Een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopaedics heeft onderzoek gedaan naar het ontwerpen van een kunstmatig intelligentiesysteem voor de classificatie van tandheelkundige occlusies met behulp van intra-orale foto’s.
Kunstmatige intelligentie
Kunstmatige intelligentie (AI) kan de behoefte aan menselijke subjectiviteit verminderen en kan worden toegepast in meerdere medische disciplines en kan hiermee de diagnose en behandeling aanzienlijk verbeteren. AI kan ook worden gebruikt in de orthodontie waarbij het kan helpen met diagnostische ondersteuning, maar ook in het proces van identificeren van cefalometrische oriëntatiepunten. Daarnaast kan AI ook ingewikkelde medische beslissingen zoals tandextracties vereenvoudigen, en daarbij wordt de toegang tot gespecialiseerde gezondheidszorg vergroot.
Onderzoek
De studie omvatte 948 volwassen patiënten met een blijvende dentitie. Er werden intra-orale foto’s genomen van de patiënten vanaf de linker-, rechter- en frontale zijde. Daarnaast werden malocclusie, overjet en overbeet onderzocht door een deskundige orthodontist, en werden de patiënten geclassificeerd in zes groepen. De zes groepen bestonden uit: klasse I, klasse II, halve cuspidaat klasse II, superklasse I, klasse III en niet-classificeerbaar.
De patiënten werden in 2 groepen verdeeld. De eerste groep, bestaande uit 700 patiënten, werd gebruikt voor het trainen van een AI-systeem. De tweede groep, bestaande uit 248 patiënten, werd gebruikt voor de evaluatie van het AI systeem na de training.
Resultaten
Het AI-systeem liet een nauwkeurigheid, precisie, herinnering en F1-score van respectievelijk 93,1%, 88,6%, 91,2% en 89,7% zien voor de classificatie van molaire malocclusie en respectievelijk 89,1%, 88,8%, 91,41% en 89,8% voor malocclusieclassificatie van hoektanden.
De resultaten van de malocclusieclassificatie gemeten door de orthodontist lieten een nauwkeurigheid van 95,7%, precisie van 80,4%, herinnering van 89,3% en F1-score van 83,8% zien voor de malocclusie bij de molaren.
De malocclusie bij hoektanden gemeten door een orthodontist resulteerde in een nauwkeurigheid van 81,2%, precisie van 71,2%, herinnering van 77,5% en F1-score van 72,2%.
Conclusie
De resultaten lieten zien dat de orthodontist de molaire malocclusies en cuspidaat malocclusies soms verkeerd classificeerde. Echter de orthodontist presteerde beter bij de classificatie van overjet en overbite vergeleken met het AI-systeem.
Toekomstige onderzoeken zouden volgens de auteurs metingen van meerdere specialisten moeten omvatten om de oordelen van één arts te verminderen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/10/Malocclusie-in-verband-met-slechtere-levenskwaliteit.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-04-01 09:54:432025-04-07 13:47:30Detectie van malocclusie met behulp van kunstmatige intelligentie vs. orthodontisten
Een persbericht van de Universiteit van Pennsylvania laat zien dat onderzoekers stamcellen uit tandvleesweefsel halen om zenuwen te herstellen. Deze aanpak zou kunnen worden gebruikt om bij patiënten met mondkanker of gezichtsletsel de motorische functies en sensaties te herstellen na een reparatie met hun eigen weefsel.
Autograft
Voor het herstellen van een ernstige zenuwbeschadiging in de craniofaciale regio gebruiken chirurgen een zenuw uit een arm of been om beweging of gevoel te herstellen. Dit wordt een autograft genoemd en is de standaardbehandeling van zenuwbeschadiging. Echter resulteert het niet altijd in volledige zenuwregeneratie en kan het leiden tot beschadiging van het gezonde lichaamsdeel.
Gingivale mesenchymale stamcellen
Onderzoekers van de afdeling Oral and Maxillofacial Sugery bij de Penn Dental Medicine halen gingivale mesenchymale stamcellen (GMSC’s) uit tandvlees om deze om te zetten in Schwann-achtige cellen. Schwann-achtige cellen zijn de pro-regeneratieve cellen van het periferen zenuwstelsel die myeline en neurale groeifactoren aanmaken. Zij konden hierbij hun eerdere kennis van het toepassen van GMSC’s en de omzetting in Schwann-achtige cellen gebruiken.
Collageensteiger
De onderzoekers toonden aan dat het infuseren van een collageensteiger met de GMSC’s en het gebruiken ervan om aangezichtszenuwletsel bij dieren te repareren net zo effectief was als een autotransplantatie. Het team blijft de methode verder onderzoeken om ook grotere gaten, die vaak het gevolg zijn van operaties waarbij tumoren worden verwijderd of trauma’s, te repareren.
Conclusie
Deze aanpak zou dus kunnen worden gebruikt om bij patiënten met mondkanker of gezichtsletsel de motorische functies en sensaties te herstellen na een reparatie met hun eigen weefsel. De groep van onderzoekers richt zich met name op het hoofd en nek, echter zou verder werk aan dit model ook kunnen leiden tot zenuwreparatie in andere delen van het lichaam.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/10/Stamcellen-uit-tandvleesweefsel-om-zenuwen-te-herstellen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-03-31 09:53:462025-03-12 09:53:55Stamcellen uit tandvleesweefsel om zenuwen te herstellen
De indicatie voor een brug neemt weer toe. In de afgelopen jaren werd vaak de voorkeur gegeven aan een implantaatkroon en was de brug een beetje in het verdomhoekje geraakt. Maar ook een implantaat bleek niet zaligmakend. Wanneer kies je voor een brug, welk materiaal kies je, hoe maak je een frontbrug mooi in het gezicht en hoe om te gaan met het tandvlees? Verslag van de lezing van Paul de Kok tijdens het congres Front2023.
Indicatie
Een groot nadeel bij het maken een brug is natuurlijk het gezonde materiaal wat moet worden afgenomen. Toch zijn er een aantal goede redenen om de voorkeur aan een brug te geven. Eén daarvan is het overmaken van een bestaande brug. Maar ook bij medisch gecompromitteerde patiënten kan de voorkeur uitgaan naar een brugconstructie, omdat chirurgisch ingrijpen geen optie is. Verder zijn er qua soft tissue technieken wellicht meer mogelijkheden bij een pontic site van een brug dan rondom een implantaat. Dus al met al neemt de indicatie voor een brug weer meer toe.
Bovendien zijn de overlevingspercentages van bruggen heel hoog. Tenslotte zijn er ook patiënt-klinische factoren waardoor je toch de afweging maakt over te gaan tot een brug.
Heel pragmatisch gedacht: er van uitgaande dat de overleving van een brug ongeveer 15 tot 20 jaar is en dat een brug heel voorspelbaar nog een keer kan worden over gemaakt, dan kan met een brugconstructie toch al snel 30 jaar worden overbrugt. En kan een brug helemaal bij 50 plussers dus een zeer goede indicatie zijn.
Casus 12-delige brug
Dat naast alle andere factoren ook patiënt klinische factoren meespelen komt duidelijk naar voren in de casus die gepresenteerd wordt. Een vrouw heeft al heel lang een brug in de mond, maar is niet meer tevreden over hoe de brug er uit ziet en wil daar graag wat aan laten doen. Het gaat hierbij om een 12-delige brug op 5 pijler elementen, 16, 13, 23, 15 en 26. Na maken van de OPG, waarop te zien is dat de kwaliteit van enkele pijlerelementen deels avitaal is en de overspanning van de brug behoorlijk groot, wordt toch in eerste instantie gedacht aan implantologie. Maar dan zijn enkele chirurgische ingrepen nodig en moeten meerdere implantaten worden geplaatst. Terwijl mevrouw zelf zich afvraagt waarvoor dat allemaal nodig is, want zij heeft al 20 jaar lang zonder problemen een brug, zij stoort zich alleen aan de esthetiek. Zij wil dan ook gewoon een nieuwe brug. Volgens de literatuur kan een dusdanig grote brug dan wel niet de beste optie zijn, maar in deze mond bij deze vrouw werkt het. Uiteindelijk is Paul de Kok, na tekenen van informed consent meegegaan met mevrouw en heeft hij na uitvoeren van een herendo op de 16 een nieuwe brug vervaardigd. Mevrouw is nog steeds esthetisch en functioneel ontzettend blij met haar brug, die in 2016 werd gemaakt. Een van de redenen waarom deze brugconstructie is geslaagd, is de juiste materiaalkeuze.
Materiaalkeuze
Het is goed te beseffen dat een brug zich heel anders gedraagt dan een kroon. Een kroon ondergaat bij kauwen verticale krachten die drukspanning geven op het kroonmateriaal. Drukspanning is een kracht die keramiek heel goed kan weerstaan. Bij een brug is dat een ander verhaal. Bij een brug heb je naast drukspanning te maken met trekspanning. De brug zakt een beetje door bij de pontic, waardoor er trekspanningen ontstaan in het connectorgebied. Keramiek kan veel minder goed tegen trekspanningen. Als er een breuk ontstaat is dat eigenlijk altijd bij het connectorgebied, omdat daar de trekspanning het grootst is en de brug vaak smal is. Trekspanning is de zwakste schakel. Bij een cantilever is de trekspanning nog groter als gevolg van de eenzijdige ondersteuning.
Als je kijkt naar de verschillende materialen dan is Chroom-Kobalt, een onedel metaal, veruit het sterkste van de meest gebruikelijke materialen, daarna volgt Zirconia. Lithiumdisilicaat is daarentegen veel minder sterk en composiet heeft de minste weerstand tegen trekspanning. Daarnaast is ook de e-modulus van invloed. Hoe hoger de e-modulus hoe minder elastisch het materiaal. En hoe elastischer het materiaal hoe meer het materiaal doorbuigt en des te hoger dan de trekspanningen worden. Wat weer ongunstig is voor de breuksterkte van een materiaal. Ook hier komt Chroom-Kobalt het beste uit de verf en heeft composiet juist de laagste e-modulus en zal dus ook eerder breken. De breuksterkte en e-moduli voor de verschillende materialen zijn weergegeven in tabel 1.
Al met al zijn chroom-kobalt en zirconia een veel betere optie voor een brug dan lithiumdisilicaat of composiet. Dat blijkt ook uit klinische literatuur. De 5-jaars overleving van lithiumdisilicaat zijn voor kronen heel hoog, maar voor brugconstructies een stuk lager. Ook bij de 10-jaars overleving scoort lithiumdisilicaat niet goed voor brugconstructies. Lithiumdisilicaat blijkt dus geen geschikt materiaal voor brugconstructies, behalve in het front waar de kauwkrachten minder hoog zijn dan in de zijdelingse delen.
