Caloriesensoren in de mond mogelijk verantwoordelijk voor voorkeur suikers boven zoetstoffen

Zoetstof op basis van eiwitten die geen cariës veroorzaakt

Een persbericht van het Fraunhofer Instituut voor Moleculaire Biologie en Toegepaste Ecologie in Duitsland laat zien dat onderzoekers bezig zijn met de ontwikkeling van een op eiwit gebaseerde zoetstof die geen suiker bevat en daardoor geen tandcariës veroorzaakt.

Suikerconsumptie

Ondanks het feit dat suiker kan leiden tot cariës, een hoge bloeddruk en ziekten zoals diabetes type II en hart- en vaatziekten, is de suikerconsumptie de afgelopen decennia wereldwijd toegenomen.
Het advies van de WHO is om maximaal 25 gram suiker per persoon per dag binnen te krijgen. Echter is het tegenwoordig erg lastig om je aan deze limieten te houden omdat producten zoals kant- en klare maaltijden, sauzen, smoothies, sappen en frisdranken veel suiker bevatten.

Novel Sweets project

Het Novelsweets project onderzoekt of het mogelijk is om op eiwit gebaseerde zoetstoffen te produceren, met als doel ze te gebruiken ter vervanging van suiker en bestaande suikeralternatieven, met name in dranken.
Op basis van zoetsmakende eiwitten (SP’s) willen de onderzoekers via biotechnologische processen zoetstoffen op basis van eiwitten produceren als toekomstige suikervervanger. De SP’s hechten goed aan de receptoren op de tong waarmee wij een zoete smaak waarnemen, en zijn dus vergelijkbaar met suiker.

Brazzeïne

Brazzeïne is één van de bekendste SP’s. Het is erg arbeidsintensief en niet productief om deze SP uit de plant te halen, daarom hebben onderzoekers eiwitvarianten op basis van de eiwitsequentie van Brazzeïne ontwikkeld. De verbeterde versies worden biotechnologisch geproduceerd door microbiële fermentatie. Één gram van de op deze manier geproduceerde suikervervanger is ongeveer 10.000 keer zoeter dan huishoudsuiker. Daarnaast is het vrijwel calorievrij, veroorzaakte de aangepaste Brazzeïne variant geen cariës en heeft het geen invloed op de bloedsuikerspiegel.

Toekomst

De eerste producten met de Brazzeïne variant zoals een eiwitarm, cacaobevattend drankpoeder worden op dit moment getest. Het productieproces moet echter worden geoptimaliseerd voordat het goedkeuringsproces kan beginnen.

Bron:
Fraunhofer

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Vrienden rennen voor inzameling geld Daan Theewes Centrum

Vrienden halen geld op met rennen voor Daan Theewes Centrum na ernstig verkeersongeluk ACTA-docent

Bijna een jaar geleden veranderde het leven van ACTA-docent mondhygiënist Adriana van Kouwen voorgoed. Zij werd toen van de fiets af gelanceerd door een roekeloze medeweggebruiker met een gruwelijk vervolg, van maanden IC en interne neurorevalidatie. Sindsdien vecht ze keihard in het Daan Theewes Centrum, waar jonge mensen met ernstig niet-aangeboren hersenletsel door intensieve revalidatie een tweede kans krijgen.

Vrienden renden voor inzameling geld Daan Theewes Centrum

Dertien van haar vrienden renden in vriendengroep Team Aad op 13 april de 10 km van de marathon in Rotterdam om geld in te zamelen voor dit expertisecentrum.  Met hun sportieve actie haalden ze geld op voor een nieuwe verstelbare keuken in de ergotherapie, waarmee revalidanten kunnen oefenen met dagelijkse vaardigheden en zo zelfstandiger worden. Met hun actie haalden zij €12.335,- op en gaven dit in de vorm van een cheque aan fysiotherapeut Jan Willem Smaling van het Daan Theeuwes Centrum.

De cheque-uitreiking vond plaats in feestelijke sfeer, met alcoholvrije bubbels en een hapje erbij. “Een prachtig moment van vriendschap en betrokkenheid”, zo schreef het Daan Theeuwes Centrum op Facebook

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Meerdere ontbrekende elementen: autotransplantatie als oplossing

Een jonge patiënt komt in de praktijk met ontbrekende elementen, vaak door trauma. Belangrijke vragen om te stellen: Hoe oud is de patiënt? Wat kun je nog verwachten aan groei en ontwikkeling en welke elementen zijn er nog? Verslag van de lezing van parodontoloog Dick Barendregt en restauratief tandarts Naomi Doelen over autotransplantatie bij kinderen.

Naomi Doelen is NVVRT-geregistreerd restauratief tandarts en werkt samen met Dr. Dick Barendregcht, parodontoloog NVvP, bij ProCcolin in Rotterdam.
Dit is deel 2 van hun verslag, lees ook deel 1

Autotransplantatie

Bij kinderen met (meerdere) ontbrekende elementen door trauma is er vaak een groot probleem.
We moeten onszelf de volgende vragen stellen: Hoe oud is de patiënt? Wat kun je nog verwachten aan groei en ontwikkeling en welke elementen zijn er nog?

Casus

We bespreken de casus van een jongen van negen die drie incisieven verloren is door een trap van een koe: twee centrale en één laterale. De cuspidaten zijn nog niet doorgebroken.

We weten dat we elementen nodig hebben voor de ontwikkeling van de kaak: zonder elementen geen groei.

Daarom werd in deze casus besloten om eerst twee onder premolaren te verplaatsen naar het bovenfront. Door het trauma was zo veel bot verloren gegaan dat de donorplek niet geprepareerd hoefde te worden. De transplantaten werden ingehecht in de zachte weefsels en gestabiliseerd met hechtingen. De patiënt werd teruggezien gelijk aan het protocol bij een avulsie. Na één week werden de hechtingen verwijderd, na drie weken werd een solo gemaakt om de genezing te controleren en werd er gesondeerd.

De eerste genezing zal optreden langs de glazuur-cementgrens en zal zich verder naar apicaal verplaatsen. Daarom adviseert Dick ook om bij ieder trauma te sonderen. Dan kan er een inschatting gemaakt worden of er parodontale genezing optreedt.

Na zes weken werd er een nieuwe solo gemaakt en werden de elementen omgebouwd tot incisief.

Dit is voor de patiënt fraaier en geeft de orthodontist meer informatie. Het element moet opgebouwd worden in de richting van de radix. Echt mooi zal het dan ook niet direct zijn na opbouwen. Na deze zes weken worden de elementen belast. Het parodontale ligament is een functionele eenheid en wordt dit niet belast, ontstaat het risico op ankylose.

De getransplanteerde elementen in dit geval hadden een open apex. Deze radix gaat zich afvormen en het wortelkanaal oblitereert. 2,5 jaar na het trauma is het botdefect dat aanwezig was na het trauma volledig verdwenen en is de groei van de kaak op een natuurlijke manier verdergegaan.

De twee getransplanteerde premolaren staan op de plek van de centrale incisieven en er is nu ook ruimte voor transplantatie van de laatste premolaar naar de locatie van de laterale. Nu wordt er een boven premolaar getransplanteerd. Deze heeft een prominentere palatinale knobbel dan een onder premolaar. Hierbij is de plaatsing van het transplantaat nog belangrijker: we willen deze knobbel niet (of nauwelijks) beslijpen. Wanneer er geslepen wordt tot in het dentine is de kans op necrose groot.

Ook elementen met afgevormde radix kunnen geautotransplanteerd worden

Ook elementen met een afgevormde radix kunnen geautotransplanteerd worden met een vergelijkbaar succespercentage als elementen met een open apex. Hierbij moet wel een endodontische behandeling uitgevoerd worden. Tegenwoordig wordt de endodontische behandeling eerst uitgevoerd en wordt het element daarna getransplanteerd. Dit heeft een aantal voordelen:

  • De elementen zijn vitaal tijdens behandeling waardoor het slagingspercentage van de endodontische behandeling richting de 95% gaat
  • Het element kan goed onder rubberdam geplaatst worden
  • Het element staat op ‘normale plek’ tijdens de endodontische behandeling

Resultaten autotransplantatie

De langstlopende studie die bekend is over autotransplantaten heeft als maximale succes 41 jaar.
De gemiddelde leeftijd van autotransplanteren was 11,5 jaar en de gemiddelde overleving 26,4 jaar. De onderzoekers hebben hierbij 33 elementen vervolgd bij 26 patiënten met een succespercentage van 80% na 26 jaar. Het overlevingspercentage was nog hoger. Bij de oude succespercentages werd een element niet meer als succes gezien wanneer er een endodontische behandeling nodig was. Dit is tegenwoordig geen afweging meer om succes te bepalen.

Bij Proclin zijn nu 2/3 van de autotransplantatie-casussen elementen met een open apex en 1/3 met een gesloten apex. Een element met een open apex wordt het liefst getransplanteerd als ¾ van de wortelformatie geweest is. Na transplantatie wordt de radix vaak nog maar drie tot vier millimeter langer. Daarom heeft de voorkeur om geen elementen met een te korte radix te transplanteren.

Wanneer elementen met korte apices getransplanteerd worden, worden deze het liefst op of onder gingiva-niveau getransplanteerd. Je verwacht hierbij nog iets normale eruptie. Bij afgevormde apices zullen de elementen altijd orthodontisch verplaatst moeten worden.

Autotransplantatie protocol

Bij Proclin worden ongeveer 400 element ge-autotransplanteerd per jaar. Om lange termijn resultaten te verzamelen, roepen ze deze patiënten ook na het afronden van de behandeling nog regelmatig op. Deze resultaten staan in een database en met deze informatie hebben ze inmiddels twee publicaties geschreven.
De meest voorkomende indicatie voor autotransplantatie is trauma, maar ook agenesie komt vaker voor. De patiënten worden tien jaar gevolgd en middels een Kaplan Meijer analyse wordt het cumulatief succespercentage berekend. Er werd een onderverdeling gemaakt van patiënten onder en boven de 18. De verwachting was dat het succespercentage onder de 18 hoger zou liggen dan boven de 18.

Succespercentage bij patiënten onder en boven de 18 jaar

Bij de groep patiënten onder de 18 was het succespercentage 96% na 10 jaar. Bij de groep boven de 18 was het succespercentage 87,5% na 10 jaar. In de laatste groep gingen een aantal elementen verloren door vervangingsresorptie of ankylose. Aan het begin van het verzamelen van de resultaten, werd langer gewacht voor het element belast werd: ongeveer zes weken. Tegenwoordig worden ze al met drie weken belast.

Tweede kans

Wanneer het voorstel van autotransplantatie gedaan wordt, wordt in overleg met de orthodontist bekeken of er een premolaar vrijgespeeld kan worden. In sommige gevallen zijn dat twee premolaren. De eerste premolaar wordt getransplanteerd en pas als de transplantatie succesvol is, wordt de tweede premolaar verwijderd. Zo is er altijd nog een tweede kans, mocht er iets fout gaan bij de eerste behandeling.

Botvolume

Het parodontaal ligament is de drijvende kracht achter autotransplantaten: het maakt bot, aangehechte gingiva en zorgt voor bewegingsmogelijkheid van het element. Dit ontstaat ook op plekken waar voor transplantatie geen bot of aangehechte gingiva aanwezig was. Uit onderzoeken en uit afzonderlijke casuïstiek blijkt dat het botvolume na autotransplantatie vergelijkbaar is op de plek waar van het transplantaat met het antagonerend element.

Orthodontisch voorbehandelen

Voor de autotransplantatie wordt de patiënt orthodontisch voorbehandeld. Is er sprake van een diepe beet, dan moet de beet eerst gelicht worden, anders is er geen ruimte voor het transplantaat. Veel orthodontisten beginnen de behandeling daarom ook in de onderkaak. Een Ddahlframe of een opbeetplaat kan voor snelle vermindering van de diepe beet zorgen en afbreken van de brackets van de ondertanden. Lichten van de beet gaat dan gemiddeld 2x sneller door het dragen van de voornoemde middelen.
Daarna wordt de endodontische behandeling uitgevoerd als er sprake is van een afgevormde apex. De endodontische opening mag moet bij voorkeur niet breder zijn dan het wortelkanaal wat eronder zit. Dit komt de sterkte van de kroon en het element ten goede.
Tegenwoordig wordt het element voor de chirurgische verplaatsing voorbelast. Dit gebeurt vooral door het uitoefenen van wanneer ereen extrusie-krachten op het element. Daarmee wordt het gehele parodontaal ligament van het donorelement gestimuleerd. Het ligament zal prolifereren zodat er meer cellen aanwezig zijn op het worteloppervlak en een betere genezing zullen verzorgen op de ontvangende locatie. uitgeoefend worden.
Daarnaast Het element staat het element hierdoor losser en is makkelijker te extraheren zonder veel kracht te zetten met daarmee minder schade. Een bijkomend voordeel van dit voorbelasten is dat het parodontaal ligament prolifereert. Dit gebeurt vooral wanneer er extrusie-krachten op het element uitgeoefend worden.

Extraheren

Daarna wordt het element voorzichtig geëxtraheerd. Hierbij moet de extractietang op de grootste bolling van het element geplaatst worden en deze mag absoluut niet afglijden naar de glazuurcementgrens. Gebeurt dit wel dan is er aanzienlijke kans dat het parodontaal ligament daar beschadigd raakt.
Het element wordt er voorzichtig roterend uitgehaald. Het element wordt opgemeten met een schuifmaat. Om het restauratieve gedeelte voor Naomi makkelijker te maken, wordt ook de afstand van de knobbeltop tot de glazuurcementgrens gemeten. Het geëxtraheerde element wordt het liefst bewaard in de extractie alveole. Behalve wanneer er weinig medewerking is van de patiënt of als de radix sterk gekromd is. Dan wordt het element bij voorkeur bewaard in fysiologisch zout.

Prepareren donorpleknieuwe alveole

Vervolgens wordt de donorplek nieuwe alveole op de ontvangende locatie geprepareerd. Er moet veel ruimte gemaakt worden. Anders dan bij een implantaat wil je geen primaire stabiliteit. De buccale botlamel zal dan ook bijna altijd volledig verwijderd moeten worden. De meeste transplantaten worden supra-gingivaal geplaatst. De buccale knobbel wordt net incisaal geplaatst van de incisaallijn en de palatinale knobbel wordt zo geplaatst dat er geen occlusale interferenties zijn. Het element wordt gestabiliseerdplint door horizontale matrashechtingen met een lus over het occlusale vlak (modified Laurell). Na een week worden de hechtingen verwijderd en na drie weken wordt er gesondeerd en wordt het element gereinigd. Na zes weken wordt het opgebouwd en belast. De verdere controles vinden plaatsen na drie maanden, zes maanden en één jaar. Bij iedere controle gaan de patiënten van tevoren naar de preventie-assistent om de mondhygiëne zo optimaal mogelijk te krijgen.

Na zes weken wordt de premolaar omgevormd tot een incisief.

Opbouwen van premolaar naar incisief

Een behandeling die op zichzelf al lastig is. De patiëntgroep waarbij de opbouw gemaakt moet worden, maakt het zeker niet makkelijker: kinderen van een jaar of tien die moeite hebben met lang stil zitten. Vaak hebben ze (of hun ouders) hoge verwachtingen: nu gaat het eindelijk mooi worden. Een verwachting waar vaak niet direct aan voldaan kan worden.

Opbouwen elementen

De elementen moeten opgebouwd worden in de as-richting van de radix. Een extra complicerende factor is dat de as-richting van de radix niet altijd gelijk is aan de as-richting van de kroon. Opbouwen met een mal kan dan ook niet. De opbouw moet zo gemaakt worden, dat na oplijnen door de orthodontist, de radices van de elementen niet te dicht bij elkaar komen te staan. Deze ‘root proximity’ kan anders op een later moment voor nieuwe problemen zorgen.

Afmeting

Naomi meet hoe breed de premolaar is en ze controleert de meting van Dick van de glazuur-cementgrens tot aan de knobbel. De mesio-distale afmeting van de opbouw, moet gelijk zijn aan de afmeting van het buurelement (wanneer deze aanwezig is). Het helpt om oude foto’s te gebruiken waarop de orginele voortanden nog aanwezig waren. Ook het bewaren van de incisief die verloren is gegaan, geeft veel extra informatie. Is al deze informatie niet aanwezig, dan kun je terugvallen op de Boltons analyse van de orthodontist. Deze vertelt hoe breed het element moet worden. Zo kun je beoordelen hoe veel er opgebouwd moet worden.

Onder rubberdam worden de premolaren geïsoleerd met behulp van een brinkerklem. Daarna wordt uit de hand met glazuurkleurig composiet een eerste schaal gemaakt om de richting van de opbouw aan te geven: hoe lang en hoe breed het element moet worden. Hier overheen komt een dikkere laag dentine composiet, waarbij vooral voldoende volume aangebracht wordt op het cervicale deel. In deze laag wordt ook een begin gemaakt met de mammelons. Incisaal wordt een kleine translucentie aangebracht, gevolgd door een laag body en enamel composiet. Met soflexschijfjes worden eerst de primaire, daarna secundaire en uiteindelijk ook nog de tertiaire anatomie aangebracht en het composiet wordt gepolijst.

Kleur van de opbouw

De kleur van de opbouw is een ander lastig aspect. Wanneer er een vitaal element getransplanteerd is, zal deze oblitereren waardoor de kleur direct na opbouwen goed lijkt, maar op een later moment het element grijzig kan ogen. Na het deboonderen van de beugel wordt een nieuwe composiet venneer gemaakt om de kleur aan te passen. Aan Tegen kinderen vertelt geeft Naomi aan dat iedere vijf tot twaalf jaar een nieuwe composiet veneneer nodig is/deze gepolijst moet blijven worden.
Bij volwassen patiënten geeft ze aan dat de opbouw met composiet altijd een tijdelijke fase is voor tijdens de orthodontische behandeling, zodat het element op de juiste plaatst gezet kan worden in de juiste as-richting. Als de orthodontische behandeling afgerond is, wordt gezocht oplossing met het esthetisch mooiste resultaat.

Orthodontische complicaties na autotransplantatie

Na iedere orthodontische behandeling kunnen complicaties optreden. Specifiek voor de behandeling na een autotransplantatie zijn de onderstaande:

  • Relapse van open beet (bij kleiner maken van de boog van de maxilla door extractietherapie en verlies van transversale breedte)
  • Midline shift van 2 mm. Dit valt binnen de grenzen van wat we acceptabel vinden. Een leek zal dit niet zo snel opmerken
  • CAfchippen van het composiet: wanneer er orthodontisch te weinig ruimte is en er sprake is van een resitricted envelope in het front, breken er sneller stukjes composiet af.
  • Een scheef vlak van occlusie die scheef uitkomt. Dit komt vaker voor als er alleen een premolaar aan één kant verwijderd wordt. Het liefst wordt de orthodontische behandeling niet op deze manier afgerond, maar is sommige gevallen kun je het met behoud van transversale en sagittale het restauratief corrigeren.

Restauratieve complicaties bij autotransplantaties

Het opbouwen van één enkele autotransplantatie is enorm lastig. Het is moeilijk om de zenith helemaal perfect te krijgen en ook de torque van de orthodontische behandeling. Daarnaast is composiet is een lastig materiaal om mee te werken. Het is moeilijk om perfect te polijsten en geeft soms lekkage, zeker bij een slechte mondhygiëne. Ook verkleuringen van het composiet komen vaak voor.
Wanneer het element grijzig verkleurd door obliteratie kan extern bleken een optie zijn. Echter zijn hierbij geen goede lange termijn stabiele resultaten te behalen. Een andere optie is het composiet verwijderen en met een nieuwe composiet opbouw trachten het element optisch witter te laten lijken. Ook dat is een lastige procedure. Uiteindelijk kan gekozen worden voor een venneerpreparatie om met porselein een oplossing te maken. Dit stelt Naomi wel het liefst zo lang mogelijk uit.
Bij het opbouwen van het element, bouw je op vanaf de glazuurcementgrens. De elementen lijken daardoor direct na opbouwen relatief lang. Doordat de orthodontist de elementen nog gaat torquen en verplaatsen, verdwijnt een deel van het composiet nog onder de gingiva. Dat geeft direct na opbouwen soms geen esthetisch fraai resultaat.

