G.M. de Bont

Wat zijn de lange termijn effecten en neveneffecten bij de behandeling van OSAS-patiënten?
Dr. ing. M.H.J. Doff

Sprekers
Prof. dr. L.G.M. de Bont, kaakchirurg en voormalig hoofd afdeling Kaakchirurgie, UMCG
Dr. M.H.J. Doff (gepromoveerd op 28-11-2012), AIOS kaakchirurgie, UMCG
Dr. A. Hoekema, kaakchirurg, UMCG en Ziekenhuis De Tjongerschans, Heerenveen
Dr. F.K.L. Spijkervet, kaakchirurg en hoofd afdeling kaakchirurgie, UMCG
Dr. C. Stellingsma, tandarts, kaakchirurgie en bijzondere tandheelkunde, UMCG
Dr. P.J. Wijkstra, longarts/ medisch hoofd, longziekten en centrum voor thuisbeademing, UMCG

Bron:
Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de lezingen tijdens de klinische avond over OSAS, UMCG, nov 2012

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z

Wat zijn de lange termijn effecten en neveneffecten bij de behandeling van OSAS-patiënten?

Wat is de beste behandeling bij het Obstructief Slaapapneu Syndroom (OSAS) en wat zijn de effecten op korte en lange termijn?
Verslag van de lezingen van de klinische avond in het UMCG over OSAS.

Lezing Dr. ing. M.H.J. Doff

Onderzoek
Onderzoek naar de lange termijn effecten bij de behandeling van OSAS heeft geleid tot de volgende conclusies:

  • Ook op de lange is MRA therapie succesvol bij milde of matige OSAS (AHI<30) en kan naast CPAP gezien worden als de therapie van eerste keus.
  • In geval van ernstige OSAS gaat de voorkeur uit naar CPAP behandeling.
  • Op lange termijn blijkt de AHI signifcant lager en de minimale zuurstofsaturatie tijdens de slaap significant hoger bij CPAP therapie vergeleken met MRA therapie.
  • Bij patiënten met een ersntig OSAS (AHI>30) waar CPAP niet geaccepteerd wordt, kan gekozen worden voor een MRA.
    Neveneffecten
  • Korte termijn (enkele maanden): overmatige speekselproductie, droge mond, gestoorde beet, kaakgewrichtsklachten en een kokhalsreflex. De meeste effecten verdwijnen vanzelf.
  • Lange termijn (1-2 jaar): Er is een vermoeden dat de behandeling effect heeft op de steunweefsels van tanden en kiezen, er treedt soms een permanente verandering van de beet op. Voorts kunnen elementen en bruggen fractureren (zeldzaam).

Conclusie

Bij matige of milde OSAS, gebaseerd op de lange termijn resultaten, kan ook gekozen worden voor een MRA.

  • Er moet rekening worden gehouden met de neveneffecten van de behandeling, CPAP geeft echter ook behoorlijk neveneffecten.
  • Duidelijke explicatie naar de patiënten is vereist.
  • Er moet sprake zijn van informed consent.
  • Follow up is belangrijk.
  • Bij- en nascholing in de tandheelkundige slaapgeneeskunde van tandarts (specialisten) is belangrijk.
  • Lees de andere verslagen van de klinische avond over OSAS

    Wat is er veranderd in de afgelopen dertig jaar?
    Prof. dr. L.G.M. de BontHoe behandel je OSAS en wat zijn de effecten op korte termijn?
    Dr. A. Hoekema

    Sprekers
    Prof. dr. L.G.M. de Bont, kaakchirurg en voormalig hoofd afdeling Kaakchirurgie, UMCG
    Dr. M.H.J. Doff (gepromoveerd op 28-11-2012), AIOS kaakchirurgie, UMCG
    Dr. A. Hoekema, kaakchirurg, UMCG en Ziekenhuis De Tjongerschans, Heerenveen
    Dr. F.K.L. Spijkervet, kaakchirurg en hoofd afdeling kaakchirurgie, UMCG
    Dr. C. Stellingsma, tandarts, kaakchirurgie en bijzondere tandheelkunde, UMCG
    Dr. P.J. Wijkstra, longarts/ medisch hoofd, longziekten en centrum voor thuisbeademing, UMCG

    Bron:
    Verslag door Marieke Filius voor dental INFO van de lezingen tijdens de klinische avond over OSAS, UMCG, nov 2012

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
smiling boy on white background

Minder gaatjes in kindergebitten

Kinderen en jongeren hebben minder vaak gaatjes maar de tandheelkundige zorg aan deze groep is toegenomen. Dit blijkt uit het Signalement Mondzorg 2013 van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ).

Verbetering
Het CVZ komt tot die conclusie na vergelijking van de mondzorgcijfers van 2011 met die van 2005. In 2011 had 59% van de 5-jarigen een gaaf gebit terwijl dit in 2005 slechts 44% was. Het aantal 17-jarigen zonder gaatjes steeg van 29% naar 39%.

Kosten
De kosten voor mondzorg voor kinderen stegen echter van 231 naar 310 miljoen volgens het CVZ.

Reactie NMT
De NMT geeft op haar website aan verheugd te zijn over de verbetering van de mondzorg van de jeugd. Volgens de NMT heeft de  beroepsgroep zich ingespannen om hieraan een positieve bijdrage te leveren met bijvoorbeeld het geven van poetslessen op scholen, samen met het Ivoren Kruis, en het geven van informatie op de patiëntenwebsite allesoverhetgebit.nl. Onlangs is ook  de Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen ontwikkeld die nu in de praktijken wordt geïmplementeerd.

De NMT betreurt het wel dat er nog altijd sprake is van cariës en dat er cariësverschillen zijn tussen groepen met een hoge en lage sociaal-economische status.


Bron:
Metronieuws
NMT


Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Mondhygiënist kan ook HIV-test uitvoeren

Recent Amerikaans onderzoek laat zien dat mondzorgpraktijken een belangrijke rol kunnen spelen bij het uitvoeren van HIV-testen.

Mondhygiënisten die extra training krijgen op het gebied van HIV zouden effectief en snel HIV-testen kunnen uitvoeren, volgens een nieuw onderzoek dat gepubliceerd is in het International Journal of Dental Hygiëne, meldt de website Dr Biscuspid.

Volgens de auteurs van het onderzoek zijn in Amerika breed toegankelijke en snelle HIV-testmogelijkheden gewenst naast het medische circuit. Mondzorgpraktijken zien zij als een logische uitbreiding hierop omdat bijna tweederde van de Amerikanen hun tandarts regelmatig bezoekt.

