Beveiligingsmaatregelen, het (blijven) updaten van privacy documenten en het uitvoeren van DPIA’s, allemaal privacy gerelateerde onderwerpen waar mondzorgaanbieders zich mee bezig dienen te houden, maar die – zo leert de praktijk – toch al snel ‘onderaan het lijstje komen’. Dat terwijl de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toeziet op naleving van privacy wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In dit artikel gaan wij in op het handhavingsbeleid van de AP, zoals op welke onderwerpen de AP zich focust en staan wij stil bij een boete die is opgelegd aan een orthodontiepraktijk.
Waar focust de AP zich op?
De AP publiceert ieder jaar een verslag, waarin zij verantwoording aflegt over hoe zij in het afgelopen jaar haar handhavingstaak heeft ingevuld en tevens vooruitblik doet op aankomend jaar. Recentelijk heeft de AP haar jaarverslag van 2024 gepubliceerd. Daarin wordt ingegaan op 2024 en aankomend jaar (2025).
In het jaar 2024 had de AP vijf focusgebieden, te weten:
Algoritmes & AI;
Big Tech;
Vrijheid & veiligheid;
Datahandel en;
Digitale overheid.
Daarnaast heeft de AP in 2024 streng gehandhaafd bij grote partijen, zoals Meta, Uber, Booking.com en Netflix. Er is niet altijd gekozen om een boete op te leggen door de AP, maar er zijn ook andere handhavingsinstrumenten ingezet. Zo heeft de AP in 2024 ‘maar’ 6 boetes opgelegd, vier keer een last onder dwangsom en zeven berispingen. Ook heeft de AP in 2024 meer aandacht voor de positie van de Functionaris Gegevensbescherming (FG) op nationaal en Europees niveau gebracht, zoals de ontwikkeling van een nationaal kwaliteitsregister voor FG’s en de goedkeuring van EDPB voor certificeringscriteria van Brand Compliance.
Ook heeft de AP aangegeven nieuwe EU-regels als de AI-verordening en de Europese Digital Service ACT (DSA) te zullen gaan handhaven. De AI-verordening vereist risicoclassificatie van AI-systemen, verboden toepassingen (zoals real-time biometrische identificatie in de openbare ruimte) en extra conformiteitseisen voor hoog-risico AI. Het is dus belangrijk als organisatie om alvast stappen te zetten, zodat de organisatie compliant is met deze regelgeving. Organisaties die AI inzetten, doen er goed aan nu alvast te inventariseren van welke systemen hieronder vallen en welke aanpassingen nodig zijn.
Waar heeft de AP boetes voor uitgedeeld?
De AP is bevoegd om sancties op te leggen als een organisatie in strijd handelt met privacy wet- en regelgeving. De AP publiceert op haar website de boetes en andere sancties, zoals een waarschuwing of verwerkingsverbod, die zij oplegt. Dat zijn er overigens niet veel, het gaat om zo’n acht publicaties in het jaar 2024 en slechts twee in 2023. Hieronder wordt één van deze boetes uitgelicht, nu deze voor mondzorgaanbieders relevant is om kennis van te nemen.
Boete orthodontiepraktijk
Aan een orthodontiepraktijk werd in 2021 door de AP een boete van 12.000 euro opgelegd omdat de praktijk niet voldeed aan de AVG. Hoewel deze boete al van een tijdje geleden is, is de inhoud ervan nog steeds super actueel. De boete kwam na een klacht over de onveilige website van de praktijk, waar nieuwe patiënten zich online konden aanmelden. Via een onbeveiligde verbinding werden gevoelige gegevens, zoals het BSN van patiënten, verzonden. Doordat het formulier via een niet-versleutelde verbinding werd verstuurd, creëerde dit een aanzienlijk risico voor de privacy van de patiënten, aangezien criminelen deze gegevens relatief eenvoudig konden onderscheppen, wat zou kunnen leiden tot identiteitsdiefstal of oplichting.
De AP heeft deze feiten getoetst aan artikel 32 lid 1 AVG. Dit artikel regelt de vereisten voor de beveiligingsmaatregelen, maar betreft een erg open norm. Zo luidt het artikellid als volgt:
“Rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen, treffen de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen, die, waar passend, onder meer het volgende omvatten: a) de pseudonimisering en versleuteling van persoonsgegevens; b) het vermogen om op permanente basis de vertrouwelijkheid, integriteit, beschikbaarheid en veerkracht van de verwerkingssystemen en diensten te garanderen; c) het vermogen om bij een fysiek of technisch incident de beschikbaarheid van en de toegang tot de persoonsgegevens tijdig te herstellen; d) een procedure voor het op gezette tijdstippen testen, beoordelen en evalueren van de doeltreffendheid van de technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verwerking.”
Er dienen dus voldoende maatregelen te worden genomen met een passend beveiligingsniveau, zowel op organisatorisch als technisch vlak. De AP licht toe in haar boetebesluit dat ten aanzien van het gebruik van het BSN-nummer er voldaan moet worden aan de vereisten uit de NEN7510. Ten aanzien van het gebruik van een webpagina dient het protocol beveiligen verbinding internet te worden gevolgd waarvoor een TLS-certificaat wordt afgegeven. In dit geval waren geen beheersmaatregelen getroffen en was de beveiliging van de website onvoldoende: het formulier met persoonsgegevens werd via een niet-versleutelde verbinding verstuurd. Er is, aldus de AP, sprake van een onbeveiligde verbinding en daarmee een schending van artikel 32 lid 1 AVG.
De AP benadrukte dat zorgverleners, groot of klein, de privacy van hun patiënten serieus moeten nemen en voldoende beveiligingsmaatregelen moeten treffen. De AP benadrukte ook dat kinderen, die in deze praktijk vaak patiënten zijn, extra bescherming verdienen volgens de AVG, omdat zij als (nog) kwetsbaarder worden beschouwd.
Tot slot
Hoewel de AP in 2024 voornamelijk boetes heeft opgelegd aan grote bedrijven, wordt zij ook actiever in de handhaving van de AVG-verplichtingen richting kleine bedrijven. Afhankelijk van de mate van de inbreuk op de AVG kan er een sanctie – waaronder een forse boete – worden opgelegd. Het is dan ook raadzaam om als organisatie na te gaan of alle AVG-verplichtingen voldoende worden nageleefd én de ontwikkelingen op dit gebied te volgen.
Door: mr. Demi van Rossenberg en mr. Silke van Dijk – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen | Adviseurs in de zorg
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/06/Waarop-ligt-de-focus-van-de-Autoriteit-Persoonsgegevens.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-30 13:00:492025-06-18 10:42:25Waarop ligt de focus van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), toezichthouder op privacy in de zorg?
Per juni 2025 is de nieuwe klinische praktijkrichtlijn Indicatiestelling Antibioticumgebruik in de Mondzorg officieel vastgesteld door de FTWV (Federatie van Tandheelkundige Wetenschappelijke Verenigingen) en de KNMT. De richtlijn is nu beschikbaar via de website van het KIMO en maakt daarmee deel uit van de professionele standaard binnen de mondzorg. Deze richtlijn biedt tandartsen en tandarts-specialisten houvast bij het al dan niet voorschrijven van antibiotica. Het doel is een weloverwogen afweging te maken tussen de mogelijke voordelen voor de patiënt en de risico’s, zoals bijwerkingen en de ontwikkeling van antibioticaresistentie.
Hoewel mondhygiënisten zelf geen voorschrijfbevoegdheid hebben, is de richtlijn ook voor hen relevant. Inzicht in de juiste indicatiestelling kan bijdragen aan een betere samenwerking binnen het behandelteam en een verantwoord gebruik van antibiotica in de mondzorg.
Achtergrond en aanleiding
De richtlijn is ontwikkeld naar aanleiding van drie belangrijke observaties. Ten eerste bleek uit een peiling onder mondzorgprofessionals in 2019 dat er behoefte was aan meer duidelijkheid over wanneer antibioticagebruik gerechtvaardigd is. Ten tweede ontbrak een wetenschappelijk onderbouwde richtlijn, ondanks het hoge aantal antibiotica-voorschriften binnen de mondzorg (in 2018 circa 365.000). Daarmee was er ruimte voor verbetering op het gebied van antimicrobial stewardship. Tot slot sluit de richtlijn aan bij de oproep van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om wereldwijd het antibioticagebruik terug te dringen ter voorkoming van antimicrobiële resistentie.
Door wie?
De ontwikkeling van deze richtlijn is eind 2019 gestart onder leiding van emeritus hoogleraar prof. dr. Fred Rozema (Orale Geneeskunde, ACTA), binnen de Richtlijnontwikkelcommissie (ROC). In de ROC en de bijbehorende klankbordgroep waren onder andere de volgende partijen vertegenwoordigd: KNMT, NVM-mondhygiënisten, NVMKA, NVvP, NVOI, NVvE, NWVT, NVGd, NVvK, Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, SWAB en het Nederlands Internisten Vereniging (NIV).
Inhoud van de richtlijn
De richtlijn behandelt:
Algemene principes van rationeel antibioticumgebruik
Indicaties voor profylactisch antibioticagebruik, incl. preventie van medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ)
Indicaties voor therapeutisch antibioticumgebruik
De aanbevelingen in de richtlijn zijn van toepassing op patiënten die onder andere:
Een implantologische ingreep of peri-implantologische chirurgie ondergaan;
Een endodontische behandeling krijgen;
Een operatieve extractie van verstandskiezen ondergaan;
Behandeld worden voor parodontitis of peri-implantitis;
Een peri-apicaal granuloom of apicale parodontitis hebben;
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/06/Pillen.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-30 12:58:562025-06-30 13:04:47Nieuwe richtlijn antibioticumgebruik in de mondzorg gepubliceerd door het KIMO
Zwanger zijn verandert veel; fysiek, emotioneel én praktisch. Ook op het werk. Juist in een mondzorgpraktijk, waar het werk vaak fysiek is en de drukte oploopt, is het belangrijk dat werk en zwangerschap goed samengaan.
Niet alleen omdat het moet volgens de wet. Maar omdat je als medewerker én werkgever wilt dat het werk op een fijne manier doorloopt. Zonder onnodige uitval. En met ruimte voor herstel, energie en balans.
In dit artikel lees je wat er wettelijk geregeld is; vóór, tijdens en na het verlof. Zodat je weet waar je op kunt rekenen en wat je samen kunt regelen, als steun in het organiseren van werk dat past bij deze fase.
Veel te regelen
Zwanger zijn is een bijzondere tijd, en ook een periode waarin er veel geregeld moet worden. Ook op het werk roept dat soms vragen op, zowel bij de werknemer als bij de werkgever.
Wat moet je melden, wat mag je verwachten, en wat ben je verplicht te doen? Van de eerste zwangerschapsmelding tot de terugkeer op de werkvloer: het helpt als je weet waar je aan toe bent, of je nu zelf zwanger bent of iemand in je team begeleidt.
Let op: wet- en regelgeving geeft de kaders, maar het échte verschil zit vaak in een open uitwisseling. Een goed gesprek voorkomt misverstanden, biedt ruimte voor maatwerk en zorgt ervoor dat werk en zwangerschap beter samen kunnen gaan.
Tijdens de zwangerschap: melding en bescherming op het werk
Vanaf het moment dat een medewerker weet dat zij zwanger is, is het verstandig om dit op tijd met de werkgever te bespreken. Wettelijk moet het zwangerschapsverlof uiterlijk drie weken vóór de gewenste ingangsdatum worden aangevraagd. Daarnaast is de werkgever verplicht een veilige werkomgeving te bieden. Dit betekent het aanpassen van werkzaamheden als deze lichamelijk te zwaar zijn of mogelijk schadelijk voor de zwangerschap.
Denk aan risicovolle stoffen, stress of nachtdiensten. Het gesprek hierover is essentieel om risico’s én aannames te voorkomen.
Tijdens de zwangerschap: recht op aangepaste werktijden en pauzes
Zwangere medewerkers hebben recht op extra pauzes (tot 1/8e van de werktijd per dag), aangepaste werktijden, en vrijstelling van overwerk en nachtdiensten. Deze rechten gelden tijdens de zwangerschap én tot zes maanden na de bevalling. Werkgever en werknemer kunnen samen bekijken wat haalbaar is, binnen de wettelijke kaders. Ook hier geldt: het begint bij goede afstemming. Wat heeft iemand nodig om inzetbaar te blijven? En hoe organiseer je dat samen op de werkvloer?
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Iedere werkneemster heeft recht op minimaal 16 weken verlof rondom de bevalling: zwangerschapsverlof vóór de uitgerekende datum en bevallingsverlof daarna. Het zwangerschapsverlof mag tussen 6 en 4 weken voor de uitgerekende datum starten. Het resterende deel wordt bij het bevallingsverlof opgeteld. De loondoorbetaling loopt via een UWV-uitkering. Ook partners hebben verlofrechten: 1 week geboorteverlof (100% loon) en aanvullend geboorteverlof van maximaal 5 weken (70% via UWV).
Ouderschapsverlof
Beide ouders hebben recht op 26 keer het aantal werkuren per week aan ouderschapsverlof tot het kind 8 jaar is. Sinds 2022 zijn de eerste 9 weken deels betaald (70% via UWV) als deze binnen het eerste jaar van het kind worden opgenomen. Ouderschapsverlof kan flexibel ingezet worden, in overleg met de werkgever.
Terugkeer na de bevalling: extra bescherming en ruimte voor herstel
Na de bevalling houdt een medewerker recht op extra pauzes en aangepaste werktijden tot 6 maanden na de geboorte. Ook is er recht op kolven of voeden onder werktijd tot het kind 9 maanden is, met behoud van loon. Dit mag maximaal een kwart van de werktijd per werkdag zijn, verdeeld over meerdere kolfsessies. De werkgever moet hiervoor een geschikte, afsluitbare en hygiënische ruimte beschikbaar stellen (geen toilet). Deze tijd geldt als werktijd en mag niet worden ingehouden op het salaris. Het gesprek over hoe dit praktisch vorm krijgt is essentieel voor wederzijds begrip en werkbare afspraken. Zo voorkom je onnodige verzuimmeldingen en werk je samen aan duurzame inzetbaarheid.
Ontslagbescherming en flexibel werken
Een werknemer mag niet worden ontslagen wegens zwangerschap, bevalling of opname van verlof. Deze bescherming loopt van het begin van de zwangerschap tot minstens 6 weken na het bevallingsverlof. Na terugkeer kunnen werknemers via de Wet flexibel werken verzoeken om aanpassing van werktijden of werkplek. Een goed gesprek over de combinatie werk en gezin is daarbij onmisbaar.
Tot slot
Wetgeving biedt belangrijke kaders en rechten voor zwangere medewerkers en jonge ouders. Maar de echte impact ontstaat pas als deze regels worden gekoppeld aan een open, betrokken gesprek. Zorg als werkgever dat je deze gesprekken actief voert, en als medewerker dat je je rechten kent en bespreekbaar maakt. Zo werk je samen aan een gezonde, werkbare balans tussen werk en ouderschap.
Van regels naar realiteit
De wet biedt duidelijke kaders. Maar het is de praktijk die bepaalt hoe het écht werkt. Daar zit precies de uitdaging én de kans.
Want wat ik in de praktijk vaak zie, is dat veel situaties, zowel vóór als na het verlof, onnodig richting verzuim bewegen, terwijl er juist ruimte is voor maatwerk. Niet door alles dicht te regelen, maar door met elkaar te onderzoeken wat iemand nodig heeft om inzetbaar te blijven, binnen de grenzen van de wet én met oog voor de mens.
Daar begint duurzame inzetbaarheid:
bij bewustwording van de mogelijkheden
bij het herkennen van signalen
en bij het voeren van open, praktische en constructieve gesprekken
Medewerkers sterker maken in hun rol als ouder en professional. En werkgevers helpen om niet alleen te denken in verplichtingen, maar ook in verbinding.
Door:
Monique van Leijsen, verzuimspecialist en trainer. Ze helpt HR en leidinggevenden om verzuim te voorkomen en de inzetbaarheid van medewerkers te versterken. Wil je sparren over een complexe casus of wil je beter zicht op wat je als werkgever kunt doen? Neem gerust contact op via www.verzuiminbedrijf.nl
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/09/Rontgenfotos-zijn-veilig-voor-zwangere-patienten.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-30 12:55:052025-06-30 12:18:18Zwanger én aan het werk: wat werkt in de praktijk?
Hoe bereik je als tandarts samen met jouw tandtechnieker het doel dat je voor ogen hebt? Hiervoor is goede samenwerking nodig. Helaas gaan veel samenwerkingen niet altijd vlekkeloos. Eén van de problemen is dat het gezamenlijke einddoel niet duidelijk is. Ook het gebrek aan inzicht in elkaars vakgebied kan tot problemen leiden. Bekijk het 10 stappenplan.
Verslag van de lezing van Renée Kooij,restauratief tandarts, en Eric van der Winden, tandtechnicus.
Hoe we problemen het best kunnen tackelen, zullen we bespreken aan de hand van een casus.
