vasten 400

Vasten zorgt voor minder tandvleesontsteking

Een nieuw onderzoek gepresenteerd op EuroPerio11, een congres waarin innovatieve ontwikkelingen op het gebied van implantologie en parodontologie worden getoond, laat zien dat intermittent fasting kan helpen bij het verminderen van tandvleesontstekingen en de gezondheid kan verbeteren, ook wanneer de mondhygiëne wordt verwaarloosd.

Studie

De studie werd uitgevoerd door onderzoekers van de Charité Universitätsmedizin Berlin. Het onderzoek vergeleek twee vormen van vasten, namelijk tijdgebonden eten en droog vasten, met een normaal dieet. 66 gezonde, niet-rokende volwassenen namen deel aan het onderzoek. Alle deelnemers hadden geen voorgeschiedenis van tandvleesproblemen of andere gezondheidsproblemen. Ze werden ingedeeld in drie groepen:

  • Tijdgebonden eten: 16 uur per dag vasten, eten is toegestaan binnen een eetvenster van 8 uur
  • Droogvasten: geen eten of drinken van zonsopgang tot zonsondergang
  • Controlegroep: geen dieetbeperkingen

Gedurende negen dagen werden de deelnemers gevraagd een deel van hun mond niet te poetsen, om zo een milde ontstekingsreactie op te wekken. Een belangrijke uitkomstmaat was de mate waarin het tandvlees bloedde bij sonderen, een teken van tandvleesontsteking.

Resultaten

Beide vormen van vasten hielpen bij het verminderen van tekenen van tandvleesontsteking en ook andere gezondheid gerelateerde parameters zoals bloedsuikerspiegel, lichaamsgewicht en ontstekingsniveaus waren verbeterd. Resultaten laten zien dat na 9 dagen het bloedend tandvlees toenam met 14,6% in de tijdgebonden groep, 14,9% in de controlegroep en 5,4% in de droogvastengroep. Gingivale creviculaire vloeistof (GCF), een vloeistof die tandvleesontsteking signaleert, nam alleen toe in de controlegroep en bleef in de vastengroepen gelijk. Beide vastengroepen hadden na 19 dagen een lager lichaamsgewicht en een verbeterde bloedsuikerspiegel.

Conclusie

Volgens de onderzoekers laat deze studie zien dat vasten kan leiden tot vermindering van ontstekingsreacties in het tandvlees, en het belangrijk is voor de algehele mondgezondheid en ziektepreventie. Mondhygiëne blijft de belangrijkste factor voor parodontale nazorg, maar voeding en met name vasten, zouden bestaan preventiestrategieën kunnen aanvullen.

 

Bron:

PD128: Intermittent Fasting Regimes Reduce Gingival Inflammation. A Three-arm Semi-randomized Controlled Clinical Trial. Authors: C.L. Pappe et al., Charité – Universitätsmedizin Berlin and partners. ClinicalTrials.gov ID: DRKS00026701

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Vragenlijst 'medewerkerstevredenheid'

Yvonne Buunk-Werkhoven stelt diverse samengestelde vragenlijsten beschikbaar voor studenten en professionals

Het academisch jaar is reeds begonnen en bachelor- en masterstudenten binnen de opleidingen Tandheelkunde en Mondzorgkunde zijn mogelijk actief bezig met hun afstudeeronderwerpen. Voor het verzamelen op systematisch professionele wijze van informatie of data wordt veelal een vragenlijstonderzoek uitgevoerd. Yvonne Buunk-Werkhoven stelt diverse samengestelde vragenlijsten beschikbaar voor toepassing binnen de studie en/of door professionals in het werkveld.

Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven heeft binnen haar fundamenteel en praktijkgerichte onderzoekswerk op het gebied van gezondheidspsychologie, mondhygiënegedrag en mondzorg meerdere vragenlijsten als onderzoeksmethode gebruikt om de effecten van gedrag, activiteiten, projecten of campagnes te meten.

In de loop der jaren heeft zij op het gebied van “promotie van mondgezondheid en preventie van mondziekten” vragenlijsten ontwikkeld, waarbij zowel evidence-based practice (EBP) als practice-based evidence (PBE) zijn geïntegreerd, zodat de theorie aan de werkelijkheid wordt gelinkt en de actuele patiëntenzorg inzichtelijk wordt gemaakt.

Vragenlijstonderzoek

Bij het doen van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek – gebaseerd op sociaal psychologische theorieën -, waarbij mensen worden gevraagd naar hun meningen, opvattingen en verwachtingen, of naar bijvoorbeeld hun gedragingen en/of gebeurtenissen uit het verleden, is het logisch en realistisch om mensen er (in)direct naar te vragen. Het ondervragen via interviews en/of semi-gestructureerde interviews of door middel van vragenlijstonderzoek: online, telefonisch, op papier, zijn gangbare methoden om gegevens te verzamelen en kunnen beschrijvend, analytisch of verkennend zijn.

Gebruik van bestaande gevalideerde vragenlijst

Afhankelijk van het gekozen onderzoeksonderwerp is het mogelijk om een eigen vragenlijst op te stellen of gebruik te maken van enkele meetinstrumenten (index of schaal) uit eerder toegepaste vragenlijsten, of zelfs een gehele bestaande vragenlijst opnieuw uit te vragen onder eenzelfde of onder een andere doelgroep. Hoewel het eenvoudig lijkt om vragen voor een vragenlijst te bedenken, is een betrouwbare en valide vragenlijst enkel samen te stellen of te maken als het gebaseerd is op een relevante theoretisch kader. Het advies is dan ook, om naast het ontwerpen of opstellen van een eigen vragenlijst, zo veel mogelijk te kiezen voor een bestaande gevalideerde vragenlijst uit de theorie of waarover is gepubliceerd. Deze de gebruikte meetinstrumenten in de vragenlijsten zijn al getest op betrouwbaarheid en validiteit.

Voor de betrouwbaarheid is de manier van vragen gestandaardiseerd en kan de vragenlijst op consistente wijze worden afgenomen, waardoor eenduidige antwoorden worden verkregen en willekeurige fouten worden voorkomen bij data-analyse. Voor de validiteit is het belangrijk dat de begrippen (constructen) op de juiste manier worden geoperationaliseerd, zodat er ook daadwerkelijk gemeten wordt wat de bedoeling is. Overigens, kan een bestaande vragenlijst niet zomaar worden aangepast, omdat er meestal een rationale ten grondslag ligt aan de samenstelling van de vragenlijst.

Aanvullende analyses

Als de steekproef representatief voor de doelgroep groot genoeg is, dan kunnen er naast beschrijvende statistiek, aanvullende statistische analyses uitgevoerd worden. Naast de populatie (sample/groep) kan er bijvoorbeeld naar subgroepen worden gekeken of er kan onderzocht worden of er verbanden zijn.

Bovendien, data-analyse vraagt altijd om nuance en voorzichtigheid, want gevonden correlaties kunnen interessant zijn, maar bewijzen nog geen oorzaak-gevolg relatie!
Belangrijk om te weten is dat het éénmalig invullen van een vragenlijst in het algemeen niet valt onder de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO).

 

Vragenlijsten

⭢ Download de vragenlijst behorende bij Buunk-Werkhoven YA, Buls JG, Osinga E, Bruers JJ. Diagnosis and treatment of patients with halitosis by dental hygienists and dentists in the Netherlands. Int Dent J. 2015;65(2):65-70. doi:10.1111/idj.12145 En Elsenberg CPM, Sidiqi S, Buunk-Werkhoven YAB.

⭢ Download de vragenlijst en het tweede deel van de vragenlijst behorende bij: Buunk-Werkhoven Yvonne A.B. Pick A T – Public Campaign to Promote the Use of Toothpicks: A Pilot Study. Adv Dent & Oral Health 2017; 4(5):555673. DOI: 10.19080/ADOH.2017.05.555673

⭢ Download de vragenlijst en het vervolg op de vragenlijst behorende bij: Buunk-Werkhoven YAB, Takrovskaja K, Steverink-Jorna LM. Kidsfabriek, Oral health awareness and promotion of oral self-care during a learning and play event for children and parents in The Netherlands. Ann Clin J Dent Health 2018;7:22-25.

⭢ Download de vragenlijst behorende bij: Folgerts O, Buunk-Werkhoven YAB, Batenburg R. Periodontal screening during an oral public health promotion campaign: a study among health consumers. Int Dent J. 2019;69(4):289-294. doi:10.1111/idj.12475

⭢ Download de vragenlijst: Buunk-Werkhoven YAB, Gortzak JJC, Sjoerts JE, Frederiks A. ‘Outspoken’ Oral Hygienists Promote Oral Health Care Awareness at Public Events for (Pregnant) Women and Young Mothers. J Dent Hyg Sci 2021;21:140-9. https://doi.org/10.17135/jdhs.2021.21.3.10

 

Door:
Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven, Associate Professor (gedragswetenschapper, psycholoog en mondhygiënist) remote werkzaam aan de Medische faculteit van het Kauno kolegija in Litouwen.

Publicaties van haar hand zijn geordend op Google Scholar citation profile of op te zoeken via Pubmed

 

Geïnteresseerden kunnen voor de toepassing van en/of vragen over de vragenlijsten, inclusief codering en/of interpretaties van de uitkomsten, de auteur per mail benaderen: yvonne.werkhoven@go.kauko.lt

Lees meer over: Onderzoek, Thema A-Z

Kunstmatige intelligentie in de parodontologie en implantologie

Het EuroPerio11 congres, georganiseerd door de European Federation of Periodontology (EFP), heeft een nieuw onderzoek gepubliceerd over kunstmatige intelligentie (AI) en de impact op parodontologie en implantologie.

Sessie van de EFP over kunstmatige intelligentie (AI)

De sessie over AI in parodontologie en implantologie richtte zich op onderstaande onderdelen:

  • AI in patiëntreismanagement: van prediagnose tot therapietrouw.
  • Uitleg en validatie van AI in de parodontologie
  • Toepassingen in de interacties tussen parodontologie en systemische ziekten

Voorbeelden van AI in de parodontologie

Een studie uit China aan de hand van tweelingen laat zien dat AI nauwkeurig kan screenen op parodontitis. Daarnaast suggereert het onderzoek dat AI-modellen zich kunnen richten op cruciale beeldgebied en het vastleggen van diagnostische kenmerken, dat niet mogelijk is voor menselijke experts.

AI kan ook worden gebruikt als educatief hulpmiddel in het parodontologie onderwijs. Uit het onderzoek bleek dat ChatGPT beter presteerde dan bijvoorbeeld Claude 3 Opus en Gemini Advanced tijdens het examen voor parodontologie. Onderzoeken naar de rol van AI bij het verbeteren van chirurgische planning laten zien dat AI de behandelresultaten kan verbeteren door het voorspellen van de alveolaire kam na operaties en kan bijvoorbeeld de workflow voor het plaatsen van implantaten verbeteren.

Een ander onderzoek laat zien dat AI kan helpen met parodontale stadiëring en gradering en daarmee de diagnostische nauwkeurigheid kunnen verbeteren.

De toekomst van AI

Studies tonen de voordelen van AI in het verbeteren van klinische besluitvorming, verbeteren van patiëntresultaten en het optimaliseren van de workflow, Echter moeten AI-modellen worden getraind op diverse populaties en in verschillende klinische settingen voordat ze nog meer kunnen worden toegepast. In de toekomst zullen digitale tools zoals AI voornamelijk de menselijke expertise ondersteunen om de mondgezondheid nauwkeuriger, efficiënter en toegankelijker te maken.

Bronnen:

[i] O017 A Deep Learning Model Trained on Digital Twins Accurately Screens for Periodontitis in Real Life and Outperforms Clinicians

[ii] O121 Artificial Intelligence in Periodontology: Performance Evaluation of ChatGPT, Claude, and Gemini on the In-Service Examination

[iii] O080 Prediction of Alveolar Ridge Topography Change after Alveolar Ridge Preservation Using Deep Learning

[iv] PD122 Automated Surgical Planning for Implant Placement in the Posterior Maxilla Using Deep Learning

[v] PR377 The Use of Artificial Intelligence in Periodontal Staging and Grading

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Uitkomst enquête: Tandartsen, mondhygiënisten en (paro)preventieassistenten schreeuwen om meer onderling overleg

44 tandartsen, 113 mondhygiënisten en 93 (paro)preventieassistenten vulden de enquête van dentalinfo.nl in over de onderlinge samenwerking. Online en ook bij beroepsverenigingen wordt er behoorlijk veel gediscussieerd over de (paro)preventieassistent. Voor (paro)preventieassistenten is het moeilijk om mee te doen met deze discussie omdat ze meestal in een sterke afhankelijkheidspositie verkeren.

Lees hieronder over de uitkomsten en conclusies van de enquête.

Participanten (paro)preventieassistenten

Functie van de 93 participanten:
* 60% paropreventieassistent
* 40% preventieassistent

Vrijwel iedereen heeft een certificaat voor deze functie op 3% na. De meesten van deze groep werken met 1-3 tandartsen samen, namelijk bijna de helft. 32% werkt met 3-5 tandartsen samen. Ook wordt veel samengewerkt met mondhygiënisten want 72% geeft aan met 1-3 mondhygiënisten samen te werken, maar 12% werkt niet samen met een mondhygiënist.

Parodontale behandeling door de (paro)preventieassistent

Werkzaamheden door de groep paropreventieassistenten:

  • 43% voert de parodontale nazorg uit
  • 38% maakt zelf de parostatus
  • 28% voert de initiële behandeling uit
  • 24% behandelt furcaties

Slechts 71% voert een bloedingsindex uit terwijl de mate van bloeding richting geeft aan het behandelplan.

De opleiding tot paropreventieassistent is per cursusaanbieder anders wat een verklaring kan zijn voor deze verschillen in werkzaamheden.

Maar waar de cursusaanbieders allemaal een grens leggen bij 5mm (dus behandelingen bij PPS 1 en PPS 2), wordt deze grens in de praktijk niet overal gehanteerd. Zo blijkt naar eigen zeggen 41% PPS 3 supra te behandelen en 17% zelfs subgingivaal.

Dit roept vraagtekens op. Beslissen zij zelf om deze PPS te behandelen of krijgen zij hier opdracht voor? Is dit een zelfoverschatting of kunnen zij dit daadwerkelijk goed uitvoeren? En hoe hebben zij dit geleerd? Of hebben we het over gevallen waarbij er slechts 1 pocket van 6mm is, bijvoorbeeld een bij een M3 en is het een pseudopocket? Of hebben we het over patiënten die de behandeling bij de mondhygiënist en het paroprotocol hebben afgeslagen en is het niet duidelijk dat er dan niet sub behandeld mag en kan worden? Heeft de tandarts deze pockets ook gezien?

Periodiek MondOnderzoek en restaureren

Verder prepareert 13% van de (paro)preventieassistenten en voert 13% de PMO uit. Van deze laatste groep zijn er 5 preventieassistent.

Opmerkelijk is dat er van de groep die antwoord dat ze altijd druk voelen op handelingen waar ze niet bekwaam voor zijn, allen restaureren en bijna allemaal de PMO uitvoeren.

Zij geven bovendien aan dat er nooit wordt meegekeken, beoordelen de samenwerking met tandartsen matig tot zeer slecht terwijl de samenwerking met de mondhygiënist matig tot heel goed wordt beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de beoordeling van leiderschap. Ze voelen zich wel gehoord door de mondhygiënist maar niet door de tandarts.

De meerderheid heeft nooit overleg met de tandarts. Vreemd is, hoewel zij een PMO uitvoeren, hun observaties niet serieus worden genomen.

Ze zeggen behoorlijk eensgezinds dat zij teveel moeten doen, meer dan ze kunnen en bovendien te weinig tijd krijgen. Ze krijgen niet voldoende begeleiding en ook al geen werkinstructies.

Nooit meegekeken

De gehele groep (paro)preventieassistenten waarbij nooit meegekeken wordt, is 30%. Dit is verbazendwekkend omdat de (paro)preventieassistent wordt opgeleid met het idee dat zij hands-on begeleiding krijgt in de praktijk.

Twee van hen hebben geen diploma en 12 behandelen PPS 3 sub, 13 voeren de initiële behandeling uit en 20 maken er röntgenfoto’s. 12 van deze groep vinden dat ze te weinig begeleiding krijgen, 8 vinden van niet en 8 zeggen ‘soms’. 9 krijgen onduidelijke of geen behandelinstructies, 10 vinden deze duidelijk en 9 soms. De meeste van hen hebben geen systeem waarbij de efficiëntie van hun in kaart wordt gebracht of is bij hen niet bekend.

Beoordeling vanuit de (paro)preventieassistent over de tandarts en mondhygiënist

Over het algemeen wordt de samenwerking met de tandarts goed of heel goed beoordeeld net als bij de mondhygiënisten.

  • 20% overlegt voor of na elke patiënt met de tandarts maar met de mondhygiënist vrijwel niet
  • 45% overlegt dagelijks met de tandarts terwijl maar 12% dagelijks met de mondhygiënist overlegt
  • De (paro)preventieassistent voelt zich wel ongeveer evenveel gehoord door de mondhygiënist als door de tandarts
  • 83% vindt dat hun observaties serieus worden genomen
  • 71% vindt dat er voldoende begeleiding wordt gegeven
  • 68% dat er duidelijke behandelinstructies zijn
  • De taakverdeling is voor 72% helder, voor 22% enigszins en voor 6% niet

Dus wellicht zijn er mogelijkheden in het overleg samen met de mondhygiënist om de tandarts te ontlasten en kan het preventieteam gezamenlijk tot duidelijkheid komen.

Diagnose en behandelplan

  • 46% maakt samen een behandelplan en voor 22% besluit de tandarts of mondhygiënist deze. 3% maakt deze soms samen en 1% geeft hierop geen antwoord.
  • De parostatus en/of röntgenfoto’s worden met 37% samen besproken, bij 33% soms en met 30% helemaal niet.
  • Van de groep waarmee de parostatus/foto’s niet worden besproken is bijna de helft een paropreventieassistent. Driekwart hiervan voert zelf de initiële behandeling uit.
  • Van alle (paro)preventieassistenten die initieel uitvoeren zijn er 8 waar de mondhygiënist of tandarts altijd het behandelplan bepalen.

De antwoorden van tandartsen en mondhygiënisten

Van de tandartsen werken de meeste met 2-5 (paro)preventieassistenten samen, namelijk 43%. Dit geldt ook voor 49% van de mondhygiënisten. Maar ook de groep tandartsen en mondhygiënisten die er met meer samenwerken is groot. 34% werkt er met 6-10 samen, 22% van de mondhygiënisten doet dit en nog eens 16% en respectievelijk 18% van de mondhygiënisten met meer dan 10.

59% van de tandartsen werkt met zowel paro- als preventieassistenten samen en 72% van de mondhygienisten. Tandartsen werken hier het vaakst (77%) dagelijks mee samen en van de mondhygiënisten werkt 28% er dagelijks mee samen.

9% van diegene die bij de tandartsen als (paro)preventieassistent functioneren heeft geen diploma. De mondhygienisten geven aan dat er 3% van de (paro)preventieassistenten waarmee ze samenwerken geen diploma heeft en in 27% van de gevallen hebben ze niet allemaal een diploma.

De tandartsen ervaren de samenwerking op 9% na als goed of heel goed. Onder de mondhygiënisten zijn er 6% die een hele slechte ervaring hebben, 8% slecht en 3% matig.

Wat klopt er nu over de PPS 3?

Opmerkelijk is dat van de tandartsen slechts 5% aangeeft dat hun (paro)preventieassistent PPS 3 subgingivaal behandeld terwijl 24% van de mondhygiënisten dit aangeeft.

9% zegt dat zij PPS 3 supragingivaal behandelt en van de mondhygiënisten is dit 7%. De grootste groep behandelt volgens de tandartsen PPS 2 subgingivaal, namelijk 43%. 39% van de mondhygiënisten bevestigt dit. Dus gezien de antwoorden van de (paro)preventieassistenten zelf onderschatten de tandartsen hoeveel PPS 3 sub wordt behandeld.

Wie geeft begeleiding?

  • Bijzonder is dat 7% van de tandartsen aangeeft dat niemand de (paro)preventieassistent begeleidt en van de mondhygiënisten zelfs 33% die aangeven dat niemand begeleiding zou geven.
  • 45% van de tandartsen geeft aan dat ze dit zelf doen en 32% deelt deze taak met de mondhygienist.
  • In 11% van de gevallen zou dit de mondhygienist geheel zelf doen volgens de tandarts en daar zijn de mondhygienisten het zelf ook mee eens.
  • Ook de manager begeleid in 14% van de gevallen en dan altijd samen met de mondhygiënist, tandarts en/of preventieassistent volgens de tandartsen.
  • De (paro)preventieassistent geeft soms ook begeleiding maar ook altijd samen met de tandarts, manager en/of mondhygienist (7%).
  • De mondhygiënist zegt zelf deze taak samen uit te voeren met iemand anders in 31% van de gevallen.

De grenzen

  • Bij vrijwel alle tandartsen zijn de grenzen van het vak van de (paro)preventieassistent goed bekend.
  • Bij mondhygiënisten is dat wat minder goed bekend, 12% zegt deze niet goed te kennen.
  • Deze grenzen vinden zijn meestal (64%) precies goed volgens de tandarts en 20% vindt dit te strak. 14% vindt dit te soepel en 2% van de tandartsen heeft hier geen mening over.
  • Een groot verschil met de mondhygiënisten waarvan het juist 55% te soepel vindt, 35% precies goed en 2% te strak (de rest had geen mening).
  • Nog iets waarop mondhygiënisten anders tegen de zaak aankijken dan tandartsen zijn de mate waarin de richtlijnen worden opgevolgd. Volgens de mondhygiënist wordt slechts in 15% van de gevallen de richtlijnen gevolgd door de (paro)preventieassistent waar de tandarts 55% zegt. De antwoorden nooit en zelden komen eigen bij de tandarts niet voor terwijl 5% van de mondhygiënisten ‘nooit’ antwoord en 14% ‘zelden’.
  • 9% van de tandartsen zeggen dat de (paro)preventieassistent zelf mag beslissen om van de richtlijn af te wijken terwijl 39% van de mondhygiënisten zeggen dat ze dit wel zelf mogen beslissen in de praktijk(en) waarin zij werken.

Overtreatment

  • Bijzonder is dat er voor 33% van de (paro)preventieassistenten geen systeem beschikbaar is om de efficiëntie van hun werk te beoordelen en 31% weet niet of dit er is.
  • 46% van de mondhygiënisten zegt dit in het geheel niet wordt bekeken in de praktijk waarin ze werken en 42% dat dit wel wordt bekeken maar dat er geen systeem is.
  • 50% van de tandartsen zegt dat deze wel wordt bekeken maar dat er geen systeem voor is en 39% heeft wel een systeem om de efficiëntie van de behandelingen van de (paro)preventieassistent te volgen.
  • Alhoewel menig tandarts vindt dat hij/zij overtreatment bewaakt zegt 36% van de mondhygiënisten dat deze niet bewaakt wordt.

Verdeel en heers?

Een frappant verschil is dat:

  • De mondhygiënisten niet altijd het idee hebben dat hun input wordt gewaardeerd door de (paro)preventieassistent terwijl veel tandartsen (43%) dit wel altijd hebben. 13% van de mondhygiënisten zegt dat deze input zelden wordt gewaardeerd en bij 6% is dit nooit.
  • De tandartsen beoordelen de kennis en vaardigheden van de (paro)preventieassistent als hoog (50%) of zeer hoog (30%) terwijl 20% van de mondhyiënisten deze als laag bestempeld en 11% zelfs zeer laag.

Dus dit is iets om nader te bekijken vooral als 17% van de mondhygiënisten de (paro)preventieassistent binnen de praktijk waarin ze werkzaam zijn als concurrent te zien. Buiten de praktijk is dit 20%. Gelukkig beschouwd 72% hen in het geheel niet als concurrent.

Eensgezindheid?

Het zal nu inmiddels niet verbazen dat de mondhygiënist het:

  • Vaak (27%) oneens is met de (paro)preventieassistent en de meeste van hen (46%) soms.
  • Terwijl 23% van de tandartsen het nooit oneens is en zelden 50%.
  • 45% van de tandartsen vindt dan ook dat de zorg heel veel beter wordt door de samenwerking met de (paro)preventieassistent en veel beter 45%.
  • De meeste mondhygiënisten zijn hier of neutraal over (35%) of vinden dat de kwaliteit veel beter wordt (35%).

Feedback

  • De tandartsen zeggen dagelijks (32%) feedback te geven aan hun (paro)preventieassistent(en) en 25% doet dit wekelijks. 20% doet dit maandelijks en 23% doet dit minder vaak.
  • 5% geeft nooit een compliment en 32% geeft dit elke dag.
  • Mondhygiënisten geven helaas een stuk minder vaak feedback, 42% zegt minder vaak dan maandelijks en 6% geeft elke dag een compliment en 11% nooit.
  • De (paro)preventieassistenten zeggen soms (48%) feedback te krijgen en vaak 21%. Helaas zegt 10% nooit feedback te krijgen en is 19% neutraal.
  • Toch voelt 30% zich voor een 8 gewaardeerd, 18% voor een 9 en 13% voor een 10.

  • Zij zeggen vaak (31) dat de feedback opbouwend is, 27% zegt soms, 25% is neutraal, 11% zegt altijd opbouwende feedback te krijgen en 5% nooit (en eentje gaf geen antwoord).

Reclamecampagne

Gezien 28% van de mondhygiënisten de preventieassistent als concurrent beschouwd, is het antwoord op de vraag of de (paro)preventieassistent een reclamecampagne nodig heeft een hele interessante.

  • 81% vindt dit namelijk een goed idee.
  • 79% vindt dit een goed idee omdat ze de naamsbekendheid belangrijk vinden om het onderscheid met de mondhygiënist aan te geven en 3% omdat ze het belangrijk vindt dat de patiënt (ook) naar de (paro)preventieassistent gaat.
  • Maar niet alleen de mondhygiënisten vinden de verwarring vervelend, ook de (paro)preventieassistent zelf (71%) geeft aan dat ze vaak mondhygiënist genoemd worden en daarom een reclamecampagne over de (paro)preventieassistent nodig achten.
  • En nog eens 20% vindt dit nodig omdat ze het belangrijk vinden dat de patiënt hen bezoekt.
  • Maar wat vinden de tandartsen? Die ziet (weer) geen probleem, lijkt wel. Slechts 24% vindt dit nodig wegens de verwarring en naamsbekendheid en 9% vindt dit belangrijk omdat ze de gang naar de (paro)preventieassistent willen stimuleren.

Bij- en nascholing preventieleider

Ook is de vraag gesteld of de mondhygiënist zelf behoefte heeft aan bij- en nascholing om de rol van preventieleider in te vullen. Relevant gezien dat de (paro)preventieassistent deze rol wel zou waarderen maar de mondhygiënist nog niet alle ruimte krijgt of neemt om deze te bekleden. 40% kent deze behoefte en 4% liet deze vraag leeg.

Hoe kunnen we de samenwerking verbeteren?

Tandartsen, mondhygiënisten en (paro)preventieassistenten geven massaal aan dat er veel (en vaak meer) overleg nodig is. Er worden suggesties gedaan om vaker 1 op 1 overleg te hebben, vaker teamoverleg, samen op cursussen te gaan, casussen te bespreken, bij elkaar te gaan kijken en met elkaar de dag te beginnen en af te sluiten.

De (paro)preventieassistent roept om vaste richtlijnen waarin opgenomen staat wat een (p)pa nou wel/niet mag en dat deze overal gelijk getrokken zou moeten worden, ook binnen het onderwijs.

Meer verdiepen in parodontologie

Zowel (paro)preventieassistenten als mondhygiënisten vinden dat de tandartsen zich meer mogen verdiepen in parodontologie. Heel erg duidelijk is de vraag om goede verwijzingen. Zowel mondhygiënisten als (paro)preventieassistenten ergeren zich enorm aan het feit dat de (paro)preventieassistent te moeilijke patiënten en behandelingen in hun stoel krijgen.

Uitgemolken

Sommige (paro)preventieassistenten voelen zich vreselijk uitgemolken en misbruikt.

“Alsof ik tandarts moeten spelen en ik word bedreigt met ontslag als ik niet hetzelfde doe als de mondhygiënist zou doen qua moeilijkheidsgraad.”

Meer behulpzaam

Maar ook naar mondhygiënisten zijn sommige (paro)preventieassistenten kritisch:

“Zij zouden zich behulpzaam moeten opstellen in plaats ons af te kraken.”

Diverse malen verzoeken de (paro)preventieassistenten om serieus genomen te worden in hun observaties. Zij vragen ook om meer tijd om te kunnen overleggen met de mondhygiënist en dat het fijn zou zijn als elke dag een mondhygiënist aanwezig zou zijn. Een noemt het heel mooi een vlechtbeleid met de mondhygiënist. Ook een hele mooie beschrijving is:

“Vraag eens wat een (paro)preventieassistent nodig heeft om goed te kunnen functioneren in het team.”

Strenger beleid?

Ook de mondhygiënist vraagt om het verschil tussen (paro)preventieassistent en mondhygiënist eens goed duidelijk te maken. Ze vragen om een strenger beleid waarbij de (paro)preventieassistent wordt gecontroleerd en sommige vinden zelfs dat ze zich tot PPS1 zouden moeten beperken en zeker geen PPS3 zouden moeten behandelen. Ze pleiten voor betere scholing en begeleiding en zouden daar zelf een rol in willen spelen als leider zodat de (p)pa altijd ergens terecht kan. Zij zouden meer richting willen geven aan de juiste patiënt in de juiste stoel.

Terwijl een tandarts zegt: “Meer zelfstandigheid voor de (p)preventieassistent door soepelere regels zodat ze zich meer gewaardeerd voelen.” Dit is geheel tegenstrijdig met wat de (paro)preventieassistent en de mondhygiënist aangeven. Maar ook de rol van preventieleider door de mondhygiënist wordt door tandartsen genoemd als een goed idee.

Een ander concreet idee:

“Definieer voor de (paro)preventieassistent een duidelijk doel van de behandeling, bijvoorbeeld minder dan 5% bloeding.”

Betere instructies

Ook andere tandartsen geven aan dat er betere instructies moeten komen, dat men zich aan de protocollen moet houden en ook dat er gewerkt moet worden aan de vertrouwensband tussen mondhygiënist en preventieassistent.

Overeenkomsten met de drie artikelen over de samenwerking tussen tandarts en mondhygiënist

Zowel in de eerdere artikelen als in het nieuwe onderzoek wordt samenwerking tussen professionals als positief ervaren maar er zijn ook duidelijke obstakels. In alle artikelen komt naar voren dat communicatie (of het gebrek daaraan) een centrale rol speelt bij misverstanden of wrijving. Denk aan:

  • Geen of weinig gezamenlijk overleg.
  • Onduidelijke rolverdelingen.
  • Onvoldoende feedback.

Zowel mondhygiënisten als (paro)preventieassistenten vragen om helderheid in taken, bevoegdheden en begeleiding.

Dan komen we op de vraag: Hoe kan de mondhygiënist werken met een (paro)preventieassistent die over grenzen gaat?

Dit kan alleen als er duidelijkheid, communicatie en een veilige feedbackcultuur is.

Wat speelt er?

  • (Paro)preventieassistenten voelen zich soms onvoldoende gezien of begeleid en zijn daardoor onzeker óf juist te vrij.
  • Sommigen overschrijden grenzen, soms uit onwetendheid, soms uit gewoonte. Mondhygiënisten benoemen dat zelden rechtstreeks.
  • Tegelijk vinden sommige assistenten mondhygiënisten arrogant en vooral als die corrigerend optreden zonder echte verbinding.

Wat is nodig?

  1. Heldere taakafbakening (wie mag wat, en waarom).
  2. Een relatie van gelijkwaardigheid in persoon, maar niet in functie — dus mét respect maar ook met duidelijkheid.
  3. Training in feedback geven én ontvangen — vanuit zorg en professionaliteit, niet vanuit hiërarchie of irritatie.
  4. De mondhygiënist moet leren coachen én begrenzen — en dat vraagt lef, vaardigheden en support van de tandarts.

En rijst de vraag: weet de tandarts wat de mondhygiënist doet (en kan)?

Niet altijd. De waardering lijkt er vaak wel te zijn, maar het inzicht in de exacte meerwaarde en het onderscheid tussen hbo-mondhygiënist en (paro)preventieassistent is vaak beperkt of verwaterd.

Wat blijkt?

  • Tandartsen zijn over het algemeen positiever over de samenwerking dan mondhygiënisten.
  • Ze vinden (paro)preventieassistenten ook waardevol maar zien minder vaak de risico’s als taken buiten bevoegdheid vallen.
  • Veel tandartsen lijken nauwelijks actief te sturen of te bewaken wie wat doet, zolang het werk “doorgaat” en de productie niet stagneert.
  • Ze benoemen zelden het verschil in opleidingsniveau of klinisch redeneren. De inhoudelijke diepgang van de hbo’er lijkt onderbelicht.

Interpretatie: De tandarts weet vaak onvoldoende wat de meerwaarde is van de hbo-mondhygiënist ten opzichte van de assistent. Zeker als de assistent ‘goed draait’, wordt het verschil vaag.

Dus wat moeten we van tandartsen vragen?

Tandartsen vervullen een sleutelrol. Wat tandartsen níet doen is net zo belangrijk als wat ze wél doen. En vaak doen ze… te weinig volgens dit onderzoek. Dat is geen onwil, maar vaak onbewust of uit tijdgebrek.

Concreet zouden we van tandartsen mogen vragen:

  1. De verschillen tussen mondhygiënist en (paro)preventieassistent actiever benoemen voor de hiërarchie van kennis en bevoegdheden.
    o Wees je bewust van het verschil in opleiding en klinische verantwoordelijkheid tussen assistent, (paro)preventieassistent en mondhygiënist.
    o Niet iedereen is uitwisselbaar.
  2. Creëer een cultuur waarin mondhygiënisten grenzen mogen stellen en feedback mogen geven.
    o En steun hen daarbij actief. Zeg niet: “Los dat maar samen op.”
    o Zorg dat je weet wat er speelt in het team.
  3. Neem je verantwoordelijkheid als eindverantwoordelijke.
    o Laat niet iedereen op eilandjes werken.
    o Stimuleer overleg, intervisie en structurele kwaliteitsverbetering.
  4. Stel samenwerking centraal in praktijkbeleid.
    o Leg gezamenlijke doelen vast.
    o Voer onboarding- en exitgesprekken en functioneringsgesprekken waarin samenwerking aan bod komt

Conclusie: geen strijd, maar samenwerking mét kaders

Deze enquête laat zien dat samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en (paro)preventieassistent veel potentie heeft, maar ook spanningsvelden kent. Grenzen vervagen, verwachtingen verschillen en communicatie is vaak reactief in plaats van structureel. De sleutel ligt in het erkennen van verschillen, het helder benoemen van verantwoordelijkheden, en het bouwen aan een cultuur van vertrouwen en professionele feedback.

De preventieassistent verdient een stem. De mondhygiënist verdient erkenning als regisseur van preventieve zorg. En de tandarts verdient een team dat optimaal samenwerkt. Maar dat begint met leiderschap. Wie dat oppakt, maakt het verschil.

Tot slot: een reflectieve gedachte

Er lijkt in veel praktijken een soort functionele vaagheid te bestaan: “Zolang het werk gedaan wordt, zal het wel goed zijn.”
Maar zolang we niet scherp hebben wie waarvoor staat, en waarin verschilt, lopen we risico op:

  • Onwettige handelingen.
  • Overbelasting van professionals.
  • Frustratie, angstcultuur, en onveiligheid.

De mondhygiënist moet daarom zichzelf én de waarde van de professie helder neerzetten. Niet met arrogantie, maar met kennis, coaching en kaders.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist. Vragenlijst uitgezet via dentalinfo.nl

Lees meer over: Samenwerken, Thema A-Z
De invloed van voeding op het tandvlees 400

De invloed van voeding op het tandvlees

Een onderzoek gepresenteerd op het EuroPerio11 congres laat zien dat er mogelijk verbanden zijn tussen voeding, ontstekingen en tandvleesgezondheid. Drie studies doen onderzoek naar de invloed van voedingskeuzes op systemische ontstekingen en effectiviteit van parodontale therapie en daarnaast de voordelen van het vermijden van suiker op de mond- en algehele gezondheid.

  • Studie naar tandvleesaandoeningen en ongezonde voeding

Een studie uit Finland onderzocht de relatie tussen de gezondheid van het tandvlees, voedingspatronen en systemische ontstekingen over een periode van 11 jaar.

Gegevens van meer dan 3300 personen werden verzameld en gecategoriseerd op basis van parodontale status en dieet (ontstekingsremmend of pro-inflammatoir).

Een pro-inflammatoir dieet kan bijdragen aan chronische ontstekingen in het lichaam en bevat veel bewerkte voedingsmiddelen, koolhydraten, suikerhoudende dranken en ongezonde vetten.

Patiënten met gevorderde parodontitis die een pro-inflammatoir dieet volgden hadden significant hogere concentraties van een belangrijke marker voor systemische ontsteking, namelijk C-reactief proteïne (CRP). Het effect hield aan en suggereert dat voedings- en leefstijlfactoren de mate van ontsteking beïnvloeden.

Professor Lior Shapira schreef dat de combinatie van parodontitis en een pro-inflammatoir dieet de systemische ontstekingen versterkt, en kan gevolgen hebben voor de algehele gezondheid.

  • Groenterijk dieet en resultaat van parodontale behandeling

Een Nederlands onderzoek naar de invloed van voedingsgewoonten op resultaten van niet chirurgische parodontale therapie (NSPT) bij patiënten met ernstige tandvleesaandoeningen laat zien dat een hogere groenteconsumptie significant is geassocieerd met een verbeterde paradontale genezing. Onder andere minder bloeding na sonderen (BoP), afname van ontstoken parodontaal oppervlak (PISA) en een geringere pocketdiepte werden waargenomen. Inname van fruit en zoete producten vertoonde geen significante associaties met de behandelresultaten, dit laat zien dat specifieke voedingscomponenten en met name groenten een belangrijke rol spelen bij herstel na NSPT.

  • Suikerinname en gezondheid van het tandvlees

Duitse onderzoekers hebben onderzocht of het vermijden van suiker gedurende vier weken invloed heeft op parodontale, systemische en psychologische parameters. Het onderzoek is uitgevoerd bij 55 tandheelkundestudenten, alle deelnemers elimineerden alle vrije suikers en suikervervangers uit hun voeding.

De resultaten lieten zien dat het vermijden van suiker leidde tot een significante vermindering BoP, afname van parodontale ontsteking en gemiddeld gewichtsverlies van bijna een kilo.

Conclusie

Voeding speelt een belangrijke rol bij ontstekingen en genezing. Deze nieuwe bevindingen laten zien dat het overwegen van een voedingsadvies als mondzorgprofessional als onderdeel van uitgebreide patiëntenzorg noodzakelijk kan zijn.

Bronnen:

Cumulative Exposure to Periodontitis and Proinflammatory Diet Associates with Systemic Inflammation: An 11-year Follow-up Study.

Effect of Dietary Habits on Outcome of Nonsurgical Periodontal Therapy

Effects of a 4-week Sugar Avoidance on Periodontal, Systemic and Psychological Parameters. An Uncontrolled Interventional Clinical Trial

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Commerciële tandheelkundige ketens onder vuur om gebrekkige mondzorg in verpleeghuizenCommerciële tandheelkundige ketens onder vuur om gebrekkige mondzorg in verpleeghuizen

Commerciële tandheelkundige ketens onder vuur om gebrekkige mondzorg in verpleeghuizen

Commerciële mondzorgketens verlenen steeds vaker tandheelkundige zorg aan ouderen in verpleeghuizen, maar die zorg is volgens deskundigen vaak onder de maat. Behandelingen vinden regelmatig plaats op de slaapkamer of aan een keukentafel, wat volgens richtlijnen slechts in uitzonderlijke situaties mag. Er worden bovendien financiële constructies toegepast die leiden tot hoge winstmarges. Zo verrichten preventieassistenten werkzaamheden die eigenlijk aan tandartsen zijn voorbehouden, terwijl het hogere tandartstarief wordt gedeclareerd. Ook worden korte consulten administratief opgehoogd tot lange sessies.

Dit komt naar voren in de uitzending van EenVandaag. Bekijk de uitzending terug (onderin pagina)

Over- en onderbehandeling

Dit systeem leidt tot overbehandeling bij eenvoudige ingrepen en juist tot onderbehandeling bij complexe zorg. Een schrijnend voorbeeld is dat van een verpleeghuisbewoner wiens gebit in korte tijd ernstig achteruitging door gebrek aan een behandelplan. Pas na inschakeling van een gespecialiseerd centrum werd de slechte toestand van het gebit duidelijk.

Problematisch

Volgens tandarts Nicole Teeuwisse en hoogleraar geriatrische tandheelkunde Anita Visser is het huidige model problematisch. Ketens bieden zorg aan zonder dat instellingen hoeven te investeren in ingerichte tandartsruimten, maar dat beperkt de mogelijkheden voor veilige en kwalitatief goede behandelingen. Het uurtarief binnen de Wet langdurige zorg, ooit bedoeld om complexe zorg te vergemakkelijken, blijkt een “perverse prikkel”: lager opgeleid personeel kan voor tandartstarief worden ingezet, wat de kwaliteit schaadt maar wel winst oplevert.

Het tekort aan gespecialiseerde tandartsen voor geriatrie en bijzondere tandheelkunde versterkt dit probleem. Terwijl steeds meer ouderen hun eigen gebit behouden, groeit de invloed van commerciële ketens die mondzorg als verdienmodel gebruiken. Deskundigen waarschuwen dat hierdoor de belangen van patiënten op de achtergrond raken en geld boven zorg komt te staan.

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Patiënten met PTSS mogelijk grotere kans op TMD en bruxisme

Patiënten met PTSS mogelijk grotere kans op TMD en bruxisme

Volgens een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dentistry is het mogelijk dat patiënten met PTSS een grotere kans hebben op het ontwikkelen van een temporomandibulaire stoornis (TMD) en wakker bruxisme.

Posttraumatische stresssyndroom

Een groep aandoeningen die de kauwspieren, kaakgewrichten en bijbehorende weefsels aantasten wordt gedefinieerd als temporomandibulaire stoornis (TMD).

De etiologie van TMD en beide vormen van bruxisme worden als multifactorieel beschouwd, waarbij bekend is dat psychosociale factoren een grote rol spelen. Posttraumatische stress (PTSS) kan worden ervaren na extreem negatieve gebeurtenissen en kan de fysieke gezondheid beïnvloeden. Posttraumatische stresssymptomen en PTSS worden beide geassocieerd met orofaciale pijn, zoals pijnlijke TMD.

Deze studie onderzoekt de associatie tussen posttraumatische stress en bruxisme tijdens wakker zijn of slaapbruxisme. Aan de hand van patiënten die in behandeling waren voor orofaciale pijn werd er onderzoek gedaan naar associaties tussen potentieel traumatische gebeurtenissen, posttraumatische stresssymptomen en PTSS aan de ene kant, en de drie orofaciale aandoeningen pijnlijke TMD, wakker bruxisme en slaapbruxisme.

Onderzoek

Deelnemers die waren doorverwezen voor diagnose en behandeling bij een kliniek voor orofaciale pijn en disfunctie werden geïncludeerd in het onderzoek. In een kliniek voor orofaciale pijn en dysfunctie werden door 701 volwassen patiënten in de periode mei 2023 en november 2024 screeningsvragenlijsten ingevuld. Op basis van deze vragenlijsten zijn beschrijvende kenmerken waaronder de prevalentie van PTSS berekend. Terwijl de patiënt wakker was werd pijnlijke TPD geëvalueerd en slaapbruxisme werd gemeten met behulp van de oral behaviors checklist. Met behulp van univariate en multivariate logistieke regressieanalyse, spearman-correlaties en partiële correlaties werden de hypotheses getest.

Resultaten

De prevalentie van PTSS was hoger, namelijk 9%, dan de prevalentie van PTSS in de algemene bevolking (3,8%). De aanwezigheid van PTSS was geassocieerd met de aanwezigheid van pijnlijke TMD en bruxisme overdag. Wanneer er geen sprake was van PTSS, was er ook geen verband zichtbaar tussen orofaciale aandoeningen en het ervaren van een traumatische gebeurtenis. Posttraumatische stresssymptomen waren significant gecorreleerd met wakker bruxisme.

Conclusie

De aanwezigheid van PTSS staat in verband met de aanwezigheid van pijnlijke TMD en wakker bruxisme. Terwijl de aanwezigheid van een mogelijk traumatische gebeurtenis zonder PTSS niet geassocieerd is met pijnlijke TMD en/of wakker bruxisme. Bij onderzoeken van de ernst van de symptomen kwamen de onderzoekers er achter dat de ernst van wakker bruxisme gecorreleerd was met posttraumatische stressymptomen.

 

Bron:
Journal of Dentistry

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Postbiotica als preventie en interventie voor tandcariës

Postbiotica als preventie en interventie voor tandcariës

Een review onlangs gepubliceerd in Clinical and Experimental Dental Research laat de impact van postbiotica op tandcariës zien. Mogelijk kunnen postbiotica de traditionele probiotica overtreffen in het voorkomen en behandelen van cariës door de remming van cariësveroorzakende bacteriën.

Cariës

Cariës is een aandoening die mensen van alle leeftijden kan treffen en ontstaat door interacties tussen bacteriën, fermenteerbare koolhydraten en gastheerfactoren. Verschillende factoren zoals voedingsgewoonten, mondhygiëne en samenstelling van het orale microbioom zorgen ervoor dat de etiologie van cariës erg complex is. Met name in ontwikkelingslanden en onder kwetsbare ouderen blijft de last van cariës hoog. Traditionele cariëspreventie en behandelingen zijn gericht op het verwijderen van tandplaque, fluoride applicatie en aanpassingen van voedingsgewoonten. Echter is er veel interesse voor nieuwe interventies gericht op het orale microbioom.

Literatuuronderzoek

Er is toenemende belangstelling voor postbiotica als innovatieve strategie voor cariëspreventie en behandeling en daarom behoefte aan systematische review die onderzoek doet naar de effecten van postbiotica op cariës. Een literatuuronderzoek werd uitgevoerd met behulp van PubMed/Medline, Scopus, Web of Science en de Cochrane Library. Deze systematische review doet onderzoek naar de effectiviteit van postbiotica in het voorkomen van tandcariës, mogelijke werkingsmechismen, doseringen en frequentie en duur van toediening.

De inclusiecriteria voor de systematische review waren bepaalde soorten studies,  studies die de impact van postbiotica op tandcariës of cariogene bacteriën onderzoeken en studies die ten minste één uitkomstmaat rapporteren die gerelateerd is aan tandcariës zoals de incidentie, aantal cariogene bacteriën of expressie van gerelateerde genen lieten zien.

Resultaten

Er werden uiteindelijk 21 studies zoals gerandomiseerde gecontroleerde studies, quasi-experimentele, observationele en in-vitro studies geïncludeerd in de systematische review. De resultaten lieten zien dat postbiotica afkomstig van verschillende lactobacillus-soorten remmende effecten vertoonden op de groei, biofilmvorming en virulentiegenexpressie van de bacterie S. mutans.

Het is gebleken dat postbiotica zorgt voor anti-microbiële activiteit, remming van bacteriële adhesie, verstoring van biofilmvorming, modulatie van immuunreacties en pH-buffering. Menselijke proeven toonden na postbiotische interventies een afname van S. mutansin het speeksel en een verhoogde pH in het speeksel.

Conclusie

Postbiotica behandleingen zouden een potentiële nieuwe aanpak voor de preventie van tandcariës kunnen zijn. Postbiotica richten zich op cariogene bacteriën en het moduleren van het orale microbioom via meerdere mechanismen.

 

Bron:
Wiley Online Library

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Bijzonder hoogleraar Parodontologie Mark Timmerman

Mark Timmerman nieuwe afdelingshoofd Tandheelkunde en hoogleraar Parodontologie

Per 1 september 2025 is dr. Mark Timmerman benoemd tot afdelingshoofd Tandheelkunde en hoogleraar met de leeropdracht Tandheelkunde, in het bijzonder Parodontologie, aan het Radboudumc. Hij volgt prof. dr. Marie-Charlotte Huysmans op, die de functie de afgelopen twee jaar ad interim vervulde.

Timmerman (64) behaalde in 1984 cum laude zijn tandartsdiploma aan de Universiteit van Amsterdam. Hij combineerde zijn werk in de algemene praktijk jarenlang met klinisch onderzoek bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). In 2001 werd hij erkend als parodontoloog door de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP), de beroepsvereniging voor tandartsen gespecialiseerd in behandeling van tandvlees en steunweefsel, inclusief implantologie.

Binnen ACTA bekleedde Timmerman diverse functies als onderzoeker, docent en begeleider. Tussen 2003 en 2006 was hij universitair hoofddocent en werkzaam als parodontoloog in de Paropraktijk in Utrecht. Sinds 2008 is hij verbonden aan de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie in Nijmegen en Horst.

In 2017 keerde hij terug naar de academische tandheelkunde als docent Implantologie en Parodontologie bij het Radboudumc. Hij is sinds 2021 voorzitter van de examencommissie Tandheelkunde en werd in 2022 benoemd tot bijzonder hoogleraar Parodontologie. Timmerman wil het onderwijs in parodontologie vernieuwen en zijn praktijkervaring inzetten voor onderzoek naar verbeterde behandelingen van weefsels rondom tanden, kiezen en implantaten.

Over zijn nieuwe rol zegt hij: “Ik werk inmiddels al jaren binnen het Radboudumc en ken de afdeling Tandheelkunde goed. Ik zie ernaar uit om samen met collega’s verder te bouwen aan de combinatie van onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg.”

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Keratine zorgt met beschermende laag voor nabootsing van glazuur

Keratine zorgt met beschermende laag voor nabootsing van glazuur

Een recent gepubliceerde studie in Advanced Healthcare Materials laat zien dat wetenschappers hebben ontdekt dat keratine, een eiwit dat voorkomt in haar, huid en wol, het tandglazuur kan herstellen en daarmee de eerste stadia van tandbederf kan stoppen.

Keratine

De onderzoekers hebben ontdekt dat keratine een beschermende laag kan vormen en daarmee de functie en structuur van tandglazuur na kan bootsen wanneer het in contact komt met mineralen in speeksel. Keratine komt onder andere voor in het menselijk lichaam, schapenwol en hoorns van neushoorns en wordt vaak gebruikt in wondgenezingsproducten en haarverzachtende behandelingen. Zure dranken en voedingsmiddelen, een slechte mondhygiëne en ouder worden kunnen leiden tot glazuurerosie met als gevolg tandgevoeligheid, pijn en kan uiteindelijk leiden tot tandverlies.

Op dit moment worden tandpasta’s met fluoride gebruikt om het proces van tanderosie te vertragen. Echter hebben de onderzoekers ontdekt dat keratine een dichte minerale laag kan vormen die de tand beschermt en blootliggende zenuwkanalen afsluit die gevoeligheid veroorzaken.

Onderzoek

De onderzoekers hebben aan de hand van geëxtraheerde keratine uit wol hun onderzoek uitgevoerd. De resultaten laten zien dat wanneer keratine op het tandoppervlak wordt aangebracht, keratine in contact komt met mineralen uit het speeksel en er een georganiseerde, kristalachtige structuur wordt gevormd en overeenkomt met de structuur en functie van natuurlijk glazuur. Deze verbinding blijft calcium- en fosfaationen aantrekken waardoor er een beschermende glazuurachtige laag rond de tand wordt gevormd.

De auteurs geven aan dat het een belangrijke stap is in de regeneratieve tandheelkunde en deze ontdekking van keratine is belangrijk voor toekomstige tandheelkundige zorg.

Conclusie

Fluoridetandpasta helpt cariës te voorkomen en glazuurerosie te vertragen. Onderzoekers hebben ontdekt dat behandelingen op basis van keratine glazuurerosie volledig stopt door het creëren van een dichte mineraal laag op de tand. De ontdekking van keratine is belangrijk voor de toekomstige tandheelkundige zorg, mede door de bezorgdheid over langdurig gebruik van fluoride en duurzaamheid van medische materialen.

 

Bron:
King’s College London

 

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
samora

Moe, gespannen, verveeld en leeg, maar niemand die erover praat

Veel mondzorgprofessionals ervaren na een dag vol patiënten vermoeidheid, spanningsklachten, verveling of gevoelens van leegte. Toch wordt dit onderwerp zelden echt met elkaar besproken. Voor sommigen begint de zwaarte zelfs al in de ochtend: met lood in de schoenen naar de praktijk, omdat de energie en motivatie ontbreken.

Toenemende druk en vermoeidheid

Het werk in de mondzorg vraagt veel van zowel lichaam als geest. Urenlang in dezelfde houding, continu schakelen tussen verschillende patiënten, de druk om op tijd te werken, de emotionele belasting van veeleisende of angstige patiënten en het constant leveren van zorg zonder fouten zorgen samen voor een hoge belasting. De signalen zijn herkenbaar: slecht slapen, gespannen schouders, prikkelbaarheid, piekeren of simpelweg het gevoel van leeg of verveeld te zijn.

De cijfers in perspectief

We hebben de cijfers allemaal misschien wel eens gezien of gehoord, maar ze blijven confronterend. Uit een Nederlandse studie blijkt dat 21% van de tandartsen een verhoogd risico heeft op burn-out en dat 13% daadwerkelijk klachten ervaart.

De VvAA meldt bovendien dat ongeveer 14% van de tandartsen in de loop van hun carrière burn-outklachten ontwikkelt. Landelijk geeft 20,1% van de werknemers aan last te hebben van werkgerelateerde psychische vermoeidheid; bij zelfstandig ondernemers is dat 11,8% (RIVM). Mondzorgprofessionals zitten dus duidelijk in een risicogroep.

Wat de cijfers niet vertellen

Cijfers geven een indruk van de omvang, maar vertellen niet het hele verhaal. Ze zijn gebaseerd op vragenlijsten en registraties, terwijl veel professionals hun klachten niet melden of helemaal niet worden meegenomen in onderzoeken. Achter de percentages schuilt daardoor waarschijnlijk een grotere groep die dagelijks worstelt met vermoeidheid, spanning of verlies van energie. Juist dat maakt de stilte rondom dit onderwerp extra zorgelijk.

Waarom blijft het stil?

Dat er zo weinig wordt gesproken over vermoeidheid en mentale klachten in de mondzorg heeft verschillende oorzaken. De cultuur van altijd doorgaan speelt mee: de patiënt gaat voor, terwijl eigen grenzen naar de achtergrond verdwijnen. Daarnaast heerst het idee dat sterk zijn de norm is; moe of uitgeput zijn wordt al snel gezien als falen. Daar komt bij dat financiële druk en de hoge werkdruk zwaar wegen: een dag minder werken betekent vaak direct omzetverlies. En in een sector die in Nederland relatief klein is en waar prestaties zichtbaar zijn, maken schaamte, loyaliteit én concurrentie het extra lastig om kwetsbaarheid te tonen.

Onuitgesproken verlangens

Naast vermoeidheid en spanning zijn er ook mondzorgprofessionals die stiekem dromen van een ander pad. Sommigen voelen dat hun werk hen weinig energie meer geeft en fantaseren over een andere carrière of nieuwe richting in hun leven. Ook hiermee wordt in stilte geworsteld, vaak uit angst voor oordeel, financiële onzekerheid of simpelweg omdat men niet weet waar te beginnen. Het taboe om zulke gedachten te delen maakt dat velen ermee rondlopen zonder steun of erkenning.

Herkenning en de volgende stap

Herken je jezelf hierin? Sta dan stil bij de signalen die wijzen op verlies van energie of motivatie, en geef ze aandacht voordat ze je werk en gezondheid te veel gaan beïnvloeden.

Stel jezelf vragen als:

  • Welke signalen geeft mijn lichaam mij?
  • Waar krijg ik nog energie van in mijn werk?
  • Op welk moment voelde ik mij het meest geïnspireerd of betrokken bij mijn werk?
  • Met wie kan ik eerlijk bespreken hoe het met mij gaat?

Wanneer gevoelens van vermoeidheid, onrust of spanning blijven aanhouden, of wanneer het verlies aan energie en betrokkenheid groter wordt, is het belangrijk dit niet te negeren. Tijdig steun zoeken, bij een collega, leidinggevende of externe professional, kan voorkomen dat je vastloopt en helpt om weer in balans te komen.

Zodra het taboe op dit onderwerp wordt doorbroken, kan de mondzorg zich ontwikkelen tot een gezonde en duurzame sector, waarin ook de mens achter de professional centraal staat.

 

Door:

Samora Wijsman, mondhygiënist, coach

Lees meer over: Werken met plezier
bas loomans 400

Nieuwe richtlijn: Diagnostiek en preventie van gebitsslijtage

Gebitsslijtage komt steeds vaker voor en vormt een groeiende uitdaging binnen de mondzorg. De nieuwe KIMO-richtlijn Diagnostiek en preventie van gebitsslijtage biedt tandartsen handvatten om slijtage systematisch in kaart te brengen, vroegtijdig te signaleren en nauwkeurig te monitoren. Prof. dr. Bas Loomans licht de kernpunten van de richtlijn toe.

Hoe ben je betrokken geraakt bij deze richtlijn?

“Ik ben al jaren intensief bezig met gebitsslijtage, zowel in onderzoek als in de praktijk. In 2007 promoveerde ik op adhesieve tandheelkunde en werk sindsdien als senior-onderzoeker en hoogleraar restauratieve tandheelkunde aan het Radboudumc in Nijmegen. Sinds 2010 leid ik daar het ‘Radboud Tooth Wear Project’, een groot klinisch onderzoek naar oorzaken en behandeling van gebitsslijtage. Daar hebben we veel kennis opgedaan over de etiologie en het monitoren van patiënten. Vanuit deze expertise ben ik gevraagd voorzitter te zijn van de werkgroep voor de KIMO-richtlijn. Het is mooi om zo bij te dragen aan een onderwerp waar ik me al jarenlang mee bezighoud.”

Waarom was het belangrijk om een richtlijn over gebitsslijtage te ontwikkelen?

“Gebitsslijtage is een groeiend probleem in de mondzorg, dat steeds vaker ook bij jongere patiënten voorkomt. Tot nu toe ontbrak een duidelijke richtlijn voor het systematisch signaleren en monitoren van deze slijtage. Deze richtlijn is daarom ontwikkeld, niet om behandelmethoden voor te schrijven, maar om mondzorgverleners praktische handvatten te bieden voor screening, diagnostiek, preventie en monitoring. Het doel is dat tandartsen precies weten waar ze op moeten letten, hoe ze slijtage herkennen en wanneer ze actie moeten ondernemen. De richtlijn begeleidt stap voor stap bij het in kaart brengen en opvolgen van slijtage, tot het moment waarop restauratieve behandeling nodig is — waarna de keuze voor verdere behandeling buiten de richtlijn valt.”

Hoe is de commissie samengesteld?

“Voor het opstellen van de richtlijn heeft KIMO een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC) samengesteld met een brede vertegenwoordiging. Zo waren de drie universiteiten Nijmegen, Amsterdam en Groningen betrokken, evenals meerdere algemeen practici die hun praktijkervaring inbrachten. Ook waren afgevaardigden van meerdere wetenschappelijke verenigingen aanwezig, waaronder bijvoorbeeld die voor restauratieve tandheelkunde, Ivoren Kruis en mondzorg voor mensen met een beperking. Dankzij deze brede samenstelling is de richtlijn zowel goed onderbouwd als praktisch toepasbaar.”

Hoe is de richtlijn inhoudelijk ontwikkeld?

“De richtlijn is opgebouwd rondom vier kernvragen die de inhoudelijke basis vormen. Ten eerste: hoe kun je gebitsslijtage op een gestructureerde manier screenen, zodat mondzorgverleners vroegtijdig signalen kunnen herkennen? Ten tweede: hoe kwalificeer je de slijtage op basis van verschijningsvormen? De derde vraag richt zich op het monitoren: hoe breng je het beloop van gebitsslijtage over tijd goed in kaart? En als laatste: welke preventieve maatregelen kun je nemen om verdere slijtage te voorkomen? Door deze systematische aanpak ontstaat een duidelijk en praktisch stappenplan dat mondzorgverleners helpt om gebitsslijtage effectief te signaleren, beoordelen, volgen en behandelen.”

Hoe kun je gebitsslijtage het beste screenen volgens de richtlijn?

“Voor de screening van gebitsslijtage gebruiken we het Tooth Wear Evaluation System, ofwel TWES. Dit systeem helpt tandartsen om systematisch vast te stellen of en hoe ernstig de slijtage is. De richtlijn adviseert om deze beoordeling minstens eens per twee à drie jaar uit te voeren, tijdens de periodieke controle. Op basis van de bevindingen krijgt de patiënt een score van 0 tot 4. Bij een score van 0 of 1, wat betekent dat er geen of slechts milde slijtage is, hoef je verder geen actie te ondernemen — dan volstaat het om de situatie bij een volgende controle opnieuw te beoordelen.”

“Zodra de slijtage ernstiger wordt, of als de patiënt klachten heeft of een hulpvraag uitspreekt, kan dat een aanleiding zijn om preventieve maatregelen te nemen of aanvullende diagnostiek te verrichten. Bij de beoordeling maakt de richtlijn ook nadrukkelijk onderscheid tussen patiënten jonger dan 25 jaar en patiënten van 25 jaar en ouder. Slijtage bij jongeren hoort in principe niet voor te komen, dus als je daar al iets ziet, is dat meestal een aanwijzing dat er iets aan de hand is. Daarom zijn we bij deze groep alerter: zelfs een lage score kan dan aanleiding zijn om verder onderzoek te doen. Bij volwassenen boven de 25 wordt er iets ruimer gekeken, omdat lichte slijtage daar vaak past bij het natuurlijke verouderingsproces en dus niet meteen reden tot zorg hoeft te zijn.”

“Het is daarbij essentieel dat tandartsen hun bevindingen goed vastleggen in het patiëntendossier. Door de scores over de jaren heen te vergelijken, kun je in een vroeg stadium zien of er sprake is van progressie. Zo kun je tijdig ingrijpen bij patiënten die risico lopen op ernstige gebitsslijtage.”

Wat is het doel van de vragenlijst die jullie hebben ontwikkeld voor de diagnostiek van gebitsslijtage?

“Deze vragenlijst dient als ‘discussiehulp’ voor de tandarts om gericht door te vragen en zo een beter beeld te krijgen van mogelijke oorzaken van gebitsslijtage. Op basis van de antwoorden kan de tandarts relevante onderwerpen bespreken, zoals algemene gezondheid, reflux en maagzuur, eetstoornissen, risicofactoren als knarsen, klemmen en bijten, eet- en drinkgewoonten, en klachten over een droge mond. Dit zijn namelijk de belangrijkste risicofactoren waar tandartsen op moeten letten bij het inschatten van gebitsslijtage.”

Waarom is etiologie bij gebitsslijtage belangrijk?

“De oorzaak van gebitsslijtage is meestal multifactorieel, wat betekent dat meerdere factoren samen een rol spelen. Het is belangrijk om daarbij eerst onderscheid te maken tussen chemische en mechanische oorzaken, omdat dit helpt bij het kiezen van gerichte preventieve maatregelen. Chemische slijtage ontstaat door het oplossen van het tandglazuur door zuren. Hierbij maken we een onderscheid tussen extrinsieke en intrinsieke oorzaken. Extrinsieke oorzaken zijn zuren van buitenaf, zoals die in frisdrank, vruchtensappen en ander voedsel, die het gebit langzaam van buiten naar binnen aantasten. Intrinsieke chemische slijtage komt van binnenuit, bijvoorbeeld door maagzuur dat via reflux of oprispingen omhoog komt. Mechanische slijtage ontstaat door wrijving en druk. Ook hier onderscheiden we extrinsieke en intrinsieke factoren. Intrinsieke mechanische slijtage ontstaat door krachten door het lichaam zelf, zoals knarsen, klemmen of bewegingen van de tong. Extrinsieke mechanische slijtage wordt veroorzaakt door invloeden van buitenaf, zoals het bijten op harde voorwerpen zoals nagels of pennen.”

“Vaak spelen chemische en mechanische factoren samen, waardoor het beeld van slijtage complex kan zijn. Het is daarom belangrijk goed te letten op het uiterlijk van de slijtage, omdat dit vaak aanwijzingen geeft over de onderliggende oorzaak. Om tandartsen hierbij te ondersteunen, zijn in de richtlijn foto’s opgenomen die helpen bij het herkennen en interpreteren van verschillende vormen van gebitsslijtage.”

Welke preventieve maatregelen raadt de richtlijn aan om verdere gebitsslijtage te voorkomen?

“De richtlijn benadrukt dat preventie altijd maatwerk is en sterk afhankelijk van de onderliggende oorzaken. Als slijtage bijvoorbeeld het gevolg is van zure inwerking, is het belangrijk om de bron daarvan goed in kaart te brengen. Bij patiënten met reflux wordt bijvoorbeeld geadviseerd om door te verwijzen naar de huisarts voor eventueel medicamenteus beleid. Gaat het om een hoge consumptie van zure voedingsmiddelen of dranken, dan ligt de nadruk op het beperken van die inname.”

“Ook de rol van speeksel mag niet worden onderschat. Bij patiënten met een droge mond of verminderde speekselproductie wordt geadviseerd om de speekselstroom zoveel mogelijk te stimuleren, bijvoorbeeld volgens de KIMO-richtlijn over xerostomie en hyposialie.”

“Bij mechanische factoren, zoals klemmen en knarsen, begint het met bewustwording. Veel mensen zijn zich er niet van bewust dat ze deze gewoontes hebben. In zulke gevallen kan een beetbeschermingsplaat uitkomst bieden. Als er sprake is van functionele klachten of ernstige parafuncties, is het raadzaam om te verwijzen naar een tandarts-gnatholoog of een orofaciaal fysiotherapeut. Ook het afleren van schadelijke gewoontes, zoals nagelbijten of op pennen kauwen, is van belang.”

“Tot slot adviseert de richtlijn om de ingezette preventieve maatregelen altijd kort na de start te evalueren, bijvoorbeeld al na een maand. Zo kun je tijdig bijsturen als dat nodig blijkt.”

Hoe adviseert de richtlijn om gebitsslijtage in de praktijk te monitoren?

“De richtlijn adviseert om gebitsslijtage minstens eens per twee à drie jaar systematisch te monitoren met een screeningsindex. Als er sprake is van gebitsslijtage, moet de slijtage worden vastgelegd om later mee te kunnen vergelijken. De voorkeursmethode hiervoor is het maken van een intra-orale 3D-scan. Dat is snel, digitaal, kan direct in het patiëntendossier worden opgeslagen en eenvoudig met de patiënt worden gedeeld. Wanneer na verloop van tijd een nieuwe scan wordt vervaardigd, kan deze eenvoudig met de eerdere scan(s) worden vergeleken om zo objectief te bepalen of er sprake is van progressie van slijtage. Op dit moment beschikt ongeveer een derde van de Nederlandse tandartspraktijken over een 3D-scanner, maar ik verwacht dat dit binnen nu en vijf jaar zo’n 90% zal zijn. Ik zie het gebruik van deze technologie als een grote meerwaarde ter ondersteuning van het periodieke mondonderzoek. Naast de mogelijkheid om bijvoorbeeld studiemodellen, splints en kronen te maken, kan een 3D-scan uitstekend worden ingezet om mondaandoeningen te monitoren (o.a. cariës, recessies, tandvleesontstekingen en – natuurlijk – ook slijtage). Naar mijn mening zal dit de toekomstbestendige standaard worden.”

“Als een 3D-scan niet beschikbaar is, noemt de richtlijn ook lichtfoto’s als alternatief. Die zijn vooral nuttig als visueel geheugensteuntje, maar kleine verschillen zijn daarmee vaak lastig vast te stellen. En als laatste optie kun je nog werken met gipsmodellen, maar die zijn minder praktisch: ze nemen veel ruimte in en vergelijken over tijd is omslachtiger.”

Tot slot geeft de richtlijn ook een indicatie wanneer een restauratieve behandeling overwogen kan worden. Wat is hierover het advies?

“Het is belangrijk om te realiseren dat restauratieve behandelingen geen definitieve oplossing zijn op de lange termijn. Wie kiest voor een restauratieve aanpak, slaat daarmee een behandelpad in dat moeilijk terug te draaien is. Het is dus van belang om die keuze goed af te wegen. De richtlijn maakt hierin een duidelijk onderscheid. Bij patiënten zonder functiebedreigende gebitsslijtage en geen hulpvraag is restauratief ingrijpen in principe niet nodig. Ook bij patiënten met beperkte functieklachten, maar waarbij preventieve maatregelen nog effect kunnen hebben op het verminderen van klachten en het afremmen van verdere slijtage, is restauratief behandelen niet meteen geïndiceerd. In die gevallen heeft het de voorkeur om eerst gerichte preventie toe te passen. Pas als er sprake is van functiebedreigende slijtage met duidelijke hulpvraag én er geen reële kans meer is dat preventieve maatregelen nog effect hebben, kan een minimaal invasieve restauratieve behandeling worden overwogen. Daarbij is het belangrijk om dit zorgvuldig met de patiënt te bespreken, zodat die goed geïnformeerd is over de mogelijke consequenties van deze behandelingen op de lange termijn.”

Bekijk de richtlijn Diagnostiek en preventie van gebitsslijtage

Interview met prof. dr. Bas Loomans door Ilona van der Werf.

 

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
Checklist

Materiële en formele controles door zorgverzekeraars in 2025: waar wordt op gelet bij mondzorgaanbieders?

Zorgverzekeraars hebben een wettelijke taak om te controleren of de gedeclareerde zorg rechtmatig en doelmatig is verleend. Ook bij mondzorgaanbieders worden formele en materiële controles uitgevoerd. Deze vinden plaats op basis van een algemeen controleplan, waarin staat hoe de zorgverzekeraar zijn controletaken invult. Ieder jaar is er een aantal thema’s waar de zorgverzekeraars extra op letten bij de controles. In dit artikel lichten we toe welke thema’s voor Zilveren Kruis, CZ, VGZ en Menzis van belang zijn voor mondzorgaanbieders.

Wat is een formele controle?

Bij een formele controle beoordeelt de zorgverzekeraar of aan de administratieve voorwaarden is voldaan. Denk hierbij aan vragen als:

  • Is de gedeclareerde mondzorg wel verzekerde zorg?
  • Was de cliënt verzekerd bij de betreffende zorgverzekeraar?
  • Was de mondzorgaanbieder bevoegd om deze zorg te leveren?

Deze controles lijken vaak eenvoudig, maar kunnen leiden tot terugvorderingen.

Wat is een materiële controle?

Een materiële controle gaat dieper en kijkt naar de inhoud en doelmatigheid van de geleverde zorg:

  • Is de zorg daadwerkelijk geleverd zoals gedeclareerd en is daarbij aan de regels voldaan?
  • Was de zorg noodzakelijk en passend bij de zorgvraag?

Voor deze controles wordt vaak inzage gevraagd in patiëntgegevens. Hierbij ontstaat een spanningsveld tussen de verplichting tot medewerking aan het onderzoek enerzijds, en de geheimhoudingsplicht van de mondzorgaanbieder op grond van de AVG en het medisch beroepsgeheim anderzijds. Alleen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan en de gegevensverstrekking noodzakelijk en wettelijk gerechtvaardigd is, mag informatie worden gedeeld.

Wat staat er in een algemeen controleplan?

Zorgverzekeraars zijn verplicht een algemeen controleplan op te stellen. In het algemene controleplan beschrijven zorgverzekeraars hoe zij controles uitvoeren. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bij geconstateerde fouten kunnen maatregelen volgen, zoals het opschorten van betalingen, terugvorderingen of het beëindigen van eventuele contracten. Daarom is het voor mondzorgaanbieders belangrijk om te weten welke aandachtspunten in 2025 centraal staan.

De thema’s in het algemeen controleplan betekenen evenwel niet dat een zorgverzekeraar niet kan of zal controleren op een ander thema. Zo kan een signaal over een ander thema ook aanleiding vormen voor een controle en zal tijdens een controle ook kunnen worden gekeken naar andere zaken dan de in het controleplan genoemde bijzondere thema’s.

Wat zijn de controlethema’s per zorgverzekeraar?
Hieronder zijn de controlethema’s per verzekeraar in kaart gebracht.

Materiële en formele controles door zorgverzekeraars in 2025

Tot slot

De (algemene) controleplannen van zorgverzekeraars verschillen aldus van elkaar. Het is dan ook raadzaam om als mondzorgaanbieder goed op de hoogte te zijn van de actuele controlethema’s van de zorgverzekeraar. U kunt dan bekijken welke controles door de voor uw praktijk belangrijkste verzekeraar worden gehouden, om u waar mogelijk daarop zo goed mogelijk voor te bereiden om mogelijke maatregelen te voorkomen.

Door:
mr. Emma Boonstra en mr. Nura Mirdad
Eldermans|Geerts, advocaten en juristen in de zorg

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Botmineraaldichtheid staat mogelijk in verband met cariës

Botmineraaldichtheid en de relatie met mondgezondheid

Volgens een artikel gepubliceerd in BMC Oral Health is er een significant verband tussen de mondgezondheid en botmineraaldichtheid (BMD). De studie heeft onderzoek gedaan naar veranderingen in BMD en invloed op het risico op tandverlies en prevalentie van cariës.

Onderzoek

De studie heeft 224 personen onderzocht waaronder 199 mannen en 25 postmenopauzale vrouwen. De BMD-scores werden verkregen van de lumbale wervelkolom, femurhals en totale heup en werden geplaatst in 3 verschillende categorieën volgens criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie; normaal, osteopenie of osteoporose.

De mondgezondheid werd aan de hand van de Decayed, Missing, Filled Teeth (DMFT)-index en Oral Hygiene Index-Simplified (OHI-S)-scores beoordeeld. De deelnemers werden op basis van het aantal overgebleven tanden gecategoriseerd in lage (<20) en hoge (≥20) groepen. Aan de hand van T-tests en variantieanalyse werden de verschillen tussen de groepen beoordeeld.

Resultaten

Het aantal deelnemers in de normale BMD-groep was 72, in de osteopeniegroep 87 en in de osteoporosegroep 65. In de osteoporosegroep was de DMFT-indexscore het hoogst, namelijk 18,69. In de normale groep was de DMFT-indexscore het laagst, 14,08. Het aantal resterende tanden was lager in de osteoporose- en osteopeniegroep vergeleken met de normale groep.

De onderzoekers hebben een significante associatie tussen DMFT-indexscores en BDM-diagnose gevonden. Daarnaast bleek dat de groep met de minste overgebleven tanden ook lagere totale heup-T-scores en significant hogere DMFT-scores had.

Conclusie

Bij patiënten met osteoporose waren tandverlies- en cariëspercentage significant hoog. Botresorptie tijdens osteopenie vormt een cruciale risicofactor voor de gezondheid van het gebit. Het is belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de behandeling van botresorptie bij osteopenie patiënten.

 

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig
Volg dentalinfo.nl op WhatsApp kanaal

Volg dentalinfo.nl nu ook op WhatsApp kanaal

Bekijk de laatste updates van dentalinfo.nl nu ook via WhatsApp. We hebben twee kanalen: dentalinfo.nl – Tandarts en dentalinfo.nl – Mondhygiënist.

Via deze kanalen ontvang je regelmatig nieuws en artikelen van dentalinfo.nl.

Lees meer over: Scholing, Thema A-Z
kwaliteitskeurmerk ABC Mondzorgassistenten

Certificering van opleidingen: keurmerk ABC Mondzorgassistenten van start

De eerste particuliere opleiders laten hun cursussen certificeren om het kwaliteitskeurmerk ABC Mondzorgassistenten te mogen voeren. Dit keurmerk biedt studenten de zekerheid dat zij een opleiding van erkende kwaliteit volgen die wordt gewaardeerd binnen de branche. Voor werkgevers betekent het dat zij verzekerd zijn van goed opgeleide assistenten met aantoonbare bekwaamheid.

Start van erkende opleidingen

Binnenkort worden de eerste door de branche erkende opleidingen aangeboden. Mondzorgassistenten die deze opleidingen met succes afronden, worden opgenomen in het Register Mondzorgassistenten.

Register voor gekwalificeerde mondzorgassistenten

Eind deze maand wordt de website van het Register Mondzorgassistenten gelanceerd. Hierop worden onder andere alle erkende opleiders vermeld. Zodra de eerste studenten geslaagd zijn, verschijnen zij ook in het register. Werkgevers kunnen op deze manier eenvoudig controleren of hun medewerker de juiste kwalificaties bezit.

Kwaliteitskeurmerk voor mondzorgopleidingen

Het keurmerk ABC Mondzorgassistenten is ontwikkeld door de KNMT en is bedoeld voor particuliere opleidingen in de mondzorg. Het wordt toegekend aan opleidingen voor tandartsassistenten (A), preventieassistenten (B) en paro-preventieassistenten (C). Tot nu toe bestond er geen eenduidig keurmerk voor opleidingen tot tandheelkundige assistent. Het ABC-keurmerk moet zorgen voor transparantie en duidelijkheid binnen de branche.

Lees meer over: Scholing, Thema A-Z
schildklier

Verband tussen schildklierdysfunctie en parodontale aandoeningen

Een review die onlangs is gepubliceerd in BMC Oral Health, gericht op het evalueren van de effecten van schildklierdysfunctie op parodontale ziektes, laat zien dat een onderactieve of juist overactieve schildklier parodontale aandoeningen kan verergeren. Het is belangrijk om de mondgezondheid van patiënten met schildklierdysfunctie te monitoren.

Schildklierfunctie en parodontale gezondheid

Zowel schildklierdysfunctie als de parodontale gezondheid staan in verband met systemische ontstekingen en dysregulatie. Parodontitis is een chronische ontstekingsziekte en tast de ondersteunende structuren van de tanden aan. Schildklierdysfunctie zoals hypothyreöidie en hyperthyreoïdie kunnen metabolische processen en immuunreacties verstoren waardoor parodontale aandoeningen mogelijk kunnen verergeren. Schildklierhormonen zoals thyroxine (T4) en triiodothyronine (T3) beïnvloeden de immuunreactie en ontstekingsprocessen die cruciaal zijn in het ontstaan van parodontale aandoeningen.

Onderzoek

Deze recente systematische review heeft acht studies onderzocht. Patiënten met schildklierdysfunctie vertoonden een significant hogere parodontale ziekte index dan de controlegroep. De effecten van schildklierdysfunctie werd vooral gevonden op klinisch aanhechtingsniveau en pocketdiepte, maar niet op gingivale of plaque indexen. Ook werd er geen significante impact van schildklierdysfunctie op serum interleukine-6 of speeksel gevonden.

Conclusie

Schildklierdysfunctie wordt geassocieerd met verhoogde parodontale ziekte indexen en benadrukt de noodzaak om meer onderzoek te doen naar dit verband en behandelstrategieën voor patiënten te verbeteren. Toekomstige onderzoeken zouden ook de onderliggende mechanismen van schildklierdysfunctie op parodontale aandoeningen moeten onderzoeken. De studie had ook beperkingen vanwege het ontbreken van randomisatie en blindering.

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie
Orthodontie

Stephan Möhlhenrich benoemd tot hoogleraar Orthodontie en Dentofaciale Orthopedie aan Radboudumc

Per 1 september 2025 treedt tandarts, orthodontist en oraal chirurg Stephan Möhlhenrich aan als hoogleraar Orthodontics and Dentofacial Orthopedics bij het Radboudumc en de Radboud Universiteit. Hij combineert twee specialisaties – orthodontie en orale chirurgie – wat hem een sterke positie geeft in interdisciplinair onderzoek en behandeling.

Orthodontische zorg en genetisch testen personaliseren

Möhlhenrich wil zich in zijn nieuwe functie richten op digitale innovaties in orthodontie, zoals kunstmatige intelligentie (AI) voor diagnostiek en behandelplanning, en genetische risicobeoordelingen. Zijn doel is om orthodontische zorg verder te personaliseren, zodat therapieën optimaal aansluiten bij de genetische en individuele kenmerken van patiënten. Volgens hem kan AI verborgen patronen in patiëntgegevens blootleggen, wat leidt tot betere voorspellingen en behandeluitkomsten.

Daarnaast wil hij onderzoek naar genetische testen stimuleren, bijvoorbeeld om groei-afwijkingen vroegtijdig te voorspellen en ingrijpende chirurgische correcties later in het leven te voorkomen. Klinisch richt Möhlhenrich zich vooral op interdisciplinaire behandelstrategieën voor complexe craniofaciale afwijkingen, zoals lip-, kaak- en gehemeltespleten, waarbij goede pre- en postoperatieve zorg essentieel is.

De samenwerking binnen het Centrum voor Mond en Gelaat en het programma Fit for the Future, waarin disciplines nauw samenwerken, was voor Möhlhenrich een belangrijke reden om voor het Radboudumc te kiezen. Ook is hij enthousiast over NEBEOP, het Europese opleidingsprogramma voor orthodontisten, waaraan hij graag een actieve bijdrage wil leveren.

Loopbaan

Möhlhenrich studeerde tandheelkunde in Giessen en specialiseerde zich in Aken tot orthodontist én oraal chirurg. Daarnaast behaalde hij een MBA in General Management en een MSc in Oral Implantology. Sinds 2020 is hij plaatsvervangend afdelingshoofd Orthodontie aan de Universiteit Witten/Herdecke en sinds 2022 bijzonder hoogleraar. Zijn benoeming in Nijmegen geldt voor vijf jaar.

Bron:
RadboudUMC

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Bleken

Onderzoek naar effect van bleekstrips na bleekbehandeling in tandartspraktijk

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dentistry laat zien dat over-the-counter bleekstrips effectief kunnen zijn om de bleekresultaten van behandelingen in de tandartspraktijk te verlengen.

Bleekbehandelingen

Op dit momenten zijn er twee technieken die worden gebruikt voor door tandartsen begeleide bleekbehandelingen. De ene techniek is een thuistechniek waarbij een op maat gemaakte bleeklepel nodig is waarbij carbamideperoxide (CP) of waterstofperoxide (HP) als bleekmiddel in lage concentraties wordt gebruikt. Een andere techniek is de in-office techniek waarbij waterstofperoxide in hoge concentraties (25-40%) wordt gebruikt, dat eventueel kan worden geactiveerd met licht of hitte om het oxidatieproces te versnellen. CP en HP kunnen het glazuuroppervlak penetreren om zo de anorganische moleculen en pigmenten te oxideren die tandverkleuring veroorzaken.
Er zijn ook over-the-counter (OTC) bleekproducten op de markt zoals tandpasta’s, bleekstrips, mondspoelingen en kauwgom. Deze producten bevatten een klein percentage van CP of HP en hebben het voordeel dat ze betaalbaarder zijn dan het bleken begeleid door een tandarts.

Onderzoek

Het doel van het onderzoek was het evalueren van de werkzaamheid van alleen 37,5% HP behandeling in de praktijk en 37,5% HP behandeling in de praktijk gevolgd door het gebruik van 6% HP bleekstrips. In totaal deden er 60 deelnemers mee aan het onderzoek en werden willekeurig verdeeld in 2 groepen. Beide groepen ondergingen een bleekbehandeling met 37,5% HP in vier cycli. De ene groep kreeg hierna geen verdere behandeling, terwijl de andere groep dagelijks 15 minuten lang gedurende 15 dagen 6% HP bleekstrips gebruikten.
Kleurmetingen van de drie verschillende delen van de rechtersnijtand in de maxilla werden gedaan aan de hand de CIELAB-kleur gemeten, bij aanvang, direct na de behandeling, na 15 dagen bleekstrips te hebben gebruikt en vier weken na de behandeling.

Resultaten

De resultaten laten zien dat behandeling met 37,5% HP de lichtheid verhoogt en de hoeveelheid rood en geel onmiddellijk vermindert. Echter als de bleekstrips niet worden gebruikt, gaat de impact op de lichtheid na 4 weken verloren.

Conclusie

Bleekstrips zijn een geldige en effectieve manier in combinatie met een behandeling in de tandartspraktijk om het blekende effect te verlengen.

Bron:
Journal of Dentistry

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z

Kom naar Paro Open 2025 – 26 september: Het Lustrum – Samenwerken is Kunst

De mond en algemene gezondheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Parodontitis kan bijvoorbeeld een indicatie zijn voor onbehandelde diabetes, de relatie tussen parodontitis en hart- en vaatziekten is wetenschappelijk aangetoond en ook van roken weten we dat het geassocieerd is met een verhoogde vatbaarheid voor parodontitis.

Lees meer over Paro Open 2025 en schrijf je in

Logisch dus dat de blik van tandheelkundige zorgverleners verder reikt dan de vier praktijkmuren. Maar hoe pak je dat grondig op? Welke signalen moet je kunnen herkennen, welke kennis is daartoe noodzakelijk? Welke communicatie is wenselijk en met wie?

Samenwerken is kunst: dát is het thema van Paro Open 2025!

Wat kunt u verwachten?

  • verrassende sprekersduo’s
  • vernieuwende, evidence based inzichten
  • praktische adviezen
  • interactieve congresformule
  • extra feestelijke lustrumeditie!

Ontdek hoe u dankzij een multidisciplinaire samenwerking de kans op het welslagen van uw parobehandeling kunt vergroten.

Datum en locatie

26 september, Leonardo Hotel Vinkeveen

Lees meer over Paro Open 2025 en schrijf je in

 

Paro Open 2025

Lees meer over: Bij- en nascholing, Parodontologie, Partnernieuws, Partnernieuws, Partnervideo, Producten, Video, Video | Podcast