Het composiet kan soms na behandeling afchippen. Dit is niet altijd een restauratieve complicatie zijn, maar kan ook het gevolg zijn van de stand van de elementen na de orthodontische behandeling.

Lees ook deel 1 van dit verslag

Dr. Dick Barendregt studeerde in 1988 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1991 startte hij met zijn Post Academische opleiding in de parodontologie aan het ACTA. In 1996 richtte hij de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam op. Daar houdt hij zich naast de parodontologie bezig met de implantologie als Implantoloog (NVOI). De laatste 20 jaar is in dat kader de nadruk komen te liggen op patiënten behandeling in een interdisciplinair teamverband (Proclin Rotterdam) met collega tandartsen zoals orthodontisten, endodontologen, restauratieve tandartsen, kaakchirurgen en tandtechnici. Op 4 november 2009 promoveerde hij op zijn proefschrift “Probing around teeth” aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 Juli 2019 is hij verbonden aan de afdeling parodontologie aan de Adams School of Dentistry in Chapel Hill (UNC) als Adjunct Professor. Daarnaast is hij betrokken bij verschillende postacademische cursussen en doceert binnen de Post Graduate opleiding voor Parodontologie.

Noami Doelen studeerde in 2012 aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam af als tandarts. Zij richtte zich daarna op prosthodontische verdiepingen, zowel op gebied van composiet (Geneve – dr. Didier Dietschi), chirurgie (Munchen – dr. Hurzeler/Zuhr), autotransplantatie team Utrecht (PRO Rotterdam) en functionele tandheelkunde (Verenigde Staten – dr. John Kois).

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Dick Barendregt en Naomi Doelen tijdens het NVVRT Restauratiefje.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

De panoramische röntgenopname

Panoramische röntgenopnamen (OPT’s) worden tegenwoordig steeds vaker gemaakt. In 2014 had 44% van de tandartsen toegang tot panoramisch röntgenapparatuur, en in 2023 was dat zelfs gestegen naar 65%. Het percentage tandartsen dat een CBCT maakt staat in 2023 op 14%.
Tijdens de cursus Panoramische röntgenopname van de NWVT stond het herkennen van wekedelenopaciteiten centraal. Deze zie je dagelijks op een OPT; soms moet je daar iets mee, maar heel vaak ook niet. Lees het verslag van de lezing van MKA-chirurg, hoofd-halsoncoloog dr. Erik van der Meij.

Belangrijk om te onthouden is dat je alleen dingen ziet als je er zowel oog voor hebt ook de juiste kennis bezit. Met een solide basiskennis ben je als tandarts in staat om de meeste wekedelenopaciteiten zelfstandig te beoordelen.

Wekedelenopaciteiten

Wekedelenopaciteiten kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:

  • Heterotopische calcificaties
  • Heterotopische ossificaties
  • Corpora aliena

Van der Meij ging in op de verschillende soorten wekedelenopaciteiten aan de hand van aangeduide structuren op OPT’s.

Heterotopische calcificaties

Heterotopische calcificaties worden gedefinieerd als ongeorganiseerde lokale neerslag van calciumzouten in weke delen. Deze groep calcificaties is weer onder te verdelen in:

  • Dystrofische calcificatie: neerslaan van calciumzouten in chronisch ontstoken of necrotisch weefsel
  • Idiopathische calcificatie: neerslaan van calciumzouten in gezond weefsel zonder dat daarvoor een oorzaak is
  • Metastatische calcificatie: ophoping van calciumzouten door een te hoog calciumgehalte in het bloed. Deze calcificaties zijn heel erg zeldzaam en neem je bijna nooit waar op een OPT.

In de differentiaaldiagnose van heterotopische calcificaties staan verkalkte lymfeklieren, tonsillolithen, rhinolithen en antrolithen, calcinosis cutis, atherosclerose, Mönkeberg’s arteriosclerosis, speekselstenen, polycysteuze (dysgenetische) aandoening van de parotiden, flebolieten en laryngeale kraakbeen calcificaties.

Figuur 1 toont de rechterzijde van een OPT waarbij verschillende structuren worden aangeduid met cijfers 1, 2 en 3. Cijfer 1 is het os hyoideum bestaande uit het cornu minus en cornu majus. De structuur bij cijfer 2 is de wekedelen van het oor en is zichtbaar op nagenoeg ieder OPT. De structuur bij cijfer 3 wordt vaak geïnterpreteerd als atherosclerose van de carotis, maar dat is het in dit geval niet. Het betreft de cornu superius van het cartilago thyroidea (=schildkraakbeen). De bovenste pijl in figuur 2 wijst naar het cartilago triticea (gelegen in het ligamentum thyrohyoideum) en de onderste pijl naar de cornu superius van het cartilago thyroidea.

De panoramische röntgenopname

Figuur 1. 1. Os hyoideum. 2. Het oor. 3. Ligamentum thyrohyoideum

De panoramische röntgenopname

Figuur 2: De bovenste pijl wijst het cartilago triticea aan en de onderste pijl de cornu superius van het thyroid

Onderstaande OPT (figuur 3) laat bij structuur 1 de epiglottis en bij structuur 2 de tongbasis zien. De structuur bij nummer 3 betreft atherosclerose van de arteria carotis en bevindt zich meestal op het niveau van de epiglottis. Wanneer atherosclerose van de carotis zichtbaar is op een OPT is het advies om de huisarts in te lichten om desgewenst verder onderzoek te doen.

De panoramische röntgenopname

Figuur 3: 1. Epiglottis. 2. Tongbasis. 3. Atherosclerose van de A. Carotis

De witte pijl in figuur 4 berust op een zogenoemde ‘ghost image’, het is de onderrand van de mandibula van de andere zijde. Een ‘ghost image’ van de andere zijde bevindt zich altijd hoger dan het origineel, dit wordt veroorzaakt door de naar boven gerichte bundel (8 graden) van een panoramisch röntgentoestel.

De panoramische röntgenopname

Figuur 4: De witte pijl wijst een ‘Ghost image’ aan

Mönckebergs arteriosclerose is ook een voorbeeld van heterotopische calcificaties. Het zijn verkalkingen in de tunica media van kleine en middelgrote arteriën zoals bijvoorbeeld de arteria facialis.
De prevalentie is 0,5% en komt meestal voor in de onderste extremiteiten. Deze soort arteriosclerose kan duiden op chronische nierinsufficiëntie en/of diabetes mellitus. Wanneer deze afwijking zichtbaar is op het OPT en de patiënt nog niet bekend is met nierinsufficiëntie of diabetes mellitus, is het verstandig om dit terug te koppelen aan de huisarts.

Tonsillolithen zitten vaak in het gebied van de ramus. Daarnaast is het soms ook mogelijk om deze calcificaties in de mond van de patiënt te zien.
Het verschil tussen tonsillolithen of parotisstenen is soms moeilijk te beoordelen. Echter, de locatie van de opaciteiten is belangrijk. Een parotissteen is vaak op de locatie voor de mandibula waarneembaar op een OPT.
Andere opaciteiten in de regio van de mandibula zouden ook stenen in de ductus Whartoni kunnen zijn, de afvoergang van de glandula submandibularis. Vaak met klinisch onderzoek kan je deze afwijking ook palperen en komt er bijvoorbeeld pus uit de ductus.

Verkalkte lymfeklieren hebben op het OPT een bloemkoolachtig aspect en komen meestal voor in het submandibulaire en/of retromandibulaire gebied. Volwassenen, vaak ex (TBC) patiënten, kunnen een verkalkte lymfeklier hebben. Ook bij kinderen die een atypische microbacteriële infectie hebben doorgemaakt is het mogelijk om een verkalkte lymfeklier te zien op een OPT.

Flebolieten zijn verkalkingen van venen en zie je vaak in vasculaire malformaties en zijn zichtbaar als concentrisch gerangschikte opaciteiten op een OPT.

Heterotopische ossificaties

Heterotopiscche ossificaties zijn min of meer georganiseerde botvorming in de weke delen
In de differentiaaldiagnose van heterotopische ossificaties staan bijvoorbeeld ossificatie van het ligamentum stylohyoideum, osteoma cutis, myositis ossificans en fibrodysplasia ossificans progressiva. De laatste twee zijn erg zeldzaam en ga je waarschijnlijk niet tegenkomen in de praktijk.

Het ligamentum stylohyoideum loopt van de procesus styloideus naar het cornu minus van het os hyoideum. Ossificatie van het ligamentum kan zichtbaar zijn op een OPT.

Osteoma cutis betreft botvorming in de huid zonder een duidelijke oorzaak en kan ook zichtbaar zijn op een OPT. Je kunt deze harde structuur ook vaak in de huid voelen.

Corpora aliena

Een corpus alienum is een voorwerp dat zich in het lichaam bevindt, maar daar eigenlijk niet thuishoort en van buiten het lichaam is gekomen. Voorbeelden van zichtbare opaciteiten door corpora aliena zijn bijvoorbeeld dermale fillers, magnetische wimpers, resten van contrastvloeistof, vaatclips, operatieclips, straatgrind in een wond of zichtbare schotwonden.

Conclusie

Theoretische kennis, ervaring, nauwkeurige beoordeling van de röntgenfoto en logisch (klinisch) redeneren (evt. aanvullend onderzoek) zijn belangrijk voor de röntgendiagnostiek van wekedelenopaciteiten.

Dr. Erik van der Meij werd opgeleid tot MKA-chirurg aan het VU Medisch Centrum te Amsterdam en promoveerde in 2002 op het mogelijk premaligne karakter van lichen planus van het mondslijmvlies. Hij was van 2004 tot 2008 als staflid verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Aldaar volgde hij een fellowship Hoofd-Hals Chirurgie/-Oncologie. Sinds 2008 is hij als MKA chirurg-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden. Zijn aandachtsgebieden betreffen de hoofd-hals oncologie, speekselklierpathologie en de pathologie van de mondholte.

Verslag door Fabienne de Vries voor dentalinfo.nl van de lezing van dr. Erik H. van der Meij tijdens de cursus De Panoramische Röntgenopname van de NWVT.

Lees meer over: Congresverslagen, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Uncategorized
kritische blik op preventie

Kritische blik naar preventie

Belangrijk is dat preventieve mondzorg passend is. Er is de laatste tijd veel veranderd in de mondzorg met veel nieuwe materialen, methoden en technieken. Ook de wens van de patiënt is veranderd. Hoe zorgen we ervoor dat we al deze ontwikkelingen kunnen bijbenen en dat de zorg toegankelijk en betaalbaar blijft?

Tijdens de laatste presentatie op het NVM-congres werd er kritisch gekeken naar preventieve mondzorg door sprekers Denise Duijster, universitair hoofddocent bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA en Karen Elsenberg, Docent mondzorgkunde bij de hogeschool Inholland en promovendus aan het Radboudumc. Deze lezing is gebaseerd om een artikel dat zij recent hebben geschreven voor het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde met referentie . Lees het verslag hieronder.

Wat betekent passende zorg? Een term die regelmatig terugkomt. Mondzorgverleners zijn echte doeners maar doen we soms niet te veel?

Passende zorg

We spreken van passende zorg wanneer er wordt voldaan aan vier principes:

  1. De zorg is effectief en beschikbare middelen worden op een optimale manier ingezet om gewenste resultaten voor de patiënt te bereiken, waarbij verspilling wordt gemeden.
  2. De zorg zo dichtmogelijk bij de patiënt organiseren.
  3. Afstemming op de behoeften en wensen van de patiënt; en de patiënt en zorgverlener besluiten gezamenlijk over het behandelplan.
  4. De focus van de zorg ligt op bevorderen van welzijn en dus niet alleen op de behandeling van ziekte.

Sealants

Is het uitzonderingszorg of standaard zorg? De meeste bezoekers van het congres zijn het ermee eens dat het uitzonderingszorg is maar er zijn ook mondhygiënisten die het als standaard zorg zien. Wat zegt de wetenschap? Er zijn heel wat onderzoeken gedaan en de conclusie is dat sealen van de occlusale oppervlakken van de molaren bij kinderen en adolescenten ervoor zorgt dat cariës met 11-51% vermindert tot na 24 maanden. Bij de tweede molaren is er een stuk minder evidence en ook voor sealants van glassionomeercement is weinig evidence bekend.

Op basis van de literatuur kunnen we dus concluderen dat het effectief is. Is het dan juist dan om het veel toe te passen?

Het is vooral effectief bij kinderen met een hoog cariësrisico. Bij kinderen met een laag risico is het niet zo effectief en ook niet doelmatig als het gaat om zorgkosten in relatie tot gezondheidswinst. Daarom adviseert de KIMO-richtlijn om enkel te sealen bij een hoog cariësrisico en op indicatie, bijvoorbeeld bij diepe fissuren die niet goed schoon te houden zijn. Daarnaast is het altijd van belang dat het basisadvies goed wordt opgevolgd.

Fluoride

Wat vinden we van het grootschalig toepassen van fluorideapplicaties? Wat zegt de wetenschap? Er is aangetoond dat een fluorideapplicatie wel degelijk een remmend effect op cariës heeft bij de blijvende en tijdelijke dentitie. Het leidt tot ongeveer 40% DMFT-reductie in het aantal door cariës aangetaste gebitselementen in het blijvende gebit.

Het is het meest effectief op gedemineraliseerde oppervlakken met een ICDAS-score 1,2 of 3 omdat fluoride vooral achterblijft in gedemineraliseerd glazuur.

Langdurige en regelmatige blootstelling aan lage concentraties fluoride zorg voor remineralisatie. Daarom is het dagelijks tandenpoetsen met fluoride het meest effectief om cariës te voorkomen.

Het advies van Ivoren Kruis is om fluoride applicatie alleen toe te passen bij cariësactiviteit. Dit kan middels een hoge dosering fluoridetandpasta of met een applicatie, maar wel tijdelijk. Tot dat de laesie arrested is.

Het is belangrijk om het alleen in te zetten als er cariësactiviteit is en alleen als aanvulling op het advies om twee keer per dag te tandenpoetsen.

Informatie/instructie

Is een poetsinstructie geven zinvol? Hoe effectief is het? In voorlichting maken we onderscheid tussen instructie gericht op kennisoverdracht en motiverende gespreksvoering. Als we kijken naar instructie gericht op kennisoverdracht dan zien we dat dit veel wordt gedaan, maar helpt het? Literatuur toont aan dat voorlichting wel de kennis verhoogt maar op de lange termijn is de gedragsverandering zeer beperkt.

Daarom is motiverende gespreksvoering heel belangrijk omdat je beter aansluit bij de behoefte van de patiënt. Je onderzoekt waar de weerstand zit, waar de ambivalentie zit en je probeert te achterhalen waar barrières zitten en je probeert deze weg te halen. De voorlichting zal daarom alleen gepaard moeten gaan met motiverende gespreksvoeren.

Periodiek mondonderzoek

De periodieke controle is wel nodig, maar moet het standaard ieder half jaar? Tegenwoordig willen we mondziektes vroegtijdig opsporen. We zetten in op het bevorderen van mondgezondheid. Daarom willen we goed kunnen monitoren.

Gewoon Gaaf helpt ons bij het bepalen van het individuele risico en hoe vaak een kind zou moeten terugkomen. 93% van de kinderen tussen 4-11 jaar heeft een mondzorgprofessional bezocht, maar of deze terugkomtermijn is afgestemd op het individuele risico kan niet uit de cijfers worden afgeleid. “We merken wel dat steeds meer praktijken Gewoon Gaaf toepassen”, gaven de sprekers als goed nieuws.

Tandsteen verwijderen / polijsten

Supragingivaal tandsteen verwijderen, is dat verzorging of zorg? We doen dit behoorlijk vaak. Daar hebben we een goede reden voor want als we tandsteen laten zitten dan bemoeilijkt dit de zelfzorg en vormt het een reservoir voor bacteriën. Bij kinderen wordt dit ook veelvuldig gedaan. Namelijk bij ongeveer de helft van de kinderen vanaf 6 jaar.

Maar hoe effectief is het om tandsteen te verwijderen bij gezonde patiënten? Er kon enkel twee goede studies gevonden worden bij volwassenen waarbij elke 6-12 maanden tandsteen werd verwijderd. De conclusie was dat er geen verschil was tussen gingivitis, pocketdiepte, plak en kwaliteit van leven. Gezien de vele middelen en kosten is het teleurstellend dat er maar zo weinig evidence is over de effectiviteit van tandsteen verwijderen.

Mensen vinden het een fijn gevoel om na de gebitsreiniging een schone mond te hebben. Men is bereid om hiervoor te betalen. Moeten we dit blijven doen omdat dit de wens is van de patiënt of moeten we dit niet blijven doen omdat het niet doelmatig lijkt te zijn?

Stoppen met niet-passende zorg

Er wordt in Nederland veel niet-passende zorg geleverd, hieronder valt zorg die geen toegevoegde waar heeft voor de patiënten, of als de zorg mogelijk risico’s oplevert of als middelen worden verspild. Als dit het geval is is deïmplementatie van de zorg nodig.

Ineffectieve zorg in mondzorg kan dus het geven van een instructie zijn zonder motiverende gespreksvoering. Soms zetten we zorg te vroeg in of gaan we er te lang mee door, zoals bij fluorideapplicatie of standaard halfjaarlijkse oproepen.

En leveren we soms ongewenste zorg? Wat belangrijk is om bij jezelf na te gaan welke zorg gedeïmplementeerd zou moeten worden en hoe zou dit mogelijk zijn in welke situatie en bij welke doelgroep? Wat doe je als alternatief dat wel effectief is? En wat doe je als de zorg niet aanslaat? Blijf je dan proberen?

Denise Duijster is universitair hoofddocent bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA.

Karen Elsenberg is docent mondzorgkunde bij de hogeschool Inholland en promovendus aan het Radboudumc.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van de lezing van Denise Duijster en Karen Elseberg tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Mondhygiëne
BBM 400 x230

Zes jaar BBM: Hoe staat de mondhygiënist ervoor in België?

In 2019 studeerde de eerste lichting mondhygiënisten in België af. Tien van hen richtten nog vóór het behalen van hun diploma de Belgische Beroepsvereniging voor Mondhygiënisten (BBM) op om hun beroep te versterken. Zes jaar later blikken we terug én vooruit met medeoprichter Isabelle Mertens: hoe hebben de mondhygiënist en de BBM zich intussen ontwikkeld?

Het beroep van mondhygiënist is relatief nieuw in België. Waarom heeft het zo lang geduurd voordat mondhygiënisten in België officieel aan de slag konden?

“In België was de mondzorgtraditie lange tijd sterk gericht op tandartsen en hun assistenten, waardoor er weinig ruimte was voor een nieuw beroep. Het heeft tijd gekost om beleidsmakers, zorgverleners en het brede publiek te overtuigen van de meerwaarde van mondhygiënisten. Daarnaast speelde de wetgeving een grote rol en moest de opleiding nog worden opgezet en geaccrediteerd. Toen ik aan de opleiding begon, bestond er zelfs nog geen officieel beroepsprofiel – dat werd pas een jaar voor onze afstuderen vastgelegd. Gelukkig is het gelukt om die erkenning te krijgen en vandaag zien we steeds duidelijker hoe mondhygiënisten bijdragen aan een betere mondgezondheid in België.”

Hoeveel mondhygiënisten zijn er momenteel in België afgestudeerd?

“Sinds de start van de opleiding zijn in België al zo’n 660 mondhygiënisten afgestudeerd. Met jaarlijks gemiddeld 100 tot 120 nieuwe studenten per opleidingsinstelling groeit de beroepsgroep gestaag.”

Wat zijn de belangrijkste opleidingen voor mondhygiënisten in België?

“In België kun je op vier hogescholen de driejarige bacheloropleiding tot mondhygiënist volgen: in Gent, Brussel, Luik en Leuven.”

Hoe ziet het werk van een mondhygiënist in België eruit?

