Intraorale apparaten populair in de hedendaagse tandartspraktijk

Intraorale apparaten populair in de hedendaagse tandartspraktijk

In de tandartspraktijk wordt een groeiend aantal intraorale apparaten gefabriceerd en gebruikt. In een studie gepubliceerd in The Journal of the American Dental Association hebben onderzoekers de toepassing van intraorale apparaten, werkstromen in de praktijk en veranderingen in praktijktrends geanalyseerd.

Enquête onder panelleden

Onder leiding van Dr. Kevin Frazier van de Augusta University in Georgia ontwikkelden de onderzoekers een enquête die in juli 2022 verspreid werd onder de panelleden van klinische beoordelaars van de American Dental Association

Meer dan een uitneembare partiële prothese

In totaal reageerden 286 mensen. Het overgrote merendeel (88%) zei andere intraorale hulpmiddelen aan te bieden dan een uitneembare partiële prothese. Meer dan de helft gaf aan bleeklepels (88%), flippers of Essix-beugels (83%), spalken (81%), atletische mondbeschermers (72%), orthodontische beugels (60%), fluoride-lepeltjes (56%) en doorzichtige aligners (55%) aan patiënten te geven.

Grootste verandering: intraorale scans

Volgens de onderzoekers is de grootste verandering in de praktijk in de afgelopen vijf jaar met betrekking tot intraorale apparaten dat bij 56% van de respondenten tegenwoordig intraorale scans worden aangeboden. Ook is de verscheidenheid aan gebruikte intraorale apparaten toegenomen.

Meerdere teamleden betrokken

Bij het proces van afdrukken maken tot het vervaardigen van intraorale apparaten waren zowel tandartsassistenten als laboranten betrokken in zo’n driekwart van alle gevallen (respectievelijk 72% en 76%). De tandarts was echter in bijna altijd (97%) betrokken bij de levering van apparaten aan patiënten.

Verschillende soorten informatievoorziening

Patiëntenvoorlichting over het gebruik van hun apparaten kan op meerdere manieren worden gegeven. 95% van de respondenten deed dit mondeling, maar in gedrukte vorm (61%) en visueel (42%) informeren kwam ook regelmatig voor.

Leren door educatiecursussen

Negentig procent van de respondenten meldde dat ze educatiecursussen volgden over intraorale apparaten, wat overeenkomt met het feit dat deze apparaten een vast onderdeel van de tandartspraktijk worden.

Weinig bijwerkingen

Er waren weinig meldingen van bijwerkingen die verband hielden met het gebruik van intraorale hulpmiddelen. Zevenennegentig procent van de respondenten meldde dat ze slechts af en toe of nooit voorkwamen. De meest gemelde problemen waren een slechte pasvorm, pijn, ongemak en irritatie van zacht weefsel.

Steeds diversere lijst van toepassingen

De auteurs concluderen dat intraorale apparaten vaak gebruikt worden in de tandartspraktijk. Ook zijn vaak meerdere leden van het team betrokken bij de fabricageprocessen. “Er zal waarschijnlijk blijvende interesse zijn in relevante leermogelijkheden over technologische vooruitgang en de steeds diverser wordende lijst van toepassingen voor intraorale apparaten”, denken de onderzoekers.

Bron:
The Journal of the American Dental Association

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z, Uncategorized

Notificatiebalk – Button instellingen

a:9:{s:8:”location”;a:1:{i:0;a:1:{i:0;a:3:{s:5:”param”;s:12:”options_page”;s:8:”operator”;s:2:”==”;s:5:”value”;s:28:”notificatiebalk-instellingen”;}}}s:8:”position”;s:6:”normal”;s:5:”style”;s:7:”default”;s:15:”label_placement”;s:3:”top”;s:21:”instruction_placement”;s:5:”label”;s:14:”hide_on_screen”;s:0:””;s:11:”description”;s:0:””;s:12:”show_in_rest”;i:0;s:8:”modified”;i:1684769068;}

Lees meer over:

Notificatiebalk – Balk instellingen

a:9:{s:8:”location”;a:1:{i:0;a:1:{i:0;a:3:{s:5:”param”;s:12:”options_page”;s:8:”operator”;s:2:”==”;s:5:”value”;s:28:”notificatiebalk-instellingen”;}}}s:8:”position”;s:6:”normal”;s:5:”style”;s:7:”default”;s:15:”label_placement”;s:3:”top”;s:21:”instruction_placement”;s:5:”label”;s:14:”hide_on_screen”;s:0:””;s:11:”description”;s:0:””;s:12:”show_in_rest”;i:0;s:8:”modified”;i:1685021916;}

Lees meer over:
wortelresorptie

Interne en externe cervicale wortelresorptie: diagnose en behandeling

Doordat interne en externe cervicale wortelresorptie zowel klinische als röntgenologisch veel op elkaar lijken wordt regelmatig de verkeerde diagnose gesteld. Daarnaast wordt het vaak ook niet als zodanig herkend, omdat het ook veel op cariës lijkt. Door de beperkingen van de huidige röntgentechnieken, gebrek aan kennis over de klinische manifestaties en onjuist interpreteren van röntgenfoto’s, stellen clinici helaas nog regelmatig de verkeerde diagnose.

Externe cervicale resorptie (ECR)

Externe cervicale resorptie (ECR) wordt steeds vaker gezien in de algemene praktijk. In 1999 ongeveer 0.02% en tegenwoordig 5-6% (studie Heithersay). ECR is een dynamisch proces waarbij verschillende vormen zijn te onderscheiden. Volgens Heithersay zijn er 4 verschillende classificaties op basis van de 2D uitbreiding van het proces, waarbij classificatie 4 meer invasief is.

Externe cervicale resorptie (ECR)

Hoe ontstaat ECR?

Lokale beschadiging / verstoring / afwezigheid / tekort van PDL en cement.

Hoe ontstaat ECR

Het startpunt van ECR wordt ‘’Portal of Entry’’ genoemd. Karakteristiek is dat deze zich net onder de glazuur-cement grens (CEJ) bevindt. Via de Portal of entry wordt het dentine aangetast. Door de vorming van een pericanal layer (PRRS) wordt de pulpa beschermt. Het proces verspreidt zich 3D rondom de pulpa, zowel richting coronaal als apicaal en creëert hierbij verschillende resorptiekanalen en interconnections met het parodontaal ligament (PDL). In een later stadium vindt er ook botingroei plaats op de plekken waar het dentine is aangetast.

3D modellen en reconstructies kunnen het proces van ECR verduidelijken. Wat gebeurt er in de pulpa tijdens ECR? De PRRS heeft geen uniforme dikte, de dikte van de PRRS is afhankelijk van de locatie waarbij de gemiddelde dikte 210 m is. Meestal is de dikte cervicaal dunner.

3D modellen en reconstructies ECR

Een diagnostische uitdaging

Het diagnosticeren van ECR is een uitdaging vanwege:

  • Gecompliceerde etiologie
  • Het ontbreken van pijn
  • Geen typische klinische en röntgenologische kenmerken
  • Beperkingen van apicale röntgenopnames
  • Verwarring met andere pathologieën (oa. cariës en andere resorptietypes)

ECR is een multifactorieel proces

Zoals al eerder gezegd, wordt er tegenwoordig een toename van ECR gezien in de praktijk. In 45% van de gevallen bij ECR heeft er in het verleden een orthodontische behandeling plaatsgevonden. Dat tegenwoordig steeds meer mensen een orthodontische behandeling ondergaan kan een verklaring zijn voor de toename. Uit onderzoek blijkt dat ECR een multifactorieel proces is. Andere etiologische factoren zijn: parafunctie, malocclusie, trauma, inwendig bleken, chirurgie, parodontale therapie, bruxisme, extractie van buurtanden en een ophoping van tandplaque. Voor een orthodontische behandeling worden regelmatig de premolaren geëxtraheerd om meer ruimte te verkrijgen. Door gebruik van een hevel / luxator voor de extractie kan de naastgelegen molaar beschadigd worden. In deze molaren wordt dan ECR gezien, waarbij het in 40% van de gevallen de eerste molaren in de onderkaak betreft.

Veel patiënten zijn asymptomatisch, in 2/3 van de casussen met ECR is geen sprake van pijn. Pas in een laat stadium leidt ECR tot pijnklachten, hierdoor wordt het vaak pas laat gediagnosticeerd. Als het in een vroeg stadium is gediagnosticeerd, blijkt het meestal om een toevalsbevinding te gaan. In de meeste gevallen reageert het element sensibel. Soms is het klinisch waar te nemen door een infrapositie van de tand. De infrapositie ontstaat mogelijk door botingroei op de plaats van aangetast dentine van het element. De portal of entry is vaak klein, waardoor het lastig te sonderen is. Bij sonderen zou er sprake kunnen zijn van bloeding door het granulatieweefsel, maar vaak is resorptie niet te sonderen. Soms is het intra-oraal ook zichtbaar als een cervicale caviteit. Als het proces zich heeft uitgebreid tot in de kroon van het element, is soms een grijzige/roze verkleuring (pink spot) waar te nemen.
Het röntgenbeeld toont vaak geen typische kenmerken, gezien het variëren van de vorm van de laesie en zo ook het röntgenbeeld. In veel gevallen is het dan beter om een CBCT te gebruiken voor de diagnostiek.

Behandeling

Globaal zijn er 3 behandelopties voor ECR:

  1. Extractie
  2. Monitoren en extractie als het element symptomen begint te tonen
  3. Behandeling
  • Extern; flap en restauratie
  • Intern; wortelkanaalbehandeling/vitale pulpa overkapping en restauratie
  • Combinatie van extern en intern

Er zijn zijn richtlijnen om ECR te behandelen. Doordat tegenwoordig steeds meer gebruik wordt gemaakt van 3D-technieken kan voorspelbaarder worden behandeld.

Behandeling is volgens Athina Mavridou niet alleen gebaseerd op de uitgebreidheid van het resorptieproces, maar het is ook belangrijk om andere factoren mee te nemen, zoals:

  • Pijn?
  • Botingroei?
  • Sondeerbaar?
  • Portal of entry
  • Leeftijd
  • Esthetiek

Kort samengevat: Restaureerbaar? Nee? Dan extractie.

Autologe etsbrug en autotransplantatie

Bij extractie kan een autologe etsbrug gemaakt worden, hierbij kan dan overwogen worden om een deel van de radix te laten zitten. Een andere behandeloptie is autotansplantatie.
Soms is het mogelijk om vanaf occlusaal langs de pulpa te restaureren. Vaak wordt er dan voor gekozen om MTA bij resorptiegebied te gebruiken en composiet voor overige bedekking. Bij restaureren is het advies om niet te spoelen met natriumhypochloriet vanwege een kans op beschadigen en/of irriteren van de pulpa. In de meeste gevallen is het niet mogelijk om de pulpa te sparen gezien het resorptie proces te veel doorloopt. Dan is ook een endodontische behandeling geïndiceerd.
Bij monitoren verandert het röntgenologisch beeld door remodelling van het bot.
In de presentatie toont Athina een CBCT opname van een casus waarbij gekozen is voor monitoren. Op het röntgenbeeld 7 jaar later zijn door de remodelling van het bot geen resorptiekanalen meer zichtbaar.

Samenvatting

  • Gebruik CBCT
  • Esthetisch resultaat
  • Restaureerbaarheid zonder beschadiging van buurelementen en parodontale aanhechting
  • Verzwak het element niet om radix fracturen te voorkomen

Samenvatting

Hoe ontstaat interne resorptie?

Door chronische microbiologische irritatie ontstaat interne resorptie (IR). De vitale pulpa van het element zorgt voor toevoer van clastische cellen, waardoor het resorptieproces in gang wordt gehouden.

Interne resorptie kan ontstaan door:

  • Geschiedenis van trauma
  • Bacteriën
  • Pulpitis
  • Pulpatomie
  • Composiet restauratie
  • Insnoering van het element (bv. Palatinaal van laterale incisief)
  • Kroonpreparatie

De symptomen variëren, maar vaak manifesteert IR zich asymptomatisch. Meestal is er sprake van trauma, maar een pulpitis of necrotische pulpa kan ook de oorzaak zijn. Irritatie door lekkage van de coronale restauraties kan ook een oorzaak zijn.

Vaak is een verkleuring zichtbaar, omdat elementen necrotisch zijn. Of is er een pink spot zichtbaar door een resorptieproces coronaal. De resorptiecaviteit ligt meestal gecentreerd in de radix, met een ligging cervicaal, in het midden of apicaal. Verder is de resorptiecaviteit vaak goed begrensd.

Behandeling

Globaal zijn er 3 behandelopties voor IR:

  1. Endodontische en restauratieve behandeling
  2. Extractie
  3. Monitoren en extractie bij klachten

Een CBCT is aan te raden om de uitgebreidheid te beoordelen en zo een passende behandeling. Op een 3D scan zie je meer cement appositie op de plek van de resorptie. Het resorptieproces stopt na het verwijderen van de geïnfecteerde pulpa.
Je hebt ultrasoon nodig om goed te kunnen irrigeren, andere instrumenten zijn ontoereikend voor reiniging. Het advies is om röntgenfoto’s onder andere hoeken in te schieten tijdens behandeling. Als er sprake is van een perforatie wordt geadviseerd om dit op te vullen met MTA. Het defect kan ook opgevuld worden met gutta percha waarbij het een voorwaarde is dat er niet geperforeerd is naar buiten.

Verschillen ECR en IR

Bij ECR is het beter alleen een endodontische behandeling te doen als het vanwege technische redenen nodig is om te kunnen restaureren. In andere gevallen is het beter om geen endodontische behandeling te doen. Meestal is er sprake van een vitale pulpa. CBCT kan worden gebruikt om te evalueren of er ook perforaties zijn.

Nutshell samenvatting

IR

  • Trauma predentine en ontsteking van de pulpa
  • Cervicaal/ midden / apicaal
  • Verbreding van het wortelkanaal op de x-ray
  • Pulpa – /+

ECR

  • Trauma PDL, clastische celactiviatie
  • cervicaal
  • Beeld op x-ray varieert
  • Pulpa +
  • Portal of entry
  • Pericanal layer (PRRS) en resorptiekanalen

Op het moment van de lezing moest Athina-Marina Mavridou haar proefschrift over bovenstaand onderwerp nog verdedigen. Op 2 april vond haar doctoraatsverdediging plaats.

Athina-Maria Mavridou graduated from the Dental School of the National Kapodistrian University of Athens in 2004. In 2008 she completed a 3 year postgraduate program in endodontics, at the University of Ghent in Belgium, investigating the influence of laser on root canal. From 2008 to 2010 she worked as an endodontist at the university clinic of Groningen. Since 2010 she works as an endodontist at Endo Rotterdam, while performing in parallel a PhD on the topic of external cervical resorption at BIOMAT research cluster of KU Leuven in Belgium.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Athina-Maria Mavridou tijdens het NVvE-congres Trauma… Oh nee! Wat nu?

Dit verslag is voor het eerst in 2019 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in december 2020 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z, Uncategorized

Video: Is er een link tussen mondgezondheid en complicaties bij corona?

In deze video vertelt de Londense tandarts Victoria Sampson over het belang van een gezonde mond. Zeker nu er een corona-epidemie is.

“Helaas wordt er bij de bestrijding van de epidemie vanuit RIVM en in de openbare ruimte vrijwel geen aandacht aan besteed. Bedenk dat een serieus ontstoken mond in feite een forse slijmvliesontsteking is in de mondholte. Dezelfde plek waar het virus begint met zijn reis door het menselijk lichaam”, schreef Peter van der Schoor, tandarts-implantoloog, op Facebook over deze video.

Lees meer over: Uncategorized

Intraorale bitewings blijven de norm, ook tijdens de coronacrisis

Het British Dental Journal publiceerde een artikel van het Liverpool University Dental Hospital waarin beschreven werd hoe corona hun routine veranderde. Zij maakten geen intraorale röntgenfoto’s meer omdat hierbij aerosolen zouden ontstaan, en vervingen dit door extraorale bitewings. Volgens dr. Erwin Berkhout, tandarts en stralingsdeskundige, blijven intraorale bitewings echter de norm.

Rachel Little van het Liverpool University Dental Hospital (LUDH) en collega’s beschrijven in een artikel in het British Dental Journal hoe corona hun routine veranderde. Zo volgden zij het advies in het Verenigd Koninkrijk op om geen intraorale röntgenfoto’s te maken omdat hierbij aerosolen zouden ontstaan. In plaats daarvan maakten zij extraorale bitewings. Volgens dr. Erwin Berkhout, hoofd van de sectie Tandheelkundige Radiologie van ACTA en stralingsbeschermingsdeskundige is dit artikel door experts als ‘kort door de bocht’ gekwalificeerd. “Extraorale bitewings kunnen (nog) niet wedijveren met de beeldkwaliteit van intraorale bitewings en bovendien geven extraorale bitewings een aanzienlijke hogere dosis. Vooralsnog blijven intraorale bitewings dus de norm en dat is ook ten tijden van COVID-19 geen enkel probleem.”

Geen aerosol bij maken intraorale röntgenfoto’s

“In de eerste plaats is het uitgangspunt voor de voorgestelde wijziging van de procedure niet juist: bij het maken van intraorale röntgenfoto’s ontstaat geen aerosol. Daarom is het wijzigen van de procedure niet nodig, en dus in Nederland niet aan de orde”, zegt Berkhout in een reactie op dit artikel.

