Tandarts beschuldigt Walmart van stelen idee voor in-store tandartskliniek

Een Amerikaanse tandarts heeft de supermarktketen WalMart aangeklaagd voor het overnemen van zijn idee om een  tandartskliniek in de supermarkten te vestigen. In 2008 stelde de tandarts het idee voor aan Walmart die dit afwees en volgens het concept zelf ontwikkelde. Dit meldt The Press-Enterprise.

Kianor Shah, tandarts en eigenaar van diverse tandartspraktijken, beschuldigt het retailbedrijf van samenzwering, contactbreuk en verduistering van vertrouwelijke bedrijfsgegevens. De advocaat van Shah liet weten dat Walmart in eerste instantie aangegeven had interesse te hebben in samenwerking met Shah. Vervolgens gaf de retailketen aan geen interesse meer te hebben.

Walmart deelde het idee voor start van dentale klinieken in de supermarktfilialen met Kent Reeves, die eerder als vice president new business development voor Walmart werkte, en zijn business partner Ken Antos. Reeves en Antos gingen met het concept naar een ander bedrijf dat aankondigde binnenkort klinieken in Walmart supermarkten te zullen openen.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Patiëntenwet in vijf delen geknipt

Het kabinet knipt het wetsvoorstel cliëntenrechten zorg in vijf delen. Dit schrijft VWS aan de Tweede Kamer, meldt Zorgvisie.

De gekozen opzet van het wetsvoorstel roept te veel vragen en weerstand op volgens minister Schippers en staatssecretaris Van Rijn. Om meer snelheid in de wetgevingsprocedure te krijgen wordt de wet daarom in vijf delen geknipt:

1. Klachten en geschillen
2. Kwaliteit
3. Goed bestuur en medezeggenschap
4. Aanpassing van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo)
5. Aanpassing van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi)

De Tweede Kamer zal in het voorjaar een verkleind wetsvoorstel cliëntenrechten zorg krijgen, met alleen informatie over ‘Klachten en geschillen’. Eind 2013 komt er een nieuw voorstel voor ‘Goed bestuur en medezeggenschap’. De laatste twee delen, Wbgo en WTZi, komen later. Donderdag 14 februari debatteert de Tweede Kamer over de plannen van Schippers en Van Rijn.

Bron:
Zorgvisie

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg

Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg, januari 2013

Soms is de scheidslijn dun. Wat is wel en niet geoorloofd? Bekijk een overzicht van de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges van januari 2013.

Berisping tandarts voor nalatigheid na doorverwijzing naar mondhygiënist
Uitspraak 15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage

De tandarts wordt verweten dat hij gedurende 35 jaar nalatig is geweest bij de tandheelkundige behandeling van klaagster. Voor paradontale problemen heeft de tandarts klaagster verwezen naar de mondhygiënist. Dit is volgens het Regionaal Tuchtcollege echter niet voldoende nu er geen sprake was van enige afstemming tussen de tandarts en de mondhygiënist en de tandarts bovendien zelf in het geheel geen halfjaarlijkse controles van het tandvlees verrichtte. De tandarts kan zich volgens het Regionaal Tuchtcollege ter verwijzing naar de mondhygiënist niet aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken. Dit geldt des te sterker nu er geen enkele terugkoppeling van de mondhygiënist was en ook de ernst van de klachten en de toestand van het tandvlees, het uitblijven van controles niet toeliet. Het Tuchtcollege verklaart de klachten daardoor gegrond en legt de maatregel van berisping op. Bekijk de uitspraak

Tandarts niet verwijtbaar na alleen telefonisch contact bij ongeval
Uitspraak 22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam

De tandarts wordt door klaagster verweten dat hij de avond van het ongeval van klaagster, als diensthebbende tandarts, slechts telefonisch de situatie van klaagster heeft beoordeeld en vervolgens heeft besloten om niet naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis te komen waar klaagster zich had gemeld. Is de tandarts tekort geschoten jegens klaagster door tijdens zijn dienst niet naar de spoedeisende hulp van klaagster te komen? Nee, doordat hij telefonisch alle informatie had verkregen die hij nodig had om een inschatting te kunnen maken dat een behandeling op diezelfde avond niet noodzakelijk was. In het ziekenhuis was geen kaakfractuur geconstateerd. Klaagster kon haar tanden en kiezen goed op elkaar krijgen en er waren bij de val geen elementen uit haar mond geslagen, hetgeen betekent dat een behandeling op diezelfde avond niet persé noodzakelijk was. Bovendien heeft de tandarts in het telefoongesprek wel duidelijk gemaakt dat klaagster de volgende ochtend voor verdere behandeling naar haar tandarts moest gaan, hetgeen ook is gebeurd. Daarmee heeft volgens het College de tandarts niet verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht wordt door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Bekijk de uitspraak

Kaakchirurg krijgt waarschuwing voor niet-informeren over risico’s
22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam

Bij klager zijn de verstandskiezen links (28/38) verwijderd door de kaakchirurg waarbij de kaakchirurg voorafgaand aan de ingreep röntgenfoto’s van klager heeft bekeken maar geen aanleiding heeft gezien tot het bekijken van de uitvergrote foto. Na de ingreep bleef klager last houden van een verdoofd en irriterend gevoel aan de linkerkant van zijn onderkaak. Klager verwijt de kaakchirurg, hem niet te informeren over mogelijke risico’s van de ingreep en bij de ingreep geen rekening te hebben gehouden met de ligging van de zenuwbaan ten opzichte van de wortel. Het Tuchtcollege oordeelde dat de kaakchirurg klager voorafgaand aan het verwijderen van de verstandskies linksonder over de ingreep en het daaraan verbonden risico had moeten informeren. Het Regionaal Tuchtcollege legt de maatregel van een waarschuwing op. Bekijk de uitspraak