“In België ligt de focus voor mondhygiënisten vooral op preventieve mondzorg. Zo mogen ze onder andere preventieve mondonderzoeken uitvoeren, tandsteen en plaque verwijderen, radiografieën nemen, fluoridebehandelingen geven, beschermingsbeugels maken, bleaching uitvoeren, tanden sealen en patiënten adviseren over mondhygiëne en voeding. Door deze taken op zich te nemen, ontlasten ze tandartsen, die daardoor meer tijd hebben voor complexe en specialistische behandelingen. Hoewel mondhygiënisten in Nederland vaak een eigen praktijk hebben en zelfstandig patiënten behandelen, werken ze in België altijd samen met een tandarts. In het begin was het wennen voor veel tandartspraktijken om mondhygiënisten te integreren. Vroeger bestonden deze praktijken vaak alleen uit een tandarts en een assistent die geen behandelingen in de mond mogen uitvoeren. Hoewel het even aanpassen was, zien steeds meer tandartspraktijken nu de toegevoegde waarde van de samenwerking met een mondhygiënist. Het zorgt namelijk voor efficiëntere zorgprocessen: door taken beter te verdelen, kan de werkdruk in tandartspraktijken verlicht worden. Op de middellange termijn kan dit helpen om patiëntenstops te voorkomen en de toegankelijkheid en kwaliteit van mondzorg in België te verbeteren.”

“Toch zijn er in België nog enkele beperkingen voor mondhygiënisten. Zo mogen ze bijvoorbeeld geen lokale verdoving geven, iets wat in Nederland wél mogelijk is. Dit laat zien dat er nog ruimte is voor verdere ontwikkeling van het beroep, zodat mondhygiënisten hun rol in de mondzorg nog beter kunnen vervullen.”

Verwacht je dat dit op korte termijn in België ook mogelijk wordt voor mondhygiënisten?

“Dat is zeker iets waar we naar streven, vooral als het gaat om de mogelijkheid voor mondhygiënisten om lokale verdoving toe te dienen. Op dit moment mogen we wel diepe reinigingen uitvoeren, maar als er verdoving nodig is, moet de tandarts dat doen. Dat kost niet alleen extra tijd, maar het zou ook veel efficiënter en prettiger zijn voor de patiënt als wij dit zelf konden doen. De BBM is hier actief mee bezig en we hopen dat we op korte termijn stappen kunnen zetten richting meer zelfstandigheid voor mondhygiënisten.”

Zes jaar geleden werd de BBM opgericht om deze zaken aan te pakken. Hoe kijk jij terug op deze periode?

“Het is tot nu toe een pittig, maar ook zeer mooi traject geweest voor onze jonge beroepsgroep. We hebben ons zowel in het werkveld kunnen ontplooien als binnen de basisgezondheidszorgverzekering een plek weten te veroveren. In zes jaar tijd een onmisbare schakel worden binnen het mondzorglandschap is iets om trots op te zijn. We zijn nog lang niet op de plek waar we willen en moeten zijn, maar we vormen één grote familie, voelen veel steun binnen de sector en krijgen internationaal complimenten over de vooruitgang die we geboekt hebben.”

Welke mijlpalen hebben jullie in die zes jaar bereikt?

“De afgelopen zes jaar hebben we echt mooie stappen gezet met BBM! Eén van de grootste mijlpalen was onze aansluiting bij de Europese Federatie voor Mondhygiënisten (EDHF). Hierdoor staan we niet alleen nationaal, maar ook internationaal sterker. We kunnen samenwerken met andere organisaties en zo de rol van mondhygiënisten verder ontwikkelen.”
“Verder is het ook een belangrijke mijlpaal geweest om een plaats binnen de basisziekteverzekering te bemachtigen. Tot op de dag van vandaag vergt dit nog steeds veel lobbywerk om een sterkere positie te verkrijgen. Vergelijken we dit internationaal, dan zijn we in de zes jaar dat we bestaan al verder geraakt dan sommige andere verenigingen die hier al veel langer voor strijden.”

“Daarnaast hebben we ook de focus gelegd op informatievoorziening. We hebben een website, een nieuwsbrief en een magazine opgezet om studenten, tandartsen, mondzorgspecialisten én het brede publiek beter te informeren over ons beroep en de toegevoegde waarde van mondhygiënisten. Het mooie is dat het grootste deel van deze communicatiekanalen beschikbaar is in drie talen – Nederlands, Frans en Engels – zodat we echt iedereen in België kunnen bereiken. Ook bieden we informatieve workshops aan en organiseren we inmiddels vier congressen: twee in het Nederlands, één in het Engels en één in het Frans. Dit zijn geweldige momenten om kennis te delen, nieuwe inzichten op te doen en vakgenoten te ontmoeten.”

Hoeveel leden heeft de BBM momenteel?

“Op dit moment zijn dat er ongeveer 320, waarvan zo’n 220 gediplomeerde mondhygiënisten en 100 studenten. Dit aantal groeit nog steeds, omdat steeds meer mondhygiënisten de meerwaarde zien van een sterke beroepsvereniging. De BBM zet zich in voor de erkenning en ontwikkeling van ons beroep en door samen te werken, kunnen we als beroepsgroep blijven groeien en vooruitgang boeken.”

Eén van die samenwerkingen is met de NVM-mondhygiënisten. Kun je iets vertellen over hoe deze samenwerking eruitziet?

“De samenwerking tussen BBM en de NVM-mondhygiënisten is ontzettend waardevol. Sinds de oprichting van BBM hebben we veel steun gekregen van onze Nederlandse collega’s en daar zijn we enorm dankbaar voor. Dankzij hun ervaring en kennis konden we een vliegende start maken. We onderhouden een hechte band en wisselen regelmatig kennis en ervaringen uit. Dit helpt niet alleen om onze beroepsgroepen in beide landen te versterken, maar ook om van elkaar te leren en samen verder te groeien.”

“Bovendien stelt deze samenwerking ons in staat om gezamenlijke vraagstukken op te pakken en uitdagingen in de mondzorg aan te gaan. Een goed voorbeeld hiervan is de uitstroom van afgestudeerde mondhygiënisten naar Nederland. Ongeveer een kwart van de mondhygiënisten die in België afstuderen, zijn Nederlandse studenten die na hun studie terugkeren. Dit terwijl het diploma niet automatisch gelijkgesteld is tussen beide landen. Wie in België afstudeert en in Nederland als mondhygiënist wil werken, moet extra cursussen volgen om de titel te mogen dragen en het beroep wettelijk te mogen uitoefenen. Omgekeerd geldt hetzelfde: met een Nederlands diploma moet je in België langs de erkenningscommissie, waarbij aanvullende bijscholing nodig is om erkenning en een werkvisum te verkrijgen. Het is dus interessant om te onderzoeken waarom Nederlandse studenten er toch voor kiezen om in België te studeren. Ligt dat aan de strengere selectieprocedures in Nederland, de kortere studieduur in België of de lagere studiekosten? Dit is een belangrijk vraagstuk dat we samen met onze Nederlandse collega’s verder willen uitdiepen.”

 

Tot slot, wat zijn de belangrijkste doelen waar de BBM zich de komende jaren op gaat richten?

“Voor onze beroepsgroep liggen zowel professioneel als financieel nog enkele uitdagingen. We willen mondhygiënisten een sterkere positie geven in het Belgische zorglandschap en zorgen voor eerlijke vergoedingen. Momenteel worden alleen tandsteenverwijdering en sealants vergoed via de basisziekteverzekering, terwijl cruciale preventieve behandelingen zoals poetsinstructies, mondgezondheidsmetingen en rookstopbegeleiding daarbuiten vallen. Dit maakt preventieve zorg minder toegankelijk, vooral voor kwetsbare groepen. Is preventie dan een luxeproduct? Wij vinden van niet. Investeren in preventieve zorg is op de lange termijn juist kostenbesparend. Tandbederf is zelfs volledig te voorkomen. Als we dus preventie centraal stellen, verbeteren we niet alleen de mondgezondheid van iedereen, maar verlagen we ook de zorgkosten op de lange termijn. In Scandinavische landen zien we al jaren hoe goed dit werkt en dat is voor ons een enorme inspiratie. Daar willen we in België ook naartoe werken!.”

“Daarnaast vinden we het belangrijk om onze leden goed te blijven informeren en ondersteunen, zodat ze altijd up-to-date zijn over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vak. We willen ook de brede bevolking blijven sensibiliseren over het belang van mondgezondheid. Hoe beter mensen de waarde van onze zorg begrijpen, hoe groter de rol van mondhygiënisten kan worden binnen de Belgische mondzorg. En heel belangrijk: we doen dit samen, met álle mondhygiënisten in België. Of ze nu Nederlandstalig of Franstalig zijn, iedereen moet zich betrokken en vertegenwoordigd voelen. Alleen zo kunnen we als beroepsgroep sterker staan en onze doelen bereiken.”

 

Isabelle Mertens

Isabelle Mertens

Interview met Isabelle Mertens, bestuurslid Belgische Beroepsvereniging voor Mondhygiënisten, door Ilona van der Werf.

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Verband tussen parodontale aandoeningen en beroertes

Verband tussen parodontale aandoeningen en beroertes

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Stroke and Cerebrovascular diseases laat zien dat er een verband is tussen tandvleesaandoeningen en cerebrale kleine vaatziekten (CSVD).

CSVD

CSVD is een belangrijk oorzaak van beroertes bij patiënten met ischemische beroerte, en veroorzaakt ongeveer 20% van de beroertes wereldwijd. De parodontale pathogenen die in verband staan met CSVD zijn echter onduidelijk. Daarom is er een onderzoek uitgevoerd om de relatie tussen bepaalde parodontale pathogenen in de mondholte en CSVD te bepalen. Op deze manier worden de effecten van verschillende typen parodontale pathogenen op de kleine cerebrale vaten verduidelijkt.

Onderzoek

Aan de hand van statistische analyse werd de associatie tussen de relatieve percentages van parodontale pathogenen op het tongbeslag, achtergrondfactoren en CSVD-beeldvorming geanalyseerd bij 347 patiënten die een acute ischemische beroerte hebben gehad. Met behulp van een kwantitatieve polymerasekettingreactie werd voor zes soorten parodontale pathogenen het relatieve percentage berekend.
Positiviteit voor de parodontale pathogeen werd gedefinieerd als aanwezigheid van meer dan 1/3e van elk parodontale pathogeen ten opzichte van de totale hoeveelheid bacteriën in het tongbeslag.

Resultaten

In totaal werden 347 patiënten met een ischemische beroerte onderzocht. Positiviteit voor de bacterie F. Nucleatum was onafhankelijk geassocieerd met hyperintensiteit van witte stof van hoge graad en totale CSVD-score. De andere vijf onderzochte bacteriesoorten vertoonden geen associatie.

Conclusie

Positiviteit voor de bacterie F. Nucleatum was onafhankelijk geassocieerd met witte stof en CSVD van hoge graad bij patiënten met een ischemische beroerte.
Om CSVD te vertragen zou mondverzorging gericht op F. Nucleatum kunnen helpen.

Bron:
Journal of Stroke and Cerebrovascular Diseases

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
Onderzoek naar het effect van plantaardig dieet op parodontale gezondheid bij cardiovasculaire risicopatiënten

Onderzoek naar het effect van plantaardig dieet op parodontale gezondheid bij cardiovasculaire risicopatiënten

Een studie gepubliceerd in Journal of Clinical Periodontology heeft onderzoek gedaan naar het effect van een plantaardig dieet op de parodontale gezondheid bij patiënten met cardiovasculaire risicofactoren.

Cardiovasculaire ziekten en parodontitis

Cardiovasculaire ziekten (CVD) en parodontitis zijn de meest wijdverspreide niet-overdraagbare chronische ziekten wereldwijd. Gemeenschappelijke risicofactoren voor de ziektes zijn bijvoorbeeld obesitas, diabetes, roken, genetica en dieet en suggereert dat er mogelijk verbanden en immunologische overeenkomsten zijn tussen beide aandoeningen.
De afbraak van lokaal weefsel in het parodontium zorgt voor een toename van pro-inflammatoire marker en dragen bij aan ontsteking, daarmee heeft het invloed op het risico op en ontwikkeling van CVD.

Onderzoek

Aan het onderzoek deden 36 deelnemers mee waarbij de interventiegroep met 17 personen 16 weken lang een plantaardig dieet (WPBD) volgde en de controlegroep (CG) met 19 personen de taak kreeg om hun dieet niet te veranderen. Er werden verschillende metingen bij aanvang, week 8 en week 16. Het parodontale onderzoek bestond uit bloeding na sonderen (BOP), ontstoken parodontaal oppervlak (PISA) en plaque-index (PI) op zes index tanden, pH van het speeksel en matrix-metalloproteinase-8 (MMP-8).

Resultaten

De resultaten lieten zien dat de gemiddelde PISA van de zes indextanden verlaagd was met 32 mm2 in de WPBD-groep en verhoogd was met 22,6 mm2 in de CG-groep.
De veranderingen in BOP waren vergelijkbaar. Daarnaast waren de MMP-8 waarden verlaagd in de WPBD-groep met 50,73 ng/ml en in de CG-groep met 5,40 ng/ml.

Conclusie

De overgang naar een plantaardig dieet van 16 weken kan de parodontale ontstekingsparameters stabiliseren bij patiënten met een risico op hart- en vaatziekten. Echter zijn er toekomstige studies noodzakelijk vanwege de niet-significante veranderingen binnen de groepen.

Bron:
Journal of Clinical Periodontology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Doorbraak in tandheelkunde opgekweekte tanden als alternatief voor vullingen

Doorbraak in tandheelkunde: opgekweekte tanden als alternatief voor vullingen

Volledig nieuwe tanden uit eigen lichaam in plaats van kunstmatige vullingen of implantaten? Het lijkt sciencefiction, maar onderzoekers van King’s College London zijn een grote stap dichterbij gekomen om dit werkelijkheid te maken.

Dankzij het onderzoek van Xuechen Zhang en dr. Ana Angelova Volponi kan de toekomst van de tandheelkunde er radicaal anders uitzien. In plaats van te vertrouwen op tandvullingen of implantaten, beide oplossingen die hun beperkingen hebben, zou het lichaam mogelijk zelf in staat zijn om nieuwe tanden te laten groeien.

Natuurlijke vervanging, geïnspireerd door de natuur

Sommige diersoorten zoals haaien en olifanten kunnen gedurende hun hele leven nieuwe tanden ontwikkelen. Mensen hebben die mogelijkheid niet: we krijgen slechts twee sets, waarvan de laatste blijvend is. Maar wat als we die biologische beperking kunnen omzeilen?

“Vullingen zijn niet de ideale oplossing voor tandherstel,” legt Zhang uit. “Ze verzwakken na verloop van tijd het tandweefsel, gaan niet eeuwig mee en kunnen leiden tot extra gevoeligheid of tandbederf. Ook implantaten, hoe geavanceerd ook, blijven onnatuurlijke ingrepen die niet volledig de functie van echte tanden nabootsen en vaak operatief worden geplaatst.”

De oplossing? Tanden gekweekt uit lichaamseigen cellen.

Celcommunicatie: de sleutel tot tandregeneratie

Het onderzoeksteam van King’s College werkte samen met Imperial College London om een innovatieve biomaterialenmatrix te ontwikkelen die de natuurlijke omgeving van tandcellen nabootst. Deze omgeving stelt cellen in staat om met elkaar te communiceren en zo het proces van tandvorming op gang te brengen.

Eerdere pogingen strandden omdat de signalen die de celgroei moesten stimuleren te abrupt werden afgegeven. De nieuwe techniek zorgt voor een geleidelijke afgifte van signalen, wat meer overeenkomt met de natuurlijke manier waarop het lichaam tanden vormt.

“We bootsen als het ware de biologische micro-omgeving na waarin tanden ontstaan,” aldus Zhang. “Daardoor begrijpen de cellen wat hun rol is en beginnen ze zich op natuurlijke wijze te differentiëren tot tandcellen.”

Van laboratorium naar mond

Nu wetenschappers erin geslaagd zijn om tanden te laten groeien in het lab, rijst de vraag: hoe krijgen we ze van petrischaal naar de kaak van de patiënt?

Er zijn twee mogelijke benaderingen. Ofwel worden jonge tandcellen direct op de plaats van de ontbrekende tand geplaatst en groeien ze daaruit tot een volledige tand. Of een complete tand wordt in het lab gekweekt en later getransplanteerd.

Beide benaderingen vallen onder het domein van regeneratieve geneeskunde, een snelgroeiend veld dat inzet op natuurlijke genezing met behulp van stamcellen en bio-engineering, in plaats van kunstmatige materialen zoals metaal of kunststof.

Een revolutie in tandzorg?

Volgens dr. Ana Angelova Volponi biedt deze techniek een duurzaam en effectief alternatief voor conventionele tandheelkunde. “De integratie van deze innovatieve methoden kan de manier waarop we tanden herstellen volledig veranderen. Ons werk binnen de Faculteit voor Tandheelkunde, Mond- en Schedelwetenschappen van King’s College London weerspiegelt de toewijding om de mondgezondheid te verbeteren via wetenschappelijke vooruitgang.”

 

Bronnen:

Zhang X, Volponi AA. Matrix-mimicking hydrogel enables tooth organoid induction via spatiotemporal signaling control. PubMed (2024). Link naar onderzoek

King’s College London, Faculty of Dentistry, Oral & Craniofacial Sciences.

Lees meer over: Cariës, Onderzoek, Thema A-Z
Aangezichtsletsel van omvang naar opvang

Aangezichtsletsel: van omvang naar opvang

Dento-alveolair en aangezichtsletsel zijn er in verschillende soorten en maten. Hoe wordt de opvang geregeld en waar moet de patiënt naar toe? Kaakchirurg Kees-Pieter Schepman vertelde tijdens de NWVT-cursus Trauma hoe hier mee om te gaan in de praktijk.

Epidemiologie

  • Hoofdtrauma (huisartsenpraktijk) ong. 7.5 per 1000 patiënt/jaar
  • De meeste hoofdtrauma’s komen voor bij jonge kinderen en ouderen > 85 jaar
  • Incidentie commotio cerebri (hersenschudding) 2 per 1000 patiënt/jaar
  • Leeftijdscategorie: 0-4 jaar jongens en meisjes. Resp. 18 en 14 per 1000 patiënt/jaar
  • >85 jaar > incidentie bij mannen en vrouwen resp. 10.7 en 6.5 per 1000 patiënt/jaar

Mannen hebben vaker een hoofdtrauma dan vrouwen.

Etiologie hoofdtrauma

Licht schedel- of hersenletsel:

  • Verkeer (43%)
  • Val (30%)
  • Geweld (10%)
  • Sport (6%)
  • Werk (3%)
  • Overig/onbekende oorzaak (8%)

Wat is belangrijk bij hoofdtrauma?

(Hetero) anamnese
Vraag naar:

  • Aard en toedracht van het trauma
  • Duur bewustzijnsverlies (en retro- en/of anterograde amnesie)
  • Hoofdpijn (duur, ernst)
  • Braken (tijdstip, frequentie)
  • Zichtbaar letsel hoofd of overig letsel
  • Geneesmiddelen gebruik: anti/coagluantia, anti-epileptica, sedative, antidiabetica;
  • Stollingsafwijkingen in voorgeschiedenis
  • Alcohol en/of drugsintoxicatie
  • Aanwijzingen kindermishandeling
  • Sociale context (alleenwonend, verzorging aanwezig, toezicht mogelijk

Hoog Energetisch Trauma (HET)

Trauma bij hoge energieoverdracht die tot inwendig letsel kan leiden met mogelijk ook nek- en hoofdletsel.

Voorbeelden:

  • Val van grote hoogte (2-3 maal lichaamslengte)
  • Ongeval met snelheid > 45 km/uur (met autogordel om)
  • Auto contra fietser/voetganger > 10 km/uur
  • Aanrijden van een (brom/snor) fietser of motorrijder door een ander voertuig bij een snelheidsverschil > 35 km/uur

Stroomschema gemaakt door huisarts

Key points:

  • Patiënt is jonger of ouder dan 16 jaar
  • Indien jonger: Eerst het vermoeden van kindermishandeling uitsluiten, indien ouder stollingsafwijkingen en leeftijd > 60 jaar follow up en behandeling hoofdtrauma.