Casuïstiek
De casus van een man van 62 jaar met een esthetische wens. De wens van meneer is dat hij zijn dentitie een stuk lichter wil, maar hij wil het wel op een natuurlijke manier.
Bij de intake worden meerdere problemen gevonden in zijn mond. Er zijn een aantal elementen met endodontische behandelingen, waarbij de 35 extractierijp is en de 46 apicale problemen heeft.
Er zijn meerdere grote composietrestauraties, crowding in het onderfront en de 44 staat iets buiten de boog.
Er is sprake van een geringe overjet en slijtage op de incisale randen. Dat geeft ons een vermoeden dat er sprake is van een restricted envelope of function.
De risico inschatting
Persoonlijk: dit risico is bij deze meneer laag.
Parodontaal: laag risico.
Biologisch: gemiddeld omdat er sprake is van secundaire cariës.
Structureel: gemiddeld omdat er enkele endodontische behandelingen aanwezig zijn.
Functioneel: verhoogd door de restricted envelope.
De diagnose
Cariës
Gingivitis
Slijtage
TSD (tooth size discrepancy)
Door de smalle laterale incisieven. Deze zijn 5,5 mm breed, waa ze gemiddeld 6,5 mm breed zouden moeten zijn.
Restricted envelope of function
Esthetische problemen
Endondontische problemen bij de 35 en 46
Fracturen van de 14 en 35
Ontbrekende 47 en 27
Om de etiologie achter de slijtage te achterhalen, kijk je in welke richting de slijtage ontstaan is. In deze casus bevindt de slijtage zich alleen in het front. Dat wil zeggen alleen in de richting van de restrictie. Daaruit kun je concluderen dat hier sprake is van een functioneel probleem en niet van parafunctioneren.
Het behandelplan
Fase 1: Terugbrengen van gezondheid in de mond
Behandelen secundaire cariës
Apexresectie bij de 46
Bleken (patiënt gaat van een A3,5 naar een A2 kleur)
Fase 2: Implantaten regio 47 en 35
Fase 3: Orthodontie met aligners
Het bovenfront wordt getorqued om de restrictie eruit te halen. Daarnaast worden kleine diastemen overgelaten bij de laterale in de bovenkaak, zodat bij de mock-up fase de laterale een normale breedte krijgen. Ook wordt het onderfront iets gestript en teruggezet. Na de aligner behandeling is er nog steeds lichte crowding, maar dit stoort niet in de functie. De overjet is vergroot en hierdoor is het functionele probleem verholpen.
Fase 4: Wax-up, mock-up, try-in, testfase
Eerst wordt de referentieanalyse gedaan, gevolgd door de facebow registratie. In deze specifieke casus was er een kleine foutmarge ontstaan bij de facebow, waardoor de opwas net iets scheef in het gezicht van de patiënt komt te staan.
Voor de mock-up werkt Renée graag met een directe mock-up in het front om al zo veel mogelijk informatie te geven over de plaats van het incisiefpunt.
Fase 5: Volledige reconstructie met porselein
Fase 6: Lange-termijn patiënt monitoring en nightguard
Het 10 stappenplan voor duidelijke communicatie
1. Anamnese
Dit bestaat uit de hulpvraag van de patiënt. Dat wat de patiënt graag wil en hoe het einddoel er voor de patiënt uitziet.
2. Fotografie
Hierbij wordt duidelijk vastgelegd wat de beginsituatie is. Dit bestaat uit een fotoreeks van onder andere het gezicht in rust, lachend en detail opnames van de tandbogen.
3. Film
Renée maakt een filmpje waarop de patiënt in eigen woorden uitlegt wat hij of zij wil veranderen aan het gebit. Het filmpje helpt om de gezichtsmimiek te beoordelen en eventuele afwijkende mondgewoontes op te sporen. Daarnaast helpt het voor de tandtechnicus om de wens van de patiënt goed te begrijpen. Voor de fonetiek wordt gevraagd of de patiënt van 50 naar 60 of van 60 naar 70 kan tellen.
4. Facebow registratie en modellen
Digitale modellen werken het meest prettig. Hierbij kun je beter de interdigitatie beoordelen en hoe de knobbel-fossa relatie is. Het is ook mogelijk om dwarsdoorsnedes te maken om de overbite en overjet te beoordelen. De facebow wordt gebruikt om aan de technieker door te geven hoe de bovenkaak in het gezicht gepositioneerd staat.
5. Beetregistratie
De beet wordt geregistreerd in de Centrale Relatie (CR). Vervolgens wordt opgewassen in de Centrale Occlusie (het eerste contact in CR).
Vaak wordt voor de registratie Futar of Luxabite gebruikt, maar beide vervormen en dit werkt niet prettig in het laboratorium. Eric geeft daarom de voorkeur aan Panasil.
6. Mock-up of DSD (digital smile design)
Voor de mock-up werkt Renée graag met een directe mock-up in het front. Hierbij kan ze zo veel mogelijk informatie doorgeven aan de technieker over de plaats van het incisiefpunt.
Na het vaststellen van het incisiefpunt gaat Eric verder met de as-richting van de elementen, gevolgd door de sagittale en transversale curve. Als laatste kijkt hij naar de knobbel-fossa relatie en de cuspidaatgeleiding.
René maakt van de opgewassen modellen een scan. Mocht er iets gebeuren met de wax-up dan is deze altijd nog digitaal beschikbaar. De wax-up wordt gepast in de mond van de patiënt om goed te beoordelen of alles klopt of dat er nog aanpassingen nodig zijn. In deze casus was de wax-up niet volledig in harmonie met de bi-pupilaire lijn. Renée gebruikt kunststof voor de testfase. Ook van deze tijdelijke situatie maakt zij een scan. Vanuit deze scan worden ook de tijdelijke voorzieningen gemaakt.
7. Afstemmen van het gezamenlijke behandeldoel
Hiervoor gebruikt Renée een zeer uitgebreide techniekbon waarbij ze duidelijk aangeeft wat de specifieke wensen zijn in deze casus. Zij wil graag mutually protected occlusie: front- en hoektandgeleiding, correcte frontrelatie en optimale interdigitatie in de zijdelingse delen. Zij wil de modellen ingegipst met de facebow en opgewassen in CR.
8. Materiaalkeuze
Er zijn verschillende materialen beschikbaar met allemaal verschillende esthetische eigenschappen en verschillende breuksterktes. Veldspaat keramiek wordt vaak gezien als de esthetische mooiste optie, maar heeft een direct de laagste weerstand tegen breuk. Het kan ongeveer 100Mpa aan. Iets sterker is al het leucite reïnforced keramiek: dit kan 150 Mpa hebben, maar is esthetisch gezien een stuk minder fraai. Lithiumdisilicaat komt het beste uit de bus. Dit is zowel esthetisch fraai als resistent tegen breuk: de breuksterkte is ongeveer 500 Mpa. Het enige materiaal dat nog breukvaster is, is (translucent) zirkonium. Het grote nadeel van zirkonium is dat het niet goed adhesief te bevestigen is aan de tand. Partiële preparaties kunnen niet in zirkonium uitgevoerd worden.
In de literatuur vinden we dat bij restauraties van veldspaat keramiek na vijf jaar bij ongeveer 7,7% sprake was van breuk. Terwijl er maar 1,9% van de veneers debonding optrad. Na acht jaar was de survivalrate 87,1%. Lithiumdisilicaat is een stuk sterker dan veldspaat keramiek, maar zodra je lithiumdisilicaat opbakt, ontstaat er vaker chipping: ongeveer 5%. Daarom is een nieuwe techniek ontwikkeld waarbij de incisale rand uit perskeramiek vervaardigd wordt en alleen het buccale deel opgebakken wordt. Dit is onder begeleiding van Marco Gresnigt onderzocht en na zes jaar was er 98,5% overleving. Hierbij trad helemaal geen chipping op.
Als laatste optie kan het maken van ‘refractory die veneers’ overwogen worden. Deze veneers kunnen extreem dun uitgewerkt worden en zijn zowel translucent als fluorescent is. Groot nadeel is dat achteraf aanpassen bijna niet mogelijk is en het is een lastige, operateurs gevoelige techniek. Ook zijn deze veneers gevoelig voor breuk en vergt het veel tijd om een goed stompmodel te maken.
Het soort materiaal bepaalt deels wat voor soort outline er gemaakt moet worden. René maakt veel gebruik van de butt joint outline en gebruikt een dept cutter om precies genoeg materiaal af te nemen. Ligt er veel dentine bloot dan is het aan te raden om Immediate Dentine Sealing (IDS) toe te passen. Mocht je analoog werken dan is ook een foto van de stompkleuren nodig om deze aan de technieker door te geven.
Daarnaast moet er een keuze gemaakt worden wat voor implantaatgedragen kroon er gemaakt wordt. Er kan gekozen worden uit:
Verschroefd of verlijmd
Standaard of individueel abutment
Opbouw van implantaatmerk of eigen keuze
Titanium interface met verlijmd zirconia tussendeel en lithiumdisilicaat kroon
Titanium interface met monolitische kroon
Titanium interface met half monolitische kroon
Titanium interface met pressed on zirconia kroon
Eric legt deze keuzes voor aan Renée en zij maakt hierin de keuze.
9. Afdruk analoog of digital
Zowel bij analoog als bij digitaal kunnen er kleine foutmarges insluipen. Als er veel beelden zijn bij een scan, kunnen de beelden iets vertrekken. Werk je digitaal dan is een foto voor de stompkleuren niet nodig, omdat de technieker deze uit de scan kan halen.
10. Pontic design of emergence profile
De tijdelijke brug of kroon wordt gebruikt om het emergence profile en het ponticbed te optimaliseren. Met composiet kan er meer druk op de gingiva uitgeoefend worden om deze in de juiste vorm te modelleren. De patiënt draagt deze nieuwe tijdelijke voorziening een aantal weken. Deze stap kan een aantal keren herhaald worden, mochten er grote veranderingen nodig zijn. Belangrijk hierbij is wel om vooraf te meten hoe dik de gingiva is en of er geen botcorrectie nodig is.
Om het juiste emergence profile door te geven aan de tandtechnieker maak je een scan van de tijdelijke kroon, gevolgd door een scan van de gingiva.
Individueel opbakken
De tijdelijke voorzieningen worden vaak vastgezet met spot etch. Na het verwijderen, moet gecontroleerd worden dat echt alle resten oud composiet verwijderd zijn. Gebeurt dit niet, dan moet de technieker met een scalpel de resten eraf halen voordat hij zijn individuele opbak kan doen.
Vooraf wil Eric weten wat de patiënt ‘zo natuurlijk mogelijk’ vindt en wat ze precies mooi vinden. Hiervoor gebruikt hij een fotoboek van hoe tanden eruitzien. In dit boek staan allemaal verschillende foto’s van natuurlijke tanden. Het gaat om het boek van Jan Hajto.
Eric zet de digitale scan om in een wasmodel. Op dit wasmodel is het eenvoudig om de occlusale vormgeving aan te passen en verder te optimaliseren.
De elementen in de esthetische zone worden stapsgewijs opgebakken. Eerst wordt de dentine kleur aangebracht. Eric gebruikt hiervoor veel verschillende technieken door elkaar. De eerste keer dat keramiek gebakken wordt treedt 17 % krimp op. Met de techniek waarbij de incisale randen en approximale vlakken in perskeramiek uitgevoerd worden, treedt deze krimp nog steeds op, maar blijven de randen beter op zijn plek.
Eric communiceert met de patiënt door middel van foto’s op grote schermen om te beoordelen of patiënten tevreden zijn. Met zwarte marker kun je kleine veranderingen laten zien.
Plaatsen kronen en evaluatie.
Na het plaatsen van de restauraties maakt Renée opnieuw een scan om te relatie in het front te beoordelen. Deze is verbeterd ten opzichte van de eerste scan: de restrictie is verdwenen.
Deze scan kan ook gebruikt worden om verbeterpunten te evalueren. Graag had Renée iets meer concaviteit in het palatinale vlak van bovenfront gehad. Om dit te realiseren had er ook meer tandmateriaal afgenomen moeten worden.
De patiënt wordt uiteindelijke afbehandeld met clear overlays als retentie voor de nacht. Een splint is niet nodig omdat er geen sprake was van parafunctioneren.
Renée Kooij is restauratief tandarts. Eric van der Winden is tandtechnicus.
Verslag van de lezing van Renée Kooij en Eric van der Winden tijdens NVVRT meets door Paulien Buijs, tandarts.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/5-marketingtips-voor-praktijken.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-06-30 12:45:172025-06-11 11:15:33Tandtechniek: Het 10 stappenplan voor duidelijke communicatie
“Wetenschap is ook maar een mening,” begint spreker dr. Wil van der Sanden met een knipoog. Hij waarschuwt direct: “Ik ga eerst even wat chaos creëren, want pas als die er is, ontstaat er ruimte voor verandering.” Die verandering komt er in de vorm van een nieuw cariëspreventieadvies — en dat is best even schakelen.
Verslag van de lezing van dr. Wil van der Sanden tijdens het Ivoren Kruis congres.
Wetenschap, cijfers en ons brein
De spreker illustreert hoe ‘objectieve’ informatie toch misleidend kan zijn. Neem het voorbeeld van bellen in de auto. Handsfree of niet — wie belt, heeft vier keer meer kans op een ongeluk. Maar alleen als je met de telefoon in de hand belt, krijg je een boete. “Waarom eigenlijk?” vraagt hij zich af. “Het echte probleem is afleiding, maar dáár wordt geen wet op geschreven.”
Zo worden ook gezondheidsadviezen gepresenteerd met indrukwekkende percentages die soms minder indrukwekkend blijken zodra je verder kijkt. Een hulpmiddel om te stoppen met roken zou bijvoorbeeld 150% effectiever zijn dan een placebo. Klinkt groots, maar in werkelijkheid betekent dit dat de slaagkans slechts stijgt van 5,6% naar 13,8%. Ook waar. Maar tegelijk een beetje misleidend.
Dat brengt hem bij zijn punt: we zijn getraind om cijfers klakkeloos te geloven, zeker als ze worden uitgesproken door mensen in witte jassen of namens een zorgverzekeraar. “Menzis adviseert acht glazen water per dag,” zegt hij, “maar vergeet te zeggen dat je die vochtinname ook haalt uit groente, fruit en soep.”
De cabrio komt ook nog even langs. “Cabrio’s maken je doof,” stelt hij droog. En voegt eraan toe: “Ze worden opvallend vaak gekocht door mondzorgprofessionals. En ja, die zijn inderdaad vaak een beetje doof… maar dat ligt niet aan die cabrio.”
Kortom, we zijn allemaal gevoelig voor schijnzekerheid — ook als het gaat over wetenschap. En juist daarover gaat dit nieuwe cariësadvies.
Nieuwe cariësadvies: Wat is er veranderd?
De spreker bedankt de vele wetenschappers die betrokken waren bij de totstandkoming van het nieuwe advies. Het traject duurde jaren, de feedbackrondes nog langer. De conclusie: tijd voor een praktisch en eerlijk preventieadvies, met de volgende uitgangspunten:
Fluoride is essentieel voor een gezonde mond
Het gebruik moet eenvoudig en begrijpelijk zijn
Gezonde kinderen met gezond gedrag hoeven niet onnodig met chemie belast te worden
Fluorose moet voorkomen worden
Het basisadvies heet nu heel toepasselijk: “Advies voor iedereen.” Als er sprake is van ziekte of risico (voorheen “aanvullend advies”), gelden er aangescherpte richtlijnen en heet nu ‘Advies bij cariësactiviteit’.
Het advies is voor jong tot oud, hier bespreken we vooral de adviezen voor kinderen.
Voor kinderen van 0–4 jaar
Twee keer per dag poetsen met peutertandpasta
Maximaal 1 cm tandpasta
Tandpasta uitspugen (de kans op fluorose is vrijwel nul)
Napoetsen tot eind basisschoolleeftijd (voorheen tot 10 jaar)
Voedingsadviezen
Maximaal 5 eet- en drinkmomenten per dag
Overgenomen van het Voedingscentrum
Doel: voldoende hersteltijd voor het gebit tussen eetmomenten
Bij cariësactiviteit
1 cm tandpasta voor kinderen, 2 cm voor volwassenen
Eventueel vaker fluoride inzetten (extra poetsmoment, spoelen, of 5000 ppm)
Ter overbrugging kan in de praktijk tijdelijk fluoride worden aangebracht
En in de praktijk?
Niet iedereen is enthousiast over het nieuwe Advies. Er is weerstand, discussie en — zoals de spreker eerlijk benoemt — ook gewoon veel praktijkvragen. Want hoe krijg je überhaupt 2 cm tandpasta op zo’n klein borstelkopje zonder dat het er bij de eerste beweging weer vanaf druipt of uit het mondje schuimt?
En hoe zorg je dat een dreumes of peuter leert uitspugen terwijl het poetsen op de bank of op het aankleedkussen juist zo goed werkt?
De wetenschap mag dan glashelder zijn, thuis achter de voordeur is het vaak een ander verhaal. Dat maakt dit advies niet minder waardevol — maar het vraagt wél om begrip, creativiteit en aanpassingsvermogen van zowel mondzorgprofessionals als ouders.
Conclusie
Verandering begint bij twijfel. Bij vragen stellen. Bij chaos durven toelaten, zoals de spreker aan het begin zei.
Het nieuwe cariësadvies biedt een stevige inhoudelijke basis, maar de échte uitdaging ligt in de vertaalslag naar het echte leven — met drukke gezinnen, volle dagen en kleintjes die liever rennen dan uitspugen.
Dat maakt dit advies niet alleen een wetenschappelijke vernieuwing, maar ook een uitnodiging aan het werkveld om het gesprek aan te gaan. Over wat werkt. Over wat echt nodig is. En vooral: over wat mogelijk is. Want preventie is pas effectief als het ook uitvoerbaar is.
Dr. Wil van der Sanden is associate professor Tandheelkunde bij het Radboudumc. Hij heeft diverse nevenfuncties: voorzitter van het wetenschappelijk adviescollege van het Ivoren Kruis, voorzitter RAR (Richtlijn Autorisatie Raad van KIMO) en voorzitter KRT (Kwaliteitsregister Tandartsen).
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van de lezing van dr. Wil van der Sanden tijdens het Ivoren Kruis congres.
Bekijk de video van de lezing van Wil van der Sanden
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/05/Ivoren-Kruis-samenvatting-advies-cariesprev.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-30 12:35:012025-06-11 09:33:34Nieuw cariësadvies: wetenschap, waarheid en de werkelijkheid achter de voordeur
In 2019 publiceerde het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) de klinische praktijkrichtlijnen: Bloedige ingrepen in de mondzorg bij patiënten die antitrombotica gebruiken en Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen. Deze richtlijnen maken sindsdien deel uit van de professionele standaard binnen de mondzorg.
Omdat KIMO-richtlijnen een geldigheidsduur van vijf jaar hebben, is in 2024 beoordeeld of herziening nodig was. Uit deze toetsing blijkt dat beide richtlijnen nog steeds actueel zijn en goed aansluiten bij de huidige stand van wetenschap en praktijk. Om die reden is besloten de geldigheid van beide richtlijnen in ongewijzigde vorm te verlengen tot en met juni 2029, tenzij nieuwe ontwikkelingen tussentijdse aanpassing vereisen.
Richtlijn Wortelcariës bij ouderen
Deze richtlijn is bedoeld voor tandartsen, tandartsspecialisten en mondhygiënisten, maar ook andere mondzorgverleners en professionals die betrokken zijn bij de zorg voor kwetsbare of zorgafhankelijke ouderen kunnen hier waardevolle informatie in vinden. De richtlijn heeft als doel mondzorgverleners bewust te maken van het verhoogde risico op wortelcariës (ook wel cervicale cariës) bij oudere patiënten. Tijdige signalering en preventie zijn essentieel. Daarnaast biedt de richtlijn handvatten voor de juiste aanpak en behandeling wanneer er toch wortelcariës ontstaat.
Deze richtlijn is eveneens opgesteld voor tandartsen, tandartsspecialisten en mondhygiënisten. Ook andere zorgverleners binnen en buiten de mondzorgpraktijk kunnen de richtlijn benutten.
Alle vormen van bloedige ingrepen in de mondzorg komen aan bod. De richtlijn benadrukt het belang van een zorgvuldige klinische afweging door de behandelaar. De inhoud sluit aan bij de meest recente inzichten en is afgestemd op de modules van de Richtlijn Antitrombotisch beleid van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) uit 2025. Meer informatie Richtlijn Antitrombotica en mondzorg
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/01/Richtlijn-Peri-implantaire-infecties.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-18 14:07:122025-06-18 14:07:29KIMO-richtlijnen Wortelcariës en Antitrombotica verlengd tot juni 2029
Vader Peter Thoolen en zoon Jasper Thoolen zijn mede eigenaren van praktijk Lassus Tandartsen in Oisterwijk. Zij bieden naast hun werkzaamheden aan de stoel trainingen en cursussen aan en stimuleren mondzorgprofessionals om vooral plezier in hun vak te hebben. In hun lezing benadrukten zij dat implantologie een fascinerend vakgebied is, maar wilden ook de uitspraak ‘’Resto meets implantologie’’ kritisch benaderen. In hun lezing wilden zij wat knopen maken en wat dingen verbinden. Dit deden zij aan de hand van zaken die hun bezig houden en inspireren, waaronder hun liefde voor muziek. Ook vertelden zij over hoe de hedendaagse digitale mogelijkheden de tandheelkunde voor altijd veranderd hebben.
Shine on, you crazy diamond
“Het plaatsen van een implantaat stelt niet zo veel voor, je schuift wat gingiva af, je plaatst het implantaat in de juiste richting en de juiste positie.” Peter stelt dat we deze procedure niet tot kunst moeten verheffen, we maken daar een grote fout in. De implantologie is namelijk een onderdeel van ons restauratieve palet aan mogelijkheden.
Het is van cruciaal belang te realiseren dat hoewel het implantaat soms wordt beschouwd als de “diamant” binnen dit palet, deze opvatting niet helemaal recht doet aan de werkelijkheid.
De indicatiestelling
De indicatiestelling voor het plaatsen van een implantaat kent verschillende doeleinden, namelijk:
Ter vervanging van een gebitselement
Ter ondersteuning van een frame of prothese
Ter ondersteuning van een telescoop brug
Ter ondersteuning van een frame
De fysiologie en biomechanica van een frame kunnen worden verbeterd door dorsaal twee implantaten te plaatsen. Door complexe problematiek te vereenvoudigen tot duidelijke en gerichte aandachtspunten, wordt de behandeling aanzienlijk eenvoudiger en beter beheersbaar. Het uiteindelijke behandeldoel voor elke patiënt, zoals beschreven in het waardevolle systeem van Stefan Meutermans (de dynamische systematische diagnostische methodiek), is het streven naar microbiologisch evenwicht en occlusale stabiliteit. Dit geldt als leidraad voor iedere patiënt, ongeacht de complexiteit van de casus.
De fases van ieder behandelplan
Behandeldoel van ieder behandelplan is microbiologisch evenwicht en occlusale stabiliteit creëren. Een behandelplan kent 4 fases:
Ontstekingsmanagement
Uitgangspositie verbeteren
Restauratieve fase
Nazorg
Ontstekingsmanagement
Na het voltooien van de diagnostiek en het opdelen van de behandeling in fases, is het eerste aandachtspunt het ontstekingsmanagement. Dit vormt de basis voordat er wordt gewerkt aan het verbeteren van de uitgangspositie. Daarna kan worden gedacht aan behandelingen zoals orthognathe chirurgie, orthodontie of implantologie. Pas daarna kan de verdere behandeling worden uitgevoerd.
Peter en Jasper beweren dat tandartsen vaak worden gezien als “knutselaars” die snel de neiging hebben om direct aan de slag te gaan, terwijl het maken van een strategisch behandelplan essentieel is. In de getoonde casus is dat ook gebeurd. In het dorsale gedeelte, zijn twee implantaten geplaatst in het dorsale gedeelte, een relatief eenvoudige ingreep die de biomechanische stabiliteit van het frame aanzienlijk had verbeterd. Tijdens de tussenevaluatie, was enige slijtage zichtbaar, maar dit bleek relatief eenvoudig te verhelpen. De röntgenfoto’s lieten zien dat de situatie er verder goed uitzag. Hoewel slijtage zichtbaar was, zou het advies kunnen zijn om de kiezen in de onderkaak te vervangen, maar verder was er weinig op aan te merken. Deze casus toont aan dat implantologie op een relatief eenvoudige manier kan worden geïntegreerd in een behandelplan.
Hopeloos herboren
In de vorige casus werd een implantaat geplaatst ter vervanging van een tand of kies. Volgens Jasper zijn tandartsen vaak geneigd om dogmatisch te denken en vast te houden aan vaste protocollen, waarbij soms de focus ligt op destructieve oplossingen. Jasper stelt dat wanneer een patiënt een vaste oplossing wil, het belangrijk is om die wens te respecteren. De patiënt moet uiteindelijk met de tanden en kiezen rondlopen, en het is essentieel om een behandelplan op maat te maken.
Bij binnenkomst van de patiënt was de eerste indruk dat een volledige gebitsprothese onvermijdelijk zou zijn. De eerste gedachte was om alles te verwijderen en te vervangen door een volledige gebitsprothese. Echter, de patiënt gaf duidelijk aan de voorkeur te geven aan een vaste oplossing, wat de mogelijkheid opende voor implantologische behandeling.
Een radicale aanpak is niet altijd nodig volgens Jasper. Soms kunnen bepaalde elementen in de mond van de patiënt behouden blijven, ondanks de aanvankelijke indruk. In een getoonde casus werd zorgvuldig beoordeeld welke tanden en kiezen behouden konden worden. Uiteindelijk bleken drie elementen in goede staat te verkeren. Er werd een tijdelijke brug vervaardigd van PMMA, en er werden twee implantaten geplaatst om het resterende gebit te ondersteunen. Het ontwerp voor de behandeling werd gebaseerd op de gezichtsstructuur van de patiënt, met behulp van Digital Smile Design, waarna een tijdelijke voorziening werd geplaatst.
Voor de telescoopbrug werd pekton gebruikt als onderstructuur. Dit materiaal werd destijds veel toegepast, maar wordt tegenwoordig minder vaak gebruikt vanwege de kans op breuk. Het inlijmen van de secundaire kappen in de tertiaire structuur werd rechtstreeks in de mond van de patiënt uitgevoerd, wat zorgde voor optimale pasvorm en stabiliteit. Uiteindelijk werd de telescoopbrug succesvol afgerond.
Door strategisch na te denken en twee implantaten bij te plaatsen, kon een betere oplossing worden geboden. Hoewel de situatie complex was, is het resultaat al 3,5 jaar stabiel. De implantaten functioneren naar behoren en de behouden tanden zijn nog steeds in goede staat.
Krachtwerking binnen de orthodontie
Een andere patiënt werd door een parodontoloog doorverwezen met een indicatiestelling voor chirurgie in alle vier de kwadranten en een implantaat op positie 21.
De intermaxillaire verhoudingen en de tandstand werden beoordeeld, waarbij Peter en Jasper tot de conclusie kwamen dat de situatie niet met een implantaat op te lossen zou zijn.
Bij het bekijken van de OPT viel op dat er geen enkele indicatie was voor parodontale chirurgie, aangezien de patiënt geen verhoogd parodontaal risico had. Er speelden bij deze patiënt andere problemen die aangepakt moesten worden.
Orthodontie bleek een geschikte behandeloptie in deze casus. Het idee was om de elementen vooraf op te bouwen, gebaseerd op een digitaal ontwerp dat door het laboratorium werd gemaakt. Jasper gaf aan dat, hoewel dit proces in eerste instantie complex lijkt, het een cruciale stap is om tot een bevredigend eindresultaat te komen.
Dit wordt vaak uitgevoerd met behulp van een Bart-mal, genoemd naar Bart Jansen, een van de cursisten binnen het CEPCD-programma. Dergelijke mallen helpen bij het correct plaatsen van brackets en het nauwkeurig uitlijnen van de tanden en kiezen.
De behandeling werd versneld met behulp van bone scarving technieken waarbij groeven in de processus alveolaris werden gemaakt, wat de botremodelering stimuleerde en de beweging van tanden en kiezen door het kaakbot versnelde. Daarnaast werd het Jasper duidelijk dat bij gebitselementen met slijtage, de brackets vaak op het afgesleten deel worden geplaatst. De krachten die dan op de gebitselementen inwerken zijn niet optimaal. Het is daarom van essentieel belang om elementen eerst in hun oorspronkelijke anatomische dimensie te herstellen. Dit leidt tot betere resultaten bij orthodontische behandelingen.
Opbouwen van de gebitselementen vooraf
Het opbouwen van de gebitselementen vooraf is daarom van grote waarde, en volgens Jasper zou deze techniek vaker gebruikt moeten worden. De uitdaging ligt vaak bij tandtechnici, die deze opbouw voorheen met was moesten uitvoeren, wat complex kan zijn. Maar met digitale technieken gaat dat tegenwoordig een stuk gemakkelijker.
Jasper en Peter gaven aan dat de behandeling van de orthodontie misschien wel in handen van orthodontisten ligt, maar dat restauratieve tandartsen ook een belangrijke rol spelen in het gehele behandeltraject en de coördinatie. Restauratieve tandartsen kunnen gebitselementen opbouwen, botmodellering uitvoeren, brackets plaatsen en de bony housing verbeteren en vergroten. Hoewel orthodontisten hierbij betrokken blijven, hebben restauratieve tandartsen soms meer mogelijkheden om het behandelplan te optimaliseren.
Parodontale behandeling
In een getoonde casus was er aanvankelijk de overweging om element 21 te extraheren. Peter benadrukte echter het belang van een zorgvuldige beoordeling van het element na doorverwijzing. Tijdens het gebruik van een pocketsonde werd er ruwheid waargenomen, maar volgens hen wordt het gebitselement pas als gediskwalificeerd beschouwd wanneer er geen behandelmogelijkheden meer beschikbaar zijn. Restauratieve tandartsen hebben namelijk een verantwoordelijkheid in parodontale behandelingen. Wanneer een gebitselement parodontale behandeling, zoals wortel planing en scaling, vereist zouden tandartsen de genezing en behandeling zelf moeten uitvoeren in plaats van de patiënt door te sturen naar de mondhygiënist.
Peter stelt dat er mogelijk behoefte bestaat aan het in het leven roepen van ‘de restauratief parodontoloog’, een restauratieve tandarts die de parodontologische aspecten van de behandeling in overweging neemt, evenals aan een parodontoloog die een restauratieve benadering hanteert.
De 21 werd gemonitord en na drie maanden waren er duidelijke verbeteringen zichtbaar. Met behulp van bone scarving technieken en het plaatsen van brackets werden de tanden in acht maanden tijd correct uitgelijnd. Op positie 21 werd een tijdelijke kroon van PMMA vervaardigd in het laboratorium.
Hoewel de patiënt zeer tevreden was met het resultaat, was er enige tijd nodig om te wennen aan de nieuwe intermaxillaire verhoudingen. Peter merkte op dat het snelle herstel door bone scarving technieken ervoor zorgt dat patiënten zich ook snel moeten aanpassen aan de veranderingen. Dit kan soms enige tijd kosten, maar de voordelen van de behandeling waren duidelijk zichtbaar.
Onderliggende problemen
De volgende getoonde casus illustreert dat in de dagelijkse praktijk binnen de mondzorg, en met name in verwijspraktijken, behandelaren vaak patiënten ontvangen met het verzoek om een implantaat te plaatsen. Bij nadere inspectie blijkt er echter vaak veel meer aan de hand te zijn. Het is daarom van groot belang dat tandartsen, en vooral algemene praktijken, zich realiseren dat het soms noodzakelijk is om de loepbril af te zetten en de onderliggende problemen te onderzoeken.
Bij het intraorale onderzoek bij deze specifieke casus, werd duidelijk dat er naast het verzoek om een implantaat op locatie van de 11 te plaatsen, ook cariës onder de kroon en slijtage aan het onderfront zichtbaar was. Er werden een referentieanalyse en een Digitale Smile Design uitgevoerd, niet enkel met het doel om prothetisch te plannen, maar vooral om vanuit de gezichtssamenhang na te denken over de situatie. Dit resulteerde in een uitgebreidere behandelplanning dan de patiënt oorspronkelijk had verwacht. Er werden aanzienlijke rehabilitaties uitgevoerd aan de bovenkaak en onderkaak. De patiënt kwam oorspronkelijk alleen voor het implantaat op locatie van de 11, maar verliet de praktijk met een veelomvattender behandelresultaat.
Het interessante in deze casus was dat de bovenkaak in keramiek en de onderkaak in composiet werd vervaardigd. De bovenkaak werd zo optimaal mogelijk vervaardigd, terwijl de onderkaak in composiet de flexibiliteit bood om aanpassingen te maken wanneer dat nodig was.
Binnen de restauratieve tandheelkunde is het cruciaal om dynamisch te blijven in de behandelplanning en te overwegen wat er daadwerkelijk aan de hand is. Soms presenteert een patiënt zich met een ogenschijnlijk eenvoudig probleem, maar het is aan de restauratieve tandarts om verder te denken.
Schijnbaar eenvoudige implantologie
Peter benadrukt dat natuurlijke gebitselementen vaak even goed functioneren als implantaten. De vraag rijst dan ook: waarom zouden we een implantaat plaatsen als er andere oplossingen en mogelijkheden zijn? In een recent onderzoek wordt dit bevestigd, waarbij de resultaten variëren afhankelijk zijn van de behandelende tandarts. Bij eenvoudige implantologie of schijnbaar eenvoudige problemen kan de volgende casus worden aangehaald. Binnen deze specifieke casus waren verschillende behandelopties beschikbaar: het extraheren van het gebitselement, het maken van een cantilever op de reeds aanwezige implantaten, of het onmiddellijk vervangen door een nieuw implantaat. Echter, het is essentieel om na te denken over alternatieven. Na het intraorale onderzoek werd wortelcariës vastgesteld, evenals problemen met de gingiva.
Vroeger was er een stompje nodig om voldoende retentie te garanderen, maar tegenwoordig met de adhesieve technieken is dat niet meer noodzakelijk. Dit betekent dat zelfs met een plat vlak, een hechting kan worden gemaakt die goed blijft zitten. Dit opent de mogelijkheid om gebitselementen opnieuw te overwegen en te proberen te behouden. Peter en Jasper zijn voorstanders van de mogelijkheden die adhesieve technieken bieden, maar erkennen ook dat niet alle situaties een succesvolle uitkomst zullen hebben. In de besproken casus bleek het echter wel mogelijk om het gebitselement te behouden, wat een positief resultaat opleverde.
Autotransplantatie een prachtig alternatief
Een 12-jarige patiënt meldde zich via de orthodontist bij de praktijk van Peter en Jasper met het fenomeen ‘’primary failure of eruption’’ van de eerste molaren. Extractie van de elementen op positie van de 36 en 46 was daarom geïndiceerd. Het idee om het element 37 op de locatie van de 36 te plaatsen, werd overwogen. Hetzelfde gold voor het vierde kwadrant. Hiervoor diende eerst een endodontische behandeling te worden uitgevoerd in de 37 en 47. Een replica van het te transplanteren element kon via een CBCT worden geprint en er kon chirurgisch een correcte vorm van de alveole worden geprepareerd. Na het passen van beide elementen werden de 37 en 47 op de locatie van de 36 en 46 geplaatst. Deze procedure kostte slechts 10 seconden en beide elementen werden eenvoudig vastgezet met hechtingen. Uiteindelijk bleek dit een prachtig alternatief te zijn.
De vraag rees later of het niet beter geweest zou zijn om de 38 en 48 direct ook op de locatie van de 37 en 47 te plaatsen. Dit bleek een terechte opmerking, aangezien het leven voorwaarts wordt geleefd maar achterwaarts wordt begrepen. Het was inderdaad een gemiste kans; dit zijn lessen die ook in de praktijk van Peter en Jasper worden geleerd.
Magneten
Een patiënt, waarbij meerdere elementen waren afgebroken na een val op de scooter, melde zich na een doorverwijzing bij Peter en Jasper in de praktijk. De mogelijkheid om de afgebroken wortels te extruderen werd overwogen. Hoewel de “makkelijke” manier zou zijn om dit met orthodontie te doen, wilde de patient daar niet in mee en werden de behandelaren uitgedaagd om te kijken naar een andere oplossing. Er werd besloten om gebruik te maken van magneten. Jasper had uitgebreid onderzoek gedaan naar de magneten. In de procedure werden twee magneten ingelijmd, wat leidde tot interessante overpeinzingen. Wanneer de magneten iets verder van elkaar werden verwijderd, kon de curvatuur van de kracht op de elementen enigszins worden verminderd. Hoe meer composiet er op de magneten werd aangebracht, hoe minder sterk de aantrekkingskracht.
Er werden endodontische behandelingen uitgevoerd en er werd een splint vervaardigd waarin de twee magneten waren ingebouwd. Op deze manier bleek dat de magneten de elementen naar beneden trokken, wat verrassend goed werkte. Door het gebruik van de magneten kon er aanzienlijk meer ferrule worden gecreëerd, wat meer houvast bood voor verdere restauraties. Dit proces duurde tussen de zes en acht weken.
Er waren zeker snellere methoden mogelijk, zoals implantologie of chirurgische of orthodontische extrusie. Het doel was echter om te demonstreren dat het plaatsen van een implantaat niet altijd onmiddellijk noodzakelijk is en dat er verschillende methoden en mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld ferrule te realiseren.
Communicatie
Uit de getoonde casus werd ook duidelijk dat communicatie van essentieel belang is bij het omgaan met trauma en het maken van frontrestauraties. In het geval van werkstukken waarbij een centrale voortand vervangen moet worden, is het ontbreken van communicatie een nachtmerrie voor elke tandtechnicus. Zonder enige vorm van communicatie, foto’s, informatie-uitwisseling en samenwerking, is het bijzonder moeilijk om iets te creëren dat lijkt op de naastgelegen tanden. Voor het behalen van een bepaald esthetisch resultaat is goede communicatie essentieel, niet alleen tussen tandartsen en tandtechnici, maar ook tussen alle disciplines binnen- en buiten de mondzorg.
Peter Thoolen studeerde Tandheelkunde aan de Universiteit van Nijmegen waar hij ook enkele jaren als studentassistent in de Prothetische Tandheelkunde fungeerde. Na zijn studie volgde een lange periode van intensieve nascholing, eerst in de Parodontologie en vervolgens in de Implantologie. Dit leidde o.a. tot een medewerkerschap aan de afd. Parodontologie in Nijmegen. Vanaf 1982 tot 2004 voerde hij in Oisterwijk een algemene praktijk, die daarna werd omgezet in een verwijskliniek voor Parodontologie, Implantologie en Reconstructieve THK; de huidige Oisterwijkkliniek Tandheelkunde. Peter bekleedt vele functies in de organisatorische structuren van de Implantologie en Restauratieve Tandheelkunde in Nederland; sinds 2008 is hij lid van het Consilium Implantologicum. Ook is hij lid van de opleidingscommissie van de NVVRT. Daarnaast ontwikkelde hij het CEPID en CEPCD onderwijsprogramma.
Jasper Thoolen studeerde in 2016 af als tandarts aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij werkt als tandarts voor Lassus Tandartsen in Oisterwijk en daar houdt hij zich voornamelijk bezig met de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde, digital smile design en digitale behandelplanning, orthodontie en implantologie. Jasper is veelgevraagd spreker voor verschillende internationale meetings en symposia en is als trainer verbonden aan verschillende post-academische opleidingen. Naast zijn werk aan de stoel schrijft hij artikelen voor verschillende tandheelkundige vakbladen en is hij als key opinion leader betrokken bij verschillende gerespecteerde tandheelkundige firma’s. Jasper is daarnaast een van de vijf oprichters van het online educatie platform Karma.Dentistry.
Verslag van de lezing van Peter Thoolen en Jasper Thoolen door Mina Fadhil tijdens het NVVRT Restauratiefje Resto meets… Implantologie.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/10/Het-implantaat-1-400x230-1.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-06-12 13:00:592025-06-04 09:38:18Het implantaat: de diamant in de restauratieve tandheelkundige workflow of toch een onderdeel van?
Tijdens het NVVRT-Restauratiefje Chiropractie vertelde Nurcan Yilmaz, restauratief tandarts, over de tongpositie, mondademhaling en het belang van slaap. “Wij als tandarts kunnen patiënten alert maken, zodat zij actief aan de slag kunnen met het aanpassen van het gedrag.” Lees het verslag van haar lezing.
Voor de echte lezing begint, doen we een oefening die ‘boxbreathing’ heet. Hierbij adem je vier seconden in, houd je je adem vier seconden vast en adem je daarna weer vier seconden uit. Dit herhaal je een aantal keer. Deze oefening helpt om over te schakelen van het sympathische naar het parasympathische zenuwstelsel.
Nurcan Yilmaz zelf is op jonge leeftijd orthodontisch behandeld in verband met crowding. Er zijn vier premolaren verwijderd en de elementen zijn opgelijnd. Op latere leeftijd heeft ze nogmaals orthodontie gehad omdat er stijlstand was van onder- en bovenfront. Dit is verholpen, maar het dished in profiel blijft. Ze heeft er geen last van, maar vindt het zelf niet mooi. Ze vergelijkt haar eigen situatie met die van haar zus, die geen orthondontische behandeling gehad heeft. Bij haar is geen sprake van deze ‘dished in’.
Daarnaast kreeg ze last van het fenomeen van Raynaud. Ze had hier vooral last van tijdens het buiten sporten in de winter. Daarnaast begon ze in 2018 met snurken. Hierdoor kwam ze in contact met Steven Zwerink, een ademcoach. Deze leerde haar schakelen van het parasympathische zenuwstelsel naar het sympathische zenuwstelsel om deze problemen de baas te worden en te slapen met mondtape.
Tong op juiste positie
Ademen is iets wat heel al vanaf de geboorte gebeurt. De eerste reflex bij een baby is de beweging naar de borst, de tweede reflex is ademhalen. Wanneer je merkt dat bij een pasgeboren baby het mondje open staat, kun je deze actief sluiten. Je wilt dat de tong al heel vroeg in het leven op de goede plek komt. Op vier jarige leeftijd is namelijk al 80% van de schedel ontwikkeld en op tien jarige leeftijd 95%. Door de tong op de juiste positie te plaatsen, ga je automatisch rechterop zitten met ontspannen lippen en blijft de tong ook op de goede plek met slikken.
Mondademhaling
Bij baby’s is er met regelmaat sprake van een kort tongriempje. Hierdoor kan de tong niet de juiste positie aannemen. Ook een verstopte neus kan ervoor zorgen dat kinderen een mondademhaling ontwikkelen. Snurkende kinderen komen we helaas ook nog met enige regelmaat tegen. Dit is altijd een reden om kinderen (nogmaals) naar de KNO-arts te verwijzen, al nemen deze helaas verwijzingen vanuit de tandarts niet altijd serieus.
Vroeger dachten we dat vergrote amandelen en verkoudheid grote oorzakelijke factoren waren voor mondademhalen, maar tegenwoordig weten we dat allergieën een veel belangrijkere reden zijn. Bij ongeveer 80% van de patiënten met allergie is ook sprake van mondademhalen. Vergrote neustonsillen veroorzaken maar bij 40% van de mensen mondademhalen en vergrootte amandelen in 12% van de gevallen.
Bij mondademhalers ligt de tong vaak slap onderin de mond. Dit zorgt voor de ontwikkeling van een longface met een open beet en een klasse II relatie. In ons lichaam gebeurt 90% van de dingen onbewust. Wij als tandarts kunnen patiënten alert maken, zodat zij actief aan de slag kunnen met het aanpassen van het gedrag. Vindt dit gedrag overdag op de juiste manier plaatst, dan gaat dit automatisch ook in de nacht goed.
Slaap
Slapen is een enorm belangrijk onderdeel van ons leven. Het zorgt onder andere voor:
Herstel
Housekeeping van de hersenen: afvoeren van toxines.
Leren en kunnen leren.
Dat het geheugen rust en dingen wordt in de juiste vakjes opgeborgen.
Ontwikkeling: jongen kinderen en dieren brengen heel veel tijd slapend door.
Impact op dagelijkse gezondheid en functioneren: bijvoorbeeld de immuunrespons, bloeddruk, stemming, gedrag en lifestyle. Ook het ophouden van de urine hangt hiermee samen.
Slaapstadia
We hebben vier verschillende slaapstadia:.
N1: NonRemDit is de overgang van wakker naar slaperig. De spieren ontspannen zich en de ademhaling en de hartslag vertragen.
N2: lichte slaapHierbij vertragen de ademhaling en hartslag nog meer. Ook de lichaamstemperatuur daalt.
N3: diepe slaapDe spieren zijn verlamd, groeihormonen worden afgegeven net als het antidiuretisch hormoon.
N4: rem slaapOok wel de droom status. Het zorgt voor stabilisering van emoties en housekeeping in de hersenen.
Bedplassen is één van de signalen dat kinderen niet goed slapen. Ze komen niet in de diepe slaap, waar het antidiuretisch hormoon wordt afgegeven en plassen hierdoor in bed. Juist de N3 en N4 zijn belangrijke slaapstadia om te bereiken: hier rust je uit. Kom je niet in deze fases, zoals bijvoorbeeld een OSAS-patiënt, dan krijg je compensatiegedrag. De mensen vallen bijvoorbeeld overdag in slaap.
Ook kleine kinderen die overdag heel druk zijn, kunnen aan het overcompenseren zijn omdat ze slecht geslapen hebben.
We hebben als volwassenen minimaal zeven uur slaap nodig en kinderen wel tussen de acht en twaalf uur. Ons lymfoide systeem is ons afweermechanisme. Slapen we niet goed, dan is ons afweersysteem ook niet optimaal.
Tonsillen
We weten uit onderzoek dat op tienjarige leeftijd de schedel al bijna zijn volledige omvang heeft bereikt. Terwijl de tonsillen op tienjarige leeftijd ongeveer twee keer zo groot zijn dan op 20-jarige leeftijd. Tegenwoordig worden alleen tonsillen verwijderd als er echt sprake is van ‘kissing tonsills’, maar er zouden genoeg andere redenen kunnen zijn om ze te verwijderen. Nurcan adviseert het artikel van Yoon et al uit 2023. Dit is een openbaar beschikbaar artikel over op welke leeftijd je bij kinderen in zou willen grijpen en op welke manier
OSAS
Bij patiënten met OSAS wordt vaak gewerkt met een MRA om de onderkaak naar voren te verplaatsen tijdens de nacht. Helaas werkt een MRA ook prothetisch en de onderkaak groeit in een klasse III. Daarnaast zien we dat 30-50 % van de mensen met hypertensie ook OSAS hebben. Bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie was dit zelfs opgelopen tot 85%. Hoe mooi zou het zijn om dit te kunnen voorkomen door op jonge leeftijd in te grijpen.
Nurcan Yilmaz voltooide haar studie tandheelkunde aan de ACTA in 2011. Vrijwel meteen daarna is zij begonnen met werken in Enschede bij collega Tandarts De Bont. Zij heeft zich in de praktijk van Hans Beekmans het microscopisch werken eigen gemaakt en bij collega Sjoerd Smeekens is zij gespecialiseerd in de reconstructieve tandheelkunde. In 2019 behaalde zij haar EPA examen en mag zij zich reconstructief tandarts noemen. Als ex- lid van de Van Hoytema Stichting en van het Keurmerk voor Onafhankelijke Mondzorg heeft zij zich altijd ingezet voor de kwaliteit van de tandheelkunde. In 2018 besloot zij in Enschede haar eigen praktijk op te richten: Daniels kliniek voor restauratieve en esthetische tandheelkunde. Inmiddels geeft zij regelmatig nascholing in de vorm van lezingen en hands-on trainingen.
Verslag voor dentalinfo.nl, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Erik-Jan Muts tijdens het NVVRT-Restauratiefje Chiropractie.
Een case-report gepubliceerd in The Journal of Dental Anesthesia and Pain Medicine laat een casus zien van een 30-jarige man zonder medische voorgeschiedenis met erg veel pijn van zijn eerste molaar rechtsonder.
Orofaciale pijn
Orofaciale pijn heeft vaak een odontogene bron zoals cariës of parodontale aandoeningen en is een veelvoorkomende reden om gebruik te maken van tandheelkundige zorg.
Echter is pijnperceptie erg complex en is er niet altijd sprake van een tandheelkundige oorsprong. Acute orofaciale pijn is meestal odontogeen en chronische orofaciale pijn is vaak gerelateerd aan musculoskeletale of neuropathologische aandoeningen. Het is dus erg belangrijk om deze pijn te onderscheiden omdat er geen tandheelkundige interventie mogelijk is voor chronische orofaciale pijn. De prevalentie van chronische orofaciale pijn is ongeveer 10-15%.
Casus
Een gezonde, 30-jarige man met een Zuidoost-Aziatische afkomst meldde zich met hevige, kloppende pijn rechtsonder gedurende afgelopen 2 maanden. De pijn was erger in de ochtend en tijdens het eten. In de eerste kies rechtsonder was eerder een restauratie geplaatst door een algemene tandarts, echter de pijn bleef aanhouden en de man werd doorverwezen naar het ziekenhuis.
De patiënt meldde dat de pijn plotseling begon na het spelen van een voetbalwedstrijd waarbij geen sprake is geweest van direct trauma aan de spieren of het kaakbot. Het is een continu, doffe pijn die geleidelijk toe nam de afgelopen 2 maanden. De patiënt geeft de pijn een cijfer variërend van 3 tot 6 op een schaal van 0-10. Bij het drinken is er geen verandering in pijn, echter bij eten wordt de pijn intenser. De nachtrust wordt niet verstoord door pijn en ook wordt hij in de ochtend niet wakker met pijn. Na verder onderzoek bleek de patiënt de afgelopen 4 maanden een verminderde en beperkte mondopening te hebben en slaap gerelateerd bruxisme, volgens zijn bedpartner.
Klinisch onderzoek liet geen tekenen van secundaire cariës, percussieklachten of ontsteking zien in de regio van de eerste kies rechtsonder. Er werd een intra-orale peri-apicale röntgenopname van de eerste molaar rechtsonder gemaakt en liet geen pulpa- of peri-apicale afwijkingen zien. Om een odontogene oorzaak uit te sluiten werd anesthesie gegeven en zou de pijn moeten afnemen of stoppen na blokkade van de zenuwen met lokale verdovingen. Echter bleef de pijn bestaan en kan er gesuggereerd worden dat er sprake is van niet-odontogene pijn. De patiënt werd gediagnosticeerd met het myofasciaal pijnsyndroom (MFP)
Discussie
Er werd geen klikkend geluid in het kaakgewricht, pijn in de pre-auriculaire regio of toenemende pijn bij kaakbewegingen waargenomen, en daarmee kon een temporomandibulaire stoornis (TMD) worden uitgesloten. Tijdens het onderzoek werd er echter wel een triggerpoint in de linker oppervlakkige kauwspier gevonden die bij palpatie dezelfde pijn in de rechter eerste kies reproduceerde.
MFP is een muscoskeletale aandoeningen die zich kenmerkt zich door pijn en spierstijfheid en daarnaast triggerpoints (MTrP’s) die zich ontwikkelen door overbelasting van spieren of direct trauma aan de spier. MTrP’s kunnen tandpijn nabootsen en kan leidden tot verkeerde diagnoses. Er was sprake van spiegelbeeldpijn waarbij de pijn wordt ervaren aan de niet-aangedane kant van het lichaam.
Bij deze patiënt was er dus sprake van MFP als gevolg van bruxisme waarbij de kauwspieren overmatig worden gebruikt. Daarnaast kan sport ook zorgen voor trauma en extra overbelasting van de spieren.
Volgens de onderzoekers is de meest betrouwbare methode om MFP te diagnosticeren het reproduceren van de pijn door druk uit te oefenen op triggerpoints in de spier.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/11/Casusrapport-van-een-man-met-kiespijn-rechtsonder-door-triggerpoint-in-linker-kauwspier-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-12 12:45:362025-06-04 09:41:21Casusrapport van een man met kiespijn rechtsonder door triggerpoint in linker kauwspier
Klager plaatste een negatieve recensie over een tandarts op ZorgkaartNederland na een meningsverschil over het factuurbedrag. De tandarts heeft onder die recensie een reactie geplaatst waarin hij medische informatie geeft. Het Tuchtcollege acht de klacht als gegrond vanwege het feit dat de tandarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden en zich onprofessioneel en beledigd heeft gedragen.
Situatie
Op 28 februari 2023 heeft de klager een intakeconsult gehad bij de tandarts. De klager heeft hierna een rekening van €117,04 ontvangen. De klager vond de factuur te hoog omdat het alleen ging om een consult en de tandarts ongevraagd kosten heeft gedeclareerd voor het beoordelen van een bestaande foto.
De klager maakte bezwaar tegen de hoogte van de factuur door contact op te nemen met de tandartspraktijk, echter is de factuur niet aangepast. De klager heeft op 2 mei 2023 een recensie over de tandartspraktijk achtergelaten waarin hij zijn negatieve ervaring met de tandarts heeft gedeeld. De tandarts heeft onder deze recensie op zorgkaart Nederland gereageerd.
Op 18 mei 2023 heeft de klager een klacht ingediend bij de KNMT over de hoogte van de factuur en de reactie van de tandarts op de recensie. Een paar dagen later heeft de tandarts de klager verzocht om de recensie te verwijderen en de klacht bij de KNMT in te trekken, omdat hij anders een advocaat zou inschakelen.
Op 1 september heeft de KNMT laten weten aan de klager dat de bemiddeling is beëindigd vanwege een verschil in inzicht tussen beide partijen. Op 21 oktober 2023 heeft de klager de geschilleninstantie mondzorg ingeschakeld over de factuur, respectloze benadering en schending van het beroepsgeheim.
Klacht
De klager heeft een klacht ingediend vanwege het feit dat de tandarts zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zijn reactie op de recensie.
De tandarts erkent deze reactie dan ook en geeft aan dat zijn reactie niet netjes is geweest, maar voortkwam uit boosheid. Daarnaast geeft de tandarts aan dat hij niet wist dat hij zijn beroepsgeheim hiermee zou schenden en heeft zijn excuses aangeboden.
Beoordeling
Het college heeft beoordeeld of de tandarts heeft gehandeld zoals verwacht mag worden. De tandarts heeft in zijn reactie op zorgkaart Nederland medische informatie over de klager openbaar gemaakt. Het is duidelijk dat de tandarts zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, dat vindt het college ook. Het college acht de klacht als gegrond vanwege het feit dat de tandarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden en zich onprofessioneel en beledigd heeft gedragen. De tandarts heeft de klager een schadevergoeding betaald.
Het college geeft aan dat ze tijdens de zitting niet overtuigd zijn geraakt van het feit dat de tandarts inziet wat de ernst van zijn onjuiste handelen is en daarom is een maatregel nodig.
Uitspraak
Het college heeft de klacht als gegrond verklaart en legt de tandarts de maatregel van een waarschuwing op.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/04/Wat-is-de-transitievergoeding-voor-een-spijtoptant.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-12 12:40:142025-06-11 11:07:37Tuchtrecht: Schenden van geheimhoudingsplicht bij plaatsing reactie onder recensie leidt tot waarschuwing voor tandarts
Om een restauratieve behandeling uit te voeren wil je in een parodontaal gezonde mond werken, het parodontium is namelijk de start van je behandeling. Helaas kunnen er omstandigheden zijn waarin er geen ideale uitgangssituatie is. Het is belangrijk om alles door een roze bril te bekijken want het parodontium kan met de nodige zorg en kennis verbeterd worden. De belangrijkste taak hierbij is om de patiënt in een gezonde toestand te laten blijven door middel van professionele reiniging, herinstructie, motivatie, zelfzorg en monitoren van het behandelresultaat met behulp van pocketmeting, röntgenfoto’s en een T-scan. Aan de hand van een aantal casussen worden verschillende uitdagingen en resultaten besproken.
Verslag van de lezing van restauratief tandarts Alwin van Daelen, tijdens PARO2024.
Casus 1
De patiënt wenst nieuwe kronen in het bovenfront omdat de huidige kronen los zijn gekomen. Bij intra-oraal onderzoek is een rode gingiva en bloeding te zien, de patiënt heeft geen parodontitis. De huidige kroonranden liggen dicht bij het bot en dus in de biologische breedte. De behandeling bestaat uit het verwijderen van de huidige kronen. Echter de outline van de kronen is al bepaald en ligt in de biologische breedte. Er zal daarom een botcorrectie nodig zijn om kroonverlenging te verkrijgen waarna de nieuwe kronen geplaatst kunnen worden.
Casus 2
Ook deze patiënt wenst nieuwe facings vanwege esthetiek. Bij intra-oraal onderzoek is er sprake van bloedend tandvlees, een centraal diasteem en de floss rafelt. Er zijn slecht aansluitende facings geplaatst in de biologische breedte, waardoor iatrogene parodontitis is ontstaan. De behandeling bestaat uit kroonverlenging waarna er nieuwe partiële lithiumdisilicaatfacings worden gemaakt. De follow-up van de patiënt is erg belangrijk om het resultaat af te wachten.
Casus 3
De patiënt stoort zich aan de kroonrand van element 21. Er is een donkere cervicale verkleuring zichtbaar in de lachlijn. Het is een endodontisch behandeld element waardoor er een donkere gloed zichtbaar is. De behandeling bestaat uit het verwijderen van de goud-porseleinen kroon en gegoten stiftopbouw, gevolgd door het dikker maken van het weefsel met een soft-tissue graft en daarna het plaatsen van de nieuwe lithium disilicaat kroon.
Paro-ortho synergie
De orthodontie is steeds meer verbonden met de restauratieve tandheelkunde. Tegenwoordig wordt er steeds vaker een orthodontische behandeling uitgevoerd, eventueel in combinatie met bleken, voordat er restauratief wordt behandeld. Het is ook mogelijk om een orthodontische behandeling uit te voeren bij patiënten die parodontitis hebben gehad.
De bijbehorende casus laat een afgebroken 11 en 12 zien door trauma. De 11 moet geëxtraheerd worden in verband met een verticale wortelfractuur. Eerst wordt er met behulp van orthodontie gezorgd voor langzame extrusie waardoor het botniveau en de soft-tissue contour verbetert. Daarna kan er een implantaat worden geplaatst ter plaatse van de 11. Het is normaal gesproken niet logisch om twee implantaten in het front te plaatsen omdat het lastig is om de soft tissue gezond te houden. Echter, in deze casus is er geen andere optie om element 11 te vervangen. Het is belangrijk om te onthouden dat je behandelplan realistisch moet zijn en niet idealistisch. (V.Kokich)
Endo-implanto rivaliteit
De casus laat een peri-apicale radiolucentie zien ter plaatse van element 11. Er is een endodontische behandeling uitgevoerd maar de peri-apicale radiolucentie is niet verbeterd of juist groter geworden. Het is belangrijk om in deze situatie eerst een CBCT-scan te maken om te beoordelen hoeveel botverlies er is. Op de CBCT-scan lijkt er veel bot weg te zijn. Het is daarom geen optie om de 11 te extraheren en een implantaat te plaatsen. Er is voor deze patiënt een goede endodontoloog ingeschakeld en het peri-apicale defect is na herbehandeling vrijwel volledig genezen.
Immediaat fronttandvervanging
Een studie (B.Wagenberg 2006) waarbij onderzoek is gedaan naar 1925 immediaat geplaatste implantaten in 825 patiënten, laat zien dat er 96% overlevingskans is van immediaat geplaatste frontimplantaten. Een immediaat implantaat in de esthetische zone kent echter wel veel eisen zoals een intacte buccale lamel, juist approximaal botniveau en er mag geen sprake zijn van (parodontale) ontstekingen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de lachlijn, de leeftijd, gezondheid en mondhygiëne van de patiënt.
De bijbehorende casus laat resorptie van element 21 zien door trauma. Het element is teruggeplaatst maar is erg lastig schoon te houden. Het is belangrijk om zelfs wanneer een element lang uit de mond is geweest het element terug te plaatsen en te spalken volgens het traumaprotocol. De behandeling bestaat uit het decapiteren van het element tot net onder botniveau en het plaatsen van een tijdelijke etsbrug. Decoroneren van een element kan ervoor zorgen dat het gingivacomplex goed geneest. Na een aantal jaar kan het implantaat geplaatst worden en een kleine soft tissue graft gedaan worden. De follow up laat een nette genezen gingiva zien.
Implanteren
Implanteren is niet altijd de juiste optie. Implanteren in het onderfront is erg lastig omdat het implantaat vaak breder is dan de eigen onderincisief. Een etsbrug is vaak een duurzaam alternatief voor een implantaat. Uit een studie is gebleken dat een cantilever etsbrug beter presteert dan een etsbrug met twee vleugels en dat een etsbrug in het front beter presteert dan in de zijdelingse delen. Etsbruggen zijn ook geschikt bij patiënten die roken en parodontaal gecompromiteerde patiënten omdat de kans op falen van het implantaat juist erg hoog is bij deze patiënten.
Conclusie
Het parodontium is het begin- en eindpunt van je behandeling. Belangrijk om te houden is dat het gezond maken van het parodontium tijd kost, het parodontium gerespecteerd moet worden en nazorg inclusief instructie, motivatie, voorlichting en professionele reiniging hierbij een grote rol speelt.
Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van Alwin van Daelen tijdens PARO2024 van Bureau Kalker
Het wetenschappelijk adviescollege van het Ivoren Kruis zorgt voor een herziening van het advies Cariëspreventie. Het advies Cariëspreventie is bedoeld voor iedereen die professionele adviezen geeft over preventieve mondzorg. Het huidige advies uit 2011, bestaande uit een Basisadvies en een Aanvullend Advies, wordt met de herziening vereenvoudigd. De herziene samenvatting van het advies is inmiddels beschikbaar. Een herziene versie van de het volledige advies volgt binnenkort.
Het voeren van een mondzorgpraktijk is meer dan een tandheelkundige aangelegenheid. Naast kwalitatieve zorgverlening krijgt de tandarts of andere bestuurder als ondernemer te maken met een breed scala aan juridische verplichtingen. Het niet voldoen aan de verplichtingen kan de reputatie én de financiële continuïteit van de mondzorgprofessional en de praktijk raken. In dit artikel gaan wij in op vijf cruciale aandachtspunten die voor de mondzorgprofessionals van belang zijn.
1. Transparante communicatie – ook over kosten en vergoedingen
De zorgplicht van een mondzorgprofessional reikt verder dan medisch-tandheelkundig handelen; ook duidelijke informatieverstrekking aan de patiënt is onderdeel van de zorgplicht. Een belangrijk onderdeel van de informatieplicht zijn de eventuele risico’s van de uit te voeren behandeling. Indien de patiënt niet is geïnformeerd over het risico op bijvoorbeeld een bepaalde complicatie en deze complicatie doet zich vervolgens voor, kan een mondzorgprofessional aansprakelijk zijn voor de schade van de patiënt en/of kan de mondzorgprofessional tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Een belangrijke voorwaarde voor het recht op eventuele schadevergoeding door de patiënt is dat hij aannemelijk maakt dat hij van de behandeling zou hebben afgezien als de mondzorgprofessional wél aan de informatieplicht zou hebben voldaan.
Naast informeren over tandheelkundig-inhoudelijke zaken, moet ook over financiële zaken goed geïnformeerd worden. Dit volgt uit onder meer de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ook hanteert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels over informatieverplichtingen, zoals de Regeling mondzorg. De informatieverplichting weegt zwaarder naarmate de behandeling tandheelkundig niet of in geringe mate noodzakelijk is of er een groter prijskaartje aan de behandeling hangt. Informeren over de financiën is belangrijk, omdat er inmiddels een groot aantal uitspraken is waaruit blijkt dat de patiënt de nota niet hoeft te betalen, indien hij niet goed geïnformeerd is over de kosten die hij moet betalen.
2. Dossiervoering: ook een juridisch bewijsstuk
Het patiëntendossier is niet alleen van belang voor het verlenen van goede zorg aan de patiënt (denk aan de noodzaak voor een opvolgend tandarts of waarnemer om na te gaan wat de mondgezondheidssituatie van de patiënt is), maar kan voor de mondzorgprofessional ook van grote waarde zijn bij een materiële controle of aansprakelijkheids- of tuchtkwestie. Het patiëntendossier vormt in de meeste gevallen het primaire bewijsmiddel in dergelijke zaken.
De wet verplicht de mondzorgprofessional tot het bijhouden van een medisch dossier van de patiënt. Uit de praktijk blijkt dat dit geregeld te summier gebeurt. Zaken als indicaties voor bepaalde verrichtingen, mondelinge toestemming, tussentijdse wijzigingen in de behandelstrategie, of afwijkingen van richtlijnen worden vaak niet (voldoende) vastgelegd. Dat kan nadelige gevolgen hebben voor de mondzorgprofessional bij onder meer een schadeclaim van een patiënt of een materiële controle van een zorgverzekeraar.
Het is gelet daarop verstandig om de belangrijke elementen steeds zorgvuldig in het dossier te noteren, waarbij veelal getoetst wordt aan de KNMT Richtlijn Patiëntendossier.
3. Richtlijnen zijn belangrijk
De professionele standaard in de mondzorg wordt in belangrijke mate gevormd door richtlijnen, zoals die worden opgesteld door beroepsorganisaties als KNMT en ONT. Deze richtlijnen omvatten gedragsaanwijzingen, behandelprotocollen en kwaliteitsnormen. De (tucht)rechters beschouwen deze als de norm waaraan mondzorgprofessionals moeten voldoen om te handelen als redelijk handelend mondzorgverlener.
De richtlijnen hebben als belangrijk doel te waarborgen dat goede zorg aan de patiënt wordt verleend. De zorgplicht voor de patiënt brengt echter ook mee dat het in specifieke gevallen wenselijk en soms zelfs noodzakelijk is om in het belang van de patiënt van een richtlijn af te wijken. De beoordeling van de zorg die een patiënt in een specifiek geval nodig heeft, ligt bij de behandelaar.
Afwijken van richtlijnen mag dus en moet soms zelfs. De mondzorgprofessional doet er echter verstandig aan om dit duidelijk vast te leggen en te motiveren in het dossier van de patiënt. Dit kan de mondzorgprofessional niet alleen helpen bij een eventuele schadeclaim of tuchtklacht, maar kan ook van essentieel belang zijn bij een materiële controle. Zorgverzekeraars nemen namelijk geregeld het standpunt in dat indien iets niet in het dossier is vermeld met motivering, de betreffende zorg niet is uitgevoerd, of dat een afwijking van de richtlijn niet kan indien dat niet is gemotiveerd.
4. Algemene voorwaarden: regel ze goed én bewijs de terhandstelling
Algemene voorwaarden kunnen, in combinatie met een goede schriftelijke zorgovereenkomst met de patiënt, een goed hulpmiddel vormen om verwachtingen te structureren en risico’s te beperken. Belangrijk is dat de algemene voorwaarden met de patiënt zijn overeengekomen én correct aan de patiënt ter hand gesteld zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat de algemene voorwaarden feitelijk ter hand worden gesteld aan de patiënt. Het is aan de mondzorgprofessional om, indien dit wordt betwist, aannemelijk te maken dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld. Dit kan bijvoorbeeld door de patiënt door ondertekening te laten verklaren dat hij deze (en eventueel andere belangrijke) documenten heeft ontvangen.
De patiënt wordt daarnaast bij de algemene voorwaarden beschermd door de ‘zwarte lijst’ en de ‘grijze lijst’, die geldt voor consumenten. Uit deze lijsten volgt dat een bepaling in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend kan zijn. Dergelijke bepalingen zijn dan nietig of vernietigbaar, afhankelijk van of ze op de zwarte of grijze lijst staan vermeld. De aansprakelijkheid van de mondzorgprofessional kan op grond van de Wet geneeskundige Behandelingsovereenkomst overigens in zijn geheel niet worden uitgesloten of beperkt. Deze bepaling is, indien deze in de algemene voorwaarden voor de patiënten is opgenomen, nietig en dus niet geldig.
5. Verzeker het onzekere: beroepsaansprakelijkheid
Hoewel aansprakelijkheid van de mondzorgprofessional richting de patiënt niet kan worden uitgesloten, kan het risico op aansprakelijkheid wel worden verzekerd. Een beroepsaansprakelijkheidsverzekering kan daarom erg belangrijk zijn voor de mondzorgprofessional. Letselschade die is ontstaan bij de behandeling van de patiënt kan (indien de mondzorgprofessional hiervoor aansprakelijk is) grote schadeposten met zich brengen. De praktische en financiële afhandeling van een schadeclaim kan door een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar uit handen worden genomen.
Het is wel van belang goed te bekijken welke risico’s door een bepaalde verzekering worden gedekt: vallen de belangrijkste risico’s onder de dekking van de af te sluiten verzekering? En hoe zit het met de inzet van collega’s (zowel zzp als in loondienst)? Het is verstandig na te gaan wat precies verzekerd is en of dit voldoende is.
Sommige verzekeringen bieden dekking voor het inloop- en/of uitlooprisico, dit betreft schade vóór of ná de looptijd van de verzekering. Dit kan onder meer van belang zijn bij een overdracht of overname van een praktijk; de patiënt die een claim indient na de overdacht of overname voor schade door een behandeling die daarvóór heeft plaatsgevonden kan onder de dekking van zo een inlooprisico of uitlooprisico vallen. De omvang van de dekking van de ene verzekeringspolis kan dus wezenlijk verschillen van de andere.
Door:
mr. Emma Boonstra, advocaat bij Eldermans|Geerts Advocaten in de zorg.
Welke resultaten we kunnen bereiken met het behandeling van parodontitis en wat zijn succes criteria om dat te evalueren? Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens PARO2024. Aan de hand van stap 1 tot en met 4 van de richtlijn van de Europese Federatie voor parodontologie (EFP) en de analogie met de NVvP-richtlijn werd op basis van ‘practice-based research’ het effect van de behandeling besproken. Ook besprak hij de belemmerende risicofactoren.
Stap 1: Voorlichting, mondhygiëne, proberen gedragsverandering te krijgen
Als behandelaar wil je tijdens de intake te weten komen hoe vaak iemand poetst, wanneer iemand poetst, hoeveel kracht er wordt gebruikt, of er fluoridetandpasta wordt gebruikt, gebruik van interdentale reinigingsmiddelen, of de tong wordt gereinigd, welke methode van poetsen wordt gebruikt en welke tandenborstel de patiënt gebruikt. Er is een vragenlijst beschikbaar ‘Oral Health Behavior-9’ die voorafgaande aan het intake bezoek aan de patiënt kan worden toegezonden om dat gestructureerd te evalueren. Op basis van de literatuur en richtlijnen is de huidige standaard dat de patiënt twee keer per dag moeten poetsen met een elektrische tandenborstel in combinatie met fluoridetandpasta en dagelijks ragers gebruiken voor de interdentale reiniging.
In de praktijk hebben zij een onderzoek gedaan waarbij bij evaluatie nogmaals de vragenlijst werd aangeboden. Dit gaf de mogelijkheid om de gedragsverandering in mondhygiënische zelfzorg van de patiënt als gevolg van de behandeling te analyseren.
Wanneer de frequentie van poetsen tijdens de intake wordt vergeleken met die bij de evaluatie dan is er bijna geen gedragsverandering met betrekking tot aantal keer poetsen en het gebruik van fluoridetandpasta. In feite deden de meeste patiënten al wat de standaard is.
Wel bleek bij de evaluatie dat er meer patiënten zijn overgestapt op een elektrische tandenborstel en dat er ook een grote toename is in het gebruik van ragers. Het leuke van dit onderzoek is dat je als behandelaar kunt beoordelen of wat je tijdens de behandeling aan adviezen aan de patiënt hebt aangeboden ook daadwerkelijk opgepakt wordt.
De belangrijkste resultaten van dit “practice-based onderzoek” zijn hieronder weergegeven.
Stap 2: Effect van niet-chirurgische parodontale therapie
In de praktijk is verder gekeken naar het effect van niet-chirurgische parodontale therapie. Dit werd beoordeeld aan de hand van de succes criteria zoals ze in de NVvP-richtlijn zijn beschreven, namelijk pockets ≤ 5mm en ≤ 20% bloeding na sonderen (BOP). Bij een grote groep van 1182 patiënten is er geëvalueerd hoeveel mensen na behandeling geen pockets hadden > 5 mm. De resultaten laten zien dat 39% van de patiënten na de parodontale behandeling pockets ≤5 mm had en het gemiddelde percentage BOP was 14%. De bloedingsneiging voldoet daarmee aan de NVvP-richtlijn maar je zou de 39% kunnen interpreteren als weinig succesvol.
Aan de hand van andere succes criteria zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn in de EFP-richtlijn (zie de tabel hieronder) wordt echter de vraag gesteld of de voorliggende criteria niet te rigide zijn en een te pessimistisch beeld geven van wat met parodontale behandeling bereikt kan worden. Stel dat we een herberekening doen op basis van de EFP-criteria waarbij dan bij de patiënt sprake was van BOP < 10% dan zouden op basis daarvan maar 19% van de patiënten succesvol behandeld zijn. Hoewel het op basis van de beschikbare gegevens met dit onderzoek niet mogelijk was, is de verwachting dat als de criteria voor pocketdiepte van ≤ 5mm naar ≤4mm gelegd zouden worden bijna geen patiënt meer aan een succesvolle behandeling voldoet.
In dit onderzoek is ook gekeken naar het resultaat bij rokers vs. niet-rokers. Het bleek dat 71% van de rokers nog pockets > 5 mm had, terwijl dit bij niet-rokers 57was. Statische analyse liet zien dat rokers minder goed reageren op behandeling en dat het advies om te stoppen met roken onderdeel van de parodontale behandeling moet zijn.
De EFP richtlijn maakt na behandeling onderscheid tussen 3 soorten patiënten
Stabiele patiënten met een pocketdiepte kleiner of gelijk aan 4 mm en BOP < 10%
Patiënt met gingivitis met pockets kleiner of gelijk aan 3 mm en BOP < 10%
Patiënt met instabiele parodontitis met pockets groter dan 4 mm en BOP > 10%
Stap 3: Kijken naar effect van parodontale chirurgie
Als de niet-chirurgische parodontale therapie onvoldoende succesvol blijkt te zijn, kan in stap 3 overgegaan worden tot het uitvoeren van parodontale chirurgie. Er is in de praktijk ook onderzoek gedaan naar de 3-jaar follow-up van 891 chirurgische ingrepen bij 1835 elementen. De uitkomsten laten zien dat het effect van de behandeling zorgt voor een gemiddelde pocketdiepte reductie van 3,93 naar 3,51. Het percentage pockets > 5 mm is gereduceerd van 31% naar 19%. Als gevolg van de behandeling is de hoeveelheid elementen met een recessie toegenomen van 8% naar 12%. De BOP is gedaald van 34% naar 29%. Gemiddeld is er 2% verlies van betrokken gebitselementen opgetreden. Op basis van dit alles is de conclusie dat de behandeling succesvol is geweest.
De resultaten zijn hieronder weergegeven. Wat blijkt is dat ook hier het effect van roken een negatief effect heeft op de behandelresultaten.
Nadat de actieve fase van parodontale therapie is afgerond volgt stap 4 van de behandeling. Ook voor dit onderdeel werd er een onderzoek in de praktijk uitgevoerd onder patiënten die gemiddeld 6,5 jaar in de parodontale nazorg zaten met een gemiddelde frequentie van 4 maanden. Ook uit dit onderzoek bleek dat roken een negatief effect heeft op de stabiliteit van het behandelresultaat. In een analyses van 10-jaars resultaten van patiënten die trouw elke 3-4 maanden voor nazorg kwamen bleek dat uiteindelijk nog maar 9,3% van de patiënten voor behandeling kwamen.
Deze bevinding suggereert dat mondzorgverleners een grotere inspanningen moeten leveren om de therapietrouw van patiënten te bevorderen.
Redenen voor het staken van de parodontale behandeling waren
Uit een analyse onder patiënten die de behandeling gestaakt hadden bleek dat de meest voorkomende redenen voor het staken van de parodontale behandeling waren:
Voortzetten nazorg bij eigen tandarts/mondhygiënist
Financiële belasting
Geen interesse meer in behandeling
Ziet geen noodzaak voor verdere behandeling
Vanwege gezondheidsredenen
Overig
Gebistelementen met furcatie problemen hebben over het algemeen een slechtere prognose. Daarom werd in de praktijk ook het lange termijn resultaat van elementen met furcatiegraad II en III onderzocht. De resultaten laten zien dat na gemiddeld 13-jaar 67% van de elementen behouden konden blijven. Onder de molaren met furcatie II bleef 31,3% stabiel en 32,8% toonde zelf verbetering. Onder de molaren met furcatie III vertoonde slecht 18,9% stabiliteit en maar 8,9% verbeterde. Furcatie III bleek ook geassocieerd met een hoge kans op gebitsverlies. Als kantekening is het belamgrijk om te realiseren dat furcatie niet uitsluitend een parodontale oorzaak kan hebben. Ook endodontische oorzaken, zoals aanwezige laterale kanalen kunnen zorgen voor botafbraak in het furcatiegebied. Dit werd niet apart geëvalueerd.
Effecten van roken
Roken heeft effect op de lichaamsafweer, de samenstelling van de orale microflora, de doorbloeding van de gingiva en zoals hierboven al meerder malen vermeld ook op het behandelresultaat.
Het roken van sigaretten is een factor die verband houdt met diepere parodontale pockets en een intra-orale distributie (vooral palatinaal) die wijst op een lokaal effect. Er is in de praktijk onderzoek gedaan naar rokers vs. patiënten die in het kader van de behandeling gestopt waren met roken. Enigszins teleurstellend bleek dat het aantal pockets ≤ 5mm, bloedingsneiging en verlies van gebitselementen bij evaluatie niet verschillend was tussen mensen die bleven roken en degene die gestopt waren. Ander onderzoek heeft ook laten zien dat wanneer iemand is gestopt met roken dit juist ook kan zorgen voor een toename in pocketdiepte en bloedingsneiging.
De literatuur geeft aan dat het effect van stoppen met roken in veel gevallen pas na 12 tot 24 maanden zichtbaar is. Stoppen met roken heeft dus geen direct effect op het behandelresultaat.
Uit de literatuur blijkt dat er wel minder risico is op complicaties bij chirurgie en het plaatsen van implantaten en al met al een betere respons op parodontale behandeling op de lange termijn.
Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde af al tandarts, promoveerde en werd benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. Door zijn wetenschappelijke oeuvre verwierf hij meerdere (inter)nationale prijzen onder andere van de NVvP, het Ivoren Kruis, de IADR en de ORCA. Hij is erkent als tandarts-parodontoloog door de NVvP en tandarts-implantoloog door de NVOI. Het grootste deel van zijn carrière verdeelt hij zijn tijd tussen Paro Praktijk Utrecht, Implantologie Utrecht en de sectie Parodontologie van ACTA.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van Fridus van der Weijden tijdens PARO2024 van Bureau Kalker
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/11/Succes-bij-behandeling-van-parodontitis-gegarandeerd-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-02 12:55:492025-05-14 11:06:33Succes bij behandeling van parodontitis gegarandeerd?
Een patiënt meldde zich met een pijnlijke, afgebroken tand bij z’n tandarts maar wordt doorverwezen omdat hij eerder is uitgeschreven bij de praktijk. De patiënt is niet op de hoogte van de uitschrijving door de praktijk en wendt zich tot de tuchtrechter.
Situatie
De klager heeft op 26 juni 2024 contact opgenomen met de praktijk vanwege een afgebroken tand. Hierbij gaf de klager aan dat hij een spoedafspraak wenste omdat hij veel pijn had. De klager is op dezelfde dag gepland bij een collega van de verweerder.
Echter kort daarna heeft de assistente in overleg met de verweerder de afspraak geannuleerd vanwege het feit dat de klager sinds februari 2024 was uitgeschreven bij de tandartspraktijk. De klager heeft niet vernomen dat hij in februari 2024 was uitgeschreven.
De klager is naar een andere praktijk verwezen voor spoedhulp.
In het patiëntendossier is op 9 februari 2024 genoteerd dat de patiënt is uitgeschreven in overleg met de verweerder omdat de patiënt niets wil, alleen klaagt en alleen komt als hij pijn heeft. In het patiëntendossier is op 26 juni 2024 onder andere genoteerd dat de patiënt belde met veel pijn, dat er in eerste instantie een afspraak is gegeven maar dat deze is geannuleerd na overleg met de verweerder. Daarnaast is er genoteerd dat er verteld is dat patiënt niet meer welkom is, de patiënt geeft aan dat hij het hier niet mee eens is, niet op de hoogte is gebracht en een advocaat inschakelt.
Klacht
De klager verwijt de verweerder vanwege het feit dat hij geen tandheelkundige zorg heeft verleend in een urgent situatie. Daarnaast geeft de klager aan dat hij nooit op de hoogte is gebracht van zijn uitschrijving.
De verweerder heeft aangegeven dat zijn redenen om de klager uit te schrijven rechtvaardig zijn, maar de uitschrijving niet volledig volgens de KNMT-richtlijn is verlopen. Daarnaast geeft de verweerder aan dat de klager op 26 juni 2024 nog door een andere tandarts elders is geholpen en de klager geen schade heeft geleden.
Beoordeling
De verweerder geeft verschillende redenen voor het uitschrijven van de klager uit de praktijk waardoor de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt is geschaad.
Daarnaast erkent de verweerder dat de uitschrijving van de klager niet volgens de KNMT-richtlijn is verlopen omdat de klager niet op de hoogte is gesteld.
Volgens de KNMT-richtlijn zijn er gewichtige redenen nodig om een patiënt uit te schrijven en het college is er niet van overtuigd dat dit het geval was in deze situatie. Het college heeft deze klacht als gegrond verklaard.
Het klachtenonderdeel over het feit dat de verweerder in een urgente situatie geen tandheelkundige zorg heeft verleend is gegrond. Het college geeft aan dat de verweerder ook na het opzeggen van de behandelingsovereenkomst noodzakelijke hulp moest aanbieden.
Uitspraak
Het college heeft de klacht als gegrond verklaart en legt de tandarts de maatregel van een waarschuwing op.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/10/Tuchtrecht-Berisping-tandarts-na-beetverhoging.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-02 12:40:232025-05-14 11:14:48Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts na onterechte uitschrijving patiënt
Op 23 mei 2025 vond het tweede Payt Forward Congres plaats, waar circa 300 professionals uit de mondzorg samenkwamen voor een dag vol inspiratie, kennisdeling en netwerkmogelijkheden. Het inhoudelijk programma bood een mix van tandheelkundige en bedrijfskundige onderwerpen. Met name de presentaties over het ondernemen in de mondzorg bleken te voorzien in een grote behoefte. Zo werden de lezingen over teambuilding, het NZa-kostenonderzoek en het starten van een nulpraktijk het meest bezocht.
Veel praktijkhouders gaven aan dat het ondernemen en werkgeven geen onderdeel zijn van de opleiding tot tandarts. Alle sectorgerichte ervaringen en tips & tricks die we daarover kunnen oppikken zijn meer dan welkom.
De aftermovie van dit evenement biedt een levendige impressie van de hoogtepunten en de dynamiek van de dag.
Aftermovie
Bekijk de aftermovie hier:
Haakon Kuit ontving Payt Forward Award
Een bijzonder moment tijdens het congres was de uitreiking van de allereerste Payt Forward Award aan Haakon Kuit, tandarts-implantoloog bij de Kliniek voor Cosmetische Tandheelkunde Arnhem en PPIA. Haakon werd geëerd voor zijn inspirerende leiderschap en zijn belangeloze inzet voor kennisdeling binnen de mondzorg.
Payt Forward 2025 was een dag die de kracht van samenwerking en gedeelde kennis in de mondzorgsector benadrukte. Dagvoorzitter Naomi Doelen vat het samen:
’Het is tijd voor meer verbinding in onze wereld. Ruimte voor vakinhoudelijke lezingen én ook de zakelijke kant van de praktijkvoering maakten het aanbod divers en voor elk wat wils. Ik vond het een eer om deze dag te modereren, we hebben er een leerzaam feestje van gemaakt!
Jeroen Krosse, directeur van Payt, spreekt eveneens van een geslaagde dag: ‘De opkomst, de sfeer en de dankbaarheid van de bezoekers was opnieuw hartverwarmend. Deze editie heeft ons ook echt de ogen geopend voor toekomstige edities. Over waar de accenten het beste kunnen liggen en wat bezoekers van Payt Forward van ons graag willen zien.’
Voor wie het gemist heeft en er graag een volgende keer bij wil zijn, de volgende editie van Payt Forward zal voorjaar 2027 worden georganiseerd.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/06/Payt-forward-award-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-06-02 10:36:102025-06-02 10:41:29Payt Forward 2025: Ondernemen in de mondzorg lijkt de grootste uitdaging
Een jonge patiënt komt in de praktijk met ontbrekende elementen, vaak door trauma. Voordat de beslissing gemaakt wordt om te autotransplanteren zijn er veel dingen van belang. Een belangrijke vraag hierbij is: welke leeftijd heeft de patiënt? Verslag van de lezing van parodontoloog Dick Barendregt en restauratief tandarts Naomi Doelen.
Naomi Doelen is NVVRT-geregistreerd restauratief tandarts en werkt samen met Dr. Dick Barendregcht, parodontoloog NVvP, bij ProcColin in Rotterdam. Lees hier het eerste verslag van hun lezing. Binnenkort volgt deel 2.
Binnen Proclin zijn er inmiddels al meer dan 4000 elementen geautotransplanteerd. Maar voordat de beslissing gemaakt wordt om te autotransplanteren zijn er veel dingen van belang. Een belangrijke vraag hierbij is: welke leeftijd heeft de patiënt? Dit is bepalend voor een groot gedeelte van de keuzes die je gaat maken. Bij een jonge patiënt is de groei één van de belangrijkste zaken om rekening mee te houden. De vraag over de leeftijd hangt dan ook samen met de vraag: hoe ver is iemand in de groei? Loopt deze groei in lijn met de ‘normale groei’. En past deze ontwikkeling bij de normale groei?
Groei midden gezicht
Arne Bjørn heeft onderzoek gedaan naar de groei van het gelaat. Dat deed hij door implantaten te plaatsen en deze in de tijd te volgen. Hierdoor weten we dat de maxilla bij normale groei naar voren, naar beneden en in de breedte groeit. We weten ook dat de maxilla een afgevlakt groeipatroon heeft. Vanaf een bepaalde leeftijd kunnen we de maxilla niet (of nauwelijks meer) verbreden of naar voren verplaatsen, zonder gebruikt te maken van chirurgie.
De groei van de maxilla wordt door meerdere dingen beïnvloed:
Epigenetica (& erfelijke predispositie)
Tongpositie/spiertonus
Neusademhaling
Voorbeelden van epigenetica zijn onze voeding, (on-)gezonde buitenluncht, de mate van stress waar we aan blootgesteld worden en hoe we ademhalen.
De tong is een drijvende kracht achter de verbreding van de maxilla en het behouden van een brede bovenkaak. Hierbij moet de tong zich wel op de juiste plek bevinden: is er sprake van een lage tongpositie dan zorgt dit juist voor een smalle bovenkaak. Wanneer er sprake is van mondademhaling, is er vaak tegelijkertijd sprake van een lange tongpositie. Het risico op dentale trauma’s is bij een smalle bovenkaak vaak groter: de tanden staan vaker in een klasse II positie met de centrale incisieven in protrusie.
Op vijfjarige leeftijd is de maxilla al voor meer dan 70% ontwikkeld. Juist daarom is vroege signalering van bijvoorbeeld openmondgedrag of mondademhaling van belang. Vroeger werd nog wel eens genoemd dat kinderen vanzelf over vergrootte amandelen heen zouden groeien. Uit recenter onderzoek blijkt dat pas vanaf een jaar of tien deze vergrootte amandelen weer in omvang afnemen. Dan is een groot deel van de groei van de maxilla al achter de rug. Wil je een maxilla verbreden dan is de ideale leeftijd lager dan de leeftijd waarop wij de meeste kinderen insturen naar de orthodontist.
De mandibula heeft een ander groeipatroon dan de maxilla. Dit is ook de reden dat we rond 10/11-jarige leeftijd middels activatoren proberen de maximale groei van de mandibula te bereiken.
Gewenste uitkomsten orthodontische behandeling
Vanuit restauratief oogpunt zijn er een aantal gewenste uitkomsten aan het einde van een orthodontische behandeling:
Neutro occlusie van zowel de molaren als de cuspidaten
De middenlijn van het gezicht gelijk aan de middenlijn tussen de centrale insicieven in de bovenkaak
Maximaal drie millimeter afwijking van bovenstaande middenlijnen
Interincisale angle van ongeveer 135 graden: de hoek tussen de boven en onder incisieven
Verticale en sagittale overbeet van ongeveer twee millimeter
Intermolar width van minimaal 38-40 millimeter: de breedte van de bovenkaak. Dit wordt gemeten vanaf de zessen in de bovenkaak vanaf het smalste punt
Voorkeur voor gelijk volume (aantal elementen) aan beide zijdes en in beide bogen
Symmetrie en harmonie
Voorkeur voor hoektandgeleiding: dit blijft altijd een discutabel punt
Bij maximale occlusie geen zware contacten in het front: dit kun je meten met shimstock-folie. Deze moet vrij zijn van contact
Ideale interdigitatie
Voor een goede samenwerking is het vooral van belang dat je de persoon met wie je samenwerkt goed kent en regelmatig contact met elkaar hebt. Gooi niet een verwijzing over de schutting met: ‘graag orthodontisch behandeling’ en verwacht dat het automatisch goed gaat.
Eén missend frontelement
Eén cuspidaat ontbreekt
Meestal ontbreekt deze door trauma of door impactie, maar er is ook een kleine kans op agenesie van de cuspidaat. Ter vervanging hebben we de volgende opties:
Een implantaat
Een premolaar ombouwen tot cuspidaat (ook wel modified canine substitution genoemd)
Een brug: niet de meest voor de hand liggende optie
Eén laterale incisief ontbreekt
Laterale incisieven zijn vaker afwezig door agenesie of zijn afwijkend van vorm. Is er aan de ene kan een peglateral (kegeltand) aanwezig dan is de antagonist vaker agenetisch. Ter vervanging hebben we de volgende opties:
Een etsbrug
Een implantaat
Extractie van de contra-laterale zijde en canine substitution: het ombouwen van de cuspidaten naar laterale incisieven
Als er sprake is van een TSD het autotransplanteren van een onderincisief
Eén centrale incisief ontbreekt
Ter vervanging hebben we de volgende opties:
Autotransplantatie van een premolaar
Een palatinaal implantaat
Een etsbrug
Een implantaat
Een conventionele brug: geen voor de hand liggende oplossing
Meerdere frontelementen ontbreken
Wanneer er meerdere frontelementen ontbreken en zeker twee naast elkaar is het bij kinderen enorm lastig. Zonder tanden zal er geen voorwaartse groei optreden. Welke opties zijn er dan:
Autotransplanteren gecombineerd met eventueel adhesieve bruggen
Afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en eventuele indicatie voor orthodontische behandeling: implanteren op de plek van het autotransplantaat of het diasteem orthodontisch sluiten
Bij het ontbreken van twee laterale incisieven gaat de voorkeur niet per se uit naar autotransplantatie. Ook etsbruggen zijn in zo’n geval goede opties.
Afmetingen frontelementen
Bij het vervangen van een voortand willen we minimaal invasief werken. We willen geen of zo min mogelijke slijpen aan de elementen. Daarnaast willen we de orthodontist sturing geven. Als we de juiste mesio-distale afmetingen geven dan wordt het werk van de orthodontist veel makkelijker. Daarnaast willen we zo goed mogelijk aangeven hoe de zenith eruit komt te zien na volledige eruptie.
Hoe lang en hoe breed moet zo’n element worden?
Tussen frontelementen zitten enorm veel individuele verschillen. Er zijn onderzoeken gedaan naar de gemiddelde lengte en breedte van frontelementen en de verhouding hiertussen. Je zou hierbij deze gemiddelde waardes of gouden standaard kunnen gebruiken.
Een andere oplossing is om te werken met de interaler width: dit is de breedte van de neusvleugels. Hierbij zijn er verschillende waardes. Wanneer de interaler width groter wordt, neemt ook de breedte van de centrale incisieven toe. Hierbij zijn uiteraard raciale verschillen aanwezig, waarmee rekening gehouden dient te worden.
Bij een interaler width van 40 millimeter geldt dat de centrale incisief negen millimeter breed zal zijn, de laterale zeven en de cuspidaat acht millimeter.
Weer een andere optie voor het berekenen van de lengte en breedte van de incisieven is de Bolton-analyse. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een ratio tussen de breedte van de incisieven van de onder- en de bovenkaak. De breedte van de incisieven wordt opgemeten zowel in de onder als in de bovenkaak. Daarbij wordt gebruikt dat de totale breedte van de incisieven de onderkaak 77,2% (Boltons getal) moet zijn van de breedte van de incisieven in de bovenkaak.
Zo kun je uitreken welke breedte de elementen in totaal moeten hebben en hoe veel ze uitgebouwd moeten worden om onder en boven passend te krijgen.
Het allerbelangrijkste is om het gesprek met de orthodontist aan te gaan over hoe breed de elementen moeten worden.
Parodontaal ligament
Het parodontaal ligament is de belangrijkste drijvende kracht achter de autotransplantatie. Hierdoor kunnen we tanden verplaatsen, en hierdoor worden onze kaken ontwikkeld.
Patiënten die oligodont zijn, hebben op meerdere plekken geen elementen. Daar is geen parodontaal ligament en daardoor ook geen processus. Door tanden op de plekken aan te brengen, kun je weer een processus ontwikkelen.
Implantaten staan verankerd op één plek terwijl ons lichaam ons hele leven verandert
Vroeger dachten we dat implantaten de perfecte oplossing waren voor missende elementen. Tegenwoordig weten we dat het een mooi hulpmiddel is, maar niet de ideale oplossing. Want implantaten staan verankerd op één plek. Terwijl ons lichaam ons hele leven nog adapteert en verandert. Als we kijken naar de adaptatie van de bovenkaak dan zie we dat deze zich nog naar coronaal verplaatst en dat er dorsaal afbraak plaatst vindt.
Zelfs wanneer een implantaat geplaatst wordt bij een patiënt die ‘uitgegroeid is’ zal door adaptatie dit implantaat na enkele jaren in een infrapositie en relatief gezien naar buccaal staan. Vertel dit aan patiënten wanneer je een implantaat gaat plaatsen. Ook bij patiënten van een jaar of veertig, waarbij de grootste groei geweest is, zal na verloop van tijd een infrapositie ontstaan. En daarom wordt bij kinderen absoluut niet geïmplanteerd.
Lees binnenkort op dentalinfo.nl deel 2 van dit verslag over autotransplantatie
Dr. Dick Barendregt studeerde in 1988 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1991 startte hij met zijn Post Academische opleiding in de parodontologie aan het ACTA. In 1996 richtte hij de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam op. Daar houdt hij zich naast de parodontologie bezig met de implantologie als Implantoloog (NVOI). De laatste 20 jaar is in dat kader de nadruk komen te liggen op patiënten behandeling in een interdisciplinair teamverband (Proclin Rotterdam) met collega tandartsen zoals orthodontisten, endodontologen, restauratieve tandartsen, kaakchirurgen en tandtechnici. Op 4 november 2009 promoveerde hij op zijn proefschrift “Probing around teeth” aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 Juli 2019 is hij verbonden aan de afdeling parodontologie aan de Adams School of Dentistry in Chapel Hill (UNC) als Adjunct Professor. Daarnaast is hij betrokken bij verschillende postacademische cursussen en doceert binnen de Post Graduate opleiding voor Parodontologie.
Noami Doelen studeerde in 2012 aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam af als tandarts. Zij richtte zich daarna op prosthodontische verdiepingen, zowel op gebied van composiet (Geneve – dr. Didier Dietschi), chirurgie (Munchen – dr. Hurzeler/Zuhr), autotransplantatie team Utrecht (PRO Rotterdam) en functionele tandheelkunde (Verenigde Staten – dr. John Kois).
Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Dick Barendregt en Naomi Doelen tijdens het NVVRT Restauratiefje.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/10/Meerdere-ontbrekende-elementen-welke-behandeling-bij-mensen-in-de-groei-400.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-05-19 13:00:512025-05-22 16:01:13Meerdere ontbrekende elementen: welke behandeling bij mensen in de groei?
De meeste afgestudeerde mondzorgspecialisten, of dat nu een tandarts, mondhygiënist of implantoloog is, willen uiteindelijk een eigen praktijk starten. Meestal volgen na de studie eerst een aantal jaren loondienst of werken als ZZP-er, maar vaak komt er een moment dat je klaar bent voor je eigen mondzorgpraktijk. Hoe pak je dat aan? Waar moet je beginnen en waar moet je op letten?
Onno Karssen van Onno Karssen Advies heeft jaren ervaring als financieel adviseur in de (para)medische sector en bemiddelt bij de aankoop en verkoop van praktijken. Onno: “Om een over te nemen praktijk te vinden kun je gebruikmaken van een gespecialiseerde ‘praktijkmakelaar’, waar je een zoekopdracht kunt plaatsen. Zo’n zoekopdracht kun je ook bij Dental depots plaatsen. Net als in de huizenmarkt is er ook bij mondzorgpraktijken sprake van stille verkoop. Netwerken, denk aan collega’s, maar ook banken, dental depots en accountants, kunnen hierbij goed van pas komen. En tegenwoordig kun je ook op de social media waardevolle informatie vinden.”
Hoeveel is een praktijk waard?
Aan elke over te nemen praktijk hangt een prijskaartje. Uiteraard heb je voor jezelf een redelijk idee ‘hoe ver je kunt gaan’, maar komt de vraagprijs wel overeen met de daadwerkelijk waarde van de praktijk? En hoe wordt die waarde eigenlijk bepaald? Over het algemeen kun je bij een mondzorgpraktijk stellen dat het pand zelf (koop of huur), de roerende zaken plus instrumenten en de goodwill samen de waarde bepalen.
Onno: “De waarde van een praktijk is in principe een optelsom van alle activa plus de waarde van de goodwill. Onder activa vallen het pand, de over te nemen apparatuur, overige inrichting van het pand (inclusief automatisering) en de voorraad gebruiksmaterialen plus kleingoed. Daarbij speelt het natuurlijk een rol of het pand volledig eigendom is of dat je ook nog te maken kunt krijgen met huurconstructies.”
Apparatuur
Bij het bepalen van de waarde van de over te nemen apparatuur is het verstandig om een beëdigd taxateur of een Dental Depot in te schakelen. Zij kunnen via een officiële taxatie de actuele waarde van de apparatuur vaststellen. Wat betreft de overige inrichting van de praktijk, wordt deze doorgaans gewaardeerd aan de hand van de boekwaarde of via onderhandelingen tussen partijen. Onno benadrukt het belang van duidelijkheid over welke elementen precies onder de overdracht vallen. Hierbij kun je denken aan zaken als vervoermiddelen of kunstwerken die in de praktijk aanwezig zijn. Voor het bepalen van de waarde van deze gebruiksvoorwerpen wordt op de dag van overdracht een inventarisatie gemaakt, waarbij men zich baseert op de actuele inkoopprijzen.
Goodwill
Het vaststellen van de goodwill, de immateriële meerwaarde van een praktijk, is vaak het meest complexe onderdeel van de waardering. Waar fysieke elementen zoals voorraad goed te kwantificeren zijn, is dat bij goodwill minder eenvoudig. Hierbij spelen diverse factoren mee, zoals de verwachte omzetgroei, het patiëntenbestand, en ook de aanwezigheid van concurrentie, de lokale marktsituatie en de huidige eisen vanuit de branche.
Voor de waardering van goodwill worden verschillende benaderingen toegepast. Soms wordt gekeken naar een waarde per patiënt, in andere gevallen worden de financiële gegevens van de praktijk eerst genormaliseerd om tot een eerlijk beeld te komen. Ook wordt regelmatig gebruikgemaakt van de EBITDA-methode, waarbij de winst vóór aftrek van overheadkosten als uitgangspunt dient.
Kortom, er komt heel wat kijken voordat je echt aan de slag kunt in je eigen praktijk. Onno sluit dan ook af met het advies: “Laat je goed informeren door een professional. Ga niet over één dag ijs, want het is een van de belangrijkste beslissingen in je leven.”
Tips bij de overname van een praktijk
Staar je niet blind op de hoge omzet van een praktijk. Kijk naar je eigen verdienmodel
Kijk goed naar de staat van de praktijk en bestudeer de verrichtingenlijsten
Check of er nog grote investeringen nodig zijn en neem die mee in de onderhandelingen
Of de huidige eigenaar actief blijft werken kan het verloop van patiënten positief beïnvloeden
Tel de actieve patiënten. Dit zijn unieke patiënten die de afgelopen 1,5 jaar minimaal één keer de praktijk hebben bezocht
Kansen en mogelijkheden zijn belangrijker dan de aankoopprijs. Kijk naar de toekomst
Controleer of er individuele afspraken zijn gemaakt met het personeel
Voorkom na-verrekeningen en check de pensioenafdracht
Kan (bij huur) het huurcontract onder dezelfde voorwaarden worden voortgezet?
Onderhandel met de bank. Vaak is een lange looptijd de voorkeur, mede doordat je altijd tussentijds kunt aflossen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/11/ACM-wil-ook-kleine-overnames-toetsen.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-05-19 12:55:222025-05-14 12:53:33Een mondzorgpraktijk overnemen, wat komt daar bij kijken?
Welke technologische hulpmiddelen kunnen binnen de maxillofaciale traumatologie worden ingezet om tot een zo voorspelbaar mogelijk behandelresultaat te komen? Verslag van de lezing van dr. Ruud Schreurs, tijdens de cursus van ACTA-DE, waarin hij vertelde hoe technologie kan worden ingezet om tot een optimaal behandelresultaat te komen binnen de maxillofaciale traumatologie.
Vroeger werd er middels de conventionele technologie diagnostiek gedaan op de 2D coupes van de scan van de patiënt. De planning werd voornamelijk gedaan in het hoofd van de chirurg, terwijl er tijdens de operatie geen hulpmiddelen aanwezig waren: er werd voornamelijk geopereerd op ‘het timmermansoog’. Dit kan lastig zijn, zeker wanneer er weinig overzicht is. Dit is in het aangezicht vaak het geval, aangezien er gebruik wordt gemaakt van kleine, verborgen incisies (sleutelgatchirurgie) om zo min mogelijk littekens te veroorzaken.
Om toch tot een zo optimaal mogelijk resultaat te komen, wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van Computergestuurde chirurgie (Computer-Assisted Surgery, CAS). In de preoperatieve fase wordt zo veel mogelijk informatie gegenereerd ten behoeve van diagnostiek. Tijdens de virtuele planning wordt het optimale resultaat gesimuleerd; hiermee wordt voor de operatie al een deel van de puzzel gemaakt. Ook na de operatie wordt de planning vergeleken met de uitkomst: dit geeft een goede kwaliteitscontrole.
Pre-operatieve CAS
Computergestuurde chirurgie begint met het genereren van een model van de patiënt. Dit is vaak DICOM-data, bij aangezichtstraumatologie meestal van een CT of CBCT-scan. Belangrijk is dat het altijd 3D-beeldvorming is. Deze data bestaat uit voxels, dit zijn een soort 3D-pixels. De patiënt wordt opgedeeld in allemaal klein stukjes. Deze hebben allemaal een bepaalde grijswaarde. Middels segmentatie kun je delen van de scan isoleren. Op deze manier kun je bijvoorbeeld alleen de harde weefsels uit de scan gebruiken. Ook kun je verschillende typen beeldvorming samenvoegen in een virtuele patiënt: zo upload je zo veel mogelijk informatie van de patiënt in één bestand.
Dit patiëntmodel kun je vervolgens uitbreiden met extra informatie middels segmentatie en spiegeling. Zo kan bij een patiënt met een unilaterale jukbeen fractuur middels segmentatie het niet aangedane jukbeen geïsoleerd worden en gespiegeld naar de contralaterale zijde. Hierbij kun je beoordelen hoeveel het jukbeen verplaatst is. Je kunt op dit model ook een virtuele chirurgische planning maken. Zo kun je het aangedane gebied en de spiegeling over elkaar heen leggen om aan te geven wat je wilt behalen bij de operatie.
Overbrengen van de planning naar OK
Het maken van de planning is één, maar hoe breng je deze goed over tijdens de operatie? Een voorbeeld van een mandibula fractuur. Wat hierbij vaak gebeurt, is dat het lijkt alsof de fractuur delen goed aansluiten, maar achteraf toch sprake blijkt te zijn van flaring.
In de planning worden de botstukken die aangedaan zijn geïsoleerd. Deze worden virtueel gerepositioneerd. Dit kan door de breuklijnen aan elkaar te plaatsen, of door de occlusie te beoordelen als de bovenkaak niet is aangedaan. Oude gipsmodellen of scans kunnen hierbij helpen. Deze geven namelijk referentie hoe breed de mandibula was voor het trauma en dus weer moet worden na de operatie. Hoe kunnen deze modellen dan gebruikt worden tijdens de OK? Dit kan op twee manieren: middels statische of dynamische feedback.
Statische feedback
Statische feedback gebeurt onder andere door 3D-geprinte modellen van de digitale planning. Dit geeft op één plek tijdens één tijdstip in operatie guidance. Uiteraard kunnen er meerdere modellen geprint worden. Tijdens de operatie kun je op het geprinte model de platen buigen, zodat deze feedback geeft hoe breed de mandibula moet worden. Het grote voordeel is dat deze modellen met enkele uren klaar zijn. Naderhand kun je evalueren om te kijken hoe nauwkeurig de planning en het resultaat waren. Zo kun je de planning in de toekomst aanpassen en verbeteren.
Dynamische feedback
Dit wordt onder andere toegepast bij de behandeling van orbita-bodemfracturen. Een patiënt met een orbita-bodem fractuur kan last hebben van dubbelbeelden, peri-oribtale zwelling en verstoorde oogvolgbewegingen. Doordat de orbita bodem naar beneden is verplaatst, wordt de orbita vergroot. Je kunt de bodem niet terugverplaatsen, maar je kunt wel middels een implantaat de orbitabodem namaken.
Wanneer er slechte sprake is van één enkele fractuur, kun je de anatomie van voor trauma makkelijk kopiëren. Hoe heftiger het trauma, hoe lastiger dit wordt.
Middels stockimplantaten (dit zijn implantaten die direct beschikbaar zijn) kan digitaal een planning gemaakt worden. Hierbij wordt beoordeeld hoe deze implantaten afsteunen in de orbita: en wordt een best fit gekozen. Er kunnen verschillende implantaten gepland worden en ze kunnen ook bijgeknipt worden. Het is vergelijkbaar met het maken van een digitale planning voor tandimplantaten.
Maar hoe werkt dan de dynamische feedback? Tijdens de operatie worden registratieschroeven in de patiënt geplaatst. Deze registratieschroeven zijn ook in de planning geplaatst. Deze planning wordt real life gelinkt aan de patiënt. Daarnaast wordt een navigatie ster in de patiënt gedraaid. Middels een kalibratieprocedure kan de pointer aangeven waar je je op dat moment precies in de patiënt bevindt. Er wordt gecontroleerd of de registratie goed is verlopen, door bepaalde anatomische punten op de patiënt aan te geven, zoals subnasaal, voordat de OK verder gaat.
Het orbita-implantaat wordt in eerste instantie blind geplaatst en naderhand wordt gecontroleerd middels markeringspunten of deze op de goede plek is gekomen. Bevinden deze markeringspunten zich allemaal binnen de foutmarge, dan pas wordt het implantaat definitief geplaatst. Direct op de OK wordt beeldvorming gemaakt om te controleren of er nog iets aangepast moet worden. Hoe uitgebreider het trauma, hoe meer toegevoegde waarde deze beeldvorming heeft.
Fusie maken met dentitie
Tegenwoordig kan er ook een fusie gemaakt worden met de dentitie. Hierdoor kan een splint gemaakt worden, waar de registratiepunten in geplaatst worden. Deze hoeven dan niet meer direct in de patiënt geplaatst te worden.
Complexe casus
Bij een complexe casus in de aangezichtstraumatologie, voegt deze dynamische feedback het meeste toe. Je kunt zo alle informatie die er is zo veel mogelijk bundelen. Bij een panfaciaal trauma is er geen enkele referentie meer goed te vinden. De inschatten hoe de botstukken precies gezeten hebben, kan nu al voor een deel voor de operatie gedaan worden middels een virtuele planning. Hierbij ga je op zoek naar een deel van het aangezicht dat nog redelijk intact is. Alle aangedane botstukken die verplaatst zijn, worden aangegeven. Deze wil je zo veel mogelijk repositioneren. Dit kan onder andere aan de hand van de breuklijnen. Wanneer eenmaal het jukbeen en het os frontale hersteld zijn, kun je de tussen stukken beter positioneren en uiteindelijk ook de orbita-rand weer sluitend krijgen. Voor het positioneren van de maxilla heb je als referentie de onderkaak en de fractuurlijnen. Van de 3D-planning kan weer een print gemaakt worden voor statische feedback en hierop kunnen de platen voorgebogen worden. Liggen de platen aan, dan zitten de botstukken op de goede plek. Ook hierbij wordt post-operatie geëvalueerd om een steeds betere planning te maken.
Dr. Ruud Schreurs heeft Technische geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit Twente. Momenteel is hij werkzaam als hoofd van het 3D-lab bij het Amsterdam UMC, alsook in het Radboudumc. Ruud is gepromoveerd op onderzoek naar de inzet van computergestuurde technologie bij orbitareconstructie. Daarnaast heeft hij meerdere onderzoeken gedaan naar de inzet van technologie binnen maxillofaciale traumatologie. Verder houdt hij zich al tien jaar bezig met het maken van virtuele planningen in de praktijk.
Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Ruud Schreurs tijdens de ACTA Dental Education cursus Trauma: van dento-alveolair tot aangezicht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/03/3D-technologie-in-de-maxillo-faciale-traumatologie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2025-05-19 12:40:302025-04-23 11:50:543D-technologie in de maxillo-faciale traumatologie
Het parodontium is erg belangrijk omdat het onze tanden vasthoudt in het bot, het zorgt ervoor dat elementen kunnen bewegen en het heeft het vermogen om gingiva en bot te genereren. Tijdens haar lezing bij PARO2024 ging Anna Louropoulou in op autotransplantaten als oplossing op lange termijn bij agenetische elementen, geïmpacteerde elementen en na dentaal trauma.
Het parodontaal ligament is dan ook een belangrijk onderdeel bij autotransplantaten. Autotransplantaten zijn met name bij kinderen geïndiceerd omdat op jonge leeftijd implantologie niet mogelijk is.
Wanneer het parodontaal ligament (PDL) beschadigd raakt door trauma komt er op die plek direct contact tussen de wortel en het bot. Dit wordt ankylose genoemd. Een ankylotisch element kan niet meer bewegen, raakt in infrapositie en de generatie van het bot en gingiva blijft op deze plek achter. Er worden verschillende casussen besproken waarbij autotransplantaties worden uitgevoerd.
Autotransplantatie bij niet-afgevormde en afgevormde elementen
De gezondheid van het PDL en de gezondheid van de pulpa zijn belangrijk bij een autotransplanatie. De pulpa moet na een transplantatie vitaal blijven voor verdere wortelafvorming en voor het PDL. Moorrees heeft een studie gedaan naar de ideale wortellengte en apex om een element te transplanteren. Wanneer de wortel op Moorrees 4 of 5 is en de apex wijd open is, is het geschikte moment om te transplanteren.
Er is geen leeftijdsgrens bij autotransplantaten. Er is gebleken dat een transplantatie bij een element met een gesloten apex even succesvol is als een element in ontwikkeling met een open apex. Revascularisatie is echter niet mogelijk bij een element met een gesloten apex, daarom moet er 6 weken voor transplantatie een endodontische behandeling worden uitgevoerd door een endodontoloog. Het is ook mogelijk om de endodontische behandeling binnen twee weken na de autotransplantatie uit te voeren.
Allotransplantatie is transplantatie van de ene persoon naar de ander. Dit brengt vaak veel complicaties met zich mee zoals ontstekingen en de elementen worden vaak afgestoten.
Casus 1
Bij een kind van 11 jaar zijn element 11 en 21 verloren. De tandarts van de patiënt heeft gevraagd of een autotransplantaat mogelijk is. Er is een OPT gemaakt en samen met de orthodontist een plan opgesteld. De 2e wisselfase is nog niet begonnen waardoor het mogelijk is dat 2 premolaren in de bovenkaak vrijgespeeld kunnen worden en mogelijk als donorelementen kunnen worden gebruikt ter vervanging van de frontelementen.
Er is ruimte nodig om de premolaren in het front te zetten en dus aan de orthodontist de taak om ruimte te maken in horizontale en verticale zin.
De horizontale ruimte was nog niet genoeg en daarom is eerst element 15 naar de plek van de 21 getransplanteerd. Na 1, 3 en 6 weken is de patiënt teruggekomen om de transplantatie goed te blijven volgen. Mondhygiëne instructie is ook erg belangrijk. Na 6 weken wanneer het PDL aanwezig is kan het element opgebouwd worden en vaste orthodontische apparatuur geplaatst worden. Naarmate de tijd vordert wordt het risico op complicaties kleiner, maar het is wel belangrijk om de patiënt te blijven volgen na 3 maanden, 6 maanden en een jaar. Na een jaar was er ook voldoende ruimte om element 25 naar de plek van de 21 te transplanteren en ook gevolgd worden.
Casus 2
Bij een 18-jarige patiënt is door trauma element 11 verloren en is ook een stuk van het buccale bot meegekomen. De 12 is voor een deel afgebroken, er is een stukje afgechipt van element 21 en element 22 is mobiel. Element 12 is snel na het incident endodontisch behandeld. Er zijn verder 2 mogelijk behandelopties; wachten met een implantaat omdat de patiënt op dit moment nog te jong is, of een autotransplantaat plaatsen.
Er zijn verschillende voor- en nadelen besproken met betrekking tot een implantaat plaatsen of een autotransplantatie doen. Een implantaat is zeker een goede optie om missende tanden te vervangen. Echter kunnen implantaten niet op jonge leeftijd geplaatst worden. Met name in de esthetische zone bij de voortanden in het bovenfront zien worden de meeste veranderingen gezien. Het implantaat kan de ontwikkeling niet volgen en blijft achter in de groei. De patiënt heeft gekozen voor autotransplantatie waarbij 25 als donorelement wordt gebruikt op de plek van element 11. De patiënt komt na 1, 3 en 6 weken weer terug om na 6 weken de 11 op te bouwen. Een jaar later is er een solo gemaakt waarbij geen peri-apicale radiolucentie te zien is en het PDL is aanwezig.
Na 4,5 jaar is een CBCT gemaakt. Op de plek waar het buccale bot tijdens trauma verloren is gegaan is nieuw bot gegenereerd.
Casus 3
Een andere indicatie voor autotransplantatie is agenesie en wordt in deze casus besproken. Bij de patiënt zijn elementen 35 en 45 afwezig en het advies van de tandarts was om elementen 75 en 85 in de mond te laten zitten.
Helaas zijn element 75 en 85 in infrapositie geraakt en is er een angulair defect gevormd. Er is sprake van een diepe beet en disto-occlusie. De premolaren in de bovenkaak zijn daarom geïndiceerd als donortransplantaat. De orthodontist heeft eerst de diepe beet gecorrigeerd, daarna zijn elementen 75 en 85 geëxtraheerd en element 15 en 25 endodontisch behandeld. Elementen 15 en 25 worden geactiveerd zodat deze geextrudeerd worden om het PDL te stimuleren en de elementen makkelijker te kunnen extraheren. In dit geval hebben we te maken met afgevormde elementen, deze kunnen na 3 weken in de beugel gezet worden omdat het PDL na 3 of 4 weken in turn over is. Na 3 maanden en na een jaar is een mooi resultaat te zien.
Indicaties van autotransplantaten
Trauma
Grote trauma’s waarbij implantologie niet mogelijk is/zeer complex wordt
Agenesie (van premolaar of laterale incisief)
Impacties (met name van cuspidaten)
Molaren
Conclusie
Autotransplantaties zijn de definitie van een inter-disciplinaire behandeling waarbij de tandarts, preventie-assistent en mondhygiënist centraal staan. Het PDL is de kracht van het parodontium. Het parodontium moet niet alleen ontstekingsvrij zijn maar ook functioneel. Het zorgt voor aangroei van bot en aanmaak van gingiva. En dankzij het PDL zijn autotransplantaties mogelijk.
Dr. Anna Louropoulou studeerde als tandarts af in 2002 aan de ‘Dental School of Aristotle University’ te Thessaloniki, Griekenland. In 2007 behaalde zij haar Post Academisch diploma in de Parodontologie aan ACTA. Sindsdien werkt zij als parodontoloog-implantoloog in Rotterdam en Amsterdam. Naast haar klinische werkzaamheden werkt zij als onderzoeker en universitair docent bij de sectie Parodontologie aan ACTA. Haar promotieonderzoek betreft de reiniging/decontaminatie van implantaatoppervlakken.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van Anna Louropoulou tijdens PARO2024 van Bureau Kalker
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2025/02/De-kracht-van-het-parodontium-onthuld-Autotransplantaten-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2025-05-19 12:35:262025-04-23 11:51:43De kracht van het parodontium onthuld: Autotransplantaten
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.