Tandarts krijgt waarschuwing voor onjuist factureren
22 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam

De tandarts wordt door de klager verweten op een factuur onjuiste codes en verrichtingen te hebben vermeld. Het College stelt vast dat de codes T87, T81 en E37 ten onrechte zijn gedeclareerd nu er geen sprake was van een kroonverlenging, tuber- of retromolaarplastiek en er geen sprake was van een aparte diagnostische behandeling. Het College overweegt vervolgens dat van een tandarts mag worden verwacht dat hij bij het in rekening brengen van kosten voor door hem verrichte behandelingen het opstellen van daarop betrekking hebbende nota’s de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht neemt en legt vervolgens de maatregel voor een waarschuwing op. Bekijk de uitspraak

Tandarts berispt voor verschillende zaken
15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage

De tandarts wordt o.a. verweten dat hij een wortelkanaalbehandeling niet goed zou hebben uitgevoerd waardoor de kies verloren is gegaan, geen cofferdam zou hebben gebruikt, tijdens de behandeling maar één handschoen zou hebben gedragen en ten onrechte meerdere initiële behandelkosten in rekening heeft gebracht. Ten aanzien van de wortelkanaalbehandeling stelde het College vast dat deze ontoereikend is gevuld terwijl meer dan een half jaar later op de controlefoto ook nog ontstekingen zijn te zien. Kort na de behandeling zijn geen controlefoto’s gemaakt hetgeen volgens het College wél van de tandarts gevergd had mogen worden, zeker toen er sprake bleef van pijnklachten. Ten aanzien van de wijze van declareren door de tandarts oordeelt het College dat de tandarts zelf zowel de initiële wortelkanaalbehandeling als de voltooiing ervan heeft gedeclareerd, hetgeen niet is toegestaan. Een aparte vergoeding van een initiële wortelkanaalbehandeling is bedoeld voor noodgevallen, namelijk wanneer een andere tandarts spoedhalve noodmaatregelen moet treffen. Die spoedtandarts mag dan hiervoor declareren (niet ingeval één tandarts beide behandelingen verricht), waarna de eigen tandarts de wortelkanaalbehandeling kan declareren. Het Regionaal Tuchtcollege legt daarom de tandarts de maatregelen van een berisping op. Bekijk de uitspraak

Klacht afgewezen: Patiënt verwijt tandarts onvoldoende nazorg en niet serieus nemen klachten
15 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage

Klaagster verwijt de tandarts dat zij onvoldoende nazorg heeft verleend terzake van pijnklachten die klaagster heeft ondervonden na het vervangen van twee amalgaan vullingen en vervolgens de klachten van klaagster niet serieus heeft genomen. De tandarts heeft na de voornoemde behandeling enkele weken willen afwachten om te bezien of de pijnklachten zouden verdwijnen. Toen de klachten aanhielden heeft de tandarts eerst een aantal weken gewacht, aangezien haar ervaring was dat een composietvulling wel vaker pijnklachten gaf. Vervolgens heeft de tandarts de vullingen verwijderd en de elementen gevuld met glassionomeercementvullingen. Het College is van oordeel dat het handelen en het afwachtend beleid van de tandarts verdedigbaar is. Daarom wijst zij de klacht af.
Bekijk de uitspraak

Klacht afgewezen: Patiënt verwijt tandarts niet-behandelen bij openstaande rekening
24 januari 2013 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven

Het College verstaat de klacht van klaagster zo dat klaagster de tandarts verwijt dat deze haar niet wenst te behandelen omdat er nog openstaande rekeningen zijn. Het College stelt vast dat de tandarts bij klaagster een eenvlaksvulling heeft vervangen door een drievlaksvulling zonder deze in rekening te brengen, terwijl een drievlaksvulling duurder is dan een eenvlaksvulling. Daarnaast was klaagster niet verder aanspreekbaar én was zij telefonisch niet meer te bereiken. De klacht wordt afgewezen. Bekijk de uitspraak

Klacht deels gegrond: Patiënt ontevreden over plaatsing implantaten en levering prothese
10 januari 2013 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage

De klacht van klaagster bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste dat de tandarts de implantaten niet deugdelijk heeft geplaatst en ten tweede dat de tandarts geen goede prothese heeft geleverd. In eerste instantie zijn bij het Regionaal Tuchtcollege beide klachten ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde dat de twee implantaten die de tandarts heeft geplaatst verder naar voren geplaatst hadden moeten worden, het ontbreken van voldoende bot kan daarbij geen argument zijn voor de wijze van plaatsing van de implantaten. Van de tandarts had verwacht mogen worden dat hij zonodig kunstbot zou hebben aangebracht in de regio waarin voor het vervaardigen van de gewenste prothetische voorziening een implantaat zou moeten worden aangebracht, te reconstrueren. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde het eerste klachtonderdeel gegrond.Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, het leveren van geen goede prothese, stelt het Centraal Tuchtcollege vast dat de tandarts niet tekort is geschoten bij het geven van de opdracht tot het vervaardigen van de prothese aan het tandtechnisch laboratorium en evenmin de overdracht van de behandeling van klaagster aan een collega. Het Centraal Tuchtcollege verklaart daarom de eerste klacht (voor een deel) gegrond en wijst het tweede klachtonderdeel af. Bekijk de uitspraak

Tandarts krijgt waarschuwing voor beschadigen zenuwkanaal
10 januari 2013 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage

Klaagster verwijt de tandarts dat hij 1) het zenuwkanaal in de onderkaak links heeft doorboord tijdens het plaatsen van een implantaat en, 2) een onjuiste vorm van anesthesie heeft toegepast, althans heeft laten toepassen, voorafgaand aan het plaatsen van het implantaat. Het Regionaal Tuchtcollege komt tot een ongegrondverklaring van beide klachtonderdelen. Tijdens de procedure bij het Centraal Tuchtcollege worden meerdere visies van diverse deskundigen in het geding gebracht. Daaruit maakt het Centraal Tuchtcollege op dat de tandarts de canalis mandibularis niet heeft doorboord maar wel het dak van de canalis manbularis heeft beschadigd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelde vervolgens dat gelet op de omstandigheid, de tandarts de minimale afstand tussen de top van de kaak en het dak van de canalis mandibularis heeft geschat op 11 mm. Het opmerkelijke is dat de tandarts heeft gekozen voor een implantaat van 11,5 mm lang. Volgens het Centraal Tuchtcollege had de tandarts voor het direct plaatsen van het implantaat eerst moeten beoordelen of er sprake was van een beschadiging van de canalis mandibularis als gevolg van het sonderen. Nu de tandarts dit niet heeft gedaan heeft hij het risico genomen dat het dak van de canalis mandibularis zou worden geraakt en mogelijk zou worden beschadigd, met als gevolg dat (blijvend) letsel zou kunnen optreden. Deze handelswijze is in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid als tandarts jegens klaagster had behoren te betrachten. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, het toepassen van een onjuiste vorm van anesthesie voorafgaand aan het plaatsen van een implantaat komt het Centraal Tuchtcollege, gelijk het Regionaal Tuchtcollege tot de conclusie dat de toediening van de infiltratie anesthesie bij klaagster de juiste vorm van anesthesie is voor het plaatsen van een enkelvoudige implantaat. Omdat het eerste klachtonderdeel gegrond wordt verklaard wordt uiteindelijk de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Bekijk de uitspraak

Door: Sebastiaan van der Leer, Köster Advocaten N.V.

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Kaakchirurg krijgt waarschuwing van Tuchtcollege

Het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam waarschuwde een kaakchirurg voor het onzorgvuldig behandelen van een patiënt waardoor een zenuwbaan beschadigde. De kaakchirurg zou de patiënt ook onvoldoende geïnformeerd hebben over de risico’s van de behandeling. Dit meldt MedNet.

De patiënt werd naar de kaakchirurg verwezen voor verwijdering van verstandskiezen in beide kaakzijden. Een collega-kaakchirurg verwijderde de kiezen rechts en de kaakchirurg verwijderde zelf de verstandkiezen aan de linker zijde. Na deze laatste ingreep hield de patiënt een vervelend gevoel in de linkerkant van de kaak. De kaakchirurg bekeek vervolgens een uitvergrootte röntgenfoto, wat hij voor de behandeling had nagelaten, en constateerde dat de zenuwbaan waarschijnlijk dicht bij de wortel lag. De kaakchirurg gaf toediening van anesthesie als andere mogelijke oorzaak van de zenuwbeschadiging aan.

Het Tuchtcollege oordeelde dat de kaakchirurg verzuimd heeft om de patiënt te informeren over het verhoogde risico op zenuwletsel bij verwijdering van de verstandskies.

Bron:
MedNed

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
justice

Schippers: Pak falende artsen harder aan

Minister Schippers van Volksgezondheid wil artsen die fouten maken of strafbare feiten plegen harder aanpakken. Falende artsen wil zij altijd voor de tuchtrechter laten verschijnen, meldt RTL Nieuws. De Inspectie voor de Gezondheidszorg mag volgens haar geen afspraken meer maken met artsen die fouten maken. Dit liet minister Schippers in een brief aan de Tweede Kamer weten.

De IGZ meldt in haar richtlijn van september 2010 dat er geen afspraken met niet-funktionerende artsen worden gemaakt. RTL Nieuws kreeg informatie van bronnen dat de IGZ toch nog deals maakte met artsen: als falende artsen beloven niet meer in Nederland te werken, gaat de Inspectie niet naar de tuchtrechter. De IGZ maakte zo een deal met neuroloog Ernst Jansen Steur die vervolgens in Duitsland als arts verder werkte.

Bron:
RTL Nieuws

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving

Heeft u al een kwaliteitsjaarverslag voor uw praktijk?

De Kwaliteitswet Zorginstellingen stelt een kwaliteitsverslag verplicht voor niet-solo praktijken. Wat vermeldt u in het kwaliteitsverslag?

Er zijn meerdere relevante wetten op het gebied van kwaliteit, namelijk de Wet BIG, de WGBO, de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Kwaliteitswet zorginstellingen.

Verplicht
De Kwaliteitswet Zorginstellingen (KZi) stelt het maken van een kwaliteitsjaarverslag verplicht. Op grond van artikel 5 lid 1 moet de zorgaanbieder jaarlijks vóór 1 juni per instelling een verslag ter openbare inzage leggen, waarin hij verantwoording aflegt voor het beleid dat hij in het afgelopen kalenderjaar heeft gevoerd en voor de kwaliteit(sverbetering) van de zorg die hij in dat jaar heeft verleend. Patrick Crielaers, praktijkadviseur bij Dental Care Professionals en jurist, geeft aan dat dit verslag niet meteen in het eerste jaar perfect hoeft te zijn: ‘Het beheersen van kwaliteit van zorg is slechts tot bepaalde hoogte mogelijk, het stapsgewijs verbeteren van de kwaliteit van zorg is onder alle omstandigheden mogelijk.’