Lichamelijk onderzoek

Onderzoek:

  • Bewustzijn (EMV-score) online te vinden > Glasgow coma scale> werkt met puntensysteem max score 15
  • Neurologisch onderzoek: pupilgrootte, lichtreacties, oogbewegingen, mimiek, kracht sensibiliteit, reflexen (let op links-rechtsverschil)
  • Aanwijzingen voor een (schedelbasis) fractuur; hematoom schedel (occipitaal, temporaal, pariëtaal, exclusief het aangezicht)
  • Bij vermoeden van kindermishandeling of onduidelijke toedracht: het gehele lichaam

Criteria voor spoedverwijzing

  • Bij sterk verhoogd risico op intracranieel letsel. Spoed per ambulance.
  • Bij bewusteloosheid of een verlaagd bewustzijn (of EMV-score <15 *)
  • Bij een insult na het trauma
  • Bij focale neurologische uitval na het trauma (bijvoorbeeld moeite met spreken, lezen, schrijven, verminderd zicht, motorische uitval, verminderde sensibiliteit, links-rechts reflexverschil *)
  • Bij vermoeden van schedel(basis)fractuur* (bij palpabele fractuur, retro-auriculaire bloeduitstorting, 1- of 2-zijdig (orbita) hematoom, hemotympanum, (cerebrospinaal) vocht uit oor (otorroe) of neus (rinorroe), gespannen of volle frontanel)
  • Bij hoogenergetisch trauma+ (bijvoorbeeld val van grote hoogte), ongeval in voertuig, auto contra fietser/voetganger, aanrijden van een (brom/snor)fietser of motorrijder door een ander voertuig.

Etiologie dentaal trauma

  • Vallen en botsingen in de thuisomgeving
  • Verkeersongevallen
  • Sportongevallen
  • Mentale retardatie
  • Epilepsie
  • Kindermisbruik

Anamnese

  • Algemeen medisch deel: algemene gezondheid, medicatie
  • Trauma gerelateerd deel: amnesie/bewusteloosheid/misselijkheid, aanwijzing voor aangezichtsfracturen, eerder (dentaal)trauma, gevoelsstoornis

 

  • Tijdstip ongeval: belangrijk i.v.m. tijdig terugplaatsen van elementen
  • Plaats ongeval: eventueel nog zoeken naar elementen?
  • Toedracht ongeval: schadeclaims? Hoog energetisch letsel?
  • Uitgevoerde behandelingen: al tanden teruggeplaatst? Al bij andere zorgverlener geweest voor bijvoorbeeld tetanus vaccinatie?
  • Pijn uitgaande van tanden of kaken: gericht op evt. aangezichtsletsel
  • Occlusiestoornissen: gericht op evt. aangezichtsletsel

Klinisch onderzoek

Extra oraal

  • Extra-orale verwondingen?
  • Palpatie maxillo-faciale skelet
  • Mondopening/bewegingsbeperking?
  • Hematomen?

Intra-oraal

Systematisch doorlopen en documenteren:

  • Verwondingen mucosa of gingiva
  • Hematomen
  • Kroonfracturen/pulpa-expositie
  • Standsveranderingen gebitselementen
  • Occlusie en/of articulatiestoornissen
  • Mobiliteit gebitselementen
  • Palpatie processus alveolaris
  • Vitaliteitscontrole

Controle schema elke 1, 3, 6, 12, 24 weken en daarna volgens halfjaarlijkse controle. Bij elke controle wordt gelet op de kleur van het gebitselement, verhoogde mobiliteit, gevoeligheid percussie, percussietoon, vitaliteit en eventuele fistel- of pocketvorming. Bij ieder bezoek wordt in de regel een röntgenfoto gemaakt, tenzij de kans op pulpanecrose relatief gering is zoals glazuurfracties, glazuurfracturen of ongecompliceerde glazuurdentine fracturen.

Tetanus profylaxe (WHO) richtlijnen te vinden op de website van het RIVM

Waar zijn eventueel verloren tanden gebleven?

  • Nog terug te plaatsen?
  • Hoe bewaren?
  • Doorgeslikt? In luchtwegen?

Acuut beleid bij teruggevonden tand(en)

  1. Zo spoedig mogelijk terugplaatsen in alveole (meteen of uiterlijk binnen 10-15 min)
    Daarbij: – Alleen aan kronen vasthouden

    • Wortel eventueel afspoelen
    • Niet droog bewaren (NB dit is niet gelijk aan bewaren in water!)
    • Naar de tandarts
  2.  Als terugplaatsen niet meteen lukt of binnen 10-15 min in bewaarmedium
    • Droge tijd buiten alveole is kritiek onderdeel van de behandeling.

Bewaarmedia uitgeslagen tanden

  • Alveole
  • In de mond van de patiënt of ouder
  • Fysiologisch zout
  • In melk
  • Verzameld speeksel
  • Lezenvloeistof

Repositie binnen 1 uur bij droog bewaren anders binnen 2-4 uur.

Radiologisch onderzoek

  • Occlusale opname
  • Tandfilm
  • Weke delen opname: kijken naar corpora aliena

 

  • OPT geeft overzicht maar minder detail
  • (CB)CT-scan

Nauwkeurige beschrijving diagnose

Voor nu:

Maak een behandelplan en vervolg hiervoor, door jezelf of een collega.

Voor later:

Verklaring ‘onbegrepen’ afwijkingen
Vaak buurtanden toch beschadigd (ronde tandboog op vlak oppervlak)
Verzekeringsvraagstukken

Letsel melkdentitie

  • Kinderen moeten kunnen eten en drinken, houd de behandeling simpel en plaats geen melkdentitie terug.
  • Behandeling van binnen naar buiten.
  • Behandelplanning vaak combinatie van letsel.

De spalk

  • Gemakkelijk/snel aan te brengen en te verwijderen, wie brengt het aan en wie haalt het eraf?
  • Aanbrengen of verwijderen is niet traumatiserend
  • Stabiliserende functie
  • Adequate fixatie gedurende gehele immobilisatieperiode
  • Niet traumatiserend voor parodontium en elementen (cariës)
  • Geen occlusie/articulatie stoornis
  • Endodontische therapie moet mogelijk zijn
  • Eventueel esthetisch acceptabel
  • Flexibel bij luxatie en avulsietrauma
  • Rigide bij wortelfracturen en processus alveolaris fractuur

Keuze draadspalk

  • Composietspalk
  • Kunstharsspalk

Aanbrengen spalk

  • Reponeren element(en)
  • Draad kiezen en aanbuigen
  • Elementen reinigen
  • Buccale vlak buurelementen voorbewerken
  • Draad passief aan buurelementen bevestigen
  • Buccale vlak getraumatiseerd element voorbewerken
  • Spalkdraad passief aan getraumatiseerd element bevestigen (onder controle occlusie)

Tip: in onderkaak eventueel linguaal spalken.

Controle van repositie is belangrijk met röntgenopname.

Fixatieduur spalk

  • Avulsie 1 week
  • Luxatie 3-4 weken
  • Verbrijzeling alveolewand 6 weken
  • Wortelfractuur 6 weken. Dit is afhankelijk van hoe hoog de fractuur zit.

Antibiotica (AB) proflylaxe

  • Wordt doorgaans niet gegeven bij dentaal letsel
  • Als weke delen betrokken zijn en dan kan het nodig zijn.
  • als AB-profylaxe wordt gegeven dan een breed spectrum:
  • Amoxicilline
  • Augementin
  • Co-trimoxazol
  • Metronidazol

Meestal wordt gekozen voor een therapeutische dosering voor 1 week.

Voorkomen is beter dan genezen: Profylaxe dentaal letsel.

Typen gebitsbeschermers

  1. Universeel zonder mogelijkheid tot verdere afvorming (pre-fab)
  2. Universeel met mogelijkheid tot individuele afvorming (boil and bite)
    1. enkellaags
    2. meerlaags
  3. Individueel vervaardigd meestal meerlaags
  4. Pre-fab voor dragers vast apparatuur.

Gebitsbeschermers

Primaire functie van gebitsbeschermers: het absorberen en verspreiden van energie van F impact.

  • Hoe dikker, hoe meer bescherming
  • Meerlaags is beter dan enkellaags
  • Prefab: hierover zijn heel weinig resultaten beschikbaar (1 artikel) en dit is zeker geen winnaar op het gebied van pasvorm en draagcomfort.

Conclusie

  • Elke beschermer is beter dan geen.
  • Draagcomfort:  dit is de belangrijkste reden voor een sporter om het wel of niet te dragen.
  • Voorafgaand aan ortho lijkt de enkel of meerlaagse boil and bite-beschermer een goed compromis.
  • Na ortho meerlaags wordt geadviseerd een individueel vervaardigde beschermer te gebruiken.

Kees-Pieter Schepman studeerde tandheelkunde aan het ACTA, waarna hij geneeskunde studeerde, promoveerde en opgeleid werd tot MKA-chirurg in het VU Medisch Centrum. Hierna volgde hij een fellow-ship in de oncologische hoofd-halschirurgie in het Erasmus MC. Sinds 2007 werkt hij als staflid MKA-chirurg in het UMCG in Groningen en heeft hij als aandachtsgebieden hoofd-hals oncologie en opleiding.

Verslag voor dental INFO door Nika van Koolwijk, tandarts, van de lezing van Kees-Pieter Schepman tijdens de cursus Trauma van de NWVT.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
onderzoek samenwerking deel 1

Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 3)

Is er in de praktijk sprake van harmonie en goede samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten in een pand? Via een vragenlijst op dentalinfo.nl stelden we deze vragen. Lees deel 3 met ideeën van tandartsen en mondhygiënisten voor betere samenwerking.

Onlangs werd er een onderzoek uitgevoerd onder vrij gevestigde mondhygiënisten. Hieruit zou blijken dat er wel wat te verbeteren valt qua communicatie tussen tandartsen en externe mondhygiënisten. Zowel KNMT als NVM-mondhygiënisten geven aan dat er met name op bestuurlijk niveau weinig harmonie is betreffende taakherschikking en het onderwerp ‘de geregistreerde mondhygiënist’. Maar dat er in het werkveld wel sprake is van harmonie en goede samenwerking. Onze redactie vroeg zich af in hoeverre deze uitspraak klopt.

Lees ook deel 1: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen
Lees ook deel 2: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen

Ideeën voor betere samenwerking vanuit de respondenten

Al enkele ideeën zijn langsgekomen zoals meer duidelijkheid qua rolverdeling en betere opleiding voor de mondhygiënist. Tandartsen geven verder nog aan dat er een attitudeverandering gaande lijkt te zijn onder mondhygiënisten waarbij het om omzet lijkt te gaan. Dit verwijt geven mondhygiënisten ook naar tandartsen.

Tandartsen aan het woord

Tandartsen geven aan dat ze stoeien met loslaten/vertrouwen en tegelijkertijd de verantwoordelijkheid dragen.

Zo zegt er een: “Ik wil precies weten wat en hoe dingen gezegd worden. Maar sta er natuurlijk niet naast, hou graag zelf de controle.”

Ook geven ze aan dat de mondhygiënist zelf meer het voortouw zou moeten nemen en dan juist meer zou moeten communiceren naar de tandarts zodat er samengewerkt kan worden.
Anderzijds geeft een tandarts aan: “Ze denken net zoveel als een tandarts te kunnen. Hun houding is betweterig.” Een tandarts vraagt om meer notities in het dossier zoals welke instructie er aan de orde is geweest. Men vraagt naar korte lijnen: “Actiever uitspreken naar tandarts over prognoses, adviezen, behandelingen en overleg bij bijvoorbeeld wel/niet verwijzen naar de parodontoloog.”

Nog een tandarts zegt: “Meer terugkoppeling uit henzelf.”

Een tandarts vraagt ook meer tijd voor overleg. Qua opleiding zou de mondhygiënist zich meer moeten bekwamen in gedragsverandering en geeft als enige tandarts aan dat ook zij iets te doen hebben: “Tandartsen moeten leren om samen met de mondhygiënist zorgbehoefte te leren zien en daar naar te handelen.”

Al met al is er een duidelijk roep om meer en beter met elkaar te communiceren en duidelijkheid te verschaffen.

Mondhygiënisten aan het woord

De mondhygiënisten geven ook veelal aan wat er bij de tandartsen aan schort, vinden duidelijkheid aanhouden belangrijk en storen zich ook aan commerciële belangen. Sommige mondhygiënisten gaan helemaal ‘los’:

  • “Tandartsen moeten weten wat PPS inhoudt. Wordt niet goed verwezen. Nu gaan PPS 2 naar preventie-assistenten. Meerdere malen aangegeven dat PPS2 door paropreventieassistent of mondhygiënist moet worden behandeld. Preventieassistent behandelt ook implantaten en kronen en bruggen, wat afgesproken is dat dit niet mag. Cliënt denkt ook dat hij bij MH komt, maar is dan een (Paro) preventie-assistente. Verwijzingen vanuit ta gaan gewoon niet goed, weten ook niet wanneer doorverwijzen parodontoloog. Helaas ook protocollen meerdere keren aangegeven, maar gaat ene oor in andere oor uit bij tandarts. Dus geen suggestie, maar hoe kunnen we tandarts meer leren wat MH behandeling inhoudt en hoe doorverwijzen ipv alleen tegen client zeggen even tandsteen wegkrabben.”
  • KNMT en NVM meer op een lijn, laat de Paro onze hoofdtaak zijn. Zoals het nu gaat worden de paropreventie assistenten straks de nieuwe mondhygiënisten. Er wordt teveel focus gelegd op de Big geregistreerde taken.”
  • “De mondhygiënist in het BIG register opnemen zou al een goede stap in de richting zijn.”
  • “Kijk naar de kwaliteiten van elk individu. Ik ben dankbaar dat ik in 2 algemene mondzorgpraktijken werk waar ik mij voor het grootste deel kan richten op preventie en behandelingen bij kinderen. Ik krijg hier heel veel energie van. En de tandartsen zijn op hun beurt weer gelukkig dat ik dit stukje zorg bij hun uit handen neem 😀.”
  • “Tandartsen zouden wat meer open kunnen staan voor een gesprek en de mondhygiënist wat meer mogen waarderen.”
  • “Tandheelkundestudenten en mondzorgkundestudenten tijdens de studie al samen praktijk en theorie vakken laten doen.”
  • “De afgelopen 9 jaar werk ik heel fijn samen met tandartsen in de praktijk waar ik nu werk. De jaren ervoor werkte ik vaak met tandartsen die de mondhygiënist niet waardeerden. Het was bijna de reden geweest om uit de tandheelkunde te stappen. De oude generatie lijkt het aan parodontologie kennis te ontbreken.”
  • “Ik denk dat er vaker moet geluisterd worden naar elkaar maar ook geen belerende rol moet worden opgezet.”
  • Communicatie momenten inlassen en van elkaar leren. Geld mag geen rol spelen in de zorg naar elkaar of naar de patiënten.”
  • “Tandartsen beter begrijpen dat je meer tijd nodig hebt om kwaliteit te kunnen leveren.”
  • “Door wellicht een bredere kijk op parodontologie vanuit de tandartsen (velen vinden het minder interessant of een vak apart) te krijgen, zouden we samen betere analyses kunnen toepassen.”
  • “Vanuit de mondhygiënisten: niet altijd eisend zijn, maar ook kwetsbaarheden gewoon bespreken of vragen naar de mening van een ander. En ja, we kunnen nog steeds verschillend denken over casussen / aanpak/ wensen/ etc. We werken samen in een geweldige branche, het zou jammer zijn als we niet van elkaar proberen te leren.”
  • “Dat de tandartsen een keer accepteren dat wij zelfstandige behandelaars zijn (big-geregistreerd) en ons als professionals zien ipv medewerkers.”
  • “Tandartsen moeten mondhygiënisten zien als volwaardig opgeleide professionals i.p.v. een stel huppeltrutjes die een cursus van 2 dagen hebben gedaan. Ik heb veel kennis en ervaring en ik wens ook zo behandeld te worden. Binnen de tandheelkundige wereld heb ik ervaren dat het zeldzaam is om zo behandeld te worden.”
  • “Ik heb gemerkt dat tandartsen toch vaak hiërarchisch boven je willen staan en ze toch wel het idee hebben dat je als mh minder bent en ze je niet altijd heel serieus nemen.”
  • “Aan het begin van de samenwerking duidelijke afspraken maken over de samenwerking en waar elk persoon behoeften aan heeft. Ik merk dat ik met meerdere tandartsen heb samengewerkt (ik ben pas 1,5 jaar afgestudeerd) en dat deze soort afspraken niet gemaakt zijn (ook door mijn fout natuurlijk, maar als junior MH op de arbeidsmarkt wil je graag tonen dat je het allemaal kunt en in het team wil passen). Ik merk dat er na enkele weken of maanden dan toch wel wat botsmomenten zijn die daarna lastig te bespreken zijn en soms tot een groter probleem uitlopen. Als deze dingen in het begin al vastgesteld zijn, zou je beter en sneller de keuze kunnen maken of je je er thuis voelt en wilt blijven, of dat je bijvoorbeeld dezelfde werkmentaliteit en principes hebben en dus niet goed kunt samenwerken met diegene. Ik ben sterk van mening dat dit ook overspannenheid en burn out kan voorkomen (waarvan het eerste helaas mijn huidige situatie is omdat mijn werkplezier eruit gezogen is). Ik vind het zelf erg moeilijk om mijn grenzen, voorkeuren, meningen en principes aan te kaarten tegenover een tandarts die daar eigenlijk al niet echt voor open staat en al jaren lang zijn eigen werkwijze heeft. Ik merk dat sommige tandartsen helaas ook slecht hierop reageren, wat de samenwerking al direct belemmerd. Uiteraard zitten er ook goede tandartsen en goede samenwerkingen tussen, maar het ligt denk ik ook vooral aan de persoon zelf.”
  • “Ik heb gemerkt dat tandartsen toch vaak hiërarchisch boven je willen staan en ze toch wel het idee hebben dat je als mondhygiënist minder bent en ze je niet altijd heel serieus nemen.”
  • Niet communiceren via de patiënt.”
  • “Het klinkt waarschijnlijk vreemd, maar ik hoop dat er geen BIG komt voor mondhygiënisten. Ik werk als ZZP’er bij een tandarts en kan mijn beroep in volle glorie uitoefenen. Ik heb volledige vrijheid. Röntgenfoto’s zijn altijd aanwezig in het pand en hoeven dus niet door een 2e zorgverlener zoals een vrijgevestigde mh opnieuw X-ray belasting! gemaakt te worden, alle patiëntgegevens zijn aanwezig, overleglijn is kort, anesthesie aanwezig.”
  • Respecteren waarvoor de medewerker is opgeleid. Tandarts moet de rol van de arts in de beroepsnaam uitvoeren. Geen tijd besteden, de mondhygiënist is opgeleid. Dat was de bedoeling van uitbreiden pakket mh, zodat de tandarts zich niet bezighoudt met verrichtingen op hbo-niveau, zoals behandeling cariës. Opleiding Mondzorgkunde leidt op voor een zorgprofessional met eigen kennis en kunde. Tandartsen laten nu verrichtingen uitvoeren door een persoon in een witte jas met een opleiding van een week. Het professionele geweten ontbreekt dan met alle risico’s van dien. En maar vullen die kassa over de ruggen van niets wetende patiënten die torenhoge tarieven betalen en behandeld worden door een niet door kennis gehinderd persoon. De kwaliteit gaat achteruit.”
  • Serieus genomen worden door de expertise van de mondhygiënist betreffende paro en preventie.”
  • “Als vrijgevestigd mondhygiënist denk ik dat samenwerking begint bij elkaar persoonlijk leren kennen. Door middel van kleine kringbijeenkomsten. Kennis maken en het delen van verwachtingen zou een goede start zijn. Daarnaast heeft de NVM een soortgelijk onderzoek als dit uitgevoerd en de uitkomsten gedeeld met de KNMT. Zij zouden ‘iets’ gaan doen met de achterban. Dat is éénrichtingsverkeer. Ook aan mondhygiënische vallen dingen te verbeteren op communicatie vlak.”
  • Vertrouwen in de mondhygiënist haar prognoses.”
  • Overleggen is belangrijk. Maar respecteer ieder zijn mening. Ik ga een tandarts niet vertellen hoe hij zijn werk moet doen en hoe hij moet declareren. Als ik een patiënt naar de parodontoloog verwijs en ik zie na een paar maanden dat de tandarts heeft gezegd dat dit niet nodig is, vind ik dit erg jammer. Ook wel eens gehad dat een patiënt die nooit gemotiveerd was om ragers te gebruiken en dit toch niet deed, heel tevreden was met de softpicks. Iets is beter dan niets en de mondhygiëne was heel erg verbeterd, daarna werd ik apart genomen door een tandarts die niet blij was dat de patiënt softpicks gebruikt en de tandarts zei weer tegen de patiënt dat die moet stoppen met de softpicks. Het is belangrijk dat we weten dat niet alles op onze eigen manier altijd gaat, maar dat we altijd werken naar verbetering. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Ook heb ik wel eens meegemaakt dat een tandarts aan mij vraagt om foto’s te maken en dat ik daarna zie dat de tandarts die op zijn eigen naam heeft gezet, ik ga hier geen probleem van maken, maar het is jammer als je aan het einde van de dag ziet dat dit achter je rug om is veranderd. De manager zei dat de tandarts dat mag doen ook al kijkt hij maar snel naar de foto. Maar duidelijke afspraken zijn soms dus nodig. Ook over de controle doen in de tijd van de mondhygiëniste. In de vergadering werd dit veel aangegeven door mondhygiënisten. Als mondhygiëniste moet je soms wel voor jezelf opkomen. (Ik heb nu een werkplek waar ik een hele goede samenwerking heb, het bovengenoemde zijn voorbeelden van praktijken waar ik niet meer werk, de tandarts vraagt ook veel mijn mening en dat is toch wel heel fijn. We zijn echt een team).”
  • “Misschien de vraag of wel of geen BIG registratie de samenwerking beïnvloed. Ik ben namelijk zelf BIG geregistreerd en werk juist graag samen om het beste voor de patiënt te kunnen betekenen.”
  • “Als tandartsen is van hun troon zouden afstappen.”
  • “Tandartsen onderwijzen in de functie van de mondhygiënist als volwaardige professional, dus geen veredelde schoonmaakslaaf ten dienste van de tandarts…een basis van gelijkwaardigheid creëren ondanks verschillende functies en bevoegdheden. Ik heb genoeg tandartsen meegemaakt met een godscomplex. Maar dat verschilt natuurlijk per persoon hoe iemand er in staat. Verder meer kennis over parodontologie aanbieden voor tandartsen.”
  • Erkenning van het beroep mondhygiënist.”
  • “Tandartsen ondermijnen onze kennis en bekwaamheid met name ten aanzien van de voorbehouden handelingen. Ze willen de regie houden, terwijl wij uitstekend zelf kunnen herkennen en indiceren of men naar de tandarts moet ivm complexiteit of het bij de mondhygiënist kan blijven. Het is geen kwestie van werk uit handen nemen, maar met helpen, bijvoorbeeld met het vullen van de primaire cariës en door middel van adviezen voorkomen dat er nieuwe cariës ontstaat en anderzijds wanneer er een foto nodig is voor een beter beeld en daarop volgende parodontale behandeling lijkt het me wenselijk dat hier niet constant verdeeldheid over blijft maar de bachelor opgeleide mondhygiënist “gewoon” haar werkzaamheden kan uitvoeren zonder opdracht van of tussenkomst van een tandarts.”
  • “Duidelijk alles bespreken & vaker werkoverleg inplannen.”
  • Open staan voor elkaar. En dat heeft met persoonlijkheid te maken sommige mensen kunnen dat niet.”
  • Mondhygiënisten minder proberen op de stoel van de tandarts te gaan zitten (= vullingen) zodat mondhygiënisten meer vrijheid krijgen (= verdoven en foto’s). mondhygiënisten graag de stokpaardjes van de opleiding en bestuur laten vallen (= niemand heeft behoefte aan vullende mondhygiënisten), en focussen op paro deskundigheid (=inzetten op verdoven en foto’s maken). Al dat geblaat over vullende mondhygiënisten is stuitend en buiten de wens van de mondhygiënisten zelf om. Diegenen die zo nodig willen vullen zullen dat uiteraard alleen in een tandartspraktijk doen zodat er iemand beschikbaar is in tijden van exponatie of stress. Ik ben al 28 jaar mondhygiënist en maak veel vullingen maar doe dit nooit zonder een tandarts in het pand. Daarnaast heb ik alleen behoefte om op een vrijdagmiddag even een solo te maken of een verdoving te geven bij parodontale problemen. Mensen met carieuze pijnklachten worden gezien door de tandarts dus het hele idee dat je daar functioneel zelfstandig voor moet zijn is bespottelijk.”
  • “Ik werk in een algemene praktijk waar ongeveer standaard 30 minuten ingepland worden. Dan zeggen ze als je meer tijd nodig hebt maak je maar een extra afspraak. Dat kan… over 6 mnd heb ik ongeveer plek.”
  • Vergaderingen inplannen.”
  • Luister naar elkaar, wees benieuwd naar wat de ander zegt, sta open voor elkaars mening. Laat iedereen in zijn waarde, heb respect en weet wat ons gezamenlijke doel is.”
  • Goede communicatie blijft de sleutel tot succes.”
  • “Wanneer de tandarts het journaal van de mondhygiëniste leest en daar op terug communiceert in zijn journaal na de behandeling zal een hoop onzekerheid en vragen schelen.”
  • Patiënten vrij laten in hun keuze om wel of niet naar de mondhygiëniste te gaan. Er zijn patiënten die prima zelf hun gebit onderhouden en de extra info van de mondhygiëniste en controle niet nodig hebben.”
  • “Het zou fijn zijn als tandartsen niet alleen aan het geld denken.”
  • Onder een dak samen werken, regelmatig werkoverleg (minimaal 3 per jaar), luisteren naar elkaar, open staan voor elkaars suggesties. Samen alle pauzes doorbrengen.”

Vertaling van de ideeën

Er is dus een sterke roep om meer wederzijds begrip, duidelijkere communicatie en betere samenwerking. De oproep om tandartsen en mondhygiënisten al tijdens de opleiding samen te laten werken is een krachtige suggestie die structureel iets kan veranderen. Maar door gebrek aan patiënten op de kliniek van de universiteiten dreigen de studenten dan al elkaars concurrent te worden. Bieden stages hier de uitkomst? Zouden tandheelkundestudenten stage kunnen lopen bij de mondhygiënist? Meerdere respondenten geven aan dat afspraken over samenwerking, verwachtingen en bevoegdheden namelijk in een vroeg stadium gemaakt zouden moeten worden. Dit zou ook kunnen worden vertaald naar een aanbeveling voor structurele samenwerkingsgesprekken bij de start van een werkrelatie. Veel mondhygiënisten voelen zich namelijk niet altijd als volwaardige professionals erkend. Dit raakt aan het belang van professionele identiteit en gelijkwaardige samenwerking. Een betere rolverdeling en communicatie zouden kunnen helpen om dit te verbeteren. Er bestaat nu een spanningsveld tussen autonomie en regie.

Sommige tandartsen ervaren een verlies van controle, terwijl sommige mondhygiënisten vinden dat ze als ondergeschikt worden behandeld. Dit sluit aan bij leiderschapstheorieën waarin balans tussen sturing en zelfstandigheid centraal staan. Dus terugkerend punt is dat tandartsen en mondhygiënisten meer over elkaars vakgebied zouden moeten leren, bijvoorbeeld door gezamenlijke (bij- en na)scholing of interprofessioneel onderwijs.

De meningen over de invloed van BIG-registratie op samenwerking verschillen. Dit illustreert hoe wet- en regelgeving invloed heeft op de werkrelatie en hoe verschillend dit wordt ervaren in de praktijk. Dit terwijl NVM-mondhygiëisen en KNMT zeggen dat er op de werkvloer niks aan de hand zou zijn betreffende dit onderwerp.

Samenvatting: Samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten in theoretisch perspectief

Het onderzoek naar de samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten laat zien dat communicatie, leiderschap en (werk)druk belangrijke factoren zijn die de samenwerking bevorderen of juist belemmeren. Deze bevindingen kunnen worden bekeken in het licht van verschillende wetenschappelijke theorieën over samenwerking en teamdynamiek.

1. Psychologische Veiligheid (Edmondson, 1999)

Het concept psychologische veiligheid benadrukt het belang van een werkklimaat waarin teamleden zich veilig voelen om zich uit te spreken en fouten te maken. Uit het onderzoek blijkt dat mondhygiënisten die zich gewaardeerd voelen en regelmatig feedback ontvangen, een positievere samenwerking ervaren. Dat is wellicht logisch gezien hun positie maar tot op heden is er weinig aandacht geweest voor de situatie vanuit de tandartsen. Ook voor hen geldt deze behoefte. Daarentegen voelen degenen zonder terugkoppeling of erkenning zich minder prettig en hebben zij een slechtere samenwerkingservaring. Dit sluit aan bij Edmondsons theorie dat psychologische veiligheid een basisvoorwaarde is voor open communicatie en effectieve samenwerking.

2. Tuckman’s Teamontwikkelingsmodel (1965)

Volgens Tuckman doorlopen teams vier fasen: forming, storming, norming en performing. De variatie in samenwerkingservaringen onder tandartsen en mondhygiënisten suggereert dat sommige praktijken in de ‘storming’-fase blijven steken, waarin onduidelijke verwachtingen en conflicten domineren. Daarentegen bevinden praktijken waarin overleg en rolduidelijkheid centraal staan zich waarschijnlijk in de ‘performing’-fase, waarin samenwerking optimaal is.

3. Situationeel Leiderschap (Hersey & Blanchard, 1977)

De perceptie van leiderschap door tandartsen speelt een grote rol in de samenwerking. Situationeel leiderschap stelt dat effectieve leiders hun stijl aanpassen aan de behoefte van hun teamleden. In het onderzoek blijkt dat sommige mondhygiënisten behoefte hebben aan autonomie, terwijl anderen juist meer begeleiding wensen. Wanneer een tandarts zijn leiderschapsstijl niet afstemt op de behoeften van de mondhygiënisten, kan dit tot frustratie en verminderde samenwerking leiden.

4. Job Demands-Resources Model (Bakker & Demerouti, 2007)

Dit model stelt dat werkstress ontstaat door een onbalans tussen taakeisen (zoals werkdruk) en hulpbronnen (zoals ondersteuning en feedback). Uit de enquête blijkt dat werkdruk vaker een negatieve invloed heeft op de samenwerking van mondhygiënisten dan op die van tandartsen. Daarnaast blijkt dat regelmatig overleg en gezamenlijke besluitvorming deze negatieve invloed kan verminderen. Dit past binnen het model: door voldoende hulpbronnen te bieden, kan de negatieve impact van werkdruk worden verzacht.

5. Transactional vs. Transformational Leadership (Burns, 1978)

De rol van de tandarts als regisseur blijkt cruciaal. Transactionele leiders richten zich voornamelijk op taken en beloningen, terwijl transformationele leiders zich richten op motivatie en ontwikkeling. Uit het onderzoek blijkt dat mondhygiënisten die regelmatig kunnen overleggen en input wordt gewaardeerd, de samenwerking als beter ervaren. Dit suggereert dat tandartsen die een transformationele leiderschapsstijl hanteren, waarbij zij inspelen op de motivatie en ontwikkeling van hun teamleden, een positievere werksfeer en effectievere samenwerking realiseren.

Uitdagingen en Verbeterpunten

Naast deze theoretische inzichten kwamen uit het onderzoek meerdere uitdagingen en suggesties naar voren:

  • Wederzijds respect en erkenning
    Mondhygiënisten geven aan dat zij soms niet als volwaardige professionals worden erkend. Hier ligt een kans om rolverdeling en samenwerking beter af te stemmen.
  • Hiërarchie en samenwerking
    Sommige tandartsen ervaren een verlies van controle, terwijl sommige mondhygiënisten zich ondergeschikt voelen. Dit vraagt om een balans tussen autonomie en gezamenlijke afstemming.
  • Duidelijke afspraken en communicatie
    Zowel tandartsen als mondhygiënisten geven aan dat vooraf gemaakte afspraken over samenwerking veel conflicten kunnen voorkomen.
  • BIG-registratie en taakherschikking
    Er zijn gemengde gevoelens over de invloed van BIG-registratie op samenwerking. Dit toont aan hoe wetgeving de praktijk beïnvloedt.
  • Onderwijs en bijscholing
    Het samen opleiden van tandartsen en mondhygiënisten kan de samenwerking verbeteren. Scholingen over parodontologie en interprofessioneel samenwerken kunnen hierin bijdragen.

Strategische stappen

Om samenwerking landelijk te verbeteren, kunnen we verschillende strategische stappen nemen die aansluiten bij de inzichten uit dit onderzoek:

  1. Nationaal overlegplatform
    Het Mondzorgforum is een voorbeeld van een gezamenlijk overlegplatform op waarin zowel tandartsen als mondhygiënisten structureel met elkaar in gesprek gaan over samenwerking, taakverdeling en communicatie. Ook is er recent een werkveldgroep opgezet door ondergetekende. Dit kan door beroepsverenigingen zoals KNMT en NVM-mondhygiënisten ondersteund worden.
  2. Richtlijnen voor samenwerking
    Ontwikkel landelijke richtlijnen waarin de rolverdeling en overlegmomenten tussen tandartsen en mondhygiënisten worden vastgelegd. Bijvoorbeeld een protocol voor gezamenlijke diagnosebesprekingen of afstemming over parostatussen. Maar hierbij moet ruimte blijven voor situationeel leiderschap. Mondhygiënisten die meer autonomie nodig hebben, kunnen deze richtlijnen juist als beklemmend ervaren en hebben meer behoefte aan groeimogelijkheden zoals tot preventieleider of mentor. Misschien kan een flexibele richtlijn soelaas bieden met keuzemogelijkheden of suggesties in plaats van een strikt protocol.
  3. Training in communicatie en leiderschap
    Bied scholingen aan waarin tandartsen en mondhygiënisten leren hoe ze effectiever kunnen samenwerken. Dit kan variëren van training in psychologische veiligheid en feedback tot situationeel leiderschap.
  4. Mentorschap en coaching
    Ervaren tandartsen en mondhygiënisten kunnen als mentor fungeren voor jongere collega’s om samenwerking te bevorderen en professionele groei te stimuleren.
  5. Onderzoek en monitoring
    Voer periodiek landelijk onderzoek uit naar samenwerking in mondzorgpraktijken en publiceer best practices. Dit kan bijdragen aan een cultuur van continue verbetering.
  6. Beloningssystemen voor goede samenwerking
    Overweeg erkenning of accreditatie voor praktijken die uitblinken in samenwerking, bijvoorbeeld via keurmerken of certificeringen.

Conclusie

Het onderzoek bevestigt dat samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten geen vanzelfsprekendheid is, maar afhankelijk is van leiderschap, communicatie en de mate van psychologische veiligheid. Praktijken waarin duidelijke rolverdeling, regelmatig overleg en wederzijds respect centraal staan, scoren beter op samenwerking. Door wetenschappelijke inzichten toe te passen en initiatieven zoals het Mondzorgforum te ondersteunen, kunnen tandartsen en mondhygiënisten hun samenwerking verder optimaliseren en een prettiger en effectiever werkklimaat creëren.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist. Vragenlijst uitgezet via dentalinfo.nl

Lees ook: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 1)
Lees ook: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 2)

Lees meer over: Samenwerken, Thema A-Z
Gezonde mondgewoonten Waarom ze belangrijk zijn en hoe je ze stimuleert

Gezonde mondgewoonten: Waarom ze belangrijk zijn en hoe je ze stimuleert

Gezonde mondgewoonten helpen om gaatjes en ontstoken tandvlees te voorkomen en dragen bij aan een goede spraakontwikkeling en ademhaling. Maar slechte gewoonten kunnen juist problemen veroorzaken, zoals scheve tanden, een verkeerde kaakgroei en zelfs gezondheidsklachten. In dit artikel leggen we uit welke mondgewoonten problemen kunnen geven en hoe je gezonde gewoonten aanleert.

Afwijkende mondgewoonten en hun gevolgen

Mondademen

Normaal gesproken ademen we door onze neus. Dat helpt om bacteriën tegen te houden en zorgt ervoor dat de mond niet uitdroogt. Wie veel door de mond ademt, kan last krijgen van droge lippen, een slechte adem en een hoger risico op cariës  en ontstoken tandvlees. Ook kan het de groei van de kaak en tanden negatief beïnvloeden. Kinderen die dit doen, kunnen zelfs minder goed slapen en zich slechter concentreren.

Afwijkend slikken

Sommige mensen duwen hun tong tegen of tussen de tanden als ze slikken. Dit kan ervoor zorgen dat de tanden scheef gaan staan en kan zelfs spraakproblemen zoals slissen veroorzaken. Een verkeerd slikpatroon maakt het ook lastiger voor een beugel om zijn werk goed te doen. Als dit op jonge leeftijd niet wordt aangepakt, kunnen er op latere leeftijd problemen ontstaan met eten en praten.

Duim- of vingerzuigen

Veel jonge kinderen zuigen op hun duim of vingers. Dit kan rustgevend werken, maar als ze dit te lang blijven doen (na de leeftijd van drie of vier jaar), kan het hun gebit en kaak laten vervormen. Dit kan leiden tot een open beet, wat eten en praten moeilijker maakt. Ook kunnen de lippen zwakker worden en kan het de ademhaling beïnvloeden.

Lip- en tongpersen

Sommige mensen duwen onbewust hun tong of lippen tegen hun tanden. Dit kan ervoor zorgen dat de tanden verkeerd gaan staan en dat het tandvlees zich terugtrekt. Ook kan het de mondsluiting verstoren, wat weer gevolgen heeft voor de ademhaling en het slikken.

Hoe stimuleer je gezonde mondgewoonten?

Maak mensen bewust

Zorgverleners zoals logopedisten en mondhygiënisten kunnen helpen om verkeerde gewoonten af te leren. Ouders kunnen hier thuis ook een grote rol in spelen.

Visuele hulpmiddelen, zoals spiegeloefeningen of voor- en na-foto’s, kunnen helpen om het probleem inzichtelijk te maken. Voor kinderen werkt een beloningssysteem, zoals stickers of een puntenkaart, vaak goed om hen te motiveren om slechte gewoonten af te leren.

Oro-Myofunctionele Therapie (OMFT)

OMFT is een speciale therapie die zich richt op het trainen van de mondspieren en het verbeteren van slikken, ademen en tonggebruik. Dit kan helpen bij het corrigeren van verkeerde mondgewoonten en voorkomt toekomstige problemen.

Een simpele oefening binnen OMFT is om de tongpunt tegen het gehemelte te plaatsen en deze daar een paar seconden te houden. Dit helpt om de mondspieren sterker te maken en voorkomt dat de tong naar voren duwt tijdens het slikken.

Educatie en Training

Zorgverleners kunnen trainingen volgen om te leren hoe ze verkeerde mondgewoonten kunnen herkennen en behandelen.

Ook ouders kunnen leren hoe ze hun kinderen kunnen helpen om betere mondgewoonten te ontwikkelen. Hoe eerder je begint, hoe beter de resultaten!

Conclusie

Gezonde mondgewoonten zijn belangrijk voor een goed gebit en een gezond lichaam. Slechte gewoonten zoals mondademen, verkeerd slikken en duimzuigen kunnen allerlei problemen veroorzaken, van scheve tanden tot ademhalings- en spraakproblemen. Gelukkig zijn er genoeg manieren om deze gewoonten te verbeteren.

Met de juiste begeleiding en motivatie kunnen zowel kinderen als volwassenen hun mondgezondheid verbeteren en toekomstige problemen voorkomen. Ouders, zorgverleners en professionals spelen hierbij een grote rol.

 

Door:
Rosalie Matser van Uniek Academy. Uniek Academy biedt de training Motiveren tot Gezonde Mondgewoonten aan. Deze training helpt zorgverleners en andere betrokkenen om cliënten te begeleiden naar betere mondgewoonten.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Terugblik op het Benefietsymposium Parkinson de mond

Terugblik op het Benefietsymposium Parkinson & de mond

Op 8 maart vond het feestelijke benefietsymposium Parkinson & de Mond plaats op ACTA. Ruim 175 deelnemers maakten deze dag kennis met de veelzijdige interactie tussen de ziekte van Parkinson en de mondgezondheid.

Holistische aanpak

Moderatoren dr. Merel Verhoeff en Karina Pigeaud heetten iedereen hartelijk welkom in de centrale hal om het symposium te openen. Vervolgens startte de eerste lezing van het symposium: De Parkinson Pandemie en wat we er samen aan kunnen doen. Prof. dr. Bas Bloem nam de deelnemers mee in zijn verhaal over het belang van een holistische aanpak bij Parkinson en vergeleek Parkinson geheel terecht met topsport. Hij stipte de urgentie van nieuw onderzoek aan, waarbij ‘hope’ van ‘hype’ gescheiden moet worden en geloofwaardigheid centraal moet staan. Ook benadrukte hij de interactie tussen een pro-inflammatoir mondmilieu en progressie van de ziekte van Parkinson.

Haalbare en effectieve zorg

De tweede lezing werd verzorgd door het duo Marjolein van Stiphout (tandarts gehandicaptenzorg) en Tom Turk (voormalig tandarts gehandicaptenzorg, Parkinson ervaringsdeskundige). Zij gaven een waardevolle inkijk in hoe het is om met Parkinson te leven, naar de tandarts te gaan en de zelfzorg op peil te houden. Er werden verschillende praktische tips en adviezen gedeeld, waarbij haalbare en effectieve zorg centraal stonden. Onder meer het plannen van afspraken in de ochtend, het verhogen van de frequentie van controles, het instellen van de behandelstoel, de persoonlijke aandacht voor de patiënt en het leveren van zorg op maat kwamen aan bod. Ontroerende momenten werden afgewisseld met een goede dosis humor.

Workshops

Na een korte pauze was het tijd voor de eerste workshopronde. Er werd enthousiast meegedaan aan een zestal diverse workshops over slaap, kauwen, reuk- en smaakproblematiek, voeding, praten en screenen op mondgezondheidsproblemen bij patiënten met Parkinson. De workshops combineerden theorie met praktijk, waarbij deelnemers bijvoorbeeld werden uitgedaagd om hun eigen kauweffectiviteit te testen om kauwproblemen bij Parkinsonpatiënten in het vervolg tijdig te kunnen signaleren. Ook gingen deelnemers aan de slag met de Oral Health Assessment Tool, die inzicht geeft in het signaleren van mondgezondheidsproblemen aan de hand van interessante casuïstiek.

Mondgezondheid bij Parkinson

Na een heerlijke lunch verzorgd door Koks op straat, gingen de deelnemers aan de slag met de tweede workshopronde, waarna het alweer tijd was voor de laatste twee plenaire lezingen. Dr. Merel Verhoeff en Beau van Dijk deelden tijdens hun lezing de nieuwste inzichten en uitdagingen op het gebied van mondgezondheid bij Parkinson. Speekselproblematiek, aangezichtspijn, disfunctie van de kauwspieren, tandbederf en tandvleesaandoeningen bij Parkinsonpatiënten kwamen uitgebreid aan bod. De laatste lezing van de dag, Toekomstmuziek, werd verzorgd door prof. dr. Erik Scherder, welke gepaard ging met een bijzonder gastoptreden van het Mr P’s Singers koor, onder leiding van Emiel Hoefnagel, dat bestaat uit mensen met Parkinson(isme) en hun mantelzorgers.

Opbrengst

De dag werd feestelijk afgesloten met de grote onthulling van een fantastische opbrengst. Dankzij de belangeloze inzet van alle partijen, deelname van verschillende professionals en directe donaties is er een totaalbedrag opgebracht van maar liefst 50.000 euro. De gehele opbrengst van deze dag wordt ingezet voor onderzoek naar de mondgezondheid bij de ziekte van Parkinson en de valorisatie hiervan.

Namens alle organisatoren, hartelijk dank aan iedereen die op deze bijzondere dag aanwezig was en/of heeft gedoneerd; samen hebben we een verschil gemaakt.

Verslag door ACTA Dental Education. Bekijk hier aankomende evenementen

Lees meer over: Congresverslagen, Medisch | Tandheelkundig, Partnernieuws, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Paro stap voor stap

Paro stap voor stap

In 2020 heeft de European Federation of Periodontology (EFP) een stapsgewijze benadering geïntroduceerd om tot gestroomlijnde en geoptimaliseerde parodontale zorg te komen. Dagmar Else Slot en Tim Thomassen gingen in hun 2 duolezingen tijdens PARO2024 in op preventieve handelingen en de behandeling van parodontale aandoeningen.

Er wordt stap voor stap gestreefd naar een succesvolle behandeling van parodontitis. Stap 0 en 1 bestaan uit het leggen van het fundament voor een succesvolle behandeling later. De supra- en subgingivale gebitsreiniging komen aan bod in stap 2. Stap 3 is de behandeling van verdiepte (rest) pockets, bijvoorbeeld parodontale chirurgie chirurgie en stap 4 bestaat uit parodontale nazorg.

Ontwikkelingen in de parodontologie

Van 2013 tot en met 2023 zijn er verschillende nieuwe classificaties en richtlijnen opgesteld daarbij zijn er belangrijke workshops gehouden met als resultaat een consensus rapport.. Zo is in 2018 de EFP/AAP “world classification” ontwikkeld. In 2020 zijn de PPS ingevoerd, de richtlijn Parodontologie in de Algemene Praktijk opgesteld en de EFP Clinical Practice Guidelines voor Stage I-III ontwikkeld. Recent, in 2022, zijn deze richtlijnen aangevuld met Stage IV.

 

 

Paro stap voor stap Whats new

Klik hier voor een vergrote afbeelding

Richtlijn parodontologie in de algemene praktijk

Er zijn veel overeenkomsten in de “Richtlijn Parodontologie in de Algemene Praktijk’ van de NVvP en de Clinial Practice Guidelines van de EFP, waaronder een stapsgewijze aanpak en een poging om parodontale problematiek zo gestructureerd mogelijk te behandelen. Maar er zijn ook verschillen, waarbij de Europese richtlijn vooral over de behandeling van parodontitis gaat, is de kracht van de Nederlandse variant de aandacht voor het screenen en diagnostiek. In de lezingen worden beide richtlijnen samengenomen.

Paro stap voor stap

Stap 0: Het bouwen van een fundament voor een succesvolle behandeling

Stap 0 bestaat uit screenen, onderzoek, diagnose, prognose, voorlichting en het opstellen van een zorgplan en zorgdoel. Met screenen wordt bedoeld; het oppervlakkig verkennen van een ogenschijnlijke gezonde populatie om asymptomatische gevallen van een ziekte of aandoening op het spoor te komen en geeft de potentiële behoefte aan voor verder onderzoek en behandeling. Screenen gebeurt door middel van de PPS waarna je aan de hand van deze score besluit of iemand verdere parodontale behandeling behoeft bijvoorbeeld door middel van het paro-preventie traject of het paro-traject. Deze stap 0 is niet terug te vinden in de officiële EFP guideline, maar is voor de lezing, en het onderwijs toegevoegd om de connectie te maken tussen de Nederlandse en Europese richtlijnen. Wellicht is het dus niet zozeer een stap, maar een opstap of plateau om van te vertrekken.

Periodieke parodontale screening (PPS)

De PPS-score kan worden opgedeeld in 3 scores en bijbehorende vragen die het beslissingsmoment vereenvoudigen.

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

PPS 1 – pocketdiepe 1-3 mm

  • Is er sprake van veel plaque,
  • Is er sprake van bloeding
  • Is er sprake van tandsteen,
  • Is er sprake van plaqueretentiefactoren?
  • Voldoende mondhygiëne zelfzorg?
    – Ja > dan afspraak voor volgende PMO
    – Nee > Paro-preventie traject

PPS 2 – pocketdiepte 4-5 mm dan komen erbij:

  • Alle afwegingen zoals bij score 1
  • Is er sprake van pseudopockets?
  • Is er sprake van vergevorderd aanhechtingsverlies?
  • Zijn er furcatieproblemen?
  • Zijn er risicofactoren met betrekking tot algemene gezondheid?
  • Is er sprake van factoren van ongezond gedrag (roken, stress, overgewicht)?

Het advies is om te inventariseren wat de mate van zelfzorg en motivatie is. Daarnaast is voorlichting, begeleiding en advies omtrent gezond gedrag erg belangrijk. Subgingivale reiniging van de pockets van 4-5 mm is ook geïndiceerd. Wanneer er onvoldoende respons is op de behandeling zal aanvullend (parodontaal) onderzoek nodig zijn.

PPS 3 – pocketdiepte >6 mm dan komen erbij:

  • Alle afwegingen zoals bij score 2
  • Is er sprake van gecombineerde paro-endo problematiek?
  • Sprake van geimpacteerd buurelement?
  • Fracturen of itrarogene restauratieve behandeling?

Bij een PPS-score van 2 of 3 is het geadviseerd om aanvullend (parodontaal) onderzoek te doen die bestaat uit:

  • Anamnese, medisch, tandheelkundig
  • Pocket-/parodontiumstatus
  • Psychosociale aspecten en motivatie
  • Aanvullend röntgenonderzoek
  • Evt. microbiologisch onderzoek
  • Parodontale diagnostiek en behandelplanning
  • Aanpassingen zorgdoel en zorgplan

Diagnose

Parodontitis is een chronische, multifactoriële ontstekingsziekte met episodes van activiteit en is geassocieerd met een dysbiotische plaque biofilm, aanhechtingsverlies, röntgenologisch botverlies, aanwezigheid van verdiepte pockets en bloeding van het tandvlees na sonderen. Wanneer de balans tussen aanval en verdediging optimaal is, is er sprake van gezond tandvlees. Wanneer deze balans wankel verloopt is er sprake van gingivitis en wanneer het mis loopt is er sprake van parodontitis. Er zijn verschillende vormen van parodontitis namelijk; acute parodontale laesies (zoals necrotiserende parodontale aandoeningen en een parodontaal abces), parodontitis als directe manifestatie van een systemische aandoening en parodontitis. Om parodontitis te classificeren wordt gekeken naar de uitgebreidheid, ernst en progressie.

Prognose

De prognose is een voorspelling van de mogelijke te verwachten uitkomst. Er zijn verschillende factoren die je kan gebruiken om de prognose te bepalen aan de hand van klinische factoren, omgevingsfactoren, lokale factoren en restauratieve factoren, zoals hieronder weergegeven.

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

Wanneer er sprake is van een goede prognose is het zinvol om het element te behandelen. Wanneer er sprake is van een licht dubieuze prognose is het waarschijnlijk zinvol om het element te behandelen. Bij een matige prognose is het twijfelachtig of het element succesvol te behandelen is en bij een slechte prognose is het niet zinvol om te behandelen.

Voorlichting

Het geven van voorlichting is het domein van de mondhygiëniste, preventie-assistente en tandarts (-parodontoloog). Het is belangrijk om met de patiënt te bespreken wat ontstoken tandvlees is, hoe het ontstaat, wat de risicofactoren en effecten zijn en wat de vervolgstap is. Met behulp van de beschikbare folders en kaarten is het makkelijk aan de patiënt uit te leggen. Na de voorlichting kan samen met de patiënt het zorgdoel worden bepaald.

Zorgdoel

Op basis van de zorgvraag en wensen van de patiënt bepaal je het zorgdoel. Enkele voorbeelden zijn:

  • Behoud van een functioneel acceptabele dentitie met alle middelen
  • Behoud van een functioneel acceptabele dentitie met uitsluitend nazorg, zonder ingrijpende (chirurgische) behandeling
  • Behoud verkorte tandboog met alle middelen
  • Behoud strategische elementen met alle middelen -> op basis van esthetiek en functie
  • Behoud strategische elementen met uitsluiten nazorg, zonder ingrijpende (chirurgische) behandeling
  • Versneld afbouwen naar edentate situatie

Stap 1: Inventarisatie en optimalisatie van de risicofactoren en zelfzorg

Voor de richtlijnen van de EFP wordt gebruik gemaakt van aanbevelingen. Dit kan zijn om iets wel of niet te doen, het te overwegen om wel of niet te doen of dat het onduidelijk is. Deze zijn gebaseerd op kwaliteit van bewijs sterk tot zwak en basis van een aantal overwegingen kan bewijs worden omgezet tot een aanbeveling.

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

De richtlijn van de NVvP richt zich met betrekking tot stap 1 op de inventarisatie van het niveau van zelfzorg, het begeleiden en optimaliseren van mondhygiëne en gedragsverandering. Het advies is om 2x per dag te poetsen met fluoridetandpasta. Patiënten willen vaak weten wat ze moeten doen, maar doen het vaak niet omdat motivatie vaak het probleem is.

De omnicalculator biedt allerlei reken tools zo is een handige tool om onder andere het packyear van een patiënt uit te rekenen om te praten met de patiënt over roken en de risico’s daarvan. Veelal zijn de rekentools ondersteunt met wetenschappelijke literatuur. Roken kan namelijk zorgen voor peri-implantitis, meer implantaat verlies, verlies van gebitselementen, invloed om de gebitstoestand van kinderen en verlies van elementen in de nazorg. Stoppen met roken kan juist zorgen voor aanhechtingswinst, pocketdiepte reductie, minder risico op parodontitis en lagere incidentie of progressie.

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

In de praktijk is het noodzakelijk om het rookgedrag te bespreken. Waar voorheen motivational interviewing de standaard is dat tegenwoordig volgens het Trimbos het zogenoemnde VBA (very brief advice). Hierbij gaat het om het stellen van de vraag of er nog gerookt wordt, informeren naar de interesse om te stoppen, als die er is er de mogelijkheid om warm te verwijzen naar professionals die daar op gericht zijn.

Stap 2: Behandelen door middel van supra- en subgingivale gebitsreiniging

Stap 2 richt zich met name op supra- en subgingivale reiniging. Gecombineerde supra- en subgingivale reiniging met ultrasone en handinstrumentarium is daarbij aanbevolen.
Daarnaast kanop indicatie aanbevolen worden om chloorhexidine mondspoeling te gebruiken. Dit resulteert in iets meer pocketdiepte reductie dan zonder spoeling. Een nadeel van chloorhexidine is dat het ook juist voor aanslag kan zorgen. Andere spoelmiddelen zoals essentiële oliën en zijn niet geschikt voor deze fase van de behandelingRoutinematig antibioticagebruik bij elke parodontale behandeling is niet de bedoeling.

Antibiotica moet worden ingezet bij specifieke gevallen zoals:

  • Jonge patiënten met snelle progressie van parodontitis
  • Zeer ernstige parodontitis met furcatie-problematiek en snelle progressie
  • Als parodontale chirurgie in de esthetische zone voorkomen kan worden
  • Necrotiserende parodontale aandoeningen (ANUG, ANUP), in geval van algehele malaise en koorts

Belangrijk is om na stap 2 een evaluatiemoment te houden door middel van een parodontiumstatus, kijken hoe het fysiek, mentaal en financieel gaat met de patiënt en of de end-points bereikt zijn. Wanneer er een pocketdiepte is van onder <5 mm dan kan verder worden gegaan met stap 4, de nazorg. Wanneer dit niet bereikt is moet eerst stap 3 doorlopen worden.

Stap 3: Behandeling van verdiepte (rest) pockets

In stap 3 wordt restontsteking getackeld door herhaalde subgingivale reiniging bij pockets van 4-5 mm en bloeding bij sonderen en daarnaast parodontale chirurgie bij pockets van meer dan 6 mm. In de lezingen wordt benadrukt dat het in de praktijk niet zo zwart-wit is en dat dit per patient en gebitselement bekeken moet worden.

Parodontale chirurgie

Parodontale chirurgie moet worden uitgevoerd door bevoegde en bekwame professionals.
Het doel van parodontale chirurgie is afhankelijk van het type chirurgie dat wordt uitgevoerd en kan bestaan uit:

  • Professionele reiniging en inspectie onder direct zicht.
  • Optimalisatie van de zelfzorg door de patiënt
  • Pocket reductie
  • Recessie (= gevolg van pocketreductie)
  • Herstel van cement, PDL en bot
  • Het succes hangt af van patiëntfactoren (roken, mh), chirurgische en hechttechnieken, materialen

Stap 4: Nazorg

Stap 4 bestaat uit nazorg waarbij eerst de situatie wordt beoordeeld. Het is ook belangrijk dat de patiënt zelf zorgt voor supragingivale plaquecontrole door middel van het begeleiden van de patiënt met het gebruik van een elektrische tandenborstel en cilindrische ragers. Het bijsturen van de motivatie en instructie is een belangrijk onderdeel van de nazorgbehandeling. Uiteraard wordt er een professionele gebitsreiniging uitgevoerd, sub en supragingivaal. Bloeding na sonderen is daarvoor een belangrijke parameter. Uiteindelijk voor een nazorg behandeling afgerond met polijsten en op inidctaie het aanbrengen van fluoride. Ten slotte wordt een recall interval wordt bepaald tussen 3 en 12 maanden. Belangrijke factoren om dit interval te bepalen zijn roken, diabetes, aantal pockets > 5 mm, BOP% en hoeveelheid botverlies. Om deze stappen binnen de nazorg goed te kunnen doorlopen en voldoende tijd te kunnen besteden aan alle aspecten is het zo genoemde “profy hour” bedacht.

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

Complexe (parodontale) problematiek

Er is sprake van complexe parodontale problematiek wanneer parodontitis gecombineerd is met:

  • Occlusaal trauma
  • Drifting, flaring en toename van diastemen a.g.v. parodontitis
  • Het verlies van 5 of meer gebitselementen a.g.v. parodontitis
  • Het verlies van kauwvermogen

Niet zozeer het individuele element staat centraal, maar het mogelijk verlies van de dentitie als geheel

Behandeling van deze problematiek kan bestaan uit:

  • Weghalen van storende contacten (fremitus) door selectieve occlusale aanpassingen
  • Splinting door middel van een spalk, composiet of een brugconstructie
  • Orthodontische behandelingen
  • Partiële plaatprothese en frame-protheses
  • Implantaat gedragen frame protheses
  • Enkeltandsvervanging door een implantaat
  • Brug op implantaten
  • Volledige protheses, overkappingsprothese (met of zonder implantaten)

Paro stap voor stap

Klik hier voor een vergrote afbeelding

Het doorstroomschema van de Nederlandse richtlijn, de stappen van de EFP, en de patiënten folder van de NVvP, zijn allemaal anders en toch wel een zelfde volgorde.

Prof. dr. Dagmar Else Slot is opgeleid tot mondhygiënist en heeft daarnaast een onderwijskundige achtergrond, is klinisch epidemioloog en heeft een MBA afgerond. Zij is benoemd bij ACTA als hoogleraar ‘Preventie in de Mondzorg’ en voelt zij zich zeer verbonden met de dagelijkse klinische praktijk en de mondhygiënist in het bijzonder. Zij verdeelt momenteel haar tijd tussen sectie Parodontologie van ACTA, de mondzorgpraktijk, de master HGZO en het International Journal of Dental Hygiene.

Tim Thomassen studeerde in 2012 in Amsterdam (ACTA) af als tandarts. Na 7,5 jaar werkzaam te zijn geweest in de algemene tandheelkunde besloot hij zich theoretisch, klinisch en wetenschappelijk te verdiepen in de parodontologie. Medio 2022 rondde hij de post-initiële opleiding Oral Health Sciences – Periodontology af, met daaropvolgend NVvP.
Hij is werkzaam bij Paro Praktijk Utrecht waar hij consulten en behandelingen uitvoert op het gebied van de parodontologie en implantologie. Daarnaast is hij met veel enthousiasme
tandarts-docent en promovendus bij de vakgroep Parodontologie van het ACTA. Hij schrijft regelmatig in (inter-) nationale vakbladen en verzorgt lezingen.

Verslag door Fabienne de Vries in samenwerking met van de lezing van Dagmar Else Slot en Tim Thomassen tijdens PARO2024 van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Parodontologie, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
onderzoek samenwerking deel 1

Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 2)

Is er in de praktijk sprake van harmonie en goede samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten in een pand? Via een vragenlijst op dentalinfo.nl stelden we deze vragen. Lees deel 2 van de uitkomsten over tevredenheid, waardering, vertrouwen, complimenten en feedback, werkdruk en werkplezier.