Zirconia en metaalporselein zijn betere materialen voor bruggen. De 5-jaarsoverleving van metaal-porselein liggen op 98,7% en die van zirconia op 93%. Waarbij bij metaal-porseleinen bruggen in 11,6 % sprake is van chipping/ breuk terwijl dit bij zirconia veel hoger ligt, dit treedt op in 50 % van de gevallen. Vandaar dat ook steeds meer gebruikt wordt gemaakt van full contour zirconia en steeds minder vaak van opgebakken zirconia bruggen. Ook komt breuk vaker voor bij zirconia dan bij metaal-porselein, al komt het nog steeds maar heel weinig voor. Als we dan verder inzomen op zirconia en metaal-porseleinen bruggen dan is de buigsterkte van metaal-porselein veel hoger, esthetisch wint zirconia het van metaal-porselein. Qua biocompatibiliteit wint zirconia, als inert materiaal, het by far van metaal-porselein. En ook wat betreft de kosten is zirconia gunstiger, aangezien dit materiaal goedkoper is dan metaal-porselein
Vervolg casus 12-delige brug
In het geval van de mevrouw met de 12-delige brug is uiteindelijk in overleg met de tandtechnicus gekozen voor een zirconia brug. Best een gewaagde keuze, maar in dit geval was dat mogelijk. Dat heeft er vooral mee te maken dat de sterkte van een brug niet alleen wordt bepaald door de breedte van de brug, maar in belangrijke mate ook door de hoogte van de brug. Hoe hoger de brug des te sterker ook het connectorgebied. In dit geval was er sprake van een hoge brug, lange tanden en hoge/ grote connectorgebieden en durfde de tandtechnicus het aan om de brug van zirconia te vervaardigen. Daarnaast is het ook bij zirconia mogelijk om alleen het buccale esthetische deel op te bakken, terwijl je de kwetsbare delen in full contour zirconia houdt. Paul de Kok geeft aan dat hij in 95% van de brugconstructies full contour zirconia gebruikt, waarbij eventueel alleen de buccale delen opgebakken worden. Het is wel belangrijk om ook bij brugconstructies rekening te houden met het feit dat hoe translucenter het zirconia is hoe zwakker het wordt. Dust laat je niet verleiden bij brugconstructie te translucent zirconia toe te passen. Heel soms geeft Paul de Kok toch de voorkeur aan metaal-porselein. Deze keuze maakt hij bij lange overspanningen, bij cantilevers en bij diepe beten, waarbij de hoogte van de connectorgebieden beperkt is.
Gezicht
Casus frontbrug
Een mevrouw meldt zich met een oude brug, waar ze niet meer blij mee is. Klinisch en röntgenologisch en functioneel is er niets aan de hand. Maar waar mevrouw zich met name aan stoort is dat de brug veel te groot is. Als de situatie klinisch, röntgenologisch en functioneel goed is dan is het opnieuw vervaardigen van een brug een prima oplossing en is het overwegen van implantaten niet eens nodig. De brug wordt verwijderd. Met een groffe diamantboor worden sleuven in het porselein geboord. Daarna wordt met een hard metalen boor door het metaal heen geboorde en met een speciale hevel met een kruis erin wordt de brug eenvoudig los geheveld. Paul de Kok kiest nooit voor tikken ter bescherming van de pijlerelementen. De stompen die onder de brug vandaan komen worden nog iets aangepast, waarbij goed gelet wordt of er geen ondersnijdingen zijn. Een praktische tip hierbij is het gebruik van een fotospiegel waarbij je alle stompen van bovenaf gelijktijdig kan zien en beoordelen.
In veel praktijken wordt dan van de preparatie een afdruk/ scan gemaakt en naar het lab gestuurd. Als aanvulling wordt dan nog verzocht om kleurbepaling. En met deze informatie wordt de tandtechnicus verzocht om vervaardiging van een brug. Met deze beperkte informatie moet de tandtechnicus het maar doen. Dit terwijl het gezicht maakt of de tanden mooi worden. Een casus is pas geslaagd als het mooi is in het gezicht. Tandtechnici hebben dus meer informatie nodig dan alleen een model en de kleur, zij moeten weten en zien hoe de tanden in het gezicht staan.
Uit het gezicht kan aanvullende informatie worden gehaald. De midlijn, incisale lengte en ook de positie van de bovenkaak ten opzichte van het gezicht. Want bijvoorbeeld bij 80% van de mensen staat de bovenkaak iets gekanteld ten opzichte van de pupillen. Er zijn verschillende tools die je hierbij kunnen helpen. In de eerste plaats is dat een facebow, die wat Paul de Kok betreft onontbeerlijk is bij het vervaardigen van een brug in het front. Verder is een afdruk van de tijdelijke voorziening of de beginsituatie nodig. Het laboratorium kan aan de hand van de oorspronkelijke/ tijdelijke voorziening beoordelen wat er wel en niet goed was aan de oude voorziening. En als laatste is een portretfoto nodig voor het maken van een esthetisch mooie frontbrug. Een foto na prepareren met de wanghaken in de mond kan worden meegestuurd naar het lab. Of nog mooier om te gebruiken is een digital smile design
Digital smile design
15 jaar geleden werd digital smile design geïntroduceerd door Christian Coachman. Het is een tool om meer vanuit het gezicht te gaan werken. Het gezicht wordt uitgelijnd door een paar simpele lijnen aan te brengen. De pupillijn en de midlijn vormen de basis waarop je het gebit gaat ontwerpen. Dan bepaal je een lengte voor de incisale lengte, en kies je een ideale breedteverhouding voor de tanden onderling, ongeveer 60-60-60%. Dan is het eventueel mogelijk om over de portretfoto een intra-orale foto heen te plakken. Die lijn je dan uit op basis van de portretfoto, als een soort digitale facebow. Vervolgens kan je nog een lijn aanbrengen voor de cervicale uitlijning en eventueel is het mogelijk om nog een sjabloon met tanden aan te brengen. Vooral dat laatste is prettig in de communicatie naar de patiënt toe, omdat deze meer inzicht krijgt in het behandelplan. Verder is het digital smile design vooral heel belangrijk in de communicatie tussen behandelaars en tandtechnici.
Vervolg casus frontbrug
In geval van de patiënt werd met de informatie verkregen met de mondscan van de oorspronkelijke voorziening gecombineerd met het digital smile design een nieuw design van de brug gemaakt. Met al deze gegevens kon uiteindelijk een nieuwe brug vanuit het gezicht worden gecreëerd. De nieuwe brug is een stuk kleiner en bescheidener en vooral een stuk realistischer in mevrouw haar gezicht. Dus zij was heel blij met de relatief kleine ingreep, de vervanging van de brug. Om tot dit design te komen was wel roze keramiek nodig. En eigenlijk is het gebruik van roze keramiek wel een laatste noodgreep. Dus hoe kan het gebruik van roze keramiek worden voorkomen. Dat zal niet altijd mogelijk zijn, maar in veel gevallen wel.
Mooi tandvlees
Om mooi tandvlees te kunnen maken moet je tandvlees begrijpen. Hoe creëer je bijvoorbeeld papillen waar ze niet zijn. Belangrijkste aspecten zijn de pontic site, de papillen en de processus.
Pontic site
Het belangrijkste met betrekking tot de pontic site is dat er een bolle pontic, oftewel een ‘ovate’ pontic wordt gemaakt. Dus niet een zadel of een holle pontic. Een bolle pontic komt uit je tandvlees, is esthetisch fraai en is goed te reinigen. Wanneer een element verloren is en er is besloten tot het vervaardigen van een brug, kan een tijdelijke brug helpen met de vormgeving van de gingiva. De buurelementen worden eerst geprepareerd, vervolgens wordt de verloren tand geëxtraheerd, dan wordt met protemp of luxatemp de tijdelijke brug gemaakt. Met flow wordt deze tijdelijke brug verder aangepast om de pontic op te bouwen tot een mooie eivormige ‘ovate’ pontic die 2,5 mm in de gingiva eindigt. Door de tijdelijke brug terug te plaatsen in de mond en met een stift aan te tekenen waar de marginale gingivarand ligt, is goed te bepalen hoe diep de pontic moet worden. De tijdelijke brug kan dan worden geplaatst en de pontic site kan dan rustig genezen. Vaak wordt de patiënt na ongeveer 4 weken terug gezien, eventueel kan de pontic dan nog ietsjes terug geslepen worden van 2,5 mm naar 1 mm. Na ongeveer 3 maanden is er dan een prachtig genezen pontic site ontstaan. Dit is een simpele truc waarmee de patiënt enorm geholpen is, ook omdat deze niet zonder tand of met een vervelend loszittend plaatje hoeft te lopen.
Processus
Dan is er nog de processus. Zo zou de processus instorten zodra de tand wordt getrokken. Verticaal neemt de processus 11-22% af, maar in horizontale zin kan dat zelfs om 29-63% afname gaan. Om dat te voorkomen zullen technieken moeten worden ingezet om de processus te behouden. Een techniek is de ‘socketpreservation’ techniek. De alveole wordt opgevuld met botpartikels en daaroverheen wordt een bindweefselplug geplaatst. Dit zorgt dan voor meer behoud van de processus.
Papil
De processus verloopt scalloped, maar het daarover heen liggende tandvlees loopt nog meer gewelfd. Ter plaatse van de papil is dus meer gingiva aanwezig. Verder is het belangrijk te weten dat de afstand tussen de processus en het contactpunt maximaal 5 mm mag zijn. Dan is het mogelijk dat de ruimte van de papil zich weer volledig opvult. De afstand tussen de radices is ook belangrijk. Deze moet minimaal 1 mm zijn, maar als tanden weer te ver uit elkaar staan dan zakt de papil ook weer in. De papil moet een beetje onder druk worden gezet om hem de hoogte in te krijgen. De papil kan gezien worden als een soort van waterballon die onder druk moet worden gehouden, een soort barbapappa die kan vervormen tot iets dat tussen de tanden de tanden kruipt, zolang er maar genoeg druk wordt gegeven. Zo kan met de vormgeving van de tijdelijke voorziening de papil worden gevormd.
Casus mooie gingiva
Patiënte wilde graag haar brug laten vervangen voor een nieuwe brug. Bij haar oude brug was gebruik gemaakt van roze keramiek. In eerste instantie werd de oude brug verwijderd. De processus en het tandvlees die onder de brug vandaan kwamen waren vlak en misten de gingiva guirlande. Om weer papillen te creëren werd eerst het tandvlees voorbereid. Dat kan vrij simpel door met een groffe diamantboor tandvlees weg te nemen. Meestal geneest het wel. Met bonesounding wordt bepaald of er voldoende dikte van de mucosa is. Met een groffe diamantboor kan dan de pontic site worden uit geslepen. De bloeding die dan ontstaat draagt bij aan een goede genezing. Na het prepareren van de pontic site werd de tijdelijke voorziening aangepast aan de nieuwe pontic site. Door met ‘ovate’ pontics te werken en voldoende druk te geven op de papillen kan met hele simpele chirurgische technieken uiteindelijk een esthetisch fraaie brug worden vervaardigd met een mooie gingiva guirlande.
Totaalplan
Voor adequate tandheelkundige zorg is een compleet behandelplan en totaalplanning nodig. Dit is alleen mogelijk door samen te werken met een tandheelkundig team bestaande uit onder andere een tandarts, een goede assistente aan de stoel, een parodontoloog, tandtechnicus, endodontoloog, implantoloog, kaakchirurg en de mondhygiënist.
Casus totaalplan
In de laatste casus wordt een patiënt besproken met de wens of ze weer mooie tanden kan krijgen. Zij presenteert zich met een oude kroon, enkele recessie in het front, enkele endodontische problemen, na verwijderen van de kroon bleek onvoldoende ferrule bij de 12, maar er is ook behoorlijk wat slijtage waarneembaar in het front.
Hoe ga je dan aan de slag met het totaalplan?
Het plan wordt gemaakt door ‘Three basis steps in periodontology’ (Winkelhoff & Winkel, 1997) te doorlopen. De eerste stap is om een goede diagnose te stellen en alles duidelijk in kaart te brengen. Stap twee is infectiecontrole. Is de mond gezond, is er geen pijn zijn er geen ontstekingen? In deze fase worden cariës en peri- apicale en parodontale infecties behandeld. Als alles in de mond goed en gezond is, pas dan komt in de volgende fase de opbouwfase aan bod. Dan wordt pas een restauratief plan opgesteld met behulp van digital smile design.
Het plan van de gepresenteerde casus was in vogelvlucht: extractie van de 11 in combinatie met socket preservation, vervaardiging tijdelijke brug, herendo 12, behandeling van de gebitsslijtage, recessie bedekking en uiteindelijk de definitieve restauraties. Van dit behandelplan doet en kan Paul de Kok een groot deel niet zelf, dan is het enorm fijn om een communicatie tool te hebben zoals de digital smile design.
