Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Bij een evaluatie of herbeoordeling, wordt er – naast de huidige diagnose – gekeken naar het vervolg. Wat wordt de strategie? Daarbij heb je zelf een aantal mogelijkheden, maar ben je soms ook afhankelijk van anderen. Ga je door op de ingeslagen weg? Ga je voor een herbehandeling? Of verwijs je voor een flap? Of moeten er dan maar elementen uit? En zijn implantaten dan een oplossing? Verslag van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes (parodontoloog) en Kina Timmer-Tjakkes (mondhygiënist) tijdens het NVM-congres.

Geerten-Has Tjakkes en zijn vrouw Kina Timmer-Tjakkes, mondhygiënist, hebben een eigen paropraktijk met ong. 6.000 patiënten. Zij deelden hoe ze samenwerken en hun beste tips. Alvorens te gaan naar de mogelijkheden na de evaluatie werd ook nog teruggekeken naar de fases ervoor.

Er werd er uitgelegd dat er twee scenario’s vanuit PPS mogelijk zijn, te weten:

  • Paropreventietraject
  • Parotraject

Puzzelstukjes bij elkaar leggen

Pas na een goede parostatus en goede röntgenopnames kan je een goede diagnose en prognose gaan stellen. Het parodontale stuk leg je tegen het verdere tandheelkundige stuk aan. Pas als de puzzelstukjes tegen elkaar zijn gelegd, kan je een behandelplan opmaken.

Endo’s, oclussie/articulatie

Zijn er endodontische problemen, knarst iemand, zijn er standsveranderingen? Kan je dit zelf oplossen of heb je nog iemand nodig hierbij? Pockets vergen een brede blik en overleg dus ook met de tandarts of een parodontoloog

Extraheren

Haal eruit wat kansloos is. Niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk. Dus verwijder de elementen die echt niet goed meer zijn en waar het ook niet goed meer bij komt. Maar blijf wel nadenken. Wat zijn de consequenties voor de belasting, voor de esthetiek en voor het functioneren. Wel geldt: hoe meer elementen je verwijdert, hoe voorspelbaarder je resultaat.

Wees voorspelbaar

Mocht je zelf voor de situatie staan dat je twijfels hebt of het bij de evaluatie er echt goed uit zal komen te zien, kondig dit dan van tevoren aan. Dit scheelt je heel veel gedoe als je eenmaal die evaluatie gaat doen. Je zal zien dat verwijzen dan soepeler verloopt.

Wat de doen bij irreële wensen?

Als jouw doel niet overeenkomt met het doel van de patiënt, besluit dan samen om niet verder te gaan. Als je op je klompen al aanvoelt dat het drama gaat worden, neem dan afscheid van elkaar. Een patiënt kan een verwachting hebben die niet reëel is. Ga daar dan niet in mee. Dat is niet alleen voor jezelf goed, maar ook voor je team en voor deze patiënt zelf.

Verwijzen naar de parodontoloog

Dit geldt zeker als stadium 4 is bereikt en je geacht wordt op het multidisciplinair aan te pakken of in elk geval te bespreken. Houd ook rekening met de progressie van de parodontitis. Snel ontwikkelende parodontitis is ingewikkelder om te behandelen dan diepe pockets met flink veel tandsteen die zich traag hebben ontwikkeld. Dus de pocketdiepte is niet zo zeer bepalend maar de vatbaarheid van deze paropatiënt. Vraag je telkens af of jij de juiste behandelaar bent of dat je beter kunt verwijzen naar de parodontoloog. Bedenk ook hoeveel tijd jij hebt versus de parodontoloog.

Voel je je simpelweg niet senang om het paro-traject zelf uit te voeren dan verwijs je ook naar de parodontoloog.

Anesthesie

Tjakkes en Timmer vinden dat we onder anesthesie moeten behandelen. Je houdt je anders automatisch toch in als je niet verdooft. Je wil juist bij die moeilijke pockets komen.

Waar is een evaluatiestatus voor bedoeld?

Vervolgens werd de definitie van de evaluatiestatus uitgelegd. Dit is een meetmoment waarbij je wilt weten wat het resultaat van de paro-behandeling tot nu toe is. Van tevoren zal je moeten communiceren over wat het doel is. Dat bepaalt of je tevreden kan zijn met het resultaat wat van de evaluatiestatus te lezen is. We werken naar ondiepe pockets toe die niet bloeden en die door de patiënt zelf goed te onderhouden zijn.

Goede vragen aan de patiënt

Een tip is om tussen de recalls aan jouw patiënt te vragen: “Waar werken we nu eigenlijk aan?” Patiënten verliezen namelijk soms uit het oog waar we mee bezig zijn (wat de zorgdoelen zijn) en verliezen zodoende hun motivatie. Dus blijf dit actief vragen zodat het doel op het netvlies blijft.

De ervaring en motivatie van de patiënt moet eerst echt goed aan het woord komen. Stel vragen als:

  • “ Wat zijn de ervaringen tot nu toe?”
  • “Hoe staat u op het moment in het leven?”
  • “Hoe vindt u het?”

Dus vraag eerst hoe het echt met de patiënt is voordat je vragen over de zelfzorg stelt. Zo kan je namelijk de zaken in het juiste perspectief zetten. Bovendien voelt je patiënt zich dan gehoord.

De effectiviteit en kwaliteit van zelfzorg

Is iemand een beetje handig geworden in de loop van de tijd om de plak te verwijderen op de moeilijke plaatsen? Is er plak en bloedingsreductie? Is er reductie van de pocketdieptes? Hoe ziet het eruit? Een goede strakke col rondom de tanden en kiezen? Dit laatste heeft namelijk effect op het aanhechtingsniveau, zowel in winst en verlies. Heeft dit effect op de mobiliteit?

Kritisch op jezelf

En wees kritisch op jezelf. Zijn de oppervlakten mooi glad geworden? Je kunt veel wensen van de patiënt maar als er omstandigheden zijn waardoor de oppervlakken ruw blijven, dan moet je dit ook vertalen naar het resultaat.

Breng alle risicofactoren in kaart

Is er sprake van scheiding, overlijden, ziekte, zijn er andere risico’s? Er zijn heel veel risicofactoren die je resultaat kunnen beïnvloeden. Verzamel alles, interpreteer, integreer. Dan volgt de helikopterview en vraag je af wat zou je hiermee zou willen. De evaluatiestatus is dus geen invuloefening! Je zal een nieuwe diagnose moeten stellen en daaraan een vervolgbehandeling koppelen.

Termijnen

Er zijn bepaalde termijnen waarop we evalueren. Deze termijn zal je ook mee moeten nemen in je gedachtes, want ook dit kan een effect hebben. Soms worden er zelfs 2 of 4 weken genoemd als termijn. Je kunt je voorstellen dat als je vroeg evalueert dat er dan een onderschatting ontstaat van je daadwerkelijke behandeleffect. Pas na drie maanden is er gemiddeld 80% van je therapie effect. Dus je moet de natuur wel de tijd geven om te herstellen. Lang wachten heeft natuurlijk het tegenovergestelde effect. Soms is er na twee jaar nog meer verbetering. Dit is zeker bekend van chirurgie ondersteund met antibiotica.

Dus don’t jump to fast in to conclusions.

Kleuren maar

Je moet ook disclosen. We leggen uit dat we het belangrijk vinden om te zien hoe het wordt onderhouden en dat we dat inzichtelijk maken door te kleuren en het zo ook kunnen volgen. Het is namelijk niet te zien met het blote oog. Is het beeld dat de patiënt heeft overeenkomstig met de werkelijkheid? En hoe komt dat? Hoe zit het met de motoriek en de techniek tijdens het poetsen? Dit stuur je dan eenvoudig bij als de patiënt zelf ziet dat het nodig is.

Soms antibioticakuur

Het hebben van restpockets wil niet zeggen dat het geen goed resultaat is. Je hebt waarschijnlijk fantastisch werk gedaan maar is het gewoon een moeilijke paro-mond. Je hebt op dat moment gewoon goed voorwerk voor de parodontoloog gedaan. Restpockets van 6 mm of meer zijn een indicatie om te verwijzen of je gaat de niet-chirurgische fase verlengen, al dan niet met antibiotica. Er is namelijk een groot risico dat deze elementen na een aantal jaar verloren gaan. Je parotherapie is simpelweg nog niet compleet.

To flap or not to flap?

Timmer wijst erop dat je niet meteen moet gaan flappen als het na 15 jaar bijvoorbeeld achteruit loopt. Ga eerst weer na hoe het zo komt. Het kan zijn dat als je opnieuw investeert in instructies en motivatie chirurgie niet nodig is of minder nodig. Een parodontoloog kan natuurlijk meer dan alleen flappen. Denk ook aan reconstructie van het bot, aan een hemisectie en beter bereikbaar maken van furcaties voor de rager. Maar soms kan chirurgie niet meer of is niet verstandig. Bijvoorbeeld bij mensen die echt al oud zijn en/of polyfarmacie speelt.

Implantologie?

Implantologie? Think again…parodontitis valt er niet uit te trekken dus het hele proces begint dan weer helemaal overnieuw.

Geerten-Has Tjakkes studeerde Tandheelkunde in Groningen (2002). Tijdens zijn studie ontmoette hij Kina. Hij is gepromoveerd bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG, 2010). Hij volgde de post-initiële opleiding Parodontolgie en Implantologie aan het Academisch Centrum voor [20] Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM, 2011). In 2015 richten hij en Kina de verwijspraktijk De Parodontoloog in Groningen op. Hij is tevens verbonden aan het CTM, alwaar hij voorzitter is van de expertisegroep Parodontologie, en werkzaam is als docent (theorie en klinisch) en onderzoeker.

Kina Timmer-Tjakkes studeerde Mondhygiëne aan de Hanze Hoogeschool (2003). Hier ontmoete zij Geerten-Has. Ze werkte o.a. op de afdeling Orthodontie van het UMCG, een perifere mondhygiëne-praktijk en in de ParoPraktijk Groningen. In 2015 startte ze samen met Geerten-Has De Parodontoloog waar zij werkzaam is als mondhygiënist en praktijkmanager.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes en Kina Timmer tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Uit een onderzoeksartikel van het British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery blijkt dat temporomandibulaire disfunctie (TMD) een gevolg van mishandeling kan zijn. Het gaat om mishandelingen die tijdens de kindertijd zijn plaats gevonden en zo psychologische achteruitgang hebben veroorzaakt, wat kan lijden tot TMD.

