Dental Trauma Guide nu ook Nederlandstalig

Dental Trauma Guide nu ook Nederlandstalig – vervangt richtlijn Tandletsel

De Dental Trauma Guide (DTG) is een (Deense) online tool die tandarts algemeen practici, orthodontisten en MKA-chirurgen ondersteunt bij diagnostiek en behandeling van tandletsel.
De DTG is gebaseerd op de IADT-richtlijnen en doorontwikkeld door de Universiteit van Kopenhagen.

Het KIMO heeft nu een Nederlandstalige versie van de DTG ontwikkeld met ondersteunde informatie en documenten. Deze versie vervangt de KNMT-richtlijn Tandletsel (2010).
De DTG Nederlandstalige versie kent een aantal aanvullingen die specifiek van toepassing zijn op de Nederlandse mondzorgsituatie.

De DTG is te gebruiken met een lidmaatschap. Per 1 april 2025 is de DTG kosteloos beschikbaar voor KNMT-leden. Niet-KNMT-leden ontvangen een korting op het lidmaatschap van de DTG.

Lees meer over de Nederlandstalig versie van de Dental Trauma Guide op de website van het KIMO

Maandag 23 juni 19:30-21:00 organiseert de KNMT een webinar over de DTG met ROC-voorzitter Edwin Eggink en ROC-leden Leander Dubois en Dick Barendregt.

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z

De frontbrug: wanneer en hoe?

De indicatie voor een brug neemt weer toe. In de afgelopen jaren werd vaak de voorkeur gegeven aan een implantaatkroon en was de brug een beetje in het verdomhoekje geraakt. Maar ook een implantaat bleek niet zaligmakend. Wanneer kies je voor een brug, welk materiaal kies je, hoe maak je een frontbrug mooi in het gezicht en hoe om te gaan met het tandvlees? Verslag van de lezing van Paul de Kok tijdens het congres Front2023.

Indicatie

Een groot nadeel bij het maken een brug is natuurlijk het gezonde materiaal wat moet worden afgenomen. Toch zijn er een aantal goede redenen om de voorkeur aan een brug te geven. Eén daarvan is het overmaken van een bestaande brug. Maar ook bij medisch gecompromitteerde patiënten kan de voorkeur uitgaan naar een brugconstructie, omdat chirurgisch ingrijpen geen optie is. Verder zijn er qua soft tissue technieken wellicht meer mogelijkheden bij een pontic site van een brug dan rondom een implantaat. Dus al met al neemt de indicatie voor een brug weer meer toe.
Bovendien zijn de overlevingspercentages van bruggen heel hoog. Tenslotte zijn er ook patiënt-klinische factoren waardoor je toch de afweging maakt over te gaan tot een brug.

Heel pragmatisch gedacht: er van uitgaande dat de overleving van een brug ongeveer 15 tot 20 jaar is en dat een brug heel voorspelbaar nog een keer kan worden over gemaakt, dan kan met een brugconstructie toch al snel 30 jaar worden overbrugt. En kan een brug helemaal bij 50 plussers dus een zeer goede indicatie zijn.

Casus 12-delige brug

Dat naast alle andere factoren ook patiënt klinische factoren meespelen komt duidelijk naar voren in de casus die gepresenteerd wordt. Een vrouw heeft al heel lang een brug in de mond, maar is niet meer tevreden over hoe de brug er uit ziet en wil daar graag wat aan laten doen. Het gaat hierbij om een 12-delige brug op 5 pijler elementen, 16, 13, 23, 15 en 26. Na maken van de OPG, waarop te zien is dat de kwaliteit van enkele pijlerelementen deels avitaal is en de overspanning van de brug behoorlijk groot, wordt toch in eerste instantie gedacht aan implantologie. Maar dan zijn enkele chirurgische ingrepen nodig en moeten meerdere implantaten worden geplaatst. Terwijl mevrouw zelf zich afvraagt waarvoor dat allemaal nodig is, want zij heeft al 20 jaar lang zonder problemen een brug, zij stoort zich alleen aan de esthetiek. Zij wil dan ook gewoon een nieuwe brug. Volgens de literatuur kan een dusdanig grote brug dan wel niet de beste optie zijn, maar in deze mond bij deze vrouw werkt het. Uiteindelijk is Paul de Kok, na tekenen van informed consent meegegaan met mevrouw en heeft hij na uitvoeren van een herendo op de 16 een nieuwe brug vervaardigd. Mevrouw is nog steeds esthetisch en functioneel ontzettend blij met haar brug, die in 2016 werd gemaakt. Een van de redenen waarom deze brugconstructie is geslaagd, is de juiste materiaalkeuze.

Materiaalkeuze

Het is goed te beseffen dat een brug zich heel anders gedraagt dan een kroon. Een kroon ondergaat bij kauwen verticale krachten die drukspanning geven op het kroonmateriaal. Drukspanning is een kracht die keramiek heel goed kan weerstaan. Bij een brug is dat een ander verhaal. Bij een brug heb je naast drukspanning te maken met trekspanning. De brug zakt een beetje door bij de pontic, waardoor er trekspanningen ontstaan in het connectorgebied. Keramiek kan veel minder goed tegen trekspanningen. Als er een breuk ontstaat is dat eigenlijk altijd bij het connectorgebied, omdat daar de trekspanning het grootst is en de brug vaak smal is. Trekspanning is de zwakste schakel. Bij een cantilever is de trekspanning nog groter als gevolg van de eenzijdige ondersteuning.
Als je kijkt naar de verschillende materialen dan is Chroom-Kobalt, een onedel metaal, veruit het sterkste van de meest gebruikelijke materialen, daarna volgt Zirconia. Lithiumdisilicaat is daarentegen veel minder sterk en composiet heeft de minste weerstand tegen trekspanning. Daarnaast is ook de e-modulus van invloed. Hoe hoger de e-modulus hoe minder elastisch het materiaal. En hoe elastischer het materiaal hoe meer het materiaal doorbuigt en des te hoger dan de trekspanningen worden. Wat weer ongunstig is voor de breuksterkte van een materiaal. Ook hier komt Chroom-Kobalt het beste uit de verf en heeft composiet juist de laagste e-modulus en zal dus ook eerder breken. De breuksterkte en e-moduli voor de verschillende materialen zijn weergegeven in tabel 1.

Al met al zijn chroom-kobalt en zirconia een veel betere optie voor een brug dan lithiumdisilicaat of composiet. Dat blijkt ook uit klinische literatuur. De 5-jaars overleving van lithiumdisilicaat zijn voor kronen heel hoog, maar voor brugconstructies een stuk lager. Ook bij de 10-jaars overleving scoort lithiumdisilicaat niet goed voor brugconstructies. Lithiumdisilicaat blijkt dus geen geschikt materiaal voor brugconstructies, behalve in het front waar de kauwkrachten minder hoog zijn dan in de zijdelingse delen.
Zirconia en metaalporselein zijn betere materialen voor bruggen. De 5-jaarsoverleving van metaal-porselein liggen op 98,7% en die van zirconia op 93%. Waarbij bij metaal-porseleinen bruggen in 11,6 % sprake is van chipping/ breuk terwijl dit bij zirconia veel hoger ligt, dit treedt op in 50 % van de gevallen. Vandaar dat ook steeds meer gebruikt wordt gemaakt van full contour zirconia en steeds minder vaak van opgebakken zirconia bruggen. Ook komt breuk vaker voor bij zirconia dan bij metaal-porselein, al komt het nog steeds maar heel weinig voor. Als we dan verder inzomen op zirconia en metaal-porseleinen bruggen dan is de buigsterkte van metaal-porselein veel hoger, esthetisch wint zirconia het van metaal-porselein. Qua biocompatibiliteit wint zirconia, als inert materiaal, het by far van metaal-porselein. En ook wat betreft de kosten is zirconia gunstiger, aangezien dit materiaal goedkoper is dan metaal-porselein

Vervolg casus 12-delige brug

In het geval van de mevrouw met de 12-delige brug is uiteindelijk in overleg met de tandtechnicus gekozen voor een zirconia brug. Best een gewaagde keuze, maar in dit geval was dat mogelijk. Dat heeft er vooral mee te maken dat de sterkte van een brug niet alleen wordt bepaald door de breedte van de brug, maar in belangrijke mate ook door de hoogte van de brug. Hoe hoger de brug des te sterker ook het connectorgebied. In dit geval was er sprake van een hoge brug, lange tanden en hoge/ grote connectorgebieden en durfde de tandtechnicus het aan om de brug van zirconia te vervaardigen. Daarnaast is het ook bij zirconia mogelijk om alleen het buccale esthetische deel op te bakken, terwijl je de kwetsbare delen in full contour zirconia houdt. Paul de Kok geeft aan dat hij in 95% van de brugconstructies full contour zirconia gebruikt, waarbij eventueel alleen de buccale delen opgebakken worden. Het is wel belangrijk om ook bij brugconstructies rekening te houden met het feit dat hoe translucenter het zirconia is hoe zwakker het wordt. Dust laat je niet verleiden bij brugconstructie te translucent zirconia toe te passen. Heel soms geeft Paul de Kok toch de voorkeur aan metaal-porselein. Deze keuze maakt hij bij lange overspanningen, bij cantilevers en bij diepe beten, waarbij de hoogte van de connectorgebieden beperkt is.

Gezicht

Casus frontbrug

Een mevrouw meldt zich met een oude brug, waar ze niet meer blij mee is. Klinisch en röntgenologisch en functioneel is er niets aan de hand. Maar waar mevrouw zich met name aan stoort is dat de brug veel te groot is. Als de situatie klinisch, röntgenologisch en functioneel goed is dan is het opnieuw vervaardigen van een brug een prima oplossing en is het overwegen van implantaten niet eens nodig. De brug wordt verwijderd. Met een groffe diamantboor worden sleuven in het porselein geboord. Daarna wordt met een hard metalen boor door het metaal heen geboorde en met een speciale hevel met een kruis erin wordt de brug eenvoudig los geheveld. Paul de Kok kiest nooit voor tikken ter bescherming van de pijlerelementen. De stompen die onder de brug vandaan komen worden nog iets aangepast, waarbij goed gelet wordt of er geen ondersnijdingen zijn. Een praktische tip hierbij is het gebruik van een fotospiegel waarbij je alle stompen van bovenaf gelijktijdig kan zien en beoordelen.

In veel praktijken wordt dan van de preparatie een afdruk/ scan gemaakt en naar het lab gestuurd. Als aanvulling wordt dan nog verzocht om kleurbepaling. En met deze informatie wordt de tandtechnicus verzocht om vervaardiging van een brug. Met deze beperkte informatie moet de tandtechnicus het maar doen. Dit terwijl het gezicht maakt of de tanden mooi worden. Een casus is pas geslaagd als het mooi is in het gezicht. Tandtechnici hebben dus meer informatie nodig dan alleen een model en de kleur, zij moeten weten en zien hoe de tanden in het gezicht staan.

Uit het gezicht kan aanvullende informatie worden gehaald. De midlijn, incisale lengte en ook de positie van de bovenkaak ten opzichte van het gezicht. Want bijvoorbeeld bij 80% van de mensen staat de bovenkaak iets gekanteld ten opzichte van de pupillen. Er zijn verschillende tools die je hierbij kunnen helpen. In de eerste plaats is dat een facebow, die wat Paul de Kok betreft onontbeerlijk is bij het vervaardigen van een brug in het front. Verder is een afdruk van de tijdelijke voorziening of de beginsituatie nodig. Het laboratorium kan aan de hand van de oorspronkelijke/ tijdelijke voorziening beoordelen wat er wel en niet goed was aan de oude voorziening. En als laatste is een portretfoto nodig voor het maken van een esthetisch mooie frontbrug. Een foto na prepareren met de wanghaken in de mond kan worden meegestuurd naar het lab. Of nog mooier om te gebruiken is een digital smile design

Digital smile design

15 jaar geleden werd digital smile design geïntroduceerd door Christian Coachman. Het is een tool om meer vanuit het gezicht te gaan werken. Het gezicht wordt uitgelijnd door een paar simpele lijnen aan te brengen. De pupillijn en de midlijn vormen de basis waarop je het gebit gaat ontwerpen. Dan bepaal je een lengte voor de incisale lengte, en kies je een ideale breedteverhouding voor de tanden onderling, ongeveer 60-60-60%. Dan is het eventueel mogelijk om over de portretfoto een intra-orale foto heen te plakken. Die lijn je dan uit op basis van de portretfoto, als een soort digitale facebow. Vervolgens kan je nog een lijn aanbrengen voor de cervicale uitlijning en eventueel is het mogelijk om nog een sjabloon met tanden aan te brengen. Vooral dat laatste is prettig in de communicatie naar de patiënt toe, omdat deze meer inzicht krijgt in het behandelplan. Verder is het digital smile design vooral heel belangrijk in de communicatie tussen behandelaars en tandtechnici.

Vervolg casus frontbrug

In geval van de patiënt werd met de informatie verkregen met de mondscan van de oorspronkelijke voorziening gecombineerd met het digital smile design een nieuw design van de brug gemaakt. Met al deze gegevens kon uiteindelijk een nieuwe brug vanuit het gezicht worden gecreëerd. De nieuwe brug is een stuk kleiner en bescheidener en vooral een stuk realistischer in mevrouw haar gezicht. Dus zij was heel blij met de relatief kleine ingreep, de vervanging van de brug. Om tot dit design te komen was wel roze keramiek nodig. En eigenlijk is het gebruik van roze keramiek wel een laatste noodgreep. Dus hoe kan het gebruik van roze keramiek worden voorkomen. Dat zal niet altijd mogelijk zijn, maar in veel gevallen wel.

Mooi tandvlees

Om mooi tandvlees te kunnen maken moet je tandvlees begrijpen. Hoe creëer je bijvoorbeeld papillen waar ze niet zijn. Belangrijkste aspecten zijn de pontic site, de papillen en de processus.

Pontic site

Het belangrijkste met betrekking tot de pontic site is dat er een bolle pontic, oftewel een ‘ovate’ pontic wordt gemaakt. Dus niet een zadel of een holle pontic. Een bolle pontic komt uit je tandvlees, is esthetisch fraai en is goed te reinigen. Wanneer een element verloren is en er is besloten tot het vervaardigen van een brug, kan een tijdelijke brug helpen met de vormgeving van de gingiva. De buurelementen worden eerst geprepareerd, vervolgens wordt de verloren tand geëxtraheerd, dan wordt met protemp of luxatemp de tijdelijke brug gemaakt. Met flow wordt deze tijdelijke brug verder aangepast om de pontic op te bouwen tot een mooie eivormige ‘ovate’ pontic die 2,5 mm in de gingiva eindigt. Door de tijdelijke brug terug te plaatsen in de mond en met een stift aan te tekenen waar de marginale gingivarand ligt, is goed te bepalen hoe diep de pontic moet worden. De tijdelijke brug kan dan worden geplaatst en de pontic site kan dan rustig genezen. Vaak wordt de patiënt na ongeveer 4 weken terug gezien, eventueel kan de pontic dan nog ietsjes terug geslepen worden van 2,5 mm naar 1 mm. Na ongeveer 3 maanden is er dan een prachtig genezen pontic site ontstaan. Dit is een simpele truc waarmee de patiënt enorm geholpen is, ook omdat deze niet zonder tand of met een vervelend loszittend plaatje hoeft te lopen.

Processus

Dan is er nog de processus. Zo zou de processus instorten zodra de tand wordt getrokken. Verticaal neemt de processus 11-22% af, maar in horizontale zin kan dat zelfs om 29-63% afname gaan. Om dat te voorkomen zullen technieken moeten worden ingezet om de processus te behouden. Een techniek is de ‘socketpreservation’ techniek. De alveole wordt opgevuld met botpartikels en daaroverheen wordt een bindweefselplug geplaatst. Dit zorgt dan voor meer behoud van de processus.

Papil

De processus verloopt scalloped, maar het daarover heen liggende tandvlees loopt nog meer gewelfd. Ter plaatse van de papil is dus meer gingiva aanwezig. Verder is het belangrijk te weten dat de afstand tussen de processus en het contactpunt maximaal 5 mm mag zijn. Dan is het mogelijk dat de ruimte van de papil zich weer volledig opvult. De afstand tussen de radices is ook belangrijk. Deze moet minimaal 1 mm zijn, maar als tanden weer te ver uit elkaar staan dan zakt de papil ook weer in. De papil moet een beetje onder druk worden gezet om hem de hoogte in te krijgen. De papil kan gezien worden als een soort van waterballon die onder druk moet worden gehouden, een soort barbapappa die kan vervormen tot iets dat tussen de tanden de tanden kruipt, zolang er maar genoeg druk wordt gegeven. Zo kan met de vormgeving van de tijdelijke voorziening de papil worden gevormd.

Casus mooie gingiva

Patiënte wilde graag haar brug laten vervangen voor een nieuwe brug. Bij haar oude brug was gebruik gemaakt van roze keramiek. In eerste instantie werd de oude brug verwijderd. De processus en het tandvlees die onder de brug vandaan kwamen waren vlak en misten de gingiva guirlande. Om weer papillen te creëren werd eerst het tandvlees voorbereid. Dat kan vrij simpel door met een groffe diamantboor tandvlees weg te nemen. Meestal geneest het wel. Met bonesounding wordt bepaald of er voldoende dikte van de mucosa is. Met een groffe diamantboor kan dan de pontic site worden uit geslepen. De bloeding die dan ontstaat draagt bij aan een goede genezing. Na het prepareren van de pontic site werd de tijdelijke voorziening aangepast aan de nieuwe pontic site. Door met ‘ovate’ pontics te werken en voldoende druk te geven op de papillen kan met hele simpele chirurgische technieken uiteindelijk een esthetisch fraaie brug worden vervaardigd met een mooie gingiva guirlande.

Totaalplan

Voor adequate tandheelkundige zorg is een compleet behandelplan en totaalplanning nodig. Dit is alleen mogelijk door samen te werken met een tandheelkundig team bestaande uit onder andere een tandarts, een goede assistente aan de stoel, een parodontoloog, tandtechnicus, endodontoloog, implantoloog, kaakchirurg en de mondhygiënist.

Casus totaalplan

In de laatste casus wordt een patiënt besproken met de wens of ze weer mooie tanden kan krijgen. Zij presenteert zich met een oude kroon, enkele recessie in het front, enkele endodontische problemen, na verwijderen van de kroon bleek onvoldoende ferrule bij de 12, maar er is ook behoorlijk wat slijtage waarneembaar in het front.

Hoe ga je dan aan de slag met het totaalplan?

Het plan wordt gemaakt door ‘Three basis steps in periodontology’ (Winkelhoff & Winkel, 1997) te doorlopen. De eerste stap is om een goede diagnose te stellen en alles duidelijk in kaart te brengen. Stap twee is infectiecontrole. Is de mond gezond, is er geen pijn zijn er geen ontstekingen? In deze fase worden cariës en peri- apicale en parodontale infecties behandeld. Als alles in de mond goed en gezond is, pas dan komt in de volgende fase de opbouwfase aan bod. Dan wordt pas een restauratief plan opgesteld met behulp van digital smile design.

Het plan van de gepresenteerde casus was in vogelvlucht: extractie van de 11 in combinatie met socket preservation, vervaardiging tijdelijke brug, herendo 12, behandeling van de gebitsslijtage, recessie bedekking en uiteindelijk de definitieve restauraties. Van dit behandelplan doet en kan Paul de Kok een groot deel niet zelf, dan is het enorm fijn om een communicatie tool te hebben zoals de digital smile design.
Allereerst wordt de gebitsslijtage met behulp van Dahl aangepakt met wat composiet op het onderfront en bovenfront. De endodontoloog voert een herendo aan de 12 uit, waarna het element meteen wordt gebleekt. Als al het voorwerk is gedaan kan uiteindelijk de 11 worden verwijderd door de kaakchirurg, waarna de socket preservation wordt uitgevoerd. Na deze behandeling wordt een tijdelijke brug, vervaardigd door het tandtechnisch laboratorium, aan de stoel gerelined en geplaatst. Daarna gaat de kaakchirurg verder met de recessiebedekking van de blootliggende radices. Na 3-6 maanden wordt de patiënte terug gezien en is er sprake van een hele andere uitgangssituatie. Dan is het eigenlijk een relatief simpele casus waar uiteindelijk vanuit het gezicht een hele fraaie brugconstructie kan worden gemaakt. In deze casus werd gekozen voor lithiumdisilicaat, ook omdat de facings op de buurelementen van hetzelfde materiaal zijn gemaakt. Uiteindelijk kan mevrouw met een heel fraai kunstwerk de deur uit. Dat was alleen mogelijk door vooraf een totaalplan te maken en door als team samen te werken.

Dr. Paul de Kok studeerde tandheelkunde op ACTA en is erkend restauratief tandarts (NVVRT) op de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA), waar hij op verwijzing patiënten met restauratieve en esthetische problemen behandelt. Daarnaast is hij als onderzoeker gepromoveerd en verbonden aan de afdeling materiaalkunde van ACTA en was hij de afgelopen jaren universitair docent indirecte restauratieve tandheelkunde. Dr. De Kok heeft meerdere internationale en Nederlandse publicaties op zijn naam staan, is voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Fixed Prosthodontics en reviewer voor de Journal of Prosthetic Dentistry. Hij is actief lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen en hij geeft nationaal en internationaal regelmatig lezingen op zijn vakgebied.

Verslag door tandarts Nynke Tymstra voor dental INFO van de lezing van dr. Paul de Kok tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
opleiding tandheelkunde 400

Opleiding Tandheelkunde blijft zes jaar: verkortingsplan van tafel

De opleiding Tandheelkunde blijft zes jaar duren. De ministers Agema en Bruins hebben besloten het eerdere voorstel om de opleiding in te korten naar vijf jaar niet door te zetten. In samenwerking met het KNMT, universiteiten en drie tandheelkundeopleidingen is er de afgelopen jaren intensief gepleit voor het behoud van de zesjarige opleiding.

Opleidingsverkorting Tandheelkunde stuitte op grote weerstand

De discussie over de verkorting van de opleiding heeft jarenlang geduurd, vooral omdat de tandheelkundeopleidingen er fel tegen waren. Etienne Verheijck, onderwijsdirecteur van Acta, stelde eerder: “Hoewel we het tandartsentekort begrijpen, denken we als Acta dat er betere oplossingen zijn dan het inkorten van de opleiding, zoals het verhogen van de instroom en het opleiden van meer buitenlandse tandartsen.” Hij waarschuwde dat het verkorten van de opleiding de mondzorg verder zou marginaliseren. Acta, samen met de tandheelkundefaculteiten in Nijmegen en Groningen, kreeg steun van een onafhankelijke commissie die eerder onderzoek had verricht naar de effecten van de verkorting van de opleiding.

31 extra opleidingsplekken Tandheelkunde

De ministeries van OCW en VWS hebben besloten de zesjarige duur van de tandheelkundeopleiding te behouden en tegelijkertijd het aantal opleidingsplekken uit te breiden. Er komen 31 extra plekken, waarvan 26 per studiejaar 2025-2026 en 5 per studiejaar 2026-2027.

De ministers Agema (VWS) en Bruins (OCW) kiezen voor deze uitbreiding, ondanks eerdere plannen voor 86 extra plekken. Ze baseren zich op recente onderzoeken en stellen dat de beoogde uitbreiding van 86 plekken pas over acht jaar haalbaar zou zijn vanwege de lange wetwijzigingstrajecten. Na de geplande uitbreiding van opleidingsplekken wordt eind 2025 een evaluatie uitgevoerd, waarbij het Capaciteitsorgaan bepaalt of er verdere uitbreiding nodig is en of dit financieel mogelijk is.

Bezwaren gehoord

Joke Kwakman, bestuurslid van de KNMT, reageerde positief op de beslissing van de ministeries van VWS en OCW. “Samen met de universiteiten en de drie tandheelkundeopleidingen zijn we zeer blij dat onze bezwaren tegen de verkorting van de opleiding serieus zijn genomen. We zijn opgelucht dat er geluisterd is naar de zorgen over de impact van de verkorting op de kwaliteit van zorgverlening.” Kwakman benadrukte dat het behouden van de huidige opleidingsduur essentieel is voor het waarborgen van de kwaliteit van de tandheelkundige zorg in de toekomst.

Bronnen:

FOLIA
KNMT

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
tandarts van het jaar

Marijke Westerduin is Tandarts van het Jaar 2025

Marijke Westerduin is uitgeroepen tot Tandarts van het Jaar. De tandarts uit Ede kreeg de onderscheiding voor haar jarenlange vrijwilligerswerk als tandarts en docent bij de hulporganisatie Mercy Ships, die medische hulp biedt aan de armste mensen in Afrika.

De jury zei over Westerduin: “Ze heeft de moedige stap genomen om met haar man en twee jonge kinderen drie jaar op een van de ziekenhuisschepen te gaan wonen om zo belangeloos te werken om het verschil te kunnen maken. En dat heeft ze: belangeloos heeft Westerduin het leven veranderd van hónderden mensen, die rondliepen met ernstige ontstekingen, helse pijnen, gebroken kaken, gezwellen. En daarnaast leidde ze ook tandartsen op, zodat er uiteindelijk lokaal meer mondzorg kan worden geboden.”.

De Edese tandarts, die sinds kort weer terug in Nederland is, kreeg de prijs vrijdag 14 maart tijdens de uitreiking van de Apollonia Awards, die de beroepsvereniging van tandartsen en tandartsspecialisten KNMT dit jaar voor de tweede keer organiseerde. Westerduin versloeg haar medegenomineerden Angelica Setiaman uit Zandvoort en Jan de Kock van Leeuwen uit Reeuwijk.

Bram Sombekke uit Nijmegen werd tijdens het evenement uitgeroepen tot Tandheelkundestudent van het Jaar en het gratis landelijk telefonisch spreekuur ‘Ouderen en Mondzorg’ won de KNMT Mondzorg Award voor het beste tandheelkundige initiatief.

Lees meer over: Scholing
gebitsboekje

Pilot met GebitsGroeiBoekje van start

Eind maart start een pilot met het uitreiken van het GebitsGroeiBoekje. Ouders van wie het kind het eerste tandje heeft, krijgen het boekje tijdens hun bezoek aan het consultatiebureau. Die nemen het vervolgens mee naar de mondzorgpraktijk, zo is de bedoeling. De proef begint in de GGD-regio Brabant Zuidoost; vanaf 1 april volgen de GGD-regio’s Zaanstreek-Waterland en Hollands Midden.

Het GebitsGroeiBoekje geeft informatie over de mond en over de gebitsontwikkeling van het kind tot 5 jaar, en over hoe je mond en gebit kunt verzorgen. Bij het uitreiken ervan op het consultatiebureau of Centrum voor Jeugd en Gezin krijgen de ouders het advies met hun kind naar de tandarts of mondhygiënist te gaan, en het boekje dan mee te nemen. Bekijk het GebitsGroeiBoekje

Eenduidige informatie over goede mondverzorging

Het GebitsGroeiBoekje is enerzijds bedoeld om tegemoet te komen aan de breed levende behoefte aan eenduidige informatie, praktische handvatten en tips en tricks over goede mondverzorging.

Bijdragen aan de opkomst bij de tandarts en mondhygiënist

Daarnaast willen de initiatiefnemers bijdragen aan het bevorderen van de opkomst bij de mondzorgpraktijk. Nog te veel kinderen gaan immers niet (op tijd) regelmatig op controle. Van de 2- en 3-jarigen is dat bijvoorbeeld minder dan de helft*, terwijl het advies is om vanaf het doorbreken van het eerste tandje een mondzorgverlener te bezoeken.

Doorgaande lijn in preventie benadrukken

Het boekje sluit aan op het voor jonge ouders bekende concept van de “GroeiGids” die gebruikt wordt in de jeugdgezondheidszorg. De initiatiefnemers hopen met het boekje voor ouders de doorgaande lijn in preventie te benadrukken: voor preventie van algehele gezondheid kun je terecht bij de jeugdgezondheidszorg, voor een ander deel ga je naar de mondzorg.

Mondzorgbreed initiatief

Het GebitsGroeiboekje is een uitgave van de KNMT en de Hogeschool Utrecht. Het is tot stand gekomen in samenwerking met NVM-mondhygiënisten, het Ivoren Kruis en de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
Wtza Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Wtza | Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Veel eerstelijns mondzorgaanbieders zien de verplichte jaarverantwoording als de zoveelste regeldrukverhoger. Het blijkt niet eenvoudig om tijdig aan de verplichting te kunnen voldoen. Daarom kwam toezichthouder NZa eind vorig jaar met weer een nieuwe uitstelmogelijkheid. De derde regeling inmiddels. Deze blijkt nog erg onbekend en het online-aanvraagformulier voor het uitstel is niet erg gebruiksvriendelijk. Tijd voor een praktische invulhulp dus. U vindt deze, na een korte introductie, in dit artikel.

Jaarverantwoording vanuit de Wtza

Sinds 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) van kracht. Naast de meldings-, vergunnings- en toezichtplicht vloeit uit deze wet een jaarlijkse verantwoordingsplicht voor zorgaanbieders voort. Deze verantwoordingsplicht geldt als de zorgaanbieder Zvw- of Wlz-zorg verleent of subsidie van VWS ontvangt én zorgverleners voor zich heeft werken, in welke vorm dan ook. Ook een zzp’er die werkt vanuit een rechtspersoon is jaarverantwoordingsplichtig.

Deze jaarverantwoording bestaat uit een aantal vragen over de zorgaanbieder en een financiële verantwoording over de activiteiten. De exacte invulling hangt af van de omvang en rechtsvorm van de zorgaanbieder.

Problematiek deels nog overeind

Al voor inwerkingtreding was duidelijk dat de jaarverantwoordingsplicht problemen ging veroorzaken. Een deel daarvan, zoals de verplichte accountantsverklaring en openbaarmaking van de verantwoording voor kleine zorgaanbieders, is na veel uitgeoefende druk inmiddels van de baan. Een ander deel van de problematiek bestaat echter nog steeds. Het belangrijkste punt is daarbij de aanleveringsdeadline, te weten 1 juni na afloop van het boekjaar waarover de zorgaanbieder verantwoording moet afleggen. Veel eerstelijns mondzorgpraktijken maken gebruik van de diensten van in de zorg gespecialiseerde administratie- en accountantskantoren. Deze kantoren hebben normaliter het hele jaar nodig om al het ‘jaarwerk’ af te ronden. Nu moet dit werk dus al in de loop van mei af zijn, voor ál hun klanten. Dat is niet reëel.

Derde uitstelregeling

Samen met andere partijen heeft VvAA zich stevig ingespannen om dit in Den Haag zichtbaar te maken. Men zag dat uiteindelijk in: tot tweemaal toe werd een uitstelregeling in het leven geroepen. In het eerste jaar een uitstel van de deadline tot het einde van het jaar en daarna een vrijstelling, voor de boekjaren 2022 en 2023. Deze laatste regeling werd bekend als ‘de pauzeknop van minister Helder’. Beide waren verbazingwekkend genoeg tijdelijke regelingen, terwijl het probleem toch duidelijk structureel van aard is. Alle jaarverantwoordingsplichtigen moesten hierdoor, nu de pauzeknop inmiddels niet meer ingedrukt is, over 2024 alsnog voor het eerst hun jaarverantwoording afleggen, vóór 1 juni 2025. Toezichthouder NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) zag de bui al hangen en vaardigde eind vorig jaar op de valreep nog een beleidsregel uit.

Nu zelf aanvragen

Deze beleidsregel maakt het mogelijk uitstel te verlenen aan een zorgaanbieder op basis van het feit dat deze voor het eerst zijn jaarverantwoording moet aanleveren. Hiermee is dus de derde uitstelregeling voor deze (grote) groep zorgaanbieders geboren. Deze keer een individuele uitstelmogelijkheid waarbij de zorgaanbieder zelf een uitstelverzoek moet doen. En, … wederom een tijdelijke maatregel. Dat is teleurstellend, maar hopelijk biedt deze regeling uiteindelijk ruimte om ook tot een definitieve, structurele oplossing te komen. Hier blijft de inzet op gericht. Hierover vindt overleg plaats met VWS en de NZa.

Aanvraag vóór 1 april

Bent u een zorgaanbieder die in 2025 voor het eerst moet verantwoorden (over boekjaar 2024)? U kunt dan nu, tot uiterlijk 31 maart, een verzoek indienen tot ‘uitstel bij bijzondere omstandigheden aanleveren jaarverantwoording’ met het daarvoor bestemde digitale formulier van de NZa. De toezichthouder verleent u het uitstel in dit geval automatisch tot 31 december 2025. U kunt ervanuit gaan dat uw dienstverlener dan voldoende tijd heeft om het financiële deel van uw verantwoording voor u voor te bereiden.

Let op: doe uw aanvraag vóór 1 april 2025, zodat de NZa uw uitstelverzoek voor het boekjaar 2024 daadwerkelijk in behandeling neemt.

Korte invulhulp

Hoewel er op verzoek van VvAA en Van helder accountancy inmiddels een aantal verbeteringen is doorgevoerd, blijkt het formulier nog niet overal even duidelijk. Een korte invulhulp:

  • Na het invullen van uw zorgaanbiedersgegevens start u met aan te geven dat u voor het boekjaar 2024 voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig bent (‘Ja’).
  • Bij het veld Reden verzoek bevestigt u dit vervolgens door te kiezen voor optie 3 (‘Ik ben voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig’).
  • Bij Toelichting op de aanvraag verwijst u naar de beleidsregel die de uitstelmogelijkheid regelt (‘Beleidsregel Uitstel jaarverantwoording TH BR-039’).
  • Bij het Bijlageveld hoeft u in dit geval géén document te uploaden (dit is geen verplicht veld meer).

Over de begrijpelijkheid en gebruiksvriendelijkheid zijn we nog in overleg met de NZa, mogelijk dat de toezichthouder het formulier binnenkort nog verder verduidelijkt.

Let op: vul het formulier op de juiste wijze in, zodat uw uitstelverzoek niet nog een onnodige inhoudelijke beoordeling krijgt, maar dat de NZa u automatisch uitstel verleent.

Vragen eigen situatie

Vragen over het aanleveren van uw jaarverantwoording en over het aanvragen van uitstel daarvoor stelt u aan uw (belasting)adviseur.

Door: drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur kennismanagement en onderzoeker bij VvAA

Lees meer over: Afvalverwerking, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen, Wet- en regelgeving
prijs, geld

Geen BTW-vrijstelling waarnemingsvergoeding voor tandartsenmaatschap

De waarnemingsvergoedingen die tandartsenmaatschap X ontvangt voor spoeddienstwaarneming, vallen niet onder de medische BTW-vrijstelling. Dat heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld.

Een maatschap van vijf tandartspraktijken biedt tandheelkundige spoedzorg buiten reguliere openingstijden. Voor deze spoeddiensten ontvangt de maatschap een vergoeding van de aangesloten tandartspraktijken. Patiënten sluiten daarbij een aparte overeenkomst met de maatschap voor hun behandeling en betalen direct na afloop.

In hoger beroep was de vraag of deze waarnemingsvergoedingen vrijgesteld zijn van BTW. Het Hof heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. De spoedbehandelingen en de waarnemingsdiensten vormen twee afzonderlijke rechtsbetrekkingen met verschillende afnemers. Hierdoor zijn het volgens het Hof twee aparte diensten en niet één ondeelbare prestatie.

De waarnemingsvergoeding heeft volgens het Hof geen directe betrekking op de bescherming van de gezondheid of de genezing door middel van diagnose en behandeling. Daarom is de medische BTW-vrijstelling hier niet van toepassing. Ook de beroepen van de maatschap op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel werden verworpen. Het hoger beroep is daarmee ongegrond verklaard.

Bron:
Hof Arnhem-Leeuwarden

Lees meer over: Afvalverwerking, Financieel, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen
Nieuwe mondzorgrichtlijn voor palliatieve patiënten 400

Nieuwe mondzorgrichtlijn voor palliatieve patiënten

De stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) heeft een nieuwe versie gepubliceerd van de multidisciplinaire richtlijn ‘Mondproblemen en slikstoornissen in de palliatieve fase’. De richtlijn geeft adviezen over diagnostiek, voorlichting en behandeling van mondproblemen en slikstoornissen bij patiënten in de palliatieve fase en de klachten die daarvan het gevolg zijn.

Hoewel slikklachten niet tot de mondproblemen behoren, zijn deze wel gerelateerd en opgenomen in deze richtlijn.

Veranderingen in de mond en slijmvliezen

Patiënten in de palliatieve fase hebben vaak te maken met veranderingen in de mond en slijmvliezen ten gevolge van ziekte en/of behandeling. Deze kunnen leiden tot klachten en problemen die de kwaliteit van leven verminderen.

Het identificeren en adequaat behandelen van mondproblemen is van essentieel belang in de palliatieve zorg, om zo het comfort en de waardigheid van de patiënt te behouden en te verbeteren.

Mondproblemen

Mondproblemen in de palliatieve fase omvatten een breed scala aan orale aandoeningen die de kwaliteit van leven van patiënten kunnen beïnvloeden. Er zijn verschillende vormen van mondproblemen te onderscheiden, variërend van pijn en ongemak tot ernstige complicaties die de voeding en communicatie van de patiënt kunnen beïnvloeden.

Op de website van Pallialine vind je een samenvatting van de aanbevelingen voor mondzorg in de palliatieve fase.

Bron:
Pallialine

Lees ook:
Infographic over mondzorg in palliatieve fase 

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
Mondproblemen, infographic Carend

Infographic over mondzorg in palliatieve fase

Mondklachten komen vaak voor in de palliatieve fase en hebben een grote impact op het comfort en welzijn van patiënten. Carend maakte een infographic van de meest voorkomende mondklachten, praktische adviezen voor zorgverleners en eenvoudige tips om de mondzorg te optimaliseren.

Droge mond, pijnlijke plekken of problemen met slikken kunnen het eten, drinken en praten bemoeilijken. Dit kan niet alleen fysiek belastend zijn, maar ook emotioneel en sociaal ingrijpend.

Download de infographic op de website van Carend 

Lees ook:
Nieuwe mondzorgrichtlijn voor palliatieve patiënten

Lees meer over: Communicatie patiënt
Behandeling patient

IGJ ziet grote verschillen in omgang met taakdelegatie voorbehouden handelingen

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet dat er grote verschillen zijn in de manier waarop tandartsenpraktijken omgaan met taakdelegatie van voorbehouden handelingen. Dit komt voort uit onderzoek van de inspectie onder 81 tandartspraktijken, uitgevoerd in 2024. De inspectie vindt dit niet gewenst en wil graag dat taakdelegatie in een richtlijn wordt opgenomen.

Dit gaat dan met name om taakdelegatie van voorbehouden handelingen waarvan het merendeel van de patiënten aanneemt dat dit door een tandarts wordt uitgevoerd. Ook het vragen van toestemming aan de patiënten vindt de inspectie belangrijk voor verdere uitwerking.

Onderzoek

Om een beeld te krijgen van de wijze waarop tandartsprakijken taakdelegatie organiseren, bezocht de IGJ 81 willekeurig gekozen tandartspraktijken in 2024.  Bevindingen die naar vorgen kwamen:

Voorbehouden handelingen door assistent

In bijna alle praktijken maken tandartsassistenten röntgenfoto’s en geven zij in ongeveer een derde van de bezochte praktijken ook anesthesie. Dit wordt in bijna alle gevallen in opdracht van een tandarts gedaan waarbij de patiënten niet worden verteld dat de assistent deze handeling uitvoert. De tandarts is wel bijna altijd aanwezig als de assistent deze voorbehouden handelingen uitvoert.

Buitenlandse tandartsen

In sommige bezochte praktijken werken buitenlandse tandartsen die niet in het BIG-register ingeschreven staan. Zij werken op basis van taakdelegatie en stellen vaak zelf de indicatie voor deze behandeling voor en voeren deze uit zonder opdracht van de tandarts. Vaak worden patiënten hierbij niet geïnformeerd over het uitvoeren van de voorbehouden handeling in taakdelegatie en wordt er geen toestemming voor de taakdelegatie aan hen gevraagd. In driekwart van deze praktijken is de opdrachtgevend tandarts altijd aanwezig op de momenten dat de medewerker voorbehouden handelingen uitvoert.

Mondhygiënisten

Mondhygiënisten trekken geen tanden of kiezen en voeren geen wortelkanaalbehandelingen uit in de bezochte praktijken. Wel maken ze in veel praktijken röntgenfoto’s of geven ze anesthesie. In 3 van de bezochte praktijken boren ze ook in tanden en kiezen. Mondhygiënisten maken de röntgenfoto’s vaak in opdracht van een tandarts. Bij het geven van anesthesie is deze opdracht er vaak niet.

Studenten tandheelkunde

In een klein aantal van de bezochte praktijken voeren ook studenten tandheelkunde voorbehouden handelingen uit in taakdelegatie. Deze studenten maken voornamelijk röntgenfoto’s in opdracht van de tandarts. In enkele van de bezochte praktijken geven zij ook anesthesie, boren zij in tanden of kiezen, trekken tanden of kiezen of voeren zij wortelkanaalbehandelingen uit in taakdelegatie. Ook hier worden patiënten niet altijd geïnformeerd of om toestemming gevraagd.

Lees in het rapport alle bevindingen van de inspectie

Handvatten

De KNMT geeft aan dat zij “haar leden extra handvatten gaat bieden om de eisen voor taakdelegatie nader vorm te geven.” Zij gaan daarvóór eerst de bestaande eisen checken op nut en noodzaak.

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
KNMT Apollonia awards

Drie genomineerden voor de titel van Tandarts van het Jaar 2025

Jan de Kock van Leeuwen uit Reeuwijk, Angelica Setiaman uit Zandvoort en Marijke Westerduin uit Ede zijn genomineerd voor de titel van Tandarts van het Jaar. De KNMT reikt deze onderscheiding dit jaar voor de tweede keer uit. Er zijn ook prijzen voor de Tandheelkundestudent van het Jaar en het beste initiatief voor de mondzorg.

De prijzen worden toegekend aan een tandarts en een student Tandheelkunde die zich recent op bijzondere wijze hebben ingezet voor de mondzorg. Het gaat daarbij om maatschappelijke inzet of inzet voor de branche zelf en diegenen die daarin werkzaam zijn. Daarnaast is er een prijs voor het beste initiatief dat bijdraagt aan het bevorderen van de mondgezondheid in Nederland of daarbuiten.

In elke categorie zijn er drie genomineerden. De prijzen worden – onder de noemer Apollonia Awards – uitgereikt op vrijdag 14 maart.

Overzicht genomineerden Apollonia Awards

In alfabetische volgorde

Tandarts van het Jaar

  • Jan de Kock van Leeuwen voor zijn bijzondere betrokkenheid, zowel bij zijn patiënten als de maatschappij in het algemeen
  • Angelica Setiaman voor haar tomeloze inzet om duurzaamheid in de mondzorg op de kaart te krijgen
  • Marijke Westerduin voor haar jarenlange vrijwilligerswerk als tandarts en docent bij Mercy Ships

Tandheelkundestudent van het Jaar

  • Rozemarijn Kaman, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; voormalig Vice-Praeses van de Tandheelkundige FaculteitsVereniging Nijmegen (TFV)
  • Bram Sombekke, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; lid van de Facultaire Studentenraad (FSR)
  • Tycho Vermaat, student Tandheelkunde ACTA; studentassessor en oud-bestuurslid van de Facultaire Studentenraad Tandheelkunde

KNMT Mondzorg Award (voor het beste initiatief)

  • Dental Coach – preventieprogramma met app waarmee tandheelkundige zorgverleners hun patiënten helpen hun gebit gezonder te maken
  • ‘Ouderen en mondzorg’ – landelijk gratis telefonisch spreekuur
  • Stichting Straattandarts Breda – tandheelkundige noodhulp voor mensen in armoede

 

Lees meer over: Scholing, Thema A-Z
Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg afb 5

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

De samenwerking tussen de tandarts, mondhygiënist en parodontoloog en andere specialisten is belangrijk om tot een succesvol behandelresultaat te komen. Daarnaast zijn een goede planning en onderlinge communicatie essentieel. Tijdens zijn lezing liet prof. dr. Mark Timmerman verschillende casussen zien waarbij veel verschillende behandelaren een rol spelen en samen zorgen zij voor een optimaal behandelresultaat.

Casus 1

Een vrouw van 37 jaar, ASA I, met pijn rechtsonder is doorverwezen door haar tandarts naar de parodontoloog in verband met gegeneraliseerd parodontale problemen. Volgens de tandarts is extractie van het onderfront en enkele molaren noodzakelijk, de patiënt wil echter graag haar eigen tanden behouden. Er is sprake van een blauwe, glazige zwelling van de gingiva met spontane bloedingen, recessies in het onderfront, 94% bloeding en pusafvloed na sonderen en gegeneraliseerd fors botverlies.

De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 4, graad C’. De modificerende factoren zijn de furcatietoegankelijkheid en socio-economische aspecten.

Behandelplan

  • Rapportage aan tandarts: parodontoloog
  • Extractie 27 en 48: tandarts
  • Instructie mondhygiëne: preventie-assistent || dagelijks gebruik elektrische tandenborstel || dagelijks gebruik van ragers
  • Spalken onderfront met composiet: parodontoloog
  • Gebitsreiniging met lokale anesthesie: mondhygiënist
  • Controle en herinstructie na 6 weken: preventie-assistent
  • Evaluatie na 3 maanden: parodontoloog
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist

Tijdens de evaluatie is er klinisch minder zwelling zichtbaar maar het onderfront oogt onrustig. Naar aanleiding hiervan is een kuur metronidazol geincideerd na herhaalde gebitsreiniging. Herinstructie en parodontale nazorg om de 3 maanden zijn erg belangrijk in deze casus.

De preventie-assistent blijft verantwoordelijk voor de instructie. Het herkennen en toepassen van leerstijlen is erg belangrijk bij het geven van instructie. Niet iedereen is hetzelfde, iedere patiënt heeft een eigen voorkeursstijl.

Verschillende leerstijlen

Voelers leren door ondervinding en ervaring, gebruiken zintuigen en leren gevoelsmatig. Kijkers overdenken ervaringen, ordenen en selecteren feiten. Denkers leren eerst de theorie en voeren die uit in de praktijk. Doeners gaan direct aan de slag om te experimenten en leren gaandeweg van hun fouten en successen. Doelen stellen kan helpen om een gewoonte te veranderen. Daarnaast kunnen de volgende punten helpen om een gewoonte te veranderen.

  • Zoek naar het meest constante patroon op de dag: vaak ’s morgens
  • Verander juist dat patroon
  • Doe iets ‘nieuws’ voor iets ‘ouds’
  • Het duurt minstens 6 weken tot 3 maanden voor een gewoonte is veranderd
  • Makkelijke beschikbaarheid van benodigde middelen: kans op succes omhoog
  • Regelmatige reïnforcement in de verander-fase: kans op succes omhoog

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 2

Een 62-jarige man met een goede gezondheid, slikt  simvastatine, komt met pijn in het onderfront. Meneer heeft tot zijn 33e in Shanghai gewoond en nooit een opbeetplaat gedragen. Dhr. heeft veel last van maagzuur en draagt een metalen frame in de onderkaak. De wens van de patiënt is om zijn eigen tanden te behouden. Op de OPT is een apicaal granuloom te zien ter plaatse van element 15.

Ook in deze casus is de samenspraak tussen behandelaars essentieel voor een optimaal behandelplan. De orthodontist, endodontoloog, parodontoloog en implantoloog spelen hierbij een belangrijke rol.

Het behandelplan

  • Extractie 15: implantoloog
  • Endo’s 41 en later ook 31: endodontoloog
  • Intrusie 26 en 27 m.b.v. TAD’s: implantoloog, orthodontist
  • Implantaten t.p.v. 37 en 15: implantoloog
  • Opbouwen van de frontelementen boven en onder m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Conventionele brug 23-d24-d25-26 en kroon i15: restauratief tandarts
  • Frame in de onderkaak t.v.v. 37, 36, 35 en 45 op locator 37: restauratief tandarts

Ook in deze casus zijn er diverse discussies en overwegingen besproken, er was sprake van een oneindig aantal mogelijkheden. Belangrijk is om te beginnen met luisteren naar de patiënt en het inventariseren van de problemen. Daarna kunnen de verschillende mogelijkheden worden bekeken met behulp van expertise. Elke behandelaar ziet behandelopties met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van de ‘blik’ met de wens van de patiënt is hierbij cruciaal voor een succesvol behandelresultaat.

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 3

Deze casus gaat over een 52-jarige vrouw, rookt al 25 jaar 20 sigaretten per dag. Er zijn 3 jaar geleden nieuwe kronen geplaatst in de hele mond. Mevrouw geeft aan dat de tanden los lijken te gaan staan en er een diasteem tussen de voortanden is ontstaan.  Klinisch is een zwelling rondom de kroonranden zichtbaar, er zijn pockets van 6 tot 8 mm. aanwezig en er is sprake van 20-30% botafbraak. De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 3, graad B, roken’. De uitdaging in het behandelplan is de combinatie van parodontitis, roken en de esthetische wens van de patiënt. Roken heeft een sterke invloed op de parodontale conditie en verloop van de behandeling.

Het behandelplan

  • Parodontale chirurgie: parodontoloog
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist
  • Orthodontische behandeling: orthodontist
  • Extractie 16, 15, 14, 26, 36, 32, 42, 45, 46: restauratief tandarts
  • Endo’s 24, 25, 35, 43, 43: restauratief tandarts
  • Implantaten tpv 15, 14, 36, 45, 46: restauratief tandarts
  • Bruggen zijdelings boven, onderfront: restauratief tandarts
  • Kronen bovenfront, zijdelings onder: restauratief tandarts
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 4

Een 12-jarige jongen met een goede gezondheid en ADHD. De patiënt slikt melatonine en methylfenidaat. De geïmpacteerde 21 is geprobeerd met een draadje aan de beugel te krijgen, echter is dit niet gelukt en is het element dor de kaakchirurg geëxtraheerd. De patiënt is erg bang geworden door alle uitgevoerde behandelingen en de orthodontist.

Het eerste behandelplan

  • Hervatten van de orthodontist behandeling: diasteem 21 openen: orthodontist
  • Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21: parodontoloog/ implantoloog
  • Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Voltooien van orthodontische behandeling: orthodontist
  • Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts

Echter blijkt de patiënt zo angstig dat op de dag van de autotransplantatie verdoven en behandelen niet mogelijk zijn. De patiënt wordt doorgestuurd naar het centrum bijzondere tandheelkunde (CBT).

Het behandelplan wordt aangepast

  • Continueren orthodontische behandeling voor zover mogelijk: orthodontist
  • Intake narcose en zoveel mogelijk angsttraining vooraf: angsttandarts CBT.
  • Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21 onder volledige narcose : parodontoloog/implantoloog + angsttandarts CBT + anesthesioloog
  • Angsttraining afronden: angsttandarts CBT
  • Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Voltooien orthodontische behandeling: orthodontist
  • Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts

Een voorafgemaakt behandelplan vraagt soms meerdere malen om bij te stellen. Onderling overleg is daarom cruciaal tijdens het verloop van de gehele behandeling.

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Trauma bij jonge patiënten

Bij vervanging van voortanden na trauma bij jonge patiënten moet rekening worden gehouden met het feit dat implantaten niet meegroeien met de dentitie van de patiënt. Uitneembare voorzieningen zijn oncomfortabel en adhesieve voorzieningen zijn mogelijk kwetsbaar. Daarnaast is een conventionele brug erg invasief op gaaf tandmateriaal. Een autotransplantatie is een al langer bekende techniek en is bij jonge patiënten een goede optie om een frontelement te vervangen. Een onderzoek waarbij 298 elementen met een endo naar het front zijn getransplanteerd laat zien dat autotransplantaties een hoge survival en succes rate hebben. Er is namelijk maar 0,7% verlies van elementen opgetreden. Autotransplantaties zijn daarom uiterst geschikt als enkeltandsvervanging bij zowel kinderen als volwassenen.

Conclusies

Bij het geven van instructie is het belangrijk om rekening te houden met de leerstijl van de patiënt en het feit dat gedrag veranderen veel tijd kost en terugval vaak voorkomt. Elke behandelaar kijkt met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van die ‘blik’ met de wens van de patiënt is cruciaal voor een succesvol resultaat. Een samenwerking, waarbij meerdere behandelaren en disciplines een rol spelen, kan voor de patiënt veel opleveren.

Prof. dr. Mark Timmerman

Mark Timmerman studeerde in 1984 cum laude af in de tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 2001 op zijn proefschrift, getiteld ‘Prevalence and progression of untreated periodontal disease in a young Indonesian population’. Hij werkte in een algemene praktijk en later als parodontoloog en implantoloog bij diverse centra, waaronder de Paropraktijk Utrecht en sinds 2008 bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen/Horst. Daarnaast werkt hij sinds 2017 als docent Implantologie en Parodontologie bij het Radboudumc Tandheelkunde en is hij sinds 2021 voorzitter van de examencommissie Tandheelkunde. Mark is erkend parodontoloog, NVvP/implantoloog NVOI en per 1 december 2022 benoemd tot bijzonder hoogleraar Parodontologie aan het Radboudumc.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van prof. dr. Mark Timmerman tijdens PARO2024 van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Zirconia klinische casuistiek samengevat 400

Zirconia: klinische casuistiek samengevat

Tandarts-implantoloog Bart Beekmans deelde zijn uitgebreide ervaring met zirconia-implantaten tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI. Hij besprak zowel de voordelen als de beperkingen. Het hoofdthema: zirconia vereist een andere benadering dan titanium en biedt unieke mogelijkheden in de moderne implantologie.

Het ontstaan en de voordelen van zirconia

Zirconia-implantaten zijn sinds hun introductie populair geworden vanwege de volgende eigenschappen:

  • Esthetiek ; De natuurlijke witte kleur van zirconia maakt het ideaal voor esthetische zones, vooral in het front. Het materiaal voorkomt het grijze doorschijnen dat bij titanium kan optreden.
  • Minder peri-implantitis; Zirconia vertoont minder plaque-adhesie en draagt daardoor bij aan gezondere peri-implantaire weefsels.
  • Vergevingsgezindheid; Zirconia maskeert fouten beter dan titanium. Zelfs bij beperkte buccale botdekking vertonen patienten vaak geen klinische problemen. Toch blijft zirconia een matertiaal met specifieke eisen en uitdagingen, zoals breukgevoeligheid bij dunne implantaten en hogere kosten

Immediate placement en restauratie

Immediate plaatsing en restauratie worden steeds vaker toegepast, mede dankzij verbeterde materialen en technieken. Zirconia blijkt hiervoor bijzonder geschikt, omdat het risico op verticaal gingivaverlies kleiner is dan bij titanium. Dit maakt zirconia aantrekkelijk voor gebruik in de esthetische zone. Beekmans benadrukt dat patiënten vaak hoge eisen stellen aan comfort en esthetiek. Ze willen:

  • Zo min mogelijk behandelingen en pijn.
  • Direct een mooie en functionele restauratie.
  • Korte behandeltrajecten.

Zirconia-implantaten spelen hierop in door direct na plaatsing een noodkroon te ondersteunen, mits de primaire stabiliteit toereikend is. Dit vraagt echter om zorgvuldige planning en een aangepaste techniek.

Technische aspecten en uitdagingen

Planning en plaatsing

Het belang moet onderstreept worden van een goede planning met CBCT-scans en het gebruik van een surgical guide. De alveole moet intact zijn, en het verwijderen van een wortel in het front wordt als een van de grootste uitdagingen gezien. Bij implantatie is het extra belangrijk om fouten bij de eerste boor te voorkomen. Hier is het gebruik van de surgical guide dus het meest geadviseerd.

Soft tissue level en emergence profile

Zirconia-implantaten worden vaak op soft tissue level geplaatst. Een breed implantaat helpt om het tandvlees te ondersteunen en black triangles (tandvleesdip) te voorkomen. Een minimum van 5 mm breedte aan voor centrale bovenincisieven wordt aangeraden. Je kan voor een breder implantaat compenseren door iets dieper te plaatsen. Hiervoor zou je echter ook dieper moeten prepareren. weghalen van het cement wordt dan echter een klinische uitdaging. Vandaar dat een diepte van 1mm ideaal is om het retractiedraadje en het cement te kunnen handhaven. Approximaal is dat wel een uitdaging, vooral als je mooie hoge papillen hebt. Er moet een goede afweging gemaakt worden tussen deze factoren.

Breekrisico en belasting

Zirconia-implantaten hebben een grotere gevoeligheid voor breuk dan titanium, vooral bij smalle diameters. Aangetoond is dat de diameter van een implantaat bepalend is voor de belastbaarheid. Grotere implantaten bieden meer sterkte, maar vereisen aangepaste technieken om schade te voorkomen. Beekmans pleit voor botcompressie en een torque van minimaal 45 Newton, wat hij toepast bij zijn zirconia-implantaten.

Materiaalkeuze en flexibiliteit

Zirconia kan simpelweg titanium niet vervangen. De materialen hebben andere spelregels:

– Zachtere kronen

Bij zirconia-implantaten is het vaak beter om een kroon van een zachter materiaal te kiezen om schade door occlusale krachten te minimaliseren.

– Geen directe kopie van titanium-technieken

Zirconia vereist een aanpassing van traditionele technieken. Beekmans gebruikt bijvoorbeeld geen impregnatievloeistof en benadrukt dat preparaties anders uitgevoerd moeten worden.

Klinische casus: een blik op 20 jaar zirconia

In een casus deelde Beekmans zijn ervaring met een 6,5 mm zirconia-implantaat dat hij twintig jaar geleden plaatste. Ondanks technische fouten en een gebrek aan buccale botdekking, blijft het implantaat tot op heden goed functioneren. Dit alles terwijl vergelijkbare fouten bij titanium implantaten vaak andere resultaten tonen. Dit illustreert de vergevingsgezindheid van zirconia als materiaal.

Conclusie

Zirconia-implantaten zijn een krachtige aanvulling op de tandheelkundige praktijk, vooral in esthetische zones. Het materiaal biedt voordelen zoals verbeterde esthetiek, minder gingivaverlies en een betere weefselintegratie. Tegelijkertijd vereist zirconia een andere aanpak dan titanium. Beekmans moedigt tandartsen aan om te leren werken met de unieke eigenschappen van zirconia en gebruik te maken van geavanceerde technieken zoals CBCT-scans en surgical guides.

Afsluiting

Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een evolutie in de implantologie. Ze vragen om expertise en zorgvuldigheid, maar belonen tandartsen en patiënten met esthetische en functionele resultaten die de tijd kunnen doorstaan.

Bart Beekmans, tandarts, implantoloog, afgestudeerd in 1985 aan de Universiteit van Amsterdam. Oprichter en nu mede-eigenaar van het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde. Naast zijn werk in de praktijk geeft hij lezingen en cursussen zowel nationaal als internationaal. Hij is oprichter en mede-eigenaar van White Implants Development Corp. Dit bedrijf ontwikkelde een innovatief zirconia implantaat systeem voor de esthetische zone. Sinds 2013 is hij voorzitter van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry. 

Verslag van de lezing van Bart Beekmans, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Thema A-Z
restaureren - kapotte tand

Trauma, een ervaring of een traumatische ervaring?

Dento Alveolair trauma is goed onderzocht en goed te behandelen. Het vereist een protocollaire aanpak en goede logistieke organisatie in de praktijk. Trauma komt altijd ongelegen, maar is altijd vervelender voor de patiënt dan voor de zorgverlener. Militair tandarts Bart van den Heuvel vertelde in zijn lezing voor de NWVT over intake, diagnostiek, behandeling en follow-up van trauma.

Vraagstukken

– Hoe richt je je praktijk in voor trauma?

– Welke verschillende vormen van trauma onderscheiden we?

– Hoe doe je een trauma intake?

– Hoe behandel je traumata?

– Wat doe ik aan follow up?

Er is veel onderzoek gedaan naar traumata. Hierdoor worden er op internationaal niveau geen wereld revolutionaire resultaten meer uitgebracht in trauma. Kortweg omdat het grootste deel al is onderzocht. Een belangrijke naam in de traumata is Prof. Jens O. Andreasen uit Denemarken.

Volgens van den Heuvel is trauma een logistiek probleem in de tandheelkundige praktijk.
Je hebt te maken met 3 hoofdstromingen:

  • Intake
  • Behandeling
  • Follow up

Advies bij trauma/fracturen

  • Zorg dat je een stappenplan hebt en laat je niet verassen op het moment dat een patiënt met trauma binnenkomt. Het loopt vaak anders dan je denkt, waardoor improvisatie nodig is en regelmatig wordt afgeweken van de richtlijnen.
  • Zorg dat er een checklist is voor de receptie als een patiënt met trauma belt.
  • Zorg ervoor dat je de richtlijn trauma van KNMT beschikbaar hebt in de praktijk.

Bij binnenkomst van een trauma

  • Creëer rust
  • Zorg dat de agenda wordt aangepast. Laat de patiënt niet wachten en maak de behandelkamer zo snel mogelijk vrij.
  • Zorg voor veiligheid en kalmte en straal dit uit naar de patiënt. Vaak is de patiënt in paniek na een trauma.

Diagnostiek

  • Kijk naar het centrale zenuwstelsel.
    – Zodra de patiënt neurologisch niet in orde is, dan stop je en stuur je patiënt door naar de huisarts of eerste hulp.
    – Als geen neurologisch probleem is, dan kan de behandeling gestart worden.
  • Kijk of er extra orale beschadigingen zijn.
  • Vraag Tetanus profylaxe uit.
  • Eerst veiligstellen. Behandel niet meer dan strikt noodzakelijk. Probeer eerste hulp te bieden en daarna vervolgbehandeling te plannen voor ander moment. Schat hierbij in wat patiënt aankan in eerste instantie.

Laat de patiënt geen uitgebreide vragenlijsten van tevoren invullen. Het is beter om dit achteraf te doen. Vraag vooraf alleen naar de ‘bare essentials’. Dit is vaak prettiger voor de patiënt.

Intra oraal

Doe alle standaard testjes bij patiënt (palpatie, mobiliteit, percussie, sensibiliteit, pocketdiepte).
Pak het element tussen vingers en voel voor mobiliteit. Start niet met percussie.

Recall schema voor trauma:
1 week
3 week
6 weken
3 maanden
1 jaar
2 jaar

Diagnostiek

Stap 1:

Zorg dat je lichtfoto’s maakt met een camera of smartphone. Dit is vaak belangrijk voor verzekeraars.

Stap 2:

Klinisch onderzoek

  • Extra orale wonden en palperen van botranden
  • Wonden aan orale mucosa/gingiva
  • Kroonfracturen, pulpa expositie, kleurveranderingen
  • Verplaatsing van elementen
  • Occlusiestoornissen
  • Mobiliteit van tanden en/of processus alveolaris
  • Percussie pijn en percussiegeluid
  • Reactie op sensibiliteitstest

Röntgenonderzoek

  • Parallelle techniek en foto’s uit meerdere richtingen
  • Cone Beam CT > klein volume

Weken delen letsel- prevalentie

  • 1/3 van dentaal trauma komt eerst bij de tandarts
  • >1/2 van dentaal trauma komt eerst bij EHBO

Weke delen letsel soorten

  • Contusie
  • Abrasie
  • Laceratie: Als er weefsels ontbreken (delen van elementen) zorg dan dat de lip wordt gecontroleerd op losse fragmenten.  Gebruik 25% van de normale belichtingstijd voor deze röntgenfoto’s.

Behandeling weke delen

  • Lokaal anesthesie
  • Reinigen
  • Wondtoilet
  • Hemostase
  • Sluiten van de wond
  • Nazorg

Avulsie (weefselverslies)

Wie behandelt weke delen letsel?

  • Bekwaamheid maakt bevoegd
  • Afhankelijk van uitgebreidheid letsel
  • Plastisch chirurg vooral bij weefselverlies

Klinisch onderzoek vanuit buiten naar binnen en behandelen van binnen naar buiten.

Belangrijk om te oefenen, trainen

  • Wanneer zorg slecht planbaar is.
  • Wanneer zorg sporadisch voorkomt.
  • Wanneer de initiële behandeling van groot belang is voor de uitkomst.
  • Wanneer protocollair werken essentieel is.
  • Test je systeem en maakt zwakker plekken zichtbaar.
  • Raak niet gestrest en bewaar de rust.

‘No battle plan survives the first contact with the enemy’.

Melkdentitie en trauma

  • Vaak is extractie de uitgewezen behandeling.
  • De meest kritieke variant van trauma is intrusie omdat het de permanente tand kan beschadigen.

Protocol kroon-, kroon-wortel- en wortelfracturen

  • Bij een gecompliceerde kroonfractuur is extractie de aangewezen therapie. Bij coöperatieve jonge patiënten (met melk- of wisseldentitie) kan een pulpa-overkapping worden overwogen.
  • Bij een ongecompliceerde kroonfractuur wordt volstaan met het afronden van scherpe randen en het afdekken van de dentine omdat hierdoor pijnklachten en pulpa-irritatie worden vermeden.
  • Bij een pulpa-expositie lijkt extractie de aangewezen behandeling. Bij jonge patiënten kan een pulpa overkapping worden overwogen.
  • Bij een kroon-wortelfractuur is extractie de aangewezen therapie.
  • Bij een wortelfractuur kan repositie van het coronale breukstuk plaatsvinden.
  • Röntgencontrole volgt bij de eerstkomende periodieke controle. Als pulpa necrose optreedt kan het coronale breukstuk worden geëxtraheerd. Bij een fractuur in het cervicale derde deel is extractie meestal de aangewezen therapie.

Bij kinderen en trauma moet je altijd denken aan mishandelingen.

Volwassenen

  • Infracties
  • Glazuurfractuur
  • Glazuur-dentine fractuur
  • Gecompliceerde glazuur-dentine fractuur

Behandeling:

  • Bij kleine expositie die kort bestaan als het minder dan 48u (absolute max): Pulpa-overkapping
  • Bij grote exposities die langer bestaan: Partiële pulpotomie

Prognose

Bij ongecompliceerde fracturen:

  • Nauwelijks complicaties
  • Pulpa necrose 0-6%
  • Overleving element vrijwel 100%

Bij gecompliceerde fracturen:

  • Afhankelijk van duur expositie en gekozen behandeling/materiaal
  • Pulpa necrose 5-20%
  • Overleving element vrijwel 100%

4 manieren van genezen (Prof J. Andreasen, traumatic injuries teeth)

  • Genezen met hard tandweefsel
  • Gescheiden coronaal en apicaal deel met parodontaal ligament ertussen
  • Gescheiden coronaal en apicaal deel met bot ertussen
  • Eigenlijk geen genezing maar een coronaal deel met apicaal proces

Leerdoelen: hoe richt ik mijn praktijk in op trauma?

  • Welke verschillende vormen van trauma onderscheiden we?
  • Trauma intake en onderzoek hoe doe ik dat?
  • Hoe behandel ik diverse traumata?
  • Wat doe ik aan follow up?

Take home message: Wees voorbereid op trauma en laat je niet verrassen.

Kapitein ter zee tandarts Bart van den Heuvel studeerde tandheelkunde aan het ACTA (afgestudeerd 1993), waarna hij zijn dienstplicht vervulde als officier tandarts toegevoegd aan de Groep Operationele Eenheden Mariniers in Doorn. Na zijn dienstplicht volgde hij de opleiding tot tandarts-endodontoloog aan het ACTA, waarna hij “per ongeluk” terugkeerde bij de Koninklijke Marine. Hij was achtereenvolgend Hoofd Tandheelkundige Dienst Den Helder, Hoofd Tandheelkundige Dienst Zeemacht, Projectleider Reorganisatie Tandheelkundige Diensten Defensie en de eerste Commandant van de Defensie Tandheelkundige Dienst. Sinds 2020 vervult hij de functie van Hoofd Geneeskundige en Personele Zorg bij het Commando Zeestrijdkrachten. In die functie is hij verantwoordelijk voor alle operationele gezondheidszorg van de vloot en de mariniers. Bart werd gedurende zijn militaire carrière vier maal uitgezonden. Naar Erithrea (2001), tweemaal naar Thailand (2005) en in 2022 als militair adviseur voor de Peshmerga strijdkrachten naar de Koerdische regio van Irak. 

Verslag voor dentalinfo.nl door Nika van Koolwijk, tandarts, van de lezing van Bart van den Heuvel tijdens de cursus Trauma van de NWVT.

Lees meer over: Congresverslagen, Restaureren, Thema A-Z

De maatschappelijke waarde van topsport

In december werd voor de eerste keer het kennisevent “Maatschappelijke waarde van topsport’ gehouden. Jolanda Gortzak, mondhygiënist en onderzoeker met passie en specialisatie gericht op (top)sport, was hierbij aanwezig. Zo’n 200 deelnemers uit onderzoek, beleid, praktijk en bedrijfsleven deelden hun kennis en ervaringen. Lees haar verslag waarbij zij helaas moet concluderen: “het is teleurstellend om te ervaren dat de tandheelkunde binnen de topsport nog een lange weg te gaan heeft.”

Wat zijn de waarden van topsport?

Topsport heeft veel impact op tal van plekken in de samenleving. Hoe kunnen we die impact verder vergroten? Het antwoord op deze vraag is te vinden in wetenschappelijk onderzoek én kennis uit de praktijk, aldus Jarno Hilhorst, senior programmamanager bij het cluster Sport en Bewegen van ZonMw.

Het event opent gezamenlijk in de grote zaal met een opzwepend filmpje van de mooiste sportprestaties van de afgelopen zomer. Het filmpje onderstreept de boodschap van André Cats, Directeur Topsport van NOC*NSF dat onze medaillewinnaars Nederland inspireren met de kracht van topsport. Hij geeft aan dat topsport eigenlijk vrij simpel is: je moet proberen de beste van de wereld te worden. Als het op presteren aankomt, ligt de lat hoog en willen we tot de 10 beste landen ter wereld behoren. De focus op presteren is belangrijk. Maar als het gaat om de maatschappelijke waarde van topsport, moet je het daar niet bij laten, aldus Cats. Daarom kent de topsportstrategie van NOC*NSF naast presteren nog twee andere kernbegrippen: inspireren en verrijken. Een mooi voorbeeld is basketballer Worthy de Jong, die Nederland in de laatste seconde Olympisch goud bezorgde en clinics is gaan geven in de Bijlmer. Zo inspireert én verrijkt hij de samenleving.

Uitwisselen over de maatschappelijke waarde van topsport

Topsport vertegenwoordigt een grote maatschappelijke waarde. Het heeft bijvoorbeeld een positieve invloed op de economie, innovatie, gezondheid, sociale cohesie en nationale trots. Via topsport kun je kennis uit onderzoek en praktijk met elkaar delen, trends en ontwikkelingen verkennen en zoeken naar verbinding tussen mensen en organisaties. Ook dient topsport als platform voor bijvoorbeeld vitaliteit, inclusie en duurzaamheid. Zie filmpje: https://youtu.be/fa_KBoPL5X8?si=fqeKE2sHpadtBraA

Binnen dit kennisevent was er de mogelijkheid om verschillende workshops bij te wonen. Bij de aanmelding van het kennisevent moest je aangeven welke twee workshops je wilde bijwonen. Jolanda koos voor de workshops: ’Kansen van topsport voor sociale activering’ en ‘Stad en regio benutten topsport als platform: van onderzoek theorie naar praktijk’.

Kansen van topsport voor sociale activering

Topsportevenementen vormen een prachtig podium voor gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Ze bieden kansen voor het sneller bereiken van doelen in domeinen buiten de sport. Dit is tevens de boodschap van de Nationale topsportevenementenstrategie met als belangrijke steunpilaar het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT). Een mooi voorbeeld van maatschappelijke impact is het EK Petanque in Den Bosch (2022), waaraan het eenzaamheidsproject Boules in je Buurt werd gekoppeld. Topsport gaat over beleving, maar met mooie foto’s van een huldiging overtuig je niet per se iedereen buiten de sportsector. Belangrijk is om de maatschappelijke waarde met onderzoek aan te tonen. Dat gebeurt bijvoorbeeld met de Monitor Topsport in Nederland (TiN) en het onderzoeksprogramma van MOVES, een programma van ZonMw. Als je kunt aantonen wat bijvoorbeeld een scholenproject bij een topsportevenement oplevert, laat je direct zien dat de samenleving er óók bij wint.

Er is groeiende aandacht voor de maatschappelijke waarde van topsport. Hoe die maatschappelijke waarde maximaal te benutten is nog niet duidelijk. Daarom is er een praktische aanpak ontwikkeld om hiermee concreet aan de slag te kunnen gaan. Hier kunnen Gemeenten ook een rol spelen. Een mooi initiatief is het WISE-model, een toolkit voor gemeenten en sportorganisaties en sportbonden, maar ook goed te gebruiken voor sponsoren en zelfs individuele topsporters.
Belangrijk zijn vier verschillende hoofdwaarden: Welzijn en gezondheid,
Inclusiviteit en rechtvaardigheid, Duurzaamheid en toekomstgericht en de Economische ontwikkeling.

Stad en regio benutten topsport als platform: van onderzoektheorie naar praktijk”.

Er wordt veel gesproken over de maatschappelijke waarde van topsport. Wat wordt bedoeld met die maatschappelijke waarde? Wat kun je hier als organisatie mee? Wat is theorie of change en of actie? Wat wordt bedoeld met het DNA van de regio?

Met de maatschappelijke waarde wordt bedoeld:
Producten en diensten die door (publieke) organisaties worden geproduceerd, maar ook omvat deze waarde opbrengsten voor diegenen die baat hebben bij deze waarde. (Alford & O’Flynn )

Vanuit de Hogeschool Amsterdam in samenwerking met TeamNL worden de volgende waarden benoemd:

Ontplooiingswaarde

  • Welzijn van topsporters, talenten, ontwikkeling die zij doormaken op sportief, maatschappelijk en persoonlijk gebied.

Inspiratiewaarde

  • De manier waarop en de mate waarin topsport de maatschappij inspireert tot bepaald gedrag.

Belevingswaarde

  • De mate waarin topsport bijdraagt aan een beleving en zorgt voor plezier, passie of teleurstelling.

Verbindende waarde

  • Waarde en verbondenheid met sporthelden en sport(team) als rolmodel.

Economische waarde

  • De bijdrage die sport levert aan de economie.

Sociaal-culturele waarde

  • Waarde voor de cultuur en sociale normen en waarden.

Inzetten

Hoe kun je deze kennis en expertise als organisatie inzetten om de (maatschappelijke) waarde van topsport te vergroten? Dit kan door het in kaart brengen van wat een programma of veranderinitiatief doet en hoe dit ertoe leidt dat de gewenste doelen worden bereikt, (Theory of change). Dit is de eerste keer toegepast door Weiss (1995). Vervolgens ga je kijken wat je gaat gebruiken om de gewenste doelen te bereiken door te kijken naar hoe een programma is ontworpen en opgezet (Theory of action).
Door deze manier van werken is er een beter begrip voor de activiteiten die worden ondernomen (sphere of control) en is er beter zicht op de gebieden waarop je direct invloed kan uitoefenen (sphere of influence) en of veranderingen waarvan je hoopt dat ze plaatsvinden (sphere of concern). Een mooi voorbeeld hiervan is het Brabantsport Fonds Het begon allemaal drie en een half jaar gelden met de droom: een vitaal en verbonden Brabant waar de kracht van topsport bijdraagt aan gezonde en gelukkige Brabanders.

Er is een unieke samenwerking tussen het Brabants bedrijfsleven en de provincie Noord-Brabant gerealiseerd. Gemeenschappelijke doelen en belangen zorgen voor het DNA van de regio. Ook stimuleren en ondersteunen zij maatschappelijke activatieprojecten met een sport- en beweegcomponent. Door middel van 50 projecten hebben zij ruim 23.000 Brabanders in beweging gebracht. Er is altijd een koppeling met topsport.

Afsluiting

De afsluiting van het event was in de grote zaal met een interactief deel en reacties van de nog aanwezigen. Door sportclubs te laten samenwerken met elkaar aan een ecosysteem voor sport en vitaliteit zoals die van Multi-Sportcampus Traiectum worden veel mensen geïnspireerd. Iedere gemeente heeft haar eigen uitdagingen, maar als je sportverenigingen kunt overtuigen dat ze ook op dit soort samenwerking kunnen inzetten, ontstaat er vanzelf een passende vorm. Een opmerking vanuit de zaal is om vraaggericht te gaan denken. Wat wil de sportconsument, hoe bereiken we die en hoe krijgen we hem of haar betrokken met een kanttekening niet al zelf het antwoord in te vullen.

Eind bevinding

Jolanda: “Ik vond het een interessant en leerzaam kennisevent, maar ook een beetje teleurstellend om te ontdekken en ervaren dat de tandheelkunde binnen de topsport nog een lange weg te gaan heeft.”

“Na een gesprek met André Cats van NOC*NSF blijkt dat tandheelkunde nog steeds gezien wordt als een kleine aparte niche binnen de topsport en dat daar niet direct de eerste prioriteiten liggen. Dit ondanks dat topsport een steeds belangrijkere rol wil spelen binnen maatschappelijke waarde(n) in de maatschappij zoals die van welzijn en gezondheid.”

Het belang van een optimale mondgezondheid en de relatie met de algehele gezondheid en het welzijn wordt nog steeds onderschat. Wellicht een signaal aan onze beroepsgroep om “out of te box” te gaan denken en een strategie te bedenken hoe wij deze twee werelden met ieder hun eigen belangen toch in balans kunnen brengen.

Door:
Jolanda Gortzak, mondhygiënist en eigenaar van Oral-Vision, info@oral-vision.nl

Jolanda-Gortzak mondhygiënist

Lees meer artikelen van Jolanda Gortzak

Lees meer artikelen over Sporttandheelkunde

Lees meer over: Congresverslagen, Sporttandheelkunde
Uitblinkers

Uitblinkers-project: verbeteren van poetsgedrag van jonge kinderen

Het Uitblinkers-project van ACTA/HU heeft als doel het verbeteren van het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar. ‘Uitblinkers’ is een gesprekstechniek waarbij wordt geprobeerd om het poetsgedrag van 2-jarige kinderen tot 10-jarige kinderen te verbeteren, kijkend naar de opvoeding van de ouders.

De gesprekken bestaan uit 2 delen: eerst wordt met de ouders gesproken over de hobbels die ze ervaren bij het tandenpoetsen van hun kinderen. Daarna wordt samen met de ouders gekeken naar manieren om ervoor te zorgen dat het alsnog lukt, door opvoedingkundige leerprincipes toe te passen, zoals consequent en positief opvoeden en het inbouwen van gewoontes. Behandelaars krijgen daarvoor een toolkit met kaarten en een script ter ondersteuning van de gesprekstechnieken.

ACTA onderzoekt met dit project, samen met de Hogeschool Utrecht (HU), of het Uitblinkers-project effect heeft op het verbeteren van het poetsgedrag van de kinderen op de lange termijn en wordt ‘Uitblinkers’ zo aangepast dat het ook kan helpen bij het verbeteren van voedingspatronen. Ook wordt onderzocht of deze methode in de mondzorgpraktijk kan worden toegepast.

Het project is in 2017 ontwikkeled door een groep van deskundigen in de kindtandheelkunde, Public Health, ontwikkelingspsychologie en gedragstherapie. Het project geeft aandacht aan de toenemende ongelijkheid in mondgezondheid van Nederlandse kinderen en dan met name van kinderen uit de lage sociaaleconomische posities.

Het project startte in 2024 en loopt tot 1 januari 2026. De betrokken onderzoekers zijn: bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg Katarina Jerkovic (ACTA/HU), universitair hoofddocent Denise Duijster (ACTA) en onderzoeker Maddelon de Jong-Lenters (ACTA), hoogleraar Monitoring Mondgezondheid en Preventie Monique van der Veen (ACTA/InHolland) en promovendi Pomme van Maarschalkerweerd (ACTA) en Denise Leusink (HU).

Lees ook:

Uitblinkers training, 11 april 2025

Interview met Maddelon de Jong-Lenters over de Uitblinkers-interventie

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Bij een evaluatie of herbeoordeling, wordt er – naast de huidige diagnose – gekeken naar het vervolg. Wat wordt de strategie? Daarbij heb je zelf een aantal mogelijkheden, maar ben je soms ook afhankelijk van anderen. Ga je door op de ingeslagen weg? Ga je voor een herbehandeling? Of verwijs je voor een flap? Of moeten er dan maar elementen uit? En zijn implantaten dan een oplossing? Verslag van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes (parodontoloog) en Kina Timmer-Tjakkes (mondhygiënist) tijdens het NVM-congres.

Geerten-Has Tjakkes en zijn vrouw Kina Timmer-Tjakkes, mondhygiënist, hebben een eigen paropraktijk met ong. 6.000 patiënten. Zij deelden hoe ze samenwerken en hun beste tips. Alvorens te gaan naar de mogelijkheden na de evaluatie werd ook nog teruggekeken naar de fases ervoor.

Er werd er uitgelegd dat er twee scenario’s vanuit PPS mogelijk zijn, te weten:

  • Paropreventietraject
  • Parotraject

Puzzelstukjes bij elkaar leggen

Pas na een goede parostatus en goede röntgenopnames kan je een goede diagnose en prognose gaan stellen. Het parodontale stuk leg je tegen het verdere tandheelkundige stuk aan. Pas als de puzzelstukjes tegen elkaar zijn gelegd, kan je een behandelplan opmaken.

Endo’s, oclussie/articulatie

Zijn er endodontische problemen, knarst iemand, zijn er standsveranderingen? Kan je dit zelf oplossen of heb je nog iemand nodig hierbij? Pockets vergen een brede blik en overleg dus ook met de tandarts of een parodontoloog

Extraheren

Haal eruit wat kansloos is. Niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk. Dus verwijder de elementen die echt niet goed meer zijn en waar het ook niet goed meer bij komt. Maar blijf wel nadenken. Wat zijn de consequenties voor de belasting, voor de esthetiek en voor het functioneren. Wel geldt: hoe meer elementen je verwijdert, hoe voorspelbaarder je resultaat.

Wees voorspelbaar

Mocht je zelf voor de situatie staan dat je twijfels hebt of het bij de evaluatie er echt goed uit zal komen te zien, kondig dit dan van tevoren aan. Dit scheelt je heel veel gedoe als je eenmaal die evaluatie gaat doen. Je zal zien dat verwijzen dan soepeler verloopt.

Wat de doen bij irreële wensen?

Als jouw doel niet overeenkomt met het doel van de patiënt, besluit dan samen om niet verder te gaan. Als je op je klompen al aanvoelt dat het drama gaat worden, neem dan afscheid van elkaar. Een patiënt kan een verwachting hebben die niet reëel is. Ga daar dan niet in mee. Dat is niet alleen voor jezelf goed, maar ook voor je team en voor deze patiënt zelf.

Verwijzen naar de parodontoloog

Dit geldt zeker als stadium 4 is bereikt en je geacht wordt op het multidisciplinair aan te pakken of in elk geval te bespreken. Houd ook rekening met de progressie van de parodontitis. Snel ontwikkelende parodontitis is ingewikkelder om te behandelen dan diepe pockets met flink veel tandsteen die zich traag hebben ontwikkeld. Dus de pocketdiepte is niet zo zeer bepalend maar de vatbaarheid van deze paropatiënt. Vraag je telkens af of jij de juiste behandelaar bent of dat je beter kunt verwijzen naar de parodontoloog. Bedenk ook hoeveel tijd jij hebt versus de parodontoloog.

Voel je je simpelweg niet senang om het paro-traject zelf uit te voeren dan verwijs je ook naar de parodontoloog.

Anesthesie

Tjakkes en Timmer vinden dat we onder anesthesie moeten behandelen. Je houdt je anders automatisch toch in als je niet verdooft. Je wil juist bij die moeilijke pockets komen.

Waar is een evaluatiestatus voor bedoeld?

Vervolgens werd de definitie van de evaluatiestatus uitgelegd. Dit is een meetmoment waarbij je wilt weten wat het resultaat van de paro-behandeling tot nu toe is. Van tevoren zal je moeten communiceren over wat het doel is. Dat bepaalt of je tevreden kan zijn met het resultaat wat van de evaluatiestatus te lezen is. We werken naar ondiepe pockets toe die niet bloeden en die door de patiënt zelf goed te onderhouden zijn.

Goede vragen aan de patiënt

Een tip is om tussen de recalls aan jouw patiënt te vragen: “Waar werken we nu eigenlijk aan?” Patiënten verliezen namelijk soms uit het oog waar we mee bezig zijn (wat de zorgdoelen zijn) en verliezen zodoende hun motivatie. Dus blijf dit actief vragen zodat het doel op het netvlies blijft.

De ervaring en motivatie van de patiënt moet eerst echt goed aan het woord komen. Stel vragen als:

  • “ Wat zijn de ervaringen tot nu toe?”
  • “Hoe staat u op het moment in het leven?”
  • “Hoe vindt u het?”

Dus vraag eerst hoe het echt met de patiënt is voordat je vragen over de zelfzorg stelt. Zo kan je namelijk de zaken in het juiste perspectief zetten. Bovendien voelt je patiënt zich dan gehoord.

De effectiviteit en kwaliteit van zelfzorg

Is iemand een beetje handig geworden in de loop van de tijd om de plak te verwijderen op de moeilijke plaatsen? Is er plak en bloedingsreductie? Is er reductie van de pocketdieptes? Hoe ziet het eruit? Een goede strakke col rondom de tanden en kiezen? Dit laatste heeft namelijk effect op het aanhechtingsniveau, zowel in winst en verlies. Heeft dit effect op de mobiliteit?

Kritisch op jezelf

En wees kritisch op jezelf. Zijn de oppervlakten mooi glad geworden? Je kunt veel wensen van de patiënt maar als er omstandigheden zijn waardoor de oppervlakken ruw blijven, dan moet je dit ook vertalen naar het resultaat.

Breng alle risicofactoren in kaart

Is er sprake van scheiding, overlijden, ziekte, zijn er andere risico’s? Er zijn heel veel risicofactoren die je resultaat kunnen beïnvloeden. Verzamel alles, interpreteer, integreer. Dan volgt de helikopterview en vraag je af wat zou je hiermee zou willen. De evaluatiestatus is dus geen invuloefening! Je zal een nieuwe diagnose moeten stellen en daaraan een vervolgbehandeling koppelen.

Termijnen

Er zijn bepaalde termijnen waarop we evalueren. Deze termijn zal je ook mee moeten nemen in je gedachtes, want ook dit kan een effect hebben. Soms worden er zelfs 2 of 4 weken genoemd als termijn. Je kunt je voorstellen dat als je vroeg evalueert dat er dan een onderschatting ontstaat van je daadwerkelijke behandeleffect. Pas na drie maanden is er gemiddeld 80% van je therapie effect. Dus je moet de natuur wel de tijd geven om te herstellen. Lang wachten heeft natuurlijk het tegenovergestelde effect. Soms is er na twee jaar nog meer verbetering. Dit is zeker bekend van chirurgie ondersteund met antibiotica.

Dus don’t jump to fast in to conclusions.

Kleuren maar

Je moet ook disclosen. We leggen uit dat we het belangrijk vinden om te zien hoe het wordt onderhouden en dat we dat inzichtelijk maken door te kleuren en het zo ook kunnen volgen. Het is namelijk niet te zien met het blote oog. Is het beeld dat de patiënt heeft overeenkomstig met de werkelijkheid? En hoe komt dat? Hoe zit het met de motoriek en de techniek tijdens het poetsen? Dit stuur je dan eenvoudig bij als de patiënt zelf ziet dat het nodig is.

Soms antibioticakuur

Het hebben van restpockets wil niet zeggen dat het geen goed resultaat is. Je hebt waarschijnlijk fantastisch werk gedaan maar is het gewoon een moeilijke paro-mond. Je hebt op dat moment gewoon goed voorwerk voor de parodontoloog gedaan. Restpockets van 6 mm of meer zijn een indicatie om te verwijzen of je gaat de niet-chirurgische fase verlengen, al dan niet met antibiotica. Er is namelijk een groot risico dat deze elementen na een aantal jaar verloren gaan. Je parotherapie is simpelweg nog niet compleet.

To flap or not to flap?

Timmer wijst erop dat je niet meteen moet gaan flappen als het na 15 jaar bijvoorbeeld achteruit loopt. Ga eerst weer na hoe het zo komt. Het kan zijn dat als je opnieuw investeert in instructies en motivatie chirurgie niet nodig is of minder nodig. Een parodontoloog kan natuurlijk meer dan alleen flappen. Denk ook aan reconstructie van het bot, aan een hemisectie en beter bereikbaar maken van furcaties voor de rager. Maar soms kan chirurgie niet meer of is niet verstandig. Bijvoorbeeld bij mensen die echt al oud zijn en/of polyfarmacie speelt.

Implantologie?

Implantologie? Think again…parodontitis valt er niet uit te trekken dus het hele proces begint dan weer helemaal overnieuw.

Geerten-Has Tjakkes studeerde Tandheelkunde in Groningen (2002). Tijdens zijn studie ontmoette hij Kina. Hij is gepromoveerd bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG, 2010). Hij volgde de post-initiële opleiding Parodontolgie en Implantologie aan het Academisch Centrum voor [20] Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM, 2011). In 2015 richten hij en Kina de verwijspraktijk De Parodontoloog in Groningen op. Hij is tevens verbonden aan het CTM, alwaar hij voorzitter is van de expertisegroep Parodontologie, en werkzaam is als docent (theorie en klinisch) en onderzoeker.

Kina Timmer-Tjakkes studeerde Mondhygiëne aan de Hanze Hoogeschool (2003). Hier ontmoete zij Geerten-Has. Ze werkte o.a. op de afdeling Orthodontie van het UMCG, een perifere mondhygiëne-praktijk en in de ParoPraktijk Groningen. In 2015 startte ze samen met Geerten-Has De Parodontoloog waar zij werkzaam is als mondhygiënist en praktijkmanager.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes en Kina Timmer tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Richtlijn

Uitnodiging landelijke commentaarronde JGZ-richtlijn Mondzorg

Er is een nieuwe richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg: de JGZ-richtlijn Mondzorg. Het is belangrijk dat die goed aansluit op de JGZ-praktijk!
Het NCJ en TNO nodigen je daarom uit om feedback te geven op het concept van deze richtlijn. Dit kan tot en met 12 februari a.s.

Hoe geef je commentaar?

De concept richtlijn staat in een beschermde omgeving van de richtlijnen website. Via www.feedback.jgzrichtlijnen.nl kun je je registreren. Als je een account hebt aangemaakt, krijg je toegang tot de richtlijn.
Via dit digitale commentaarformulieren kun je feedback geven. Je vindt deze hieronder en op de introductiepagina. De richtlijnontwikkelaar is vooral benieuwd naar:
• Is de richtlijntekst voldoende concreet en helder?
• Is de richtlijn praktisch uitvoerbaar?
• Staan er onjuistheden in de tekst?

Stuur per module het digitale commentaarformulier uiterlijk 12 februari terug volgens de instructies op het formulier.

Commentaarformulieren:

Kennismodule
Preventie
Samenwerken

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Zirconia implantaten hebben een wisselvallige staat van dienst opgebouwd toen de techniek nog in de kinderschoenen stond. Inmiddels is er genoeg literatuur om voorzichtig te kunnen stellen dat zirconia vergelijkbare succespercentages heeft als titanium. Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk tijdens het symposium Société Céramique.

De chemische en fysische eigenschappen van zirconia

Zirconia (ZrO₂), ontstaan door oxidatie van zirkonium en transformeert daarbij van een amorfe naar een kristallijne structuur met een repeterend kristalrooster dat elektronenmobiliteit blokkeert. Dit maakt het een traag reactieve stof (chemisch inert). Deze structuur biedt unieke voordelen, zoals zeer hoge stijfheid en hardheid. Het heeft ook nadelen, zoals een lagere buigsterkte (in vergelijking met titanium). Zirconia komt in 3 varianten van kristalroosters voor (iso-morfisme), afhankelijk van de omgevingstemperatuur. De tetragonale fase is het kristalrooster waarin het goed bruikbaar is als implantaatmateriaal. Bij kamertemperatuur komt het in de monokliene fase.

Fig 1: Kristalstructuren van ZrO₂: a kubisch, b tetragonaal en c monoklien. Rode en blauwe bollen corresponderen respectievelijk met zuurstof- en zirkoniumatomen

Bij beschadiging treedt een bijzonder mechanisme op: een transformatie naar de monokliene fase, waarbij de hierbij optredende volumetoename kleine scheurtjes spontaan opvult (zelf reparerende eigenschap). Het micromechanisch verruwen van het oppervlak door etsen of zandstralen, nodig voor een goede osseointegratie, veroorzaakt een zelfde proces van kleine beschadigingen over het gehele oppervlak, waarbij dit sterker wordt door het optreden van de geringe uniforme volumetoename (transformation toughening ). Dit draagt bij aan de breukweerstand. Daarentegen brengt spontane biodegradatie (transformatie naar de monokliene fase) nadelen met zich mee, zoals oppervlakteporositeiten. Deze porositeiten verzwakken het materiaal en dragen in lichte mate bij aan verkleuringen en plaque-adhesie. Door yttrium toe te voegen, wordt zirconia gestabiliseerd in de tetragonale fase, hetgeen essentieel is voor het behoud op de lange termijn van de sterkte en duurzaamheid.

Ontwikkeling en innovatie

Sinds de marktintroductie in 2004 hebben zirconia-implantaten een turbulente ontwikkeling doorgemaakt. De eerste generatie, bestaande uit one-piece systemen, kende problemen, zoals de genoemde spontane fase degradatie en biologische degradatie. In 2012 is zirconia opnieuw geïntroduceerd, met verbeterde eigenschappen dankzij stabilisatoren en geavanceerde nabewerkingen zoals oppervlakteruwing met een optimale SA-waarde. De huidige generatie biedt potentieel superieure eigenschappen vergeleken met titanium, hoewel de ontwikkeling van titanium (gedurende de afgelopen 45 jaar) ver voorloopt op de 12 jaar ontwikkeling die zirconia heeft doorlopen.

Prothetische mogelijkheden

Bij zirconia zijn er diverse opties voor schroeven en abutments. PEEK-carbon schroeven bieden een metaalvrij alternatief, maar beschadigen gemakkelijk in het gebruik. Veel systemen gebruiken titanium abutmentschroeven. Zirconia-schroeven hebben een lagere breuksterkte het voordeel metaalvrij te zijn. Mits toegepast in het juiste connectietype hoeft de breuksterkte van zirconia abutmentschroeven geen probleem te zijn. Healing abutments kunnen worden vervaardigd uit PEEK, zirconia of van bijvoorbeeld composiet bij een customized abutment. Na inslijpen van zirconia is zeer zorgvuldig polijsten cruciaal om spanningspunten te minimaliseren en chipping te voorkomen. Ook de plaats van het schroefgat kan een rol spelen bij deze prothetische complicatie.

Weke delen integratie

Een belangrijk voordeel van zirconia is de verminderde plaque-adhesie, dankzij het gladde oppervlak. Dit resulteert in betere gingivale microcirculatie, minder infiltraten in de peri-implantaire weefsels en een lagere kans op recessie bij de cervicale botfenestratie. Deze eigenschappen maken zirconia aantrekkelijk voor esthetische zones.

Complicaties en risico’s

Hoewel titanium en zirconia vrijwel dezelfde biologische spelregels volgen, zoals osseointegratie en immuunreacties, zijn er verschillen in fysische eigenschappen. Bio-tribocorrosie, een fenomeen waarbij door corroderen aan het oppervlak of door wrijving tussen metalen oppervlakken (implantaat-abutment interface) micro- en nanopartikels vrijkomen is mogelijk een proces dat weefselschade kan veroorzaken rond titanium implantaten. Deze minuscule deeltjes veroorzaken met hun vrije radicalen oxidatieve stress en kunnen zo via een aspecifieke immunologische cascade onder andere een verhoogde osteoclastactiviteit induceren. Alhoewel inmiddels in een studie is aangetoond dat ook rond zirconia implantaten soms kleine partikels kunnen voorkomen, is het onduidelijk in hoeverre dit oxidatieve stress en weefselschade kan veroorzaken. Aangezien in studies werd geconstateerd dat zirconia geen spontane corrosie ontstaat in de loop der tijd en gezien het feit dat het vrijkomen van partikels door wrijving (tussen oppervlak van implantaat en abutment) in het uiterst harde zirconia veel minder aannemelijk is, lijkt het vrijkomen van nanopartikels bij zirconia implantaten in veel geringere mate op te treden.
In ieder geval worden voor verschillende zirconia implantaten vergelijkbare succespercentages als titanium-implantaten gevonden in de meerderheid van de studies (follow-up tussen de 2 en 9 jaar), alhoewel nog lang niet alle implantaatsystemen op deze manier zijn onderzocht. Vooral van de twee-fase systemen ontbreken nog de langetermijn onderzoeksresultaten.

Klinisch voorbeeld

Bij een 54-jarige patiënte met een diasteem regio 16 en een beperkte bothoogte onder de sinus en dunne gingiva, werd gekozen voor een zirconia tweefase implantaat (Z5 Bonelevel). Dit implantaat werd subcrestaal geplaatst met een simultane klassieke sinuslift met een botsubstituut. Na zes maanden werd een full zirconia kroon met een zirconia schroef geplaatst. Deze aanpak respecteerde de wens van de patiënt om met één chirurgische zitting een metaalvrije oplossing te krijgen, zonder aanvullende autologe bot- of weefselgrafts.

Overwegingen bij de implementatie van zirconia

Momenteel is er beperkte evidence voor het specifiek indiceren van zirconia implantaten. De indicatie wordt doorgaans gesteld op basis van de visie van de behandelaar en- of de voorkeur van de patiënt. De patiënt speelt vaak een centrale rol bij de indicatiestelling.

Behandelaren die overwegen om zirconia-implantaten toe te passen, moeten zich eerst afvragen of een 1-fase of 2-fase systeem hun voorkeur geniet. Verder is het belangrijk om de afwijkende spelregels te begrijpen. Dit omvat bijvoorbeeld de subtiele verschillen tussen bonelevel en tissuelevel plaatsing bij verschillende 2-fase implantaten, het omslijpen en cementeren bij de 1-fase optie en een mogelijk veel hogere inkoopprijs. De keuze tussen titanium en zirconia is naast het stellen van de individuele indicatie, vooral ook een kwestie van de positionering binnen de praktijkvoering en de communicatie naar patiënten. Wordt zirconia actief uitgedragen of alleen passief geïndiceerd? Zal het titanium ooit vervangen of krijgt het een sterke positie als alternatieve behandeloptie?

Bij neutrale vraagstelling kiezen patiënten 3,5 keer vaker voor zirconia!

Afsluiting

Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een belangrijke technologische stap in de implantologie. Wouter Kalk benadrukt dat hoewel zirconia veelbelovend is en het duidelijke voordelen lijkt te bieden, het titanium nog niet direct zal vervangen, maar voorlopig eerder complementair is. De voortdurende ontwikkeling van zirconia belooft een veelbelovende toekomst voor metaalvrije oplossingen in tandheelkunde.

Dr. Wouter Kalk heeft (na de studies geneeskunde en tandheelkunde aan de RUG) in 2005 de specialisatie MKA in Groningen afgerond. In 2001 is hij gepromoveerd op het syndroom van Sjögren. Sinds 2005 is hij erkend NVOI-implantoloog. Begin 2006 heeft hij zich gevestigd in het Tjongerschans ziekenhuis te Heerenveen. Vanaf 2010 werkt hij nauw samen met zeer ervaren tandarts-prothetisten in het ‘Centrum Bijzondere Implantologie en reconstructieve tandheelkunde’ te Heerenveen. Hij was betrokken bij het tot stand komen van de richtlijn voor peri-implantaire infecties (ROC KiMo) en bij de implementatie van deze richtlijn. Hij is sinds 2005 medisch adviseur bij de Nederlandse Vereniging voor Sjögren Patiënten (NVSP). Sinds 2019 is hij bestuurslid bij de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI), sinds 2020 is hij (hoofd)redacteur van het NVOI Bulletin en sinds december 2023 voorzitter van de NVOI.

 

Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Thema A-Z
Gamma-delta-T cellen beschermen tegen parodontitis

De uitdagingen bij parodontitis stadium IV patiënten

De EFP-richtlijn voor de behandeling van stadium IV-parodontitis patiënten, ontwikkeld in Spanje, is verschenen in 2022. De Nederlandse richtlijn voor parodontologie is anders dan de Europese richtlijn voor Parodontologie.  Monique Danser, parodontoloog en onderzoeker aan ACTA, vertelde in haar lezing tijdens het NVvP-congres over de belangrijkste uitdagingen bij Parodontitis stadium IV patiënten, zoals het hebben van een onvolledige dentitie, kauwproblemen en gebrekkige esthetiek. De samenwerking met de verschillende tandheelkundige disciplines en een goede samenwerking met de patiënt is hierbij essentieel.

De Nederlandse richtlijn voor Parodontologie

In Nederland is parodontitis onder te verdelen in 4 stadia. Naast deze 4 stadia wordt er gekeken naar de gradering, de mate van progressie op basis van leeftijd en de uitgebreidheid van parodontitis.

  • Stadium 1 = 2 mm botafbraak, 15% botafbraak
  • Stadium 2 = botafbraak tot 1/3e
  • Stadium 3 = botafbraak tot 2/3e deel
  • Stadium 4 = vergevorderde parodontitis, botafbraak tot in het apicale 1/3e deel

De Europese richtlijn voor parodontologie

De nieuwe EFP-richtlijn classificeert parodontitis op basis van de ernst van de afbraak, de uitgebreidheid en de complexiteit van de behandeling zoals pocketdiepte, type botverlies, mobiliteit, furcaties en aantal missende elementen.

Stadium IV van parodontitis wordt beschreven door de nieuwe EFP-richtlijn als vergevorderde parodontitis waarbij meerdere elementen verloren zijn gegaan en waarbij de verwachting is dat er in de toekomst nog meer elementen verloren gaan.

De criteria van de EFP voor stadium III en IV parodontitis

Bij stadium III en IV parodontitis is het klinische aanhechtingsverlies approximaal groter of gelijk aan 5 mm en röntgenologisch is er botverlies tot aan het 2/3e deel van de radix of meer. . Het verschil tussen deze stadia is dat er bij parodontitis stadium IV tenminste 5 elementen verloren zijn gegaan en bij stadium III 4 elementen. Stadium IV parodontitis patiënten zijn hele complexe patiënten om te behandelen met vaak veel botafbraak, verlies van elementen, occlusaal trauma en esthetische gevolgen. Bij parodontitis stadium IV is er de noodzaak om een functionele dentitie in stand te houden of te verkrijgen. . Verder is het een complexe behandeling waarbij meertal disciplines betrokken zijn.

Waarom parodontitis stadium IV behandelen?

De vraag die je kan stellen is waarom je parodontitis stadium IV zou  behandelen omdat er zo een complex herstel nodig is. Een simpelere  optie is ook  extraheren. Dit brengt vele nadelen met zich mee. Wanneer je elementen verliest word je edentaat en hierdoor krijg je verminderd kauwvermogen. Het dieet wordt minder goed, wat leidt tot het eten van meer koolhydraten en slechte vetten en heeft als gevolg een grotere kans op diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten waardoor het ook een impact heeft op de kwaliteit van leven. Deze daalt en de zorgkosten nemen toe.

Stadium IV parodontitis – waarom rehabilitatie?

Patiënten met stadium IV parodontitis hebben een grotere kans  in de toekomst meer elementen te verliezen. Op het moment dat je meerdere elementen verloren hebt door ernstige parodontitis is er kans op pathologische migratie en andere functionele klachten.

Prevalentie van parodontitis

Parodontitis is de meest voorkomende niet overdraagbare ontstekingsziekte. Tussen 1990 en 2019 is er een toename van 8,44% van de vorm ernstige parodontitis door groei van de bevolking en door de toename van het aantal ouderen. In Amerika is 4,5% van de bevolking edentaat en 10,3% heeft geen functionele dentitie, dit houdt in dat er minder dan 19 elementen in de mond aanwezig zijn. Ernstige parodontitis en cariës zijn oorzaak nummer 1 voor het aantal jaren invaliditeit en arbeidsongeschiktheid.

Doelen van de nieuwe EFP-richtlijn voor behandeling van stadium IV patiënten

  • Aanbevelingen geven voor de multidisciplinaire aanpak van stadium 4 parodontitis gebaseerd op evidence
  • Zoveel mogelijk verlies van elementen voorkomen
  • Verbeteren van algemene gezondheid en kwaliteit van leven

4 type patiënten in de richtlijn

  1. Hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma zonder element vervanging
  2. Pathologische migratie van elementen: orthodontie
  3. Partieel edentaat, waarbijt full-arch rehabilitatie nodig is
  4. Partieel edentaat, waarbij heel uitgebreid restauratief werk nodig is: tand of implantaat gedragen constructies

Stadium IV – multidisciplinaire aanpak

De behandeling van stadium IV parodontitis vereist een multicisciplinaire aanpak: voor orthodontie, het aanpassen van occlusie/splinten, rehabilitatie d.m.v. een brug, partiële prothese, implantaat of element gedragen constructies en parodontale nazorg.

Management van parodontale aandoeningen

Indien parodontale aandoeningen succesvol worden behandeld heeft het effect op algeheel welbevinden en de algehele gezondheid van de patiënt. De behandeling is levenslang en een op de patiënt afgestemd preventie- en zorgplan moet gemaakt worden.

De behandeling is opgebouwd uit de volgende vier stappen:

  1. Informeer patiënt over diagnose, prognose en behandelopties incl. lifestyle factoren
  2. Behandel oorzaak van parodontitis d.m.v. initiële parodontale behandeling
  3. Bij complexe gevallen is chirurgie nodig
  4. Nazorg

Prognose stadium IV-parodontitis

Naast de diagnose is ook de prognose belangrijk om door te nemen met de patiënt. Hierbij moet gedacht worden aan de parodontale eindresultaten op korte en lange termijn, de ervaring van de behandelaar, de restauratieve mogelijkheden, de positie in de kaak; 1 element of gehele dentitie, lokale factoren zoals furcaties en anatomische afwijkingen, financiën, compliance van de patiënt en gevoeligheid van de patiënt. Wanneer duidelijk aan de patiënt wordt verteld waarom hij parodontitis heeft , is de patiënt meer compliant.

Prognose geven voor elementen met een goede prognose is makkelijker dan voor elementen met een slechte prognose. Over het algemeen kan er een betrouwbare prognose gegeven worden  voor 5-6 jaar.

Prognose – verlies van elementen

De prognose hangt af van het stadium parodontitis en de graad. Hoe hoger het stadium (stadium I – IV)  hoe groter de kans is op verlies van elementen. Verder is een graad C parodontitis snel progressief en dit leidt ook tot een grotere kans op verlies van elementen. De uitgebreidheid van parodontitis maakt niet uit voor de prognose.

Personalized medicine

De behandeling van parodontitis is voor elke patiënt anders en hangt af van een aantal factoren zoals de gevoeligheid van de patiënt, modificeerbare en niet modificeerbare risicofactoren zoals roken en diabetes, de kans op terugkeren van parodontitis en de noodzaak van complexe rehabilitatie.

Uitgangspunten voor de patiënt voor het behandelen van parodontitis

  • De behandeling moet passen in het zorgdoel en zorgplan
  • De patiënt is gemotiveerd om de behandeling te ondergaan
  • Er zijn geen verhinderde beperkingen fysiek en medisch
  • De behandeling valt binnen de mogelijkheden van de patiënt
  • De patiënt moet het wensen

Conclusie

Een klein aantal patiënten krijgt te maken met verlies van elementen op de lange termijn en regelmatige nazorg is heel belangrijk om tandverlies tegen te gaan, er is niet één beste manier van nazorg. Het behandelen van stadium IV parodontitis is een teambenadering.

Dr. Monique Danser is afgestudeerd in 1988 en is sinds 1989 werkzaam bij de sectie parodontologie van het ACTA. Daarnaast is zij tot 2000 werkzaam geweest in de algemene praktijk. In 1996 promoveerde zij op het proefschrift “The prevalence of periodontal bacteria colonizing the oral mucous membranes”. Verder heeft zij onderzoek gedaan naar de effecten van spoeldranken, tandenborstels en tongpoetsen en heeft zij meerdere publicaties op haar naam staan.
Zij is sinds 2007 parodontoloog erkend door de NVvP en werkzaam in de stafkliniek Parodontologie van het ACTA. Van 2008
2015 is zij hoofd patiëntenzorg van de sectie Parodontologie geweest. Vanaf juli 2015 is zij 2 jaar interim voorzitter van de afdeling orthodontie van ACTA geweest. Na 7 jaar voorzitterschap van de NVvP (Nederlandse Vereniging voor Parodontologie) is zij nu penningmeester van de EFP (European Federation for Periodontology) Verder is zij profieldirecteur van de opleiding tot parodontoloog bij ACTA en van de post HBO parodontologie opleiding voor mondhygiënisten en interim voorzitter sectie Parodontologie van het ACTA. 

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Monique Danser tijdens het NVvP-congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z