Afteuze ulceraties zonder gastro-intestinale symptomen bij Coeliakie

Afteuze ulceraties zonder gastro-intestinale symptomen bij Coeliakie

Een casusrapport gepubliceerd in Oral Surgery, Oral Medicine, Oral Pathology en Oral Radiology laat zien dan orale ulcers een teken kunnen zijn van chronische immuunziekten nadat een vrouw met mondzweren voor een lange tijd de diagnose coeliakie kreeg.

Coeliakie

Coeliakie is een immuunziekte en treft patiënten van verschillende leeftijden. De diagnose van coeliakie is lastig omdat veel patiënten geen gastro-intestinale symptomen melden. Patiënten met coeliakie kunnen ook orale manifestaties hebben zoals afteuze ulcers.

Casus

Een vrouw van 42 jaar die al vaker gemeld had last te hebben van terugkerende afteuze ulceraties in de mond meldde zich opnieuw. Zij gaf aan dat de ulceraties op haar dorsale tongslijmvlies aanwezig waren en dat alle therapieën tot nu toe niet effectief waren geweest. Er waren geen gastro-intestinale symptomen aanwezig. Bij het intra-orale onderzoek werden afteuze ulcers om haar verhoornde als niet-verhoornde mondslijmvlies gevonden. Daarnaast was er ook sprake van glazuurhypoplasie. Om te evalueren of er sprake was van een systemische aandoening werden er laboratoriumtests gedaan en deze lieten positieve waarden voor weefseltransglutaminase antilichaam IgA en IgG zien. Een endoscopie bevestigde de diagnose coeliakie. De patiënt is een glutenvrij dieet gaan volgen met als gevolg dat de afteuze ulcers verdwenen.

Conclusie

Het is belangrijk om te onthouden dat wanneer er meerdere aftenachtige ulceraties in de mond aanwezig zijn, dit kan duiden op een systemische ziekte, met name wanneer deze aanwezig zijn op het verhoornde mondslijmvlies. Daarnaast zijn er niet altijd gastro-intestinale symptomen aanwezig bij coeliakie.

Bron:
Oral Surgery, Oral Medicine, Oral Pathology en Oral Radiology

 

Lees meer over: Cariës, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Payt Forward 2025: Ondernemen in de mondzorg lijkt de grootste uitdaging

Payt Forward 2025: Ondernemen in de mondzorg lijkt de grootste uitdaging

Op 23 mei 2025 vond het tweede Payt Forward Congres plaats, waar circa 300 professionals uit de mondzorg samenkwamen voor een dag vol inspiratie, kennisdeling en netwerkmogelijkheden. Het inhoudelijk programma bood een mix van tandheelkundige en bedrijfskundige onderwerpen. Met name de presentaties over het ondernemen in de mondzorg bleken te voorzien in een grote behoefte. Zo werden de lezingen over teambuilding, het NZa-kostenonderzoek en het starten van een nulpraktijk het meest bezocht.

Veel praktijkhouders gaven aan dat het ondernemen en werkgeven geen onderdeel zijn van de opleiding tot tandarts. Alle sectorgerichte ervaringen en tips & tricks die we daarover kunnen oppikken zijn meer dan welkom.
De aftermovie van dit evenement biedt een levendige impressie van de hoogtepunten en de dynamiek van de dag.

Aftermovie

Bekijk de aftermovie hier:

Haakon Kuit ontving Payt Forward Award

Een bijzonder moment tijdens het congres was de uitreiking van de allereerste Payt Forward Award aan Haakon Kuit, tandarts-implantoloog bij de Kliniek voor Cosmetische Tandheelkunde Arnhem en PPIA. Haakon werd geëerd voor zijn inspirerende leiderschap en zijn belangeloze inzet voor kennisdeling binnen de mondzorg.

Payt Forward 2025 was een dag die de kracht van samenwerking en gedeelde kennis in de mondzorgsector benadrukte. Dagvoorzitter Naomi Doelen vat het samen:

’Het is tijd voor meer verbinding in onze wereld. Ruimte voor vakinhoudelijke lezingen én ook de zakelijke kant van de praktijkvoering maakten het aanbod divers en voor elk wat wils. Ik vond het een eer om deze dag te modereren, we hebben er een leerzaam feestje van gemaakt!

Jeroen Krosse, directeur van Payt, spreekt eveneens van een geslaagde dag: ‘De opkomst, de sfeer en de dankbaarheid van de bezoekers was opnieuw hartverwarmend. Deze editie heeft ons ook echt de ogen geopend voor toekomstige edities. Over waar de accenten het beste kunnen liggen en wat bezoekers van Payt Forward van ons graag willen zien.’

Voor wie het gemist heeft en er graag een volgende keer bij wil zijn, de volgende editie van Payt Forward zal voorjaar 2027 worden georganiseerd.

Lees meer over: Scholing, Thema A-Z
Haakon Kuit ontvangt eerste Payt Forward Award voor inspirerend leiderschap en belangeloze kennisdeling in de mondzorg

Haakon Kuit ontvangt eerste Payt Forward Award voor inspirerend leiderschap en belangeloze kennisdeling in de mondzorg

Tijdens het Payt Forward Congres is parodontoloog en implantoloog Haakon Kuit onderscheiden met de allereerste Payt Forward Award. Deze prijs eert professionals die – vaak zonder veel woorden – het verschil maken door hun kennis, visie en toewijding belangeloos te delen met collega’s in de mondzorg. In het bijzijn van 300 vakgenoten nam hij de prijs, een kunstwerk van Maria Dunkerbeck, in ontvangst.

“Sommige mensen veranderen je manier van kijken. Niet omdat ze het hard roepen, maar omdat ze het stil en consequent voorleven. Haakon Kuit is zo iemand,” aldus collega Nurcan Yilmaz, die tijdens het congres ook samen met Kuit sprak.

“In een wereld waar kennis vaak wordt vastgehouden, geeft hij het door. Met geduld, met precisie, en altijd met het grotere geheel in gedachten: betere zorg, meer functionaliteit, voorspelbaarheid, en echte vooruitgang voor de patiënt én de professional.”

Haakon Kuit

Haakon Kuit is partner bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Arnhem (PPIA) en actief lid van de PET Research Group (Partial Extraction Therapy). Hij wordt nationaal en internationaal gewaardeerd om zijn expertise in esthetische implantologie en zijn selectieve, onderbouwde aanpak bij behandelingen in de esthetische zone. Tijdens het congres presenteerde hij, samen met Yilmaz, de mogelijkheden van de Socket Shield-techniek – een innovatieve methode die bot- en weefselresorptie minimaliseert bij implantaatbehandelingen.

“Haakon leerde mij wat het betekent om geen genoegen te nemen met ‘goed genoeg’,” vervolgt Yilmaz. “Hij heeft me de weg gewezen naar beter – en daarmee ook talloze anderen.” Zijn invloed is voelbaar in het werk van de mensen om hem heen. Dat is precies waar deze award over gaat.”

Doorgeven

In lijn met het ‘Pay it forward’-principe zal Kuit de award over twee jaar tijden Payt Forward 2027 zelf doorgeven aan een opvolger die – in zijn ogen – de prijs verdient. Zo blijft de erkenning in beweging en groeit een netwerk van zorgprofessionals die elkaar inspireren om het verschil te maken.

Over de Payt Forward Award

De Payt Forward Award is een initiatief van Payt Software en wordt uitgereikt aan een zorgprofessional die innovatie en samenwerking stimuleert, en die kennis en kunde actief en belangeloos overdraagt aan anderen. De prijs is verbonden aan het tweejaarlijkse Payt Forward Congres, dat praktijkhouders en praktijkmanagers samenbrengt om te leren over de toekomst van tandheelkunde, technologie en ondernemerschap.

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
ONT

‘Je gebit is soms meer bepalend voor de kwaliteit van leven dan je bloeddruk of cholesterolgehalte’

Eén op de vijf volwassenen in Nederland, bijna drie miljoen mensen, draagt een (gedeeltelijk) kunstgebit. Op vrijdag 23 mei zijn de Kennisagenda Tandprothetiek en de vernieuwde de Zorgstandaard Tandprothetische Zorg gepresenteerd. Die moeten leiden tot nóg betere zorg. De documenten werden gelanceerd tijdens het jubileumcongres van de Nederlandse Organisatie van Tandprothetici (ONT) in Amersfoort, waar de vooraanstaande wetenschappers Marcel Levi en Erik Scherder het belang hiervan onderstreepten.

Nieuw onderzoek

De tandprotheticus is dé specialist voor kunstgebitten en andere voorzieningen die uit de mond zijn te nemen. De beroepsgroep streeft voortdurend naar verbetering. De Kennisagenda Tandprothetiek inspireert op het vlak van onderzoek. Het is een lijst met onderwerpen voor toekomstig onderzoek op het gebied van tandprothetische zorg. Het document is opgesteld door de ONT en SNTI (Stichting Nederlands Tandprothetisch Instituut), in samenwerking met het lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg van de Hogeschool Utrecht.

Samenwerking met tandartsen en mondhygiënisten

De Zorgstandaard Tandprothetische Zorg heeft als doel dat tandprothetici, tandartsen en mondhygiënisten de zorg voor de patiënt nog beter op elkaar afstemmen. Het uitgangspunt: bij welke zorg is iemand op welk moment het meest gebaat? Bij de totstandkoming van de Zorgstandaard heeft de ONT samengewerkt met de beroepsverenigingen van tandartsen en mondhygiënisten: KNMT en NVM-mondhygiënisten.

Onbezorgd lachen en eten

De plusminus 500 tandprothetici in ons land hebben een onmisbare rol. Dankzij hen kunnen mensen onbezorgd lachen en eten. De wetenschappers Marcel Levi en Erik Scherder hebben dit onderstreept tijdens het congres.

Internist Levi: ‘Bij kwaliteit van leven wordt vaak gedacht aan zaken als bloeddruk of cholesterolgehalte. Maar soms is het gebit meer bepalend. Kan iemand eten zonder pijn en ander ongemak? Kan iemand vol vertrouwen sociale contacten hebben?’ Neuropsycholoog Scherder: ‘Ons kauwvermogen heeft een positieve invloed op bijvoorbeeld het geheugen en concentratievermogen.’

Lees meer over: Tandprothese | techniek, Thema A-Z
ONT

Tandprotheticus onderdeel van mondzorgteam: ONT lanceert herziene Zorgstandaard Tandprothetische Zorg

Vanwege het tekort aan mondzorgverleners dreigt een steeds groter aantal inwoners van Nederland niet de gewenste mondzorg te krijgen. Met de patiënt als vertrekpunt zorgt het mondzorgteam bestaande uit tandartsen, mondhygiënisten en tandprothetici voor de juiste mondzorg op het juiste moment. Tandprothetici kunnen helpen de druk op de mondzorg deels te verlichten. Zij zijn dé expert voor het aanmeten en vervaardigen van kunstgebitten.

Persoonsgerichte zorg van de beste kwaliteit

Steeds meer patiënten krijgen te maken met drie typen mondzorgverleners: een tandprotheticus, tandarts en mondhygiënist. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand deels eigen tanden en kiezen en deels een gebitsprothese heeft. Het is dan belangrijk dat de mondzorgverleners nauw samenwerken. De gloednieuwe Zorgstandaard Tandprothetische Zorg voorziet hierin. Hierin is de reis van de patiënt in de mondzorg leidend: welke zorg heeft iemand op welk moment nodig? De mondzorgverleners stemmen dat met elkaar af, in goed overleg met de patiënt. Zo krijgt de patiënt persoonsgerichte zorg van de beste kwaliteit.

Samenwerking binnen het mondzorgteam

De tandprotheticus is in ons land de specialist voor kunstgebitten en andere voorzieningen die uit de mond zijn te nemen. Hans de Vries is voorzitter van de KNMT, de beroepsorganisatie van tandartsen, orthodontisten en kaakchirurgen. Hij zegt: ‘Het tekort aan mondzorgverleners is inmiddels zo groot, dat deze zorg niet eens allemaal meer zou kunnen worden geleverd door de tandartsen, al zouden we het willen. Om de beperkte capaciteit in de zorg optimaal te benutten is samenwerken in een team steeds meer gebruikelijk. Niet alleen vanwege menskracht en het delen van kosten, maar ook omdat intensieve samenwerking voor continue kennisoverdracht borging van de kwaliteit zorgt.’

Presentatie

De Zorgstandaard Tandprothetische Zorg is gepresenteerd tijdens het congres ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT). Het document is opgesteld door de ONT in samenwerking met de beroepsverenigingen van tandartsen en mondhygiënisten: KNMT en NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Tandprothese | techniek, Thema A-Z
Orthodontie zonder bezoek met teleorthodontie

Vergelijkbare pijnsensatie bij vaste orthodontische apparatuur en doorzichtige aligners

Een onderzoek dat onlangs is gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics laat zien dat patiënten met vaste orthodontische apparatuur en patiënten met doorzichtige aligners evenveel pijn ervaren twee dagen na het plaatsen van de apparatuur.

Onderzoek

Gegevens van 87 volwassen patiënten die behandeld werden met vaste apparatuur (FA’s) en doorzichtige aligners (CA’s) werden verzamend van 2 orthodontische praktijken in Virginia. Gedurende de eerste 6 maanden van de orthodontische behandeling hadden alle patiënten enquêtes ingevuld met 7 onderdelen die op drie tijdstippen werden afgenomen, namelijk; voor de afspraak, 2 dagen na de afspraak en 7 dagen na de afspraak.
Bij de eerste afspraak werd de vaste apparatuur of de bevestigingen voor de doorzichtige aligners geplaatst. Aanpassingen in FA vonden elke vier tot acht weken plaats en CA aanpassingen elke twee tot drie maanden.

Resultaten

Beide groepen ervaarden hoge pijnpercentages twee dagen na de afspraak. De resultaten van de FA groep lieten zien dat zij een significant hogere mate en intensiteit van pijn ervaarden 2 dagen na de tweede, derde en vijfde afspraak. Daarnaast had de FA groep ook significant hogere pijnpercentages 7 dagen na de eerste en vijfde afspraak.
In beide groepen werd doffe pijn het meeste gerapporteerd, waarbij de CA groep de meeste pijn in rust rapporteerde. De FA groep rapporteerde de meeste pijn tijdens het kauwen en een deel van de FA groep rapporteerde ook kloppende of scherpe pijn 2 dagen na de afspraak. Het analgeticagebruik was hoger in de FA groep dan in de CA groep na de eerste afspraak.

Conclusie

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de percentages en intensiteiten van pijn na de eerst twee dagen vergelijkbaar zijn voor de FA- als de CA groep, echter daarna had de FA behandeling een hogere mate van intensiteit en pijn. Verder onderzoek is nodig om de aanpassingen nauwkeuriger te onderzoeken.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Orthodontie, Thema A-Z

Kans op implantaatfalen lager bij patiënten die bloeddrukverlagende medicijnen innemen

De auteurs van deze studie, onder leiding van Dr. Gavriel Chaushu van het Rabin Medical Center, schreven dat bij patiënten met hypertensie die bloeddrukverlagende medicijnen innamen, het percentage vroegtijdig falen van implantaten lager was dan bij patiënten met en zonder medische aandoeningen die de medicijnen niet gebruiken.

Anti-hypertensieve medicijnen

Het bijkomende voordeel van bloeddrukverlagende medicijnen, ook wel anti-hypertensieve medicijnen, is het verhogen van de differentiatie van osteoblasten en de vorming van botmineralen. De osseointegratie van tandheelkundige implantaten is namelijk afhankelijk van nieuwe botvorming en remodellering.

Onderzoek

Aan de retrospectieve cohortstudie werden 792 personen die gedurende een periode van 6 jaar in één medisch centrum minstens één tandheelkundig implantaat kregen. De patiënten werden verdeeld in drie groepen: normotensieve patiënten (NT-groep), hypertensieve patiënten die antihypertensieve medicijnen gebruikten (HTN+ med-groep) en hypertensieve patiënten die geen antihypertensieve medicijnen gebruikten (HTN- med-groep). Implantaten waarbij geen nieuwe botvorming of overmatige botomzet was tijdens de osseointegratie, 12 maanden of korter na belasting werden beschouwd als vroeg implantaatfalen volgens de auteurs.

Resultaten

De studie omvatte 792 personen waarvan 14 patiënten in de HTN- med groep, 185 in de HTN+ med groep en 592 in de NT-groep. De HTN- med groep had de grootste kans op implantaat falen, 28,60%. Echter vanwege de kleine steekproef werd een aanvullende analyse uitgevoerd waarbij deze groep werd uitgesloten.
Het percentage vroeg implantaatfalen in de NT-groep was 14,50% en in de HTN+ med-groep 9,70%, en daarmee significant lager in de HTN+ med-groep.
Er werden totaal 2971 implantaten geplaatst in alle studiegroepen waarvan 2123 in de NT-groep, 784 in de HTN+ med-groep en 64 in de HTN- met groep. Vroeg implantaatfalen werd geregistreerd voor 114 implantaten. In de HTN- med groep was vroeg implantaat plaatsen significant hoger dan in de twee andere groepen.

Conclusie

Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er een significant lagere hoeveelheid implantaatfalen is gevonden in de HTN+ med-groep. Daarnaast kunnen antihypertensieve medicijnen de snelheid van vroeg implantaat falen van tandheelkundige implantaten verlagen.

Bron:
International Dental Journal

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Meerdere ontbrekende elementen welke behandeling bij mensen in de groei

Meerdere ontbrekende elementen: welke behandeling bij mensen in de groei?

Een jonge patiënt komt in de praktijk met ontbrekende elementen, vaak door trauma. Voordat de beslissing gemaakt wordt om te autotransplanteren zijn er veel dingen van belang. Een belangrijke vraag hierbij is: welke leeftijd heeft de patiënt? Verslag van de lezing van parodontoloog Dick Barendregt en restauratief tandarts Naomi Doelen.

Naomi Doelen is NVVRT-geregistreerd restauratief tandarts en werkt samen met Dr. Dick Barendregcht, parodontoloog NVvP, bij ProcColin in Rotterdam. Lees hier het eerste verslag van hun lezing. Binnenkort volgt deel 2.

Binnen Proclin zijn er inmiddels al meer dan 4000 elementen geautotransplanteerd. Maar voordat de beslissing gemaakt wordt om te autotransplanteren zijn er veel dingen van belang. Een belangrijke vraag hierbij is: welke leeftijd heeft de patiënt? Dit is bepalend voor een groot gedeelte van de keuzes die je gaat maken. Bij een jonge patiënt is de groei één van de belangrijkste zaken om rekening mee te houden. De vraag over de leeftijd hangt dan ook samen met de vraag: hoe ver is iemand in de groei? Loopt deze groei in lijn met de ‘normale groei’. En past deze ontwikkeling bij de normale groei?

Groei midden gezicht

Arne Bjørn heeft onderzoek gedaan naar de groei van het gelaat. Dat deed hij door implantaten te plaatsen en deze in de tijd te volgen. Hierdoor weten we dat de maxilla bij normale groei naar voren, naar beneden en in de breedte groeit. We weten ook dat de maxilla een afgevlakt groeipatroon heeft. Vanaf een bepaalde leeftijd kunnen we de maxilla niet (of nauwelijks meer) verbreden of naar voren verplaatsen, zonder gebruikt te maken van chirurgie.

De groei van de maxilla wordt door meerdere dingen beïnvloed:

  • Epigenetica (& erfelijke predispositie)
  • Tongpositie/spiertonus
  • Neusademhaling

Voorbeelden van epigenetica zijn onze voeding, (on-)gezonde buitenluncht, de mate van stress waar we aan blootgesteld worden en hoe we ademhalen.

De tong is een drijvende kracht achter de verbreding van de maxilla en het behouden van een brede bovenkaak. Hierbij moet de tong zich wel op de juiste plek bevinden: is er sprake van een lage tongpositie dan zorgt dit juist voor een smalle bovenkaak. Wanneer er sprake is van mondademhaling, is er vaak tegelijkertijd sprake van een lange tongpositie. Het risico op dentale trauma’s is bij een smalle bovenkaak vaak groter: de tanden staan vaker in een klasse II positie met de centrale incisieven in protrusie.

Op vijfjarige leeftijd is de maxilla al voor meer dan 70% ontwikkeld. Juist daarom is vroege signalering van bijvoorbeeld openmondgedrag of mondademhaling van belang. Vroeger werd nog wel eens genoemd dat kinderen vanzelf over vergrootte amandelen heen zouden groeien. Uit recenter onderzoek blijkt dat pas vanaf een jaar of tien deze vergrootte amandelen weer in omvang afnemen. Dan is een groot deel van de groei van de maxilla al achter de rug. Wil je een maxilla verbreden dan is de ideale leeftijd lager dan de leeftijd waarop wij de meeste kinderen insturen naar de orthodontist.

De mandibula heeft een ander groeipatroon dan de maxilla. Dit is ook de reden dat we rond 10/11-jarige leeftijd middels activatoren proberen de maximale groei van de mandibula te bereiken.

Gewenste uitkomsten orthodontische behandeling

Vanuit restauratief oogpunt zijn er een aantal gewenste uitkomsten aan het einde van een orthodontische behandeling:

  • Neutro occlusie van zowel de molaren als de cuspidaten
  • De middenlijn van het gezicht gelijk aan de middenlijn tussen de centrale insicieven in de bovenkaak
  • Maximaal drie millimeter afwijking van bovenstaande middenlijnen
  • Interincisale angle van ongeveer 135 graden: de hoek tussen de boven en onder incisieven
  • Verticale en sagittale overbeet van ongeveer twee millimeter
  • Intermolar width van minimaal 38-40 millimeter: de breedte van de bovenkaak. Dit wordt gemeten vanaf de zessen in de bovenkaak vanaf het smalste punt
  • Voorkeur voor gelijk volume (aantal elementen) aan beide zijdes en in beide bogen
  • Symmetrie en harmonie
  • Voorkeur voor hoektandgeleiding: dit blijft altijd een discutabel punt
  • Bij maximale occlusie geen zware contacten in het front: dit kun je meten met shimstock-folie. Deze moet vrij zijn van contact
  • Ideale interdigitatie

Voor een goede samenwerking is het vooral van belang dat je de persoon met wie je samenwerkt goed kent en regelmatig contact met elkaar hebt. Gooi niet een verwijzing over de schutting met: ‘graag orthodontisch behandeling’ en verwacht dat het automatisch goed gaat.

Eén missend frontelement

Eén cuspidaat ontbreekt

Meestal ontbreekt deze door trauma of door impactie, maar er is ook een kleine kans op agenesie van de cuspidaat. Ter vervanging hebben we de volgende opties:

  • Een implantaat
  • Een premolaar ombouwen tot cuspidaat (ook wel modified canine substitution genoemd)
  • Een brug: niet de meest voor de hand liggende optie

Eén laterale incisief ontbreekt

Laterale incisieven zijn vaker afwezig door agenesie of zijn afwijkend van vorm. Is er aan de ene kan een peglateral (kegeltand) aanwezig dan is de antagonist vaker agenetisch. Ter vervanging hebben we de volgende opties:

  • Een etsbrug
  • Een implantaat
  • Extractie van de contra-laterale zijde en canine substitution: het ombouwen van de cuspidaten naar laterale incisieven
  • Als er sprake is van een TSD het autotransplanteren van een onderincisief

Eén centrale incisief ontbreekt

Ter vervanging hebben we de volgende opties:

  • Autotransplantatie van een premolaar
  • Een palatinaal implantaat
  • Een etsbrug
  • Een implantaat
  • Een conventionele brug: geen voor de hand liggende oplossing

Meerdere frontelementen ontbreken

Wanneer er meerdere frontelementen ontbreken en zeker twee naast elkaar is het bij kinderen enorm lastig. Zonder tanden zal er geen voorwaartse groei optreden. Welke opties zijn er dan:

  • Autotransplanteren gecombineerd met eventueel adhesieve bruggen
  • Afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en eventuele indicatie voor orthodontische behandeling: implanteren op de plek van het autotransplantaat of het diasteem orthodontisch sluiten

Bij het ontbreken van twee laterale incisieven gaat de voorkeur niet per se uit naar autotransplantatie. Ook etsbruggen zijn in zo’n geval goede opties.

Afmetingen frontelementen

Bij het vervangen van een voortand willen we minimaal invasief werken. We willen geen of zo min mogelijke slijpen aan de elementen. Daarnaast willen we de orthodontist sturing geven. Als we de juiste mesio-distale afmetingen geven dan wordt het werk van de orthodontist veel makkelijker. Daarnaast willen we zo goed mogelijk aangeven hoe de zenith eruit komt te zien na volledige eruptie.

Hoe lang en hoe breed moet zo’n element worden?

Tussen frontelementen zitten enorm veel individuele verschillen. Er zijn onderzoeken gedaan naar de gemiddelde lengte en breedte van frontelementen en de verhouding hiertussen. Je zou hierbij deze gemiddelde waardes of gouden standaard kunnen gebruiken.

Een andere oplossing is om te werken met de interaler width: dit is de breedte van de neusvleugels. Hierbij zijn er verschillende waardes. Wanneer de interaler width groter wordt, neemt ook de breedte van de centrale incisieven toe. Hierbij zijn uiteraard raciale verschillen aanwezig, waarmee rekening gehouden dient te worden.
Bij een interaler width van 40 millimeter geldt dat de centrale incisief negen millimeter breed zal zijn, de laterale zeven en de cuspidaat acht millimeter.

Weer een andere optie voor het berekenen van de lengte en breedte van de incisieven is de Bolton-analyse. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een ratio tussen de breedte van de incisieven van de onder- en de bovenkaak. De breedte van de incisieven wordt opgemeten zowel in de onder als in de bovenkaak. Daarbij wordt gebruikt dat de totale breedte van de incisieven de onderkaak 77,2% (Boltons getal) moet zijn van de breedte van de incisieven in de bovenkaak.
Zo kun je uitreken welke breedte de elementen in totaal moeten hebben en hoe veel ze uitgebouwd moeten worden om onder en boven passend te krijgen.
Het allerbelangrijkste is om het gesprek met de orthodontist aan te gaan over hoe breed de elementen moeten worden.

Parodontaal ligament

Het parodontaal ligament is de belangrijkste drijvende kracht achter de autotransplantatie. Hierdoor kunnen we tanden verplaatsen, en hierdoor worden onze kaken ontwikkeld.
Patiënten die oligodont zijn, hebben op meerdere plekken geen elementen. Daar is geen parodontaal ligament en daardoor ook geen processus. Door tanden op de plekken aan te brengen, kun je weer een processus ontwikkelen.

Implantaten staan verankerd op één plek terwijl ons lichaam ons hele leven verandert

Vroeger dachten we dat implantaten de perfecte oplossing waren voor missende elementen. Tegenwoordig weten we dat het een mooi hulpmiddel is, maar niet de ideale oplossing. Want implantaten staan verankerd op één plek. Terwijl ons lichaam ons hele leven nog adapteert en verandert. Als we kijken naar de adaptatie van de bovenkaak dan zie we dat deze zich nog naar coronaal verplaatst en dat er dorsaal afbraak plaatst vindt.
Zelfs wanneer een implantaat geplaatst wordt bij een patiënt die ‘uitgegroeid is’ zal door adaptatie dit implantaat na enkele jaren in een infrapositie en relatief gezien naar buccaal staan. Vertel dit aan patiënten wanneer je een implantaat gaat plaatsen. Ook bij patiënten van een jaar of veertig, waarbij de grootste groei geweest is, zal na verloop van tijd een infrapositie ontstaan. En daarom wordt bij kinderen absoluut niet geïmplanteerd.

Lees binnenkort op dentalinfo.nl deel 2 van dit verslag over autotransplantatie

Dr. Dick Barendregt studeerde in 1988 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1991 startte hij met zijn Post Academische opleiding in de parodontologie aan het ACTA. In 1996 richtte hij de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam op. Daar houdt hij zich naast de parodontologie bezig met de implantologie als Implantoloog (NVOI). De laatste 20 jaar is in dat kader de nadruk komen te liggen op patiënten behandeling in een interdisciplinair teamverband (Proclin Rotterdam) met collega tandartsen zoals orthodontisten, endodontologen, restauratieve tandartsen, kaakchirurgen en tandtechnici. Op 4 november 2009 promoveerde hij op zijn proefschrift “Probing around teeth” aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 Juli 2019 is hij verbonden aan de afdeling parodontologie aan de Adams School of Dentistry in Chapel Hill (UNC) als Adjunct Professor. Daarnaast is hij betrokken bij verschillende postacademische cursussen en doceert binnen de Post Graduate opleiding voor Parodontologie.

Noami Doelen studeerde in 2012 aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam af als tandarts. Zij richtte zich daarna op prosthodontische verdiepingen, zowel op gebied van composiet (Geneve – dr. Didier Dietschi), chirurgie (Munchen – dr. Hurzeler/Zuhr), autotransplantatie team Utrecht (PRO Rotterdam) en functionele tandheelkunde (Verenigde Staten – dr. John Kois).

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Dick Barendregt en Naomi Doelen tijdens het NVVRT Restauratiefje.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
3D-technologie in de maxillo-faciale traumatologie

3D-technologie in de maxillo-faciale traumatologie

Welke technologische hulpmiddelen kunnen binnen de maxillofaciale traumatologie worden ingezet om tot een zo voorspelbaar mogelijk behandelresultaat te komen? Verslag van de lezing van dr. Ruud Schreurs, tijdens de cursus van ACTA-DE, waarin hij vertelde hoe technologie kan worden ingezet om tot een optimaal behandelresultaat te komen binnen de maxillofaciale traumatologie.

Vroeger werd er middels de conventionele technologie diagnostiek gedaan op de 2D coupes van de scan van de patiënt. De planning werd voornamelijk gedaan in het hoofd van de chirurg, terwijl er tijdens de operatie geen hulpmiddelen aanwezig waren: er werd voornamelijk geopereerd op ‘het timmermansoog’. Dit kan lastig zijn, zeker wanneer er weinig overzicht is. Dit is in het aangezicht vaak het geval, aangezien er gebruik wordt gemaakt van kleine, verborgen incisies (sleutelgatchirurgie) om zo min mogelijk littekens te veroorzaken.

Om toch tot een zo optimaal mogelijk resultaat te komen, wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van Computergestuurde chirurgie (Computer-Assisted Surgery, CAS). In de preoperatieve fase wordt zo veel mogelijk informatie gegenereerd ten behoeve van diagnostiek. Tijdens de virtuele planning wordt het optimale resultaat gesimuleerd; hiermee  wordt voor de operatie al een deel van de puzzel gemaakt. Ook na de operatie wordt de planning vergeleken met de uitkomst: dit geeft een goede kwaliteitscontrole.

Pre-operatieve CAS

Computergestuurde chirurgie begint met het genereren van een model van de patiënt. Dit is vaak DICOM-data, bij aangezichtstraumatologie meestal van een CT of CBCT-scan. Belangrijk is dat het altijd 3D-beeldvorming is. Deze data bestaat uit voxels, dit zijn een soort 3D-pixels. De patiënt wordt opgedeeld in allemaal klein stukjes. Deze hebben allemaal een bepaalde grijswaarde. Middels segmentatie kun je delen van de scan isoleren. Op deze manier kun je bijvoorbeeld alleen de harde weefsels uit de scan gebruiken. Ook kun je verschillende typen beeldvorming samenvoegen in een virtuele patiënt: zo upload je zo veel mogelijk informatie van de patiënt in één bestand.

Dit patiëntmodel kun je vervolgens uitbreiden met extra informatie middels segmentatie en spiegeling. Zo kan bij een patiënt met een unilaterale jukbeen fractuur middels segmentatie het niet aangedane jukbeen geïsoleerd worden en gespiegeld naar de contralaterale zijde. Hierbij kun je beoordelen hoeveel het jukbeen verplaatst is. Je kunt op dit model ook een virtuele chirurgische planning maken. Zo kun je het aangedane gebied en de spiegeling over elkaar heen leggen om aan te geven wat je wilt behalen bij de operatie.

Overbrengen van de planning naar OK

Het maken van de planning is één, maar hoe breng je deze goed over tijdens de operatie? Een voorbeeld van een mandibula fractuur. Wat hierbij vaak gebeurt, is dat het lijkt alsof de fractuur delen goed aansluiten, maar achteraf toch sprake blijkt te zijn van flaring.

In de planning worden de botstukken die aangedaan zijn geïsoleerd. Deze worden virtueel gerepositioneerd. Dit kan door de breuklijnen aan elkaar te plaatsen, of door de occlusie te beoordelen als de bovenkaak niet is aangedaan. Oude gipsmodellen of scans kunnen hierbij helpen. Deze geven namelijk referentie hoe breed de mandibula was voor het trauma en dus weer moet worden na de operatie. Hoe kunnen deze modellen dan gebruikt worden tijdens de OK? Dit kan op twee manieren: middels statische of dynamische feedback.

Statische feedback

Statische feedback gebeurt onder andere door 3D-geprinte modellen van de digitale planning. Dit geeft op één plek tijdens één tijdstip in operatie guidance. Uiteraard kunnen er meerdere modellen geprint worden. Tijdens de operatie kun je op het geprinte model de platen buigen, zodat deze feedback geeft hoe breed de mandibula moet worden. Het grote voordeel is dat deze modellen met enkele uren klaar zijn. Naderhand kun je evalueren om te kijken hoe nauwkeurig de planning en het resultaat waren. Zo kun je de planning in de toekomst aanpassen en verbeteren.

Dynamische feedback

Dit wordt onder andere toegepast bij de behandeling van orbita-bodemfracturen. Een patiënt met een orbita-bodem fractuur kan last hebben van dubbelbeelden, peri-oribtale zwelling en verstoorde oogvolgbewegingen. Doordat de orbita bodem naar beneden is verplaatst, wordt de orbita vergroot. Je kunt de bodem niet terugverplaatsen, maar je kunt wel middels een implantaat de orbitabodem namaken.

Wanneer er slechte sprake is van één enkele fractuur, kun je de anatomie van voor trauma makkelijk kopiëren. Hoe heftiger het trauma, hoe lastiger dit wordt.

Middels stockimplantaten (dit zijn implantaten die direct beschikbaar zijn) kan digitaal een planning gemaakt worden. Hierbij wordt beoordeeld hoe deze implantaten afsteunen in de orbita: en wordt een best fit gekozen. Er kunnen verschillende implantaten gepland worden en ze kunnen ook bijgeknipt worden. Het is vergelijkbaar met het maken van een digitale planning voor tandimplantaten.

Maar hoe werkt dan de dynamische feedback? Tijdens de operatie worden registratieschroeven in de patiënt geplaatst. Deze registratieschroeven zijn ook in de planning geplaatst. Deze planning wordt real life gelinkt aan de patiënt. Daarnaast wordt een navigatie ster in de patiënt gedraaid. Middels een kalibratieprocedure kan de pointer aangeven waar je je op dat moment precies in de patiënt bevindt. Er wordt gecontroleerd of de registratie goed is verlopen, door bepaalde anatomische punten op de patiënt aan te geven, zoals subnasaal, voordat de OK verder gaat.

Het orbita-implantaat wordt in eerste instantie blind geplaatst en naderhand wordt gecontroleerd middels markeringspunten of deze op de goede plek is gekomen. Bevinden deze markeringspunten zich allemaal binnen de foutmarge, dan pas wordt het implantaat definitief geplaatst. Direct op de OK wordt beeldvorming gemaakt om te controleren of er nog iets aangepast moet worden. Hoe uitgebreider het trauma, hoe meer toegevoegde waarde deze beeldvorming heeft.

Fusie maken met dentitie

Tegenwoordig kan er ook een fusie gemaakt worden met de dentitie. Hierdoor kan een splint gemaakt worden, waar de registratiepunten in geplaatst worden. Deze hoeven dan niet meer direct in de patiënt geplaatst te worden.

Complexe casus

Bij een complexe casus in de aangezichtstraumatologie, voegt deze dynamische feedback het meeste toe. Je kunt zo alle informatie die er is zo veel mogelijk bundelen. Bij een panfaciaal trauma is er geen enkele referentie meer goed te vinden. De inschatten hoe de botstukken precies gezeten hebben, kan nu al voor een deel voor de operatie gedaan worden middels een virtuele planning. Hierbij ga je op zoek naar een deel van het aangezicht dat nog redelijk intact is. Alle aangedane botstukken die verplaatst zijn, worden aangegeven. Deze wil je zo veel mogelijk repositioneren. Dit kan onder andere aan de hand van de breuklijnen. Wanneer eenmaal het jukbeen en het os frontale hersteld zijn, kun je de tussen stukken beter positioneren en uiteindelijk ook de orbita-rand weer sluitend krijgen. Voor het positioneren van de maxilla heb je als referentie de onderkaak en de fractuurlijnen. Van de 3D-planning kan weer een print gemaakt worden voor statische feedback en hierop kunnen de platen voorgebogen worden. Liggen de platen aan, dan zitten de botstukken op de goede plek. Ook hierbij wordt post-operatie geëvalueerd om een steeds betere planning te maken.

Dr. Ruud Schreurs heeft Technische geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit Twente. Momenteel is hij werkzaam als hoofd van het 3D-lab bij het Amsterdam UMC, alsook in het Radboudumc. Ruud is gepromoveerd op onderzoek naar de inzet van computergestuurde technologie bij orbitareconstructie. Daarnaast heeft hij meerdere onderzoeken gedaan naar de inzet van technologie binnen maxillofaciale traumatologie. Verder houdt hij zich al tien jaar bezig met het maken van virtuele planningen in de praktijk.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Ruud Schreurs tijdens de ACTA Dental Education cursus Trauma: van dento-alveolair tot aangezicht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

De kracht van het parodontium onthuld: Autotransplantaten

Het parodontium is erg belangrijk omdat het onze tanden vasthoudt in het bot, het zorgt ervoor dat elementen kunnen bewegen en het heeft het vermogen om gingiva en bot te genereren. Tijdens haar lezing bij PARO2024 ging Anna Louropoulou in op autotransplantaten als oplossing op lange termijn bij agenetische elementen, geïmpacteerde elementen en na dentaal trauma.

Het parodontaal ligament is dan ook een belangrijk onderdeel bij autotransplantaten. Autotransplantaten zijn met name bij kinderen geïndiceerd omdat op jonge leeftijd implantologie niet mogelijk is.
Wanneer het parodontaal ligament (PDL) beschadigd raakt door trauma komt er op die plek direct contact tussen de wortel en het bot. Dit wordt ankylose genoemd. Een ankylotisch element kan niet meer bewegen, raakt in infrapositie en de generatie van het bot en gingiva blijft op deze plek achter. Er worden verschillende casussen besproken waarbij autotransplantaties worden uitgevoerd.

Autotransplantatie bij niet-afgevormde en afgevormde elementen

De gezondheid van het PDL en de gezondheid van de pulpa zijn belangrijk bij een autotransplanatie. De pulpa moet na een transplantatie vitaal blijven voor verdere wortelafvorming en voor het PDL. Moorrees heeft een studie gedaan naar de ideale wortellengte en apex om een element te transplanteren. Wanneer de wortel op Moorrees 4 of 5 is en de apex wijd open is, is het geschikte moment om te transplanteren.
Er is geen leeftijdsgrens bij autotransplantaten. Er is gebleken dat een transplantatie bij een element met een gesloten apex even succesvol is als een element in ontwikkeling met een open apex. Revascularisatie is echter niet mogelijk bij een element met een gesloten apex, daarom moet er 6 weken voor transplantatie een endodontische behandeling worden uitgevoerd door een endodontoloog. Het is ook mogelijk om de endodontische behandeling binnen twee weken na de autotransplantatie uit te voeren.
Allotransplantatie is transplantatie van de ene persoon naar de ander. Dit brengt vaak veel complicaties met zich mee zoals ontstekingen en de elementen worden vaak afgestoten.

Casus 1

Bij een kind van 11 jaar zijn element 11 en 21 verloren. De tandarts van de patiënt heeft gevraagd of een autotransplantaat mogelijk is. Er is een OPT gemaakt en samen met de orthodontist een plan opgesteld. De 2e wisselfase is nog niet begonnen waardoor het mogelijk is dat 2 premolaren in de bovenkaak vrijgespeeld kunnen worden en mogelijk als donorelementen kunnen worden gebruikt ter vervanging van de frontelementen.
Er is ruimte nodig om de premolaren in het front te zetten en dus aan de orthodontist de taak om ruimte te maken in horizontale en verticale zin.
De horizontale ruimte was nog niet genoeg en daarom is eerst element 15 naar de plek van de 21 getransplanteerd. Na 1, 3 en 6 weken is de patiënt teruggekomen om de transplantatie goed te blijven volgen. Mondhygiëne instructie is ook erg belangrijk. Na 6 weken wanneer het PDL aanwezig is kan het element opgebouwd worden en vaste orthodontische apparatuur geplaatst worden. Naarmate de tijd vordert wordt het risico op complicaties kleiner, maar het is wel belangrijk om de patiënt te blijven volgen na 3 maanden, 6 maanden en een jaar. Na een jaar was er ook voldoende ruimte om element 25 naar de plek van de 21 te transplanteren en ook gevolgd worden.

Casus 2

Bij een 18-jarige patiënt is door trauma element 11 verloren en is ook een stuk van het buccale bot meegekomen. De 12 is voor een deel afgebroken, er is een stukje afgechipt van element 21 en element 22 is mobiel. Element 12 is snel na het incident endodontisch behandeld. Er zijn verder 2 mogelijk behandelopties; wachten met een implantaat omdat de patiënt op dit moment nog te jong is, of een autotransplantaat plaatsen.

Er zijn verschillende voor- en nadelen besproken met betrekking tot een implantaat plaatsen of een autotransplantatie doen. Een implantaat is zeker een goede optie om missende tanden te vervangen. Echter kunnen implantaten niet op jonge leeftijd geplaatst worden. Met name in de esthetische zone bij de voortanden in het bovenfront zien worden de meeste veranderingen gezien. Het implantaat kan de ontwikkeling niet volgen en blijft achter in de groei. De patiënt heeft gekozen voor autotransplantatie waarbij 25 als donorelement wordt gebruikt op de plek van element 11. De patiënt komt na 1, 3 en 6 weken weer terug om na 6 weken de 11 op te bouwen. Een jaar later is er een solo gemaakt waarbij geen peri-apicale radiolucentie te zien is en het PDL is aanwezig.

Na 4,5 jaar is een CBCT gemaakt. Op de plek waar het buccale bot tijdens trauma verloren is gegaan is nieuw bot gegenereerd.

Casus 3

Een andere indicatie voor autotransplantatie is agenesie en wordt in deze casus besproken. Bij de patiënt zijn elementen 35 en 45 afwezig en het advies van de tandarts was om elementen 75 en 85 in de mond te laten zitten.
Helaas zijn element 75 en 85 in infrapositie geraakt en is er een angulair defect gevormd. Er is sprake van een diepe beet en disto-occlusie. De premolaren in de bovenkaak zijn daarom geïndiceerd als donortransplantaat. De orthodontist heeft eerst de diepe beet gecorrigeerd, daarna zijn elementen 75 en 85 geëxtraheerd en element 15 en 25 endodontisch behandeld. Elementen 15 en 25 worden geactiveerd zodat deze geextrudeerd worden om het PDL te stimuleren en de elementen makkelijker te kunnen extraheren. In dit geval hebben we te maken met afgevormde elementen, deze kunnen na 3 weken in de beugel gezet worden omdat het PDL na 3 of 4 weken in turn over is. Na 3 maanden en na een jaar is een mooi resultaat te zien.

Indicaties van autotransplantaten

  • Trauma
  • Grote trauma’s waarbij implantologie niet mogelijk is/zeer complex wordt
  • Agenesie (van premolaar of laterale incisief)
  • Impacties (met name van cuspidaten)
  • Molaren

Conclusie

Autotransplantaties zijn de definitie van een inter-disciplinaire behandeling waarbij de tandarts, preventie-assistent en mondhygiënist centraal staan. Het PDL is de kracht van het parodontium. Het parodontium moet niet alleen ontstekingsvrij zijn maar ook functioneel. Het zorgt voor aangroei van bot en aanmaak van gingiva. En dankzij het PDL zijn autotransplantaties mogelijk.

Dr. Anna Louropoulou studeerde als tandarts af in 2002 aan de ‘Dental School of Aristotle University’ te Thessaloniki, Griekenland. In 2007 behaalde zij haar Post Academisch diploma in de Parodontologie aan ACTA. Sindsdien werkt zij als parodontoloog-implantoloog in Rotterdam en Amsterdam. Naast haar klinische werkzaamheden werkt zij als onderzoeker en universitair docent bij de sectie Parodontologie aan ACTA. Haar promotieonderzoek betreft de reiniging/decontaminatie van implantaatoppervlakken.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van Anna Louropoulou tijdens PARO2024 van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Parodontologie, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Gebitsprothese beschermt tegen cognitieve achteruitgang 400

Gebitsprothese beschermt tegen cognitieve achteruitgang

Een studie gepubliceerd in Aging Medicine heeft aangetoond dat een gebitsprothese kan beschermen tegen cognitieve achteruitgang bij ouderen met tandverlies. Onder meer omdat het gebruik van een kunstgebit de voedingsinname en kwaliteit van het dieet verbetert bij mensen met tandverlies.

Dementie en tandverlies

Dementie wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van de cognitie en kan vervelende gevolgen hebben voor patiënten en hun families. Tandverlies kan negatieve invloeden hebben op kauwen, spreken en sociale betrokkenheid, en deze factoren staan allemaal in verband met cognitieve gezondheid. Eerdere onderzoeken tonen een verband tussen kauwstoornissen, een gevolg van het verliezen van natuurlijke tanden en een verhoogd risico op cognitieve stoornissen.

Opkomende onderzoeken laten een significante relatie tussen kauwen en activiteit in de hersenschors zien. Het dragen van een gebitsprothese kan helpen om zowel de esthetiek als het kauwvermogen te herstellen.

Onderzoek

De huidige studie doet onderzoek naar het verband tussen het dragen van een gebitsprothese en cognitieve achteruitgang bij Chinese ouderen met tandverlies. Aan de hand van gegevens van de Chinese Longitudinal Healthy Longevity Survey zijn gegevens van 27.708 thuiswonende dentate en edentate patiënten van 65 jaar of ouder geanalyseerd. Ook werd de cognitieve functie beoordeeld, namelijk aan de hand van de Mini-Mental State examination. De gegevens vanaf 2008 tot en met 2018 zijn geanalyseerd voor het onderzoek.

Resultaten

In totaal werden 27.708 deelnemers geïncludeerd in het onderzoek waarbij de gemiddelde leeftijd 86 jaar was. Hiervan waren 9.747 (35,2%) deelnemers tandeloos en 8.695 (31,4%) droeg een gebitsprothese.

Dentate deelnemers die een prothese droegen hadden een betere cognitieve functie bij aanvang en een langzamere jaarlijkse achteruitgang vergeleken met deelnemers zonder prothese. Edentate patiënten die een gebitsprothese droegen werden geassocieerd met een hogere cognitieve basisfunctie.

Conclusie

Het dragen van een gebitsprothese kan helpen beschermen tegen cognitieve achteruitgang bij ouderen met gebitsmutilaties. Deze studie benadrukt het belang van het aanvullen door middel van een prothetische voorziening bij het behoud van de cognitieve gezondheid. Echter is meer onderzoek nodig om een verband te stellen tussen het gebruik van een gebitsprothese en cognitie.

Bron: Aging Medicine

 

Lees meer over: Tandprothese | techniek, Thema A-Z

‘Uw mond valt open tijdens de week van de tandprotheticus’ – 19 tot 24 mei

Tandprothetici door het hele land openen van maandag 19 tot en met zaterdag 24 mei hun praktijk voor belangstellenden. Niet alleen geïnteresseerde patiënten en hun familieleden zijn welkom tijdens de ‘De Week van de Tandprotheticus’, ook (mond)zorgverleners worden van harte uitgenodigd om kennis te maken met de beroepsgroep. Zo krijgt u een kijkje in het onvoorstelbaar mooie beroep van de mensen achter een goed passend kunstgebit.

Meer mensen dan je denkt dragen een kunstgebit

Eén op de vijf volwassenen in Nederland, bijna drie miljoen mensen, draagt een (gedeeltelijke) gebitsprothese. Zij hebben een kunstgebit of andere voorziening die uit de mond is te nemen. Het aantal van drie miljoen wekt mogelijk verbazing. Een deel van de verklaring is dat tandprothetici in samenspraak met veel patiënten streven naar een zo natuurlijk mogelijk resultaat. Buitenstaanders hebben dan niet altijd in de gaten dat de drager zijn eigen tanden en kiezen mist. En zoals dikwijls onbekend is dat iemand een gebitsprothese heeft, zo blijft ook vaak verborgen wat tandprothetici precies doen en kunnen betekenen voor patiënten en hun omgeving.

Samenwerking binnen en buiten de mondzorg

Ook sommige (mond)zorgverleners weten (nog) niet welke waardevolle rol tandprothetici vervullen. Daarom worden ook zij dit jaar uitgenodigd een tandprothetische praktijk te bezoeken. Niet alleen patiënten van tandartsen, mondhygiënisten en mond- kaak- en aangezichtschirurgen (MKA-chirurgen) zijn erbij gebaat als hun zorgverlener samenwerkt met een tandprotheticus. Hetzelfde geldt voor patiënten van onder meer huisartsen, diëtisten en logopedisten. Samen kunnen we heel veel bereiken in de verbetering van de mondzorg.

Kom een kijkje nemen in de tandprothetische praktijk

Voor het derde jaar op rij neemt de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT) het initiatief, waardoor belangstellenden een kijkje kunnen nemen in een tandprothetische praktijk en te laten zien wat een ‘ware kunstwerkjes’ tandprothetici kunnen maken. Van maandag 19 tot en met zaterdag 24 mei is er in veel plaatsen de gelegenheid een tandprotheticus te spreken en diens behandelkamer en tandtechnisch laboratorium te bezoeken.

Bekijk deelnemende praktijken 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z

Verband tussen dermatitis en slechte mondgezondheid

Een studie gepubliceerd in the Internation Dental Journal toonde dat volwassenen met atopische dermatitis (AD) mogelijk een hoger risico lopen op een slechte mondgezondheid en dysbiose. Het is daarom noodzakelijk dat dermatologen de mondhygiëne bespreken en indien nodig een doorverwijzing naar de tandarts aanbevelen.

Atopische dermatitis

Atopische dermatitis (AD) is een chronische ontstekingshuidaandoening veroorzaakt door verschillende factoren. Dysbiose van de huid is een kenmerk van AD.
Gingivitis en parodontitis zijn veelvoorkomende chronische mondziekten die de tandondersteunende weefsels aantasten. Deze studie doet onderzoek naar de microbioom van de mondholte bij volwassenen met AD.

Onderzoek

Patiënten met AD tussen de 18 en 75 jaar deden mee aan het onderzoek. Bij de deelnemers werd een volledige medische geschiedenis afgenomen en daarnaast werd er ook een AD-gerelateerde medische geschiedenis afgenomen.
Door een tandarts werd intra-oraal onderzoek uitgevoerd. De gingivale en parodontale status, plaque-index en mondhygiëne-index werden gebruikt om de mondhygiënestatus van de deelnemers te beoordelen. Daarnaast werd ook de cariësindex en status praesens vastgelegd. Elke patiënt werd op basis van hun orale status gecategoriseerd tot; gingivitis, parodontitis stadium II tot IV en cariës. De score van de ernst van AD werd op de dag van bezoek beoordeeld. Daarnaast werd van elke deelnemer op de dag van het orale en dermatologische onderzoek één oraal microbioommonster verkregen.

Resultaten

Van de deelnemers die meededen aan het onderzoek hadden 45 personen AD en 41 personen hadden geen AD.
De deelnemers met AD hadden een significant hoger plaqueniveau, slechtere mondhygiëne en hogere gingivale indextrend. Daarnaast vertoonde het orale microbioom in de AD-groep significant hogere diversiteit. De deelnemers met AD hadden een hogere overvloed aan taxa gecorreleerd met orale ziekten en een verminderde overvloed aan bacteriën geassocieerd met een gezond orale status.

Conclusie

Er lijkt een verband te zijn tussen een slechte mondgezondheid en orale dysbiose. Het is van belang dat er meer bewustzijn is van de mondgezondheid bij patiënten en artsen.

Bron:
International Dental Journal

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Partnernieuws, Thema A-Z
Caloriesensoren in de mond mogelijk verantwoordelijk voor voorkeur suikers boven zoetstoffen

Zoetstof op basis van eiwitten die geen cariës veroorzaakt

Een persbericht van het Fraunhofer Instituut voor Moleculaire Biologie en Toegepaste Ecologie in Duitsland laat zien dat onderzoekers bezig zijn met de ontwikkeling van een op eiwit gebaseerde zoetstof die geen suiker bevat en daardoor geen tandcariës veroorzaakt.

Suikerconsumptie

Ondanks het feit dat suiker kan leiden tot cariës, een hoge bloeddruk en ziekten zoals diabetes type II en hart- en vaatziekten, is de suikerconsumptie de afgelopen decennia wereldwijd toegenomen.
Het advies van de WHO is om maximaal 25 gram suiker per persoon per dag binnen te krijgen. Echter is het tegenwoordig erg lastig om je aan deze limieten te houden omdat producten zoals kant- en klare maaltijden, sauzen, smoothies, sappen en frisdranken veel suiker bevatten.

Novel Sweets project

Het Novelsweets project onderzoekt of het mogelijk is om op eiwit gebaseerde zoetstoffen te produceren, met als doel ze te gebruiken ter vervanging van suiker en bestaande suikeralternatieven, met name in dranken.
Op basis van zoetsmakende eiwitten (SP’s) willen de onderzoekers via biotechnologische processen zoetstoffen op basis van eiwitten produceren als toekomstige suikervervanger. De SP’s hechten goed aan de receptoren op de tong waarmee wij een zoete smaak waarnemen, en zijn dus vergelijkbaar met suiker.

Brazzeïne

Brazzeïne is één van de bekendste SP’s. Het is erg arbeidsintensief en niet productief om deze SP uit de plant te halen, daarom hebben onderzoekers eiwitvarianten op basis van de eiwitsequentie van Brazzeïne ontwikkeld. De verbeterde versies worden biotechnologisch geproduceerd door microbiële fermentatie. Één gram van de op deze manier geproduceerde suikervervanger is ongeveer 10.000 keer zoeter dan huishoudsuiker. Daarnaast is het vrijwel calorievrij, veroorzaakte de aangepaste Brazzeïne variant geen cariës en heeft het geen invloed op de bloedsuikerspiegel.

Toekomst

De eerste producten met de Brazzeïne variant zoals een eiwitarm, cacaobevattend drankpoeder worden op dit moment getest. Het productieproces moet echter worden geoptimaliseerd voordat het goedkeuringsproces kan beginnen.

Bron:
Fraunhofer

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Vrienden rennen voor inzameling geld Daan Theewes Centrum

Vrienden halen geld op met rennen voor Daan Theewes Centrum na ernstig verkeersongeluk ACTA-docent

Bijna een jaar geleden veranderde het leven van ACTA-docent mondhygiënist Adriana van Kouwen voorgoed. Zij werd toen van de fiets af gelanceerd door een roekeloze medeweggebruiker met een gruwelijk vervolg, van maanden IC en interne neurorevalidatie. Sindsdien vecht ze keihard in het Daan Theewes Centrum, waar jonge mensen met ernstig niet-aangeboren hersenletsel door intensieve revalidatie een tweede kans krijgen.

Vrienden renden voor inzameling geld Daan Theewes Centrum

Dertien van haar vrienden renden in vriendengroep Team Aad op 13 april de 10 km van de marathon in Rotterdam om geld in te zamelen voor dit expertisecentrum.  Met hun sportieve actie haalden ze geld op voor een nieuwe verstelbare keuken in de ergotherapie, waarmee revalidanten kunnen oefenen met dagelijkse vaardigheden en zo zelfstandiger worden. Met hun actie haalden zij €12.335,- op en gaven dit in de vorm van een cheque aan fysiotherapeut Jan Willem Smaling van het Daan Theeuwes Centrum.

De cheque-uitreiking vond plaats in feestelijke sfeer, met alcoholvrije bubbels en een hapje erbij. “Een prachtig moment van vriendschap en betrokkenheid”, zo schreef het Daan Theeuwes Centrum op Facebook

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Meerdere ontbrekende elementen: autotransplantatie als oplossing

Een jonge patiënt komt in de praktijk met ontbrekende elementen, vaak door trauma. Belangrijke vragen om te stellen: Hoe oud is de patiënt? Wat kun je nog verwachten aan groei en ontwikkeling en welke elementen zijn er nog? Verslag van de lezing van parodontoloog Dick Barendregt en restauratief tandarts Naomi Doelen over autotransplantatie bij kinderen.

Naomi Doelen is NVVRT-geregistreerd restauratief tandarts en werkt samen met Dr. Dick Barendregcht, parodontoloog NVvP, bij ProCcolin in Rotterdam.
Dit is deel 2 van hun verslag, lees ook deel 1

Autotransplantatie

Bij kinderen met (meerdere) ontbrekende elementen door trauma is er vaak een groot probleem.
We moeten onszelf de volgende vragen stellen: Hoe oud is de patiënt? Wat kun je nog verwachten aan groei en ontwikkeling en welke elementen zijn er nog?

Casus

We bespreken de casus van een jongen van negen die drie incisieven verloren is door een trap van een koe: twee centrale en één laterale. De cuspidaten zijn nog niet doorgebroken.

We weten dat we elementen nodig hebben voor de ontwikkeling van de kaak: zonder elementen geen groei.

Daarom werd in deze casus besloten om eerst twee onder premolaren te verplaatsen naar het bovenfront. Door het trauma was zo veel bot verloren gegaan dat de donorplek niet geprepareerd hoefde te worden. De transplantaten werden ingehecht in de zachte weefsels en gestabiliseerd met hechtingen. De patiënt werd teruggezien gelijk aan het protocol bij een avulsie. Na één week werden de hechtingen verwijderd, na drie weken werd een solo gemaakt om de genezing te controleren en werd er gesondeerd.

De eerste genezing zal optreden langs de glazuur-cementgrens en zal zich verder naar apicaal verplaatsen. Daarom adviseert Dick ook om bij ieder trauma te sonderen. Dan kan er een inschatting gemaakt worden of er parodontale genezing optreedt.

Na zes weken werd er een nieuwe solo gemaakt en werden de elementen omgebouwd tot incisief.

Dit is voor de patiënt fraaier en geeft de orthodontist meer informatie. Het element moet opgebouwd worden in de richting van de radix. Echt mooi zal het dan ook niet direct zijn na opbouwen. Na deze zes weken worden de elementen belast. Het parodontale ligament is een functionele eenheid en wordt dit niet belast, ontstaat het risico op ankylose.

De getransplanteerde elementen in dit geval hadden een open apex. Deze radix gaat zich afvormen en het wortelkanaal oblitereert. 2,5 jaar na het trauma is het botdefect dat aanwezig was na het trauma volledig verdwenen en is de groei van de kaak op een natuurlijke manier verdergegaan.

De twee getransplanteerde premolaren staan op de plek van de centrale incisieven en er is nu ook ruimte voor transplantatie van de laatste premolaar naar de locatie van de laterale. Nu wordt er een boven premolaar getransplanteerd. Deze heeft een prominentere palatinale knobbel dan een onder premolaar. Hierbij is de plaatsing van het transplantaat nog belangrijker: we willen deze knobbel niet (of nauwelijks) beslijpen. Wanneer er geslepen wordt tot in het dentine is de kans op necrose groot.

Ook elementen met afgevormde radix kunnen geautotransplanteerd worden

Ook elementen met een afgevormde radix kunnen geautotransplanteerd worden met een vergelijkbaar succespercentage als elementen met een open apex. Hierbij moet wel een endodontische behandeling uitgevoerd worden. Tegenwoordig wordt de endodontische behandeling eerst uitgevoerd en wordt het element daarna getransplanteerd. Dit heeft een aantal voordelen:

  • De elementen zijn vitaal tijdens behandeling waardoor het slagingspercentage van de endodontische behandeling richting de 95% gaat
  • Het element kan goed onder rubberdam geplaatst worden
  • Het element staat op ‘normale plek’ tijdens de endodontische behandeling

Resultaten autotransplantatie

De langstlopende studie die bekend is over autotransplantaten heeft als maximale succes 41 jaar.
De gemiddelde leeftijd van autotransplanteren was 11,5 jaar en de gemiddelde overleving 26,4 jaar. De onderzoekers hebben hierbij 33 elementen vervolgd bij 26 patiënten met een succespercentage van 80% na 26 jaar. Het overlevingspercentage was nog hoger. Bij de oude succespercentages werd een element niet meer als succes gezien wanneer er een endodontische behandeling nodig was. Dit is tegenwoordig geen afweging meer om succes te bepalen.

Bij Proclin zijn nu 2/3 van de autotransplantatie-casussen elementen met een open apex en 1/3 met een gesloten apex. Een element met een open apex wordt het liefst getransplanteerd als ¾ van de wortelformatie geweest is. Na transplantatie wordt de radix vaak nog maar drie tot vier millimeter langer. Daarom heeft de voorkeur om geen elementen met een te korte radix te transplanteren.

Wanneer elementen met korte apices getransplanteerd worden, worden deze het liefst op of onder gingiva-niveau getransplanteerd. Je verwacht hierbij nog iets normale eruptie. Bij afgevormde apices zullen de elementen altijd orthodontisch verplaatst moeten worden.

Autotransplantatie protocol

Bij Proclin worden ongeveer 400 element ge-autotransplanteerd per jaar. Om lange termijn resultaten te verzamelen, roepen ze deze patiënten ook na het afronden van de behandeling nog regelmatig op. Deze resultaten staan in een database en met deze informatie hebben ze inmiddels twee publicaties geschreven.
De meest voorkomende indicatie voor autotransplantatie is trauma, maar ook agenesie komt vaker voor. De patiënten worden tien jaar gevolgd en middels een Kaplan Meijer analyse wordt het cumulatief succespercentage berekend. Er werd een onderverdeling gemaakt van patiënten onder en boven de 18. De verwachting was dat het succespercentage onder de 18 hoger zou liggen dan boven de 18.

Succespercentage bij patiënten onder en boven de 18 jaar

Bij de groep patiënten onder de 18 was het succespercentage 96% na 10 jaar. Bij de groep boven de 18 was het succespercentage 87,5% na 10 jaar. In de laatste groep gingen een aantal elementen verloren door vervangingsresorptie of ankylose. Aan het begin van het verzamelen van de resultaten, werd langer gewacht voor het element belast werd: ongeveer zes weken. Tegenwoordig worden ze al met drie weken belast.

Tweede kans

Wanneer het voorstel van autotransplantatie gedaan wordt, wordt in overleg met de orthodontist bekeken of er een premolaar vrijgespeeld kan worden. In sommige gevallen zijn dat twee premolaren. De eerste premolaar wordt getransplanteerd en pas als de transplantatie succesvol is, wordt de tweede premolaar verwijderd. Zo is er altijd nog een tweede kans, mocht er iets fout gaan bij de eerste behandeling.

Botvolume

Het parodontaal ligament is de drijvende kracht achter autotransplantaten: het maakt bot, aangehechte gingiva en zorgt voor bewegingsmogelijkheid van het element. Dit ontstaat ook op plekken waar voor transplantatie geen bot of aangehechte gingiva aanwezig was. Uit onderzoeken en uit afzonderlijke casuïstiek blijkt dat het botvolume na autotransplantatie vergelijkbaar is op de plek waar van het transplantaat met het antagonerend element.

Orthodontisch voorbehandelen

Voor de autotransplantatie wordt de patiënt orthodontisch voorbehandeld. Is er sprake van een diepe beet, dan moet de beet eerst gelicht worden, anders is er geen ruimte voor het transplantaat. Veel orthodontisten beginnen de behandeling daarom ook in de onderkaak. Een Ddahlframe of een opbeetplaat kan voor snelle vermindering van de diepe beet zorgen en afbreken van de brackets van de ondertanden. Lichten van de beet gaat dan gemiddeld 2x sneller door het dragen van de voornoemde middelen.
Daarna wordt de endodontische behandeling uitgevoerd als er sprake is van een afgevormde apex. De endodontische opening mag moet bij voorkeur niet breder zijn dan het wortelkanaal wat eronder zit. Dit komt de sterkte van de kroon en het element ten goede.
Tegenwoordig wordt het element voor de chirurgische verplaatsing voorbelast. Dit gebeurt vooral door het uitoefenen van wanneer ereen extrusie-krachten op het element. Daarmee wordt het gehele parodontaal ligament van het donorelement gestimuleerd. Het ligament zal prolifereren zodat er meer cellen aanwezig zijn op het worteloppervlak en een betere genezing zullen verzorgen op de ontvangende locatie. uitgeoefend worden.
Daarnaast Het element staat het element hierdoor losser en is makkelijker te extraheren zonder veel kracht te zetten met daarmee minder schade. Een bijkomend voordeel van dit voorbelasten is dat het parodontaal ligament prolifereert. Dit gebeurt vooral wanneer er extrusie-krachten op het element uitgeoefend worden.

Extraheren

Daarna wordt het element voorzichtig geëxtraheerd. Hierbij moet de extractietang op de grootste bolling van het element geplaatst worden en deze mag absoluut niet afglijden naar de glazuurcementgrens. Gebeurt dit wel dan is er aanzienlijke kans dat het parodontaal ligament daar beschadigd raakt.
Het element wordt er voorzichtig roterend uitgehaald. Het element wordt opgemeten met een schuifmaat. Om het restauratieve gedeelte voor Naomi makkelijker te maken, wordt ook de afstand van de knobbeltop tot de glazuurcementgrens gemeten. Het geëxtraheerde element wordt het liefst bewaard in de extractie alveole. Behalve wanneer er weinig medewerking is van de patiënt of als de radix sterk gekromd is. Dan wordt het element bij voorkeur bewaard in fysiologisch zout.

Prepareren donorpleknieuwe alveole

Vervolgens wordt de donorplek nieuwe alveole op de ontvangende locatie geprepareerd. Er moet veel ruimte gemaakt worden. Anders dan bij een implantaat wil je geen primaire stabiliteit. De buccale botlamel zal dan ook bijna altijd volledig verwijderd moeten worden. De meeste transplantaten worden supra-gingivaal geplaatst. De buccale knobbel wordt net incisaal geplaatst van de incisaallijn en de palatinale knobbel wordt zo geplaatst dat er geen occlusale interferenties zijn. Het element wordt gestabiliseerdplint door horizontale matrashechtingen met een lus over het occlusale vlak (modified Laurell). Na een week worden de hechtingen verwijderd en na drie weken wordt er gesondeerd en wordt het element gereinigd. Na zes weken wordt het opgebouwd en belast. De verdere controles vinden plaatsen na drie maanden, zes maanden en één jaar. Bij iedere controle gaan de patiënten van tevoren naar de preventie-assistent om de mondhygiëne zo optimaal mogelijk te krijgen.

Na zes weken wordt de premolaar omgevormd tot een incisief.

Opbouwen van premolaar naar incisief

Een behandeling die op zichzelf al lastig is. De patiëntgroep waarbij de opbouw gemaakt moet worden, maakt het zeker niet makkelijker: kinderen van een jaar of tien die moeite hebben met lang stil zitten. Vaak hebben ze (of hun ouders) hoge verwachtingen: nu gaat het eindelijk mooi worden. Een verwachting waar vaak niet direct aan voldaan kan worden.

Opbouwen elementen

De elementen moeten opgebouwd worden in de as-richting van de radix. Een extra complicerende factor is dat de as-richting van de radix niet altijd gelijk is aan de as-richting van de kroon. Opbouwen met een mal kan dan ook niet. De opbouw moet zo gemaakt worden, dat na oplijnen door de orthodontist, de radices van de elementen niet te dicht bij elkaar komen te staan. Deze ‘root proximity’ kan anders op een later moment voor nieuwe problemen zorgen.

Afmeting

Naomi meet hoe breed de premolaar is en ze controleert de meting van Dick van de glazuur-cementgrens tot aan de knobbel. De mesio-distale afmeting van de opbouw, moet gelijk zijn aan de afmeting van het buurelement (wanneer deze aanwezig is). Het helpt om oude foto’s te gebruiken waarop de orginele voortanden nog aanwezig waren. Ook het bewaren van de incisief die verloren is gegaan, geeft veel extra informatie. Is al deze informatie niet aanwezig, dan kun je terugvallen op de Boltons analyse van de orthodontist. Deze vertelt hoe breed het element moet worden. Zo kun je beoordelen hoe veel er opgebouwd moet worden.

Onder rubberdam worden de premolaren geïsoleerd met behulp van een brinkerklem. Daarna wordt uit de hand met glazuurkleurig composiet een eerste schaal gemaakt om de richting van de opbouw aan te geven: hoe lang en hoe breed het element moet worden. Hier overheen komt een dikkere laag dentine composiet, waarbij vooral voldoende volume aangebracht wordt op het cervicale deel. In deze laag wordt ook een begin gemaakt met de mammelons. Incisaal wordt een kleine translucentie aangebracht, gevolgd door een laag body en enamel composiet. Met soflexschijfjes worden eerst de primaire, daarna secundaire en uiteindelijk ook nog de tertiaire anatomie aangebracht en het composiet wordt gepolijst.

Kleur van de opbouw

De kleur van de opbouw is een ander lastig aspect. Wanneer er een vitaal element getransplanteerd is, zal deze oblitereren waardoor de kleur direct na opbouwen goed lijkt, maar op een later moment het element grijzig kan ogen. Na het deboonderen van de beugel wordt een nieuwe composiet venneer gemaakt om de kleur aan te passen. Aan Tegen kinderen vertelt geeft Naomi aan dat iedere vijf tot twaalf jaar een nieuwe composiet veneneer nodig is/deze gepolijst moet blijven worden.
Bij volwassen patiënten geeft ze aan dat de opbouw met composiet altijd een tijdelijke fase is voor tijdens de orthodontische behandeling, zodat het element op de juiste plaatst gezet kan worden in de juiste as-richting. Als de orthodontische behandeling afgerond is, wordt gezocht oplossing met het esthetisch mooiste resultaat.

Orthodontische complicaties na autotransplantatie

Na iedere orthodontische behandeling kunnen complicaties optreden. Specifiek voor de behandeling na een autotransplantatie zijn de onderstaande:

  • Relapse van open beet (bij kleiner maken van de boog van de maxilla door extractietherapie en verlies van transversale breedte)
  • Midline shift van 2 mm. Dit valt binnen de grenzen van wat we acceptabel vinden. Een leek zal dit niet zo snel opmerken
  • CAfchippen van het composiet: wanneer er orthodontisch te weinig ruimte is en er sprake is van een resitricted envelope in het front, breken er sneller stukjes composiet af.
  • Een scheef vlak van occlusie die scheef uitkomt. Dit komt vaker voor als er alleen een premolaar aan één kant verwijderd wordt. Het liefst wordt de orthodontische behandeling niet op deze manier afgerond, maar is sommige gevallen kun je het met behoud van transversale en sagittale het restauratief corrigeren.

Restauratieve complicaties bij autotransplantaties

Het opbouwen van één enkele autotransplantatie is enorm lastig. Het is moeilijk om de zenith helemaal perfect te krijgen en ook de torque van de orthodontische behandeling. Daarnaast is composiet is een lastig materiaal om mee te werken. Het is moeilijk om perfect te polijsten en geeft soms lekkage, zeker bij een slechte mondhygiëne. Ook verkleuringen van het composiet komen vaak voor.
Wanneer het element grijzig verkleurd door obliteratie kan extern bleken een optie zijn. Echter zijn hierbij geen goede lange termijn stabiele resultaten te behalen. Een andere optie is het composiet verwijderen en met een nieuwe composiet opbouw trachten het element optisch witter te laten lijken. Ook dat is een lastige procedure. Uiteindelijk kan gekozen worden voor een venneerpreparatie om met porselein een oplossing te maken. Dit stelt Naomi wel het liefst zo lang mogelijk uit.
Bij het opbouwen van het element, bouw je op vanaf de glazuurcementgrens. De elementen lijken daardoor direct na opbouwen relatief lang. Doordat de orthodontist de elementen nog gaat torquen en verplaatsen, verdwijnt een deel van het composiet nog onder de gingiva. Dat geeft direct na opbouwen soms geen esthetisch fraai resultaat.

Het composiet kan soms na behandeling afchippen. Dit is niet altijd een restauratieve complicatie zijn, maar kan ook het gevolg zijn van de stand van de elementen na de orthodontische behandeling.

Lees ook deel 1 van dit verslag

Dr. Dick Barendregt studeerde in 1988 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1991 startte hij met zijn Post Academische opleiding in de parodontologie aan het ACTA. In 1996 richtte hij de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam op. Daar houdt hij zich naast de parodontologie bezig met de implantologie als Implantoloog (NVOI). De laatste 20 jaar is in dat kader de nadruk komen te liggen op patiënten behandeling in een interdisciplinair teamverband (Proclin Rotterdam) met collega tandartsen zoals orthodontisten, endodontologen, restauratieve tandartsen, kaakchirurgen en tandtechnici. Op 4 november 2009 promoveerde hij op zijn proefschrift “Probing around teeth” aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 Juli 2019 is hij verbonden aan de afdeling parodontologie aan de Adams School of Dentistry in Chapel Hill (UNC) als Adjunct Professor. Daarnaast is hij betrokken bij verschillende postacademische cursussen en doceert binnen de Post Graduate opleiding voor Parodontologie.

Noami Doelen studeerde in 2012 aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam af als tandarts. Zij richtte zich daarna op prosthodontische verdiepingen, zowel op gebied van composiet (Geneve – dr. Didier Dietschi), chirurgie (Munchen – dr. Hurzeler/Zuhr), autotransplantatie team Utrecht (PRO Rotterdam) en functionele tandheelkunde (Verenigde Staten – dr. John Kois).

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Dick Barendregt en Naomi Doelen tijdens het NVVRT Restauratiefje.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

De panoramische röntgenopname

Panoramische röntgenopnamen (OPT’s) worden tegenwoordig steeds vaker gemaakt. In 2014 had 44% van de tandartsen toegang tot panoramisch röntgenapparatuur, en in 2023 was dat zelfs gestegen naar 65%. Het percentage tandartsen dat een CBCT maakt staat in 2023 op 14%.
Tijdens de cursus Panoramische röntgenopname van de NWVT stond het herkennen van wekedelenopaciteiten centraal. Deze zie je dagelijks op een OPT; soms moet je daar iets mee, maar heel vaak ook niet. Lees het verslag van de lezing van MKA-chirurg, hoofd-halsoncoloog dr. Erik van der Meij.

Belangrijk om te onthouden is dat je alleen dingen ziet als je er zowel oog voor hebt ook de juiste kennis bezit. Met een solide basiskennis ben je als tandarts in staat om de meeste wekedelenopaciteiten zelfstandig te beoordelen.

Wekedelenopaciteiten

Wekedelenopaciteiten kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:

  • Heterotopische calcificaties
  • Heterotopische ossificaties
  • Corpora aliena

Van der Meij ging in op de verschillende soorten wekedelenopaciteiten aan de hand van aangeduide structuren op OPT’s.

Heterotopische calcificaties

Heterotopische calcificaties worden gedefinieerd als ongeorganiseerde lokale neerslag van calciumzouten in weke delen. Deze groep calcificaties is weer onder te verdelen in:

  • Dystrofische calcificatie: neerslaan van calciumzouten in chronisch ontstoken of necrotisch weefsel
  • Idiopathische calcificatie: neerslaan van calciumzouten in gezond weefsel zonder dat daarvoor een oorzaak is
  • Metastatische calcificatie: ophoping van calciumzouten door een te hoog calciumgehalte in het bloed. Deze calcificaties zijn heel erg zeldzaam en neem je bijna nooit waar op een OPT.

In de differentiaaldiagnose van heterotopische calcificaties staan verkalkte lymfeklieren, tonsillolithen, rhinolithen en antrolithen, calcinosis cutis, atherosclerose, Mönkeberg’s arteriosclerosis, speekselstenen, polycysteuze (dysgenetische) aandoening van de parotiden, flebolieten en laryngeale kraakbeen calcificaties.

Figuur 1 toont de rechterzijde van een OPT waarbij verschillende structuren worden aangeduid met cijfers 1, 2 en 3. Cijfer 1 is het os hyoideum bestaande uit het cornu minus en cornu majus. De structuur bij cijfer 2 is de wekedelen van het oor en is zichtbaar op nagenoeg ieder OPT. De structuur bij cijfer 3 wordt vaak geïnterpreteerd als atherosclerose van de carotis, maar dat is het in dit geval niet. Het betreft de cornu superius van het cartilago thyroidea (=schildkraakbeen). De bovenste pijl in figuur 2 wijst naar het cartilago triticea (gelegen in het ligamentum thyrohyoideum) en de onderste pijl naar de cornu superius van het cartilago thyroidea.

De panoramische röntgenopname

Figuur 1. 1. Os hyoideum. 2. Het oor. 3. Ligamentum thyrohyoideum

De panoramische röntgenopname

Figuur 2: De bovenste pijl wijst het cartilago triticea aan en de onderste pijl de cornu superius van het thyroid

Onderstaande OPT (figuur 3) laat bij structuur 1 de epiglottis en bij structuur 2 de tongbasis zien. De structuur bij nummer 3 betreft atherosclerose van de arteria carotis en bevindt zich meestal op het niveau van de epiglottis. Wanneer atherosclerose van de carotis zichtbaar is op een OPT is het advies om de huisarts in te lichten om desgewenst verder onderzoek te doen.

De panoramische röntgenopname

Figuur 3: 1. Epiglottis. 2. Tongbasis. 3. Atherosclerose van de A. Carotis

De witte pijl in figuur 4 berust op een zogenoemde ‘ghost image’, het is de onderrand van de mandibula van de andere zijde. Een ‘ghost image’ van de andere zijde bevindt zich altijd hoger dan het origineel, dit wordt veroorzaakt door de naar boven gerichte bundel (8 graden) van een panoramisch röntgentoestel.

De panoramische röntgenopname

Figuur 4: De witte pijl wijst een ‘Ghost image’ aan

Mönckebergs arteriosclerose is ook een voorbeeld van heterotopische calcificaties. Het zijn verkalkingen in de tunica media van kleine en middelgrote arteriën zoals bijvoorbeeld de arteria facialis.
De prevalentie is 0,5% en komt meestal voor in de onderste extremiteiten. Deze soort arteriosclerose kan duiden op chronische nierinsufficiëntie en/of diabetes mellitus. Wanneer deze afwijking zichtbaar is op het OPT en de patiënt nog niet bekend is met nierinsufficiëntie of diabetes mellitus, is het verstandig om dit terug te koppelen aan de huisarts.

Tonsillolithen zitten vaak in het gebied van de ramus. Daarnaast is het soms ook mogelijk om deze calcificaties in de mond van de patiënt te zien.
Het verschil tussen tonsillolithen of parotisstenen is soms moeilijk te beoordelen. Echter, de locatie van de opaciteiten is belangrijk. Een parotissteen is vaak op de locatie voor de mandibula waarneembaar op een OPT.
Andere opaciteiten in de regio van de mandibula zouden ook stenen in de ductus Whartoni kunnen zijn, de afvoergang van de glandula submandibularis. Vaak met klinisch onderzoek kan je deze afwijking ook palperen en komt er bijvoorbeeld pus uit de ductus.

Verkalkte lymfeklieren hebben op het OPT een bloemkoolachtig aspect en komen meestal voor in het submandibulaire en/of retromandibulaire gebied. Volwassenen, vaak ex (TBC) patiënten, kunnen een verkalkte lymfeklier hebben. Ook bij kinderen die een atypische microbacteriële infectie hebben doorgemaakt is het mogelijk om een verkalkte lymfeklier te zien op een OPT.

Flebolieten zijn verkalkingen van venen en zie je vaak in vasculaire malformaties en zijn zichtbaar als concentrisch gerangschikte opaciteiten op een OPT.

Heterotopische ossificaties

Heterotopiscche ossificaties zijn min of meer georganiseerde botvorming in de weke delen
In de differentiaaldiagnose van heterotopische ossificaties staan bijvoorbeeld ossificatie van het ligamentum stylohyoideum, osteoma cutis, myositis ossificans en fibrodysplasia ossificans progressiva. De laatste twee zijn erg zeldzaam en ga je waarschijnlijk niet tegenkomen in de praktijk.

Het ligamentum stylohyoideum loopt van de procesus styloideus naar het cornu minus van het os hyoideum. Ossificatie van het ligamentum kan zichtbaar zijn op een OPT.

Osteoma cutis betreft botvorming in de huid zonder een duidelijke oorzaak en kan ook zichtbaar zijn op een OPT. Je kunt deze harde structuur ook vaak in de huid voelen.

Corpora aliena

Een corpus alienum is een voorwerp dat zich in het lichaam bevindt, maar daar eigenlijk niet thuishoort en van buiten het lichaam is gekomen. Voorbeelden van zichtbare opaciteiten door corpora aliena zijn bijvoorbeeld dermale fillers, magnetische wimpers, resten van contrastvloeistof, vaatclips, operatieclips, straatgrind in een wond of zichtbare schotwonden.

Conclusie

Theoretische kennis, ervaring, nauwkeurige beoordeling van de röntgenfoto en logisch (klinisch) redeneren (evt. aanvullend onderzoek) zijn belangrijk voor de röntgendiagnostiek van wekedelenopaciteiten.

Dr. Erik van der Meij werd opgeleid tot MKA-chirurg aan het VU Medisch Centrum te Amsterdam en promoveerde in 2002 op het mogelijk premaligne karakter van lichen planus van het mondslijmvlies. Hij was van 2004 tot 2008 als staflid verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Aldaar volgde hij een fellowship Hoofd-Hals Chirurgie/-Oncologie. Sinds 2008 is hij als MKA chirurg-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden. Zijn aandachtsgebieden betreffen de hoofd-hals oncologie, speekselklierpathologie en de pathologie van de mondholte.

Verslag door Fabienne de Vries voor dentalinfo.nl van de lezing van dr. Erik H. van der Meij tijdens de cursus De Panoramische Röntgenopname van de NWVT.

Lees meer over: Congresverslagen, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Uncategorized
kritische blik op preventie

Kritische blik naar preventie

Belangrijk is dat preventieve mondzorg passend is. Er is de laatste tijd veel veranderd in de mondzorg met veel nieuwe materialen, methoden en technieken. Ook de wens van de patiënt is veranderd. Hoe zorgen we ervoor dat we al deze ontwikkelingen kunnen bijbenen en dat de zorg toegankelijk en betaalbaar blijft?

Tijdens de laatste presentatie op het NVM-congres werd er kritisch gekeken naar preventieve mondzorg door sprekers Denise Duijster, universitair hoofddocent bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA en Karen Elsenberg, Docent mondzorgkunde bij de hogeschool Inholland en promovendus aan het Radboudumc. Deze lezing is gebaseerd om een artikel dat zij recent hebben geschreven voor het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde met referentie . Lees het verslag hieronder.

Wat betekent passende zorg? Een term die regelmatig terugkomt. Mondzorgverleners zijn echte doeners maar doen we soms niet te veel?

Passende zorg

We spreken van passende zorg wanneer er wordt voldaan aan vier principes:

  1. De zorg is effectief en beschikbare middelen worden op een optimale manier ingezet om gewenste resultaten voor de patiënt te bereiken, waarbij verspilling wordt gemeden.
  2. De zorg zo dichtmogelijk bij de patiënt organiseren.
  3. Afstemming op de behoeften en wensen van de patiënt; en de patiënt en zorgverlener besluiten gezamenlijk over het behandelplan.
  4. De focus van de zorg ligt op bevorderen van welzijn en dus niet alleen op de behandeling van ziekte.

Sealants

Is het uitzonderingszorg of standaard zorg? De meeste bezoekers van het congres zijn het ermee eens dat het uitzonderingszorg is maar er zijn ook mondhygiënisten die het als standaard zorg zien. Wat zegt de wetenschap? Er zijn heel wat onderzoeken gedaan en de conclusie is dat sealen van de occlusale oppervlakken van de molaren bij kinderen en adolescenten ervoor zorgt dat cariës met 11-51% vermindert tot na 24 maanden. Bij de tweede molaren is er een stuk minder evidence en ook voor sealants van glassionomeercement is weinig evidence bekend.

Op basis van de literatuur kunnen we dus concluderen dat het effectief is. Is het dan juist dan om het veel toe te passen?

Het is vooral effectief bij kinderen met een hoog cariësrisico. Bij kinderen met een laag risico is het niet zo effectief en ook niet doelmatig als het gaat om zorgkosten in relatie tot gezondheidswinst. Daarom adviseert de KIMO-richtlijn om enkel te sealen bij een hoog cariësrisico en op indicatie, bijvoorbeeld bij diepe fissuren die niet goed schoon te houden zijn. Daarnaast is het altijd van belang dat het basisadvies goed wordt opgevolgd.

Fluoride

Wat vinden we van het grootschalig toepassen van fluorideapplicaties? Wat zegt de wetenschap? Er is aangetoond dat een fluorideapplicatie wel degelijk een remmend effect op cariës heeft bij de blijvende en tijdelijke dentitie. Het leidt tot ongeveer 40% DMFT-reductie in het aantal door cariës aangetaste gebitselementen in het blijvende gebit.

Het is het meest effectief op gedemineraliseerde oppervlakken met een ICDAS-score 1,2 of 3 omdat fluoride vooral achterblijft in gedemineraliseerd glazuur.

Langdurige en regelmatige blootstelling aan lage concentraties fluoride zorg voor remineralisatie. Daarom is het dagelijks tandenpoetsen met fluoride het meest effectief om cariës te voorkomen.

Het advies van Ivoren Kruis is om fluoride applicatie alleen toe te passen bij cariësactiviteit. Dit kan middels een hoge dosering fluoridetandpasta of met een applicatie, maar wel tijdelijk. Tot dat de laesie arrested is.

Het is belangrijk om het alleen in te zetten als er cariësactiviteit is en alleen als aanvulling op het advies om twee keer per dag te tandenpoetsen.

Informatie/instructie

Is een poetsinstructie geven zinvol? Hoe effectief is het? In voorlichting maken we onderscheid tussen instructie gericht op kennisoverdracht en motiverende gespreksvoering. Als we kijken naar instructie gericht op kennisoverdracht dan zien we dat dit veel wordt gedaan, maar helpt het? Literatuur toont aan dat voorlichting wel de kennis verhoogt maar op de lange termijn is de gedragsverandering zeer beperkt.

Daarom is motiverende gespreksvoering heel belangrijk omdat je beter aansluit bij de behoefte van de patiënt. Je onderzoekt waar de weerstand zit, waar de ambivalentie zit en je probeert te achterhalen waar barrières zitten en je probeert deze weg te halen. De voorlichting zal daarom alleen gepaard moeten gaan met motiverende gespreksvoeren.

Periodiek mondonderzoek

De periodieke controle is wel nodig, maar moet het standaard ieder half jaar? Tegenwoordig willen we mondziektes vroegtijdig opsporen. We zetten in op het bevorderen van mondgezondheid. Daarom willen we goed kunnen monitoren.

Gewoon Gaaf helpt ons bij het bepalen van het individuele risico en hoe vaak een kind zou moeten terugkomen. 93% van de kinderen tussen 4-11 jaar heeft een mondzorgprofessional bezocht, maar of deze terugkomtermijn is afgestemd op het individuele risico kan niet uit de cijfers worden afgeleid. “We merken wel dat steeds meer praktijken Gewoon Gaaf toepassen”, gaven de sprekers als goed nieuws.

Tandsteen verwijderen / polijsten

Supragingivaal tandsteen verwijderen, is dat verzorging of zorg? We doen dit behoorlijk vaak. Daar hebben we een goede reden voor want als we tandsteen laten zitten dan bemoeilijkt dit de zelfzorg en vormt het een reservoir voor bacteriën. Bij kinderen wordt dit ook veelvuldig gedaan. Namelijk bij ongeveer de helft van de kinderen vanaf 6 jaar.

Maar hoe effectief is het om tandsteen te verwijderen bij gezonde patiënten? Er kon enkel twee goede studies gevonden worden bij volwassenen waarbij elke 6-12 maanden tandsteen werd verwijderd. De conclusie was dat er geen verschil was tussen gingivitis, pocketdiepte, plak en kwaliteit van leven. Gezien de vele middelen en kosten is het teleurstellend dat er maar zo weinig evidence is over de effectiviteit van tandsteen verwijderen.

Mensen vinden het een fijn gevoel om na de gebitsreiniging een schone mond te hebben. Men is bereid om hiervoor te betalen. Moeten we dit blijven doen omdat dit de wens is van de patiënt of moeten we dit niet blijven doen omdat het niet doelmatig lijkt te zijn?

Stoppen met niet-passende zorg

Er wordt in Nederland veel niet-passende zorg geleverd, hieronder valt zorg die geen toegevoegde waar heeft voor de patiënten, of als de zorg mogelijk risico’s oplevert of als middelen worden verspild. Als dit het geval is is deïmplementatie van de zorg nodig.

Ineffectieve zorg in mondzorg kan dus het geven van een instructie zijn zonder motiverende gespreksvoering. Soms zetten we zorg te vroeg in of gaan we er te lang mee door, zoals bij fluorideapplicatie of standaard halfjaarlijkse oproepen.

En leveren we soms ongewenste zorg? Wat belangrijk is om bij jezelf na te gaan welke zorg gedeïmplementeerd zou moeten worden en hoe zou dit mogelijk zijn in welke situatie en bij welke doelgroep? Wat doe je als alternatief dat wel effectief is? En wat doe je als de zorg niet aanslaat? Blijf je dan proberen?

Denise Duijster is universitair hoofddocent bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA.

Karen Elsenberg is docent mondzorgkunde bij de hogeschool Inholland en promovendus aan het Radboudumc.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van de lezing van Denise Duijster en Karen Elseberg tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Mondhygiëne
BBM 400 x230

Zes jaar BBM: Hoe staat de mondhygiënist ervoor in België?

In 2019 studeerde de eerste lichting mondhygiënisten in België af. Tien van hen richtten nog vóór het behalen van hun diploma de Belgische Beroepsvereniging voor Mondhygiënisten (BBM) op om hun beroep te versterken. Zes jaar later blikken we terug én vooruit met medeoprichter Isabelle Mertens: hoe hebben de mondhygiënist en de BBM zich intussen ontwikkeld?

Het beroep van mondhygiënist is relatief nieuw in België. Waarom heeft het zo lang geduurd voordat mondhygiënisten in België officieel aan de slag konden?

“In België was de mondzorgtraditie lange tijd sterk gericht op tandartsen en hun assistenten, waardoor er weinig ruimte was voor een nieuw beroep. Het heeft tijd gekost om beleidsmakers, zorgverleners en het brede publiek te overtuigen van de meerwaarde van mondhygiënisten. Daarnaast speelde de wetgeving een grote rol en moest de opleiding nog worden opgezet en geaccrediteerd. Toen ik aan de opleiding begon, bestond er zelfs nog geen officieel beroepsprofiel – dat werd pas een jaar voor onze afstuderen vastgelegd. Gelukkig is het gelukt om die erkenning te krijgen en vandaag zien we steeds duidelijker hoe mondhygiënisten bijdragen aan een betere mondgezondheid in België.”

Hoeveel mondhygiënisten zijn er momenteel in België afgestudeerd?

“Sinds de start van de opleiding zijn in België al zo’n 660 mondhygiënisten afgestudeerd. Met jaarlijks gemiddeld 100 tot 120 nieuwe studenten per opleidingsinstelling groeit de beroepsgroep gestaag.”

Wat zijn de belangrijkste opleidingen voor mondhygiënisten in België?

“In België kun je op vier hogescholen de driejarige bacheloropleiding tot mondhygiënist volgen: in Gent, Brussel, Luik en Leuven.”

Hoe ziet het werk van een mondhygiënist in België eruit?

“In België ligt de focus voor mondhygiënisten vooral op preventieve mondzorg. Zo mogen ze onder andere preventieve mondonderzoeken uitvoeren, tandsteen en plaque verwijderen, radiografieën nemen, fluoridebehandelingen geven, beschermingsbeugels maken, bleaching uitvoeren, tanden sealen en patiënten adviseren over mondhygiëne en voeding. Door deze taken op zich te nemen, ontlasten ze tandartsen, die daardoor meer tijd hebben voor complexe en specialistische behandelingen. Hoewel mondhygiënisten in Nederland vaak een eigen praktijk hebben en zelfstandig patiënten behandelen, werken ze in België altijd samen met een tandarts. In het begin was het wennen voor veel tandartspraktijken om mondhygiënisten te integreren. Vroeger bestonden deze praktijken vaak alleen uit een tandarts en een assistent die geen behandelingen in de mond mogen uitvoeren. Hoewel het even aanpassen was, zien steeds meer tandartspraktijken nu de toegevoegde waarde van de samenwerking met een mondhygiënist. Het zorgt namelijk voor efficiëntere zorgprocessen: door taken beter te verdelen, kan de werkdruk in tandartspraktijken verlicht worden. Op de middellange termijn kan dit helpen om patiëntenstops te voorkomen en de toegankelijkheid en kwaliteit van mondzorg in België te verbeteren.”

“Toch zijn er in België nog enkele beperkingen voor mondhygiënisten. Zo mogen ze bijvoorbeeld geen lokale verdoving geven, iets wat in Nederland wél mogelijk is. Dit laat zien dat er nog ruimte is voor verdere ontwikkeling van het beroep, zodat mondhygiënisten hun rol in de mondzorg nog beter kunnen vervullen.”

Verwacht je dat dit op korte termijn in België ook mogelijk wordt voor mondhygiënisten?

“Dat is zeker iets waar we naar streven, vooral als het gaat om de mogelijkheid voor mondhygiënisten om lokale verdoving toe te dienen. Op dit moment mogen we wel diepe reinigingen uitvoeren, maar als er verdoving nodig is, moet de tandarts dat doen. Dat kost niet alleen extra tijd, maar het zou ook veel efficiënter en prettiger zijn voor de patiënt als wij dit zelf konden doen. De BBM is hier actief mee bezig en we hopen dat we op korte termijn stappen kunnen zetten richting meer zelfstandigheid voor mondhygiënisten.”

Zes jaar geleden werd de BBM opgericht om deze zaken aan te pakken. Hoe kijk jij terug op deze periode?

“Het is tot nu toe een pittig, maar ook zeer mooi traject geweest voor onze jonge beroepsgroep. We hebben ons zowel in het werkveld kunnen ontplooien als binnen de basisgezondheidszorgverzekering een plek weten te veroveren. In zes jaar tijd een onmisbare schakel worden binnen het mondzorglandschap is iets om trots op te zijn. We zijn nog lang niet op de plek waar we willen en moeten zijn, maar we vormen één grote familie, voelen veel steun binnen de sector en krijgen internationaal complimenten over de vooruitgang die we geboekt hebben.”

Welke mijlpalen hebben jullie in die zes jaar bereikt?

“De afgelopen zes jaar hebben we echt mooie stappen gezet met BBM! Eén van de grootste mijlpalen was onze aansluiting bij de Europese Federatie voor Mondhygiënisten (EDHF). Hierdoor staan we niet alleen nationaal, maar ook internationaal sterker. We kunnen samenwerken met andere organisaties en zo de rol van mondhygiënisten verder ontwikkelen.”
“Verder is het ook een belangrijke mijlpaal geweest om een plaats binnen de basisziekteverzekering te bemachtigen. Tot op de dag van vandaag vergt dit nog steeds veel lobbywerk om een sterkere positie te verkrijgen. Vergelijken we dit internationaal, dan zijn we in de zes jaar dat we bestaan al verder geraakt dan sommige andere verenigingen die hier al veel langer voor strijden.”

“Daarnaast hebben we ook de focus gelegd op informatievoorziening. We hebben een website, een nieuwsbrief en een magazine opgezet om studenten, tandartsen, mondzorgspecialisten én het brede publiek beter te informeren over ons beroep en de toegevoegde waarde van mondhygiënisten. Het mooie is dat het grootste deel van deze communicatiekanalen beschikbaar is in drie talen – Nederlands, Frans en Engels – zodat we echt iedereen in België kunnen bereiken. Ook bieden we informatieve workshops aan en organiseren we inmiddels vier congressen: twee in het Nederlands, één in het Engels en één in het Frans. Dit zijn geweldige momenten om kennis te delen, nieuwe inzichten op te doen en vakgenoten te ontmoeten.”

Hoeveel leden heeft de BBM momenteel?

“Op dit moment zijn dat er ongeveer 320, waarvan zo’n 220 gediplomeerde mondhygiënisten en 100 studenten. Dit aantal groeit nog steeds, omdat steeds meer mondhygiënisten de meerwaarde zien van een sterke beroepsvereniging. De BBM zet zich in voor de erkenning en ontwikkeling van ons beroep en door samen te werken, kunnen we als beroepsgroep blijven groeien en vooruitgang boeken.”

Eén van die samenwerkingen is met de NVM-mondhygiënisten. Kun je iets vertellen over hoe deze samenwerking eruitziet?

“De samenwerking tussen BBM en de NVM-mondhygiënisten is ontzettend waardevol. Sinds de oprichting van BBM hebben we veel steun gekregen van onze Nederlandse collega’s en daar zijn we enorm dankbaar voor. Dankzij hun ervaring en kennis konden we een vliegende start maken. We onderhouden een hechte band en wisselen regelmatig kennis en ervaringen uit. Dit helpt niet alleen om onze beroepsgroepen in beide landen te versterken, maar ook om van elkaar te leren en samen verder te groeien.”

“Bovendien stelt deze samenwerking ons in staat om gezamenlijke vraagstukken op te pakken en uitdagingen in de mondzorg aan te gaan. Een goed voorbeeld hiervan is de uitstroom van afgestudeerde mondhygiënisten naar Nederland. Ongeveer een kwart van de mondhygiënisten die in België afstuderen, zijn Nederlandse studenten die na hun studie terugkeren. Dit terwijl het diploma niet automatisch gelijkgesteld is tussen beide landen. Wie in België afstudeert en in Nederland als mondhygiënist wil werken, moet extra cursussen volgen om de titel te mogen dragen en het beroep wettelijk te mogen uitoefenen. Omgekeerd geldt hetzelfde: met een Nederlands diploma moet je in België langs de erkenningscommissie, waarbij aanvullende bijscholing nodig is om erkenning en een werkvisum te verkrijgen. Het is dus interessant om te onderzoeken waarom Nederlandse studenten er toch voor kiezen om in België te studeren. Ligt dat aan de strengere selectieprocedures in Nederland, de kortere studieduur in België of de lagere studiekosten? Dit is een belangrijk vraagstuk dat we samen met onze Nederlandse collega’s verder willen uitdiepen.”

 

Tot slot, wat zijn de belangrijkste doelen waar de BBM zich de komende jaren op gaat richten?

“Voor onze beroepsgroep liggen zowel professioneel als financieel nog enkele uitdagingen. We willen mondhygiënisten een sterkere positie geven in het Belgische zorglandschap en zorgen voor eerlijke vergoedingen. Momenteel worden alleen tandsteenverwijdering en sealants vergoed via de basisziekteverzekering, terwijl cruciale preventieve behandelingen zoals poetsinstructies, mondgezondheidsmetingen en rookstopbegeleiding daarbuiten vallen. Dit maakt preventieve zorg minder toegankelijk, vooral voor kwetsbare groepen. Is preventie dan een luxeproduct? Wij vinden van niet. Investeren in preventieve zorg is op de lange termijn juist kostenbesparend. Tandbederf is zelfs volledig te voorkomen. Als we dus preventie centraal stellen, verbeteren we niet alleen de mondgezondheid van iedereen, maar verlagen we ook de zorgkosten op de lange termijn. In Scandinavische landen zien we al jaren hoe goed dit werkt en dat is voor ons een enorme inspiratie. Daar willen we in België ook naartoe werken!.”

“Daarnaast vinden we het belangrijk om onze leden goed te blijven informeren en ondersteunen, zodat ze altijd up-to-date zijn over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vak. We willen ook de brede bevolking blijven sensibiliseren over het belang van mondgezondheid. Hoe beter mensen de waarde van onze zorg begrijpen, hoe groter de rol van mondhygiënisten kan worden binnen de Belgische mondzorg. En heel belangrijk: we doen dit samen, met álle mondhygiënisten in België. Of ze nu Nederlandstalig of Franstalig zijn, iedereen moet zich betrokken en vertegenwoordigd voelen. Alleen zo kunnen we als beroepsgroep sterker staan en onze doelen bereiken.”

 

Isabelle Mertens

Isabelle Mertens

Interview met Isabelle Mertens, bestuurslid Belgische Beroepsvereniging voor Mondhygiënisten, door Ilona van der Werf.

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Verband tussen parodontale aandoeningen en beroertes

Verband tussen parodontale aandoeningen en beroertes

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Stroke and Cerebrovascular diseases laat zien dat er een verband is tussen tandvleesaandoeningen en cerebrale kleine vaatziekten (CSVD).

CSVD

CSVD is een belangrijk oorzaak van beroertes bij patiënten met ischemische beroerte, en veroorzaakt ongeveer 20% van de beroertes wereldwijd. De parodontale pathogenen die in verband staan met CSVD zijn echter onduidelijk. Daarom is er een onderzoek uitgevoerd om de relatie tussen bepaalde parodontale pathogenen in de mondholte en CSVD te bepalen. Op deze manier worden de effecten van verschillende typen parodontale pathogenen op de kleine cerebrale vaten verduidelijkt.

Onderzoek

Aan de hand van statistische analyse werd de associatie tussen de relatieve percentages van parodontale pathogenen op het tongbeslag, achtergrondfactoren en CSVD-beeldvorming geanalyseerd bij 347 patiënten die een acute ischemische beroerte hebben gehad. Met behulp van een kwantitatieve polymerasekettingreactie werd voor zes soorten parodontale pathogenen het relatieve percentage berekend.
Positiviteit voor de parodontale pathogeen werd gedefinieerd als aanwezigheid van meer dan 1/3e van elk parodontale pathogeen ten opzichte van de totale hoeveelheid bacteriën in het tongbeslag.

Resultaten

In totaal werden 347 patiënten met een ischemische beroerte onderzocht. Positiviteit voor de bacterie F. Nucleatum was onafhankelijk geassocieerd met hyperintensiteit van witte stof van hoge graad en totale CSVD-score. De andere vijf onderzochte bacteriesoorten vertoonden geen associatie.

Conclusie

Positiviteit voor de bacterie F. Nucleatum was onafhankelijk geassocieerd met witte stof en CSVD van hoge graad bij patiënten met een ischemische beroerte.
Om CSVD te vertragen zou mondverzorging gericht op F. Nucleatum kunnen helpen.

Bron:
Journal of Stroke and Cerebrovascular Diseases

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z