Allereerst wordt de gebitsslijtage met behulp van Dahl aangepakt met wat composiet op het onderfront en bovenfront. De endodontoloog voert een herendo aan de 12 uit, waarna het element meteen wordt gebleekt. Als al het voorwerk is gedaan kan uiteindelijk de 11 worden verwijderd door de kaakchirurg, waarna de socket preservation wordt uitgevoerd. Na deze behandeling wordt een tijdelijke brug, vervaardigd door het tandtechnisch laboratorium, aan de stoel gerelined en geplaatst. Daarna gaat de kaakchirurg verder met de recessiebedekking van de blootliggende radices. Na 3-6 maanden wordt de patiënte terug gezien en is er sprake van een hele andere uitgangssituatie. Dan is het eigenlijk een relatief simpele casus waar uiteindelijk vanuit het gezicht een hele fraaie brugconstructie kan worden gemaakt. In deze casus werd gekozen voor lithiumdisilicaat, ook omdat de facings op de buurelementen van hetzelfde materiaal zijn gemaakt. Uiteindelijk kan mevrouw met een heel fraai kunstwerk de deur uit. Dat was alleen mogelijk door vooraf een totaalplan te maken en door als team samen te werken.
Dr. Paul de Kok studeerde tandheelkunde op ACTA en is erkend restauratief tandarts (NVVRT) op de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA), waar hij op verwijzing patiënten met restauratieve en esthetische problemen behandelt. Daarnaast is hij als onderzoeker gepromoveerd en verbonden aan de afdeling materiaalkunde van ACTA en was hij de afgelopen jaren universitair docent indirecte restauratieve tandheelkunde. Dr. De Kok heeft meerdere internationale en Nederlandse publicaties op zijn naam staan, is voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Fixed Prosthodontics en reviewer voor de Journal of Prosthetic Dentistry. Hij is actief lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen en hij geeft nationaal en internationaal regelmatig lezingen op zijn vakgebied.
Verslag door tandarts Nynke Tymstra voor dental INFO van de lezing van dr. Paul de Kok tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker.
Is er in de praktijk sprake van harmonie en goede samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten bij samenwerking in een pand? Hoe ziet deze samenwerking eruit en wanneer is men tevreden en wanneer niet? Via een vragenlijst op dentalinfo.nl stelden we deze vragen. Lees de onderzoeksuitkomsten.
Onlangs werd er een onderzoek uitgevoerd onder vrij gevestigde mondhygiënisten. Hieruit zou blijken dat er wel wat te verbeteren valt qua communicatie tussen tandartsen en externe mondhygiënisten. Zowel KNMT als NVM-mondhygiënisten geven aan dat er met name op bestuurlijk niveau weinig harmonie is betreffende taakherschikking en het onderwerp ‘de geregistreerde mondhygiënist’. Maar dat er in het werkveld wel sprake is van harmonie en goede samenwerking. Onze redactie vroeg zich af in hoeverre deze uitspraak klopt.
Op onze redactie werken geen wetenschappers maar we hopen wel dat de antwoorden op de vragenlijsten een inspiratiebron zouden kunnen zijn voor wetenschappelijk onderzoek. De redacteur van dit artikel heeft wel een achtergrond in mondzorg, organisatiepsychologie, toegepaste psychologie, HR, teamcoaching en business coaching.
Werkwijze
Na het opstellen van de vragenlijst is deze door chatGPT verbeterd zodat de vragen zo min mogelijk sturend zouden worden. Hierna zijn er vragen verwijderd die te dubbel op waren. De vragenlijsten zijn via social media (zoals Mondzorgforum) verspreid, via dentalinfo.nl en via DentalCens. het grote bereik reageerden slechts 44 tandartsen, waarvan er 2 de enquête moesten verlaten omdat zij enkel met externe mondhygiënisten werkten. 97 mondhygiënisten waren respondent.
Relevantie
Dat het topic samenwerken weleens aan de orde mocht komen blijkt uit de antwoorden van de mondhygiënisten.
Van de 97 mondhygiënisten zijn er slechts 2 die neutraal staan tegenover samenwerken, 22% vindt dit belangrijk en 75% vindt dit heel belangrijk.
Opvallend is dat zowel de tandartsen als mondhygiënisten ervaring hebben opgedaan met meerdere collega’s. Niet alleen door praktijkgroei maar ook doordat mondhygiënisten van praktijk zijn geswitcht. Slechts 10 mondhygiënisten geven aan nooit geswitcht te zijn en 4 van hen werkt langer dan 25 jaar. Voor de helft speelde de samenwerking geen rol in de reden om te wisselen van praktijk. Voor de andere helft was dit wel een reden en voor 30% van de wisselaars was dit de hoofdreden.
Ruime ervaring
De tandartsen werken vaak met zowel interne als externe mondhygiënisten, maar liefst 66% van de respondenten.
43% van de tandartsen heeft ervaring met 2-5 mondhygiënisten, 23% met 6-10 mondhygiënisten en 30% met zelfs meer dan 10. 16% van de mondhygiënisten heeft ervaring opgedaan met 2-5 tandartsen, een kwart deed met 6-10 tandartsen werkervaring op en het grootste deel, namelijk 59%, werkte met meer dan 10 tandartsen samen.
Ook het aantal jaren ervaring van de tandartsen waren meestal ruim waardoor hun antwoorden betrouwbaarder worden. 45% heeft zelfs meer dan 20 jaar ervaring met het samenwerken met mondhygiënisten. Interessant omdat de wat oudere tandarts regelmatig wordt beticht van ouderwetse ideeën en minder goed zou samenwerken. Slechts vier tandartsen gaven aan nog maar 1-5 jaar deze ervaring te hebben. Ook werken zij heel regelmatig samen. 54% werkt dagelijks met een mondhygiënist samen en 38% meerdere keren per week. Het aantal ervaringsjaren van de mondhygiënisten was meestal hoog. 35% had meer dan 25 jaar ervaring in tegenstelling tot 13% die maar 1-5 jaar ervaring hadden. 20% hadden 21-25 ervaringsjaren en 13% had 6-10 jaren ervaring.
Tevredenheid tandartsen over samenwerken met mondhygiënisten
We gaan meteen over tot de hamvraag: Hoe tevreden zijn mondhygiënisten en tandartsen over samenwerking in het algemeen? Slechts 3 tandartsen gaven aan dat ze matig tevreden zijn over het samenwerken met de mondhygiënist. Zij werkten dagelijks samen gedurende meer dan 16 jaar. Frappant was dat zij verderop in de enquête aangaven dat er maar weinig tot geen echte contactmomenten waren zoals een vergadering, overleg of feedback.
Gelukkig is de ervaring betreffende samenwerking voor 52% van de tandartsen heel goed en voor 38% goed te noemen. Opvallend is dat hun ervaring met mondhygiënisten onder 1 dak veruit beter scoorde dan de ervaring met externe mondhygiënisten.
71% van de tandartsen gaf aan dat hun ervaring met de interne mondhygiënist beter was dan met een externe. 8 tandartsen vonden dat beide ervaringen even goed zijn. Ook in het nu zijn tandartsen heel tevreden met de huidige mondhygiënisten waarmee ze samenwerken. 64% heeft zelfs een hele goede ervaring.
Tevredenheid mondhygiënisten over samenwerken met tandartsen
Ook de mondhygiënisten zijn meestal tevreden. In het algemeen wordt de ervaring als goed bestempeld door 56% van de respondenten. Toch zijn ze minder tevreden dan de tandartsen, want maar 23% zegt een hele goede algemene ervaring te hebben terwijl dit voor de tandartsen 52% is.
Daar waar bij de tandartsen slechts enkelen een matige ervaring hebben, werden bij de mondhygiënisten ook ‘slecht’ (3%) en ‘heel slecht’ (5%) genoemd. Wel is in de tijd de tevredenheid toegenomen.
Met de tandartsen waarmee de mondhygiënisten nu samenwerken heeft een kwart een hele goede ervaring en 48% noemt het een goede ervaring.
Overlegmomenten
Bij de vraag hoe vaak er overleg zou zijn tussen de tandarts en mondhygiënist leverde een tandarts als kritiek dat hij/zij dit een vreemde vraag vond. Want er zou toch bij elke behandeling een overleg zijn en dat zou compleet normaal zijn. Maar dit bleek toch anders in elkaar te zitten want slechts 8 tandartsen hebben bij elke behandeling overleg. Ook de mondhygiënisten gaven aan dat dit lang niet altijd het geval is. Welgeteld was er eentje die wel bij elke behandeling overleg heeft met de tandarts.
Bij de mondhygiënisten die meer dan 3 contactmomenten aangaven (bijvoorbeeld als ze het zelf nodig achten, als de tandarts het nodig acht, bij voorbehouden handelingen, bij geplande vergaderingen, bij complexe gevallen) had 37% een hele goede ervaring en 14% een matige ervaring.
Dus er kan niet direct beantwoord worden of veel overleg een goede samenwerkingservaring zou opleveren voor de mondhygiënisten.
Er waren 13 (30%) tandartsen die sporadisch/zo nodig overleggen met hun mondhygiënisten en bij 10 van hen bevalt de samenwerking heel goed. 40% van de tandartsen overlegt alleen bij complexiteiten. 43% van de mondhygiënisten heeft overleg tijdens een geplande vergadering. Tandartsen geven aan dat er niet veel overleg plaatsvindt tijdens een geplande vergadering met de mondhygiënist.
Overleg bij belangrijk moment
Bijzonder is dat tijdens een heel belangrijk moment voor mondhygiënisten – het opstellen van een parodontale diagnose en deze tegen de tandheelkundige diagnose leggen zodat de prognose duidelijk wordt – dit voor slechts voor 4% van de mondhygiënisten altijd een overlegmoment is. 46% overlegt hierbij nooit, waarbij 8% daar wel om heeft gevraagd. 36% overlegt dan soms.
Overleggen op de juiste momenten lijkt dus verre van zelfsprekend te zijn. Je kunt je afvragen waarom.
Staan tandartsen en mondhygiënisten open voor elkaars blik? Staat de term ‘zelfstandig’ en het aanmoedigen hiervan misschien overleg in de weg? Voelt het als falen als je elkaars hulp inschakelt? Of wat speelt hier precies? Zitten beide professionals wellicht op elkaar te wachten om het initiatief hierin te nemen? Wiens verantwoordelijkheid is het om elkaar in te schakelen? Is het te vrijblijvend en zou dit meer structuur en richtlijnen behoeven en waarom zouden we geen centrale dagstarts hebben met elkaar en een debriefing? Met dit laatste heeft ondertekende een goede ervaring. Tandartsen zouden er goed aan doen om zelf actief te bekijken welke patiënten er vandaag gepland staan en bij wie er nog tekst en uitleg nodig is. “Ik hoor wel wanneer je vragen hebt”, is te abstract en zorgt dat er waarschijnlijk geen tijd is ingepland waardoor er geen ruimte in letterlijke en figuurlijke zin meer overblijft.
De afspraak om als mondhygiënist een ‘taak’ te sturen via de software naar de tandarts zo gauw je een parostatus hebt gemaakt, kan ook werken.
Dat is handig omdat je dan niet die tandarts moet opzoeken die ergens in het pand zit en vast net op dat moment heel druk is en niet kunt storen. Je moet dan wel checken of de taken echt bekeken zijn. Helaas is dat regelmatig niet het geval en kun je er alsnog achteraan.
Voorbehouden handelingen
Er bestaat discussie of de mondhygiënist in opdracht zou moeten werken van de tandarts of hierin geheel zelfstandig zou kunnen opereren. Met name röntgenfoto’s vervaardigen lijkt een heet hangijzer. Tandartsen zouden vinden dat een mondhygiënist niet zelfstandig mag indiceren. Dus je zou verwachten dat in de praktijk op zijn minst een opdracht zou worden gegeven aan mondhygiënisten die zelf röntgenfoto’s maken en er overleg is tussen beiden.
Een vraag die de mondhygiënisten wel beantwoordden maar de tandartsen niet, was of er specifiek over voorbehouden behandelingen overleg plaats vond per patiënt. Dit werd bij slechts 28% gedaan. Wel moeten we hierbij wellicht in het achterhoofd houden dat er sprake kan zijn geweest van geregistreerde mondhygiënisten, wat we niet hebben uitgevraagd. Wel is nagevraagd of de mondhygiënist in kwestie geen voorbehouden handelingen doet. Dat laatste geldt slechts voor 2 mondhygiënisten. Een antwoord was heel bijzonder: Deze mondhygiënist gaf aan nooit voorbehouden handelingen te doen maar maakte wel altijd zelf de röntgenfoto.
28% krijgt nooit een opdracht voor een voorbehouden handeling. 26% krijgt dit soms, 10% krijgt dit altijd en 35% heeft een doorlopende opdracht. Frappant is dat slechts 2 hiervan aangaven te overleggen over de voorbehouden handelingen specifiek.
Ook werd aan de mondhygiënisten gevraagd of zij zelf altijd de röntgenfoto’s (solo’s) maakten die ze nodig hadden of dat ze deze wel/niet van de tandarts kregen als ze hierom vroegen. 23% (22 mondhygiënisten) maakten deze foto’s altijd zelf. Slechts 2 van deze respondenten lijken dit te overleggen en 7 van hen krijgen hiervoor nooit opdracht, slechts 3 krijgen hiervoor altijd opdracht per patiënt. 8 van hen hadden een doorlopende opdracht en 2 kregen deze soms.
6% van de mondhygiënisten die vraagt om een foto van de tandarts krijgt deze foto nooit. 9% krijgt niet de solo waar ze om vroegen, maar bijvoorbeeld een bitewing of een OPG. 35% krijgt soms de foto waar ze naar vragen en gelukkig krijgt 49% deze altijd.
Van de 19 mondhygiënisten die nooit samen de röntgenfoto bekijken, krijgen 11 nooit opdracht om een solo te maken. 5 bekeken deze dan soms samen. Van diegenen die zelf foto’s maken, bekijken er 5 altijd samen met de tandarts naar. Eentje doet dit nooit, de meeste doen dit soms.
Mondhygiënisten die nooit samen kijken naar röntgenfoto, ook niet als ze er naar vragen, zijn met zijn 21-en en dus met 22%. Zij bekijken ook nooit de parostatus samen, ook niet als ze er naar vragen.
Dezelfde boodschap
Van de gehele groep mondhygiënisten zijn er 9 die niet hetzelfde verhaal houden naar de patiënt. Zij houden dus een andere uitleg naar de patiënt dan de tandarts. 7 van hen bekijken niet de röntgenfoto samen met de tandarts en dat zou kunnen verklaren waarom zij een verschillend verhaal houden.
Dus het samen bekijken naar de röntgenfoto’s lijkt een grote factor van invloed te zijn om tot een zelfde verhaal (zoals de diagnose en behandelplan) te komen.
Van diegenen die altijd samen de röntgenfoto’s bekijken (18%), houdt 30% altijd hetzelfde verhaal en 53% meestal hetzelfde antwoord en de rest soms. In het algemeen houdt 20% altijd hetzelfde verhaal en 51% meestal hetzelfde verhaal en 20% soms.
Maar 4 % van de ondervraagde mondhygiënisten besprak altijd samen de eerste parostatus.
45 mondhygiënisten bekeken nooit samen de parostatus, ook niet als ze erom vroegen. 18% van deze groep hield nooit hetzelfde verhaal als de tandarts, 46% meestal hetzelfde verhaal, 27% soms hetzelfde verhaal en 9% altijd hetzelfde verhaal.
De herbeoordeling of evaluatiestatus wordt nog minder bekeken.
Slechts een mondhygiënist bekijkt deze altijd gezamenlijk, 14% bekijkt deze meestal samen, 38% bekijkt deze soms samen, 40% bekijkt deze nooit samen waarvan 5 mondhygiënisten ook geen respons kregen op hun verzoek om dit wel samen te doen.
Binnenkort volgen nog twee delen van de onderzoeksresultaten
Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist. Vragenlijst uitgezet via dentalinfo.nl
Eind maart start een pilot met het uitreiken van het GebitsGroeiBoekje. Ouders van wie het kind het eerste tandje heeft, krijgen het boekje tijdens hun bezoek aan het consultatiebureau. Die nemen het vervolgens mee naar de mondzorgpraktijk, zo is de bedoeling. De proef begint in de GGD-regio Brabant Zuidoost; vanaf 1 april volgen de GGD-regio’s Zaanstreek-Waterland en Hollands Midden.
Het GebitsGroeiBoekje geeft informatie over de mond en over de gebitsontwikkeling van het kind tot 5 jaar, en over hoe je mond en gebit kunt verzorgen. Bij het uitreiken ervan op het consultatiebureau of Centrum voor Jeugd en Gezin krijgen de ouders het advies met hun kind naar de tandarts of mondhygiënist te gaan, en het boekje dan mee te nemen. Bekijk het GebitsGroeiBoekje
Eenduidige informatie over goede mondverzorging
Het GebitsGroeiBoekje is enerzijds bedoeld om tegemoet te komen aan de breed levende behoefte aan eenduidige informatie, praktische handvatten en tips en tricks over goede mondverzorging.
Bijdragen aan de opkomst bij de tandarts en mondhygiënist
Daarnaast willen de initiatiefnemers bijdragen aan het bevorderen van de opkomst bij de mondzorgpraktijk. Nog te veel kinderen gaan immers niet (op tijd) regelmatig op controle. Van de 2- en 3-jarigen is dat bijvoorbeeld minder dan de helft*, terwijl het advies is om vanaf het doorbreken van het eerste tandje een mondzorgverlener te bezoeken.
Doorgaande lijn in preventie benadrukken
Het boekje sluit aan op het voor jonge ouders bekende concept van de “GroeiGids” die gebruikt wordt in de jeugdgezondheidszorg. De initiatiefnemers hopen met het boekje voor ouders de doorgaande lijn in preventie te benadrukken: voor preventie van algehele gezondheid kun je terecht bij de jeugdgezondheidszorg, voor een ander deel ga je naar de mondzorg.
Mondzorgbreed initiatief
Het GebitsGroeiboekje is een uitgave van de KNMT en de Hogeschool Utrecht. Het is tot stand gekomen in samenwerking met NVM-mondhygiënisten, het Ivoren Kruis en de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/03/gebitsboekje.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-20 09:30:232025-03-20 09:50:04Pilot met GebitsGroeiBoekje van start
Een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics laat zien dat een genderspecifieke benadering belangrijk is om de impact van bruxisme op de kauwspier te beoordelen. De kauwspier wordt namelijk op verschillende manieren beïnvloed per geslacht.
Onderzoek
Een studie waarbij 720 personen in de leeftijd van 30 tot 89 jaar werd geanalyseerd had als doel om de dwarsdoorsnede (CSA) van de kauwspier te onderzoeken in relatie tot bruxisme en daarnaast gendergerelateerde verschillen te onderzoeken. Er werd een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) van het hele lichaam gemaakt, en een volledig mondonderzoek gedaan.
Aan de hand van informatie over parafunctioneren zoals klemmen, knarsen, unilateraal kauwen en andere parafunctionele gewoonten en de CSA’s van de kauwspier werd de associatie tussen de CSA’s van de musculus masseter, bruxisme en geslacht onderzocht.
Resultaten
De resultaten laten zien dat er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde CSA van de kauwspier. De CSA van mannen is gemiddeld 4,68 ± 0,98 cm² en vrouwen 3,56 ± 0,77 cm². Bij vrouwen werd er ook een hoger percentage tandenknarsen en spier- of gewrichtspijn bij palpatie waargenomen. Verder liet de lineaire regressieanalyse zien dat een grotere masseter CSA significant geassocieerd is met bruxisme bij mannen en niet bij vrouwen, bij met name bij de hogere frequente bruxers.
Conclusie
Ondanks dat er een hogere prevalentie van bruxisme werd gerapporteerd door vrouwen, is de grotere CSA van de musculus masseter significant hoger bij mannen die bruxeren, en niet bij vrouwen. Echter kende de studie ook beperkingen zoals de lange MRI-tijd en beperkte vergelijkbaarheid met andere studies.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/06/tandenknarsen-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-18 09:00:082025-03-04 09:54:20De invloed van het geslacht en bruxisme op de kauwspier
Volgens een artikel gepubliceerd in het Journal of Esthetic and Restorative Dentistry is de nauwkeurigheid voor het bepalen van de tandkleur met behulp van intra-orale scanners (IOS’en) lager dan die van spectrofotometers en zijn IOS’en ook niet geschikt voor kleurbepaling.
Kleurbepaling
Het bepalen van de tandkleur kan op verschillende manier worden gedaan. Het vita kleurgidssysteem wordt vaak gebruikt, echter zijn er ook veel digitale technieken op de markt gekomen zoals digitale camera’s, spectrofotometers (SP’s) en colorimeters. IOS’en worden gebruikt om een mondscan te maken en heeft speciale functies waaronder het bepalen van de tandkleur.
Onderzoek
Voor de systematische review werden 163 onderzoeken uit vijf verschillende databases geïdentificeerd. Hiervan kwam 23 artikelen in aanmerking om te analyseren voor de systematische review. Er werd een kwantitatieve analyse uitgevoerd om de nauwkeurigheid van de intra-orale scanner te beoordelen. De inclusiecriteria de klinische studies waarbij kleurselectie werd uitgevoerd waren proefpersonen zonder restauraties zoals vullingen, kronen en bruggen waarbij indien aanwezig, verkleuring en tandplak werd verwijderd. Exclusiecriteria waren bleken, restauratieverkleuring of cariës in het gebied van de kleurbepaling.
Resultaten
In de kwantitatieve analyse werden vijf verschillende IOS’en onderzocht, namelijk de 3Shape TRIOS Color, 3Shape TRIOS 3, 3Shape TRIOS 4, CEREC Omnicam en CEREC Primescan. Daarnaast werden vijf verschillende apparaten gebruikt als vergelijkers; Vita Easyshade SP’s, Spectroshade SP’s, ShadeEye SP en ColoerEye 7000a. In totaal werden 11 artikelen gebruikt voor de meta-analyse. De juistheid van de vita 3D-master IOS was 0,38 en van de vita classical IOS was dit 0,28. De herhaalbaarheid van de vita 3D master IOS en van de vita classical IOS was respectievelijk 0,85 en 0.81.
Conclusie
Voor de kleurbepaling is de juistheid van de intra-orale scanners erg laag vergeleken met spectrofotometers. De precisie is hoger, echter is er nog onvoldoende bewijs hiervoor. Het gebruik van intra-orale scanners voor het bepalen van de tandkleur is op dit moment niet geadviseerd.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/10/Kleurbepaling-met-een-intra-orale-scanner-vs.-spectrofotometer.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-03-17 09:00:302025-03-04 09:53:45Kleurbepaling met een intra-orale scanner vs. spectrofotometer
Cariës is nog steeds een heel groot probleem. We praten met Hans Prakken die vanuit vele rollen in de mondzorg zijn visie geeft op de huidige manier van werken. Hij pleit voor de preventieve aanpak waardoor de term ‘mondzorg’ meer de lading dekt dan de reguliere ‘tandheelkunde’.
Je hebt een heleboel functies en rollen binnen de mondzorg, hoe is dat pallet ooit ontstaan?
“Mijn motto is ‘Kom uit die spreekkamer’ en vanuit die gedachte vond ik het heel interessant om rollen te vervullen naast mijn uitvoerende en praktiserende werkzaamheden. Als je oog hebt voor zaken rol je van het één in het ander. Ik heb ook in het verleden een onderzoek geleid voor de KNMT in de tijd dat de praktijk ontstond waarin meerdere functies binnen één praktijk samenwerken. Het gaf me heel veel voldoening om met al die functies om één tafel te zitten en die samen te smeden. Ik werd bij het Ivoren kruis gevraagd om de rol van bestuurder te vervullen omdat ik bekend stond als iemand die stond voor preventie in de mondzorg. Ik heb ook de rol van Verwijstandarts, ik kijk graag mee over de schouder van een collega en dit in het kader van een goede mondgezondheid van iedereen.”
Jij denkt sterk vanuit de etiologie van de individuele patiënt als goede mondzorg waar nog te vaak hoogstaande curatieve behandelingen als goede zorg gezien wordt.Kun je uitleggen waarom dit jouw visie is?
“Iedere Nederlander weet inmiddels dat hij zijn tanden moet poetsen, zo beleeft de patiënt de zorg die hij aan zijn gebit moet geven. Het probleem van cariës is echter nog steeds heel groot. We zijn er dus nog lang niet. Daarnaast moeten we beseffen dat de beste vulling geen vulling is en het beste implantaat is de eigen kies.”
Wat is een belangrijke bijdrage die het Ivoren kruis geleverd heeft aan een betere tandheelkunde?
“Op het eiland Bornholm vlakbij Zweden is er door het echtpaar Cristiaansen een ooit project gestart waarbij hun praktijk gestopt is met behandelingen van kindergebitten en in de plaats daarvan zijn de tandartsen patiënten thuis gaan bezoeken en in gesprek te gaan. Het resultaat was 70% reductie van cariës. Op basis daarvan is het ‘Nexø-model’ ontstaan, genoemd naar het stadje waar de praktijk gevestigd is. Het Ivoren Kruis heeft op basis daarvan een cursus ontwikkeld voor mondzorgpraktijken met de naam ‘Gewoon Gaaf’. Het principe is dat op basis van het risicoprofiel van het gebit van het kind bepaal jij als tandarts en/of mondhygiënist de interventiefrequentie en de boodschap die je geeft aan het kind. Inmiddels heeft 60% van de praktijken in Nederland deze cursus gevolgd. Een mooi doel is om dat in te bedden in de mondzorg voor alle patiëntengroepen.”
Welke veranderingen zouden er volgens jou nog plaats moeten vinden om een betere mondzorg te leveren?
“Heeft Nederland wel een tekort aan tandartsen of moeten we de zorg beter managen? Meer vanuit de etiologie en daarmee meer naar het voorkomen van de problemen? Dat gaat verder dan reguliere instructies in het verzorgen van het gebit en alles wat we doen vanuit de mondzorgpraktijk.
De groep patiënten per tandarts wordt steeds kleiner maar de mondproblemen steeds complexer. Er wordt bij de huidige patiëntenpopulatie heel goede complexe mondzorg verleend maar men verliest de oorzaak uit het oog. Het gaat met name om de coördinatie binnen de mondzorg, het ‘zorgmanagement’. Ik heb als één van de eerste praktijken al gewerkt met mondhygiënisten waar ik intensief mee samenwerkte en kon daarom veel patiënten aan. Op basis van een risicoprofiel welke ik duidelijke communiceerde met de patiënt verwees ik de patiënt vaak naar de mondhygiënist en probeerde ik de patiënt uit de stoel te houden. We werkten nauw samen in teamverband en dan kan iedere praktijkmedewerker zijn steentje bijdragen. De assistente werkte het dossier bij terwijl ik de tijd nam voor een gesprek met de patiënt. Ik kon vertrouwen op mijn assistentes omdat ze geleerd hadden aspecten van mijn werk uit handen te nemen. Op basis van deze aanpak kun je spreken over ‘mondzorg’ in plaats van ‘tandheelkunde’.
Dus meer coördineren en teamwerk is mijn motto! Als je daarbij samen, op basis van iemands risicoprofiel de juiste gesprekken aangaat en daarbij de juiste preventie bedrijft.
Daarbij is het goed om weer meer aandacht te besteden aan het vak van tandarts als generalist. Deze moet ook de rol van poortwachter vervullen , en de regie in handen houden en dat moet ook naar voren komen in de opleiding van de tandartsen. Het zou goed zijn als ook de overheid nog meer zijn verantwoordelijkheid neemt in het doen van collectieve preventie waarbij er een rol weggelegd is voor de GGD. Er zijn al prille initiatieven maar we zijn er nog niet.
Zo zou er ook aandacht aan kunnen worden besteed in het onderwijs en alle andere zorgdisciplines in de zorgsector. Er ontstaat op die manier meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen.“
Wat is daarbij de rol van de patiënt, is het goed om daar nog eens bij stil te staan?
“Als we gaan kijken naar de aanpak middels preventie is het denk ik goed om de locus of control voor de mondgezondheid meer bij de patiënt te leggen. Die ligt nu nog te veel bij de tandarts. Als een patiënt vraagt waarom hij opeens een veel groter aantal gaatjes heeft dan bij de vorige controle leg ik de bal terug en wijs deze er op dat ik er niet bij geweest ben het afgelopen jaar en dat het de vorige keer goed was en stel allereerst omgekeerd te vraag aan de patiënt.
We moeten meer in gesprek gaan met de patiënt om deze meer bewust te maken van de eigen regie als het gaat om een goede mondgezondheid.
Onze beroepsgroep schiet te snel in de rol van curator van het gebit terwijl de patiënt de eigen verantwoordelijkheid heeft om mondzorgproblemen te voorkomen. Men heeft mij wel eens gevraagd “vanaf wanneer moet een kind naar de tandarts?”. Mijn antwoord is dan “voordat het kind geboren wordt”. Zo gaat men meer stilstaan bij de vraag “Hoe kan ik de mondgezondheid zelf beïnvloeden?”
Heel bijzonder vind ik jouw rol als ziekenhuistandarts, in welk opzicht is die functie anders?
“De behandelingen die ik verrichtte in diverse ziekenhuizen waren niet van andere aard. Het waren patiënten die doorverwezen werden vanuit andere zorgdisciplines zoals huisartsen, medisch specialisten en de GGZ. Wat het werk interessant maakte was de aard van de patiënten. Ik heb veel samengewerkt met een psycholoog, het ging dan vaak om patiënten met traumatische ervaringen die EMDR-behandelingen ondergingen. Juist het behandelen van die angst patiënten vond ik leerzaam en daar haalde ik veel voldoening uit. De patiënt zien als mens en daarmee in gesprek gaan en begrip tonen is de manier om dat vertrouwen te winnen, dat is cruciaal bij patiënten die bijvoorbeeld 20 jaar niet bij de tandarts zijn geweest. Dan slaat ook de preventie meer aan.“
Wat kenmerkt op dit moment de mondzorg en hoe zie jij de toekomst als tandarts en bestuurslid?
“Er is al een goede samenwerking op komst als het gaat om het werken met een team met daarin ook mondhygiënisten.
De coördinatie die van groot belang is staat dan onder druk. Ik zie ook nog steeds die curatieve insteek en er worden steeds minder praktijken eigen praktijken geopend. Afgestudeerde tandartsen werken als ZZP’er in meerdere praktijken waardoor de affiniteit met de doelgroep minder is en het inkomstenmodel anders. Een methode om deze ontwikkeling een andere wending te geven is de definitie van ’goede zorg’ wetenschappelijk omschrijven. Dan is er duidelijkheid, een norm ontwikkeld goede mondzorg is.
Een andere ontwikkeling is de instroom van buitenlandse tandartsen. Ik schat zo in dat de jaarlijkse instroom van buitenslands gediplomeerde tandartsen qua FTE’s minstens zo hoog is als wat er jaarlijks afkomstig is van de Nederlandsche faculteiten.
Daarbij zien we dat de buitenlandse opleidingen zeer sterk op curatie gericht zijn.
Ik heb jaren geleden al gepleit voor een zorgtoets voor de buitenslands gediplomeerde tandartsen. Dit om deze groep te bewegen in de richting van de aanpak van de Nederlandse faculteiten, namelijk een beweging richting behandelen op basis van eerdere genoemde etiologie i.p.v. de reparatie.
Incentives (tarieven) zijn (nog) gebaseerd op de curatieve manier van werken.
Om dit te transformeren naar de preventieve aanpak is het ook zaak om de tarieven te baseren op ‘goede zorg’.
Dit is echter nog toekomstmuziek.
Er zijn al diverse zaadjes gepland maar het oogsten zal nog enige tijd op zich laten wachten!“
Drs. Hans Prakken is gestart als algemeen practicus in zijn solopraktijk die uitgroeide tot een grote praktijk met 11 spreekkamers en 6 tandartsen in Emmen. Hij was entrepreneur in werken met het meerkamer concept. Naast zijn werk als tandarts kreeg hij gaandeweg steeds meer nevenfuncties. Hij werkt als ziekenhuistandarts in meerdere ziekenhuizen . Naast zijn werk als tandarts is hij ook actief lid van de adviescommissie Buitenlandse Gediplomeerde Tandartsen van het ministerie van VWS en voorzitter van Vertrouwenspunt Tandartsen van de KNMT.
Hans is ook bestuurslid van het Ivoren Kruis en Tandartslid van het Regionale TuchtCollege voor de gezondheidszorg.
Met zijn visie op de tandheelkunde maakt hij zich sterk om de preventie breder te maken dan instructies op het gebied van mondhygiëne, gegeven aan de individuele patiënt. Dit doen we al jaren en heeft ons niet gebracht waar we zouden moeten zijn.
Interview met Hans Prakken door Petra van der Zwan van Gezond & Inzetbaar – auteur | Leefstijlinterventies | gezondheidsonderzoeker
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/02/Hans-Prakken-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-10 13:00:172025-04-01 13:14:19Hans Prakken over de preventieve aanpak in de mondzorg: ‘Er ontstaat zo meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen‘
Mogen orthodontische behandelingen én tandheelkundige behandelingen plaatsvinden bij dezelfde behandeling? Deze vraag werd beantwoord in een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB), waar de NZa een mondzorgaanbieder een aanwijzing had opgelegd wegens het declareren van tandheelkundige prestaties tijdens een orthodontiebehandeling.
Conclusie
Eldermans Geerts analyseerde deze uitspraak en kwam tot deze conclusie:
“In beginsel mogen tandheelkundige prestaties niet worden gedeclareerd binnen een orthodontische behandeling. Tandheelkundige verrichtingen die losstaan van de orthodontische behandeling, mogen uiteraard wel worden gedeclareerd. In dat geval is het, indien dit tijdens dezelfde behandelsessie gebeurt, aan de zorgaanbieder om in het patiëntendossier nauwkeurig te documenteren waarom deze tandheelkundige behandeling noodzakelijk was en dat deze los stond van de orthodontische zorg.
Voorts is het – gelet op de strikte wijze waarop de zorgverzekeraars en mogelijk ook de NZa de regel in de Prestatie- en tariefbeschikking Orthodontische zorg uitleggen – sowieso verstandig telkens (dus ook indien het gaat om verschillende behandelmomenten) kritisch te kijken of een tandheelkundige prestatiecode kan worden gedeclareerd bij een patiënt met een beugel. Indien dit mogelijk is (dus indien de uit te voeren tandheelkundige verrichting losstaat van de orthodontische behandeling), verdient het aanbeveling ook dat goed in het dossier op te nemen.
Gezien de risico’s van terugvordering door zorgverzekeraars en mogelijke sancties van de NZa, is het raadzaam om deze afweging telkens zorgvuldig te maken en te zorgen voor een sluitende dossiervoering.”
Oordeel van het CBB
Het CBB oordeelde dat het vertrekpunt is dat bij een orthodontische behandeling geen tandheelkundige prestaties kunnen worden gedeclareerd. Als toch tijdens een zelfde behandelsessie zowel orthodontische zorg als tandheelkundige zorg wordt verleend, op dezelfde dag, dan moet door de zorgaanbieder in het patiëntendossier worden toegelicht waarom tandheelkundige zorg is verleend naast de orthodontische zorg. Een mondzorgaanbieder kan dus naast een orthodontische prestatie ook een tandheelkundige prestatie declareren, bijvoorbeeld voor het repareren van een afgebroken tand of het vullen van een gaatje.
“Hierbij moet echter aannemelijk worden gemaakt dat de tandheelkundige prestatie daadwerkelijk binnen een tandheelkundig kader (en niet in het kader van een orthodontische behandeling) is verricht. Indien deze toelichting in het patiëntendossier ontbreekt, vindt het CBB het vermoeden gerechtvaardigd dat de tandheelkundige prestaties ten onrechte in het kader van de orthodontie zijn gedeclareerd”, volgens Eldermans Geerts.
In dit geval moet de zorgaanbieder het vermoeden weerleggen met een concrete en overtuigende onderbouwing in het patiëntendossier of met andere bewijsstukken waaruit blijkt dat de uitgevoerde/gedeclareerde tandheelkundige verrichtingen losstonden van de orthodontische behandeling. “Dat bewijs zal in de praktijk lastig te leveren zijn, indien de toelichting in het patiëntendossier ontbreekt.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/04/geld-400x230.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-10 12:45:322025-02-24 09:49:55Mag tandheelkundige zorg bij een orthodontische behandeling worden gedeclareerd?
Volgens een studie gepubliceerd in mSystems kan de interactie tussen twee veel voorkomende bacteriën leiden tot de vorming van een chemische verbinding. Deze chemische verbinding staat in verband met een slechte adem en tandvleesaandoeningen zoals parodontitis.
Bacteriën
De bacterie Streptococcus gordinii (S. gordinii) produceert een metaboliet die de Fusobacterium nucleatum (F. nucleatum) aanzet tot de productie van methylmercaptaan (CH3SH). Methylmercaptaan is de stof die een slechte adem kan veroorzaken.
Onderzoek
Om strategieën te ontwikkelen voor halitose is het belangrijk om de mechanismen te onderzoeken die in verband staan met de productie van CH3SH. Onderzoekers hebben een anaëroob co-cultuursysteem bedacht om de interacties tussen verschillende mondbacteriën te onderzoeken. De bacteriën A. naeslundii, S. gordonii, F. nucleatum, P. intermedia, F. alocis en P. gingivalis werden geselecteerd voor het onderzoek.
Resultaten
Uit het onderzoek is gebleken dat de bacterie S. gordonii het aminozuur ornithine vrij geeft en de bacterie F. nucleatum wordt gestimuleerd tot de productie van polyamine. Polyamine is een stof die zorgt voor cellulaire en genetische functies en dit veroorzaakt de methionine-reddingsroute. De methionine-reddingsroute is een proces dat zwavelhoudende metabolieten recycleert tot methione en dit leidt tot een verhoging van de productie van CH3SH.
Conclusie
Verder onderzoek is nodig om de microbiële metabolische interacties die kunnen leiden tot halitose te begrijpen omdat verschillende metabolieten worden uitgewisseld tussen orale bacteriën.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/03/Combinatie-van-bacterien-kan-zorgen-voor-voorzaken-van-halitose.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-03-08 09:00:262025-03-10 10:57:38Combinatie van bacteriën kan halitose veroorzaken
Uit een onderzoek gepubliceerd in the Journal of Dental Hygiene is gebleken dat het voorlichten van patiënten cruciaal is. De voorlichting zou moeten bestaan uit strategieën voor risicoreductie, zoals het bevorderen van HPV-vaccinatie dat erg belangrijk is voor de vroege detectie en preventie van orale plaveiselcelcarcinomen (OSCC’s).
Mondkanker
De meest voorkomende vorm van kanker in de mondholte is oraal plaveiselcelcarcinoom (OSCC). Het kan zich in de mond voordoen als een niet-genezende zweer, witte of rode plaques of massa.
Hoofd- en nekonderzoek
Het tandheelkundige team speelt een belangrijke rol in het voorkomen van orofaryngeale plaveiselcelcarcinomen (OPSCC’s) en HPV-gerelateerde kankers. Regelmatig onderzoek van hoofd en nek hebben een positieve invloed op de gezondheidsresultaten die in verband staan met mondkanker. Een consistent protocol opstellen voor hoofd- en nekonderzoek is essentieel. Daarnaast is het onmiddellijk doorverwijzen naar specialisten erg belangrijk wanneer er afwijkingen worden ontdekt. De specialist kan de juiste diagnostische procedures zoals faryngoscopie, laryngoscopie of indien nodig een biopsie uitvoeren.
Incidentie
Vanwege het hoge percentage van mond- en oropharyngeale kanker is het erg belangrijk om in de tandartspraktijk te surveilleren. De incidentie van OSCC’S en OPSCC’s neemt elk jaar met ongeveer 1% toe en de OPSCC-sterfte die met HPV geassocieerd is stijgt elk jaar met ongeveer 2%.
Vaccinatie
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer zorgverleners zorgen voor verbetering van voorlichting over HPV-vaccinaties en HPV-vaccinaties aanbevelen, er een toename is in de vaccinatiegraad.
Conclusie
Zorgverleners in de mondzorg zijn essentieel voor vroege detectie en/of preventie van OSCC en OPSCC. Het is belangrijk om hoofd- en nekonderzoek te doen als onderdeel van het screeningproces.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/05/Preventieve-strategieen-om-mondkanker-te-voorkomen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-03-05 09:00:542025-02-24 09:58:14Preventieve strategieën om mondkanker te voorkomen
In een rapport gepubliceerd in het Journal of Oral Rehabilitation kan bruxisme geassocieerd worden met een verbetering in cognitieve functies, echter is wel meer onderzoek nodig.
De auteurs schreven dat kaakspieractiviteit zoals kauwen of knarsen kan zorgen voor een betere cognitie door de bloedstroom in de hersenen te verbeteren.
Literatuuronderzoek
Er zijn in het verleden onderzoeken gedaan naar de effecten van een verminderd kauwvermogen op de incidentie van cognitieve stoornissen over een periode van 10 jaar. De bevindingen lieten zien dat er een 1,3 keer hogere odds ratio voor cognitieve stoornissen bij mensen die slecht kauwen vergeleken met mensen die goed kauwen. Er kon bevestigd worden dat een verminderde kauwfunctie bijdraagt aan achteruitgang in cognitie.
Een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd liet zien dat er een verband is tussen kauwen en cognitie. Van de 59 geanalyseerde studies lieten namelijk 53 studies zien dat er een verband is en de overige 6 studies liet geen of een negatief verband zien. Echter ging slechts één van de artikelen specifiek over tandenknarsen. Er is daarom meer onderzoek nodig naar bruxisme en het verband met cognitie.
Daarnaast werd ook gesteld dat een verminderde cognitie verband houdt met een samenspel van meerdere factoren.
Conclusie
De auteurs durven op basis van bovenstaande de conclusie te trekken dat kaakspieractiviteit zoals knarsen of kauwen kan zorgen voor een betere cognitie.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/10/Kaakspieractiviteiten-kunnen-leiden-tot-betere-cognitie-400.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-03-04 11:48:552025-03-04 11:48:55Kaakspieractiviteiten kunnen leiden tot betere cognitie
Hoewel slikklachten niet tot de mondproblemen behoren, zijn deze wel gerelateerd en opgenomen in deze richtlijn.
Veranderingen in de mond en slijmvliezen
Patiënten in de palliatieve fase hebben vaak te maken met veranderingen in de mond en slijmvliezen ten gevolge van ziekte en/of behandeling. Deze kunnen leiden tot klachten en problemen die de kwaliteit van leven verminderen.
Het identificeren en adequaat behandelen van mondproblemen is van essentieel belang in de palliatieve zorg, om zo het comfort en de waardigheid van de patiënt te behouden en te verbeteren.
Mondproblemen
Mondproblemen in de palliatieve fase omvatten een breed scala aan orale aandoeningen die de kwaliteit van leven van patiënten kunnen beïnvloeden. Er zijn verschillende vormen van mondproblemen te onderscheiden, variërend van pijn en ongemak tot ernstige complicaties die de voeding en communicatie van de patiënt kunnen beïnvloeden.
Op de website van Pallialine vind je een samenvatting van de aanbevelingen voor mondzorg in de palliatieve fase.
Een speciale sessie tijdens het Europerio11 congres in mei in Wenen zal mondgezondheidsprofessionals aanmoedigen een meer gepersonaliseerde benadering te hanteren bij de behandeling van zwangere vrouwen. Daarnaast wordt verder onderzoek naar het verband tussen de mondgezondheid en gezondheid van vrouwen bevordert.
Hormonale veranderingen
Hormonale veranderingen kunnen een grote impact hebben op de mondgezondheid zoals tandvleesaandoeningen, maar ook op de algehele systemische gezondheid. De mondgezondheid bij vrouwen is dus erg belangrijk en speelt een cruciale rol bij aandoeningen zoals complicaties tijdens de zwangerschap en chronische ziekten. Echter blijft het een weinig besproken onderwerp en is er onvoldoende onderzoek naar gedaan.
Tandvleesaandoeningen worden vaak in verband gebracht met verschillende zwangerschapsproblemen, daarom is het van belang dat zwangere vrouwen veel prioriteit stellen aan hun mondgezondheid.
Zwangerschap
Verhoogde hormoonspiegels kunnen tijdens de zwangerschap de manier waarop het lichaam op tandplak reageert veranderen. Dit kan leiden tot gingivitis en parodontitis. Onbehandelde tandvleesaandoeningen kunnen leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s bij zowel de moeder als het kind. Wetenschappelijke studies hebben verbanden aangetoond tussen tandvleesaandoeningen en zwangerschapsproblemen zoals vroeggeboorte, een laag geboortegewicht en pre-eclampsie.
Wanneer er gingivitis of parodontitis wordt vastgesteld is het mogelijk om veilig te behandelen tijdens de zwangerschap. De risico’s van niet behandelen van de aandoeningen zijn groter dan wel behandelen.
Mondhygiëne
Om problemen vroegtijdig te detecteren is het aangeraden om minstens twee keer per dag minimaal twee minuten te poetsen en regelmatig de tandarts bezoeken tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap. Het behouden van een goede mondgezondheid vóór en tijdens de zwangerschap is een essentiële stap in het bevorderen van de gezondheid van zowel moeder als kind.
Conclusie
Behoud van gezond tandvlees is essentieel voor de algehele systemische gezondheid. Bij zwangere vrouwen is er een verband tussen de gezondheid van het tandvlees, hun eigen gezondheid en de gezondheid van de baby.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/02/Risico-op-tandvleesaandoeningen-groter-bij-hormonale-veranderingen-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-04 09:00:212025-02-24 10:54:36Risico op tandvleesaandoeningen groter bij hormonale veranderingen
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet dat er grote verschillen zijn in de manier waarop tandartsenpraktijken omgaan met taakdelegatie van voorbehouden handelingen. Dit komt voort uit onderzoek van de inspectie onder 81 tandartspraktijken, uitgevoerd in 2024. De inspectie vindt dit niet gewenst en wil graag dat taakdelegatie in een richtlijn wordt opgenomen.
Dit gaat dan met name om taakdelegatie van voorbehouden handelingen waarvan het merendeel van de patiënten aanneemt dat dit door een tandarts wordt uitgevoerd. Ook het vragen van toestemming aan de patiënten vindt de inspectie belangrijk voor verdere uitwerking.
Onderzoek
Om een beeld te krijgen van de wijze waarop tandartsprakijken taakdelegatie organiseren, bezocht de IGJ 81 willekeurig gekozen tandartspraktijken in 2024. Bevindingen die naar vorgen kwamen:
Voorbehouden handelingen door assistent
In bijna alle praktijken maken tandartsassistenten röntgenfoto’s en geven zij in ongeveer een derde van de bezochte praktijken ook anesthesie. Dit wordt in bijna alle gevallen in opdracht van een tandarts gedaan waarbij de patiënten niet worden verteld dat de assistent deze handeling uitvoert. De tandarts is wel bijna altijd aanwezig als de assistent deze voorbehouden handelingen uitvoert.
Buitenlandse tandartsen
In sommige bezochte praktijken werken buitenlandse tandartsen die niet in het BIG-register ingeschreven staan. Zij werken op basis van taakdelegatie en stellen vaak zelf de indicatie voor deze behandeling voor en voeren deze uit zonder opdracht van de tandarts. Vaak worden patiënten hierbij niet geïnformeerd over het uitvoeren van de voorbehouden handeling in taakdelegatie en wordt er geen toestemming voor de taakdelegatie aan hen gevraagd. In driekwart van deze praktijken is de opdrachtgevend tandarts altijd aanwezig op de momenten dat de medewerker voorbehouden handelingen uitvoert.
Mondhygiënisten
Mondhygiënisten trekken geen tanden of kiezen en voeren geen wortelkanaalbehandelingen uit in de bezochte praktijken. Wel maken ze in veel praktijken röntgenfoto’s of geven ze anesthesie. In 3 van de bezochte praktijken boren ze ook in tanden en kiezen. Mondhygiënisten maken de röntgenfoto’s vaak in opdracht van een tandarts. Bij het geven van anesthesie is deze opdracht er vaak niet.
Studenten tandheelkunde
In een klein aantal van de bezochte praktijken voeren ook studenten tandheelkunde voorbehouden handelingen uit in taakdelegatie. Deze studenten maken voornamelijk röntgenfoto’s in opdracht van de tandarts. In enkele van de bezochte praktijken geven zij ook anesthesie, boren zij in tanden of kiezen, trekken tanden of kiezen of voeren zij wortelkanaalbehandelingen uit in taakdelegatie. Ook hier worden patiënten niet altijd geïnformeerd of om toestemming gevraagd.
De KNMT geeft aan dat zij “haar leden extra handvatten gaat bieden om de eisen voor taakdelegatie nader vorm te geven.” Zij gaan daarvóór eerst de bestaande eisen checken op nut en noodzaak.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/05/Waarschuwing-voor-patiënten-die-naar-het-buitenland-worden-gelokt-voor-behandelingen.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-03 17:35:522025-03-03 17:37:48IGJ ziet grote verschillen in omgang met taakdelegatie voorbehouden handelingen
Jan de Kock van Leeuwen uit Reeuwijk, Angelica Setiaman uit Zandvoort en Marijke Westerduin uit Ede zijn genomineerd voor de titel van Tandarts van het Jaar. De KNMT reikt deze onderscheiding dit jaar voor de tweede keer uit. Er zijn ook prijzen voor de Tandheelkundestudent van het Jaar en het beste initiatief voor de mondzorg.
De prijzen worden toegekend aan een tandarts en een student Tandheelkunde die zich recent op bijzondere wijze hebben ingezet voor de mondzorg. Het gaat daarbij om maatschappelijke inzet of inzet voor de branche zelf en diegenen die daarin werkzaam zijn. Daarnaast is er een prijs voor het beste initiatief dat bijdraagt aan het bevorderen van de mondgezondheid in Nederland of daarbuiten.
In elke categorie zijn er drie genomineerden. De prijzen worden – onder de noemer Apollonia Awards – uitgereikt op vrijdag 14 maart.
Overzicht genomineerden Apollonia Awards
In alfabetische volgorde
Tandarts van het Jaar
Jan de Kock van Leeuwen voor zijn bijzondere betrokkenheid, zowel bij zijn patiënten als de maatschappij in het algemeen
Angelica Setiaman voor haar tomeloze inzet om duurzaamheid in de mondzorg op de kaart te krijgen
Marijke Westerduin voor haar jarenlange vrijwilligerswerk als tandarts en docent bij Mercy Ships
Tandheelkundestudent van het Jaar
Rozemarijn Kaman, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; voormalig Vice-Praeses van de Tandheelkundige FaculteitsVereniging Nijmegen (TFV)
Bram Sombekke, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; lid van de Facultaire Studentenraad (FSR)
Tycho Vermaat, student Tandheelkunde ACTA; studentassessor en oud-bestuurslid van de Facultaire Studentenraad Tandheelkunde
KNMT Mondzorg Award (voor het beste initiatief)
Dental Coach – preventieprogramma met app waarmee tandheelkundige zorgverleners hun patiënten helpen hun gebit gezonder te maken
‘Ouderen en mondzorg’ – landelijk gratis telefonisch spreekuur
Stichting Straattandarts Breda – tandheelkundige noodhulp voor mensen in armoede
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svg00anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-03-03 16:50:382025-03-03 16:50:38Drie genomineerden voor de titel van Tandarts van het Jaar 2025
Veel patiënten weten niet precies hoe ze hun tanden moeten poetsen met een elektrische tandenborstel, ongeacht hun leeftijd. Hoewel elektrisch tandenpoetsen effectiever is dan poetsen met een handtandenborstel, moet de tandenborstel op de juiste manier worden gebruikt om tandplak te voorkomen.
Bruikbare video’s over het gebruik van een elektrische tandenborstel ontbraken volledig, terwijl dit tegenwoordig de standaard is in de meeste mondzorgpraktijken. Daarom heeft Jan Henk van De Lieve Tandarts het initiatief genomen om deze video’s met Laurea Socials in co-productie te ontwikkelen.
Preventieve instructievideo’s voor iedereen
Om bij te dragen aan betere mondgezondheid en om misverstanden over poetsgewoonten te verhelpen, zijn er drie preventieve instructievideo’s ontwikkeld. Deze video’s richten zich op:
“Met deze video’s willen we zowel patiënten als zorgverleners ondersteunen met praktische handvatten en betrouwbare kennis over mondgezondheid, zodat deze toegankelijk is voor iedereen,” aldus De Lieve Tandarts en Laurea Socials.
Uit verschillende systematische reviews en meta-analyses is gebleken dat er een verband is tussen erectiestoornissen (ED) en parodontitis. Een huidige studie gepubliceerd in het International Journal of Urology doet onderzoek naar de relatie tussen ED, het aantal resterende tanden, parodontitis en de occlusale ondersteuningsstatus.
Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd bij 400 thuiswonende mannen. Met behulp van de Community Periodontal Index (CPI) werd de gezondheid van het tandvlees geëvalueerd. De Eichner-classificatie werd gebruikt om de occlusale ondersteuningsstatus te beoordelen. Daarnaast werden er multivariabele analyses uitgevoerd om de relaties tussen ED en het aantal resterende tanden, parodontitis en occlusale ondersteuningsstatus te evalueren.
Erectiestoornissen
De prevalentie van erectiestoornissen ligt tussen de 3% en 77%. Volgens de auteurs zijn er associaties gepubliceerd tussen erectiestoornissen en parodontitis, maar is er nog geen onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen erectiestoornissen, occlusale ondersteuningsstatus en het aantal resterende elementen.
Resultaten
Aan het onderzoek deden 400 mannen mee met een gemiddelde leeftijd van 53 jaar. 333 van de 400 mannen werden geclassificeerd met ED. Bij de overige 67 mannen werd geen impotentie vastgesteld. Er werd een significant verband gevonden tussen ED en de parodontale gezondheidsstatus in de univariabele analyse. Echter na correctie voor de verstorende variabelen zoals leeftijd en andere systemische aandoeningen waaronder diabetes, verdween de statische significatie. In multivariabele analyses werd gevonden dat een matige occlusale ondersteuningsstatus significant en onafhankelijk werd geassocieerd met een erectiestoornis. Volgens de auteurs waren het aantal resterende tanden niet gekoppeld aan ED.
Conclusie
Er is een significante associatie tussen ED en een slechte occlusale ondersteuningsstatus. Er is echter geen verband gevonden tussen ED en het aantal resterende tanden en parodontale gezondheidsstatus. De resultaten van het onderzoek kunnen bijdragen aan het identificeren van patiënten met erectiestoornissen en mogelijk behandeld worden.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/08/Onderzoek-naar-verband-tussen-erectiestoornissen-occlusale-ondersteuningsstatus-parodontale-gezondheid-en-aantal-resterende-elementen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-02-24 14:21:592025-02-24 14:21:59Onderzoek naar verband tussen erectiestoornissen, occlusale ondersteuningsstatus, parodontale gezondheid en aantal resterende elementen
De samenwerking tussen de tandarts, mondhygiënist en parodontoloog en andere specialisten is belangrijk om tot een succesvol behandelresultaat te komen. Daarnaast zijn een goede planning en onderlinge communicatie essentieel. Tijdens zijn lezing liet prof. dr. Mark Timmerman verschillende casussen zien waarbij veel verschillende behandelaren een rol spelen en samen zorgen zij voor een optimaal behandelresultaat.
Casus 1
Een vrouw van 37 jaar, ASA I, met pijn rechtsonder is doorverwezen door haar tandarts naar de parodontoloog in verband met gegeneraliseerd parodontale problemen. Volgens de tandarts is extractie van het onderfront en enkele molaren noodzakelijk, de patiënt wil echter graag haar eigen tanden behouden. Er is sprake van een blauwe, glazige zwelling van de gingiva met spontane bloedingen, recessies in het onderfront, 94% bloeding en pusafvloed na sonderen en gegeneraliseerd fors botverlies.
De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 4, graad C’. De modificerende factoren zijn de furcatietoegankelijkheid en socio-economische aspecten.
Behandelplan
Rapportage aan tandarts: parodontoloog
Extractie 27 en 48: tandarts
Instructie mondhygiëne: preventie-assistent || dagelijks gebruik elektrische tandenborstel || dagelijks gebruik van ragers
Spalken onderfront met composiet: parodontoloog
Gebitsreiniging met lokale anesthesie: mondhygiënist
Controle en herinstructie na 6 weken: preventie-assistent
Evaluatie na 3 maanden: parodontoloog
Parodontale nazorg: mondhygiënist
Tijdens de evaluatie is er klinisch minder zwelling zichtbaar maar het onderfront oogt onrustig. Naar aanleiding hiervan is een kuur metronidazol geincideerd na herhaalde gebitsreiniging. Herinstructie en parodontale nazorg om de 3 maanden zijn erg belangrijk in deze casus.
De preventie-assistent blijft verantwoordelijk voor de instructie. Het herkennen en toepassen van leerstijlen is erg belangrijk bij het geven van instructie. Niet iedereen is hetzelfde, iedere patiënt heeft een eigen voorkeursstijl.
Verschillende leerstijlen
Voelers leren door ondervinding en ervaring, gebruiken zintuigen en leren gevoelsmatig. Kijkers overdenken ervaringen, ordenen en selecteren feiten. Denkers leren eerst de theorie en voeren die uit in de praktijk. Doeners gaan direct aan de slag om te experimenten en leren gaandeweg van hun fouten en successen. Doelen stellen kan helpen om een gewoonte te veranderen. Daarnaast kunnen de volgende punten helpen om een gewoonte te veranderen.
Zoek naar het meest constante patroon op de dag: vaak ’s morgens
Verander juist dat patroon
Doe iets ‘nieuws’ voor iets ‘ouds’
Het duurt minstens 6 weken tot 3 maanden voor een gewoonte is veranderd
Makkelijke beschikbaarheid van benodigde middelen: kans op succes omhoog
Regelmatige reïnforcement in de verander-fase: kans op succes omhoog
Casus 2
Een 62-jarige man met een goede gezondheid, slikt simvastatine, komt met pijn in het onderfront. Meneer heeft tot zijn 33e in Shanghai gewoond en nooit een opbeetplaat gedragen. Dhr. heeft veel last van maagzuur en draagt een metalen frame in de onderkaak. De wens van de patiënt is om zijn eigen tanden te behouden. Op de OPT is een apicaal granuloom te zien ter plaatse van element 15.
Ook in deze casus is de samenspraak tussen behandelaars essentieel voor een optimaal behandelplan. De orthodontist, endodontoloog, parodontoloog en implantoloog spelen hierbij een belangrijke rol.
Het behandelplan
Extractie 15: implantoloog
Endo’s 41 en later ook 31: endodontoloog
Intrusie 26 en 27 m.b.v. TAD’s: implantoloog, orthodontist
Implantaten t.p.v. 37 en 15: implantoloog
Opbouwen van de frontelementen boven en onder m.b.v. composiet: restauratief tandarts
Conventionele brug 23-d24-d25-26 en kroon i15: restauratief tandarts
Frame in de onderkaak t.v.v. 37, 36, 35 en 45 op locator 37: restauratief tandarts
Ook in deze casus zijn er diverse discussies en overwegingen besproken, er was sprake van een oneindig aantal mogelijkheden. Belangrijk is om te beginnen met luisteren naar de patiënt en het inventariseren van de problemen. Daarna kunnen de verschillende mogelijkheden worden bekeken met behulp van expertise. Elke behandelaar ziet behandelopties met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van de ‘blik’ met de wens van de patiënt is hierbij cruciaal voor een succesvol behandelresultaat.
Casus 3
Deze casus gaat over een 52-jarige vrouw, rookt al 25 jaar 20 sigaretten per dag. Er zijn 3 jaar geleden nieuwe kronen geplaatst in de hele mond. Mevrouw geeft aan dat de tanden los lijken te gaan staan en er een diasteem tussen de voortanden is ontstaan. Klinisch is een zwelling rondom de kroonranden zichtbaar, er zijn pockets van 6 tot 8 mm. aanwezig en er is sprake van 20-30% botafbraak. De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 3, graad B, roken’. De uitdaging in het behandelplan is de combinatie van parodontitis, roken en de esthetische wens van de patiënt. Roken heeft een sterke invloed op de parodontale conditie en verloop van de behandeling.
Een 12-jarige jongen met een goede gezondheid en ADHD. De patiënt slikt melatonine en methylfenidaat. De geïmpacteerde 21 is geprobeerd met een draadje aan de beugel te krijgen, echter is dit niet gelukt en is het element dor de kaakchirurg geëxtraheerd. De patiënt is erg bang geworden door alle uitgevoerde behandelingen en de orthodontist.
Het eerste behandelplan
Hervatten van de orthodontist behandeling: diasteem 21 openen: orthodontist
Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21: parodontoloog/ implantoloog
Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
Voltooien van orthodontische behandeling: orthodontist
Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts
Echter blijkt de patiënt zo angstig dat op de dag van de autotransplantatie verdoven en behandelen niet mogelijk zijn. De patiënt wordt doorgestuurd naar het centrum bijzondere tandheelkunde (CBT).
Het behandelplan wordt aangepast
Continueren orthodontische behandeling voor zover mogelijk: orthodontist
Intake narcose en zoveel mogelijk angsttraining vooraf: angsttandarts CBT.
Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21 onder volledige narcose : parodontoloog/implantoloog + angsttandarts CBT + anesthesioloog
Angsttraining afronden: angsttandarts CBT
Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts
Een voorafgemaakt behandelplan vraagt soms meerdere malen om bij te stellen. Onderling overleg is daarom cruciaal tijdens het verloop van de gehele behandeling.
Trauma bij jonge patiënten
Bij vervanging van voortanden na trauma bij jonge patiënten moet rekening worden gehouden met het feit dat implantaten niet meegroeien met de dentitie van de patiënt. Uitneembare voorzieningen zijn oncomfortabel en adhesieve voorzieningen zijn mogelijk kwetsbaar. Daarnaast is een conventionele brug erg invasief op gaaf tandmateriaal. Een autotransplantatie is een al langer bekende techniek en is bij jonge patiënten een goede optie om een frontelement te vervangen. Een onderzoek waarbij 298 elementen met een endo naar het front zijn getransplanteerd laat zien dat autotransplantaties een hoge survival en succes rate hebben. Er is namelijk maar 0,7% verlies van elementen opgetreden. Autotransplantaties zijn daarom uiterst geschikt als enkeltandsvervanging bij zowel kinderen als volwassenen.
Conclusies
Bij het geven van instructie is het belangrijk om rekening te houden met de leerstijl van de patiënt en het feit dat gedrag veranderen veel tijd kost en terugval vaak voorkomt. Elke behandelaar kijkt met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van die ‘blik’ met de wens van de patiënt is cruciaal voor een succesvol resultaat. Een samenwerking, waarbij meerdere behandelaren en disciplines een rol spelen, kan voor de patiënt veel opleveren.
Prof. dr. Mark Timmerman –
Mark Timmerman studeerde in 1984 cum laude af in de tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 2001 op zijn proefschrift, getiteld ‘Prevalence and progression of untreated periodontal disease in a young Indonesian population’. Hij werkte in een algemene praktijk en later als parodontoloog en implantoloog bij diverse centra, waaronder de Paropraktijk Utrecht en sinds 2008 bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen/Horst. Daarnaast werkt hij sinds 2017 als docent Implantologie en Parodontologie bij het Radboudumc Tandheelkunde en is hij sinds 2021 voorzitter van de examencommissie Tandheelkunde. Mark is erkend parodontoloog, NVvP/implantoloog NVOI en per 1 december 2022 benoemd tot bijzonder hoogleraar Parodontologie aan het Radboudumc.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van prof. dr. Mark Timmerman tijdens PARO2024 van Bureau Kalker
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Samenwerking-tussen-tandarts-mondhygienist-en-parodontoloog-maakt-de-zorg-afb-5.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-02-24 12:55:002025-02-24 14:10:39Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg
Tandarts-implantoloog Bart Beekmans deelde zijn uitgebreide ervaring met zirconia-implantaten tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI. Hij besprak zowel de voordelen als de beperkingen. Het hoofdthema: zirconia vereist een andere benadering dan titanium en biedt unieke mogelijkheden in de moderne implantologie.
Het ontstaan en de voordelen van zirconia
Zirconia-implantaten zijn sinds hun introductie populair geworden vanwege de volgende eigenschappen:
Esthetiek ; De natuurlijke witte kleur van zirconia maakt het ideaal voor esthetische zones, vooral in het front. Het materiaal voorkomt het grijze doorschijnen dat bij titanium kan optreden.
Minder peri-implantitis; Zirconia vertoont minder plaque-adhesie en draagt daardoor bij aan gezondere peri-implantaire weefsels.
Vergevingsgezindheid; Zirconia maskeert fouten beter dan titanium. Zelfs bij beperkte buccale botdekking vertonen patienten vaak geen klinische problemen. Toch blijft zirconia een matertiaal met specifieke eisen en uitdagingen, zoals breukgevoeligheid bij dunne implantaten en hogere kosten
Immediate placement en restauratie
Immediate plaatsing en restauratie worden steeds vaker toegepast, mede dankzij verbeterde materialen en technieken. Zirconia blijkt hiervoor bijzonder geschikt, omdat het risico op verticaal gingivaverlies kleiner is dan bij titanium. Dit maakt zirconia aantrekkelijk voor gebruik in de esthetische zone. Beekmans benadrukt dat patiënten vaak hoge eisen stellen aan comfort en esthetiek. Ze willen:
Zo min mogelijk behandelingen en pijn.
Direct een mooie en functionele restauratie.
Korte behandeltrajecten.
Zirconia-implantaten spelen hierop in door direct na plaatsing een noodkroon te ondersteunen, mits de primaire stabiliteit toereikend is. Dit vraagt echter om zorgvuldige planning en een aangepaste techniek.
Technische aspecten en uitdagingen
Planning en plaatsing
Het belang moet onderstreept worden van een goede planning met CBCT-scans en het gebruik van een surgical guide. De alveole moet intact zijn, en het verwijderen van een wortel in het front wordt als een van de grootste uitdagingen gezien. Bij implantatie is het extra belangrijk om fouten bij de eerste boor te voorkomen. Hier is het gebruik van de surgical guide dus het meest geadviseerd.
Soft tissue level en emergence profile
Zirconia-implantaten worden vaak op soft tissue level geplaatst. Een breed implantaat helpt om het tandvlees te ondersteunen en black triangles (tandvleesdip) te voorkomen. Een minimum van 5 mm breedte aan voor centrale bovenincisieven wordt aangeraden. Je kan voor een breder implantaat compenseren door iets dieper te plaatsen. Hiervoor zou je echter ook dieper moeten prepareren. weghalen van het cement wordt dan echter een klinische uitdaging. Vandaar dat een diepte van 1mm ideaal is om het retractiedraadje en het cement te kunnen handhaven. Approximaal is dat wel een uitdaging, vooral als je mooie hoge papillen hebt. Er moet een goede afweging gemaakt worden tussen deze factoren.
Breekrisico en belasting
Zirconia-implantaten hebben een grotere gevoeligheid voor breuk dan titanium, vooral bij smalle diameters. Aangetoond is dat de diameter van een implantaat bepalend is voor de belastbaarheid. Grotere implantaten bieden meer sterkte, maar vereisen aangepaste technieken om schade te voorkomen. Beekmans pleit voor botcompressie en een torque van minimaal 45 Newton, wat hij toepast bij zijn zirconia-implantaten.
Materiaalkeuze en flexibiliteit
Zirconia kan simpelweg titanium niet vervangen. De materialen hebben andere spelregels:
– Zachtere kronen
Bij zirconia-implantaten is het vaak beter om een kroon van een zachter materiaal te kiezen om schade door occlusale krachten te minimaliseren.
– Geen directe kopie van titanium-technieken
Zirconia vereist een aanpassing van traditionele technieken. Beekmans gebruikt bijvoorbeeld geen impregnatievloeistof en benadrukt dat preparaties anders uitgevoerd moeten worden.
Klinische casus: een blik op 20 jaar zirconia
In een casus deelde Beekmans zijn ervaring met een 6,5 mm zirconia-implantaat dat hij twintig jaar geleden plaatste. Ondanks technische fouten en een gebrek aan buccale botdekking, blijft het implantaat tot op heden goed functioneren. Dit alles terwijl vergelijkbare fouten bij titanium implantaten vaak andere resultaten tonen. Dit illustreert de vergevingsgezindheid van zirconia als materiaal.
Conclusie
Zirconia-implantaten zijn een krachtige aanvulling op de tandheelkundige praktijk, vooral in esthetische zones. Het materiaal biedt voordelen zoals verbeterde esthetiek, minder gingivaverlies en een betere weefselintegratie. Tegelijkertijd vereist zirconia een andere aanpak dan titanium. Beekmans moedigt tandartsen aan om te leren werken met de unieke eigenschappen van zirconia en gebruik te maken van geavanceerde technieken zoals CBCT-scans en surgical guides.
Afsluiting
Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een evolutie in de implantologie. Ze vragen om expertise en zorgvuldigheid, maar belonen tandartsen en patiënten met esthetische en functionele resultaten die de tijd kunnen doorstaan.
Bart Beekmans, tandarts, implantoloog, afgestudeerd in 1985 aan de Universiteit van Amsterdam. Oprichter en nu mede-eigenaar van het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde. Naast zijn werk in de praktijk geeft hij lezingen en cursussen zowel nationaal als internationaal. Hij is oprichter en mede-eigenaar van White Implants Development Corp. Dit bedrijf ontwikkelde een innovatief zirconia implantaat systeem voor de esthetische zone. Sinds 2013 is hij voorzitter van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry.
Verslag van de lezing van Bart Beekmans, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.