Inhoud kwaliteitswet
Simpel gezegd, deze KZi houdt voor uw praktijk het volgende in:

  • Is de praktijk een zorginstelling (artikel 1 sub b KZi)? Hiervan is al sprake als twee of meer nevengeschikte zorgverleners gezamenlijk als gelijkwaardigen zorg aanbieden.
  • Zo ja, dan zijn een instellingsklachtenregeling en een kwaliteitsverslag verplicht. De laatste moet voor 1 juni ingediend zijn over het voorafgaande jaar.
  • Het kwaliteitsjaarverslag betreft een bepaald jaar, maakt zichtbaar op welke wijze er in de praktijk invulling wordt gegeven aan kwaliteitsbeleid, beschrijft de systematiek van kwaliteitsbewaking, geeft aan op welke wijze wordt voorkomen dat een bepaalde klacht zich nog eens zal voordoen (cyclisch proces van kwaliteitsverbetering) en geeft aan hoe de patiënten worden betrokken bij het kwaliteitsbeleid. Punten die in de structuur van het kwaliteitsjaarverslag voor (kunnen) komen zijn onder andere de visie op kwaliteit, praktijkgegevens, beleidsvoornemens en het gevoerde kwaliteitsbeleid, waaronder vakbekwaamheid en communicatie met de patiënt.

Inspectie
Sinds de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op 29 mei 2010 de bevoegdheid heeft gekregen om instellingen boetes op te leggen op basis van artikel 9 lid 1 van de KZi, maken steeds meer praktijken een kwaliteitsjaarverslag.

Het lijkt misschien maar lastig en tijdrovend, maar een kwaliteitsjaarverslag heeft ook een groot voordeel: het levert inzicht en overzicht op in uw eigen praktijkvoering!

De beroepsverenigingen ANT en NMT bieden leden een format van een kwaliteitsjaarverslag aan.

Patrick Crielaers is praktijkadviseur bij Dental Care Professionals en jurist. Hij geeft de workshop Het schrijven van een kwaliteitsjaarverslag.

Verslag door Vera Markus voor dental INFO van het ANT-congres Wet- en regelgeving en kwaliteit in de tandartspraktijk, november 2012

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
justice

Uitspraak Hof: Ondernemer is btw-plichtig voor cosmetische tandheelkundige ingrepen

In december deed het Gerechtshof Amsterdam deze opmerkelijke uitspraak in een hoger beroep van een onderneming in esthetische tandheelkunde en tandtechniek. De ondernemer heeft volgens het Gerechtshof  onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er bij het bleken van tanden of het plaatsen van facings sprake is van gezondheidskundige verzorging van de mens, waarvoor een btw-vrijstelling geldt.

Zaak
In 2010 legde de Belastinginspecteur Omzetbelasting aan deze onderneming een aanslag op inzake nog af te dragen omzetbelasting over 2009 ter hoogte van bijna € 50.000,-. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze naheffingsaanslag, maar de inspecteur handhaafde de aanslag. De ondernemer ging naar de rechter die de aanslag handhaafde. Vervolgens ging de ondernemer in hoger beroep bij het Hof die de aanslag ook handhaafde. De ondernemer kan nu alleen nog in cassatie bij de Hoge Raad.

Onderscheid gezondheidskundige en cosmetische behandeling
Het opmerkelijke in deze zaak is dat het Gerechtshof, evenals de rechtbank, een duidelijk onderscheid maakt tussen een ‘gezondheidskundige behandeling’, bijvoorbeeld een mondhygiënische behandeling, en een ‘cosmetische behandeling’, bijvoorbeeld tandbleken en het aanbrengen van facings. Een ‘gezondheidskundige behandeling’ is duidelijk en onmiskenbaar vrijgesteld van btw, maar een ‘cosmetische behandeling’ is dat volgens de rechters niet. Dit betekent dat de onderneming over de omzet van al deze cosmetische behandelingen alsnog btw moet afdragen.

Btw-richtlijn
In het arrest van het Hof komt naar voren dat geen beroep kan worden gedaan op de vrijstelling zoals vastgelegd in Artikel 132 van de btw-Richtlijn, betreffende ‘medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen’ en ‘de door tandtechnici in het kader van de uitoefening van hun beroep verrichte diensten’ ten aanzien van het bleken van tanden en de plaatsing van facings, omdat de rechter(s) deze handelingen niet zien als ‘gezondheidskundige verzorging’. Volgens de rechters moet hiervan echter wel sprake zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling in de btw.

Therapeutisch
Belanghebbende heeft gemotiveerd betoogd dat volgens haar dergelijke behandelingen wel degelijk plaatsvinden met een therapeutisch doel en heeft daartoe onder meer een verklaring van een ‘universitair hoofddocent verbonden aan het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam’ ingebracht. Naar het oordeel van de Rechtbank én het Gerechtshof is belanghebbende er echter niet in geslaagd om aannemelijk te maken, dat bij de door haar verrichte behandelingen sprake was van een pathologische situatie, tevens leidende tot een zware psychologische belasting, waardoor de verrichte behandelingen als therapeutisch aangemerkt kunnen worden.

Gevolgen
Indien deze uitspraak in stand blijft, kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor alle ‘cosmetische ingrepen die uitsluitend tot doel hebben de verfraaiing van het uiterlijk’. Indien een arts de aanwezigheid van een therapeutisch doel naar het oordeel van de inspecteur van de Belastingdienst in redelijkheid niet aannemelijk maakt, kan de Belastingdienst over deze cosmetische ingrepen namelijk btw-afdracht vorderen. Het risico bestaat dat er in de cosmetische tandheelkunde geen duidelijke grens getrokken kan worden tussen de ‘therapeutische of gezondheidskundige behandeling’ en de ‘zuiver cosmetische behandeling’, waardoor behandelaar niet weet of hij btw-plichtig is.