Studie
In de studie werd de mondhygiënisten gevraagd naar hun kennis over HIV. Ook beantwoordden zij vragen over hun houding ten opzichte van HIV en hun bereidheid om een snelle HIV-test uit te voeren bij patiënten. De onderzoekers benaderden daarvoor 634 mondhygiënisten en studenten mondzorgkunde in New York.

De onderzoekers concludeerden dat de kennis van mondhygiënisten over HIV samenhing met hun bereidheid om voorlichting hierover te geven. Mondhygiënisten die hoog scoorden op de kennistest waren vaker bereid om HIV-testen uit te voeren. Ook wilden zij vaker voorlichting geven over het voorkomen van HIV.

Stigma
Een resultaat verraste de onderzoekers. Ook onder de groep mondhygiënisten met veel kennis van HIV, bestond het idee dat HIV-patiënten in quarantaine moesten om verspreiding van het virus te voorkomen. Daarnaast vonden sommigen dat studenten HIV-patiënten mogen weigeren, meldt DrBicuspid.

Bron:
DrBicuspid
International Journal of Dental Hygiëne

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z
Verpleeghuizen

Slimme verpleeghuizen nemen tandarts en mondhygiënist in dienst

Gebruik je verstand, blijf kauwen. Dat is zo’n beetje de boodschap van Roxane Weijenberg, die in verpleeghuizen de relatie tussen kauwen en cognitie onderzocht.

Weijenberg sprak op het lustrumcongres van de NVM over tandverlies als risicofactor voor dementie en vervroegd overlijden. Bij muizen is al aangetoond dat kunnen kauwen van wezenlijk belang is om de weg in een doolhof te kunnen vinden. Als men bij dieren de kiezen verwijdert of de occlusie verstoort, dan vermindert het leervermogen. Ook het geheugen verslechtert en er is meer cortisol in het lijf aanwezig. Opmerkelijk is dat geheugen en leervermogen weer verbeteren als er weer goede occlusie is. Bovendien verlaagt actief kauwen mogelijk stress.

Kauwgom
Uit Weijenbergs onderzoek in verpleeghuizen blijkt de duidelijke correlatie tussen kauwen en cognitie. Het onderzoek werd gedaan met 4 groepen. In groep 1 werd het kauwvermogen verbeterd. In groep 2 werd het dieet verbeterd; geen prakjes meer, maar voeding waar flink op gekauwd moet worden. In groep drie werden beide methodes aangeboden en groep 4 was een controlegroep. De cognitie van de onderzochten lag aanvankelijk erg laag. Het was dan ook geen verrassing dat minder dan 20% nog (enige) eigen tanden had. Tijdens het onderzoek werd ook bekeken hoe flink er werd gekauwd op een kauwgom die aangeboden werd. Ouderen met een lagere cognitie bleken minder goed te kunnen kauwen en deelnemers met een ernstigere vorm van dementie bleken helemaal niet meer te kunnen kauwen en pletten de kauwgom slechts een beetje.

Probleemgedrag
Het is volgens Weijenberg dus belangrijk dat ouderen goed kunnen blijven kauwen. “Helaas pakten de verpleegkundigen de klinische lessen niet altijd even goed op. Ze waren tijdens de les wel enthousiast, maar een keer per dag de tanden van alle verpleeghuisbewoners poetsen, bleek toch te veel. De familie kocht soms geen tandenborstel als daar om gevraagd was, en dus werd er niet gepoetst. Of, degene die poetste hield er maar weer snel mee op, “want het tandvlees bloedde zo”. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ook valt het niet mee om iemand te poetsen die probleemgedrag vertoont.” Geen luxe. Weijenberg wil graag dat er een oplossing komt. Maar welke? Moet er een speciaal poetsteam komen in verpleeghuizen? Moeten er vrijwilligers opdraven? Weijenberg vindt in elk geval dat in alle verpleeghuizen een mondhygiënist en liefts ook een tandarts werkzaam zouden moeten zijn. “Wie mondzorg geen luxe vindt maar een noodzaak, zal het belang ervan moeten uitdragen: ga naar de cliëntenraad, spreek de familie erop aan. Wie meer ideeën heeft, mag het zeggen.”

Roxane Weijenberg is PhD-student aan de afdeling Klinische Neuropsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna

Bron:
Verslag door dental INFO van het NVM Lustrumcongres

Lees meer over: Mondhygiëne, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Rechtvaardiging en ALARA bij röntgenfoto’s

In tegenstelling tot veel andere vormen van diagnostiek heeft röntgendiagnostiek een potentieel negatief effect voor de patiënt. Dat stralingsrisico moet opwegen tegen de positieve effecten van röntgenonderzoek, namelijk het diagnosticeren van de aan- of afwezigheid van cariës, paroproblemen of andere pathologie. Waar moet u op letten?

Verslag van de lezing van dr. Erwin Berkhout, tandarts en staflid van de afdeling tandheelkundige radiologie van ACTA, tijdens het NVT-congres Het Gat.

Wanneer een foto?
De rechtvaardiging voor het maken van een röntgenfoto kan uitsluitend worden verkregen door eerst klinisch onderzoek te doen. Het klinisch mondonderzoek kan een vraag opleveren die aanvullende diagnostiek nodig maakt. Als daarbij alle niet of minder schadelijke varianten zijn overwogen, komt ook röntgendiagnostiek in beeld. In de tandheelkundige radiologie zijn de Europese richtlijnen voor het gebruik van röntgenstraling in de tandartspraktijk uit 2004 het handvat voor een juiste rechtvaardiging van röntgenfoto’s.

Bij het gebruik van röntgenstraling dient de tandarts het ALARA (As Low As Reasonably Achievable) principe te volgen. Dus de toegepaste dosis zo laag als redelijkerwijs mogelijk houden. Een voorbeeld van het werken volgens het ALARA principe is het gebruik van een rechthoekig diafragma waarbij de veldgrootte niet veel groter is dan de afmetingen van de sensor of fosforplaat.

Eerste keuze
Bitewings en periapicale (solo)opnamen zijn volgens de Europese richtlijnen de eerste keuze. Voor panoramaopnamen bestaat slechts een beperkte rechtvaardiging. Dit heeft onder andere te maken met de slechte zichtbaarheid van veel voorkomende aandoeningen (cariës, parodontale problemen, periapicale problemen) op panorama opnamen en onder andere daardoor het risico op fout-negatieve diagnoses en fout-positieve diagnoses. Het maken van panorama opnamen voor screenings doeleinden (bijvoorbeeld bij iedere nieuwe patiënt, eens in de zoveel jaar, bij iedere patiënt van een bepaalde leeftijd, standaard in de weekenddienst) heeft geen toegevoegde waarde voor de patiëntenpopulatie en is daarom verboden.

Duidelijker
Bitewings en periapicale opnamen geven meestal een duidelijker beeld dan panorama opnamen door minder vertekening en overlapping van structuren. En zelfs dan wordt slechts 65% van de aanwezige dentine cariës op een bitewing ook daadwerkelijk gevonden. En 2% van de op de bitewing gevonden dentinelaesies blijkt in werkelijkheid een fout-positieve bevinding. Een goede diagnose vloeit dus voort uit een combinatie van het klinische beeld samen met de röntgenfoto en eventuele andere aanvullende diagnostiek.

Berkhout laat een aantal OPG’s met grote gaten zien en daarbij geeft hij aan dat tandartsen hier toch verschillende conclusies uit trekken en dus verschillende beslissingen over kunnen nemen.

Erwin Berkhout (1974) studeerde af als tandarts in 1998. Sinds 2004 heeft hij een tandartspraktijk in Loosdrecht.
Daarnaast werkt hij bij de afdeling tandheelkundige radiologie van ACTA als universitair docent. Erwin promoveerde in 2007 en voltooide in 2009 de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 3. Op ACTA houdt hij zich bezig met onderwijs aan studenten tandheelkunde, mondzorgkunde en radiologisch laboranten en verzorgt hij radiodiagnostische rapporten. Hij is actief lid van de internationale en de Europese wetenschappelijke vereniging voor dentomaxillofaciale radiologie.

Meer verslagen 
In uw praktijk ziet u een grote verscheidenheid aan gaten. Gaten in het melkgebit, een gat naast een restauratie, een gat in de processus, gaten in de tandenrij, discussies over gaten kunnen alle kanten op. Afhankelijk van uw preventief beleid, uw conserverende blik, uw restauratieve, prothetische, orthodontische, implantologische en/of chirurgische inzichten is er voor elk gat wel een oplossing. 

Lees de andere verslagen van het NVT-congres Het Gat.

Bron: Verslag door dental INFO van de lezing van dr. Erwin Berkhout tijdens het NVT-congres Het Gat.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Een verbeterde lichamelijke conditie door behandeling van parodontitis

Parodontitis is zowel complicatie als risicofactor. Hoogleraar parodontologie Bruno Loos over zin en onzin van de relatie tussen parodontium en algemene gezondheid.

Parodontitis kan worden gezien als complicatie: bij ziekten, syndromen en medicatie. Denk aan bijvoorbeeld diabetes. Maar parodontitis kan ook worden gezien als risicofactor bij bijvoorbeeld longinfecties, premature/dysmature geboortes, reuma en hart- en vaatziekten (HVZ).

Parodontitis en HVZ
Onder HVZ wordt verstaan: atherosclerose, beroerte en overlijden. Parodontitis is aantoonbaar geassocieerd met HVZ; een causaal verband is echter niet bewezen. Onderzoek naar het causale verband suggereert een mogelijke rol voor regelmatig optredende bacteriëmieënbij parodontitis, een verhoogde hoeveelheid ontstekingseiwit (CRP) in het serum en een verhoogde kans op mini-bloedstolseltjes. Daarnaast is de relatie mogelijk te verklaren door een gemeenschappelijke gen-variant op chromosoom 9.
Wanneer parodontitis wordt behandeld zien we enige verbetering in de conditie van de slagaderen; het lijkt dat ze iets beter verwijden of soepeler worden na parodontale behandeling. Het CRP verlaagt significant bij patiënten die naast parodontitis ook andere ziekten (zoals HVZ of diabetes) onder de leden hebben in vergelijking met gezonde patiënten.
De paropathogenen Aa en Pg zorgen voor activering (klonteren) van de bloedplaatjes, wat een grotere kans op bloedstolsels geeft.
Ook een slechte mondhygiëne is geassocieerd met een toegenomen risico voor HVZ. Een onderzoek geeft aan dat slechte mondhygiëne ook met HVZ geassocieerd is: 11% van mensen die zelden of nooit poetsen, kreeg een vorm van HVZ, terwijl dit slechts 3% was bij mensen die twee maal daags poetsen.

Parodontitis en diabetes
Ook deze associatie is tweeledig:

  • Parodontitis als complicatie van diabetes 2:
  • parodontitis komt 2-3 keer vaker voor.
  • parodontitis is ernstiger bij patiënten met slecht ingestelde bloedsuikerwaarden. Bij deze patiënten slaat de behandeling veel minder goed aan.
  • gevoeliger voor infecties
  • microvasculaire problemen
  • wondgenezing is vertraagd
  •  immuunsysteem is gecompromitteerd
  • Parodontitis als risicofactor voor diabetes 2

De behandeling van parodontitis draagt bij aan behoud van het gebit, een gezonde mond en verbetering van de lichamelijke conditie.

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk bureau Kalker 

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is hoogleraar parodontologie en werkt full time bij ACTA. Hij stuurt het MSc programma parodontologie bij ACTA. Sinds 2008 is hij voorzitter van de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde en hoofd van de sectie parodontologie/biochemie. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Tandarts Thiel mag van inspectie geen tandheelkundige zorg meer verlenen

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft tandarts Thiel uit Den Haag op 10 juni het bevel gegeven om geen tandheelkundige zorg meer te verlenen tot de tandarts kan aantonen dat hij, naar het oordeel van de inspectie, verantwoorde zorg kan aanbieden.

Onvoldoende
De inspectie is van oordeel dat de tandarts toezeggingen aan de inspectie in het kader van een verbetertraject voor zijn praktijken onvoldoende is nagekomen. De tandarts is bovendien niet bereid zich te verantwoorden voor zijn functioneren als tandarts en stelt zich niet toetsbaar op. De inspectie is van oordeel dat de patiëntveiligheid op dit moment ernstig in gevaar is.

Op 23 januari 2013 is tandarts Thiel door de inspectie op de hoogte gesteld van ernstige tekortkomingen in een van de praktijken in Den Haag. De inspectie heeft geconcludeerd dat het door haar uitgeoefende intensieve toezicht in 2012 op de praktijken van de heer. Thiel tot onvoldoende resultaat heeft geleid. De door de tandarts aan de inspectie gedane toezeggingen in het kader van het verbeterproces zijn niet of in onvoldoende mate nagekomen.

Meldingen
De inspectie heeft inmiddels een groot aantal meldingen ontvangen over het functioneren van de tandarts. Ook de Centrale Klachtencommissie van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) kreeg veel klachten. De uitspraken van de NMT hebben niet geleid tot een aanpassing van de werkwijze van de tandarts. Het toont volgens de inspectie aan dat Thiel niet beschikt over lerend vermogen.

Tandarts Thiel is verplicht om aan het bevel te voldoen. Indien hij geen gehoor geeft aan het bevel, dan kan een last onder bestuursdwang, dan wel een last onder dwangsom worden opgelegd. De inspectie onderzoekt op dit moment of er voldoende aanleiding en noodzaak is om aanvullend ook een tuchtrechtprocedure te starten.

Bron:
Inspectie voor de Gezondheidszorg

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
Tekort aan tandartsen in België

Tekort aan tandartsen in België

De Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen (VBT) zegt in de krant De zondag dat tandarts een knelpuntberoep dreigt te worden, meldt VTM Nieuws.

Ongeveer tien procent van de Belgische tandartsen neemt geen nieuwe patiënten meer aan vanwege drukte, blijkt uit onderzoek van de VBT. Volgens VBT-voorzitter Van Hoecke zal dit percentage in de toekomst stijgen door de toenemende vraag naar mondverzorging nu mensen hun gebit langer behouden. Bovendien is de gemiddelde leeftijd van tandartsen 52 tot 55 jaar.

Bron:
VTM Nieuws

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

Schorsing Haagse tandarts

De Haagse tandarts Mark van Nierop mag een jaar lang niet in Nederland werken, meldt Omroep West. De schorsing is door het medisch tuchtcollege opgelegd en is vermeld in het BIG-register.

De tandarts werd al jaren door de IGZ in de gaten gehouden maar de inspectie stopte het onderzoek toen Van Nierop in 2009 naar Frankrijk ging en zich uitschrijf uit het BIG-register. In Frankrijk startte hij weer als tandarts. Een groep Franse patiënten beschuldigt hem van wanpraktijken. Bij her-inschrijving in het BIG-register in Nederland heropende de IGZ het onderzoek.

Bron:
Omroep West

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z
patientenkaart

Patiënten plotseling vertrokken tandarts Thiel kunnen terecht bij curator en IGZ

Patiënten van de plotseling verdwenen en vervolgens failliet verklaarde Haagse tandarts Peter Thiel kunnen voor vragen over facturen en  dossiers terecht bij de curator van de praktijk. De NZa zegt dit na overleg met het Openbaar Ministerie en de IGZ, meldt Omroep West.

In de fout
Volgens Omroep West is tandarts Thiel in het begin van de negentiger jaren ook al in de fout gegaan in Duitsland. Daar werd hij uit zijn ambt gezet en veroordeeld tot negen maanden celstraf. Volgens het AD had de tandarts van 1991 tot 1994 de Maximiliankliniek in de buurt van Bonn. Veel van zijn patiënten konden na zijn behandeling niet meer bijten en kauwen en hadden onherstelbare schade aan hun gebit.

BIG-register
De tandarts staat volgens het AD nog steeds in het BIG-register. Naar aanleiding van de tientallen klachten van patiënten die de NZa ontving bekijkt de IGZ of de tandarts uit het BIG-register wordt geschrapt.

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z
onderzoek-loepbril

VGZ en Achmea benaderen patiënt voor opsporen en waarschuwen tandartsfraude

De zorgverzekeraars VGZ en Achmea nemen deze week contact op met patiënten om fraude met declaraties onder tandartsen op te sporen en hiervoor te waarschuwen. Dit meldt NRC Handelsblad, die gesprekken voerde met deze verzekeraars. Is het een actie in het kader van de maatschappelijke discussie over zorgfraude of gericht op de politieke beslissing over keuzevrijheid zorg?

Proeven
VGZ benadert patiënten van twee tandartspraktijken uit hun top 55 van meest declarerende praktijken. Patiënten krijgen een brief waarin wordt aangegeven dat hun tandarts een ‘bovengemiddeld aantal behandelingen per verzekerde declareert’. Daarnaast is VGZ van plan bij 11 van deze 55 bedrijven geld terug te vorderen vanwege de bovenmatige declaraties.

Achmea benadert tweehonderd patiënten van praktijken die veel sealings en facebows declareren, behandelingen die niet standaard nodig zijn voor elke patiënt. Een tandarts declareert volgens Achmea 13,23 euro gemiddeld per kind per jaar, meldt NRC Handelsblad. 62 praktijken blijken bij Achmea echter bijna het drievoudige te declareren.

De verzekeraars roepen patiënten op om hun rekeningen goed te bekijken en hen te informeren als iets niet klopt.

Maatschappelijke discussie
Deze actie past in de huidige maatschappelijke discussie over fraude in de gehele zorgsector. Minister Schippers laat dubieus declaratiegedrag in ziekenhuizen onderzoeken en staatssecretaris Van Rijn doet ditzelfde voor de ouderen- en gehandicaptenzorg.

Keuzevrijheid zorg
De Tweede Kamer behandelt nu een voorstel van minister Schippers om artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) aan te passen. Deze aanpassing maakt het mogelijk dat zorgverzekeraars alleen een vergoeding hoeven te betalen aan patiënten die kiezen voor een zorgverlener die afspraken heeft met de zorgverzekeraar. Dit betekent dat de keuze van de behandelaar in de basisverzekering voor patiënten wordt ingeperkt.

Een klein deel van de tandartspraktijken heeft momenteel een overeenkomst met een zorgverzekeraar. Aanpassing van de keuzevrijheid in de zorg zal hierin verandering brengen. Zorgverzekeraars verwelkomen deze aanpassing omdat zij zo meer contracten met tandartspraktijken kunnen afsluiten. Veel praktijken willen echter geen verplichte contracten met zorgverzekeraars omdat zij vrezen dat deze dan te veel macht krijgen.

De proeven van Achmea en VGZ, gericht op het opsporen van tandartsfraude via de patiënt, zouden daarom ook wel eens in het kader van deze politieke beslissing kunnen staan.


Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Kans op stress na prikaccident bij artsen

Een prikaccident kan leiden tot symptomen van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) onder artsen in opleiding tot specialist. Ook wordt een accident vaak niet gemeld. Dat schrijft het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Van de 147 ondervraagde Londense aios had 54% ooit een prikaccident gehad. Als iemand anders het accident had veroorzaakt, was de kans op PTSS bijna 9 maal groter dan wanneer de aios zichzelf had geprikt.

PTSS
De vragenlijst over PTSS werd door 77 artsen ingevuld. Van hen had 12% last van klachten die passen bij PTSS. Onder de algemene Engelse bevolking is de prevalentie van PTSS ongeveer 3%. Symptomen van PTSS hingen niet samen met het geslacht, het behandelen van een hoogrisicopatiënt, de procedure of het type instrument dat werd gebruikt.

Melden
De onderzoekers wijzen op het belang van de rapportage van prikaccidenten. Daardoor kan de juiste behandeling worden gestart na blootstelling. Daarnaast kan in de gaten worden gehouden of artsen PTSS ontwikkelen. Toch worden lang niet alle prikaccidenten gemeld. De aiossen meldden 38% van de prikaccidenten niet, omdat dat teveel tijd kost. Ook als het volgens de aios om een laagrisico-incident ging, werd het prikaccident niet gemeld.

Bron:
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
Occupational Medicine


Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Kindermishandeling: 5 tips voor het lastigste gesprek met ouders

Je hebt ernstige zorgen over een opvoedingssituatie. Je hebt de stappen van de Meldcode doorlopen en ziet geen mogelijkheden meer om het gezin zelf te helpen. Je zult bij het AMK een melding moeten doen van je vermoeden van kindermishandeling. Hoe bespreek je dit met de ouders?

Artikel door Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar.

Het gesprek waarin ouders te horen moeten krijgen dat er een melding wordt gedaan bij het AMK is het gesprek waar professionals het meest tegenop zien. Ze zijn bang voor de reactie van ouders op het slechte nieuws en voor de gevolgen die het kan hebben voor het kind.

In dit artikel krijg je 5 tips voor het gesprek waarin je ouders vertelt over je besluit dat je een melding gaat doen bij het AMK.

1. Bereid het gesprek goed voor

Belangrijk is je af te vragen wie dit gesprek het beste kan voeren. Soms is dit degene die het meest een vertrouwensband heeft met het gezin. Soms is het beter om iemand te kiezen met een specifieke status, zoals een huisarts of schooldirecteur. Ook bepaal je vooraf wat de beste plek en tijd is voor het gesprek.

Stel vooraf vast wat je boodschap precies is. Het kan je helpen om de openingszin op te schrijven. Bedenk ook wat jouw belangrijkste argumenten zijn voor de melding.

Je kunt altijd hulp vragen aan het AMK over hoe je ouders het beste kunt informeren in de desbetreffende situatie.

2. Kom meteen met je boodschap

De kern van je boodschap is de zorg die je hebt over het kind. Je hebt signalen waargenomen die een risico vormen voor het welzijn en de veiligheid van het kind. Je hebt de afgelopen periode gemerkt dat ouders niet dezelfde zorg of oplossing delen en bent genoodzaakt om gespecialiseerde mensen de situatie te laten onderzoeken en te laten bepalen wat nu nodig is.

Breng de boodschap meteen aan het begin van het gesprek en draai er niet omheen. Een belangrijke valkuil is uitstellen: je praat eerst over koetjes en kalfjes, waardoor het steeds lastiger wordt om daadwerkelijk tot de kern van het gesprek te komen.

Zorg ervoor dat je de voorgenomen melding brengt als een feit. Geef ouders niet de indruk dat je ze om toestemming vraagt of dat de melding nog teruggedraaid kan worden.

3. Vang de emoties van de ouders op

Voor iedere ouder heeft de mededeling dat er een melding wordt gedaan bij het AMK enorme impact. Ouders die hun kind mishandelen zijn meestal extra kwetsbaar en dat merk je aan de manier waarop zij zullen reageren op jouw boodschap. Ze weten vaak zelf al dat ze falen in de opvoeding en hun gevoel van eigenwaarde is meestal heel laag. Dit kan ertoe leiden dat ze heftig zullen reageren op jouw mededeling.

Als ouders al hun frustraties er uit gaan gooien, blijf dan luisteren. Probeer ze niet te gaan overtuigen of ga niet beargumenteren waarom je tot het besluit bent gekomen. Ouders hebben het recht met emotie te reageren. Blijf actief luisteren, toon begrip en probeer ordening aan te brengen in wat ouders je proberen duidelijk te maken.

4. Blijf de zorg om het kind centraal stellen

Nadat ouders hun frustratie hebben geuit vraag je of je nog eens zal uitleggen waarom je wil dat het AMK meekijkt in de situatie. Beperk je tot de zorgen die je hebt over het kind. Benoem de zorgen zo concreet mogelijk: wat heb je gezien, gehoord en geroken? Voorkom het beschuldigen of veroordelen van ouders.

Maak duidelijk dat de afspraken die je eerder met de ouders hebt gemaakt niet hebben geleid tot een verbetering van de situatie.

Geef aan dat het AMK onderzoek zal gaan doen waardoor helder wordt óf en welke hulp nodig is om de opvoedingssituatie te verbeteren.

5. Geef ouders duidelijkheid over het vervolg

Neem de tijd om het gesprek goed af te ronden. Vat het gesprek samen en vertel ouders precies wat er nu gaat gebeuren.

Geef aan dat iemand van het AMK contact met ze zal opnemen om met hen verder te praten over de zorgen die er zijn om het kind.

Maak duidelijk op welke wijze je zelf in contact blijft met het gezin

Bron:
Artikel van Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar Weet wat te doen bij kindermishandeling.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Straks ook register voor Preventieassistenten

Helder maken wat een goed opgeleide preventieassistent is, wie goede preventieassistenten opleidt en wie de goede preventieassistenten zijn. Dat is het doel van de Stichting Register Preventieassistenten in oprichting. Dit register is een initiatief van de NMT en is feitelijk een basaal certificatenregister. Het register wordt publiekelijk toegankelijk via de website registerpreventieassistenten.nl, waaraan nog gewerkt wordt.

Als u op de hoogte wilt blijven van het Register Preventieassistenten, kunt u een e-mail sturen naar info@registerpreventieassistenten.nl




 

Lees meer over: Assisteren, Thema A-Z
onderzoek-loepbril

Kostenonderzoek NZa uitgesteld

De NZa zal het kostenonderzoek Mondzorg later starten dan gepland. Eerder werd via de pers aangekondigd dat 250 mondzorgprofessionals benaderd zouden worden om via de website www.mondzorginkaart.nl een vragenlijst in te vullen. Vanaf 23 mei zou het tweede deel van het onderzoek starten waarbij meer mondzorgprofessionals worden benaderd.

Nog geen nieuwe datum

De NZa noemt nog geen nieuwe datum voor start van het onderzoek. Dit uitstel volgt volgens de NMT na de bestudering door de NZa van de pilotresultaten en de NMT-brief met gemelde knelpunten.

Schaduwonderzoek

PWC voert namens de NMT een schaduwonderzoek uit aan de hand van de gegevens die ook aan de NZa zijn aangeleverd. Van een aantal deelnemers in de pilot heeft PWC echter nog geen informatie ontvangen.

Bron:
NMT

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z

De geriatrische patiënt: wie is dat?

De overheid stimuleert ouderen langer thuis te blijven wonen waardoor zij langer bij hun eigen mondzorgpraktijk blijven. Ook behouden steeds meer ouderen hun natuurlijke gebit. Wat bekent dit voor uw praktijk?

De overheid stimuleert ouderen langer thuis te blijven wonen en van zorg in de nabije omgeving gebruik te maken. Dit betekent dat kwetsbare ouderen langer onder de verantwoordelijkheid van de algemene mondzorgpraktijk blijven vallen. Daar komt bij dat steeds meer ouderen hun natuurlijke gebit behouden In 2030 zal slechts 8% van de Nederlanders nog een volledige prothese dragen. Wat bekent dit voor uw praktijk?

Verslag van de lezing van tandarts-geriatrie Claar Wierink, tijdens het congres van de VPM (Vereniging Promotie Mondhygiëne).

Problemen
Oud zijn heeft zijn charmes maar het heeft ook schaduwzijden. Ouderen vinden het vaak heerlijk om over vroeger te vertellen en de opgedane kennis door te geven. Maar ouderdom kan helaas ook gepaard gaan met eenzaamheid en afhankelijkheid van anderen en dat geeft het leven minder glans. Veel ouderen krijgen te maken met problemen als:

  • Gestoorde mobiliteit
  • Gestoorde stabiliteit (snel vallen, struikelen)
  • Gestoorde communicatie (slechthorend, slechtziend)
  • Psychische stoornis
  • Incontinentie

Hindernissen
Doel van de mondzorg voor ouderen is een functioneel en esthetisch acceptabele gebitssituatie Uiteraard staat de eigen wens van de oudere daarin voorop.

Helaas zijn er nogal wat hindernissen voor ouderen bij een bezoek aan uw praktijk Deze winter viel er veel sneeuw en dan wordt er al snel afgebeld. Ouderen zijn bang om te vallen of hebben soms geen vervoer kunnen regelen. Soms vergeten ze hun afspraak en bellen niet af. Ouderen kunnen moeilijk, en soms helemaal niet, in de stoel plaats nemen of het lawaai in de praktijk verstoort de communicatie Wierink adviseert mondzorgpraktijken ouderen tijdig te bellen om hen aan de afspraak te herinneren, de radio uit te doen en de oudere gelegenheid te geven vooraf het toilet te bezoeken. Voor ouderen met gevorderde kwetsbaarheid zou een bezoek aan huis door een mondhygiënist uitkomst kunnen bieden.

Behandelplan
Als u een mondzorgplan wilt maken, zult u multidisciplinair moeten werken. Denk hierbij aan samenwerking met mantelzorgers, verzorgenden, de huisarts, de specialist, en andere paramedici dan de tandarts en mondhygiënist. Zorg ervoor dat u in een mondzorgplan helder aangeeft wat het beleid op de korte en lange termijn is.

Een ergotherapeut kan uitkomst bieden bij ouderen die de tandenborstel niet goed meer kunnen vasthouden, door een op maat gemaakt handvat te vervaardigen.

Mondproblemen
Mondproblemen waarmee ouderen veelvuldig te maken krijgen:

  • Hyposialie
  • Xerostomie
  • Wortelcariës
  • Candidiose of stomatitis prothetica

Het verschil tussen hyposialie en xerostomie is dat er bij xerostomie sprake is van een (subjectief) droog gevoel en bij hyposialie er daadwerkelijk minder speeksel geproduceerd wordt. Deze twee begrippen kunnen hand in hand gaan, maar dat hoeft niet. Bij hyposialie heeft de patiënt vaak moeite met goed spreken, kauwen en slikken. De gebitsprothese kan schuren en zuigt zich niet goed vast. Door hyposialie kan cariës zich sneller ontwikkelen.

Hyposialie wordt vaak door medicatie veroorzaakt. Bij gebruik van drie of meer soorten medicijnen is er vrijwel altijd sprake van hyposialie.
Probeer het speeksel te stimuleren met smaak (zoet, zuur menthol) en kauwen. Zuigen op suikervrije snoepjes of kauwen op suikervrije kauwgom kan uitkomst bieden. Lukt dit niet, dan kunt u overgaan op symptoombestrijding middels speekselvervangers of oraal bevochtigende gels.

Een minder bekend mondhygiëneproduct is de Dentaswab: een sponsje op een stokje, een alternatief als de tandenborstel niet wordt geaccepteerd . Dit wordt veel toegepast bij terminale patiënten.

Over het algemeen wordt voor de geriatrischepatiënt recall-termijn van drie à vier maanden geadviseerd.

Waar moet u op letten bij uw advies?
Adviseer bij hyposialie een extra zachte tandenborstel en tandpasta, die zacht van smaak is Fluoride en chloorhexidine kunnen de mondhygiëne ondersteunen. Patiënten met dementie begrijpen vaak niet dat een spoelmiddel uitgespuugd dient te worden.

Zoek voor het tandenpoetsen naar een geschikt tijdstip op de dag. Na het wassen en aankleden, maar ook voor het naar bed gaan is een oudere vaak te moe. Probeer samen met de oudere en z’n omgeving deze andere tijden te bedenken.

Veel ouderen nemen medicijnen in met zoetigheden als vla en limonade. Sowieso houden veel ouderen van veel lekkers, bijvoorbeeld een koekje bij de vele kopjes koffie. De mondhygiënist wordt geadviseerd het aantal suikermomenten ter sprake te brengen en te zorgen voor extra fluoride.

Vergeet niet-verzorgend (ook thuiszorg) of verplegend personeel te wijzen op de eventuele implantaten onder een gebitsprothese. “Hmm…zit vast, ik kan het niet uitnemen en dus ook niet poetsen, wordt er vaak gedacht”, aldus Wierink. Een instructie hoe de gebitsprothese uit te nemen en hoe de implantaten te poetsen is van groot belang.

Wat ook veel voorkomt in de mond van een oudere is candidose (een infectie met de candida albicans). Tussen de 50-65% van de prothesedragers heeft stomatitis prothetica. Dit is klinisch waar te nemen. De oudere zal de prothese ’s nachts moeten uitdoen en de mondhygiëne en prothesehygiëne zullen verbeterd moeten worden. Daarnaast moet de pasvorm van de gebitsprothese gecontroleerd en indien nodig aangepast worden.

Vaak is medicamenteuze ondersteuning met Dactarin-gel nodig. Let op: Dactarin-gel heeft een interactie met acenocoumarol. In dat geval moet gekozen worden voor nystatine mondspoeling. Ook cheilitis angularis (externe uitbreiding van een candida-infectie) in de ragaden komt veelvuldig voor. Hierbij is weer de eigen mondhygiëne, prothesehygiene en pasvorm van de gebitsprothese belangrijk. Daarnaast kan nystatinezalf worden voorgeschreven. Soms wil extra vitamine B ook helpen.

Claar van der Maarel-Wierink (Amsterdam, 1979) studeerde Tandheelkunde in Amsterdam. In 2004 specialiseerde ze zich tot tandarts-geriatrie in het UMC St Radboud. Ze verrichtte haar promotieonderzoek op de afdeling Orale Functieleer van het UMC St Radboud, binnen het onderzoeksinstituut Nijmegen Centre for Evidence Based Practice. Ze werkt binnen de groepspraktijk de Aemstelgroep Tandartsen te Amstelveen als tandarts-algemeen practicus en tandarts-geriatrie. Ook verzorgt ze scholing en lezingen om haar kennis uit te dragen over tandheelkunde bij ouderen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het 12e VPM-congres, maart 2013

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Plotseling verdwenen tandarts Thiel failliet verklaard

Tandarts Peter Thiel, de Haagse tandarts die onlangs met de noorderzon is vertrokken, is failliet verklaard. Dit meldt Omroep West. Het is niet bekend wie het faillissement heeft aangevraagd.

Zijn huis blijkt al twee maanden te koop te staan. Door diverse partijen is op het huis beslag gelegd.

 

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

Hygiëne risico bij herbruikbare servetklemmen

Herbruikbare servetklemmen bevatten veel bacteriën, zelfs na desinfectie. Dit blijkt uit onderzoek van de Tufts University School of Dental Medicine en het Forsyth Institute. Na desinfectie bevatte 40% van de klemmen aërobe bacteriën die overleven en groeien in een zuurstofrijke omgeving en op 70% van de geteste klemmen vonden de onderzoekers anaërobe bacteriën die niet overleven en groeien in een zuurstofrijke omgeving.

Bevindingen
De onderzoekers analyseerden 20 gebruikte klemmen op aanwezigheid van aërobe en anaërobe bacteriën, zowel voor als na desinfectie met alcohol houdende doekjes. Hierbij vonden zij:

  • Direct na behandeling en vóór desinfectie
    Mondbacteriën op 65% van de klemmen
  • Na desinfectie
    Anaërobe Streptococcus bacteriën op 15% van de klemmen
    Anaërobe huid bacteriën op 45% van de klemmen

Kruisbesmetting
‘De resultaten van de analyse laten zien dat er bij gebruik van servetklemmen risico op kruisbesmetting bestaat. Een patiënt kan in contact komen met de bacteriën van een vorige patiënt’, zegt onderzoeker Dr. Paster. Dit kan volgens de onderzoeker worden voorkomen door de klem bij elke patiënt te steriliseren of door disposable servethouders te gebruiken.

De onderzoekers denken dat de bacteriën op drie manieren op de klemmen kunnen komen: via het speeksel van de patiënt en spetters tijdens tandheelkundige behandelingen, door de handschoenen van de mondzorgprofessional en via de hand van de patiënt bij aanraking van de servet.

Bron:
Forsyth.org

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Wat te doen bij peri-implantitis?

Wat te doen bij peri-implantitis?

Ruim 800-duizend Nederland hebben één of meer implantaten. Een deel van deze groep heeft last van peri-implantitis. Hoe kunt u hiermee het beste omgaan? Congresverslag.

Ongeveer 50 jaar geleden ontwikkelden de Zweed Dr. Branemark en de Zwitser Dr. Andre Schroeder onafhankelijk van elkaar een titanium tandheelkundig implantaat dat op de plaats gezet kon worden van een wortel van een verloren tand of kies. Ruim 800 duizend Nederlanders van 20 jaar en ouder, ofwel 6,6 procent van de bevolking, hebben inmiddels een of meer tandheelkundige implantaten. Met als gevolg dat iedere tandheelkundige zorgprofessional dagelijks hiermee te maken heeft.

Verslag van de lezing van Fridus van der Weijden en Dagmar Else Slot tijdens het NVM-congres over nazorg, diagnostiek en reiniging van implantaten.

Belang van nazorg
Het kan flink mis gaan bij implantaten waardoor een spontane bloeding, pus en botafbraak kunnen voorkomen met als gevolg dat de implantaat windingen bloot komen te liggen. Maar hoe vaak komt dat voor? Minstens 12,4% van de mensen met implantaten heeft last van botafbraak volgens onderzoek uit Zweden. Dit is het laagst gepubliceerde getal uit diverse onderzoeken. Uit onderzoek waarbij de deelnemers niet regelmatig nazorg ontvingen, blijkt dat wel 62% forse botafbraak kan krijgen.

Vergelijking
Bij een vergelijking tussen implantaatpatiënten met een goede en mét een slechte mondhygiëne blijkt de groep met een slechte mondhygiëne na zes jaar twee keer zo veel botafbraak te hebben. Rondom implantaten zijn alle suspecte paro-pathogene aangetroffen. Daarmee lijkt het risico op ontwikkeling van peri-implantaire ontsteking vergelijkbaar met het risico op het ontwikkelen van parodontitis bij natuurlijke gebitselementen.

Moeilijk te reinigen
Het oppervlak van implantaten wordt voor een betere primaire stabiliteit ruw gemaakt. De keerzijde hiervan is dat ze moeilijk gereinigd kunnen worden. Zeg maar onmogelijk, verhelderde Van der Weijden. Bij nazorg moet je echt proberen te voorkomen dat bacteriën het ruwe oppervlak bereiken. Bij de ruwere oppervlakken is de botafbraak namelijk blijvend progressief. Als voorbehandeling van een implantaat worden verschillende technieken gebruikt om het oppervlak op te ruwen zoals acid-etched, zandstralen en plasma-spray. Sommige implantaatoppervlakken lijken na zo’n behandeling onder de microscoop wel op een vulkaanlandschap waar kraters ruimte bieden aan bacteriën die daarna eigenlijk niet te verwijderen zijn. Als de gingiva wordt opgeklapt bij progressieve botafbraak en het implantaat met de voorhanden zijnde middelen wordt gereinigd, is er daarom nog steeds een kans dat het ontstoken blijft. Vaak zie je bij het opklappen een diep angulair komvormig defect. Het corrigeren hiervan is moeilijk en zou in veel gevallen tot schade bij de buurelementen leiden. Zo’n infectie voorkomen is dus zeer belangrijk.

Diagnosiek
Diagnostiek en preventie zijn daarom heel belangrijk bij implantaten. Veel tandartsen vinden het leuk om te schroeven maar weten totaal niet hoe om te gaan met peri-implantitis. Peri-implantitis is gecompliceerd qua etiologie en lastig te behandelen. In ieder geval veel lastiger dan een parodontaal probleem. Tandartsen zadelen de mondhygiënist hiermee vaak te laat – op. En dat terwijl de pocketsonde al meer dan 100 jaar bestaat, zei Van der Weijden.

Pas wel op met sonderen rond een implantaat want in tegenstelling tot natuurlijke gebitselementen zitten er geen vezels verankerd aan het implantaatoppervlak. Dus niet op de pocketsonde gaan hangen. Dan ga je dwars door het aanhechtingsepitheel en de ring van bindweefsel rondom het implantaat heen en kom je op het botniveau uit. Bij zachte druk (25 gram) blijf je op ongeveer 1 mm van het bot.

De diepte van de pocket wordt primair bepaald door de dikte van het tandvlees bij het plaatsen van het implantaat. Bij een dikke gingiva meet u dus om te beginnen een diepere pocket. Doe daarom altijd een nulmeting ongeveer 6 weken na het plaatsen van de definitieve supra-structuur. Kijk in het nazorgtraject dan naar de verandering ten opzichte van de nulmeting. De sleutel tot succes is om te kijken naar de verandering ten opzichte van een eerste meting en vooral tijdig in te grijpen, adviseerde van der Weijden met klem.

Nulmeting
De nulmeting bestaat uit het meten van de pocketdiepte met een druksonde (Hawe-Neos clickprobe) en het bepalen van de bloedingsneiging. Van der Weijden geeft aan dat deze gegevens eigenlijk ook opgenomen zouden moeten worden in het implantaatpaspoort dat de patiënt na afloop van de behandeling meekrijgt. Tevens wordt er bij de nulmeting een röntgenfoto gemaakt. Na een jaar dient er weer een foto genomen te worden om de remodelling te beoordelen en zal er verder jaarlijks klinisch geëvalueerd moeten worden. Alleen bij toename van de pocketdiepte, verandering dus, zal er dan wederom een foto genomen moeten worden. Eens in de vijf jaar lijkt een redelijke frequentie om het botniveau rondom het implantaat te evalueren met een röntgenfoto. Samengevat is diagnostiek essentieel om problemen te voorkomen en op tijd preventie in te zetten.

Professionele reiniging
Vanaf hier nam Dagmar Else Slot het woord over. Zij begon met de vraag: Wat is de beste wijze van professioneel reinigen van een implantaat?. De congresbezoekers konden met behulp van stemkastjes aangeven welke methode zij de voorkeur gaven.

De zaal antwoordde:
Mechanisch – 74%
Chemisch – 15%
Laser – 2 %
Iets anders – 9%

Onderzoeken
Het doel van het professioneel reinigen van tandimplantaten is het reinigen van het oppervlak zonder dit te beschadigen en daarbij ook vriendelijk te zijn voor de omliggende weefsels (biocompatibiliteit).

Anna Louropoulou, tandarts-parodontoloog en werkzaam in Rotterdam en op ACTA, doet promotieonderzoek hiernaar. Onlangs heeft zij een systematisch review gepubliceerd waarin de effecten van mechanische reinigingsmogelijkheden werden samengevat en beoordeeld. Zij concludeerde dat er niet-metalen instrumenten en rubbercups gebruikt kunnen worden op de gladde delen. Op ruwe materialen kunnen naast de metalen instrumenten ook de zogenoemde air-abrasives gebruikt worden om beschadiging te voorkomen. Al reeds in 1998 liet het onderzoek van Strooker zien dat etsgel supragingivaal aangebracht kon worden op implantaatoppervlakken. Aangetoond werd dat het oppervlak wel schoon werd, maar de vraag is of het goed is voor de omgevende weefsels en dan met name de andere natuurlijke elementen.

Literatuuronderzoek
Al eerder dan Louropoulou deed Vicoria Ntrouka, tijdens haar opleiding tot tandarts-parodontoloog, literatuuronderzoek in de vorm van een systematisch review naar het chemisch reinigen van implantaat oppervlakken. Zij vond echter maar vier onderzoeken over allerlei chemische producten die alleen in vitro zijn getest. Citroenzuur lijkt, ondanks de beperkte informatie, het meeste effectief. De vraag blijft of citoenzuur wel mogelijk is en wat de gevolgen zijn voor de hele mond, wederom voor de natuurlijke elementen.

Louropoulou werkt nu aan het gebruik van de laser. Er is wel heel veel onderzoek, maar niet altijd is even duidelijk gerapporteerd wat weer vragen oproept over de uitvoering en het ontstaan van bias. Vooralsnog lijkt het erop dat Co2 en ER YAG lasers veelbelovend zijn, maar ook hier is het effect rondom weefsels en eventuele beschadigingen van het implantaat oppervlak niet bekend.

Mondhygiëne thuis
Wat is het meest effectieve product voor zelfzorg van implantaten?, vroeg Dagmar vervolgens aan de ruim 300 NVM-congresbezoekers. Zij kreeg de volgende antwoorden:

Tandenborstel – 32,8%
Floss – 15,1%
Monddouche – 3,3%
Anders – 48,9%%

Per jaar worden er veel implantaten geplaatst. Hierdoor zien mondhygiënisten in de praktijk steeds vaker patiënten met implantaten. Hoe deze echter gereinigd dienen te worden, blijft in de praktijk een lastige klus. Als je op Google zoekt naar de term maintain dental implant’ krijg je in de eerste hit te zien dat de ‘mondhygiënist hier wel raad mee weet. Dat is dus nogal een verantwoordelijkheid voor mondhygiënisten, concludeerde Dagmar.

Om informatie over het meest effectieve zelfzorgproduct voor implantaten te vinden, zocht zij op PubMed en vond zij 72 artikelen hierover. Helaas trof zij geen systematische reviews aan en waren er slechts zes echte klinische onderzoeken. Op elk onderzoek bleek wel iets aan te merken. Of het onderzoek was zo oud dat de gebruikte borstel niet eens meer op de markt is of de doelgroep bestond uit bejaarden in een instelling die geen zelfzorg deden maar daarbij werden geholpen. Ook zijn de onderzoeken uitgevoerd in een tijd dat de gebruikte implantaten qua oppervlak anders waren dan de implantaten die heden ten dagen worden geplaatst. Deze onderzoeken zijn daarom niet goed te generaliseren naar de huidige praktijk.

Al met al een lastige situatie. Wat rest ons? Omdat we er vanuit gaan dat implantaten een tandvervanging zijn, moeten we ze maar behandelen als echte tanden. De vraag die echter blijft, is of we hier goed aan doen op de lange termijn en daarom moet er meer onderzoek komen naar het preventief onderhouden van implantaten, sloot Dagmar af.

Prof. dr. G.A. (Fridus) van der Weijden verdeelt zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waar hij bijzonder hoogleraar Preventie en Therapie van Parodontale Infecties” is. Deze leerstoel is ingesteld op instigatie van de stichting NVvP.

D.E. (Dagmar Else) Slot MSc, mondhygiënist bij het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde (ACCT) en onderzoeker bij de vakgroep parodontologie Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO, i.s.m. prof. dr. G.A. van der Weijden en mevrouw D.E. Slot,
van hun presentatie Implants4life tijdens het NVM lustrum congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z