In het onderzoek wordt vooral benadrukt dat patiënten met TMD’s gescreend en gedetecteerd moeten worden op mogelijk kindertrauma’s. Fysiek misbruik en emotionele verwaarlozing horen hier ook bij. De auteurs, onder leiding van S. Kutalmış Buyuk van de afdeling orthodontie, faculteit tandheelkunde, op Ordu Universiteit in Turkije, schreven dat patiënten die lijden aan TMD zorgvuldig moeten worden onderzocht en ondervraagd over ervaringen met kindermishandeling. Indien nodig moeten zij worden doorverwezen voor een psychiatrisch consult.

Het onderzoek

Ongeveer 5 tot 10 procent van de mensen zal in hun leven TMD krijgen. Het is bekend dat de oorzaak van TMD multifactorieel is, alleen nu worden ook de pathofysiologische, psychologische of structurele predisponerende factoren meegenomen. Uit het onderzoek is gekomen dat psychologische factoren zoals emotionele stress veel effect hebben op het ontwikkelen van TMD’s. Kindermishandeling verhoogt het risico op TMD’s, omdat slachtoffers vaak last hebben van ontwikkelingsstoornissen en soms geen normale opvoeding hebben gehad. Dit kan lijden tot verslechtering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Voor het onderzoek hebben 380 volwassen zich aangemeld om te helpen onderzoeken of kindermishandeling TMD’s beïnvloedt. Het onderzoek bestond uit een vragenlijst over kindertrauma’s en het beoordelen van hun TMD-niveaus met de Fonseca Anamnestic Index (FAI). De vragen gingen over fysieke mishandeling en verwaarlozing, emotionele mishandeling en verwaarlozing, en seksueel misbruik. Dit is de eerst keer dat kindermishandeling en TMD met elkaar worden gelinkt met gebruik van de kindertraumavragenlijst en FAI.

Uit het onderzoek kwam een gemiddelde score van 45,21 (± 7,93). De hoogste score werd gemeten bij emotionele verwaarlozing. Daarna kwamen emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing en fysieke mishandeling. De laagste score werd gezien bij seksueel misbruik. Dat het onderzoek wat beperkingen had, gaven de onderzoekers toe. Ze schreven dat het onmogelijk was om de TMD-situatie van volwassenen te bepalen voordat ze in hun kindertijd mishandeld werden.

Toekomst

Veel patiënten melden zich nu nog met temporomandibulaire pijn bij de tandarts. De onderzoekers vinden dat er onderzoeken moeten gaan worden uitgevoerd waarin kinderen vanaf de kindertijd gevolgd worden. Zo zullen tandartsen de relatie tussen trauma uit de kindertijd en TMD’s gaan herkennen.

Bron:
British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
arodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Parodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Volgens een onderzoek gepubliceerd in mSystems bevordert een bacterie aanwezig in het parodontium de activering van cellen van het immuunsysteem die de progressie van chronische obstructieve longziekte (COPD) kunnen verergeren.

Immuunmechanisme

COPD is een chronische systemische ontstekingsziekte met een hoge morbiditeit en mortaliteit gekenmerkt door obstructie van luchtstroom, verslechtering van de longfunctie, hoesten en kortademigheid.

Parodontitis is een microbiële biofilm-geassocieerde infectieziekte waarbij de bacterie Porhyromonas gingivalis (P. gingivalis) verband houdt met de ernst van parodontitis.
P. gingivalis activeert M2-macrogen en gamma-delta cellen en die zorgen voor COPD-progressie.

Voor de preventie en bestrijding van COPD zou het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme van M2-macrofagen en gamma-delta cellen een nieuwe behandelstrategie kunnen zijn. Door een verandering in de mondgezondheid kan er een onbalans in het immuunsysteem ontstaan en migreren orale immuuncellen naar de longen om de immuunbalans in het longweefsel te verstoren.

Onderzoek

Om het verband tussen parodontitis en COPD te onderzoeken werden vier verschillende groepen onderzocht: gezonde muizen, muizen met alleen parodontitis, muizen met alleen COPD en muizen met COPD en parodontitis. De muizen werden om de dag oraal geïnfecteerd met P. gingivalis.

Resultaten

Het onderzoek liet zien dat er een verhoogde hoeveelheid P. gingivalis aanwezig was in COPD-longweefsel als gevolg van parodontitis.
De resultaten van flowcytometrie en immunofluorescentie lieten zien dat parodontitis de proliferatie van immuuncellen in het longweefsel stimuleerde.
Daarnaast toonden de onderzoeken aan dat P. gingivalis immuuncellen gamma-delta T cellen en M2-macrofagen activeert, dat leidt tot cytokineproductie en daarmee het verergeren van COPD.

Conclusie

Het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme geinduceerd door gamma-delta cellen en M2-macrofagen zou een nieuwe strategie kunnen zijn voor de preventie of bestrijding van COPD

Bron:
American Society for Microbiology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan

Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen

Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan gepersonaliseerde behandelmethoden voor parodontitis. Er is namelijk gebleken dat mannen en oudere volwassenen slechtere resultaten ervaren na niet-chirurgische parodontale behandeling (NSPT).

Niet-chirurgische parodontale therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) bestaat uit scaling en root planing om de bacteriële biofilm te elimineren, het parodontium te verbeteren en daarmee tandverlies te voorkomen. Na 4-6 weken wordt de respons op de behandeling beoordeeld en wordt de progressie van de parodontale ziekte in stand gehouden door mechanische verwijdering van bacteriële biofilm en tandsteen, iedere drie maanden. Studies hebben aangetoond dat er een hogere prevalentie is bij mannen en ouderen vergeleken met vrouwen. Het huidige onderzoek heeft als doel de leeftijd en het geslacht en de uitkomsten van NSPT te onderzoeken.

Het onderzoek

Gegevens van 2866 patiënten van 18 jaar of ouders waarbij uitgebreide parodontale evaluatie tussen 1 januari 2007 en 11 november 2020, gevolgd door scaling en root planing en parodontale herevaluatie is uitgevoerd zijn gebruikt voor het onderzoek. Het klinische aanhechtingsniveau (CAL) en sondeerdiepte (PD) werden geëvalueerd.

Resultaten

Met behulp van regressieanalyse werden leeftijd en geslacht onafhankelijk geassocieerd met ernstige parodontitis. Parodontitis werd gedefinieerd als ≥ 5 mm klinisch aanhechtingsverlies en ≥ 6 mm sondeerdiepte. Bij volwassenen van 35 tot 64 jaar werd een lagere kans op CAL ≤ 4 mm dan op ≥ 5 mm waargenomen vergeleken met volwassenen van 18 tot 34 jaar.

Daarnaast was bij volwassenen van 35-64 jaar de kans op een sondeerdiepte < 4 mm dan ≥ 6 mm lager dan bij volwassenen van 18-34 jaar en hoger bij vrouwen dan bij mannen. Deze resultaten laten dus zien dat de NSPT-uitkomsten bij mannen en ouderen slechter zijn en meer persoonlijke behandelingen nodig zijn.

Conclusie

Ondanks dat de resultaten kleine veranderingen laten zien in CAL en PD bij baseline en herevaluatie, is er een sterke associatie tussen leeftijd, geslacht en NSPT-uitkomsten. Er is noodzaak voor gepersonaliseerde behandelstrategieën om succesvolle uitkomsten van NSPT te krijgen bij kwetsbare populaties.

Bron:
Scientific Reports

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Periodontal Research heeft onderzoek gedaan naar de associatie tussen de triglyceride-glucose (TyG) index, een indicator van insulineresistentie, en de kans op matige tot ernstige parodontitis bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie.

Type 2-diabetes mellitus

Type 2-diabetes mellitus (T2DM) is een risicofactor voor parodontitis. Daarnaast is insulineresistentie een factor in de ontwikkeling van T2DM en geassocieerd met parodontitis. Deze studie doet onderzoek naar de rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie aangezien er een hoge prevalentie van parodontitis is gevonden bij personen met obesitas en insulineresistentie.

Onderzoek

Er werd een analyse gedaan aan de hand van gegevens van 5733 Amerikaanse volwassenen van 30-64 jaar waarbij een parodontaal onderzoek is uitgevoerd. De deelnemers werd geclassificeerd met matige/ernstige parodontitis of milde/geen parodontitis. De TyG-index, systolische (SBP) en diastolische (DBP) bloeddruk werden geëvalueerd. De analyses werden daarna gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, geslacht, armoede-inkomensverhouding, etniciteit en roken. Daarnaast werden de obesitasstatus, hypertensie en dyslipidemie getest als effectmodificatoren.

Resultaten

De resultaten laten zien dat de TyG-index geassocieerd is met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis en 50% van het effect gemedieerd werd door SBP. Daarnaast is er een sterke associatie bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie vergeleken met personen die deze aandoeningen niet hebben. Opvallend was dat bij personen die antihypertensiva namen, de associatie voor een gedeelte verminderd werd.

Conclusie

Met name bij personen met cardiometabole aandoeningen zoals obesitas, hypertensie en dyslipidemie werd de TyG-index geassocieerd met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis.

Er werd aangetoond dat de associatie gedeeltelijk verklaard werd door de systolische bloeddruk.

Bron:
Journal of Periodontal Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Volgens een onderzoek gepubliceerd in BMC Oral Health is er een verband tussen chemicaliën die worden gebruikt om verbranding van elektronische apparaten en meubels te voorkomen en parodontitis.

Gebromeerde vlamvertragers

Gebromeerde vlamvertragers (BFR’s) zijn chemicaliën die worden gebruikt om verbranding te voorkomen of verspreiding van vuur te vertragen. Eerder uitgevoerde onderzoeken hebben laten zien dat BFR’s verstoring van hormonen en botmetabolisme, die in verband staan met parodontitis, kunnen veroorzaken. Mensen worden blootgesteld aan BFR’s door inademing van stof en lucht, inname van voedsel en huidcontact. Om de associatie tussen blootstelling aan BFR’s en parodontitis te onderzoeken is er een onderzoek bij volwassenen uitgevoerd.

Onderzoek

Gegevens afkomstig uit een programma voor het evalueren van de gezondheid, NHANES, zijn gebruikt om de associatie tussen twaalf verschillende serum-BFR’s en parodontitis te onderzoeken. De criteria om mee te doen aan het onderzoek waren dat de deelnemers 30 jaar of ouder moest zijn met volledige parodontale onderzoeksgegevens en met volledige serum-BFR-onderzoeksgegevens.

De sondeerdiepte en het klinische aanhechtingsniveau werden gemeten waarna de deelnemers werden ingedeeld in vier categorieën op basis van ernst van de parodontitis. In totaal werden gegevens van 3311 deelnemers gebruikt voor het onderzoek.

Resultaten

Om de associatie tussen de serumconcentraties van verschillende BFR’s en parodontitis te beoordelen werden univariabele logistieke analyses uitgevoerd. Serum BFR’s PBDE-47, PBDE-99 en PBDE-154 waren significant geassocieerd met parodontitis. Daarnaast waren deze drie BFR’s ook significant geassocieerd met de ernst van parodontitis.

Conclusie

Er is een associatie tussen specifieke BFR’s en parodontitis, en de ernst hiervan. Er zijn echter uitgebreide studies nodig om het effect op grotere schaal te onderzoeken en de resultaten te bevestigen.

Bron:
BMC Oral Health  

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Richtlijn

Uitnodiging landelijke commentaarronde JGZ-richtlijn Mondzorg

Er is een nieuwe richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg: de JGZ-richtlijn Mondzorg. Het is belangrijk dat die goed aansluit op de JGZ-praktijk!
Het NCJ en TNO nodigen je daarom uit om feedback te geven op het concept van deze richtlijn. Dit kan tot en met 12 februari a.s.

Hoe geef je commentaar?

De concept richtlijn staat in een beschermde omgeving van de richtlijnen website. Via www.feedback.jgzrichtlijnen.nl kun je je registreren. Als je een account hebt aangemaakt, krijg je toegang tot de richtlijn.
Via dit digitale commentaarformulieren kun je feedback geven. Je vindt deze hieronder en op de introductiepagina. De richtlijnontwikkelaar is vooral benieuwd naar:
• Is de richtlijntekst voldoende concreet en helder?
• Is de richtlijn praktisch uitvoerbaar?
• Staan er onjuistheden in de tekst?

Stuur per module het digitale commentaarformulier uiterlijk 12 februari terug volgens de instructies op het formulier.

Commentaarformulieren:

Kennismodule
Preventie
Samenwerken

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
NVM-mondhygiënisten overhandigt petitie aan de Tweede Kamer

NVM-mondhygiënisten overhandigt petitie aan de Tweede Kamer: Volgende stap verlenen zelfstandige bevoegdheid mondhygiënisten

Op 14 januari biedt de voorzitter van NVM-mondhygiënisten de petitie “Laat mondhygiënisten doen waarvoor ze opgeleid zijn” aan de voorzitter en leden van de commissie VWS van de Tweede Kamer aan. Met een brede meerderheid in de Tweede Kamer is de motie Rikkers-Oosterkamp/Thielen aangenomen. Deze motie houdt in dat de Tweede Kamer het ministerie van VWS oproept om een opdracht te geven aan het Zorginstituut Nederland om het beroep mondhygiënist te toetsen voor regulering in het zware regime van de Wet BIG.

“Mooi dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met de motie in het belang van de preventie mondzorg, maar we zijn er nog niet. Boven het hoofd van de geregistreerde-mondhygiënist hangt op 1 juli 2025 nog steeds het zwaard van Damocles van 1 juli 2025. Dan stopt formeel de looptijd van het experiment en is er nog steeds geen duidelijkheid voor patiënten, collega mondzorgverleners en de mondhygiënisten zelf. Het kan toch niet zo zijn dat er nog geen formeel besluit is genomen en de bevoegdheid van de geregistreerd-mondhygiënist afloopt? Zo lang er geen formele uitspraak ligt is het onwenselijk en zeer verwarrend om de verworven bevoegdheden wellicht tijdelijk te beëindigen,” aldus Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten.

Petitie door leden

Juist de verontwaardiging over dit besluit heeft één van de leden van NVM-mondhygiënisten gemotiveerd om een petitie te starten, die reeds meer dan 4000 maal ondertekend is door een brede achterban van mondhygiënisten en collega-mondzorgverleners. Kamle Mantel, mondhygiënist uit Groningen: “Met het Experiment Tijdelijke Zelfstandige Bevoegdheid Mondhygiënisten kregen wij de kans om onze bekwaamheid te bewijzen. Dat is met vlag en wimpel geslaagd! Nu wordt het experiment ingetrokken, daar zijn wij het absoluut niet mee eens.” Hiermee vertolkt ze het geluid van onze achterban en heeft Kamle Mantel onze leden en vele anderen op sleeptouw genomen, om deze petitie te ondertekenen.

 

 

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Zirconia implantaten hebben een wisselvallige staat van dienst opgebouwd toen de techniek nog in de kinderschoenen stond. Inmiddels is er genoeg literatuur om voorzichtig te kunnen stellen dat zirconia vergelijkbare succespercentages heeft als titanium. Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk tijdens het symposium Société Céramique.

De chemische en fysische eigenschappen van zirconia

Zirconia (ZrO₂), ontstaan door oxidatie van zirkonium en transformeert daarbij van een amorfe naar een kristallijne structuur met een repeterend kristalrooster dat elektronenmobiliteit blokkeert. Dit maakt het een traag reactieve stof (chemisch inert). Deze structuur biedt unieke voordelen, zoals zeer hoge stijfheid en hardheid. Het heeft ook nadelen, zoals een lagere buigsterkte (in vergelijking met titanium). Zirconia komt in 3 varianten van kristalroosters voor (iso-morfisme), afhankelijk van de omgevingstemperatuur. De tetragonale fase is het kristalrooster waarin het goed bruikbaar is als implantaatmateriaal. Bij kamertemperatuur komt het in de monokliene fase.

Fig 1: Kristalstructuren van ZrO₂: a kubisch, b tetragonaal en c monoklien. Rode en blauwe bollen corresponderen respectievelijk met zuurstof- en zirkoniumatomen

Bij beschadiging treedt een bijzonder mechanisme op: een transformatie naar de monokliene fase, waarbij de hierbij optredende volumetoename kleine scheurtjes spontaan opvult (zelf reparerende eigenschap). Het micromechanisch verruwen van het oppervlak door etsen of zandstralen, nodig voor een goede osseointegratie, veroorzaakt een zelfde proces van kleine beschadigingen over het gehele oppervlak, waarbij dit sterker wordt door het optreden van de geringe uniforme volumetoename (transformation toughening ). Dit draagt bij aan de breukweerstand. Daarentegen brengt spontane biodegradatie (transformatie naar de monokliene fase) nadelen met zich mee, zoals oppervlakteporositeiten. Deze porositeiten verzwakken het materiaal en dragen in lichte mate bij aan verkleuringen en plaque-adhesie. Door yttrium toe te voegen, wordt zirconia gestabiliseerd in de tetragonale fase, hetgeen essentieel is voor het behoud op de lange termijn van de sterkte en duurzaamheid.

Ontwikkeling en innovatie

Sinds de marktintroductie in 2004 hebben zirconia-implantaten een turbulente ontwikkeling doorgemaakt. De eerste generatie, bestaande uit one-piece systemen, kende problemen, zoals de genoemde spontane fase degradatie en biologische degradatie. In 2012 is zirconia opnieuw geïntroduceerd, met verbeterde eigenschappen dankzij stabilisatoren en geavanceerde nabewerkingen zoals oppervlakteruwing met een optimale SA-waarde. De huidige generatie biedt potentieel superieure eigenschappen vergeleken met titanium, hoewel de ontwikkeling van titanium (gedurende de afgelopen 45 jaar) ver voorloopt op de 12 jaar ontwikkeling die zirconia heeft doorlopen.

Prothetische mogelijkheden

Bij zirconia zijn er diverse opties voor schroeven en abutments. PEEK-carbon schroeven bieden een metaalvrij alternatief, maar beschadigen gemakkelijk in het gebruik. Veel systemen gebruiken titanium abutmentschroeven. Zirconia-schroeven hebben een lagere breuksterkte het voordeel metaalvrij te zijn. Mits toegepast in het juiste connectietype hoeft de breuksterkte van zirconia abutmentschroeven geen probleem te zijn. Healing abutments kunnen worden vervaardigd uit PEEK, zirconia of van bijvoorbeeld composiet bij een customized abutment. Na inslijpen van zirconia is zeer zorgvuldig polijsten cruciaal om spanningspunten te minimaliseren en chipping te voorkomen. Ook de plaats van het schroefgat kan een rol spelen bij deze prothetische complicatie.

Weke delen integratie

Een belangrijk voordeel van zirconia is de verminderde plaque-adhesie, dankzij het gladde oppervlak. Dit resulteert in betere gingivale microcirculatie, minder infiltraten in de peri-implantaire weefsels en een lagere kans op recessie bij de cervicale botfenestratie. Deze eigenschappen maken zirconia aantrekkelijk voor esthetische zones.

Complicaties en risico’s

Hoewel titanium en zirconia vrijwel dezelfde biologische spelregels volgen, zoals osseointegratie en immuunreacties, zijn er verschillen in fysische eigenschappen. Bio-tribocorrosie, een fenomeen waarbij door corroderen aan het oppervlak of door wrijving tussen metalen oppervlakken (implantaat-abutment interface) micro- en nanopartikels vrijkomen is mogelijk een proces dat weefselschade kan veroorzaken rond titanium implantaten. Deze minuscule deeltjes veroorzaken met hun vrije radicalen oxidatieve stress en kunnen zo via een aspecifieke immunologische cascade onder andere een verhoogde osteoclastactiviteit induceren. Alhoewel inmiddels in een studie is aangetoond dat ook rond zirconia implantaten soms kleine partikels kunnen voorkomen, is het onduidelijk in hoeverre dit oxidatieve stress en weefselschade kan veroorzaken. Aangezien in studies werd geconstateerd dat zirconia geen spontane corrosie ontstaat in de loop der tijd en gezien het feit dat het vrijkomen van partikels door wrijving (tussen oppervlak van implantaat en abutment) in het uiterst harde zirconia veel minder aannemelijk is, lijkt het vrijkomen van nanopartikels bij zirconia implantaten in veel geringere mate op te treden.
In ieder geval worden voor verschillende zirconia implantaten vergelijkbare succespercentages als titanium-implantaten gevonden in de meerderheid van de studies (follow-up tussen de 2 en 9 jaar), alhoewel nog lang niet alle implantaatsystemen op deze manier zijn onderzocht. Vooral van de twee-fase systemen ontbreken nog de langetermijn onderzoeksresultaten.

Klinisch voorbeeld

Bij een 54-jarige patiënte met een diasteem regio 16 en een beperkte bothoogte onder de sinus en dunne gingiva, werd gekozen voor een zirconia tweefase implantaat (Z5 Bonelevel). Dit implantaat werd subcrestaal geplaatst met een simultane klassieke sinuslift met een botsubstituut. Na zes maanden werd een full zirconia kroon met een zirconia schroef geplaatst. Deze aanpak respecteerde de wens van de patiënt om met één chirurgische zitting een metaalvrije oplossing te krijgen, zonder aanvullende autologe bot- of weefselgrafts.

Overwegingen bij de implementatie van zirconia

Momenteel is er beperkte evidence voor het specifiek indiceren van zirconia implantaten. De indicatie wordt doorgaans gesteld op basis van de visie van de behandelaar en- of de voorkeur van de patiënt. De patiënt speelt vaak een centrale rol bij de indicatiestelling.

Behandelaren die overwegen om zirconia-implantaten toe te passen, moeten zich eerst afvragen of een 1-fase of 2-fase systeem hun voorkeur geniet. Verder is het belangrijk om de afwijkende spelregels te begrijpen. Dit omvat bijvoorbeeld de subtiele verschillen tussen bonelevel en tissuelevel plaatsing bij verschillende 2-fase implantaten, het omslijpen en cementeren bij de 1-fase optie en een mogelijk veel hogere inkoopprijs. De keuze tussen titanium en zirconia is naast het stellen van de individuele indicatie, vooral ook een kwestie van de positionering binnen de praktijkvoering en de communicatie naar patiënten. Wordt zirconia actief uitgedragen of alleen passief geïndiceerd? Zal het titanium ooit vervangen of krijgt het een sterke positie als alternatieve behandeloptie?

Bij neutrale vraagstelling kiezen patiënten 3,5 keer vaker voor zirconia!

Afsluiting

Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een belangrijke technologische stap in de implantologie. Wouter Kalk benadrukt dat hoewel zirconia veelbelovend is en het duidelijke voordelen lijkt te bieden, het titanium nog niet direct zal vervangen, maar voorlopig eerder complementair is. De voortdurende ontwikkeling van zirconia belooft een veelbelovende toekomst voor metaalvrije oplossingen in tandheelkunde.

Dr. Wouter Kalk heeft (na de studies geneeskunde en tandheelkunde aan de RUG) in 2005 de specialisatie MKA in Groningen afgerond. In 2001 is hij gepromoveerd op het syndroom van Sjögren. Sinds 2005 is hij erkend NVOI-implantoloog. Begin 2006 heeft hij zich gevestigd in het Tjongerschans ziekenhuis te Heerenveen. Vanaf 2010 werkt hij nauw samen met zeer ervaren tandarts-prothetisten in het ‘Centrum Bijzondere Implantologie en reconstructieve tandheelkunde’ te Heerenveen. Hij was betrokken bij het tot stand komen van de richtlijn voor peri-implantaire infecties (ROC KiMo) en bij de implementatie van deze richtlijn. Hij is sinds 2005 medisch adviseur bij de Nederlandse Vereniging voor Sjögren Patiënten (NVSP). Sinds 2019 is hij bestuurslid bij de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI), sinds 2020 is hij (hoofd)redacteur van het NVOI Bulletin en sinds december 2023 voorzitter van de NVOI.

 

Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Thema A-Z
Energydranken veroorzaken crisis voor mondgezondheid

Sporttandheelkunde: Welke sportdrank is wel goed? Wat zegt speeksel over sportprestaties? En hoe heeft ademhaling invloed?

Sport en tandheelkunde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; sport kan van invloed zijn op de mondgezondheid en omgekeerd kan het gebit de geleverde sportprestaties weer beïnvloeden.
Het congres Sporttandheelkunde van ACTA ging hier uitgebreid op in. Verslagen van de lezingen van Debby van Etten-Roem, voedings- en beweegcoach en diëtist i.o., dr. Sergio Bizzarro, universitair hoofddocent sectie parodontologie en fysioloog prof. dr. Maria Hopman.

Wat heeft een sporter nodig qua koolhydraten?

Debby Etten-van Roem nam ons mee in het onderwerp voeding en de mondgezondheid van sporters. Wat heeft een sporter nodig qua koolhydraten? Stel we hebben een sportende man van 75 kilo. Hij heeft gemiddeld 10g koolhydraten per kilo lichaamsgewicht nodig. Dus hij zal 750 gram koolhydraten per dag moeten eten. Dat verdeelt hij gedurende de hele dag. Hij start daarmee in de ochtend voor de fysieke activiteit maar ook na de activiteit zal hij de glycogeenvoorraad weer moeten aanvullen. Dat is best veel. Kijken we naar in de trends in gebruik van sportvoeding bij de topsporter dan blijkt uit onderzoek dan 59% energiebars consumeert en ongeveer 70% maakt gebruik van energiegels. In een zakje energiegels zit ongeveer 25 gram koolhydraten. Dit is van negatieve invloed op de mondgezondheid.

Tijdens de inspanning gebruiken de duursporters 30-60 gram koolhydraten. Het kan zijn dat iemand twee zakjes energiegel per uur tot zich neemt. Die gel blijft op de tanden plakken. Zeker als iemand een mondbeschermer draagt dan blijft dat erin hangen. Misschien is het advies om na het consumeren van zo’n gel even een slok water te nemen om het weg te spoelen.

Gepersonaliseerde voeding

Wat we verder zien in de trends is gepersonaliseerde voeding op basis van de trainingsintensiteit, naast het gewicht dat iemand heeft.

Wat is het verschil tussen energiedrank en sportdrank?

In hypotone drank, zoals sommige hypotone AA-drankjes, zit minder opgeloste deeltjes koolhydraten dan dat wij in ons bloed hebben. Dit is onder de 40 gram. Dat betekent dat we hiermee alleen het vochtverlies kunnen aanvullen.

Als we kijken naar de isotone drank dan zitten evenveel deeltjes in opgelost als dat we in ons bloed hebben. Er zitten 40-60 gram koolhydraten in. Dat kunnen we gelijkmatig opnemen en dat is dus goed voor het herstellen van het vocht maar ook zeker voor het herstel van de koolhydraten. Als we kijken naar de hypertone drank dan zijn de opgeloste deeltjes veel hoger dan wij in het bloed hebben. Hier zit meer dan 80 gram koolhydraten in. Dat betekent dat het in het lichaam eerst verdunt moet worden, hierdoor kan vertraagde maaglediging ontstaan en kan leiden tot buikklachten zoals diarree. De hypertone drank is de welbekende oranje AA maar ook een glas sinaasappelsap is hypertoon. Deze kun je onder de energydranken plaatsen. Het is dus vergelijkbaar met RedBull en Monster.

Als een advies kan je je patiënten vertellen dat voor een activiteit, die niet langer dan 90 minuten duurt, een flesje water voldoende is. Daar hoef je dus zeker geen sportdrank te adviseren.

Energy Gum van Marc Tuitert

Nog een trend is de Energy Gum van Marc Tuitert. Deze bevat 40-80mg cafeïne, xylitol en vitamine B. De B-vitamines in Energy Gum worden tijdens het kauwen snel opgenomen via het mondslijmvlies, wat directe werking mogelijk maakt. De rest wordt verder opgenomen via de maag en darmen, voor een efficiënte energieboost. Als iemand al veel koffie drinkt, is dit wel iets om mee rekening te houden.

Koolhydraten stapelen

Iemand die wedstrijden gaat doen, moet koolhydraten gaan stapelen. Op dagen dat men niet traint, kan de koolhydraat inname iets omlaag en kan er meer focus liggen op de inname van eiwitten en vezels. Daarnaast is structuur essentieel: zorg dat men vaste eetmomenten plant. Zorg dat het goed gepland is zodat er minder snaaimomenten ontstaan. Rond de 6 eetmomenten zijn voor intensieve sporters ook voldoende. Voeding zou daarbij niet alleen moeten gaan over vulling. Het moet daadwerkelijk iets voor iemand doen. Dus volwaardige producten.

Heeft iemand hulp nodig in de begeleiding? Stuur hem dan naar de diëtist.

Speeksel

Sergio Bizzarro nam het stokje in deze sprekersestafette over en vertelde vooral veel over speeksel. Speeksel bezit verschillende markers (bijvoorbeeld cortisol, eiwitconcentratie, amylase) die informatie zouden kunnen bieden over hoe het nu gaat met de sporter. Maar speeksel kent ook nadelen. Zo is het instabiel en kan het speeksel er op verschillende tijdstippen van de dag of per seizoen anders uitzien. Speeksel kan op verschillende manieren afgenomen worden. Wat een eenvoudige manier is om speeksel te verzamelen van de sporter is via de mondbeschermer. Dit kan dan voor, tijdens en na de training afgenomen en onderzocht worden. Zo kan gezien worden in hoeverre een sporter bijvoorbeeld gestrest is. De mate van stress die een sporter ervaart kan belangrijk zijn om overtrainen te voorkomen.

Groeien

Uiteraard is het de bedoeling dat een sporter groeit tussen de training en de prestatie. Training is in wezen een overbelasting van je spieren. Daarna is er een periode van rust zodat de spieren zich herstellen en dus groeien. Als dit goed loopt dan duurt dit proces 2 à 3 dagen, vanaf het moment dat het lichaam wordt overbelast tot het moment dat het lichaam weer opnieuw start. Zo bouwt men steeds meer op. Bij functional overreaching wordt het lichaam meer belast en duurt herstel 4-7 dagen. Dat is positief want het levert opbouw van je prestaties op. Dat is wel een lastige grens want als er te veel getraind wordt en er te veel overbelasting is, dan treedt er non-functional overreaching op. Dan verkrijgt men juist een daling in de prestaties. Als men dan blijft trainen, wordt het enkel erger. Het herstel duurt meestal 2-4 weken tot volledig herstel maar als men hier niet goed op let raakt men in het overtrainingssyndroom. Het duurt dan langer dan een maand om te herstellen. Bijna een derde van de sporters heeft dit ervaren. Het is een nachtmerrie want het is een heel complex syndroom: het is niet enkel fysieke maar ook mentale overbelasting. De stress die een topsporter opbouwt, is enorm want bijvoorbeeld een sporter die mee gaat doen aan de olympische spelen leeft zijn hele leven naar dat ene moment.

Overtrainen

Hoe wordt overtrainen nu herkend? Het is heel lastig. Door vragenlijsten af te nemen en uitgebreid fysiek onderzoek te doen kan het getackeld worden. Ook kan hierbij de oorzaak in beeld worden gebracht. Er worden verschillende testen gedaan zoals bloedtest, urinetest, zweettest, ademtest en door middel van wearables wordt er ook onderzoek gedaan.

Speeksel

Ook kan er speeksel worden afgenomen. Wij zijn natuurlijk dagelijks bezig met speeksel maar vaak niet heel specifiek terwijl het wel heel belangrijk is. Speeksel is heel belangrijk in de functie en bescherming van het gebit. Speeksel is het goud in onze mond. Het is een reservoir van informatie over onze mondgezondheid en algehele gezondheid.

Het sympathisch en parasympatische zenuwstelsel hebben beide effect op het speeksel. Het effect van sport is sympathisch, de parotisspeekselklier wordt hierdoor vooral geactiveerd waardoor er meer speeksel wordt geproduceerd. Het totaal aantal eiwitten die worden geproduceerd kan daarom als marker worden gebruikt. Door de eiwitten in het speeksel te bekijken, verkrijgen we informatie over hoe actief het sympathisch systeem is. Het parasympatisch zenuwstelsel komt op gang als we in rust zijn. Door te bekijken hoeveel koolhydraten in het speeksel aanwezig zijn, wordt aangegeven in hoeverre het parasympatisch zenuwstelsel actief is. Door het geheel van eiwitten en koolhydraten in het speeksel te bekijken, zouden we een indruk van de mate van inspanning kunnen krijgen.

Nadelige effecten van sport

Sport heeft goed effect op je lichaam maar het kan ook nadelige effecten hebben. Bij sporten heb je een drogere mond door mondademhaling. Dit weerspreekt de eerdere uitspraak dat bij activatie van het sympathisch systeem het speeksel toeneemt. Dat betekent dat er tijdens sporten tijdelijk een verminderde bescherming van het speeksel is. Speeksel is wel heel belangrijk tegen infecties in de mond. Mogelijk is tijdens het sporten de productie van Immunoglobuline A ook verminderd. Deze is belangrijk tegen luchtweginfecties. Luchtweginfecties komen veel voor bij sporters, zeker in de winter en in de lente. Blijkbaar heeft het hiermee te maken.

In de toekomst zou speekselafname dus beter inzicht kunnen geven in hoe het met de sporter gaat. Zo kunnen overtrainen en mondproblemen tijdig worden voorkomen zodat de sportprestatie niet negatief beïnvloed wordt.

Ademhaling en sportprestaties

Prof. dr. Maria Hopman boeide ons met het onderwerp ademhaling en sportprestaties. Allereerst kregen we een uitleg over het belang van ATP voor de spieren. Zonder energie kan de spier niet zijn werk doen, dus vinden er geen contracties plaats. Dus er zijn suikers nodig en er is zuurstof nodig. Voordat de zuurstof in de spier is, is ademhaling nodig. CO2 is de trigger om (dieper) adem te halen. CO2 stijgt door verbranding in de spier en komt in het bloed,het lichaam wil de CO2 en de pH stabiel wil houden. Het slagvolume en de hartfrequentie gaan bij inspanning ook omhoog zodat er meer bloed en zuurstof naar de spier gaat. Op het moment dat je gaat sporten gaat er minder bloed naar je maag-darmsysteem. Het is daarom niet handig om direct na een flinke maaltijd te gaan sporten. Mechanisch zit het eten in de weg maar ook vanwege de herverdeling in je bloed. Je parasympatisch systeem moet dan eerst aan de slag.

Bij topsporters zit vaak in de overgang hart-longen een beperking. Want het hart-minuutvolume is bij topsporters vaak zo hoog dat de contacttijd met de longen te kort is voor een goede gasuitwisseling. Er komt dus onvoldoende zuurstof in het bloed terecht door de hoge snelheid van de bloedstroming. Bij meer melkzuur in de circulatie neemt de ademhaling verder toe. Melkzuur verhoogt via de bicarbonaatbuffere het CO2.

Mondademhaling

Bij inspanning wordt er steeds meer door de mond geademd. Terwijl neusademhaling vele voordelen heeft en dit de ademhalingsspieren en het diafragma traint. Ook de CO2 regulatie verloopt beter bij neusademhaling. Mondademhaling leidt tot drogere mond, mondproblemen en luchtweginfecties. Toch schakelen we allemaal over bij bepaalde fysieke inspanning op mondademhaling omdat dit makkelijker gaat. Zou dan een neusstrip soelaas bieden? De neusstip had helaas geen effect op de ervaren vermoeidheid. De mondtape heeft wel potentie. Door hiermee te trainen, zou je de ademhalingsspieren trainen en uiteindelijk makkelijker door de neus kunnen ademhalen. Maar het is eigenlijk te onbekend. Het scheelt in elk geval snurken en apneu in de nacht.

Debby van Etten-Roem is een leefstijlcoach / voedings- en beweegcoach en diëtist i.o. Inmiddels 4e jaar student Voeding en Diëtetiek.

Dr. Sergio Bizzarro is universitair hoofddocent bij de sectie parodontologie van het ACTA. Hij kreeg zijn erkenning als parodontoloog NVvP in 2005 en is in 2015 gepromoveerd op het gebied van de behandeling en diagnostiek van parodontitis en de relatie met de algehele gezondheid. Sergio Bizzarro verzorgt onderwijs aan zowel de tandheelkundige opleiding als aan de post-academisch opleiding in Oral Health Sciences aan het ACTA. Daarnaast is hij ook werkzaam op de verwijspraktijk voor parodontologie en implantologie in Almere.

Fysioloog prof. dr. Maria Hopman doet onderzoek naar het verband tussen activiteit, inactiviteit en het ontstaan van chronische ziekten. Ze voert dit onderzoek uit over de hele breedte van de integratieve fysiologie, van humaan in vivo tot genniveau. Onderzoeksresultaten zullen bijdragen aan een betere preventie van chronische ziekten en inzicht bieden in de mechanismen die eraan ten grondslag liggen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van de lezing van Debby van Etten-Roem, dr. Sergio Bizarro en prof. dr. Maria Hopman tijdens het congres Sporttandheelkunde van ACTA Dental Education

Bekijk ook:

ACTA congres: Persoonlijk leiderschap in de Mondzorg

Tijdens dit congres op 24 mei behandelen we essentiële onderwerpen zoals het doorbreken van terugkerende patronen in zowel professionele als persoonlijke contexten, het vinden van balans tussen specialisatie en een bevredigend werkleven en het belang van zelfbewustzijn bij besluitvorming. We verkennen hoe het aangeven van grenzen cruciaal is voor probleemoplossing en hoe zingeving bijdraagt aan een duurzame carrière.
Lees meer over ACTA congres: Persoonlijk leiderschap in de Mondzorg

Lees meer over: Sporttandheelkunde, Thema A-Z
Tuchtrechter

De impact van echtscheidingen, ook op de mondgezondheid

Misschien niet het eerste onderwerp waar je als mondzorgverlener aan denkt. Toch zal je ongetwijfeld het geval hebben meegemaakt dat een ouder in het bijzijn van een kind kwaadspreekt over de ex. Dat deze bijvoorbeeld geheel verantwoordelijk is voor het slechte gebit van het kind. Ook zal je meemaken dat in geval van een scheiding het gebit van deze ex-partner(s) en kinderen er niet bepaald florissant bijstaan door stress en dat er zelfs sprake kan zijn van zelfverwaarlozing door depressieve gevoelens. Sommige mensen zullen hun hart bij je uitstorten en ook de kinderen kunnen hard zijn over een van de ouders of juist niet willen praten. Wat je hiermee wel en niet mee moet, werd duidelijk bij het symposium Complexe omgangsrelaties na echtscheiding. Lees het verslag hieronder.

Zowel ouders als kinderen zijn de dupe tijdens scheidingen. Natuurlijk wil je als ouders de kinderen zo min mogelijk belasten maar ze worden weldegelijk hierdoor beïnvloedt. Zelfs volwassen kinderen.

Hoe blijf je bij elkaar?

Het geheim is dat je samensmelt en tegelijkertijd opkomt voor jezelf zodat je jezelf niet verliest. Hierom is het conflict aangaan belangrijk en dat is lastig als je een conflictvermijder bent omdat je hebt geleerd dat ruzie maken slecht is. Als je niet uitspreekt wat er daadwerkelijk aan de hand is dan kan het misgaan. Zo kan een man denken dat hij het nooit goed doet als zijn echtgenoot aan de lopende band loopt te klagen, maar dit nooit ter sprake brengen. Ex-partners hebben daarom vaak een hele andere kijk op dezelfde situatie.

Impact scheiding

Bij negatieve levensgebeurtenissen wordt het stresssysteem geactiveerd. Een scheiding wordt als een verlies ervaren. Niet alleen een verlies van elkaar maar ook van de woning, vrienden, familie en kennissen. Dus het vormt een risico voor het welzijn van alle betrokkenen. Gescheiden mensen doen vaker beroep op professionele hulp dan mensen in stabiele relatie. Gescheiden ouders functioneren minder optimaal en er is vaak sprake van een lagere kwaliteit kind-ouder relatie. Er is minder warmte, de ouders zijn kortaf en het kan ook zijn dat ze de teugels laten vieren tot ergernis van de andere ouder.

Gedrag van het kind

Kinderen die betrokken zijn maken zich zorgen en kunnen angstig zijn. Ze kunnen het gevoel krijgen dat ze onzichtbaar zijn doordat de ouders zoveel moeten regelen of ze worden juist teveel betrokken. Ook zijn er sterke loyaliteit issues; kan ik wel vertellen dat het leuk was bij de ene ouder als ik bij de andere ouder ben? Ze denken ook vaak dat de scheiding hun schuld is. Het is vaak terug te vinden in het gedrag van het kind. Er kan sprake zijn van internalisatie, angstig zijn, zich terugtrekken, depressiviteit of juist druk gedrag. Kinderen kunnen ogenschijnlijk rustig zijn maar er kan veel in hen omgaan en uiteindelijk kan dit leiden tot het krijgen van psychosomatische klachten. Als je ziet dat je ouders ruzie krijgen en uit elkaar gaan word je bang om bij leeftijdsgenoten voor jezelf op te komen. Het kan consequenties hebben voor het zelfbeeld en zelfvertrouwen. Dit kan tot diep in het latere leven uitwerking hebben.

Bescherming van de ouder

De preventie rondom de impact van conflicten en scheidingen is dus hard nodig. Preventie is zorgen dat men leert omgaan met de situatie. Conflicten vormen risico voor het kind en contact met de ouders kan juist beschermend werken. Of dit succesvol is, hangt af van in hoeverre ouders een stabiele en veilige situatie kunnen aanbieden. Kinderen moeten zich emotioneel veilig voelen en kinderen die vaak blootgesteld worden aan vijandigheid en agressie tussen ouders hebben dat een stuk minder. Dus het is niet per definitie de scheiding die van alles kan veroorzaken maar het gevoel van onveiligheid. Niet alleen de mate maar ook de vorm van het conflict telt mee. Hierbij maken we onderscheid tussen een destructief en constructief conflict. Een constructief conflict is een conflict waarbij een goede en positieve, productieve oplossing wordt gevonden. Hierbij is er sprake van affectie en luistert men goed naar elkaar. Bij een destructief conflict is er sprake van kritiek op elkaar leveren, elkaar bedreigen en beledigen, vijandig zijn, zich terugtrekken en de ander negeren. Constructief is niet schadelijk en destructief wel. Een kind doet het beter bij (gescheiden) samenwerkende ouders waarbij zorgtaken en verantwoordelijkheden in samenspraak goed verdeeld. Het is dus heel belangrijk dat de ouders psycho-educatie en ondersteuning krijgen bij scheiding. Dit is in Nederland nog volop in ontwikkeling. De scheidingsatlas is daar een voorbeeld van. Er zijn scheidingsloketten waar ouders naar verwezen kunnen worden door de mondzorgverlener. Verborgen conflicten zijn helaas lastig in beeld te brengen. De triagelijsten en methodes zijn hiervoor nog in ontwikkeling.

Waarom ontstaat er vijandigheid?

Als de scheiding van een kant komt dan voelen mensen direct gevaar. Die partner blijkt een verborgen wereld te hebben gehad. Je gaat dan in de verdediging. Je herkent je partner niet meer en je weet niet meer waar je op kunt vertrouwen. Als een partner iemand boven jou heeft verkozen dan ga je echt niet meer kwetsbaar tegenover diegene zijn. Dan zijn er wraakgevoelens. Het stresssysteem gaat aan en dat leidt tot vechten, vluchten en/of bevriezen. Voor dit verlies stellen we iemand verantwoordelijk. Seksuele ontrouw is hierin een hele bekende. Je hebt de afspraak dat je daar met je partner uniek in bent. Als iemand anders wordt ingebracht in deze intieme relatie dan slaan alle stoppen door. Een scheiding brengt met zich mee dat men elkaar letterlijk op afstand gaat houden. Dat kan enkel door alles wat positief was als negatief te gaan bestempelen. Anders blijf je van iemand houden en wil je nog voortdurend bij diegene zijn. Hiermee doe je jezelf pijn als de ander je duidelijk niet meer wil.

Om uit deze nare situatie te komen waar kinderen de dupe van worden moet men terug gaan naar hoe het conflict ontstaan is. Dus voordat de ontrouw optrad, wat speelde er? Vaak is dit toch de komst van kinderen. Hierdoor ontstaat er minder tijd voor elkaar, zeker in de intieme sfeer. Alleen om dit te construeren kan men de stress gaan managen. Het brein wil het oplossen. Hoe kan je rustig blijven? Hoe langer die reactie voortduurt hoe meer ingesleten het wordt. We raken gewend om de schermen omhoog te gooien. Het is een patroon geworden. De window of tolerence wordt steeds kleiner bij aanhoudende stress. Door opgelopen trauma kan bij de minste of geringste trigger de hartslag omhoog gaan, het lichaam gaat trillen en maakt een agressieve indruk. Of de hartslag gaan omlaag en lijkt emotieloos of inactief. Het nadenken wordt afgesloten. De window of tolerence kan weer groter worden door te laten weten dat het veilig is, door te leren dat emoties normaal zijn en het niet altijd betekent dat er gevaar dreigt.

De oplossing

Kinderen hebben er baat bij als de ouders met elkaar leren te communiceren. Vaak ligt er onder al die emoties veel meer dan we kunnen waarnemen. Het is de bekende ijsberg die onder het water doorloopt. Pas als beide ouders kunnen uitspreken wat er zich onder het wateroppervlak afspeelt, is er een opening tot goede communicatie doordat er begrip ontstaat. Anders blijft het conflict in de lucht hangen en dit is waar de kinderen dan last van blijven houden. Als het conflict uit de lucht is, kunnen ouders weer constructief gaan samenwerken en hier dit is een stuk beter voor de kinderen maar ook voor de ouders zelf.

Ouderverstoting

Hierbij raakt de ouder de kinderen kwijt bij een scheiding. Het is een proces waarbij een kind in een situatie komt dat het moet onthechten van een ouder. De dynamiek die hierbij speelt, kan jokken zijn. Een ouder vormt coalitie met de kinderen ten koste van de andere ouder. De coalitievormende ouder jokt over de andere ouder waardoor het kind uiteindelijk voor de coalitievormende ouder zal kiezen. De loyaliteit van het kind wordt hierbij sterk beïnvloedt.

Parental strangement

Naast deze vorm is er ook parental strangement. Dan is er mishandeling door verwaarlozing en/of psychische mishandeling en is het kind niet veilig. Het kind heeft dan een gegronde reden om het contact stop te zetten. Bij mishandeling kan een kind a-typisch gedrag gaan vertonen. Dat betekent dat we aan het gedrag niet kunnen zien of het mishandeld is. Kinderen praten namelijk niet graag over de mishandeling en zijn bang dat je ze niet geloofd worden en bang dat ze zelf de oorzaak zijn. Het wordt dus verborgen gehouden. Misschien zijn ze ook bedreigd door de ouder en voelen zich zodoende niet veilig om er over te vertellen. Daarnaast houden ze ook van de andere ouder. Het is dus erg dubbel. Een kind dat echt onthecht is, vertoont wel a-typisch gedrag. Dit verschil is handig (hoe misplaatst deze term hierin ook is) in de situatie dat de coalitievormende ouder zegt dat er sprake is van mishandeling bij de andere ouder. Kinderen van een coalitievormende ouder die jokt over misbruik van de andere ouder, kunnen hoog van de toren blazen over deze vermeende misbruik terwijl kinderen die daadwerkelijk misbruikt worden dit liever stil houden.

Triangulatie en coalitie vormende ouder

Een ouder kan er een beetje bijhangen en er kan iets raars gebeuren in de hiërarchie. Het kind wordt als het ware in de positie gezet van de andere ouder. Dit noemen we triangulatie. Er is dan ook sprake van beïnvloeding van de loyaliteit, bewust of onbewust. Het gedrag van het kind is hierbij zeer typisch. We zien hierbij veel meldingen over de andere ouder en ook rechtzaken waarbij de ene ouder de andere ouder verwijt onveiligheid te bieden. De ouder communiceert aan het kind dat de andere ouder niet van het kind houdt. Het kind kan bang worden voor de andere ouder. De kinderen kunnen hele lelijke dingen zeggen over deze ouder en hele lelijke dingen gaan doen, zoals uitlokking. Het kind is heel zwart-wit over deze ouder en kan geen goede eigenschappen noemen van deze ouder. De coalitievormende ouder krijgt wel alle steun van het kind. Het kind voelt zich niet schuldig over het buitensluiten van de andere ouder want het wordt hiervoor beloond door de coalitievormende ouder. Deze kinderen worden vaak onhandelbaar.

Wat te doen?

Als zorgverlener kan je hierbij ingezogen worden en onbedoeld voor een van de ouders kiezen. Hier zullen we voor moeten waken. Op die manier word je namelijk onderdeel van het probleem. Probeer dit soort situaties dus te herkennen. Als zorgverlener heb je de taak om (te laten) onderzoeken wat er echt speelt zodat er een oplossing komt voor alle betrokkenen. Zoek dus actief de samenwerking hierbij op zodat zowel de kinderen als de ouders hun rust weer kunnen vinden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van het symposium Complexe omgangsrelaties na echtscheiding van SCEM

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Gamma-delta-T cellen beschermen tegen parodontitis

De uitdagingen bij parodontitis stadium IV patiënten

De EFP-richtlijn voor de behandeling van stadium IV-parodontitis patiënten, ontwikkeld in Spanje, is verschenen in 2022. De Nederlandse richtlijn voor parodontologie is anders dan de Europese richtlijn voor Parodontologie.  Monique Danser, parodontoloog en onderzoeker aan ACTA, vertelde in haar lezing tijdens het NVvP-congres over de belangrijkste uitdagingen bij Parodontitis stadium IV patiënten, zoals het hebben van een onvolledige dentitie, kauwproblemen en gebrekkige esthetiek. De samenwerking met de verschillende tandheelkundige disciplines en een goede samenwerking met de patiënt is hierbij essentieel.

De Nederlandse richtlijn voor Parodontologie

In Nederland is parodontitis onder te verdelen in 4 stadia. Naast deze 4 stadia wordt er gekeken naar de gradering, de mate van progressie op basis van leeftijd en de uitgebreidheid van parodontitis.

  • Stadium 1 = 2 mm botafbraak, 15% botafbraak
  • Stadium 2 = botafbraak tot 1/3e
  • Stadium 3 = botafbraak tot 2/3e deel
  • Stadium 4 = vergevorderde parodontitis, botafbraak tot in het apicale 1/3e deel

De Europese richtlijn voor parodontologie

De nieuwe EFP-richtlijn classificeert parodontitis op basis van de ernst van de afbraak, de uitgebreidheid en de complexiteit van de behandeling zoals pocketdiepte, type botverlies, mobiliteit, furcaties en aantal missende elementen.

Stadium IV van parodontitis wordt beschreven door de nieuwe EFP-richtlijn als vergevorderde parodontitis waarbij meerdere elementen verloren zijn gegaan en waarbij de verwachting is dat er in de toekomst nog meer elementen verloren gaan.

De criteria van de EFP voor stadium III en IV parodontitis

Bij stadium III en IV parodontitis is het klinische aanhechtingsverlies approximaal groter of gelijk aan 5 mm en röntgenologisch is er botverlies tot aan het 2/3e deel van de radix of meer. . Het verschil tussen deze stadia is dat er bij parodontitis stadium IV tenminste 5 elementen verloren zijn gegaan en bij stadium III 4 elementen. Stadium IV parodontitis patiënten zijn hele complexe patiënten om te behandelen met vaak veel botafbraak, verlies van elementen, occlusaal trauma en esthetische gevolgen. Bij parodontitis stadium IV is er de noodzaak om een functionele dentitie in stand te houden of te verkrijgen. . Verder is het een complexe behandeling waarbij meertal disciplines betrokken zijn.

Waarom parodontitis stadium IV behandelen?

De vraag die je kan stellen is waarom je parodontitis stadium IV zou  behandelen omdat er zo een complex herstel nodig is. Een simpelere  optie is ook  extraheren. Dit brengt vele nadelen met zich mee. Wanneer je elementen verliest word je edentaat en hierdoor krijg je verminderd kauwvermogen. Het dieet wordt minder goed, wat leidt tot het eten van meer koolhydraten en slechte vetten en heeft als gevolg een grotere kans op diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten waardoor het ook een impact heeft op de kwaliteit van leven. Deze daalt en de zorgkosten nemen toe.

Stadium IV parodontitis – waarom rehabilitatie?

Patiënten met stadium IV parodontitis hebben een grotere kans  in de toekomst meer elementen te verliezen. Op het moment dat je meerdere elementen verloren hebt door ernstige parodontitis is er kans op pathologische migratie en andere functionele klachten.

Prevalentie van parodontitis

Parodontitis is de meest voorkomende niet overdraagbare ontstekingsziekte. Tussen 1990 en 2019 is er een toename van 8,44% van de vorm ernstige parodontitis door groei van de bevolking en door de toename van het aantal ouderen. In Amerika is 4,5% van de bevolking edentaat en 10,3% heeft geen functionele dentitie, dit houdt in dat er minder dan 19 elementen in de mond aanwezig zijn. Ernstige parodontitis en cariës zijn oorzaak nummer 1 voor het aantal jaren invaliditeit en arbeidsongeschiktheid.

Doelen van de nieuwe EFP-richtlijn voor behandeling van stadium IV patiënten

  • Aanbevelingen geven voor de multidisciplinaire aanpak van stadium 4 parodontitis gebaseerd op evidence
  • Zoveel mogelijk verlies van elementen voorkomen
  • Verbeteren van algemene gezondheid en kwaliteit van leven

4 type patiënten in de richtlijn

  1. Hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma zonder element vervanging
  2. Pathologische migratie van elementen: orthodontie
  3. Partieel edentaat, waarbijt full-arch rehabilitatie nodig is
  4. Partieel edentaat, waarbij heel uitgebreid restauratief werk nodig is: tand of implantaat gedragen constructies

Stadium IV – multidisciplinaire aanpak

De behandeling van stadium IV parodontitis vereist een multicisciplinaire aanpak: voor orthodontie, het aanpassen van occlusie/splinten, rehabilitatie d.m.v. een brug, partiële prothese, implantaat of element gedragen constructies en parodontale nazorg.

Management van parodontale aandoeningen

Indien parodontale aandoeningen succesvol worden behandeld heeft het effect op algeheel welbevinden en de algehele gezondheid van de patiënt. De behandeling is levenslang en een op de patiënt afgestemd preventie- en zorgplan moet gemaakt worden.

De behandeling is opgebouwd uit de volgende vier stappen:

  1. Informeer patiënt over diagnose, prognose en behandelopties incl. lifestyle factoren
  2. Behandel oorzaak van parodontitis d.m.v. initiële parodontale behandeling
  3. Bij complexe gevallen is chirurgie nodig
  4. Nazorg

Prognose stadium IV-parodontitis

Naast de diagnose is ook de prognose belangrijk om door te nemen met de patiënt. Hierbij moet gedacht worden aan de parodontale eindresultaten op korte en lange termijn, de ervaring van de behandelaar, de restauratieve mogelijkheden, de positie in de kaak; 1 element of gehele dentitie, lokale factoren zoals furcaties en anatomische afwijkingen, financiën, compliance van de patiënt en gevoeligheid van de patiënt. Wanneer duidelijk aan de patiënt wordt verteld waarom hij parodontitis heeft , is de patiënt meer compliant.

Prognose geven voor elementen met een goede prognose is makkelijker dan voor elementen met een slechte prognose. Over het algemeen kan er een betrouwbare prognose gegeven worden  voor 5-6 jaar.

Prognose – verlies van elementen

De prognose hangt af van het stadium parodontitis en de graad. Hoe hoger het stadium (stadium I – IV)  hoe groter de kans is op verlies van elementen. Verder is een graad C parodontitis snel progressief en dit leidt ook tot een grotere kans op verlies van elementen. De uitgebreidheid van parodontitis maakt niet uit voor de prognose.

Personalized medicine

De behandeling van parodontitis is voor elke patiënt anders en hangt af van een aantal factoren zoals de gevoeligheid van de patiënt, modificeerbare en niet modificeerbare risicofactoren zoals roken en diabetes, de kans op terugkeren van parodontitis en de noodzaak van complexe rehabilitatie.

Uitgangspunten voor de patiënt voor het behandelen van parodontitis

  • De behandeling moet passen in het zorgdoel en zorgplan
  • De patiënt is gemotiveerd om de behandeling te ondergaan
  • Er zijn geen verhinderde beperkingen fysiek en medisch
  • De behandeling valt binnen de mogelijkheden van de patiënt
  • De patiënt moet het wensen

Conclusie

Een klein aantal patiënten krijgt te maken met verlies van elementen op de lange termijn en regelmatige nazorg is heel belangrijk om tandverlies tegen te gaan, er is niet één beste manier van nazorg. Het behandelen van stadium IV parodontitis is een teambenadering.

Dr. Monique Danser is afgestudeerd in 1988 en is sinds 1989 werkzaam bij de sectie parodontologie van het ACTA. Daarnaast is zij tot 2000 werkzaam geweest in de algemene praktijk. In 1996 promoveerde zij op het proefschrift “The prevalence of periodontal bacteria colonizing the oral mucous membranes”. Verder heeft zij onderzoek gedaan naar de effecten van spoeldranken, tandenborstels en tongpoetsen en heeft zij meerdere publicaties op haar naam staan.
Zij is sinds 2007 parodontoloog erkend door de NVvP en werkzaam in de stafkliniek Parodontologie van het ACTA. Van 2008
2015 is zij hoofd patiëntenzorg van de sectie Parodontologie geweest. Vanaf juli 2015 is zij 2 jaar interim voorzitter van de afdeling orthodontie van ACTA geweest. Na 7 jaar voorzitterschap van de NVvP (Nederlandse Vereniging voor Parodontologie) is zij nu penningmeester van de EFP (European Federation for Periodontology) Verder is zij profieldirecteur van de opleiding tot parodontoloog bij ACTA en van de post HBO parodontologie opleiding voor mondhygiënisten en interim voorzitter sectie Parodontologie van het ACTA. 

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Monique Danser tijdens het NVvP-congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Geneesmiddel voor de behandeling van aften in mond als gevolg van chemotherapie

Geneesmiddel voor de behandeling van aften in mond als gevolg van chemotherapie

Het Britse farmaceutische bedrijf Quest Pharm heeft samen met Aston University in Birmingham een medicijn ontwikkeld om aften in de mond te behandelen die worden veroorzaakt door een hoge dosis chemotherapie.

De oplosbare tablet

De aften veroorzaakt door chemotherapie zorgen ervoor dat eten en drinken oncomfortabel en pijnlijk is en dat patiënten zich ongemakkelijk voelen. De oplosbare tablet is de eerste in zijn soort en kan het beschadigde mondslijmvlies beschermen en tegelijkertijd het natuurlijke genezingsproces bevorderen. De tablet lost op bij contact met speeksel, hecht zich aan de binnenkant van de mond en laat slijm door. De tablet bevat natuurlijk producten die goedgekeurd zijn voor gebruik bij de mens waardoor de ontwikkeling wordt versneld.

Quest Pharm

Quest Pharm is een Brits farmaceutisch bedrijf dat medicijnen produceert in niche therapiegebieden zoals in dit geval ernstige mondzweren bij chemotherapiepatiënten. Het bedrijf focust zich met name op het ontwikkelen van medicijnen waarvoor geen geschikte goedgekeurde geneesmiddelen bestaan.

Bron:
Aston University

 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
samenwerken

Hoe verloopt de samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten? Vul de vragenlijst in

Dagelijks werken tandartsen en mondhygiënisten met elkaar samen. Dit kan fysiek in hetzelfde gebouw zijn of op afstand waar elk op een andere locatie werkt. Hoe ervaren zowel tandartsen als mondhygiënisten de samenwerking? Wij hebben een vragenlijst hierover gemaakt. Doe mee en vul de vragenlijst anoniem in!

 

 

Aan de hand van de totale uitkomsten schrijven wij een samenvatting hierover die je binnenkort op dentalinfo.nl kunt lezen.

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
Mondgezondheid van patiënten na een beroerte

Mondgezondheid van patiënten na een beroerte

Volgens een studie gepubliceerd in Gerodontology is er een verband tussen een hoge body mass index (BMI) in combinatie met een lage spiermassa en een slechte mondgezondheid bij oudere patiënten die een beroerte hebben gehad. Het onderzoek benadrukt het feit dat de tandheelkundige en algehele gezondheid aangepakt moet worden.

Verband

Volgens de auteurs is er een verband tussen een hoge body mass index, ook wel obesitas, en de mondgezondheid bij patiënten die een beroerte hebben gehad. Er zijn interventies die zich richten op activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en de kwaliteit van leven (QOL) om de mond- en algemene gezondheid van de patiënten te verbeteren.

Onderzoek

Tijdens het onderzoek naar een potentieel verband tussen lichaamssamenstelling en mondgezondheid werden 760 oudere volwassen patiënten opgenomen die na een beroerte een revalidatietraject ondergingen. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 71 jaar. Volgens de studie hadden 34 patiënten sarcopenische obesitas en werd de mondgezondheid beoordeeld met behulp van de herziene mondelinge beoordelingsgids (ROAG).

Resultaten

Uit het onderzoek is gebleken dat een verminderde gezondheid sterk verband houdt met sarcopenische obesitas. Volgens de auteurs zijn er verschillende mechanismen achter deze associatie zoals ontstekingen, verminderde fysieke activiteit en ondervoeding als gevolg van orale problemen die het kauwen en slikken belemmeren.

Conclusie

Er is een associatie tussen mondproblemen en sarcopenische obesitas na ene beroerte. De resultaten van het onderzoek laten zien dat de interventies die zich richten op mondgezondheid en sarcopenische obesitas betere resultaten opleveren dan wanneer er alleen op beide aandoeningen wordt gericht. Daarnaast is het aangeraden om in het revalidatieprogramma ook ADL en QOL aan te pakken.

Bron:
Gerodontology

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Tandontwikkeling in de baarmoeder onderzocht bij muizen

Tandontwikkeling in de baarmoeder onderzocht bij muizen

Uit een dierstudie gepubliceerd in Nature Cell Biology blijkt dat snijtanden zich ontwikkelen als gevolg van een opbouw van mechanische druk in het weefsel. Dit onderzoek kan leiden tot een beter inzicht in hoe geboorteafwijkingen ontstaan.

Embryonale ontwikkeling

Tijdens de embryonale ontwikkeling is de glazuurknoop, die gevormd wordt als gevolg van een opbouw van mechanische druk in het weefsel, erg belangrijk voor de groei en vorming van het tandglazuur. De glazuurknoop is het belangrijkste signaalcentrum voor de tandontwikkeling. Een menselijke foetus begint ongeveer zes weken na de zwangerschap tandvlees te vormen en na negen weken ontwikkelt de foetus knoppen waaruit de uiteindelijke tanden groeien.

Onderzoek

Om het proces van tandontwikkeling in een embryo te onderzoeken werden laboratoriumstudies uitgevoerd bij een muizenfoetus. Een muizenfoetus ontwikkelt zich namelijk op dezelfde manier als een mensen, maar in een veel kortere tijd. Tijdens de ontwikkeling van de glazuurknoop werden weefsels die de tandknop van de foetale muis bevatten verzameld om verschillende experimenten uit te voeren. De locatie van de cellen en de signalen die worden uitgezonden werden bestudeerd.

Resultaten

Uit het onderzoek is gebleken dat wanneer een tandknop gaat groeien en delen, deze een mechanische druk uitoefent in het midden van het weefsel. Rondom de plek waar de glazuurknoop zich vormt, liggen celkernen en filamenteuze actinevezels in een cirkelvormig patroon. De kracht leidt tot het stoppen met delen van deze cellen waardoor de glazuurknoop wordt gevormd. Volgens onderzoekers zorgt de celproliferatie voor stressaccumulatie in het weefsel waardoor omringende cellen zich mechanisch verzetten tegen deze spanning. Dit leidt uiteindelijk tot het ontstaan van een cirkelvormig patroon van de structurele en mechanische weefsels.

Conclusie

Er is meer onderzoek nodig om de specifieke mechanismen van de druk die ontstaat te begrijpen.

Bron:
Nature Cell Biology

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Onderzoek naar DNA-gel om tanden te vullen

Onderzoek naar DNA-gel om tanden te vullen

Onderzoekers aan de Tandheelkunde faculteit van de Universiteit van Toronto hebben onderzoek gedaan naar botregeneratie met behulp van DNA-nanotechnologie. Mogelijk kan deze technologie tanden herstellen waardoor de noodzaak van het vullen van gaatjes vermindert.

DNA-gel

Wanneer twee DNA-oplossingen met elkaar worden gemengd ontstaat er een DNA-gel. Tot nu toe hebben voorlopige studies laten zien dat het injecteren van DNA-gel kan zorgen voor het induceren van mineralen om bot te herstellen en botgenezing te bevorderen. Deze resultaten worden gebruikt om te bepalen of DNA-gel hetzelfde effect heeft op de tanden. Er wordt onderzocht of DNA-gel kan zorgen voor remineralisatie van dentine wanneer het wordt blootgesteld aan menselijke cellen en speeksel.

Toekomst

Op dit moment leiden materialen voor het vullen van tanden tot verzwakking van de tanden, in plaats van dat de tanden juist sterker worden gemaakt. Daarom zou het onderzoek veelbelovend zijn om dentine van de tand opnieuw op te bouwen. Daarnaast kan het gebruik van DNA mogelijk als regeneratief hulpmiddel worden gebruik en daarmee het aantal patiënten dat aanvullende invasieve tandheelkundige behandelingen nodig heeft beperken. Het uiteindelijke doel is om de DNA-gel te kunnen toepassen om meer genezing te bevorderen.

Bron:
University of Toronto

 

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
Verband tussen patiënten met scoliose en kaakgewrichtsklachten

Verband tussen patiënten met scoliose en kaakgewrichtsklachten

Patiënten met scoliose zijn vatbaarder voor temporomandibulaire dysfuncties (TMD’s). Een studie gepubliceerd in Clinical Radiology onderzocht met behulp van echografie of er een verband is tussen misvorming in de wervelkolom en het kaakgewricht (TMJ).

Patiënten met scoliose

Patiënten met scoliose kunnen vatbaarder zijn voor temporomandibulaire stoornissen (TMD’s) en ervaren vaak een verhoogde spierstijfheid in de kauwspieren. Om te onderzoeken of er een verband is tussen scoliose en gewrichtsdysfunctie, is er klinisch onderzoek en echografie gebruikt om het kaakgewricht te onderzoeken.

Onderzoek

Het onderzoek werd gedaan bij 50 patiënten tussen de 12 tot 18 jaar en idiopatische scoliose en bij 50 gezonde personen. Er werd klinisch onderzoek gedaan bij alle personen. Echografische evaluaties werden gedaan om het kaakgewricht en de kauwspieren te beoordelen. De bilaterale TMJ-ruimte, de verticale meting tussen de condyluskop en de glenoïdfossa werden gemeten.

Resultaten

De incidentie van temporomandibulaire dysfuncties was significant hoger bij de groep scoliosepatiënten dan bij de controlegroep. Een toename van een eenheid gemeten met elastografie leidde tot een 4,81 keer hogere kans op schijfverplaatsing. Daarnaast was er een verband tussen de ernst van de scoliose en de mate van stijfheid van de kauwspieren. De gemiddelde dikte van de kauwspieren in rust was 8,91 mm bij de groep scoliose patiënten en 9,41 mm bij de groep gezond patiënten. Er is een negatieve correlatie gevonden tussen scoliose en de dikte van de kauwspieren. Ook lieten de resultaten zien dat bij patiënten met scoliose een negatieve correlatie werd waargenomen tussen de ernst van de kromming en de mondopening.

Conclusie

Deze studie laat zien dat scoliose een oorzakelijke factor kan zijn voor temporomandibulaire gewrichtsklachten. Daarnaast kan echografie een hulpmiddel zijn voor diagnose van TMD. Het is verstandig dat patiënten met idiopatische scoliose regelmatig gescreend worden op TMD om vroegtijdig te kunnen starten met therapie. Er waren geen beperkingen voor het onderzoek.

Bron:
Clinical Radiology

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
tandpasta

Combinatie van ferumoxytol en stannofluoride effectief tegen cariës

Volgens een nieuwe studie van de Universiteit van Pennsylvania kan de combinatie van ferumoxytol en stannofluoride zorgen voor eliminatie van tandcariës bij patiënten met een hoog cariësrisico.

Cariës

Cariës is de meest voorkomende mondziekte die zorgt voor afbraak van gemineraliseerd tandweefsel. Ondanks het fluoridegebruik blijft cariës een wereldwijd probleem. De huidige behandelingen met fluoride zijn niet voldoende om cariës te voorkomen bij patiënten met een hoog cariësrisico of een lage speekselproductie. Overmatig gebruik van fluoride kan leiden tot toxiciteit en risico’s.

Ferumoxytol en stannofluoride

Ferumoxytol is een ijzervervanger en kan stannofluoride (SnF2) stabiliseren. De combinatie van deze 2 stoffen zorgt voor een beschermende laag op het tandglazuur die bescherming biedt tegen verdere demineralisatie van het glazuur.
De combinatie van stoffen verstoorde de orale microbiota niet en had ook geen nadelige effecten op omliggende weefsels. Er wordt verwacht dat fer en fluoride elkaars werking stimuleren en daarmee cariës effectief aangepakt kan worden zonder er een te hoge concentratie van fluoride hoeft worden toegediend.

Resultaten

Wanneer Fer werd gemengd met SnF2 werd de antimicrobiële werking vergroot. In het knaagdiermodel werd ontdekt dat de effecten van Fer in combinatie met SnF2 opmerkelijk effectief was in het voorkomen van tandcariës, waardoor cavitatie van het glazuur volledig werd geblokkeerd.

Conclusie

De auteurs schreven dat de combinatie van stoffen een gerichte therapie zou kunnen zijn voor patiënten met een hoog cariësrisico die vatbaar zijn voor cariogene biofilmaccumulatie, zonder een overmatige blootstelling aan fluoride. Er zijn echter meer studies nodig om de interactie tussen fluoride en ferumoxytol te onderzoeken en de werkzaamheid van de beschermende glazuurfilm te bepalen.

Bron:
Nature

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z, Uncategorized
experiment met taakherschikking

Tweede Kamer neemt motie experiment mondhygiënist aan: Zorginstituut gaat vervolgonderzoek doen

Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 19 december over het toekennen van de drie zelfstandige bevoegdheden aan mondhygiënisten is een motie aangenomen. Uit deze motie volgt een verzoek van de Tweede Kamer aan het ministerie van VWS om het Zorginstituut Nederland een opdracht te geven om het beroep van mondhygiënist te laten toetsen voor regulering in het zware regime van de Wet BIG.

Minister Agema van VWS heeft aangegeven het oordeel van de Tweede Kamer te zullen volgen. De motie werd ingediend door Tweede Kamerleden Mariska Rikkers-Oosterkamp (BBB) en Judith Tielen (VVD) om het besluit van VWS ongedaan te maken en de mondhygiënisten de zelfstandige bevoegdheid voor de drie voorbehouden handelingen te verlenen.

NVM-mondhygiënisten: “Goed nieuws”

“Goed nieuws voor de mondhygiënisten! Mooi dat de Tweede Kamer het positieve evaluatierapport van MUMC+ op waarde heeft geschat, en groen licht heeft gegeven voor een vervolgstap in de verlening van het zelfstandig functioneren van de mondhygiënisten in het kader van de wet BIG.”, aldus Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten.

KNMT beraadt zich op vervolgstappen

De KNMT zegt zich te beraden op vervolgstappen. “Voorafgaand aan en ook nog tijdens het debat heeft ons bestuur in verschillende contacten met Tweede Kamerleden en ambtenaren onze zienswijze naar voren gebracht. We analyseren nu de uitkomst van het besluit van de Tweede Kamer en beraden ons op te nemen vervolgstappen.”

Experiment tot 1 juli 2025

Het Experiment Tijdelijke zelfstandige bevoegdheid mondhygiënisten startte op 1 juli 2020 en loopt tot 1 juli 2025. Tijdens het experiment mag een deel van de mondhygiënisten zonder tussenkomst van een tandarts primaire caviteiten boren, verdoving toedienen en röntgenfoto’s maken. Ook is het tuchtrecht van toepassing voor deze mondhygiënisten.
Hoe lang het traject bij Zorginstituut Nederland gaat duren is ook nog niet bekend.

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z