Onderzoek Verenigd Koninkrijk over gebruik extraorale röntgenfoto’s

In het LUDH werden de intraorale röntgenfoto’s vervangen door sectionele panoramische afbeeldingen. Dit zorgde echter voor klinische diagnostische problemen als onduidelijke afbeeldingen, vooral bij patiënten met sterk herstelde tanden en patiënten met crowding in de buccale segmenten. De tandartsen wendden zich daarom tot de functie met extraorale bitewings op de panoramamachines als alternatief. Tijdens een bepaalde week in april werden 108 sectionele, extraorale röntgenfoto’s, gemaakt en geanalyseerd op basis van kwaliteit en stralingsdosis, waarvan 58 extraorale met bitewings en 50 panoramische. Volgens de auteurs van het artikel kreeg 92 % van de afbeeldingen die met extraorale bitewings werden gemaakt de score 1, oftewel uitstekend.
Ook concludeerden zij dat de stralingsdosis die de patiënten ontvingen vergelijkbaar was met die van röntgenfoto’s met intraorale bitewings en ruim 50 % minder dan de sectionele panoramische afbeeldingen. De extra-orale bitewings gaven bovendien een groter gezichtsveld voor de behandelaars. Zij raden dus aan om “tijdens de COVID-19 pandemie- en herstelfase te overwegen om, indien beschikbaar, een extraorale bitewing-instelling op een panoramische machine te gebruiken, in omstandigheden waarin gewoonlijk een intraorale periapicale röntgenfoto wordt gemaakt of als meerdere tanden symptomatisch zijn in een of meer posterieure kwadrant(en).”

Sensitiviteit cariës op intraorale bitewings hoger of gelijkwaardig aan die op extraorale bitewings

“Het gebruik van extraorale opnametechnieken (sectioneel en bitewing) geeft zoals de auteurs zelf ook al aangeven ‘diagnostische uitdagingen’’’, zegt Berkhout. “Want hoewel de kwaliteit van de foto’s door waarnemers als goed wordt gekwalificeerd, betreft dit slechts een subjectief oordeel zonder direct vergelijk met een intraorale bitewing. Er zijn wetenschappelijke artikelen beschikbaar die aangeven dat de sensitiviteit voor cariës op intraorale bitewings hoger of gelijkwaardig is aan die op extraorale bitewings, maar in het laatste geval (gelijkwaardige sensitiviteit) stijgt volgens de literatuur het aantal fout-positieve diagnoses aanzienlijk. Dit is zeker bij cariës zeer onwenselijk want leidend tot (over)behandeling van niet aanwezige cariës. De auteurs relativeren de diagnostische waarde zelf overigens ook in hun discussie-paragraaf.”

Stralingsdosis intraorale bitewing ongeveer de helft van extraorale bitewing

Volgens de Nederlandse stralingsbeschermingsdeskundige zijn de uitspraken over de dosis uit het artikel ook ‘te kort door de bocht’. “Die wordt vergeleken op basis van de DAP-waarde. Hiervan geven de auteurs ook zelf al aan dat dit niet de ideale manier is omdat het stralingsrisico voor de patiënt wordt uitgedrukt in Effectieve Dosis. Maar zelfs in DAP is de dosis voor een intra-orale bitewing slechts ongeveer de helft van een extraorale bitewing. Omdat het bestraalde oppervlak bij een extraorale bitewingopname aanzienlijk groter is, zullen er ook meer gevoelige organen in of dichtbij het stralingsveld liggen (bijvoorbeeld thyroid en speekselklieren). Dit zorgt voor een stijging van de Effectieve Dosis bij gelijkblijvende DAP. Het dosisverschil tussen intraorale en extraorale bitewing neemt daardoor nog verder toe, ten nadele van de laatste.”

Bronnen:
British Dental Journal

Dr. Erwin Berkhout, hoofd van de sectie Tandheelkundige Radiologie van ACTA, stralingsbeschermingsdeskundige en eigenaar van een algemene tandartspraktijk.

Lees meer over: Uncategorized

ANT-voorzitter Jan-Willem Vaartjes bij Op1

Bestuursvoorzitter Jan-Willem Vaartjes was te gast bij Op1 om te praten over de, inmiddels veel besproken, tanden van Donny Roelvink. Bekijk het fragment hieronder terug.

Lees meer over: Uncategorized
Selectieve preventie laagopgeleide kinderen

Hoe bereik je kinderen met laag sociaaleconomische status voor selectieve preventie in de mondzorg?

Dit systematische literatuuronderzoek had als doel het verkrijgen van kennis en inzicht op de manier waarop kinderen met een lage SES te bereiken zijn voor selectieve preventie binnen de mondzorg.

Onderzoek

Tijdens dit onderzoek werd door twee onderzoekers via de databanken MEDLINE, The Cochrane Library en PsycINFO gezocht naar literatuur over mondgezondheidspreventie in gezinnen met een lage SES en gezinnen met een hoge SES. Hierbij lag de focus op kinderen van 6 tot en met 12 jaar en ouders/volwassenen. Studies ouder dan 10 jaar werden geëxcludeerd. Studiedesigns als case-controlstudies, systematic reviews en meningen van deskundigen werden geëxcludeerd. De geïncludeerde studies zijn beoordeeld op methodologische kwaliteit.
Na het methodologisch screenen, selecteren en beoordelen van de studies zijn uiteindelijk vier studies geschikt bevonden. Twee van de vier studies gaven inzicht over het toepassen van selectieve preventie op scholen bij kinderen. Bij de andere twee studies kwamen de subjectieve standpunten van ouders naar voren over preventieve zorgverlening.

Selectieve preventie laagopgeleide kinderen
Klik hier voor vergrote versie 

Conclusie

Uit de resultaten van dit systematisch literatuuronderzoek kan voorzichtig geconcludeerd worden dat preventieve interventiemethoden op scholen een mogelijkheid kunnen bieden om kinderen met lage SES te bereiken voor selectieve preventie binnen de mondzorg. Daarnaast kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat de opvattingen van ouders over preventieve zorg een belemmerende factor kan zijn voor het bereik van selectieve preventie voor kinderen.

Poster ontwikkeld door:
Sophie Hofland en Madelon Pepping, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z, Uncategorized
Investeerders kwetsbare ouderen

Investeerders gezocht voor automatische tandenborstel voor kwetsbare ouderen

Tanden poetsen kan moeilijk zijn voor kwetsbare ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Vaak zijn ze fysiek of mentaal niet meer in staat om de juiste poetsbewegingen uit te voeren. Dental Robotics werkt aan een automatische tandenborstel voor deze doelgroep en is op zoek naar investeerders.

Automatische tandenborstel

Een automatische tandenborstel die het gebit poetst zonder dat de gebruiker zelf iets hoeft te doen, dat is het idee. De oudere krijgt een mondstuk met tandpasta in de mond waarin hij moet bijten. Het mondstuk vormt zich naar de mond, zorgt voor de juiste poetsdruk en de juiste hoek van de borstels. Na dertig seconden is alles gepoetst en slaat de borstel automatisch af.

Van afstudeerproject naar startup

Joppe van Dijk studeerde op deze tandenborstel af aan de TU Delft. Inmiddels is de startup Dental Robotics bezig om de borstel verder te ontwikkelen. Er is al een pilot geweest bij de Friese zorginstelling Patyna, die succesvol is verlopen. Het poetsen met de automatisch tandenborstel bleek gemakkelijk door de oudere zelf of een verzorgende uitgevoerd te kunnen worden. Mensen met dementie accepteerden de borstel goed. De zorginstelling heeft dan inmiddels ook een vervolgbestelling gedaan.

Investeerders gezocht

Om de automatische tandenborstel verder te kunnen ontwikkelen heeft de startup een half miljoen euro nodig. Er worden daarom investeerders gezocht. Daan Domhof van Dental Robotics vertelt: “We hebben een eerste pilotserie geproduceerd en die getest in het verpleeghuis. Hierop kregen we heel goede feedback. Nu zijn we een verbeterde versie aan het finaliseren, zodat we die kunnen gaan uitrollen in de ouderenzorg.”

Voorlopig is het alleen voor KNMT-leden mogelijk om te investeren. Dental Robotics wil namelijk graag tandartsen aan zich binden om zo een netwerk aan kennis en ervaring te krijgen, wat de doorontwikkeling van de tandenborstel ten goede kan komen. Van investeerders wordt een minimale inleg van 10.000 euro gevraagd in de vorm van een converteerbare lening. Geïnteresseerden kunnen voor meer informatie terecht bij Dental Robotics.

 

Lees meer over: Uncategorized
Hoe kun je patiënten motiveren om hun gedrag te veranderen

Hoe kun je patiënten motiveren om hun gedrag te veranderen?

Het NVM-najaarscongres staat dit jaar in het teken van ‘positieve gezondheid’ en op welke manier je patiënten kunt motiveren om hun gedrag blijvend te veranderen. dental INFO sprak hierover met Johnny Buivenga, gedragspsycholoog en een van de sprekers op het congres.

Positieve gezondheid

Positieve gezondheid is een benadering binnen de gezondheidszorg waarbij niet de ziekte of aandoening van iemand centraal staat, maar juist wat hij of zij wel kan en wil. De nadruk ligt hierbij op veerkracht, eigen regie en een betekenisvol leven. Door een patiënt zelf de regie te laten nemen, zal deze eerder intrinsiek gemotiveerd zijn voor gedragsverandering.

Kun je iets meer vertellen over je achtergrond?

“Ik ben gedragspsycholoog. Dat is niet de traditionele psycholoog waar mensen in eerste instantie aan denken, die bijvoorbeeld mensen met depressieve klachten helpt. Ik bestudeer het gedrag van mensen in groepen. Ik houd me bezig met de vraag: waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen? En gegeven de oorzaken van hun gedrag: hoe kunnen we dat gedrag een gewenste richting op veranderen? Dit kan op allerlei vlakken: mensen meer met de trein laten reizen in plaats van de auto, mensen duurzamere etenskeuzes laten maken of meer laten recyclen. Ook op het gebied van mondzorg kun je gedrag proberen te beïnvloeden. Je kunt bijvoorbeeld een patiënt motiveren een behandelplan na te leven of stimuleren om beter of vaker te rageren.”

Is er een andere benadering van de patiënt in de mondzorg nodig? Wat gaat er nu niet goed?

“Op dit moment wordt er (in mijn optiek) in de mondzorg te veel geleund op een traditioneel, rationeel mensbeeld: informeer, beargumenteer en belicht positieve of negatieve consequenties van het handelen en het gedrag van de patiënt volgt. Dit mensbeeld wordt (niet alleen in de mondzorg) nog te sterk aangehangen, terwijl menselijk gedrag in de meeste situaties lang niet zo rationeel tot stand komt. Menselijk gedrag komt veel vaker onbewuster of door andere, bijvoorbeeld sociale, invloeden tot stand. Wanneer de mondzorgkunde op dergelijke invloeden zal inspelen om gedrag te veranderen, verwacht ik dat dit beter aansluit op de behoefte van de patiënten, met ‘beter’ gedrag en in het verlengde daarvan, mondhygiëne, tot gevolg.”

Waarom is het zo moeilijk om een patiënt zijn of haar gedrag te laten veranderen?

“Menselijk gedrag komt veelal door onbewuste en niet rationele oorzaken tot stand. Omdat hier nog niet altijd voldoende op ingespeeld wordt, is het veranderen van gedrag vaak lastig. Om te bepalen wat de specifieke oorzaak is die het veranderen van gedrag bemoeilijkt, is het essentieel om naar het specifieke gedrag in kwestie te kijken. Een gegeneraliseerde uitspraak is lastig om te doen. Maar iets wat je vaker terugziet als factor die verandering bemoeilijkt, is ‘gewoontegedrag’. Het is lastig om slecht gewoontegedrag af te leren en het is moeilijk om van nieuw gedrag zoals rageren een routine te maken. Tijdens de lezing in het NVM-najaarscongres vertel ik over meer factoren die gedragsverandering bemoeilijken en geef ik concrete handvatten vanuit de gedragspsychologie om daarmee om te gaan.”

Wat kan een mondhygiënist doen om een patiënt te motiveren?

“In het contact met de patiënt proberen rekening te houden met of in te spelen op de meer irrationele, onbewuste oorzaken van het gedrag van de patiënt. Dit is succesvoller dan het veranderen daarvan. Je sluit op deze manier beter aan bij de behoefte van de patiënt. Dit vereist natuurlijk dat je iets van kennis hebt van psychologische concepten en gedragswetenschap. Dit is te leren in cursussen of door erover te lezen. Maar ook zonder cursussen en bijlezen is dit te doen, door:

  • te beseffen dat informatie geven vaak onvoldoende is;
  • mensen niet te vertellen wat ze ‘moeten’ doen;
  • een goede relatie met de patiënt op te bouwen;
  • in gesprek te gaan met de patiënt en te luisteren naar wat de patiënt te zeggen heeft (wat een lastige is gezien de gemiddelde behandeltijden);
  • rekening te houden met de individuele behoefte van de patiënt en de patiënt zelf te laten nadenken over mogelijke oplossingen voor hem of haar;
  • concrete afspraken te maken met de patiënt over gedrag dat vertoond dient te worden (zonder hierin autonomie in te perken).

Tijdens de lezing op het NVM-najaarscongres worden deze tips verklaard en onderbouwd en krijg je meer concrete manieren vanuit de gedragspsychologie aangereikt om patiënten te stimuleren om meer de eigen regie en verantwoordelijkheid te nemen.”

Kan een mondhygiënist dit alleen doen of zijn er hiervoor in de hele mondzorgpraktijk waarin zij werkt veranderingen nodig?

“Een mondhygiënist kan dit zeker alleen doen, omdat het belangrijkste en grootste gedeelte van het patiëntcontact in de behandelkamer plaatsvindt. Het wordt echter gemakkelijker wanneer de praktijk ondersteuning biedt door leesmateriaal, trainingen of cursussen te faciliteren. Daarnaast beklijft een andere kijk en aanpak natuurlijk beter als je daar met collega’s onderling over kan discussiëren of sparren.”

 

 Interview door Yvette in ’t Velt met Johnny Buivenga, gedragspsycholoog bij en eigenaar van De Beweegreden. Hij is een van de sprekers op het NVM-najaarscongres. Dit congres vindt plaats op 15 november 2019 in Theater Orpheus in Apeldoorn en heeft als onderwerp ‘Positieve gezondheid. Wat motiveert jouw cliënt om te veranderen?’

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Scholing, Uncategorized
Waarschuwing voor patiënten die naar het buitenland worden gelokt voor behandelingen

Waarschuwing voor patiënten die naar het buitenland worden gelokt voor behandelingen

De Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen (VBT) roept patiënten op om op hun hoede te zijn op het moment dat behandelingen in het buitenland worden aangeboden. Deze artsen zijn vaak niet voldoende gekwalificeerd waardoor het risico op fouten en gezondheidsproblemen groot is.

Magic Smile

De VBT waarschuwt in het specifiek voor Magic Smile, die op 24 en 25 mei informatiedagen organiseerde. Op deze dagen konden geïnteresseerden in gesprek gaan met een van de medewerkers van Magic Smile om een mondonderzoek te laten uitvoeren en een behandelplan op te laten stellen. Vervolgens werden de afspraken en behandelingen ingepland bij praktijken in Turkije.

Gebrek aan kwalificaties en ervaring tandartsen Turkije

Waar er op het eerste gezicht niks mis lijkt te zijn met deze Turkse praktijken doet een wat dieper onderzoek deze mening snel veranderen. Er zijn veel verhalen te vinden van Belgische patiënten die nare ervaringen hebben opgedaan. Dit is niet raar, aangezien de Turkse tandartsen vaak niet volgens Europese standaarden gekwalificeerd zijn en weinig ervaring hebben. Ook is de behandelende arts verantwoordelijk voor de nazorg en behandeling van complicaties, waarbij de patiënt vaak niet meer in Turkije terecht kan. Tenslotte is er geen garantie dat de behandeling in Turkije en eventuele schade door de Belgische zorgverlener zal worden vergoed.

“Bestaat hier een risico voor de volksgezondheid wanneer betrokken firma, die duidelijk enkel commerciële belangen heeft, niet meer opspoorbaar blijkt, of wanneer blijkt dat bezwarende elementen verdwenen zijn? Men opereert vanuit een hotel en is dus zeer mobiel. Wat met de aansprakelijkheid, waar kan de patiënt terecht met klachten als de consultatie of behandeling fout gaat of zelfs faliekant uitdraait?”
Frank Herrebout van de VBT.

Waarschuwing

De VBT roept patiënten daarom op om erg voorzichtig om te gaan met dergelijke behandelingen en om deze vooral niet in het buitenland te laten uitvoeren. Ook heeft de VBT aangevraagd of de federale overheidsdienst Volksgezondheid de zaak uitgebreid kan onderzoeken om gezondheidsrisico’s tegen te gaan.

Bron:
Nieuwsblad.be

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z, Uncategorized
Brug of implantaat? Een dagelijks dilemma

Brug of implantaat? Een dagelijks dilemma

De keuze welke oplossing het meest geschikt is voor de opvulling van een diasteem ter grootte van één enkel element komt regelmatig voor in de dagelijkse praktijk. Indien de voorkeur uitgaat naar een vaste voorziening dan zijn zowel een (ets-) brug als een implantaatgedragen kroon een mogelijkheid. Maar zijn beide opties even voorspelbaar en duurzaam? Wat mag een patiënt ervan verwachten? Of anders gezegd, waar hangt de indicatie of contra-indicatie van de twee mogelijkheden van af? Zijn er biologische en/of restauratieve parameters die kunnen bijdragen om een gedegen keuze te maken en zo ook de patiënt te kunnen informeren?

Verslag van de lezing van Martijn Moolenaar, tandarts/implantoloog, prosthodontist en eigenaar van het Dental Design Center in Blaricum.

Een patiënt komt bij je met een missende tand of kies. Met enige regelmaat krijgen we te maken met dit dilemma. Wat zijn de mogelijkheden? Wat leggen we aan onze patiënten voor? En als de patiënt wil gaan voor een vaste voorziening; een etsbrug, een conventionele brug of een implantaat, kunnen we ons advies dan ook wetenschappelijk onderbouwen?

Bij een dergelijke casus zal eerst een ‘risk assessment’ moeten worden uitgevoerd. Waarbij gekeken wordt naar esthetiek, functie, structuur en biologie. Verder worden de volgende factoren mee gewogen.

  • Wens van de patiënt
  • Leeftijd (liefst implanteren uitstellen totdat de groei is gestopt/ afgeremd)
  • Locatie in de tandboog
  • Conditie buurelementen
  • Conditie parodontium
  • Conditie pulpa
  • Type occlusie en functie

De etsbrug

Hoe lang gaat een etsbrug mee? Onderzoek geeft aan dat een etsbrug met één vleugel het beter doet dan met twee vleugels. Bij een ontwerp met twee vleugels kan een breuk ontstaan bij één van de vleugels doordat beide pijlers los van elkaar bewegen. 10-jarige data van Kern et al. uit 2011, waarbij één vleugel met twee vleugels werden vergeleken, tonen overlevingspercentages van etsbruggen met twee vleugels van 73.9% en met één vleugel van 94.4 % na 10 jaar. In dit onderzoek werden etsbruggen van glas geïnfiltreerde aluminia geplaatst, waardoor het mogelijk was de etsbruggen aan het pijlerelement te hechten.
Een systematic review door Thoma DS et al. concludeerde in 2017 dat de resultaten van etsbruggen in het front beter zijn dan in de zijdelingse delen en in de bovenkaak beter dan in de onderkaak. Ook kwamen zij tot de conclusie dat een etsbrug met 1 vleugel superieur is ten opzichte van een etsbrug met twee vleugels. Zirconium kwam uit de review als beste onderstructuur naar voren. Verder rapporteerde de review overlevingspercentages van 91.4% na 5 jaar en 82.9% na 10 jaar.

De vijfjaars data met betrekking tot zirkonium etsbruggen zijn heel goed, de meest voorkomende problemen van zirconium etsbruggen zijn de-bonding en chipping. Het overlevingspercentage ligt na 5 jaar wel op 100%. Hechting aan de pijler kan alsnog worden verkregen door de vleugel te voorzien van een keramisch laagje.

Metalen vleugels

Een specifieke groep zijn tieners met agenetische laterale incisieven die klaar zijn met de orthodontie, maar nog te jong voor implantologie. Waar kies je dan voor. In deze transitiefase kan een etsbrug met twee metalen vleugels een goede optie zijn. Contra-indicaties hierbij zijn:

  • een diepe overbeet
  • elementen die in eversie staan
  • mobiliteit van de buurelementen
  • translucentie van de buurelementen

Voordeel van een dergelijke tijdelijke etsbrug met metalen vleugels is dat deze makkelijk te herplaatsen is, vooral bij een overgangssituatie naar implantologie.

De conventionele brug

De conventionele brug is natuurlijk eveneens een optie voor een vaste voorziening ter vervanging van een missend element. Deze optie is behoorlijk meer invasief; de buurelementen worden voorzien van een volledige omslijping. Uit onderzoek komt naar voren dat na omslijping van een element de kans op verlies van het element 16 x vergroot is. Verder blijkt dat bij gekroonde elementen in 3 -33 % van de gevallen sprake is van endodontische problematiek. Dit terwijl endodontisch behandelde elementen op hun beurt weer geassocieerd zijn met een gereduceerde overleving.
Veelvoorkomende problemen die bij conventionele bruggen zijn: secundaire cariës, chipping, los komen van de restauratie. Het fenomeen chipping komt voornamelijk voor bij bruggen met een zirconium onderstructuur. Pjetursson et al. keken ook naar de survival in hun systematic review. Bruggen van metaal porselein lieten na 5 jaar een survival zien van 94.4%, versterkt glaskeramiek 85.9%, glas geïnfiltreerd aluminium 86.2% en zirconium 90.1 %.

Het wil nog wel eens voorkomen dat zirconium restauraties een te losse fit hebben. Daardoor kan een randspleet ontstaan en is de kans op secundaire cariës verhoogd. Bij constatering van een te losse pasvorm is het belangrijk om in overleg te treden met je tandtechnicus. Om zo samen het eindresultaat van je indirecte restauraties te verbeteren. Zoek een goed en warm contact met je keramist.

Het implantaat

Ten slotte kan een diasteem opgevuld worden met een implantaatkroon. Groot voordeel van een implantaatkroon is dat de buurelementen intact blijven. Maar hoe zit het met de overleving van een implantaat en implantaatkroon en met welke complicaties zouden we verder rekening moeten houden?
Jung et al rapporteren in hun systematic review in 2012 een overlevingspercentage na 10 jaar van 95,2% van het implantaat en 89.4% van de implantaatkroon. Overleving is zeker een belangrijke uitkomstmaat, maar hoe zit het met de ‘kwaliteit van overleven’. In hun review rapporteren Jung et al ook over de biologische en technische complicaties die kunnen optreden bij implantaatkronen.

Biologische complicaties

  • soft tissue complicaties (7,1%)
  • meer dan 2 mm botverlies (5,2%)
  • esthetische complicaties (7,1%)

Technische complicaties

  • los komen van de schroef (8,8%)
  • verlies van retentie (4,1%)
  • chipping (3,5%)

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek van Cosyn et al (2016) zijn de hoge overlevingspercentages bij enkeltandsvervanging door middel van een implantaatkroon. Na een jaar werd midbuccaal wel enige recessie waargenomen. Bovendien was bij 8 van de 17 geïncludeerde implantaatkronen sprake van esthetische complicaties.

Ten slotte zal ook orthodontie als optie meegenomen moeten worden in de besluitvorming. Naast de besproken vaste voorzieningen behoort het orthodontisch sluiten van het diasteem in veel gevallen ook tot een optie.
Om een patiënt goed te kunnen adviseren bij de besluitvorming is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de mogelijke behandelopties. Daarbij lijkt kennis van de laatste wetenschappelijk ontwikkelingen onontbeerlijk. Het eindresultaat is niet alleen afhankelijk van u als operateur, maar komt tot stand door teamwork. Een warme band met uw tandtechnicus is daarbij van groot belang.

Martijn Moolenaar is tandarts/implantoloog, prosthodontist en eigenaar van het Dental Design Center in Blaricum. Hij studeerde tandheelkunde op ACTA waarna hij zich specialiseerde in de esthetische restauratieve tandheelkunde en implantologie. Ook is hij sinds 2005 als specialist geregistreerd bij de NVOI. Hij is actief lid van de AES (Am. Equilibration Society), de AAFP (Am. Ac. for Fixed Prosthodontics), de EAED en van een internationale studiegroep op het gebied van esthetische tandheelkunde en implantologie. Tevens is hij bestuurslid van de NVVRT. Martijn Moolenaar geeft veel lezingen en workshops in zowel binnen- als buitenland op het gebied van de esthetische tandheelkunde en implantologie.

Verslag door tandarts en praktijkeigenaar Nynke Tymstra, voor dental INFO, van de lezing van Martijn Moolenaar tijdens het congres Restaureren van Bureau Kalker

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z, Uncategorized
Ouderen moeten vaker worden getest op slaapapneu

Ouderen moeten vaker worden getest op slaapapneu

Nieuw onderzoek suggereert dat, met name oudere, patiënten vaker op slaapapneu getest zouden moeten worden. Uit de studie bleek dat waar de helft van deze groep risico loopt op slaapapneu, momenteel slechts 10 procent van de mensen hierop wordt gescreend.

Aantal mensen met obstructieve slaapapneu onbekend

Het is onbekend hoeveel volwassenen in de Verenigde Staten kampen met obstructieve slaapapneu, aangezien de paar goede studies die hiernaar zijn gedaan inmiddels al meer dan 30 jaar oud zijn. Daarom wilden Galit Levi Duniets, PhD in slaap epidemiologie aan het Michigan Medicine’s Sleep Disorders Center aan de Universiteit van Michigan in Ann Arbor, en zijn team onderzoeken hoeveel Amerikanen hier risico op lopen. Daarnaast wilden ze kijken of deze risicopatiënten evaluaties, diagnoses en behandelingen ontvangen.

STOP-Bang vragenlijst

Het onderzoek werd gedaan met behulp van data van een nationale gezondheids- en verouderingsenquête, met data van meer dan 1000 patiënten van 65 jaar of ouder. De deelnemers werden gevraagd naar hun slaapproblemen, met behulp van de STOP-Bang vragenlijst. STOP staat hierbij voor snoring (snurken), tiredness (vermoeidheid), observed apneas (geobserveerde slaapapneu), high blood pressure (hoge bloeddruk), body mass index (bmi), age (leeftijd), neck circumference (halsomtrek) en gender (geslacht).

Deze vragenlijst kan nauwkeurig bepalen of mensen wel of niet gevoelig zijn voor obstructieve slaapapneu. Over het algemeen staat een score van 0 tot 2 voor laag risico, 3 tot 4 voor gemiddeld risico en 5 of hoger voor hoog risico.

Meer dan helft ouderen groot risico op slaapapneu

De onderzoekers vonden dat 56 procent van de onderzochte patiënten groot risico loopt op slaapapneu, terwijl slechts 8 procent van deze patiënten hier daadwerkelijk op was getest. Van de geteste patiënten werd 94 procent daadwerkelijk gediagnosticeerd met slaapapneu. Dit toont overduidelijk aan dat ouderen veel te weinig worden getest op slaapapneu. De onderzoekers hopen dat dit in de toekomst vaker kan worden gedaan.