Btw-administratie
Bijkomend probleem is ook nog dat ondernemingen die een naheffingsaanslag krijgen vanwege nog af te dragen omzetbelasting nooit een btw-administratie hebben gevoerd, de btw dus ook nooit aan patiënten hebben doorbelast en dus ook de btw over de aangekochte materialen nooit in de vooraftrek hebben kunnen verrekenen met de af te dragen omzetbelasting. Die naheffing komt dus volledig en uitsluitend voor rekening van de onderneming. Buiten de mogelijke boete die de Belastingdienst ook nog eens kan opleggen.

Door:
Ed Kolsteeg, VGT


Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving

Ken jij jouw rechten en plichten binnen de meldcode kindermishandeling?

Vaak krijg ik vragen over wat je wettelijk wel en niet mag doen bij vermoedens van kindermishandeling. In dit artikel bespreek ik de 5 belangrijkste juridische uitgangspunten die zijn opgenomen in de wet meldcode.

1. Verplicht gebruik meldcode
De wet Meldcode bepaalt dat alle professionals die beroepsmatig in contact komen met ouders en kinderen verplicht zijn de meldcode te gebruiken. Dit betekent dat de organisatie verplicht is te zorgen voor een goede borging van deze werkwijze. Als individuele beroepskracht zul je bij een vermoeden van kindermishandeling de stappen uit de meldcode moeten doorlopen. Ziet de inspectie aanleiding om het handelen van professionals die betrokken zijn bij een kind te onderzoeken, dan toetsen zij het zorgvuldig handelen aan de hand van de meldcode.

2. Beroepsgeheim
Het beroepsgeheim (of zwijgplicht) verplicht je om informatie over een leerling, cliënt of patiënt niet te delen met derden, tenzij zij daar toestemming voor hebben gegeven. Het doel hiervan is om de drempel naar hulp en zorg zo laag mogelijk te houden en kinderen en ouders het vertrouwen te geven dat zij vrijuit kunnen spreken.

3. Conflict van plichten
In bepaalde gevallen doet zich bij de omgang met de zwijgplicht een paradox voor. Je maakt gebruik van je zwijgplicht om ervoor te zorgen dat ouders en kinderen je in vertrouwen kunnen nemen. Maar het is natuurlijk denkbaar dat je ook anderen wilt betrekken bij de zorg of hulp. Dat zou inhouden dat je hen informatie zou moeten delen. Dit is een situatie waarin je spreekt van een conflict van plichten: de plicht om te zwijgen en de plicht om zorg te dragen voor het belang van het kind. De kunst is om te zorgen voor geheimhouding waar nodig, maar doorbreking van de zwijgplicht waar dringend noodzakelijk. Kom je tot het besluit dat een doorbreking van het beroepsgeheim noodzakelijk is, kun je gebruik maken van je wettelijke meldrecht (zie verder punt 5).
4. Toestemming vragen
Bij het delen van informatie over een leerling, patiënt of cliënt geldt als hoofdregel dat je je inspant om toestemming te krijgen. Dit geldt dus ook bij een melding bij het AMK. Dan deel je tenslotte ook privacy-gevoelige informatie. Voor het vragen van toestemming gelden de volgende leeftijdsgrenzen:

  • is het kind jonger dan 12 jaar, dan toestemming vragen aan de wettelijk vertegenwoordiger;
  • is het kind 12 jaar of ouder, dan vraag je toestemming aan het kind zelf;
  • is het kind 12 jaar of ouder maar wilsonbekwaam, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger om toestemming worden gevraagd.

5. Meldrecht
Heb je vermoedens van kindermishandeling dan zijn er mogelijkheden om ook zonder toestemming van ouders of kind informatie te delen met het AMK, ofwel een melding te doen. Je mag gebruik maken van dit recht als je voldoet aan de volgende 2 punten:
1. Je hebt je aantoonbaar ingespannen om toestemming te krijgen, maar hebt het niet gekregen.
2. Melden zonder toestemming is écht noodzakelijk is om de mishandeling te kunnen en/of voor het doen van onderzoek naar de mogelijke mishandeling.

Je ziet dat het belangrijk is om als professional heel zorgvuldig om te gaan met je rechten en plichten binnen de meldcode. Juist bij kindermishandeling is het delen van informatie vaak noodzakelijk, maar ook een kwetsbaar punt. Uitgangspunt is: betrek ouders en kinderen zoveel als mogelijk en wees transparant. En indien de samenwerking met ouders zoveel problemen geeft dat de veiligheid van kind in gevaar komt: maak dan gebruik van je rechten en deel informatie met het AMK.

Door:
Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
justice

Tandarts vrijgesproken na intimidatie collega

Tandarts Kammerman uit Emmen had zijn collega Stoter op een intimiderende manier aangesproken over de behandeling van een patiënt. Tandarts Sloter diende hierop vervolgens een klacht in bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege. Het college oordeelde echter dat “bedreiging en afzetting niet zijn aangetoond”. Het tuchtcollege vindt het wel oncollegiaal maar een tuchtrechterlijk verwijt zou te ver gaan. Dit schrijft Het Dagblad van het Noorden.

Bron:
Dagblad van het Noorden

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Wijziging in btw-vrijstelling (para)medische beroepen

In de btw-wetgeving is een vrijstelling opgenomen voor medische diensten. Recent is een wetsvoorstel bekendgemaakt dat de toepassing van deze vrijstelling zal beperken. Dit heeft gevolgen voor diverse medische beroepsgroepen. Dit schrijft Deloitte

Aanpassing medische btw-vrijstelling per 1 januari 2013
De voorgestelde wetgeving beperkt met ingang van 1 januari 2013 de btw-vrijstelling tot de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij de Wet BIG, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep horen en onderdeel vormen van de bedoelde opleiding.