Onlangs werd er een onderzoek uitgevoerd onder vrij gevestigde mondhygiënisten. Hieruit zou blijken dat er wel wat te verbeteren valt qua communicatie tussen tandartsen en externe mondhygiënisten. Zowel KNMT als NVM-mondhygiënisten geven aan dat er met name op bestuurlijk niveau weinig harmonie is betreffende taakherschikking en het onderwerp ‘de geregistreerde mondhygiënist’. Maar dat er in het werkveld wel sprake is van harmonie en goede samenwerking. Onze redactie vroeg zich af in hoeverre deze uitspraak klopt.

Lees ook deel 1: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen

Tevredenheid

36% van de mondhygiënisten die nooit samen de eerste parostatus bekijkt, geeft aan dat ze de samenwerking matig tot zeer slecht vinden. Toch is 13% juist heel tevreden.

Mooi is te zien dat ‘hetzelfde verhaal houden’ belangrijk is voor hoe de ervaring is met betrekking tot samenwerken.

Want alle mondhygiënisten die hetzelfde verhaal houden als de tandarts hebben allemaal een goede of hele goede ervaring, op een na die dit toch als matig beoordeelt. Van diegenen die nooit hetzelfde verhaal houden, beoordelen slechts 2 mondhygiënisten de samenwerking als goed en eentje als heel goed.

Waardering expertise

De mondhygiënist waardeert dus het sparren met de tandarts zodat ze hetzelfde verhaal kunnen houden. Maar voelt dit zo ook voor de tandarts? 43% van de tandartsen denkt dat de mondhygiënist hun expertise waardeert en 45% denkt dat het vaak gewaardeerd wordt. Bij 54% wordt dan ook zelden het advies genegeerd.

Slechts 8 tandartsen denken dat hun expertise maar soms wordt gewaardeerd en eentje denkt zelden. 73% van de tandartsen die altijd denkt gewaardeerd te worden om hun expertise geeft aan dat ze een hele goede ervaring hebben betreffende samenwerken en de rest beoordeelt dit als goed.

Hoe beoordelen de tandartsen op hen beurt de expertise van de mondhygiënist? Zij beoordelen hun kennis vooral zeer hoog op vlak van preventie (43%).

36% van de tandartsen vindt de kennis van de mondhygiënist op vlak van parodontologie zeer hoog. Slechts 17% schat de kennis en kunde op vlak van cariës heel hoog in, maar 52% vindt deze gemiddeld en 19% vindt deze hoog. 29% vindt de kennis van mondhygiënisten qua parodontologie hoog en 30% gemiddeld. De kennis van preventie wordt gemiddeld gewaardeerd door 14% en door 40% als hoog.

Dit uit zich in een waardering van de input van de tandarts bij het maken van een behandelplan als volgt: 36% zeer waardevol, 36% waardevol, 21% neutraal en 5% als weinig.

Hoe denken de mondhygiënisten dat hun input wordt gewaardeerd? Slechts 13% krijgt het gevoel dat hun input altijd gewaardeerd wordt. Gelukkig geeft 47% aan dat zij het gevoel hebben dat het wel vaak wordt gewaardeerd. 22% geeft het antwoord ‘soms’, 18% zelden en 4% krijgt helaas het gevoel dat hun input nooit gewaardeerd wordt. Is hier sprake van het vaak genoemde Calimero gedrag of is er iets anders aan de hand? We komen hier later op terug.

Hoe beoordelen tandartsen de meerwaarde van de mondhygiënist ten opzichte van de (paro)preventieassistent? 5%  geeft aan dat deze beroepen niet te vergelijken zijn, 5% vinden dat de (paro)preventie juist een meerwaarde kent ten opzichte van de mondhygiënist of geen meerwaarde. 37% erkent dat er veel meerwaarde is en 8% enigszins.

Vertrouwen

Hebben de tandartsen bij deze hoge scores ook vertrouwen in de diagnostiek door mondhygiënisten? 38% heeft dit meestal, 26% is neutraal, 21% heeft hier volledig vertrouwen in en 17% heeft hier meestal geen vertrouwen in.

Wanneer de tandarts geen vertrouwen hierin heeft, zoeken ze dan het gesprek op? Van deze laatste groep zijn er 2 die zelden de prognose of het behandelplan bespreken met de mondhygiënist, 3 soms en eentje nooit. Laten diegene met vertrouwen dan meer los en bespreken zij minder? Van diegenen die volledig vertrouwen hebben, bespreken er 6 altijd of vaak het behandelplan of diagnose, 3 doen dit soms en eentje zelden.

Het lijkt er dus op dat bespreking juist goed is voor het vertrouwen. 7% van de mondhygiënisten schat de kennis van tandartsen op vlak van preventie als erg hoog in. 43% schat dit als hoog in en 30 % als niet hoog – niet laag en 13% als laag en 6% als heel laag.

Slechts 2 tandartsen zijn het nooit oneens met de aanpak van de mondhygiënist. Maar gelukkig zijn er ook maar 2 tandartsen het vaak oneens. De meeste tandartsen zijn het soms oneens en 33% is het zelden oneens. Diegene die zelden of nooit oneens zijn, geven ook het meeste aan dat problemen openlijk besproken kunnen worden.

Welk idee hebben de mondhygiënisten als we het over vertrouwen hebben?

Vertrouwen de tandartsen hen? 59% geeft aan dat ze het idee krijgen dat ze volledig vertrouwd worden. Slechts een mondhygiënist proeft geen enkel vertrouwen en drie geven aan meestal niet vertrouwd te worden. 34% heeft het idee dat ze meestal wel vertrouwd worden. 12% blijft hierin neutraal.

Als we dit tegenover de percentages leggen waarin tandartsen aangeven welk vertrouwen ze hebben in de diagnostiek dan lijkt de mondhygiënisten te overschatten welke mate van vertrouwen zij krijgen.

Als we bekijken welke mondhygiënisten volledig vertrouwen voelen dan kunnen we bekijken waar dat wellicht aan ligt.

Het valt op dat 70% van de mondhygienisten die volledig vertrouwen proeven altijd hun eigen professionaliteit kunnen inzetten.

Terwijl 43% van alle mondhygiënisten altijd hun eigen professionaliteit kunnen inzetten. Ook voelen ze zich allen gewaardeerd. Toch krijgen zij niet vaker complimenten dan andere mondhygiënisten. Wel denken zij dat de tandarts vaker hetzelfde idee heeft over hun vak als zij zelf. 76% voelt zich in hun kracht gezet van deze groep ten opzichte van 46% over de gehele groep mondhygiënisten.

Mondhygiënisten die zich nooit gewaardeerd voelen: Calimero effect?

Wat is er aan de hand met de 12 mondhygiënisten die zich nooit gewaardeerd voelen? Stellen zij zich aan of wat is er aan de hand? Bijzonder is dat zij – op twee na – met meer dan 10 tandartsen ervaring hebben. 8 van hen hebben 21 of nog meer jaren ervaring. 8 van hen zijn matig tevreden over de samenwerking en een slecht.

Zij hebben op 1 na nooit afgesproken wat er onder ‘complex’ valt. Zij overleggen minder vaak en krijgen minder vaak respons.

Drie van hen geven aan zich vaak gedwongen te voelen bijvoorbeeld om een bepaalde behandeling te doen. Vier van hen zegt dat dit weleens gebeurt maar niet vaak. Op het moment dat zij een endo-paro probleem vermoeden wordt 8 van hen vaak gezegd om maar ‘gewoon schoon te maken’ en bij twee komt dit incidenteel voor.

Wat ook opvalt is dat zij op hun beurt de tandarts heel laag (1x), laag (5 x) of niet laag – niet hoog inschatten qua kennis op vlak van parodontologie en ook op vlak van preventie worden ze flink lager ingeschat dan dat de andere mondhygiënisten doen.

Zij zijn allen regelmatig of soms in conflict met de tandarts(en). De communicatie met tandartsen omschrijven zij vaker als heel slecht, slecht of niet goed – niet slecht. Slechts een omschrijft de communicatie als goed en een vindt dit wisselend. Slechts een van hen voelt zich prettig bij tandartsen. Geen enkele van hen voelt zich echt in zijn kracht gezet terwijl de helft wel de tandarts in zijn kracht zet. De helft heeft het idee dat ze andere ideeën hebben over het vak van mondhygiënist terwijl de andere helft denkt van wel maar ook niet altijd.

Zes van hen krijgen minder vaak dan 1 keer per jaar een compliment en twee zelfs nooit. Twee krijgen er elk kwartaal een compliment.  Drie krijgen nooit negatieve feedback, drie minder vaak dan 1 keer per jaar, 4 jaarlijks en twee elk kwartaal. 9 krijgen nooit of bijna nooit feedback om van te groeien en drie soms. Ook het bespreken van problemen lijkt niet te gebeuren of is weinig constructief. 10 hebben nooit of bijna nooit het idee dat er ruimte is om fouten te maken.

Opvallend is dat er de verdeling van verantwoordelijkheden en rollen niet goed duidelijk zijn. Zij beoordelen het leiderschapsniveau van de tandarts als heel slecht tot slecht. Twee benoemen dit niet slecht – niet goed en eentje als goed. Wel neemt diegene de rol is van regisseur, maar drie mondhygiënisten zeggen dat deze tandartsen dat juist niet doen.

Slechts een van hen haalt veel plezier uit samenwerken.

De meeste mondhygiënisten van deze groep denkt dat hun expertise overruled wordt, bij een gebeurt dit nooit. Deze mondhygiënisten vragen om meer vertrouwen, minder commercieel handelen, duidelijke afspraken, niet communiceren via de patiënt, erkenning van het beroep, geen ondermijning en fatsoenlijke behandeltijd.

Tandartsen die samenwerking matig vinden

4 van de 42 tandartsen vinden de samenwerking matig. Welke gemene deler hebben zij? Wat maakt dat ze de samenwerking matig vinden? Drie van hen werken meer dan 20 jaar dagelijks met mondhygiënisten samen. Allen geven aan dat de interne mondhygiënist beter bevalt en daarmee schuift voor een van hen de mate van samenwerking naar ‘goed’.

Zij lijken minder te overleggen voelen zich ook wat minder gewaardeerd. Zij schatten de kennis van mondhygiënisten meestal gemiddeld tot laag in. Zij krijgen zelden tot nooit feedback van de mondhygiënist. Ook vinden ze dat de mondhygiënist niet zelfstandig kan werken, hebben meestal geen vertrouwen in hun diagnostiek, en zijn het soms oneens over de aanpak van de mondhygiënist.

Toch lijkt dit niet vaker tot conflicten te leiden, maar ook kunnen zij soms tot nooit problemen openlijk bespreken en oplossen. Zij zijn neutraal tot helemaal geen plezier hebbend in samenwerken. Zij geven zelf weinig feedback of helemaal nooit. Toch geven ze de mondhygiënist wel complimenten, sommige zelfs maandelijks.

Twee van hen vinden de input van de mondhygiënist weinig waardevol en vinden de mondhygiënist (vergeleken met de paro-assistent) weinig meerwaarde hebben en zijn van mening dat de mondhygiënist geen leidersrol zou moeten hebben.

Wat vinden ze dat er verbeterd moet worden?

Een zegt: “Langere samenwerkingen en begrijpen dat de tandarts de regierol heeft!” Een andere tandarts: “Duidelijke afkadering van wie wat doet. De meerwaarde van de mondhygiënist is paro en preventie. De rest is voor de tandarts en die is verantwoordelijk.”

Nog een van deze tandartsen zegt: “Betere opleiding, kennis is zeer matig nu.”
En de laatste zegt: “Samenwerken, want dat doen ze niet.”

Nog andere suggesties werden gegeven door hen: “Ik vind het opvallend dat met name de jonge generatie mondhygiënisten veel meer hun eigen plan trekken en minder de samenwerking opzoeken met de tandarts. In mijn ogen een rechtstreeks gevolg van het experiment zelfstandige bevoegdheid. Wat mij betreft wordt dat dus ook direct gestopt.”

En: “Externe mondhygiënist werkt mijns inzien niet, geen overleg überhaupt en 2 eilanden.”

En als laatste: “Wij hebben momenteel geen vaste mondhygiënist in de praktijk. Samenwerken met externen vind ik onder de maat. Er worden geen statussen gemaakt of aangeleverd. Geen dossier voering etc. Overleg niet of nauwelijks mogelijk. Jaren geleden heb ik als mondhygiënist gewerkt dus ik ben goed op de hoogte hoe het functioneren kan en zou moeten werken, namelijk in teamverband.”

Complimenten en feedback

Qua complimenten en feedback stuiten we op bijzondere verschillen. 37 van de 97 (38%) mondhygiënisten krijgen nooit of minder vaak dan jaarlijks een compliment. Dat terwijl 14% van de tandartsen meent minder vaak dan jaarlijks een compliment te geven.

7% ervaart jaarlijks een compliment en 19% elk kwartaal. 16% van de mondhygiënisten zegt elke maand een compliment te krijgen terwijl 29% van de tandartsen denkt dat hij dit doet. Een kwart van de mondhygiënisten zegt elke week gecomplimenteerd te worden tegenover 36% van de tandartsen. Slechts een mondhygiënist ervaart elk week een compliment terwijl 8 van de 42 tandartsen denken dit te schenken.

Twee tandartsen geven hun mondhygiënist nooit feedback. De meeste tandartsen denken dat ze wekelijks feedback geven, namelijk 50%. 17% zegt dagelijks feedback te geven. 33% van de mondhygiënisten zegt nooit negatieve feedback te krijgen en 24% krijgt nooit feedback om van te groeien. 57% van de mondhygiënisten zegt minder vaak dan jaarlijks negatieve feedback te krijgen en 10% van de mondhygiënisten krijgt jaarlijks negatieve feedback, 7% elk kwartaal en de rest krijgt dit elke maand, week of dag. 20% krijgt bijna nooit feedback om van te groeien, 39% krijgt soms feedback om te groeien en 18% ervaart dit altijd zo.

Diegenen die altijd feedback krijgen om te groeien krijgen dit meestal minder vaak dan jaarlijks. Wel krijgen zij opvallend vaker een compliment, variërend van elke week tot maand. Zij voelen zich allen gewaardeerd en zij voelen zich meestal in hun kracht gezet. Zij voelen zich allen prettig tot heel prettig bij tandartsen.

Zij zijn – op een na – tevreden over de communicatie. 12 van hen zijn ook nog nooit gevraagd om iets te doen waarbij ze zich gedwongen voelden, 4 van hen zeggen dat dit incidenteel is voorgekomen. De samenwerking bevalt goed tot heel goed.

Ruimte voor fouten

7% van de totale groep respondenten die mondhygiënist zijn, heeft het idee dat er nooit ruimte is om fouten te maken.

Een van hen krijgt dagelijks negatieve feedback maar de rest krijgt deze nooit of bijna nooit. Ook krijgen zij vrijwel nooit een compliment of feedback om van te groeien.

Hieruit blijkt dus dat geen terugkoppeling onzeker kan maken maar ook een te veel aan negatieve feedback.

Zij hebben niet het idee bij de tandarts terecht te kunnen en zijn ook niet in staat om samen tot constructieve probleemoplossing te komen. Hun kwaliteiten worden nauwelijks herkend en ook ervaren zij druk vanuit de tandarts. De communicatie ervaren zij als slecht en schatten zij hun kennis laag in qua paro en preventie. Zij overleggen veruit het allerminst en het lijkt alsof zij altijd zelf het initiatief hiervoor moeten nemen. Zij hebben niet het idee dat ze hun professionaliteit kunnen inzetten en ook de rolverdeling is niet altijd duidelijk. Het leiderschapsniveau vinden zij slecht en ook de regierol behoeft verbetering. Het is geen verrassing dat zij niet te spreken zijn over de samenwerking en er ook niet veel plezier aan beleven.

16% van de mondhygiënisten heeft het idee dat er bijna nooit ruimte is om fouten te maken. 37% voelt deze ruimte soms en 39% voelt dit altijd.

Deze grootste groep is een stuk constructiever bij het oplossen van problemen samen met de tandarts. Ook voelen zij bijna allemaal dat ze bij de tandarts terecht kunnen. Zij kunnen vaak tot altijd hun professionaliteit uitvoeren. De rollen en verantwoordelijkheden zijn helder. De tandarts heeft meestal of volledig vertrouwen in hen. Opvallend is dat zij wel vaker elke week een compliment ervaren, namelijk 38%, en voelen zij zich vaker gewaardeerd en voelen zich vrijwel allemaal prettig tot zeer prettig. De kennis van de tandartsen wordt redelijk hoog ingeschat. Ook in deze groep voelen mondhygiënisten zich onder druk gezet om een behandeling uit te voeren, maar veel minder vaak.  De tandarts en de mondhygiënist lijken elkaar veel vaker op te zoeken voor overleg.

De grote discrepantie tussen wat tandartsen denken te geven en wat mondhygiënisten daadwerkelijk ervaren, is opvallend. Dit wijst erop dat feedbackcultuur en erkenning verder ontwikkeld kunnen worden. Misschien zou een gestructureerd feedbacksysteem kunnen helpen?

Psychologische veiligheid

52% van de mondhygiënisten heeft zich nooit gedwongen gevoeld bij een vraag van de tandarts, bijvoorbeeld om een bepaalde behandeling te doen. Bij 42% komt dit voor maar niet vaak. 8% voelt zich vaak gedwongen.

Op de volgende vraag : “Is de volgende situatie voorgekomen? Je gaf een element een hele slechte prognose of je vermoedde een endo-paro. Is je gevraagd om ‘gewoon even schoon te maken’?” antwoordden 39% dat dit nooit is voorgekomen en nog eens 39% dat dit weleens voorkomt en 22% dat dit vaak voorkomt.

5% voelt zich erg onprettig bij tandartsen en 4% onprettig, 13% voelt zich niet prettig maar ook niet onprettig, voor 8% wisselt het, 49% voelt zich prettig en 20% voelt zich heel prettig bij de tandartsen waarmee ze momenteel samenwerken. 18% ervaart nooit druk vanuit tandartsen, 37% bijna nooit, 30% niet altijd en 14% ervaart altijd druk.

Kunnen conflicten openlijk besproken worden binnen de praktijk?

De mondhygiënisten gaven de volgende antwoorden: 8% nooit, 15% zelden, 21% soms, 37% meestal en 18% altijd.

7% is hierbij zelf de conflictvermijder. 34% is nog nooit in conflict geraakt. 42% van de mondhygiënisten heeft soms een conflict en 14% regelmatig. 2 mondhygiënisten hebben vaak een conflict. Vreemd genoeg geven de tandartsen hele andere antwoorden. 27% van de tandartsen zeggen dat zij nooit in conflict zijn maar 4 van de 42 zijn conflictvermijders. 12% zegt soms in conflict te komen.

Hoe meer er overlegd wordt, hoe minder conflicten.

In hoeverre kunnen tandartsen problemen bespreken en oplossen met mondhygiënisten? Twee zeggen dat dit nooit kan, vijf zeggen dat dit soms kan en de rest antwoord vaak of altijd.

Vijf mondhygiënisten komen nooit tot een beter plan als zij problemen met de tandarts bespreken en acht mondhygiënisten bespreken nooit problemen met de tandarts.

46% ervaart dit soms positief en 33% ervaart altijd dat ze er samen beter uitkomen. 5% heeft geen behoefte om bij de tandarts terecht te kunnen, 5% heeft nooit het gevoel bij de tandarts terecht te kunnen, 9% heeft dit bijna nooit, 30% soms en bijna de helft (49%) altijd.

Het idee dat geen terugkoppeling zowel onzekerheid als demotivatie kan veroorzaken, sluit goed aan bij bestaande theorieën over psychologische veiligheid (Edmondson). Hier zou een aanbeveling kunnen zijn om structurele feedbackmomenten in te bouwen in de samenwerking. De data laten zien dat hoe vaker er overleg is, hoe minder conflicten er ontstaan. Dit kan pleiten voor regelmatige intercollegiale afstemming, vooral bij diagnostiek en behandelplanning.

Rollen

Voor 5% is de verdeling van verantwoordelijkheid en rollen heel onduidelijk. Voor 6% is dit onduidelijk en 30% is hierover neutraal van mening. 38% vindt dit duidelijk en 20% heel duidelijk.