Bron:
Journal of the American Geriatrics Society

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z, Uncategorized
Mondpleister

Mondpleister voor efficiëntere behandelingen

Onderzoekers van de University of Sheffield hebben een speciale pleister ontwikkeld die blijft plakken op vochtige oppervlaktes. Met behulp van deze pleister kunnen steroïden directer worden toegediend en wordt er een beschermende laag in de mond gecreëerd, om het genezingsproces te bespoedigen.

Alternatief voor crèmes en mondwater

De pleister is met name een grote doorbraak voor de behandeling van onder andere oral lichen planus (OLP) en recurrent aphtous stomatitis (RAS). Beiden zijn ziektes die pijnlijke laesies veroorzaken en tussen de 1 en 2 procent van de bevolking beslaan. Tot nu toe kunnen beiden alleen worden behandeld met behulp van crèmes en mondwater, waarmee er slechts de mond als een geheel, en niet op een specifiek gebied, kan worden gericht. Hierdoor zijn deze in de meeste gevallen niet effectief.

Doelgerichte behandeling met pleister

De biologisch afbreekbare Rivelin pleister heelt als het ware een specifiek gebied in de mond, en vormt daarnaast een beschermende barrière. Bij het testen van de pleister werd deze beoordeeld als erg comfortabel. Daarnaast gaven de patiënten die de pleister testten aan tevreden te zijn met de tijd dat de pleister bleef zitten.

De pleister werd ontwikkeld door Craig Murdoch en zijn team van onderzoekers van de University of Sheffield’s School of Clinical Dentistry in samenwerking met Dermtreat A/S in Kopenhagen. Jens Hansen, CEO van Dermtreat A/S: “De samenwerking met de University of Sheffield heeft de vertaling van ons intellectueel eigendom naar klinisch gebruik aanzienlijk versneld. Ons is bedrijf is er zeker van dat er snel goedkeuring zal worden gegeven om de pleister daadwerkelijk te gaan gebruiken voor de drukkende klinische vraag voor orale medicijnen.”

Fase twee van onderzoek

Dermtreat A/S heeft onlangs een prijs van $17,7 miljoen gewonnen van venture capital bedrijf Sofinnova. Hierbij zal de pleister naar fase twee van klinisch testen worden gebracht. De testen zullen worden gehouden in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk. Ook zal er gaan worden gewerkt aan pleisters voor andere doeleinden.

Bron:
The University of Sheffield

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, Uncategorized
Gebit

Detecteren van cariës in melkgebit met bitewing beelden

Eerder bleek dat bitewing radiografische beelden kunnen helpen bij het vinden van cariës in blijvende tanden in het gebit. Of dit echter ook geldt voor het melkgebit was voorheen onbekend. Daarom besloot L. A. Foster Page om samen met haar collega’s van de tandheelkundige faculteit van de University of Otago in Nieuw-Zeeland te bestuderen hoe goed cariës in het melkgebit gedetecteerd kunnen worden, door bitewing radiografie te vergelijken met een klinisch gebitsonderzoek.

Klinisch onderzoek vs. radiografische afbeeldingen

Voor het onderzoek werden meer dan 500 Nieuw-Zeelandse kinderen tussen de drie en acht jaar oud bestudeerd. 75 procent van deze kinderen was jonger dan zes. Elk kind onderging eerst een klinisch onderzoek, uitgevoerd door een van de dertien deelnemende tandartsen. Daarna maakte elke tandarts een bitewing radiografische afbeelding van het melkgebit, waarop een Belmont Belray 096-C systeem werd toegepast. De tandartsen legden hun bevindingen over de staat van de melktanden, inclusief het aantal gevonden gaatjes, van elk kind vast. Aan de hand van het aantal beschadigde, missende of gevulde melktanden (dmfs) werden de kinderen verdeeld in drie groepen: 0 dmfs, 1 tot 8 dmfs en 9+ dmfs.

Meer gaatjes gedetecteerd met bitewing beelden

Op basis van het klinische onderzoek werden bij 63,1% van de kinderen cariës gevonden, met een gemiddelde dmfs van 4,6. Naar aanleiding van de radiografische afbeeldingen bleken echter 74,7% van de kinderen gaatjes te hebben, met een gemiddelde dmfs van 5,8. Van de 185 kinderen waarbij in eerste instantie geen cariës werden gevonden, bleek dit bij 124 van hen toch wel zo te zijn in de radiografische beelden.

Al met al duidt deze studie aan dat waar het een uitdaging kan zijn om bij kinderen bitewing radiografische beelden te maken, de resultaten weldegelijk nuttig zijn om gaatjes in het melkgebit beter te kunnen detecteren. Foster Page: ‘De resultaten van deze studie tonen aan dat het heel nuttig is om gebruik van bitewing radiografie te overwegen bij kinderen, om gaatjes beter te kunnen vinden en behandelen.’

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z, Uncategorized
Vroege detectie van parodontitis door sensor in de mond

Vroege detectie van parodontitis door sensor in de mond

Speekselmarkers en gingivale creviculaire vloeistoffen spelen een belangrijke rol in de moderne parodontale diagnostiek. Om hier nog beter gebruik van te kunnen maken werken Amerikaanse onderzoekers momenteel aan een sensor die de bijbehorende waarden automatisch kan verzenden.

Detectie tandvleesontsteking door biomarkers

Nog voordat een tandvleesontsteking kan worden vastgesteld met behulp van bijvoorbeeld röntgenfoto’s kan deze al worden gedetecteerd door biomarkers. Met name speeksel en gingivale creviculaire vloeistoffen lijken hiervoor goede indicatoren.

Elektronische chip in mond

Onderzoekers van de Washington University School of Medicine in St. Louis en de School of Engineering & Applied Science besloten daarom om deze aanpak verder te ontwikkelen en een manier te zoeken om de testen te automatiseren. Ze deden dit door een elektronische chip van slechts een aantal millimeters groot te ontwikkelen, die bijvoorbeeld kan worden bevestigd aan een beugel of kan worden gebruikt in de ruimte bij het tandvlees.

Toegang tot informatie op elk moment

De sensor bevat biodetectie-elementen die peptideniveaus kunnen opvangen, om deze vervolgens uit te lezen via een radioverbinding en beschikbaar te maken in de cloud. Op deze manier zou de behandelende tandarts op elk moment toegang kunnen hebben naar de peptidenwaarde in de mond op dat moment zelf, zonder dat de patiënt hiervoor langs de arts hoeft te gaan.

Het project is nog te onontwikkeld om te kunnen zeggen of de sensor daadwerkelijk toegevoegde waarde kan bieden aan de patiënt en tandarts. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt.

Bron:
Dentistrytoday.com

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z, Uncategorized
implantaten

Microdraden bij implantaat bevorderen osseointegratie

Nieuw onderzoek heeft gekeken naar welke implicaties het ontwerp van een implantaat met zich mee kan brengen voor de mondgezondheid. Hierbij werd met name gekeken of implantaten met microdraden op de nek bij zouden kunnen dragen aan het behoud van het crestale bot.

Microdraden vs. traditionele implantaten

Het onderzoeksteam beoordeelde 23 relevante artikelen die werden gepubliceerd tussen 1995 en 2016. In sommige van de artikelen werd gebruik gemaakt van implantaten met microdraden op de nek, waar in de andere artikelen gebruik werd gemaakt van traditionele implantaten, met machinaal gemaakte of geruwde nekoppervlakken.

Meer stabiliteit

De verschillende studies werden vergeleken, waaruit bleek dat de implantaten met microdraad meer stabiliteit teweeg brachten tussen bot en implantaat. Dit bleek met name het geval op het moment dat er weinig kaakbot meer over was. Daarnaast zorgde het gebruik van microdraad dat de noodzaak om bot te verwijderen voor de implantatie kleiner werd.

Osseointegratie

Dit onderzoek was een van de eerste studies die naar de effecten in de mond van de nieuwe implantaat-generatie heeft gekeken. Het resultaat van de studie toont dat het wel of niet gebruiken van microdraden bij implantaten de osseointegratie en dus het succes van het implantaat flink kan beïnvloeden.

Conclusie

Met deze resultaten hopen de onderzoekers om implantologen te kunnen helpen met het maken van een geïnformeerde implantaatbeslissing voor hun patiënten. Toekomstig onderzoek zal moeten aantonen hoe microdraden zich precies gedragen met verschillende botaanvoer en implantatietechnieken.

Bron:

Journal of oral implantology 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z, Uncategorized
Behandeling van perforaties: welke factoren spelen mee?

Behandeling van perforaties: welke factoren spelen mee?

Het veroorzaken van een perforatie is voor veel tandartsen een stressvolle gebeurtenis. Perforaties kunnen niet alleen ontstaan als complicatie bij een endodontische behandeling, maar kunnen ook het gevolg zijn van een pathologisch proces, zoals wortelresorptie. Het is vaak lastig te bepalen wat te doen. Endodontoloog Marga Ree besprak in haar lezing de factoren die van invloed zijn op het beslisproces. Wat is de prognose en is het daarmee het geld en de tijd waard? Of kan er beter gekozen worden voor extractie?

Etiologie

Wat zijn situaties waardoor je kan perforeren?

– Complicatie tijdens preparatie van endodontische opening
– Complicatie tijdens instrumentatie
– Complicatie tijdens de restauratieve behandeling of herbehandeling
– Ten gevolge van cariës of resorptie

Locatie

  • Cervicaal
  • Furcatie
  • Midden
  • Apicaal

Diagnose

Aan de hand van klinisch onderzoek kunnen fistels, pockets en furcatieproblematiek worden waargenomen. Aan de hand van röntgenologisch onderzoek kan de diagnose van een perforatie gesteld worden door vergelijking met pre-operatieve röntgenfoto’s, de locatie van de radiolucentie of door een CBCT.

Manieren om een perforatie tijdens behandeling vast te stellen:

  • Directe observatie
  • Indirect met behulp van papierstiften
  • Pijn en bloeding op een ongewone locatie
  • Apexlocator, röntgenfoto’s

Behandeling

Factoren die van invloed zijn op de prognose:

  • Locatie
  • Tijd
  • Grootte
  • Communicatie met mondholte
  • Pre-operatieve laesie
  • Restauratieve status

Lang bestaande perforaties die gecontamineerd zijn hebben een slechte prognose, daarnaast hebben ook perforaties in een furcatie een slechte prognose. Perforaties in de kritische zone kunnen resulteren in parodontale afbraak.

Materialen die in de loop der jaren zijn gebruikt voor het afsluiten van een perforatie

  • Amalgaam
  • Calciumhydroxide
  • Super-EBA
  • Glasionomeer
  • Composiet
  • Gutta-percha
  • Zinc-oxide eugenolcementen
  • Calciumsilicaatcementen

Biokeramische producten in de endodontie

Over het algemeen zijn biokeramische materialen op basis van calciumsilicaat. Hiertoe behoren de meeste producten die aan MTA gerelateerd zijn. Ze zijn verkrijgbaar in poeder/vloeistof of voorgemengd en beschikbaar in drie consistenties: sealer, pasta, putty.

MTA

Sinds 1998 is MTA op de markt. Eigenschappen van MTA:

  • Dimensioneel stabiel
  • Expandeert bij uitharding
  • Antibacteriële eigenschappen door hoge pH
  • Biocompatibel
  • Genereert een interface van hydroxyapatiet als het in contact komt met weefselvloeistof
  • Bij doorpersen van MTA lost met materiaal te zijner tijd op
  • Goede lange-termijnprognose

Nadelen

  • Lange uithardingstijd
  • Toxische elementen, zoals arcenicum, chroom, lood
  • Mogelijk lekkage van aluminium
  • Consistentie
  • Lastig te appliceren in nauwe kanalen
  • Verkleuring van tandweefsel – De stof voor röntgencontrast, bismutoxide , is hier mogelijk de oorzaak van, naast het gebrek aan zuurstof in het wortelkanaal en als in gevolg van contact met bloed en NaOCL.

 MTA is een calciumsilicaatcement en wordt wel beschouwd als een eerste generatie bioactief materiaal. Het heeft voordelen, maar kent ook wat nadelen. Daarom zijn er in de loop der jaren alternatieve materialen ontwikkeld. Onder andere Biodentine en Root Repair Material Putty.

Biodentine

Biodentine werd in 2009 geïntroduceerd als dentine vervanger. Sinds 2008 zijn er hierover 300 artikelen verschenen. Biodentine is ook geschikt voor pulpotomie.

Vergelijking biodentine en MTA voor perforaties: in vijf artikelen gelijkwaardig, in vier artikelen biodentine beter en in één artikel biodentine slechter. Volgens Marga Ree is de keuze vaak gebaseerd op een persoonlijke voorkeur.

Endosequence/Total fill Root Repair Material Putty, Paste en BC sealer

Deze materialen zijn geïntroduceerd in 2007 als iRootSP, iRootBP en iRoot BP plus. Sindsdien zijn er meer dan 150 studies hierover verschenen. De meeste studies tonen gunstige eigenschappen met betrekking tot biocompatibiliteit, cytotoxiciteit, mineralisatie en afsluitend vermogen, vrijkomen van calciumionen, antibacteriële eigenschappen. Het is vergelijkbaar met MTA.

Behandelplanning bij perforaties:

  • Beslissing wel of niet behandelen: prognostische factoren
  • Conventioneel, chirurgisch of beide?
  • Selectie van vulmateriaal
  • Klinische procedure (gebruik van oa. carriers en paperpoint)
  • Restauratieve follow-up behandeling
  • Lange-termijnprognose

Behandelresultaat

In de lezing laat Marga Ree meerdere klinische casussen zien, die allen na 10 jaar een goede follow-up tonen. Hieruit, alsook uit de wetenschappelijke publicaties kan geconcludeerd worden dat een adequate behandeling van een perforatie ook op lange termijn kan resulteren in behoud van een element. In esthetisch kritische situaties gaat de voorkeur uit naar bismutoxidevrije calciumsilicaat materialen.

Marga Ree

Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de UvA. In 2001 heeft zij haar specialisatie endodontologie voltooid met een Master of Science degree. Zij is een veelgevraagd spreker en heeft inmiddels meer dan 150 lezingen en hands-on cursussen gegeven in binnen- en buitenland. Er staan diverse publicaties in (inter)nationale vaktijdschriften op haar naam. Op het gebied van algemene tandheelkunde en endodontologie schreef zij diverse hoofdstukken voor verschillende boeken. Sinds 1980 voert zij praktijk in Purmerend, waarvan de laatste vijftien jaar een verwijspraktijk voor endodontologie.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Marga Ree tijdens het congres Endodontische complicaties van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z, Uncategorized
Interdentaal reinigen: hoe motiveert u uw patiënt?

Interdentaal reinigen: hoe motiveert u uw patiënt?

Voor mondzorgprofessionals is het een uitdaging om ervoor te zorgen dat mensen dagelijks interdentaal reinigen. De American Dental Association (ADA) meldt dat slechts één op de vier Amerikanen dagelijks flost.

De American Academy of Periodontology concludeert dat bijna 27% van de Amerikaanse volwassenen liegt over hoe vaak ze flossen. Uit onderzoek blijkt dat Amerikanen nog liever de afwas doen, in de file staan en de toilet schoonmaken dan flossen.

Als mondzorgprofessional kunt u de patiënt informeren over het belang van tandenpoetsen en het gebruik van tandenstokers of ragers voor een goede mondverzorging.

Informeren

Voor tandheelkundige professionals is het essentieel dat patiënten bereid zijn om dagelijks rageren of tandenstokers gebruiken. Tijdens een tandarts- of mondhygiënistbezoek is het daarom belangrijk om poetstechnieken en het gebruik van tandenstokers en ragers te bespreken en het belang van goede mondverzorging te benadrukken. U kunt ook de gevolgen te laten zien aan de hand van röntgenfoto’s  om aan te tonen waar zich ontstekingen of gaatjes bevinden of kunnen ontstaan. Daarbij kunt u ook uitleggen hoe tandplak ontstaat en kan leiden tot tandvleesaandoeningen met mogelijk tandverlies tot gevolg.

Oplossingen zoeken

Probeer eventueel te achterhalen waarom de patiënt het gebit niet goed verzorgd zodat u samen tot een oplossing kan komen. Als de patiënt bijvoorbeeld aangeeft dat hij geen tijd heeft om te rageren of te tandenstoken, kunt u suggereren om dit tijdens een lunchpauze te doen of voor de televisie.  Actief luisteren is daarbij ook van belang om direct passend advies te kunnen geven. Zo kunt u ook een specifiek product adviseren en alternatieven aanbieden.

Preventie

Wanneer de patiënt voldoende gemotiveerd is om het gebit goed te verzorgen, kan er duidelijke verbetering van de mondhygiëne optreden. Goede voorlichting en informatie over mondverzorging helpt patiënten om een eerste of volgende  stap te zetten naar een gezond gebit.

Bron:
dentistryiq.com

Lees meer over: Uncategorized
cariës bij kinderen

Behandelen van cariës bij kinderen

De richtlijn Mondzorg voor jeugdigen zou de heilige graal voor onze kindertandheelkunde worden. Helaas bleek deze verwachting niet volledig realistisch. Hoewel…het document doet feitelijk wél wat het moet doen: richting geven. Het is geen receptenboek natuurlijk. Er is geen ‘one-size-fits-all’ formule in de kindertandheelkunde. Maar de richtlijn geeft richting en met de juiste bewegwijzering stelt het u wel degelijk in staat om effectieve en ‘tailor-made’  mondzorg te leveren aan ieder kind. De vertaalslag van de richtlijn voor de dagelijkse praktijk waarbij preventie toch wel het codewoord is.

Primaire en secundaire preventie

Cariës is de meest voorkomende kinderziekte. Voorop staat dat, zoals voor elke ziekte geldt, voorkomen beter is dan genezen. We moeten als mondzorgverleners dus onze pijlen richten op de PRIMAIRE preventie. Aandacht voor voedingsgewoonten, poetsen en fluoride. Hier moeten we zo vroeg mogelijk mee beginnen. Liefst al vanaf de doorbraak van het eerste tandje zodat je ouders/verzorgers goed kunt begeleiden op het moment dat ze ook open staan voor de informatie.

Volstaat dit niet dan gaan we een trapje verder op de preventieve ladder: SECUNDAIRE preventie. Hieronder verstaan we onder andere het sealen van verdachte elementen en het aanscherpen van het fluoride beleid.

Van cruciaal belang hier echter is dat we de cariës wel in een vroeg stadium signaleren/ diagnosticeren. Dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Cariës diagnostiek bij kinderen kan erg lastig zijn omdat uitgebreid mondonderzoek bij de allerkleinsten soms niet goed mogelijk is. Het maken van röntgenfoto’s is vaak lastig evenals het afnemen van een betrouwbare pijnanamnese. Pijn is zeer subjectief en, bij kinderen meer dan bij volwassenen, situatie-afhankelijk. Zo zal “kiespijn” eerder gevoeld worden als er een bord spruitjes voor hun neus staat dan wanneer ze zich voor de vitrine van de lokale ijssalon bevinden.

Los hiervan staat nog dat sowieso een hele boel kinderen pas voor het eerst de praktijk bezoeken als het kwaad eigenlijk al geschied is….

Tertiaire preventie; diverse strategieën voor caviteitsbehandeling

Als het cariësproces dan toch door al die preventieve linies heen gebroken is en er daadwerkelijk een caviteit is ontstaan rest de TERTIAIRE preventie, cariësbehandeling in de volksmond maar beter gezegd caviteitsbehandeling. Doel hiervan moet zijn dat het cariësproces gestopt en verdere progressie voorkomen wordt en dat functie daar waar nodig hersteld wordt.

Het cariësproces stoppen kan simpelweg door de biofilm te verstoren en/of deze hermetisch af te sluiten.

Er is een aantal strategieën dat ons hierbij ter beschikking staat::

  1. Niet operatieve cariësbehandeling: het toepassen van NRCT

    NRCT is een behandelmethode waarbij de cariës niet weggenomen of afgesloten wordt maar waarbij de caviteit toegankelijk wordt gemaakt voor reiniging (bijvoorbeeld d.m.v. slicen) en vervolgens wordt er zeer nauwgezet gepoetst. Door de biofilm maar vaak genoeg te verstoren wordt de activiteit eruit gehaald en komt het cariësproces tot stilstand (arrested caries). Sterker nog: wordt de vorming van reparatief dentine gestimuleerd!  Bij deze methode is het van belang het kind geregeld terug te laten komen (dus niet een half jaar wachten) en dient er sprake te zijn van een goede samenwerking tussen mondzorgverlener, ouders en kind. NRCT is gebaseerd op aloude principes maar als behandelmethodiek nog vrij nieuw. Het is een intensieve behandelmethode die, mits goed geïndiceerd en goed toegepast, vele voordelen kent. Zo is het vooral voor jonge, angstige kinderen een goede strategie omdat de behandeling weinig belastend is en omdat het kind vaak terug moet komen en hierdoor meteen goed kan wennen aan het tandartsbezoek.

    Zoals met alles geldt ook voor NRCT dat er nog veel ervaring en onderzoek nodig is maar tot op heden wordt het als een waardevolle aanvulling op ons palet aan behandelstrategieën gezien.

  1. Operatief/restauratief

    ART: bij deze methode wordt er louter geëxcaveerd met handinstrumentarium. Voor de restauraties wordt glasionomeercement gebruikt. Het voordeel is dat er meestal geen anesthesie nodig is en dat er ook minder kans is op schade aan het buurelement. De langere behandelduur wordt als nadeel genoemd maar is relatief. In de dagelijkse (westerse) praktijk valt meer te denken aan een gemodificeerde ART methode waarbij bijvoorbeeld wél gebruik wordt gemaakt van handinstrumentarium omdat het nu eenmaal bewezen vriendelijker is voor kinderen in vergelijking met “de boor”, maar dat als vulmateriaal gewoon een composiet of compomeer gebruikt wordt.

    1. Conventionele ‘drill and fill’: Deze methode is vaak sneller dan het uitvoeren van ART. Het nadeel is echter dat er vaak wel anesthesie nodig is en er een grotere kans bestaat op het beschadigen van het buurelement. Ook is de kans op het ontstaan van angst door deze methode. Een hermetische afsluiting is altijd essentieel.
    2. HALL-techniek: zonder excavatie wordt het carieuze element omvat door een roestvrijstalen kroon. Bijzonder kindvriendelijk en bewezen effectief. Het vereist enige oefening en is zeker wel aan regels gebonden maar al doende leert men snel!!

Welke strategie wanneer?

Wat bepaalt nu welke van bovengenoemde behandelstrategieën men moet gebruiken in welke situatie?

Deze keuze wordt bepaald aan de hand van (onder andere) de volgende factoren:

  • Caviteit: grootte en locatie
  • De fase van gebitsontwikkeling
  • Het risicoprofiel: mondhygiëne, voeding en motivatie
  • Coöperatie patiënt
  • Algemene gezondheid patiënt
  • Gedrag en karakter patiënt

En wat nu in geval van diepe cariës?

Het is vaak moeilijk te zeggen hoe diep een caviteit is. Zeker wanneer het aan diagnostische middelen zoals röntgenfoto’s of een betrouwbare pijnanamnese ontbreekt. Uit onderzoek weten we inmiddels dat het in de meeste gevallen niet meer nodig is om álle cariës te verwijderen. Het achterlaten van wat “rest-cariës” heeft een tweeledig voordeel: de kans op pulpa-expositie wordt verkleind en de pulpa blijft geprikkeld om tertiar dentine aan te maken. Hoevéél cariës je dan wel moet excaveren is lastig voor te schrijven. Over het algemeen geldt: ‘less is more’. De glazuur dentine grens moet te allen tijde schoon zijn. Centraal mag er cariës blijven zitten mits er een goede afsluiting geborgd is (the seal is the deal!).

Een goede diagnostiek en (pijn)anamnese zijn belangrijk; cariës laten zitten in een element waarvan de pulpa reeds irreversibel beschadigd is, is natuurlijk niet “comme il faut”.

In geval van diepe cariës zal de behandelindicatie voornamelijk op geleide van de conditie van de pulpa gesteld moeten worden. Eerder is reeds genoemd dat hierbij wel enig voorbehoud genomen moet worden omdat pijndiagnostiek bij kinderen nog wel eens vertroebelend kan werken. Over het algemeen maken we onderscheid in:, 

  1. Symptoomloze pulp

    Er is geen sprake van pijn. Bij voorkeur behandelen met een indirecte pulpa-overkapping (IPO) met als doel de vitaliteit van het element te behouden, het cariësproces te laten stoppen en reparatief dentine te laten vormen. Een vereiste is dat de glazuurdentinegrens goed schoon isen dat de (plastische) restauratie de caviteit hermetisch afsluit.CAVE: een symptoomloze pulpa kan ook duiden op avitaliteit! In dat geval verdient een pulpectomie of extractie de voorkeur!!

  1. Reversibele pulpitis

    Een reversibele pulpitis kenmerkt zich door pijn. De pijn kan opgewekt worden (eten, drinken) maar verdwijnt weer als de stimulus ophoudt. De behandeling van eerste keus is een Pulpotomie. Hierbij wordt de kroonpulpa verwijderd, de bloeding gestelpt en overkapt met MTA. Calciumhydroxide is ook een mogelijkheid maar vanwege de porositeit heeft het niet de voorkeur. Het element kan daarna worden gevuld met een plastisch vulmateriaal maar bij voorkeur wordt overkapt met een RVS kroontje. Belangrijk is dat de bloeding te stelpen is, wanneer dit niet het geval is moet er een andere therapie (extractie of pulpectomie) verkozen worden.

  1. Irreversibele pulpitis

    Een irreversibele pulpitis kenmerkt zich door pijn bij warm en koud, spontane pijn en/of pijn ‘s nachts. De pijn verdwijnt niet bij het weghalen van de stimulus. De behandeling kan bestaan uit het doen van een pulpectomie of een extractie. Bij een pulpectomie wordt de gehele pulpa verwijderd. Dit kan een intensief en listig klusje zijn gezien de vaak grillige wortels van melkelementen. Bovendien is het succes erg afhankelijk van coöperatie van het kind. Extractie is natuurlijk een vrij terminale maar wel zeer effectieve behandelmethode. Uiteraard dient extractie wel een ultimum refugium te zijn en moet men bedacht zijn op een mogelijk creëren van ruimteproblemen.

Martine van Gemert-Schriks is in 1998 afgestudeerd aan ACTA. Daarna werkte zij in de algemene praktijk en volgde de postdoctorale opleiding tot tandarts-pedodontoloog aan ACTA. Aansluitend (2001) werkte zijn bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam en is zij haar promotieonderzoek gestart bij de afdeling kindertandheelkunde van ACTA. In 2008 promoveerde zij op het effect van cariës op de mondgezondheid en de algemene gezondheid bij kinderen. 

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing dr. Martine van Gemert-Schriks tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z, Uncategorized