De overheid wil hiermee voorkomen dat, buiten de waarborgen van de Wet BIG, een tweede toetsingskader ontstaat voor wat betreft de kwaliteit van zorg. Een eerder aangekondigd register voor niet-BIG-geregistreerden die ook de vrijstelling kunnen toepassen, is hiermee van de baan.

Praktische gevolgen
Voor artsen betekent deze wijziging een fiscaal onderscheid tussen reguliere en alternatieve behandelingen. Voor reguliere behandelingen (die zij verrichten als BIG-er) kunnen zij de btw-vrijstelling (blijven) toepassen, mits deze zijn verricht met het oog op de gezondheidskundige verzorging van de mens. Alternatieve behandelingen zullen vanaf 1 januari 2013 btw-belast zijn.

Enkele momenteel btw-vrijgestelde diensten van beroepsbeoefenaren in de zin van de Wet BIG zijn vanaf 1 januari 2013 btw-belast, omdat de opleidingseisen niet vastliggen in het bepaalde bij of krachtens de Wet BIG. Het gaat hierbij om BIG-beroepsbeoefenaren zoals de zogenoemde CAM-artsen of fysiotherapeuten die complementaire diensten verrichten, bijvoorbeeld acupunctuur of osteopathie. Ook eindigt de toepassing van de vrijstelling voor pedagogen, osteopaten, acupuncturisten en chiropractoren.

De vrijstelling voor psychologische diensten wordt beperkt tot alleen door GZ-psychologen geleverde diensten. De kinder- en jeugdpsycholoog (inclusief specialist), de psycholoog arbeid en gezondheid en de orthopedagoog-generalist (en specialist) zijn weliswaar niet BIG-geregistreerd, maar volgens het akkoord wel gelijkwaardig aan de BIG-geregistreerde dienstverleners zodat zij de vrijstelling kunnen blijven toepassen.

Bron:
Deloitte
Wetsvoorstel Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, Wet- en regelgeving

Uitspraak Gerechtshof Amsterdam maakt tandtechnisch werk fiscaal aftrekbaar

Patiënten kunnen de kosten van kronen en bruggen dit jaar fiscaal aftrekken als deze niet worden vergoed door de verzekeraar. Dit blijkt uit een uitspraak van het Hof Amsterdam. Er is nog niet bekend of de aftrek in 2013 ook mogelijk is. 

Hulpmiddelen
Naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in februari 2011 onderzocht de VGT de fiscale aftrekmogelijkheden voor kronen en bruggen. Uit deze inventarisatie bleek dat via de Wet Inkomstenbelasting 2001 de mogelijkheid bestaat om specifieke zorgkosten die niet door de zorgverzekeraar worden vergoed af te trekken. Een onderdeel van deze specifieke zorgkosten zijn zogenaamde hulpmiddelen.

In het verleden bestond er bij consumenten onduidelijkheid over het wel of niet aftrekbaar zijn van de kosten van kronen en bruggen. Aan deze onduidelijkheid is in ieder geval voor kronen en bruggen in februari 2011 een eind gekomen door een uitspraak van Hof Amsterdam. De rechter heeft besloten dat kronen en bruggen een hulpmiddel vormen en dat zij zodoende als specifieke zorgkosten
afgetrokken kunnen worden.

Drempel
Belastingplichtigen kunnen door deze uitspraak in de aangifte inkomstenbelasting 2012 de kosten van kronen en bruggen aftrekken, mits niet vergoed door de verzekeraar. Daarnaast is van belang dat de aftrek alleen tot een daadwerkelijke belastingteruggaaf leidt als de specifieke zorgkosten boven een bepaalde drempel uitkomen. Deze drempel wordt bepaald door het verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn/haar eventuele partner. Het verzamelinkomen is het totaal van de inkomens in box I, II en III.

Even rekenen
Bij een verzamelinkomen lager dan € 7.457 bedraagt de drempel € 125 voor alleenstaanden en € 250 voor fiscaal partners.

Bij een verzamelinkomen tussen € 7.457 en € 39.618 bedraagt de drempel voor alleenstaanden 1,65% van het verzamelinkomen. Voor partners geldt de drempel van 1,65% bij een verzamelinkomen tussen € 14.914 en € 39.618.

Bij een verzamelinkomen hoger dan € 39.618 geldt voor alleenstaanden en fiscaal partners een drempel van € 653 + 5,75% voor het meerdere boven € 39.618.

Indien het (gezamenlijk) verzamelinkomen bijvoorbeeld € 45.000 bedraagt, resulteert dat in een drempel van € 962.

Extra aftrek
Belastingplichtigen met een (gezamenlijk) verzamelinkomen dat lager is dan € 34.055 hebben recht op een extra aftrek. Voor belastingplichtigen die op 1 januari 2012 65 jaar of ouder zijn, geldt een extra aftrek bovenop het bedrag van de kosten van hulpmiddelen van 113%. Indien de kosten voor het plaatsen van een brug bijvoorbeeld € 2.000 bedragen, komt de belastingplichtige in aanmerking voor een aftrek van € 2.000 x 113% is € 4.260. Voor belastingplichtigen die op 1 januari 2012 jonger zijn dan 65 jaar geldt een extra aftrek van 40%. Door deze extra aftrek bestaat de mogelijkheid dat belastingplichtigen eerder boven de hierboven genoemde drempel uitkomen.

Voorwaarden 2013 nog niet bekend
Vanaf 2013 kan de fiscus de aftrek van kosten weigeren als het gaat om uitgaven die aftrekbaar zouden worden als uitgaven voor specifieke zorgkosten door wijzigingen binnen het basispakket. De voorwaarden hiervoor zijn nog niet bekend. Gezien de recente wijzigingen in het lenteakkoord door de formatie van PVDA en VVD kan er nog het één en ander wijzigen in de belastingplannen voor 2013.

Bron:
E. Kolsteeg, VGT



Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving
justice

Vrouw klaagt tandarts aan voor nalaten doorverwijzing mondhygiënist

Een vrouw uit Deventer beschuldigt haar tandarts van het nalaten van een doorverwijzing naar een mondhygiënist. Zij stelt dat haar gebit niet zo slecht zou zijn, als hij haar had doorverwezen. Dit schrijft De Stentor. De zaak werd behandeld bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

Haar nieuwe tandarts gaf aan dat zij parodontitis heeft waardoor delen van haar gebit moesten worden behandeld. Haar eerdere tandarts zegt dat de vrouw een lichte vorm van parodontitis had in de periode dat hij haar behandelde . Hij zag daarom geen reden voor doorverwijzing naar een mondhygiënist.

Bron:
De Stentor

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Overzicht van bevoegdheidsbeperkingen openbaar in BIG-register

Sinds 1 juli van dit jaar worden fouten van zorgverleners openbaar vermeld in het BIG-register. Dit overzicht is via de homepage van de BIG-register website te bekijken.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
NVM in overleg met VWS over levering tandbleekproducten mondhygiënisten

NVM in overleg met VWS over levering tandbleekproducten mondhygiënisten

Vanaf 1 november 2012 mogen tandbleekproducten met meer dan 0,1% H2O2 en maximaal 6% H2O2 alleen nog verkocht worden aan tandartsen en niet meer aan mondhygiënisten. Deze beperking vloeit voort uit de Europese Richtlijn 2011/84/EU waarin wordt gesteld dat deze tandbleekproducten alleen nog geleverd mogen worden aan ‘dental practitioners as defined under Directive 2005/36/EC’.

Beroepsgroep
In de Richtlijn 2005/36/EC worden mondhygiënisten niet als beroepsgroep genoemd: in veel Europese landen bestaat het beroep van mondhygiënist namelijk niet. Ook in het overleg met de Keuringsdienst van Waren kwam naar voren dat de mondhygiënist niet als rechtmatige gebruiker van deze producten kon worden aangemerkt. De NVM is nu in overleg met het Ministerie van VWS om de mondhygiënist wel als rechtmatig ontvanger van tandbleekproducten aan te merken. Conform artikel 34 van de Nederlandse Wet BIG heeft de mondhygiënist namelijk wel een wettelijke status.

Tandbleekproducten met meer dan 6% H202
Tandbleekproducten met meer dan 6% H202 – of een carbamideperoxide gehalte van meer dan 16,6% –  mogen volgens de Europese Richtlijn vanaf 1 november 2012 niet meer geleverd worden aan zowel tandartsen als mondygiënisten.

Bron:
VGT
NVM

 

 

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
justice

Verschil in uitspraken 30%-regeling voor tandartsen

De rechtbank Haarlem en Arnhem oordelen verschillend over het in aanmerking komen voor de 30%-regeling van een buitenlandse tandarts, meldt PleinPlus.

30%-regeling
Werkgevers kunnen gebruik maken van de 30%-regeling voor buitenlandse werknemers die over specifieke, schaarse, deskundigheid beschikken. Hierbij krijgt de werknemer een belastingvrije vergoeding van 30% van het salaris.

Verschillende oordelen
De rechtbank in Arnhem oordeelde in augustus 2012 dat de deskundigheid van een tandarts niet zeldzaam is en daarmee niet voor deze 30%-regeling in aanmerking komt. De rechtbank in Haarlem oordeelde op 25 mei 2012 – echter pas gepubliceerd op 29 augustus – geheel tegenovergesteld: de buitenlandse tandarts mocht wél gebruik maken van de 30%-regeling. De rechtbank gaf als argument aan dat de ongeveer 180 tandartsen die jaarlijks uit het buitenland komen, erop wijzen dat er schaarste heerst onder tandartsen in Nederland.

Bron:
PleinPlus

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Welke maatregelen heeft u genomen tegen legionellabesmetting?

In veel praktijken ontbreken legionella beheersplannen en wordt de kwaliteit van het water niet gemeten, terwijl dit wel verplicht is. Wat kunt u doen om legionellabesmetting te voorkomen?

De kwaliteit van het leidingwater is altijd een actueel punt in tandartspraktijken. Zo overleed begin 2011 een
82-jarige Italiaanse vrouw aan de gevolgen van een legionella infectie die zij opliep bij de tandarts. Een ander voorbeeld is de legionellabacterie die is aangetroffen in de waterleiding van het UMCG. Het opstarten van uw praktijk na de vakantie is ook zo’n moment dat u aan legionella zult denken. Maar wat is eigenlijk de waterkwaliteit in uw praktijk? En voldoet u wel aan de gestelde eisen uit de Drinkwaterwet?

Wat is legionella?
Legionellabacteriën leven in kleine aantallen in de bodem en in (drink)water. De bacterie vormt een probleem als deze kan uitgroeien tot grote aantallen. Dit is vooral het geval in water met een temperatuur tussen 25 en 55 graden Celsius, in water dat stilstaat en als er een slijmlaag (biofilm) en voedingsstoffen in een watersysteem aanwezig zijn.

De kans op een legionellabesmetting is ook aanwezig in uw praktijk, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden die voor veel tandartspraktijken herkenbaar zijn en grote risico’s met zich meebrengen:

  • Buiten bedrijf (dus stilstaand water) tijdens vakantie.
  • Doorlevering van legionella vanuit een voorgeschakeld watersysteem (bijvoorbeeld in een bedrijfsverzamelgebouw).
  • Keerkleppen die niet van het juiste type beveiliging zijn voor de toepassing die erachter zit, of nog nooit zijn gecontroleerd.
  • UV systemen in behandelstoelen die altijd onnodig aan staan (en bij stilstand van water voor opwarming zorgen).

Wat moet u doen?
In de WIP-richtlijn (paragraaf 9.3.1 en 9.3.2) worden twee beheersmaatregelen genoemd, namelijk de aanwezigheid van antiretractiekleppen en het doorspoelen van leidingen. Hier wordt in praktijken veelal aan voldaan. Wat echter niet is benoemd in de WIP-richtlijn en waar praktijken maar zelden aan voldoen, is dat de praktijkeigenaar op basis van de Drinkwaterwet verplicht is om maatregelen te treffen om voor deugdelijk leidingwater te zorgen. Mijn ervaring is dat praktijkeigenaren niet op de hoogte zijn van de risico’s binnen hun watersysteem en van de kwaliteit van hun leidingwater.

Ik adviseer praktijken dan ook:

1. Een legionella beheersplan op te laten stellen – door een BRL6010 gecertificeerd bedrijf -, bestaande uit:
a. Een risico inventarisatie
b. Een risicoanalyse
c. Het opstellen van beheersinstructies
d. Het maken van een logboek

2. Dit beheersplan toe te passen, wat onder meer betekent:
a. Halfjaarlijks watermonsters te laten nemen om de waterkwaliteit vast te stellen
b. Jaarlijks de keerkleppen te laten testen

Met de risico inventarisatie wordt uw gehele drinkwatersysteem vanaf de watermeter tot aan de tappunten in kaart gebracht en beoordeeld op risicofactoren. Voor de continuïteit en het aantoonbaar maken van de beheersmaatregelen wordt tevens een logboek bijgeleverd. Daarmee voldoet u aan de gestelde eisen uit de Drinkwaterwet en heeft u de legionella risico’s voor uw praktijk in de greep.

Door: Sjoerd Kuiken-Kuiken Praktijkmanagement.

Kuiken Praktijkmanagement toetst, adviseert en begeleidt praktijken op het gebied van kwaliteitsystemen, wet- en regelgeving, organisatie en klantgerichte zorg.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

NPCF: Sterkere positie patiënt nodig bij medische fout

De bewijslast moet omgedraaid worden en procedures moeten binnen twee jaar afgerond zijn, op last van een boete voor het ziekenhuis. Dat zegt Wilna Wind, directeur van de patiëntenorganisatie NPCF over de versterking van de positie van patiënten in het geval van medische fouten.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Dierenarts mag boekverlies op verbouwing niet aftrekken

Hof Amsterdam heeft onlangs beslist dat een dierenarts ten onrechte een boekverlies op verbouwing in aftrek heeft gebracht bij de beëindiging van zijn dierenartspraktijk. Dit meldt Pleinplus.

De dierenarts en zijn partner zijn eigenaar van een pand waarin de praktijk van de dierenarts gevestigd is. In 2001 is het pand verbouwd en in juli 2002 verkoopt de dierenarts zijn praktijk aan een derde die de praktijkruimte huurt. Het pand werd door de dierenarts altijd als privévermogen gezien. Het boekverlies op de verbouwing van € 278.989 bracht de dierenarts bij de aangifte over 2002 in aftrek. 

Oordeel Hof Amsterdam 
Hof Amsterdam oordeelt dat de dierenarts ten onrechte een boekverlies op verbouwing in aftrek heeft gebracht omdat het pand tot het privévermogen behoort. Alle verbouwingskosten moeten in dit geval als privéuitgaven gezien worden. Dit zou anders zijn indien de uitgaven betrekking hebben op specifiek voor de onderneming bestemde onderdelen.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
justice

Schoonmaakster doet zich voor als tandarts

Een werkneemster is werkzaam als schoonmaakster bij een tandartspraktijk. Ze wordt op staande voet ontslagen door haar werkgever, omdat zij zich tegenover een patiënt zou hebben voorgedaan als tandarts en een controle zou hebben uitgevoerd.

De werkneemster vordert doorbetaling van loon. Het ontslag was volgens de rechter niet rechtsgeldig waardoor deze loonvordering werd toegewezen, zijn het gematigd. Lees het hele artikel bij HR-Praktijk.


Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Wet- en regelgeving

NZa-Expertteam mondzorg verduidelijkt gebruik codes

De NZa hecht veel waarde aan kennis en ervaring van het werkveld en wil het veld consulteren als er sprake is van (complexe) interpetatievragen inzake de prestatiebeschrijvingen. Daarvoor is het ‘expertteam mondzorg’ opgericht. Hierin zitten 6 personen namens de koepels in de tandheelkundige zorgverlening NMT, ANT, ONT, NVM en ZN. Op die manier is het advies vanuit de tandheelkundige praktijk vertegenwoordigd.

Advies over declareren van codes en behandelingen
Bij knelpunten of onduidelijkheden (zoals interpretatievragen en/of afwijkingen van de standaard) rondom de prestatiebeschrijvingen kan de NZa het ‘expertteam’ raadplegen alvorens bindende besluiten te nemen. Het expertteam kan bijvoorbeeld uitspraak doen over combinaties van codes bij een behandeling en bijbehorende declaraties. Een unanieme mening van het expertteam zal voor de NZa als zeer zwaarwegend gelden. Anders beslist zij op basis van de aangedragen argumenten en overwegingen. Woensdag 6 juni heeft de NZa de eerste vragen gesteld aan het ‘expertteam’.

Vragen
Als u vragen heeft over prestatiebeschrijvingen kunt u zich wenden tot de informatielijn van de NZa via 0900 770 70 70.

Bron:
NMT

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving