Richtlijn voor de (na)zorg bij patiënten met implantaten

Doordat er tegenwoordig meer implantaten geplaatst worden, zal de vraag naar de zorg op dit gebied ook groter worden. De mondhygiënist komt zeker in aanraking met patiënten die al implantaten hebben, implantaten gaan krijgen of hierover informatie wensen. Ook zal de mondhygiënist een belangrijkere rol gaan spelen in de nazorg van implantaatpatiënten.

Als een implantaat met de daarop volgende prothetische voorziening geplaatst is, is het belangrijk dat er een strikt controleregime wordt ingesteld(Balshi,1986; Friedman,1991). De patiënt zal periodiek terug moeten komen voor controle van de peri-implantaire weefsels en van de suprastructuur. Er is echter geen eenduidigheid met betrekking tot de frequentie van deze controle en wat er precies gedaan moet worden tijdens zo’n controle. Ook voor het geven van de mondhygiëne instructie bij implantaatpatiënten is geen duidelijke richtlijn.

In de literatuur is weinig informatie bekend over het voorkomen van periimplantitis. In een systematische review over complicaties bij implantaten, in studies van minstens 5 jaar, varieerde het voorkomen van peri-implantitis van 0% tot 14,4% (Berglundh et al.,2002). Het is heel goed mogelijk dat het voorkomen ervan is gerelateerd aan het aantal jaren dat een implantaat aanwezig is in de mond. Ook is er recent bewijs dat het voorkomen van peri-implantitis hoger kan zijn bij patiënten waarbij implantaten geplaatst zijn ter vervanging van elementen die door chronische parodontitis verloren zijn gegaan(Karoussis et al.,2003).

Daarom is het belangrijk dat er regelmatig controles worden uitgevoerd en dat de instructie voor de patiënt waar nodig wordt aangescherpt. Met deze achtergrond is er behoefte aan een richtlijn betreffende de nazorg van implantaten. Binnen de opleiding mondzorgkunde is hiervoor geen richtlijn beschikbaar.


Download brochure inf-richtlijnontwikkeling.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Richtlijn Mondholte- en Orofarynxcarcinoom

Carcinomen van de mondholte en orofarynx worden in Nederland relatief weinig gediagnosticeerd:
gemiddeld bij 800 patiënten per jaar. In de afgelopen tien jaar is een jaarlijkse stijging van het aantal patiënten van ongeveer 4% waargenomen. Ondanks voorlichting over vroegtijdige ontdekking, worden carcinomen van mondholte en orofarynx in het merendeel van de gevallen pas in een laat stadium behandeld.

De zorg voor patiënten met deze tumoren is in voortdurende ontwikkeling. Op initiatief van de Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT) is in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO een richtlijn ontwikkeld voor de diagnostiek, behandeling, nazorg en follow-up van patiënten met een mondholte- of orofarynxcarcinoom. In deze multidisciplinaire, ‘evidence-based’ richtlijn is tevens rekening gehouden met aspecten van kosteneffectiviteit en zijn indicatoren vastgesteld die het mogelijk maken de mate van implementatie van de richtlijn te meten. De ontwikkeling van de richtlijn is mede
gesteund door het programma ‘Ontwikkelen en implementeren van medisch specialistische richtlijnen’ van de Orde van Medisch Specialisten.


Download brochure rlmondholte2004.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Landelijke Standaard Keten Antistolling

In de LSKA staat beschreven hoe het zorgproces wordt ingericht en wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft. Ook staat hierin hoe de communicatie en afstemming tussen de partners in de keten en de patiënt plaatsvindt.

 Dec 2012


Download brochure landelijke-standaard-keten-antistolling.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Medische onderzoekshandschoenen: weet wat je aanschaft en gebruikt

Medische onderzoekshandschoenen: weet wat je aanschaft en gebruikt

Correct gebruik en het kiezen van de juiste handschoen is essentieel voor de bescherming tegen risico’s van de gebruiker en patiënt. Artikel opgesteld door de NEN, het Nederlands Normalisatie-instituut.


Download brochure nen-medische-handschoenen.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
prikaccidenten

Richtlijn prikaccidenten

Landelijke Richtlijn Prikaccidenten van het RIVM, april 2007.