De mondhygiënisten gaven ook aan of hun kwaliteiten gekend werden door de tandartsen. 6% gaf aan dat deze nooit werden gekend, 14% bijna nooit, 40% niet altijd en 39% altijd. 2% kan nooit de eigen professionaliteit inzetten, voor 9% is dit zelden, voor 13% is dit soms, voor 31% is dit vaak en voor 43% is dit altijd.

Ook werd gevraagd of er momenten voor de mondhygiënisten zijn waarin ze zich overrulled voelden door de tandartsen zonder duidelijke beargumentering. Voor 31% zijn dit momenten er nooit, maar voor 48% komt dit soms voor en voor 19% zelfs vaak.

Leiderschap

Het leiderschapsniveau van de tandartsen vindt 11% van de mondhygiënisten heel slecht. Zij vinden dat de tandarts de regierol vrijwel nooit oppakt. De meesten van hen hebben helemaal geen plezier in samenwerken. De rolverdeling is vaak onduidelijk. Zij raken regelmatig in conflict en schatten de kennis van de tandartsen laag in op gebied van preventie en paro. Zij kregen vrijwel nooit een opdracht om een voorbehouden handeling uit te voeren. Er wordt minder overlegd en als dit er is dan is het vaker hun eigen initiatief. Opvallend is dat op twee na deze mondhygiënisten werkzaam zijn in Utrecht en in Noord-Holland.

14% vindt de leidersrol van tandartsen slechts, 42% is hierover neutraal, 28% vindt dat de tandartsen goed zijn in hun leiderschap en slechts 3% vindt dat zij dit heel goed doen. Deze 3% geeft op vrijwel alle vragen een heel positief antwoord.

Feedback van mondhygiënisten aan tandartsen

Een leider kan mensen in hun kracht zetten. Hoe voelen de mondhygiënisten en de tandartsen dit en wat doen zij?
Over feedback hebben we het al eerder gehad, maar geven mondhygiënisten ook feedback aan tandartsen? 57% van de tandartsen geeft aan meestal feedback te ontvangen over patiënten die bij hen voor controle komen en 10% krijgt dit altijd. Deze laatste groep voelt zich gewaardeerd en bovendien is hun ervaring in de samenwerking heel goed. 58% van de mondhygiënisten vindt dat zij de tandartsen in hun kracht zetten, 30% is hier neutraal over, 7% zegt dat dit wisselt en 2% zegt dat ze de tandarts juist onzeker maken.

Ook werd de mondhygiënisten gevraagd of zij zich in hun kracht gezet voelden door de tandartsen. 4% van hen voelt zich juist onzeker gemaakt, 32% voelt zich niet in hun kracht gezet maar ook niet onzeker gemaakt. Voor 16% wisselt dit en gelukkig voelt 46% zich wel in hun kracht gezet.

20% van de mondhygiënisten is van mening dat de tandarts nooit de regierol pakt. 33% vindt dat de tandarts deze soms inneemt, 38% soms en 9% altijd. Bijzonder is dat dit volgens deze mondhygiënisten niet altijd onder goed leiderschap valt.

Iemand die altijd de regierol pakt vindt men lang niet altijd een goede leider. Maar een tandarts die de regierol nooit pakt, blijkt geen goede leider gevonden te worden.

Zou de mondhygiënist preventieleider moeten worden? 14% van de tandartsen vindt dat er sowieso geen preventieleider zou moeten zijn of komen. 17% is van mening dat een mondhygiënist dit niet zou moeten doen. 36% vindt dat deze rol wel voor de mondhygiënist is weg gelegd maar niet elke mondhygiënist zou dit moeten doen. En 33% van de tandartsen vindt dat elke mondhygiënist een preventieleider zou moeten zijn.

10% ervaart de communicatie vanuit de tandartsen als heel slecht, 9% als slecht, 23% niet goed – niet slecht, 4% vindt dat dit wisselt, 43% noemt deze goed en 11% heel goed.

De perceptie van leiderschap varieert sterk, en het gebrek aan duidelijke rolverdeling leidt bij sommige mondhygiënisten tot onzekerheid en conflict. Dit sluit aan bij situationeel leiderschap: sommige teamleden hebben behoefte aan sturing, anderen aan autonomie. De perceptie over de regierol van tandartsen is tevens verdeeld. Sommige mondhygiënisten vinden dat tandartsen te weinig leiding nemen, terwijl anderen het juist te dominant vinden. Dit sluit aan bij de theorie van situationeel leiderschap: niet iedereen heeft dezelfde aanpak nodig

Werkdruk

Heeft de werkdruk invloed op de samenwerking? 26% van de tandartsen ervaart dit nooit. 31% ervaart dit zelden, 33% soms en 10% vaak. Mondhygiënisten hebben hier toch wel wat vaker last van. Maar 8% ervaart nooit dat de werkdruk van invloed is op de samenwerking. 16% ervaart dit zelden, 39% ervaart dit soms, 26% vaak en 10% zelfs altijd.

Plezier

Er is een positieve trend te zien bij tandartsen, waarvan de meerderheid samenwerking als plezierig ervaart. Bij mondhygiënisten is het beeld gemengder, wat mogelijk te maken heeft met erkenning en autonomie.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist. Vragenlijst uitgezet via dentalinfo.nl

Lees ook deel 1: Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Samenwerken
monique kooijmans 400

Tanden en kiezen laten trekken voor financiële redenen

Meer dan de helft van de Nederlandse tandartsen en MKA-chirurgen verwijdert tanden of kiezen op verzoek van de patiënt, zelfs als daar geen duidelijke tandheelkundige reden voor is. Dit opvallende inzicht komt uit het promotieonderzoek van Dyonne Broers van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Hoewel tanden en kiezen meestal worden getrokken vanwege gaatjes of tandvleesontstekingen, blijkt uit Broers’ onderzoek dat patiënten ook regelmatig een extractie aanvragen om niet-tandheelkundige redenen. De meest genoemde oorzaak? Geld. Een tand trekken is namelijk goedkoper dan het plaatsen van een kroon of andere uitgebreide behandelingen. Ook extreme angst voor de tandarts en onverklaarbare pijn worden vaak genoemd als redenen voor zo’n verzoek.

Hoe vaak komt dit voor?

Uit een vragenlijst onder Nederlandse tandartsen en MKA-chirurgen blijkt dat ruim driekwart in de afgelopen drie jaar te maken kreeg met verzoeken om tanden of kiezen te verwijderen zonder tandheelkundige noodzaak. Meer dan de helft van hen gaf daadwerkelijk gehoor aan deze verzoeken.

Striktere afwegingen in ziekenhuizen

In de ziekenhuizen en centra voor bijzondere tandheelkunde die aan het onderzoek met patiënten meededen wordt hier anders mee omgegaan. Slechts 4 tot 7% van de extractieverzoeken heeft daar een niet-tandheelkundige reden en deze verzoeken worden doorgaans niet ingewilligd.

Professionele standaard en ethiek

Volgens Broers moeten zorgverleners zich houden aan de professionele standaard, die ‘goed hulpverlenerschap’ waarborgt. Extractieverzoeken zonder tandheelkundige noodzaak mogen niet zomaar worden uitgevoerd, zelfs niet als de patiënt daarvoor de verantwoordelijkheid wil nemen.

Daarnaast speelt ethiek een belangrijke rol: de autonomie van de patiënt is belangrijk, maar de zorgverlener mag geen schade veroorzaken.

“Zorgverleners moeten die principes zorgvuldig afwegen”, zegt Broers.

De bevindingen van Broers’ onderzoek werpen een nieuw licht op de praktijk en roepen vragen op over hoe vaak de professionele standaard in dit soort situaties daadwerkelijk wordt nageleefd.

“Als zorgverlener moet je blijven handelen in het belang van de patiënt, binnen de professionele kaders”, zegt Broers.

 

Foto: Monique Kooijmans

 

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Een eigen praktijk iets voor mij

Een eigen praktijk: iets voor mij? Mondzorgverleners verkiezen startersdag boven zonnige zaterdag

Op een bijna zomerse zaterdag 8 maart kwamen mondhygiënisten en tandprothetici, allen aspirant-praktijkhouders, naar Utrecht voor de NVM/ONT/VvAA Startersdag 2025. Een kleinschalig evenement, met veel ruimte voor interactie. De belangstelling was groot dit jaar: de 55 beschikbare plekken waren al snel vergeven.

Verschillende vormen

Onder de vlag ‘Een eigen praktijk: iets voor mij?’ bood de startersdag de mondzorgverleners een vol programma. Van negen uur ’s morgens tot vijf uur ’s middags namen zij deel aan de verschillende sessies, aangeboden in drie blokken. Na het welkomstwoord namens de organiserende partijen stond dagvoorzitter en programmamanager Erik van Dam van VvAA in zijn inleiding stil bij de drie hoofdvormen van het starten als praktijkhouder. Starten kan door het aansluiten bij een bestaande praktijk (associatie) of het – al dan niet met anderen – overnemen van een bestaande praktijk (overname). Daarnaast komt ook het starten van een geheel nieuwe praktijk, nog zonder patiënten (nulpraktijk of vrije vestiging) weer meer voor de laatste tijd. Daarna lichtte Erik het programma van de startersdag toe. Hoe ziet de invulling van de drie blokken eruit?

Wie ben ik? Hoe positioneer ik mijn praktijk?

In het eerste, plenaire blok zette coach en trainer Jacqueline Mooij van VvAA de deelnemers een spiegel voor. Is zo’n eigen praktijk eigenlijk wel wat voor jou? Hoe kom je daarachter? Vooraf hadden alle deelnemers online een persoonlijk profiel gegenereerd. Een handig hulpmiddel om na te denken en in gesprek te komen over onder meer communicatiestijlen en besluitvorming. Maar vooral ook over de kernvragen: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik?

Communicatieadviseur Ward de Moor (MoorComm) voegde aan die persoonlijke spiegel de omgeving (patiënten, andere praktijken etc.) toe. Die twee met elkaar verbinden geeft de basis voor het positioneren van je eigen praktijk. Met praktische voorbeelden uit de (mond)zorg en daarbuiten liet hij zien wat de mogelijke kernfocus van een praktijk kan zijn en wat dat betekent. Zo kwamen Ikea en Mc Donald’s voorbij als voorbeelden van de focus ‘Operational excellence’, een van de drie besproken waardestrategieën. Vervolgens vertaalde Ward dit naar de mondzorg aan de hand van de websites van bestaande praktijken van mondhygiënisten en tandprothetici in ons land. Praktijken die zich vooral richten op het optimaliseren van de (uitvoering van de) zorgprocessen. Deze staan zich bijvoorbeeld voor op een strakke planning en efficiënte behandelingsmethoden.

Tien stappen en (zorg)wetgeving

Het tweede blok was meer zakelijk en juridisch van aard. Langere sessies waarin de groep zich splitste in tweeën: de mondhygiënisten en de tandprothetici volgden om en om de twee workshops. Ervaren VvAA ondernemersadviseur Frank Brusche lichtte volgens het beproefde tienstappenplan het proces van praktijkovername (of associatie of ‘nulstart’) toe. Ook dit startte met de persoon van de aspirant-praktijkhouder, maar ging verder via bijvoorbeeld het selecteren van een geschikte praktijk, naar onderhandelen, waardebepaling tot en met het daadwerkelijke overnemen en het afhechten van de relaties in de huidige werkkring. Bij het bespreken van de verschillende methoden van waardebepaling gaf Frank aan dat, in plaats van voorheen de ‘klassieke goodwillmethode’, nu de zogenaamde ‘genormaliseerde EBITDA-methode’ steeds meer de norm is in mondzorgland. Hierbij is kortgezegd de winst vóór afschrijvingen, rentelasten en belastingen -gecorrigeerd voor afwijkingen- de grondslag voor de berekening van de waarde van de praktijk.

Jurist Marjolein Stigter van NVM-mondhygiënisten richtte zich, onder de titel ‘Beroepsinhoudelijk ondernemerschap’ vooral op de juridische aspecten van het voeren van een mondzorgpraktijk. Zij beantwoordde vragen als ‘Wat moet ik regelen vóórdat ik start? ‘ en ‘Wat kan ik tegenkomen als ik ben gestart?’. Wkkgz, Wtza, Wgbo, de meest relevante (zorg)wetten kwamen voorbij. Zo werd onder meer ingegaan op de geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt. Deze kan je niet zo maar beëindigen, dat moet weloverwogen gebeuren. En op basis van een gewichtige reden: wat betekent dat? Daarbij gebruikte Marjolein een verstoorde vertrouwensband als voorbeeld, waarbij een serieus meningsverschil over de behandeling aan ten grondslag ligt. Ondanks het juridische karakter toch een heel toegankelijke workshop met veel praktijkvoorbeelden en oplossingen.

Speeddates met praktijkhouders

Het derde en laatste blok bestond uit voor iedere deelnemer achter elkaar drie speeddates met verschillende praktijkhouders uit het eigen beroepsveld. In kleine groepjes van maximaal tien beroepsgenoten werden huidige praktijkhouders aan de statafels het hemd van het lijf gevraagd. Welke ervaringen hadden zij toen ze praktijkeigenaar werden? Welke aanpak kozen zij? Waar liepen ze tegenaan, hoe kijken ze daar op terug, welke tips hebben ze?

Op naar 2026

Ondanks het mooie weer bezochten veel deelnemers na afloop de gezamenlijke borrel om na te praten met collega’s, sprekers en adviseurs. Al met al een leuke en leerzame dag, door de deelnemers met rapportcijfer 8 beoordeeld. Op naar de NVM/ONT/VvAA Startersdag 2026!

Lees meer over: Afvalverwerking, Congresverslagen, Management, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen, Slaapgeneeskunde
Ervaring is de optelsom van je fouten

FA en ZnFA mogelijk potentiële botregeneratoren in de tandheelkunde

Volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Dentistry zijn calciumfluoridefosfaatfluorapatiet (FA) of met zink gedoteerde FA (ZnFA) potentiële en effectieve botopvullers voor tandheelkundige applicaties.

Autotransplantaten

Tussen de 40% en 60% van de alveolaire botrand wordt geresorbeerd binnen twee tot drie jaar na tandextractie, ondanks het gebruik van autotransplantaten, allotransplantaten, gedemineraliseerde botmatrix en bottransplantaten.
Op dit moment is de beste manier om bot te regenereren een autotransplantatie, echter het gebruik ervan voor tandheelkundige implantaten is beperkt. Autotransplantaten brengen veel beperkingen met zich mee waaronder de kostbare en steriele operatieprocedure, daarom wordt vaak gedemineraliseerde botmatrix gebruikt.

FA en ZnFA

FA en ZnFA werden onderzocht door ze eerst tot schijven te persen en de anti-bacteriële eigenschappen te beoordelen. Deze schijven werden gebruikt om stamcellen te kweken waarbij de oppervlakten met de hoogste expressie van de botmarkers osteopontine en osteocalcine werden gebruikt voor het in vivo onderzoek.

Onderzoek

Tijdens het onderzoek werden 20 ratten verdeeld in vijf groepen waarbij een defect van 5 mm in de kaak werd gecreëerd. Het botdefect werd gevuld met 2% FA, FA, een autotransplantaat, gedemineraliseerde botmatrix of onbehandeld gelaten. Na 12 weken werden de defecten geëvalueerd.

Resultaten

Uit het onderzoek bleek dat de oppervlakken met FA en ZnFA de celgroei zouden kunnen ondersteunen en de osteogene differentiatie van stamcellen bevordert kan worden.
Daarnaast liet beeldvormingsanalyse een overeenkomst zien in botregeneratie tussen fluorapatiet-, zink-gedoteerdefluorapatiet en de autotransplantaatgroep.

Conclusie

Er is echter meer onderzoek nodig om de nauwkeurigheid van het botpercentage van de tanddefecten te meten.

Bron:
Journal of Dentistry

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
Dental Trauma Guide nu ook Nederlandstalig

Dental Trauma Guide nu ook Nederlandstalig – vervangt richtlijn Tandletsel

De Dental Trauma Guide (DTG) is een (Deense) online tool die tandarts algemeen practici, orthodontisten en MKA-chirurgen ondersteunt bij diagnostiek en behandeling van tandletsel.
De DTG is gebaseerd op de IADT-richtlijnen en doorontwikkeld door de Universiteit van Kopenhagen.

Het KIMO heeft nu een Nederlandstalige versie van de DTG ontwikkeld met ondersteunde informatie en documenten. Deze versie vervangt de KNMT-richtlijn Tandletsel (2010).
De DTG Nederlandstalige versie kent een aantal aanvullingen die specifiek van toepassing zijn op de Nederlandse mondzorgsituatie.

De DTG is te gebruiken met een lidmaatschap. Per 1 april 2025 is de DTG kosteloos beschikbaar voor KNMT-leden. Niet-KNMT-leden ontvangen een korting op het lidmaatschap van de DTG.

Lees meer over de Nederlandstalig versie van de Dental Trauma Guide op de website van het KIMO

Maandag 23 juni 19:30-21:00 organiseert de KNMT een webinar over de DTG met ROC-voorzitter Edwin Eggink en ROC-leden Leander Dubois en Dick Barendregt.

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
Implantaatrobotsystemen voor het nauwkeuriger plaatsen van implantaten

Implantaatrobotsystemen voor het nauwkeuriger plaatsen van implantaten

Een onderzoek dat onlangs gepubliceerd is in de Journal of Prosthetic Dentistry laat zien dat autonome tandheelkundige implantaatrobotsystemen (ADIRS) kunnen bijdragen aan een hoge nauwkeurigheid bij het plaatsen van implantaten en daarbij zorgen voor een minder invasieve procedure van het implantatieproces.

Implantaten

Op dit moment hangt de nauwkeurigheid van implantaatpositionering voornamelijk af van de klinische vaardigheid van de chirurg. Een klein foutje of afwijking tijdens het plaatsen kan al invloed hebben op de functionaliteit en het esthetische resultaat. Op dit moment loopt het aantal mislukkingen op tot 10%

Onderzoek

Aan het onderzoek deden 74 patiënten (28 mannen en 46 vrouwen) mee waarbij een implantaat werd geplaatst met behulp van ADIRS. In totaal werden 86 implantaten geplaatst, uitgevoerd met behulp van ADIRS door 2 chirurgen. Bij alle patiënten werd voor de operatie een cone beam computertomografie (CBCT)-scan uitgevoerd. De gegevens van de CBCT werden in het ADIRS-systeem gezet voor reconstructie en chirurgische planning van het implantaat. Na lokale anesthesie, desinfectie van het operatiegebied en patiëntregistratie werd door de robot de osteotomie voorbereid en het implantaat geplaatst met behulp van een navigatiesysteem. Na het plaatsen werd opnieuw een CBCT-scan gemaakt om de afwijkingen tussen de geplande en uiteindelijke implantaatpositie te beoordelen.

Resultaten

Van de 86 geplaatste implantaten werden 30 implantaten in de premolaarregio geplaatst en 56 implantaten in de molaarregio. Er werden 30 implantaten in de bovenkaak en 56 implantaten in de onderkaak geplaatst. Postoperatieve CBCT-beeldvorming gaf een nauwkeurige plaatsing van het implantaat. Aan de hand van de globale coronale afwijking, globale apicale afwijking en globale hoekafwijking werd de nauwkeurigheid beoordeeld.

De resultaten lieten zien dat de coronale, apicale en hoekafwijking niet siginificant werden beïnvloed door het imlantaatgebied (premolaarregio, molaarregio, bovenkaak, onderkaak, links, rechts), lengte van het implantaat of de chirurg.

Conclusie

Op basis van de resultaten kunnen er drie conclusies worden getrokken. Het plaatsen van implantaten met behulp van ADIRS vertoonde een hoge nauwkeurigheid.

Daarnaast hadden het implantaatgebied, de lengte van het implantaat en de chirurg geen invloed op de nauwkeurigheid van het plaatsen van het implantaat. ADIRS kan dus een betrouwbare optie zijn voor het plaatsen van implantaten, echter zijn er uitgebreide klinische onderzoeken noodzakelijk.

Bron:
Journal of Prosthetic Dentistry

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z