Download brochure rivm-landelijke-richtlijn-prikaccidenten-april-2007.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Richtlijn mondzorg voor jeugdigen

Richtlijn mondzorg voor jeugdigen

Richtlijn opgezet door de NMT, met wetenschappelijke verantwoording van de
Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK), in samenwerking met een groot aantal verenigingen/instanties.

Richtlijn mondzorg voor jeugdigen 2013

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten

De richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten heeft als basis: op elk moment van voorschrijven is er een actueel medicatieoverzicht beschikbaar.

In het document ‘handreikingen’ is een voorzet gedaan hoe dat in verschillende overdrachtssituaties georganiseerd kan worden. De handreikingen zijn geen onderdeel van de richtlijn. In de laatste stuurgroep van 3 november jl. is in deze handreikingen de trombosedienst opgenomen.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft in 2005 het initiatief genomen om de kennisorganisaties, beroepsgroepen, branche- en koepelorganisaties in de zorg uit te nodigen om mee te werken aan het opstellen van een richtlijn voor veilige overdracht van medicatiegegevens. Onderzoeken wijzen uit dat er in de praktijk te veel fouten optreden. Hoewel er al verschillende (veld)normen zijn voor het organiseren van goede, veilige en kwalitatieve farmaceutische zorg, en deze ook wettelijk zijn vastgelegd, constateerde men dat de overdracht van medicatiegegevens daarin toch nog onvoldoende is opgenomen. De bestaande normen en richtlijnen gelden met name voor de situatie binnen een zorginstelling en voorzien onvoldoende in de overdracht van medicatiegegevens van de ene zorgaanbieder naar de andere zorgaanbieder.

Aangesloten partijen
De richtlijn is opgesteld door het werkveld dat in de dagelijkse praktijk te maken heeft met het beoordelen, voorschrijven, ter hand stellen,bewaken en/of toedienen van medicatie aan patiënten.

De opstellers van de richtlijn zijn:
ActiZ, GGZ Nederland, IGZ, KNMG, KNMP, LEVV, LHV, NFU, NHG, NICTIZ, NPCF, NVVA, NVZ, NVZA, Orde, V&VN, VWS en ZN. De IGZ en VWS zijn de initiatiefnemers en aanjagers van de richtlijn.
Later hebben de FNT, NMT en de VGN zich ook aangesloten.


Download brochure richtlijn-overdracht-van-medicatiegegevens-def-20080425-1.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Kindergebit

Richtlijn lokale analgesie bij kinderen

  • Gebruik een korte naald bij lokale analgesie (LA) in de bovenkaak en een langere voor de onderkaak.
  • Geef bij LA in de onderkaak altijd een mandibulaire geleidingsanalgesie.
  • Het maximale aantal toegestane carpules LA-vloeistof is afhankelijk van het type lokaal analgeticum en de leeftijd (gewicht) van de patiënt. Zo is de maximale hoeveelheid ultracain bij een driejarig kind 2¼ carpules en bij een kind van zeven jaar is dit 3¼ carpules. Doorgaans is bij een “normale” behandeling een halve carpule echter al voldoende.
  • Bij mandibulaire analgesie is de insteekplaats bij kinderen circa 1 cm lager dan bij volwassenen, dus ongeveer ter hoogte van het occlusale vlak.
  • Infiltratie-analgesie in de onderkaak wordt alleen toegepast bij verdoving van de frontelementen.
  • Bij extractie in de bovenkaak dient ook een palatinale infiltratie-analgesie te worden gegeven ter hoogte van de wortelpunt.
  • De patiënt en de ouders/ verzorgers dienen op de hoogte te worden gesteld van de mogelijke duur van de analgesie en de mogelijke complicaties (bijvoorbeeld bijttrauma’s).
  • Bij patiënten met hemofilie, hart- en leveraandoeningen, hartritmestoornissen en bij patiënten met zware astma en overgevoeligheidsreacties is het raadzaam om van tevoren de behandelend arts te consulteren.

Bron:
NVvK

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Richtlijn behandeling van verkleurde pits en fissuren

”Watchfull waiting”. Het nauwkeurig blijven vervolgen van pits en frisuren die nog geen dentinelaesies vertonen. Deze strategie dient gepaard te gaan met preventieve maatregelen zoals beïnvloeding van mondhygiëne, fluoridengebruik en voedingsgewoonten.

Fissuurverzegeling
Het verzegelen van pits en fissuren dient plaats te vinden op basis van gerichte indicatie. Indien het element goed is droog te leggen, wordt gebruikgemaakt van de etstechniek en een al dan niet gevulde dun-vloeibare kunsthars. Als er kans bestaat op contaminatie tijdens de seal-procedure, is het beter een glasionomeercement te gebruiken of een fluoridelak te appliceren (gecombineerd met een korter controle interval). Het glasionomeercement dient een restauratiemateriaal te zijn dat door middel van de “press finger” techniek wordt aangebracht.

Fissuurbeslijping
Het beslijpen van fissuren kan soms zinvol zijn om een beter inzicht te krijgen op de mate van uitbreiding van de carieuze aantasting.

Restaureren
Verwijdering van cariës wordt beperkt gehouden tot de eigenlijke aantasting. Na restauratie worden restfissuren verzegeld met een sealant.

Bron:
NVvK

Nov 2011

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Pijl

Richtlijn mondzorg zorgafhankelijke patiënten verpleeghuizen

Opgesteld door de NMT, Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie en de NVVA.
Zie ook het handboek Integrale Mondzorg

De Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie (NVGd) is de wetenschappelijke vereniging van beroepsoefenaren die zich in het bijzonder inzetten voor de bevordering van de kwaliteit van de mondzorg voor de kwetsbare en zorgafhankelijke ouderen.

 


Download brochure 2008-08-richtlijn-mondzorg - verpleeghuizen.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Hart - gezondheid

Richtlijn endocarditisprofylaxe

Het toedienen van antibiotica bij tandheelkundige ingrepen ter preventie van endocarditis is altijd een onderwerp van discussie. Onderzoekers uit Zweden hebben onderzocht in hoeverre de thans gebruikte richtlijnen in overeenstemming zijn met het bewijs voor het effect van antibioticaprofylaxe. Zij concludeerden dat er geen bewijs is voor de preventieve werking van antibiotica in geval van endocarditis.

Bestaande klinische richtlijnen en adviezen zouden moeten worden aangepast en zouden meer evidence- based moeten zijn.

Lees hier meer.

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Casus Zeer ongebruikelijk abces in kauwspier van 26-jarige man na verstandskiesextractie

Richtlijn Basale Reanimatie Volwassenen

In januari 2011 zijn de richtlijnen voor reanimatie gewijzigd. Een overzicht van de wijzigingen én een stappenplan voor basale reanimatie.

In de nieuwe richtlijnen is gekozen voor de term “circulatiestilstand” in plaats van “hartstilstand”. Dit is een betere omschrijving van de gebeurtenis waarvoor reanimatie noodzakelijk is: hartstilstand leidt altijd tot circulatiestilstand. Niet elke circulatiestilstand hoeft op een hartstilstand te berusten, terwijl reanimatie toch noodzakelijk is.

Veranderingen in de richtlijnen van de basale reanimatie van volwassenen en het gebruik van de AED

  • Bellen van het alarmnummer 112 gebeurt bij voorkeur met de mobiele telefoon.
  • De nadruk ligt op borstcompressies van goede kwaliteit die minimaal worden onderbroken.
  • Borstcompressies dienen tenminste 5 cm diep te zijn.
  • De frequentie van de borstcompressies is tenminste 100/minuut.
  • Gebruik van de AED is een integraal onderdeel van de basale reanimatie door leekhulpverleners.
  • Doorgaan met borstcompressies tijdens het aanbrengen van de elektroden van de AED.
  • Standaard AED’s mogen ook worden gebruikt voor het defibrilleren van baby’s en kinderen als er voor hen geen aangepaste AED voorhanden is.
  • Een kleine aanpassing van de stabiele zijligging ter voorkoming van druk op de onderliggende arm.

Volgorde van handelen bij de basale reanimatie van volwassenen en het gebruik van de AED

1. Zorg ervoor dat het slachtoffer, de omstanders en uzelf veilig zijn.

2. Kijk of het slachtoffer reageert

Schud voorzichtig aan zijn schouders en vraag (luid): “Gaat het?”

3a. Als het slachtoffer wel reageert

Laat het slachtoffer in de houding waarin u hem aantreft, mits er verder geen gevaar dreigt
Probeer te achterhalen wat er aan de hand is en zorg zo nodig voor hulp
Controleer hem regelmatig

3b. Als het slachtoffer niet reageert

Roep om hulp
Draai het slachtoffer op zijn rug en maak de luchtweg vrij met de hoofdkantel-kinlift methode:
–– Plaats één hand op zijn voorhoofd en duw voorzichtig het hoofd achterover
–– Maak vervolgens de ademweg vrij door twee vingertoppen onder de punt van de kin te plaatsen en deze omhoog te tillen

4. Houd de luchtweg open en kijk, luister en voel maximaal 10 seconden naar normale ademhaling

  • Kijk of de borstkas omhoog komt
  • Luister ter hoogte van mond en neus of u ademhaling hoort
  • Voel met uw wang of er luchtstroom is
  • Stel vast of de ademhaling normaal, niet normaal of afwezig is

NB: Het kan voorkomen dat het slachtoffer in de eerste paar minuten na het ontstaan van de circulatiestilstand amper ademhaalt of af en toe een trage, happende adembeweging maakt: dit is de zogenaamde ‘agonale ademhaling’. Dit is geen normale ademhaling. Bij twijfel handelt u zoals bij niet-normale ademhaling.

5a. Als het slachtoffer wel normaal ademt

  • Leg hem in de stabiele zijligging
  • Laat bellen of bel zelf het alarmnummer 112 en vraag om een ambulance
  • Controleer elke minuut of de ademhaling normaal blijft

5b. Als het slachtoffer niet ademt of niet normaal ademt, of u twijfelt

  • Vraag een omstander een ambulance te bellen via 112 en vraag om een AED te brengen, indien beschikbaar
  • Als u alleen bent, belt u zelf 112; gebruik bij voorkeur uw mobiele telefoon
  • Alleen als een AED binnen uw bereik is, pakt u de AED. Laat het slachtoffer zo nodig even alleen.

Start borstcompressies als volgt:

  • Kniel naast het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm
  • Plaats de hiel van één hand op het midden van de borstkas
  • Plaats de hiel van uw andere hand bovenop de eerste
  • Haak de vingers van beide handen in elkaarZorg ervoor dat u geen directe druk uitoefent op de ribben, de onderste punt van het borstbeen of de bovenbuik
    – Positioneer uzelf loodrecht op de borstkas, en duw deze met gestrekte armen tenminste 5 centimeter in, maar niet meer dan 6 centimeter
    – Laat na elke borstcompressie de borstkas geheel omhoog komen zonder het contact er mee te verliezen
    – Herhaal de handeling met een frequentie van tenminste 100 per minuut; maar niet meer dan 120 per minuut.
    – Het indrukken en omhoog laten komen van de borstkas moet even lang duren.

6a. Combineer borstcompressies met mond-op-mondbeademingen

  • Maak na 30 borstcompressies de luchtweg vrij met de hoofdkantel-kinlift methode
  • Knijp de neus van het slachtoffer dicht met twee vingers van de hand die op zijn voorhoofd rust
  • Houd de kin omhoog en zorg dat de mond iets open blijft
  • Neem zelf een normale ademteug, plaats uw lippen om de mond van het slachtoffer en zorg voor een luchtdichte afsluiting
  • Blaas rustig in gedurende 1 seconde als bij een normale ademhaling
  • Als u ziet dat de borstkas omhoog komt, dan heeft u een effectieve beademing gegeven
  • Haal uw mond van die van het slachtoffer en kijk of de borstkas weer naar beneden gaat
  • Geef op dezelfde wijze de tweede beademing
  • De twee beademingen mogen in totaal niet meer dan 5 seconden duren
  • Plaats direct uw handen weer in het midden van de borstkas en geef 30 borstcompressies
  • Ga door met borstcompressies en beademingen in de verhouding 30:2
  • Onderbreek de reanimatie niet, behalve als het slachtoffer (goed) bij bewustzijn komt: hij beweegt, opent zijn ogen en begint normaal te ademen

Als de borstkas niet omhoog komt bij een beademing

  • Inspecteer de mond van het slachtoffer en verwijder zichtbare luchtwegbelemmering
  • Beoordeel of u de hoofdkantel-kinlift methode goed uitvoert
  • Geef niet meer dan 2 beademingen per keer en ga onmiddellijk door met 30 borstcompressies
  • Als een tweede hulpverlener aanwezig is, wissel dan elke 2 minuten om vermoeidheid te voorkomen
  • Onderbreek bij het wisselen de borstcompressies zo kort mogelijk

6b. Basale reanimatie zonder beademing

Als u geen beademingen kunt of wilt geven, geef dan alleen borstcompressies – continu – met een frequentie van tenminste 100 per minuut, maar niet meer dan 120 per minuut.

Waarom wordt ventilatie toch onderwezen? Als je het leert ben je niet verplicht het te doen.
Als je het niet leert ben je niet in staat om het te doen

7. Zodra de AED er is

  • Zet de AED aan: sommige AED’s starten automatisch na het openen van het deksel
  • Bevestig de elektroden op de ontblote borstkas, terwijl de borstcompressies doorgaan (bij een tweede hulpverlener)
  • Voer de gesproken/visuele opdrachten ogenblikkelijk uit
  • Zorg ervoor dat niemand het slachtoffer aanraakt als de AED het hartritme analyseert

8a. De AED geeft wel een schokopdracht

  • Zorg dat niemand het slachtoffer aanraakt
  • Druk op de schokknop als de AED dit zegt, een volautomatische AED geeft de schok zelf
  • Volg de gesproken/visuele opdrachten van de AED altijd direct op
    Start dus direct met borstcompressies

8b. De AED geeft geen schokopdracht
Volg de gesproken/visuele opdrachten van de AED direct op en start met borstcompressies.

9. Ga door met reanimatie totdat:

  • Professionele zorgverleners de reanimatie overnemen of
  • Het slachtoffer bij bewustzijn komt: hij beweegt, opent zijn ogen en begint normaal te ademen of
  • U uitgeput bent

De veiligheid van de hulpverlener
De veiligheid van de hulpverlener en het slachtoffer staat voorop. Barrièremiddelen bij de mond-op-mondbeademing, zoals bepaalde filters of beschermende maskers met een éénrichtingsventiel, zijn in een laboratorium onderzocht. Deze barrièremiddelen kunnen de overdracht van bacteriën voorkómen. Er is (nog) geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van die barrièremiddelen in de praktijk. Maar omdat het risico van ziekteoverdracht zeer laag is, lijkt het redelijk om te starten met beademing zonder barrièremiddel.

Het vaststellen van een circulatiestilstand
Het voelen naar pulsaties, zowel door leekhulpverleners als door professionele zorgverleners, is geen accurate wijze om de circulatiestilstand vast te stellen. De circulatiestilstand wordt uitsluitend vastgesteld aan de hand van twee criteria:

– Het slachtoffer reageert niet, èn
– Het slachtoffer ademt niet normaal of de ademhaling is afwezig.

Meldkamercentralisten worden getraind om een protocol “vermoeden hartstilstand” te starten, op basis van bovengenoemde criteria.

De niet-reanimeren verklaring
Een niet-reanimerenverklaring kan door een persoon worden opgesteld en als deze aan een aantal eisen voldoet (handgeschreven, ondertekend, van een geboortedatum en van de datum van ondertekening voorzien) mag worden aangenomen dat deze de wens van de betrokkene weergeeft. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) verstrekt sinds najaar 2007 een niet-reanimerenpenning. Deze penning, gedragen aan een halskettinkje, is voorzien van een pasfoto, de naam, de geboortedatum en de handtekening van de eigenaar. Deze penning heeft dezelfde betekenis als een wilsverklaring op papier en dient gerespecteerd te worden.

Door:
Ellie Barends-Scholten, instructeur Eerste Hulp, instructeur Lotus, docent-Instructeur NODE,
E-mail: instructeur@eerstehulponderwijs.nl, eerstehulponderwijs.nl

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Bénédicte Ficq gaat door met strijd tegen tabaksindustrie

Richtlijn Behandeling Tabaksverslaving

De Richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving (2009) geeft aanbevelingen voor stoppen-met-rokenondersteuning in de dagelijkse praktijk. Voor meer informatie: Stivoro


Download brochure tabaksverslaving-herziening.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Richtlijn

Landelijke Richtlijn Preventie iatrogene Hepatitis B

De Richtlijn Preventie Iatrogene Hepatitis B wordt uitgegeven door de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI), onderdeel van het CIb.
De richtlijn is te downloaden via het RIVM. Voor meer informatie: Nederlands Hepatitis Centrum

Een papieren versie is te bestellen bij het secretariaat van de LCI, telefoonnummer 030 – 274 7000 of
via lci@rivm.nl.

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen