Manon van Splunter benoemd tot voorzitter NVM

Op 2 april is Manon van Splunter benoemd tot voorzitter van de NVM. Zij was al enige tijd voorzitter a.i. en beheerde de Portefeuille Onderlinge Contacten. Sinds het najaar van 2012 is Van Splunter bestuurslid van de NVM. Zij volgt Eveline Haisma op.

Bekijk het filmpje van haar benoeming

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z

Nieuwe methode versneld hersteltijd na operatie keel- en mondkanker

Canadese artsen hebben een chirurgische techniek ontwikkeld die het herstel na de operatie van keel- en mondkanker versnelt.

Mondkanker
Door de combinatie van tabak, alcohol en het humaan papillomavirus (HPV) is het aantal mondkanker-patiënten in de afgelopen tien jaar met een derde toegenomen. Bij negen van de tien patiënten staat de ziekte in verband met de leefstijl en andere risicofactoren.

Nieuwe methode
Keel-en mondkanker worden vaak behandeld met chemotherapie en bestralingen, maar dat gaat gepaard met ongewenste bijwerkingen. Met de nieuwe techniek kan de chirurg via de mond een tumor uitsnijden met behulp van een laser en een microscoop. Hierdoor kan de hersteltijd na een operatie verkorten. De nieuwe methode wordt in Canada sinds 2002 getest.

Bron:
CBC News

Lees meer over: Chirurgie, Thema A-Z
Tandartsen hebben cruciale rol in het opsporen van mondkanker

Tandartsen hebben cruciale rol in het opsporen van mondkanker

Tandartsen hebben een cruciale rol als het neerkomt op het opsporen van mondkanker en het redden van levens, aldus een presentatie op een bijeenkomst van de American Dental Association. Mondkanker komt de laatste jaren steeds vaker voor.

Groei mondkanker
In 2013 werd een groei van 60% geconstateerd wat betreft mondkanker bij mensen boven de 40 jaar oud, wat drie keer zo veel was als daarvoor. De meeste patiënten hebben HPV infecties, een van de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen, of hadden traditionele risico factoren, als veelvoudig roken en drinken. Deze aantallen zijn zeer zorgwekkend, aldus Dr. Bader. Ellen Gambardella beaamt dat, met de opmerking dat in de Verenigde Staten inmiddels elk uur iemand sterft aan mondkanker, en de enige vorm van kanker is waarbij het aantal doden niet daalt.

Scannen van patiënten
Waarschijnlijk komt dit omdat 74% van de gevallen met mondkanker pas in laat stadium worden gediagnostiseerd. Om deze reden is visuele inspectie zeer belangrijk, ook al is dit lastig. Het zou goed zijn als tandartsen al hun patiënten zouden vragen of ze in de afgelopen periode ongewone dingen hebben opgemerkt in en rond hun mond. Op deze manier kunnen eventuele risico-gevallen eerder worden opgemerkt, wat de kans op een oplossing mogelijk maakt. Ook stimuleert Gambardella tandartsen om echt te dienen als eerste aanspreekpunt voor hun patiënten. Patiënten zouden al hun vragen moeten durven stellen.

Stel patiënten op de hoogte
Wat ook goed zou zijn, is als tandartsen hun klanten zouden vertellen dat ze bepaalde vragen stellen om eventuele mondkanker te kunnen detecteren. 15% van de patiënten met de ziekte gaf namelijk maar aan hierop gescand te zijn door hun tandarts, terwijl dit hoogstwaarschijnlijk vaker het geval was.

Speeksel
Bader raadt tandartsen ook aan om gebruik te maken van apparaten om mondkanker op te sporen, en om vooral ook goed naar speeksel te kijken. Speeksel bevat ‘alles wat nodig is om ziektes en infecties op te kunnen sporen,’ aldus Bader. Ook bevat speeksel bijzondere antibacteriële substanties, die ook van grote hulp kunnen zijn bij het natuurlijke bestrijdingsproces van bepaalde ziektes. Ook kunnen speeksel testen (PCR) risicovolle bacteriën aantonen.

Tandheelkunde redt levens
Helaas zijn systemen als speekseltesten en allerlei apparaten niet waterdicht. Daarom zijn de inspecties van tandartsen echt van groot belang, benadrukt Gambardella. Bader: “Tandheelkunde gaat niet meer zo zeer om het redden van tanden, maar om het redden van levens.’

Bron: Dr Bicuspid 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Op naar een eerlijke en doelmatige mondzorg

De zorgkosten stijgen: de premie is de helft van wat we in totaal betalen voor de zorg in Nederland. Van wat we in een jaar uitgeven aan cultuur kunnen we nog geen week zorg betalen. Maar de opbrengsten van de zorg stijgen gelukkig ook. Voor allerlei zorgvormen doemt nu steeds vaker de vraag op hoe doelmatig ze nu precies zijn, dus hoe de kosten en opbrengsten zich tot elkaar verhouden.

Verslag van de lezing van dhr. prof. dr. Werner Brouwer tijdens de ALV & NVM-najaarscongres ‘De jeugd niet vergeten’.

Wat levert de zorg precies op?
Economen willen de kosten van de zorg rechtvaardigen. Mede daarom is evidence based medicine steeds belangrijk geworden. We moeten hardmaken dat de zorg iets essentieels oplevert en dat er resultaat wordt geboekt. Het doel van de zorg is niet om geld te besparen, maar juist meer welzijn in onze maatschappij. Geld kan maar een keer uitgegeven worden en daarom moet worden bekeken naar welk stukje van de maatschappij extra geld toe moet. Meer zorg kan dus gevolgen hebben voor het onderwijs en de veiligheid.

Kosten vergelijken
Om de economische zorg te evalueren worden de kosten en de effecten van A en B met elkaar vergeleken. Vervolgens wordt dan de normatieve vraag gesteld: Rechtvaardigen de extra opbrengsten de extra kosten? En is dit bij A of bij B het grootst?

QALY
QALY staat voor Quality-adjusted life year en wordt gebruikt om de effectiviteit van een behandeling in de gezondheidszorg weer te geven. Bij een QALY van 0 is de patiënt overleden. Een QALY van 1 staat voor één jaar in leven in goede gezondheid. Dr. Brouwer laat een schema zien waarin ziektes worden vergeleken met de zorgkosten: Hoeveel kost 1 QALY bij een ziekte? Op de gepresenteerde lijst staat helemaal onderaan: oplossing voor kinderen zonder anus. Hierbij kost 1 QALY dus het minst. Helemaal bovenaan de lijst staat een oplossing voor ouderen met leukemie, een oplossing voor dialyse en longtransplantatie. Als men geen rekening zou houden met de normatieve vraag zouden we onderaan de lijst beginnen met geld uitgeven totdat het budget op is. We investeren dan dus in de oplossing voor impotentie in plaats van longtransplantaties.

Ernst van aandoening zeker van belang
De QALY-bedragen gaan enkel over een persoon. We zouden anders bijvoorbeeld een persoon met kalknagels helpen omdat dit goedkoper zou zijn dan een longtransplantatie. Maar de ernst van de aandoening is ook zeker van belang bij het maken van dit soort keuzes. Waar ligt de grens? Wat mag één perfect gezond jaar kosten? Wat mag cariësvermindering kosten? Daar is nog geen antwoord op. Niet alles is in getallen uit te drukken en alle ethische stukken moeten dan ook worden bekeken in zo’n beslisproces.

Mondzorg
In 2011 werd er meer geld uitgeven aan de mondzorg dan aan de huisarts. Schijnbaar dringt het door dat mondzorg iets waardevols is aangezien het effect heeft op de algehele gezondheid. De doelmatigheid van de mondzorg wordt ook steeds verder geoptimaliseerd. We weten nu dat NOTCP (Gewoon Gaaf) in de eerste drie jaar geen kostenbesparing leverde. Maar na deze periode is er misschien wel een gezondheidswinst en een kostendaling. De mondzorg kan dus waarschijnlijk op een doelmatige wijze effectiever worden door de invoering van NOCTP. En mogelijk goedkoper worden door taakherschikking. |

Taakherschikking
Erik Vermaire (TNO) en collega’s onderzochten het effect van NOCTP in een doorsnee tandartsenpraktijk. Hieruit blijkt dat een op het individu afgestemd preventieprogramma ter voorkoming van cariës leidt tot een gezonder gebit vergeleken met standaard tandartsenzorg. Als de NOCTP-behandeling door een mondhygiënist wordt uitgevoerd, zijn de kosten ook lager. Op het moment leeft daarom de discussie over de inrichting van het Nederlandse mondzorgstelsel met nadruk op preventie, hygiëne en leefstijl en of deze past bij de verschuivingen van werkzaamheden richting de mondhygiënist. Er ligt een belangrijke taak voor de beroepsgroep in het entameren van dit debat.

Werner Brouwers is hoogleraar Gezondheidseconomie aan en tevens voorzitter van het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij houdt zich vooral bezig met de doelmatigheids- en rechtvaardigheidsaspecten van keuzen in de zorg en methodologie van economische evaluaties in de zorg. Hij heeft over deze thema’s uitgebreid gepubliceerd, nationaal en internationaal. Werner is verder onder andere lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Zorginstituut Nederland en het Europese Expert Panel on Effective ways of Investing in Health.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van de heer dhr. prof. dr. Werner Brouwer tijdens de ALV & NVM-najaarscongres ‘De jeugd niet vergeten’.



Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Tarieven, Thema A-Z

Tips voor het up-to-date houden van uw EHBO kennis

Regelmatige praktische training is nodig voor het handhaven van de kennis en vaardigheden van EHBO en reanimatie. Gelukkig zijn medische noodgevallen niet een alledaagse gebeurtenis in een mondzorgpraktijk, maar het is toch belangrijk dat u in staat bent om snel en effectief op een medische noodsituatie te reageren mocht deze zich voordoen.

Medische noodgevallen
Veel mondzorgprofessionals blijken bij een noodsituatie meestal de klassieke fight-of-flight reactie te vertonen. Dit leidt tot angst, prikkelbaarheid en verwarring waardoor we mogelijk minder goed op de situatie reageren dan we zouden willen. Dit ligt niet gebrek aan kennis of vaardigheden, maar waarschijnlijk door gebrek aan ervaring. Oefenen is daarom heel belangrijk om uw vaardigheden aan te scherpen en uw kennis efficiënter toe te passen.

Oefening baart kunst

  • Leer het toepassen van de ABCDE-methodiek. Di is een gestructureerde methode om een slachtoffer te benaderen tijdens een hulpverlening. In de ABCDE wordt gekeken naar de luchtwegen (Airway), ademhaling (Breathing), actief bloedverlies (Circulation), bewustzijn (Disability) en lichaamstemperatuur (Exposure).
  • Oefen hoe u snel en veilig medicijnen, zuurstof en intramusculaire injecties kan toedienen.
  • Oefen reanimatie (CPR) en het gebruik van automatische externe defibrillatoren (AED) met behulp van poppen.
  • Om goed voorbereid te zijn op noodsituaties is het nodig vooraf een helder protocol af te spreken. Ontwikkel deze protocollen en zorg dat deze makkelijk toegankelijk zijn.
  • Oefen als team regelmatig simulatieoefeningen van medische noodsituaties. Neem voldoende tijd om dit kritisch te beoordelen en eventueel procedures aan te passen.
  • Zorg dat u en uw team regelmatig praktische EHBO-trainingen bijwonen om jullie kennis en vaardigheden up-to-date te houden.

Bron:
dentistry.co.uk 

Lees meer over: Diagnostiek, Thema A-Z
Laterale bovenincisief

Restauratieve overwegingen bij de agenetische laterale bovenincisief

Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Lees meer over de behandelmogelijkheden.

Incidentie
De prevalentie van een agenetische laterale bovenincisief ligt tussen de 1,5-2,0%. Dit zijn ongeveer vijftig patiënten per praktijk. Alleen de tweede onderpremolaar is vaker agenetisch.

Behandeling
Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Belangrijk is dat de behandelopties al op jonge leeftijd met de patiënt besproken worden. Het diasteem kan gesloten, geopend of verplaatst worden.

1 Diasteem sluiten
Een diasteem ter plaatse van de laterale bovenincisief kan gesloten worden door het uitvoeren van een orthodontische behandeling, het vervaardigen van een etsbrug of conventionele brug, het plaatsen van implantaten of door het uitvoeren van segment osteotomie. De behandelkeuze ‘orthodontisch sluiten’ heeft de voorkeur maar is afhankelijk van de volgende factoren:

  • Kaakrelatie/occlusie
    Er zijn twee situaties die gunstig zijn om het diasteem te sluiten. Dit is een klasse I relatie met crowding in het onderfront en een klasse II relatie zonder crowding in het onderfront.
  • Profiel
    Een convex profiel is gunstig wanneer er gekozen wordt om het diasteem te sluiten. Het is van belang om te kijken naar de nasolabiale hoek. Wanneer deze hoek groot is dan zal deze hoek toenemen bij het sluiten van het diasteem. Wanneer een incisief 1 millimeter naar dorsaal wordt verplaatst dan zal de lip zich ook 0,75 millimeter naar dorsaal verplaatsen.
  • Kleur en vorm van cuspidaten
    De cuspidaten moeten globaal dezelfde kleur hebben om het esthetisch fraai te houden. Eventueel kan er gebleekt worden. Bij voorkeur gaat het om een smalle cuspidaat omdat de glazuurcementgrens beter past bij de morfologie van een laterale incisief. Om van een incisief een cuspidaat te maken is redelijk wat tandweefselpreparatie nodig. Uit een onderzoek blijkt dat deze weefselafname weinig gevolgen heeft voor het element. Van 37 getransformeerde elementen verkleurde er slechts één. Alle elementen bleven vitaal.
  • Lachlijn
    Tijdens het lachen is de gingiva vaak zichtbaar. De gingivalijn is belangrijk voor de esthetiek. Door de centrale incisieven te intruderen en de cuspidaten te extruderen ontstaat er een mooie gingivalijn. Een andere optie is het chirurgisch corrigeren van de gingiva.

2. Diasteem openen
In sommige gevallen is het sluiten van het diasteem niet mogelijk, bijvoorbeeld bij een klasse III relatie. In dit geval moet er gekozen worden om de diastemen te openen. Het gaat altijd om een lang behandeltraject. Het is verstandig om de patiënt hier zo vroeg mogelijk van op de hoogte te stellen. Openen van een diasteem gaat in de volgende stappen.

  1. Orthodontie
    De kaken worden opgelijnd. Het is belangrijk om gebruik te maken van een orthodontische set-up.
  2. Osteotomie
    De klasse III relatie wordt gecorrigeerd naar een klasse I relatie.
  3. Implantologie
    Ter plaatse van de diastemen worden implantaten geplaatst.

Hoe breed moet dat diasteem worden?
Er zijn verschillende manieren om de breedte van het diasteem te bepalen. De gouden-standaard-verhouding tussen de centrale incisief en de laterale incisief is 1:0,618. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een Bolton analyse. Het makkelijkst is het maken van een waxup. De breedte van het diasteem is ook afhankelijk van de definitieve voorziening die vervaardigd zal worden: een brug of een implantaat.

Definitieve voorziening: een element-gedragen restauratie of een implantaat-gedragen restauratie?
Er zijn veel opties voor het opvullen van het diasteem. Opties zijn het vervaardigen van een etsbrug, glasvezelversterkte brug, conventionele brug, cantileverbrug of het plaatsen van een implantaat. Bij de keuze van deze definitieve voorziening moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. Occlusie en frontrelatie
    Vooral bij het vervaardigen van bruggen is het belangrijk dat de beet gelicht wordt en er goede frontale afsteuning is. Er mag geen sprake zijn van een diepe beet.
  2. Specifieke ruimte
    De ruimte die nodig is voor een implantaat is anders dan voor een adhesiefbrug. Wanneer er een conventionele brug vervaardigd wordt dan moeten de buurelement zo parallel mogelijk aan elkaar gepositioneerd worden.
  3. Restauratieve status buurelement
    Wanneer de buurelementen gaaf zijn dan kan er beter niet gekozen worden om een conventionele brug te vervaardigen. Een betere optie is dan een etsbrug of implantaat.

Implantologie
De meest gekozen optie is het plaatsen van een implantaat. Het voordeel is dat het buurelement niet aangetast wordt en daarnaast is er sprake van een hoog succespercentage. Een implantaat heeft echter ook nadelen en risico’s. Het plaatsen van een implantaat is een invasieve ingreep omdat er bijna altijd te weinig bot aanwezig is. Dit heeft zowel invloed op de behandeling als op het eindresultaat. De esthetische uitkomst is variabel.

Ook stopt niet in alle gevallen de groei rond het 18e levensjaar, vooral jongens groeien langer door. Door het te vroeg plaatsen van een implantaat kan er op latere leeftijd een diasteem ontstaan tussen de centrale incisief en het implantaat. Dit is het gevolg van transversale groei en mesiale drift.

Bij het te vroeg plaatsen van een implantaat kan ook de buccale gingiva gaan doorschemeren. Dit is een gevolg van saggitale groei. Bij mannen stopt dit pas na 20-22 jarige leeftijd. Verticale groei kan zorgen voor een toename in afstand tussen de incisaallijn van de centrale incisief en het implantaat.
Een implantaat moet dus niet te vroeg geplaatst worden, zeker niet bij mannen. Een andere contra-indicatie is de afwezigheid van incisale afsteuning en een afwijkend groeitype (longfaces).

3. Diasteem verplaatsen

Het voordeel van het verplaatsen van een diasteem is dat het esthetische risico kleiner is. Er wordt bijvoorbeeld een implantaat geplaatst ter plaatse van een premolaar in plaats van de laterale incisief.

Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat orthodontisch sluiten tot meer tevredenheid leidt dan het vervaardigen van een prothetische voorziening. Ook komen er parodontaal meer problemen voor bij een prothetische voorziening. Orthodontisch sluiten is de meest voorspelbare behandeloptie. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de nasolabiale hoek en met de risico-groepen. Interdisciplinair overleg is belangrijk bij het behandelen van patiënten met een agenetische laterale bovenincisief.

Dr. Marijn Créton is tandarts-maxillofaciaal prothetist en sinds 2000 verbonden aan het UMC Utrecht.
Tussentijds was zij werkzaam als docente aan de Internationale Universiteit van Barcelona te Spanje (2003-2004). Haar klinische werkzaamheden in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde Utrecht bestrijken het volledige werkgebied van de bijzondere tandheelkunde, waarbij de aangeboren afwijkingen zoals schisis en oligodontie en oncologie haar bijzondere interesse hebben. Daarnaast startte zij in 2006 een parttime verwijspraktijk. In juli 2012 promoveerde zij op een proefschrift: ‘Severe hypodontia: dental, dentofacial, osseous and genetic aspects.’ Sinds 2008 is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Gnathologie en Prothetische tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres De tand in al z’n facetten, georganiseerd door NVT – NVvE – NVVRT – NVvK – VvO – NVMKA – RTV – NVM

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z
spiegel - tandarts

Verborgen pijn bij kinderen met het syndroom van Down

Kinderen met het syndroom van Down kunnen pijn moeilijk aangeven. Tandartsen onderschatten vaak de pijn van een kind met dit syndroom. Hierdoor wordt een tandheelkundige behandeling vaak onderschat.

Verslag van de lezing van mevrouw drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam

Pijnrapportage
Er bestaan vijf vitale functies. Pijn is, naast hartfunctie, temperatuur, bloeddruk en ademhaling, de vijfde vitale functie. Om pijn aan te kunnen geven is een zekere cognitie en vaardigheid vereist. Zelfrapportage wordt gezien als de gouden standaard bij het aangeven van pijn. Maar wat als je dit niet kunt?
De afgelopen decennia is de kennis enorm toegenomen. Vroeger dacht men dat zuigelingen geen pijn hadden. In de jaren tachtig is men er achter gekomen dat zuigelingen wel pijn ervaren, ondanks dat zij dit niet zelf kunnen aangeven. Ook is er lange tijd een ernstige lacune geweest wat betreft het pijnonderzoek bij gehandicapten, pas in de jaren negentig is hier meer over bekend geworden.

Pijn bij kinderen met een beperking
Kinderen met het syndroom van Down moeten gezien worden als een fragiele en kwetsbare groep, helemaal als het gaat om het aangeven van pijn. Uit onderzoek is gebleken dat 60% van de kinderen en 75% van de volwassenen met deze handicap, chronische pijn heeft.
Vaak heeft deze groep mensen meerdere medische problemen. Bij 50% van de kinderen met het syndroom van Down, moet op jonge leeftijd al een hart- of darmoperatie uitgevoerd worden. Ook is het bekend dat mondproblemen bij deze groep vaak onbehandeld zijn.
Over het algemeen onderschatten ouders de pijn bij hun kind. Ook tandartsen onderschatten de pijn van een kind. Een gevolg hiervan is dat de noodzaak van een tandheelkundige behandeling vaak onderschat wordt: pijn en ongemak in de mond worden onvoldoende herkend door de ouders, verzorgers en de tandarts. Door uitstel van pijndiagnostiek en hospitalisatie wordt er een verhoogd overlijdensrisico gecreëerd.

Dimensies van pijn
Het pijnmodel van Loeser geeft de 4 dimensies van pijn weer:

  • Pijnprikkel: De nociceptie.
  • Pijngewaarwording: Het pijnsignaal bereikt de hersenen, pijn wordt waargenomen.
  • Pijnbeleving: De emotionele pijnbeleving.
  • Pijngedrag: Het gedrag ten gevolge van de pijn, zoals schreeuwen of een pijnstiller innemen.

De interpretatie van deze dimensies is lastige bij mensen met beperking.

Onderzoek bij kinderen met het syndroom van Down
Mensen met het syndroom van Down hebben een langere reactie tijd op pijnprikkels dan mensen zonder een beperking. Door een hogere sensorische pijndrempel is er een vertraagde pijnexpressie. Ook hebben mensen met het syndroom van Down meer problemen met het lokaliseren van een koude prikkel.
Uit DNA onderzoek is gebleken dat er 6 pijngenen liggen op chromosoom 21, wat een gedeeltelijke verklaring kan zijn voor het ‘afwijkende’ pijngedrag.
Resultaten uit een Nederlands onderzoek (De Meetbus) laten zien dat 85% van de onderzochte personen in staat was verbaal pijn aan te geven. Echter, de mate (20%) en de locatie (46%) van de pijn was minder goed aan te geven. 88% kon het verschil tussen koud en warm aangeven. Een minderheid van de kinderen is volgens de ouders in staat tot zelfrapportage van de pijn. Kinderen met DS kunnen minder goed met hun pijn omgaan; zij vragen niet om hulp maar zoeken vaker afleiding.
Het is goed om te beseffen dat cognitief-vaardige mensen met het syndroom van Down beter kunnen omgaan met hun pijn of beter de gevolgen kunnen overzien. Bij minder vaardige mensen met het Syndroom van Down moet men alert zijn als hun dagelijkse functioneren ineens achteruit gaat.

‘Het is belangrijk dat onderzoek bij deze kwetsbare groep wordt doorgezet. Er moeten betere meetinstrumenten worden ontwikkeld voor onderzoek bij mensen met een uitingsbeperking’, zei mevrouw Bouvy-Berends.

Conclusies

  • Kinderen met het syndroom van Down blijven altijd afhankelijk van anderen bij beoordeling van pijn.
  • De pijnbeleving van kinderen met het syndroom van Down is anders: De reactie op pijn is trager en de pijn is minder goed te lokaliseren.
  • Waarschijnlijk zijn deze mensen minder pijngevoelig. Maar omdat dit niet zeker is, mag hier niet van worden uitgegaan.
  • Het belangrijkste is om pijn te voorkomen.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van mw. drs. Bouvy-Berends, tandarts CBT Rijnmond, Rotterdam, tijdens het afscheidssymposium ‘Kaaskiezen? Geen Keuze!’ in het UMCG.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z
zzp

Tandheelkundige zzp’ers op vierde plaats best verdiendende zzp’ers

Tandheelkundige zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) staan op de vierde plaats van best verdienende zzp’ers. Zij hebben gemiddeld een ondernemersinkomen van 74.500 euro per jaar. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. Hierbij werd het gemiddelde ondernemersinkomen vergeleken. Dit is het ondernemersinkomen waar de ene helft van de zzp’ers boven en de andere helft onder zit.

Op de eerste plaats van meest verdienende zzp’ers staan medisch specialisten, met een gemiddeld ondernemersinkomen van 150.000 euro per jaar.

Top 10 meest verdiendende zzp’ers
1. Medisch specialisten
2. Dienstverlening voor scheepvaart
3. Apotheken
4. Tandheelkundige praktijken
5. Praktijken van huisartsen
6. Rechtskundige dienstverlening
7. Adviesbureaus op het gebied van IT
8. Overige kredietverstrekking
9. Financiële holding
10. Holdings, interne concerndiensten

Bron:
CBS

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z, ZZP-er

Stappenplan Gewoon Gaaf beschikbaar voor praktijken

Het stappenplan Gewoon Gaaf voor kinderen van 0-18 jaar ontwikkeld door het Ivoren Kruis is nu beschikbaar voor praktijken. Het stappenplan is onderverdeeld naar de doelgroepen 0-4, 4-12 en 12-18 jaar.

Stappenplan Gewoon Gaaf
De preventiemethode Gewoon Gaaf legt de nadruk op het stimuleren van goede zelfzorg bij de (ouder van de) patiënt van 0-18 jaar en begint bij de doorbraak van de 1e tand (6-12 maanden). Als basis wordt het PMO-protocol en het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis gevolgd. Aanvullende terugkombezoeken plannen mondzorgverleners op basis van het risicoprofiel (groen, geel, oranje of rood). Deze maakt hij bij elk PMO-bezoek. Daarbij maakt hij een inschatting of de ouders de gemaakte zelfzorgafspraken zelfstandig nakomen of dat daarbij zijn steun nodig is. Bij Gewoon Gaaf draait het om het inlevingsvermogen van de mondzorgverlener in de unieke patiënt. Belangrijk daarbij is dat hij aansluit bij het niveau van de patiënt. De mondzorgverlener bekijkt hoeveel ondersteuning (de ouder van) de patiënt nodig heeft en beoordeelt het risico dat de patiënt loopt. Na ieder consult maakt hij zelfzorgafspraken met de (ouder van de) patiënt, waar hij een volgend bezoek op terugkomt.

Stappen, hulpvragen en tips
In het stappenplan worden de stappen kort beschreven. In de bijlagen zijn hulpvragen, tips en suggesties te vinden die bij de stap aansluiten. Het stappenplan is tot stand gekomen met behulp van input uit het dentale veld, de omslaggroep en het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het Ivoren Kruis. De NVvK ondersteunt Gewoon Gaaf en is blij met het stappenplan dat kosteloos is te downloaden en printen.

Lees ook
Gewoon Gaaf: preventiemethode voor kinderen en hun ouders

Bekijk de video:  Gesprek Gewoon Gaaf


Download brochure stappenplan-gewoon-gaaf-def.pdf
Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Science Gallery London host tentoonstelling ‘Mouthy’

Vanaf juli tot november is er in Londen een bijzonder evenement te vinden, genaamd ‘Mouthy’. De Science Gallery London wordt dan omgetoverd tot een ruimte om alles in en rondom te mond te ontdekken, met Kings College London als host.

Kunstenaars en wetenschappers van over de hele wereld werden uitgenodigd om voorstellen te doen voor de tentoonstelling.

Thema’s en onderwerpen
De Science Gallery hoopt tijdens het evenement verschillende thema’s en onderwerpen te kunnen dekken, waaronder:

  • Kwijlende monden – de essentiële rol van speeksel
  • Gezonde en ongezonde monden – de impact van bacteriën in onze monden
  • Emotionele monden – alles wat kan omgaan in een mond, van pijn tot plezier
  • Veranderende monden – hoe monden door de jaren heen zijn ontwikkeld, en hoe dit communicatie beïnvloedt
  • Unieke monden – hoe monden en hun inhoud mensen fysiek, sociaal en cultureel gezien van elkaar onderscheiden, en een platform voor het uiten van jezelf bieden
  • Monden van de toekomst – hoe zullen monden er in de toekomst uitzien?
  • Dieren monden

Bron: Science gallery

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Preventie: de samenwerking tussen tandarts, preventieassistent en mondhygiënist in beeld

Hoe verloopt de samenwerking bij preventie tussen tandarts, preventieassistent en mondhygiënist?
Lieneke Steverink, mondhygiënist en docent voor preventie assistenten, stelde een online vragenlijst op die door 600 mondzorgprofessionals werd ingevuld. Een overzicht van de uitkomsten voor samenwerking, controle, begeleiding en doorverwijzing.

Vorig jaar werden via het internet vragenlijsten verspreid onder tandartsen, mondhygiënisten en preventieassistenten over samenwerking in de praktijk op het gebied van preventie. 82 tandartsen verspreidt over heel Nederland vulden de vragenlijst in, zo ook 254 preventieassistenten en 264 mondhygiënisten.

Het merendeel van de ondervraagde tandartsen (54,9%) werkt intern samen met assistenten, (paro)preventieassistenten en mondhygiënisten. 17,1% werkt intern met tandartsen en assistenten samen, 8,5% werkt enkel met assistenten samen, 8,5% met assistenten en mondhygiënisten, 7,3% met assistenten en preventieassistenten en 3,7% met assistenten, preventie- en paropreventieassistenten. Daaruit blijkt dat een kwart van de ondervraagde tandartsen zonder preventieassistent en/of mondhygiënist werkt en 37% zonder interne mondhygiënist. Bijna 60% van de ondervraagde tandartsen werkt met een externe mondhygiënist samen.

Wie is de specialist in preventie?
De NVM, KNMT en ANT geven in hun communicatie aan de mondhygiënist de specialist in preventie te vinden.

Antwoord tandartsen
De vraag ‘Wie is volgens u specialist in preventie?’ werd als volgt beantwoord door de tandartsen die deelnamen aan het onderzoek:

  • De mondhygiënist – 50,0%
  • De tandarts – 31,7%
  • De (paro)preventieassistent – 18,3%

Opmerkelijk hierbij is dat de (paro)preventieassistent en de tandarts zo hoog scoren gezien de uitspraken van de NVM, ANT en KNMT. De (paro)preventieassistent werkt onder eindverantwoordelijkheid van de tandarts of mondhygiënist. Het zou logisch zijn als de tandarts en mondhygiënist meer kennis en kunde zouden hebben dan de (paro)preventieassistent. Het lijkt zo alsof er tandartsen zijn die zichzelf minder hoog inschatten op gebied van preventie dan hun medewerkers die ze zouden moeten aansturen en/of voorbij gaan aan de rol van de mondhygiënist.

Mondhygiënisten leren in de opleiding om diagnoses en ook prognoses te stellen, zeker op het terrein van parodontitis. Mondhygiënisten kunnen zodoende de tandarts informeren over de conditie van weefsels op basis waarvan de tandarts kan beslissen of extractie en kronen mogelijk zijn. Mondhygiënisten ervaren soms problemen in hoe serieus ze hierin worden genomen door de tandarts.

Tandartsen gaven antwoord op de volgende vraag: In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling? Een mondhygiënist heeft meer verstand van parodontitis dan de tandarts. De tandartsen antwoordden:

  • 32,9 % – Totaal oneens
  • 30,5 % – Enigszins oneens
  • 18,3 % – Neutraal
  • 14,6 % – Enigszins eens
  • 3,7% – Totaal eens

Uit de antwoorden van dit online onderzoek blijkt dat veel tandartsen de mondhygiënist niet zien als iemand die meer verstand heeft van parodontitis dan de tandarts.

Antwoord preventieassistenten
Dezelfde vraag – wie is volgens u de specialist in preventie? – werd aan 254 preventieassistenten uit het hele land gesteld. Zij antwoordden als volgt:

  • De tandarts – 15%
  • De mondhygiënist – 55%
  • De (paro)preventieassistent – 29,9%

De (paro)preventieassistenten zien de mondhygiënist meer als specialist in preventie dan de tandarts.

Wellicht is er verwarring rondom het woord ‘preventie’, want dit woord kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Aan de hand van deze antwoorden verwacht je dat de preventieassistent liever begeleid zouden worden door de mondhygiënist dan door de tandarts. Wordt dit in de praktijk gedaan? Wie bespreekt zijn patiënten met de mondhygiënist? 55% van de preventieassistenten zou in elk geval graag nauw willen samenwerken met een mondhygiënist en slechts 8,7% niet.

Controleren
De onderzoeksdeelnemers gaven de volgende antwoorden op de vraag wie een gebitsreiniging en/of DPSI van zijn collega controleert.

  • 7% van de preventieassistenten laat zijn werk (gebitsreiniging en/of DPSI) controleren door de mondhygiënist.
  • 2,4 % van de tandartsen laat dit werk door de mondhygiënist doen.
  • 64,6% van de preventieassistenten zegt dat de tandarts de gebitsreiniging en/of DPSI controleert.
  • Maar liefst 28% van de preventieassistenten zegt dat hun werk nooit wordt gecontroleerd terwijl de tandarts en/of mondhygiënist de eindverantwoordelijke is. Verwarrend is dat slechts 3% van de ondervraagde tandartsen die samenwerken met een preventieassistent aangeeft dat zij de preventieassistent nooit controleren.
    Wellicht hebben preventieassistenten het niet in de gaten als zij gecontroleerd worden door de tandarts. Het zou kunnen zijn dat de tandarts het werk van de preventieassistent controleert als de patiënt bij de tandarts in de stoel ligt.

Begeleiding

  • 7,3% van de ondervraagde tandartsen vindt dat de preventieassistent helemaal niet begeleid hoeft te worden.
  • 28% van de tandartsen zegt dat de preventieassistent door de mondhygiënist begeleid zou moeten worden.

Dit komt niet overeen niet met de percentages die de preventieassistenten zelf geven.
Maar liefst 24,8% van de preventieassistenten vindt dan ze hun werk geheel zelfstandig kunnen doen en 36,6% vindt dat ze dit enigszins kunnen. 26% vindt dat ze hun werk niet zelfstandig kan doen.

Wettelijk kan een preventieassistent niet als zelfstandige werken maar wel zelfstandige handelingen doen. De preventieassistente beschikt daarom ook niet over een persoonlijke AGB-code. Je zou verwachten dat de preventieassistent in de dagelijks praktijk flink gecontroleerd en begeleid wordt.

Hoe vaak bespreekt de preventieassistent patiënten met de mondhygiënist?
Op deze vraag gaven de preventieassistenten de volgende antwoorden:

  • Slechts 8,7% bespreekt al zijn patiënten met de mondhygiënist
  • 68,1% doet dit alleen bij bijzonderheden
  • 23,2% bespreekt zijn patiënten nooit met de mondhygiënist
  • Hierbij moet wel opgemerkt worden dat er bij 27,6% van de preventieassistenten geen mondhygiënist in de praktijk aanwezig is en het doorspreken van een patiënt niet mogelijk is.

    Bespreekt de preventieassistent dan een patiënt met de tandarts? Tandartsen gaven de volgende antwoorden op de vraag “Bespreekt u de patiënten met uw ondersteunend personeel”

  • 18,3% – Nee, mijn medewerkers hebben geen patiënten
  • 2,4% – Nee, ik bespreek nooit patiënten met mijn medewerkers
  • 47,6 % – Ja, ik bespreek patiënten met mijn medewerkers als er iets speciaals is
  • 31,7% – ja ik bespreek patiënten altijd met mijn medewerkers

Samenwerking mondhygiënist en preventieassistent
Van de 264 ondervraagde mondhygiënisten zegt 66% dat er een preventieassistent in de praktijk aanwezig is. Toch heeft 42,8% van de gehele groep mondhygiënisten absoluut niet het idee samen te werken met de preventieassistent. Slechts 16,7% heeft echt het idee dat er samengewerkt wordt.

Gelukkig wil 40,9% van de ondervraagde mondhygiënisten de preventieassistent heel graag begeleiden en 39,8% enigszins. 9,5% ziet dit niet zitten. 84,5% van de mondhygiënisten geeft zelfs aan dat preventieassistenten altijd bij hun kunnen aankloppen als ze met een vraag zitten.
Preventieassistenten hebben echter niet allemaal het gevoel dat ze met al hun vragen bij de mondhygiënist terecht kunnen: 17,7% vindt dat ze niet bij de mondhygiënist terecht kan voor vragen. 48% heeft gelukkig dit gevoel wel. Slechts 9,1% van de ondervraagde mondhygiënisten vindt dat de preventieassistent genoeg hulp vraagt.

Vindt u dat de preventieassistent genoeg hulp vraagt?
Antwoorden gegeven door mondhygiënist

  • 9,1% Totaal eens
  • 12%  Eniszins eens
  • 29,9% Neutraal
  • 26,5%Totaal oneens
  • 22,3% Enigszins oneens

Titelmisbruik
Een grote doorn in het oog van mondhygiënisten is titelmisbruik: een preventieassistent die aangeeft mondhygiënist te zijn. De deelnemers van het onderzoek gaven de volgende antwoorden op dit punt.

  • 3,1% van de ondervraagde preventieassistenten zegt zich mondhygiënist te (laten) noemen en 18,5% zegt dat dit wel eens voorkomt.
  • Volgens 20,5% van de preventieassistenten komt het vaak voor dat patiënten hen mondhygiënist noemen zonder dat de praktijk die indruk wekt. Bij 69,1% komt dit wel eens voor.

Het is dan ook niet vreemd dat 25,4% van de ondervraagde mondhygiënisten heel vaak meemaakt dat de preventieassistent zich mondhygiënist heeft (laten) noemen. 39,8% maakt dit af en toe mee en 34,8% maakt dat totaal niet mee. Toch geeft 70% van de ondervraagde tandartsen aan nog nooit te hebben meegemaakt dat de preventieassistent zich mondhygiënist heeft (laten) noemen. Dit is dus een groot verschil met de ervaring van de mondhygiënist.

Het lijkt erop dat vooral patiënten hardnekkig mondhygiënist blijven zeggen tegen preventieassistenten en dat mondhygiënisten dit opvatten als titelmisbruik. Toch blijft het aantal preventieassistenten dat zich (wel eens) mondhygiënist (laten) noemen vrij groot aangezien het wettelijk verboden is. Slechts 15% van de ondervraagde tandartsen geeft namelijk aan dat ze nooit uitleg geeft over het verschil tussen de preventieassistent en de mondhygiënist. De andere ondervraagde tandartsen geven aan dit vooral mondeling te verduidelijken maar een deel doet dit enkel als de patiënt om uitleg vraagt. Bij 9,8% van de tandartsen staat het op de website uitgelegd of ligt in de wachtkamer een uitleg.

Houden aan bevoegdheden
47% van de ondervraagde mondhygiënisten krijgt het idee dat de preventieassistent werk moet doen wat hij/zij niet aankan en 35,6% heeft die indruk enigszins. Meer dan driekwart denkt dus dat preventieassistenten werk doen waarvoor ze niet bekwaam zijn. Preventieassistenten zijn opgeleid om te behandelen in de DPSI-categorie A.

Welke patiënten verwijst de tandarts naar de preventieassistent?

  • 25,6% van de ondervraagde tandartsen verwijst niet naar de preventieassistent
  • 47,6% verwijst alleen bij categorie A
  • 19,5% verwijst ook bij categorie B naar de preventieassistent en
  • 7,3% zelfs bij categorie C.

Van de naar de preventieassistent verwijzende tandartsen, verwijst 36% een te hoge categorie door. Maar dit komt niet overeen met de antwoorden van de preventieassistenten. Slechts 25,6% van de preventieassistenten gaf aan alleen categorie A te behandelen. Iets minder dan driekwart van hen behandelt dus een te hoge DPSI. 23% behandelt zelfs categorie C.

Het is daarom niet vreemd dat maar 32% van de ondervraagde mondhygiënisten vindt dat ze via de preventieassistent tijdige verwijzingen krijgen.

Tijdens de Dag van de Preventieassistent vertelden preventieassistenten in de zaal dat dit komt doordat patiënten niet naar de mondhygiënist willen omdat ze een vertrouwensband hebben opgebouwd met hun preventieassistent en ook wegens te weinig financiële middelen van sommige patiënten.

Daarnaast gaven preventieassistenten aan dat ze zich gedwongen voelen door de tandarts om niet door te verwijzen naar de mondhygiënist: 13,5% van de ondervraagde preventieassistenten gaf aan dat ze zich regelmatig, vaak of altijd gedwongen voelt om behandelingen uit te voeren waarvoor ze niet zijn opgeleid en/of ze zich niet bekwaam in voelen.

Doorverwijzen ASA-scores
Doorverwijzing bij ASA-scores laat een vergelijkbaar beeld zien. De preventieassistent wordt opgeleid om gezonde patiënten te behandelen en toch verwijst maar liefst 13,4% van de tandartsen zelfs ASA score 4 aan de preventieassistent door en vindt zelfs 39% van de tandartsen dat de mondhygiënist dit prima aankan. Dat is vreemd want in deze score is het enkel verantwoord om acute hulp te verlenen. 28% van de tandartsen vertrouwt alleen ASA 1 aan preventieassistenten toe en 2,4% aan mondhygiënisten. 45% van de tandartsen vindt dat preventieassistenten ASA 1 en 2 prima aan kunnen. 20,7% vertrouwd dit aan de mondhygiënist toe. Ook score 3 wordt door 13,4% van de ondervraagde tandartsen nog aan de preventieassistent toevertrouwd en 37,8% verwijst deze patiënten naar de mondhygiënist.

Lengte opleiding
Nog een heet hangijzer is de lengte van de opleiding van de preventieassistenten. 27,6% van de preventieassistenten vindt deze opleiding niet lang genoeg in tegenstelling tot de 33% die het wel lang genoeg vindt. Van de ondervraagde tandartsen geeft 41,5% aan dat ze de opleiding onvoldoende lang vindt, 30,5% vindt het wel voldoende lang. Van de ondervraagde mondhygiënisten vindt zelfs 79,5% dat de opleiding onvoldoende lang is tegenover 6,5% die het wel voldoende lang vindt.

Ondanks het verschil in opleiding geven mondhygiënisten op diverse social media aan over de paro-preventieassistent te struikelen en voelen ze de hete adem van hen op de banenmarkt. Sommige mondhygiënisten geven aan dat ze veel minder verwijzingen zouden krijgen door de komst van deze kracht. De mondhygiënist lijkt zich toch niet zoveel zorgen te hoeven maken over hoe de tandartsen de preventieassistent inschatten. Aan de tandartsen werd gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met de volgende stelling: De paro-preventieassistent heeft dezelfde kennis en kunde als de mondhygiënist.

  • 53,7% – Totaal oneens
  • 23,2% – Enigszins oneens
  • 11,0% – Neutraal
  • 9,8% – Enigszins eens
  • 2,4% – Totaal eens

De vragenlijst is geenszins een wetenschappelijk onderzoek maar uitslag van een online vragenlijst. Ik denk wel dat de uitkomsten van de vragenlijst aanzet zouden kunnen geven tot nader onderzoek en/of tot verder nadenken.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z

Kauwgom vangt binnen dertig seconden honderd miljoen bacteriën

Kauwgom is een prima bacteriënvanger. Dit blijkt uit onderzoek van Stefan Wessel, promovendus bij de afdeling Biomaterialen van het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Geen vervanger
Kauwgom heeft een aantal gezondheidsvoordelen, zoals het stimuleren van speekselvorming waardoor etensresten tussen de tanden worden verwijderd. Kauwgom helpt ook om cariës en bloedend tandvlees te voorkomen. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat kauwgom bacteriën verwijdert op de kauwvlakken, zal kauwgom nooit tandenpoetsen en flossen kunnen vervangen.

Bacteriën
Voor het onderzoek hebben tien vrijwilligers vier weken lang drie keer per dag kauwgom moeten kauwen met en zonder de toegevoegde ingrediënten. Vervolgens is het aantal bacteriën in de tandplak en de levensvatbaarheid en samenstelling van de micro-organismen bestudeerd.

Resulaten
Het blijkt dat na dertig seconden kauwen ongeveer honderd miljoen zijn bacteriën gevangen. Tevens was het zo dat hoe langer mensen kauwgom kauwden, hoe meer verschillende soorten bacteriën in het tandplak voorkwamen. Zo’n divere samenstelling zou mogelijk gezonder zijn dan een eenzijdige samenstelling. Het is niet duidelijk welke soort bacterie het meest gevangen werd. De onderzoeker benadrukt dat het ook niet nodig is om alle bacteriën te verwijderen, aangezien een aantal een berschermende functie hebben.

Vervolgonderzoek
Om andere effecten van kauwgom aan te kunnen tonen, zoals kleurvermindering, zal eerst meer experimenteel onderzoek moeten worden verricht.

Bron: Rijksuniversiteit Groningen




Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Kindertandenborstel Bumblies teruggeroepen door fabrikant

De fabrikant van de Bumblies kindertandenborstel roept deze terug. De tandenborstel is bestemd voor kinderen van 0 tot 3 jaar. Er bestaat volgens de fabrikant een mogelijkheid dat kinderen de zuignap op de achterkant eraf kunnen bijten en inslikken.

Het bedrijf roept consumenten op om de tandenborstel niet meer te gebruiken. Het gaat om de Bumblies tandenborstel (0-3 jaar) in de kleuren geel, groen, roze en oranje.

Consumenten die de tandenborstel hebbben gekocht, krijgen hun aankoopbedrag terug. Zij kunnen een foto van de gebruikte tandenborstel mailen naar service@superunie.nl of de streepjescode van de verpakking toesturen naar Bumblies,  Antwoordnummer 3500, 4140 VH BEESD, onder vermelding van naam, rekeningnummer en winkel van aankoop.

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

ANT-Checklist voor IGZ inspectie op KEW-dossier

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft dit jaar het KEW-dossier als speerpunt bij controle van tandartspraktijken.
De ANT stelde een checklist op na overleg met de IGZ, de VGT en de afdeling radiologie van ACTA van de punten waar de IGZ op let.

Wát controleert IGZ?

1. KEW-dossier
De aanwezigheid van een KEW-dossier. En dan wordt bedoeld: de inhoud. De vorm waarin het KEW-dossier is vastgelegd (digitaal of op papier, vormgeving) is niet van belang. In dit dossier moeten in ieder geval aanwezig zijn:

a. De brief van de ANVS of Agentschap NL waarin de melding van de in gebruik genomen toestellen wordt bevestigd. Toelichting: De melding door u aan Agentschap NL volstaat niet.
b. Gegevens van de ondernemer / registratiehouder: naam, adres, uittreksel KvK
c. Gegevens van de Toezichthoudend Deskundige (tandarts met Stralingsdeskundigheidscertificaat 5 A/M)
Naam, BIG nummer. En indien de Toezichthoudend Deskundige niet de ondernemer is, maar namens de ondernemer is aangewezen: de door beide partijen getekende brief waarin dit mandaat is vastgelegd.
d. Acceptatietest(s) van de röntgenapparatuur
e. Overzicht van meetwaardes
Berekende meetwaardes binnen en buiten de locatie. Het maximale aantal opnames per toestel dat uitgangspunt vormt voor berekening dient gestaafd te kunnen worden.
f. Stralings-risicoanalyse, beoordeeld door een geregistreerd Coördinerend Stralingsdeskundige (stralingsdeskundige niveau 3)

2. Onderhoud en controle
Aangetoond moet kunnen worden dat structureel periodiek onderhoud aan de röntgensystemen plaatsvindt. Vooralsnog hanteert IGZ ter zake de frequentie van onderhoud hetgeen de leverancier van de apparatuur heeft bepaald of geadviseerd. Aangetoond moet kunnen worden dat jaarlijks controle van de apparatuur plaatsvindt. Deze controle kan grotendeels door de Toezichthoudend Deskundige gedaan worden, maar moet worden getoetst door een Coördinerend Deskundige.
De onderdelen waarop jaarlijks controle dient plaats te vinden vindt u in bijlage 6 van de Richtlijn Tandheelkundige Radiologie (update 2015), p. 50 – 51 en p. 57 Jaarverslag stralingshygiëne, opgesteld door de Toezichthoudend Deskundige (namens
de ondernemer).

Beknopt verslag waarin opgenomen:
● Datum van de laatste kwaliteitscontrole en eventuele opmerkingen of actiepunten
● Wijzigingen ter zake röntgenconfi guratie
● Melding of aantal röntgenopnames van het afgelopen jaar in lijn is met het uitgangspunt
van de stralingsrisicoanalyse
● Berichtgeving ter zake eventuele incidenten (bijv. het onbedoeld betreden van de
ruimte tijdens het maken van een röntgenopname)

3. Toepassen van ALARA
● Alle röntgenopnames worden gemaakt met apparatuur die is voorzien van een rechthoekige cone op de tubes (collimator).
● Er wordt gebruik gemaakt van instelapparatuur
● Bij niet-digitale röntgenapparatuur: Er wordt gebruik gemaakt van F-speed film
● Patiëntendossiers moeten het hanteren van het ALARA-uitgangspunt kunnen bevestigen.

4. Deskundigheid
De tandarts die röntgenopnames indiceert en maakt of opdracht geeft om te maken, voldoet door scholing aan de Eindtermen Stralingshygiëne voor Tandartsen en Orthodontisten (Stralingsdeskundigheidscertifi caat 5 A/M). Zonder deze kwalificatie is de tandarts niet bevoegd tot het indiceren en maken van röntgenopnames. Voordat de aldus bevoegde tandarts opdracht geeft tot het maken van een röntgenopname, heeft hij zich vergewist van de bekwaamheid van de opdrachtnemer(s).

Opdrachtnemers moeten vanaf 1-1-2018 extern gecertifi ceerd zijn. Tot deze datum geldt een overgangsperiode waarin interne scholing kan volstaan.

Schriftelijk is vastgelegd:
● de instructie voor het maken van intra- en extraorale röntgenopnames;
● verklaring van opdrachtnemers dat zij instructie hebben gekregen en deze hebben begrepen

De tandarts volgt nascholing op het gebied van röntgen.

5. Veiligheid
Maatregelen moeten zijn getroffen om het onbedoeld betreden van de ruimte tijdens het maken van een röntgenfoto tegen te gaan. Bijvoorbeeld: de toegangsdeur tussen openbare ruimte en behandelingsruimte moet voorzien zijn van waarschuwings-signalering (gele driehoeksticker ‘röntgenstraling’) als het onbedoeld betreden van de ruimte tijdens het maken van een röntgenfoto door deze deur mogelijk is. De ruimte waar men een dosis kan ontvangen van 1 tot 6 mSv/jaar (bijv. OPT-ruimte) is
een zgn. ‘bewaakte zone’ en moet herkenbaar zijn door een waarschuwingssticker op de
toegangsdeur.

Bij het maken van een extra orale röntgenfoto moet de (houding van de) patiënt bewaakt kunnen worden. Bij het ontbreken van mogelijkheden om tijdens het maken van de foto de patiënt direct te aanschouwen (raam) wordt geadviseerd om de röntgenruimte van een (bewakings) camera te voorzien.

6. Patiëntdossiers
In het patiëntdossier moet altijd genoteerd worden:
● Indicatie voor het maken van de röntgenfoto
● Naam van de behandelaar die de foto maakt
● Inhoudelijke beoordeling van de röntgenfoto

Lees ook
Update: Checklist IGZ-protocollen

IGZ checklist en tips om terugvallen kwaliteitsniveau te voorkomen

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z

Yoga voor mondzorgprofessionals

Mondzorgprofessionals krijgen elke dag met fysieke, mentale en emotionele uitdagingen te maken. De omgang met angstige patiënten, lange tijden zittend doorbrengen, de angst van het bezitten van een praktijk enzovoort kunnen soms even allemaal teveel worden en leiden tot angst, boosheid en soms zelfs depressies. Er zijn uiteraard meerdere mogelijkheden om hiermee te kunnen leren omgaan, en een daarvan is yoga.

Technieken van yoga
De basis van allerlei verschillende vormen van yoga is het synchroniseren van het lichaam en de ademhaling. De ademhaling wordt in een bepaald ritme gebracht, wat met verschillende technieken kan worden gedaan. Elke techniek kan worden gebruikt om verschillende effecten te bereiken. De meest bekende is het diep in- en uitademen, waarbij de in- en uitademing even lang duren.

Fysieke voordelen
Dit brengt meerdere fysieke en mentale voordelen met zich mee. Fysieke voordelen kunnen zijn het ontgiften en ontspannen van het lichaam, en meer flexibiliteit. Ook kunnen door middel van yoga onder andere de longen, het hart en het immuun systeem worden versterkt. Yoga kan ook bijdragen aan betere slaap, een lager bloedsuiker niveau en versterking van de botten.

Mentale voordelen
Naast fysieke voordelen, brengt yoga ook veel mentale voordelen met zich mee, zoals een betere concentratie en meer bewustzijn van het heden. Hierdoor wordt de kans kleiner om in stressvolle tijden een negatieve uitbarsting te krijgen, en wordt het veel makkelijker om hier rustig en goed mee om te gaan.

David Hennington, 25 jaar actief als tandarts, 15 jaar actief in yoga, adviseert elke mondzorgprofessional om eens kennis te maken met yoga, om zelf te ervaren hoe dit een positieve uitwerking kan hebben op zowel het werk- als privé leven.

Bron: Hygienetown

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z
onderzoek-loepbril

IGZ geeft aanwijzing aan tandartspraktijk in Amsterdam

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft Tandartspraktijk Braga B.V. in Amsterdam een aanwijzing gegeven. De praktijk moet nu binnen drie maanden verbeteringen doorvoeren.

De tandartspraktijk werd twee keer bezocht door de inspectie. Na het eerste bezoek moest de praktijk verbetermaatregelen doorvoeren maar bij het tweede bezoek van de IGZ bleken deze maatregelen niet of voldoende uitgevoerd te zijn.

De inspectie zag verschillende risico’s voor de patiëntveiligheid op het gebied van infectiepreventie, radiologische zorg, organisatie en zorg. Tandartspraktijk Braga moet nu binnen drie maanden maatregelen nemen om te voldoen aan de aanwijzing.

Bron: IGZ

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
KOM: 80% van de tandartsen fraudeert voor geven kwalitatieve mondzorg

KOM: 80% van de tandartsen fraudeert voor geven kwalitatieve mondzorg

Tijdens het forum van het Keurmerk Onafhankelijke Mondzorg (KOM) gaf 80% van de aanwezige tandartsen toe te “frauderen” om een toch een kwalitatieve mondzorgbehandeling te kunnen geven. Hans Beekmans, voorzitter van KOM, zei dat tandartsen in een spagaat terecht komen tussen wat wettelijk mogelijk is en de wens om kwalitatief en innovatief te kunnen werken. Hij riep de politiek dan ook op om tandartsen de werkelijke verrichtingen te laten declareren en de patiënt mee te laten praten over zijn eigen mondzorg, meldt Medical Facts.

Leugen uit de gezondheidszorg
Het KOM is in januari dit jaar opgericht en hield op donderdag 17 maart een forum waarbij zo’n 100 tandartsen, vertegenwoordigers uit de politiek, verzekeraars en patiënten aanwezig waren. KOM-voorzitter Beekmans: “De leugen moet uit de gezondheidszorg, de patiënt moet kunnen krijgen waar hij of zij voor kiest. En die verrichtingen moeten normaal en transparant gedeclareerd kunnen worden door de tandarts. Het is ook te gek voor woorden dat patiënten die zelf willen bijbetalen voor (top)tandheelkundige zorg, dat in ons land niet mogen. Dat is in Nederland zelfs strafbaar. Als enige land in Europa.”

Daling kwaliteit mondzorg
Beekmans ziet met name de laatste tien jaar een daling van de kwaliteit van mondzorg in Nederland, niet alleen in de praktijk maar ook in het onderwijs. Twee KOM-tandartsen lieten tijdens hun presentatie voorbeelden zien waarbij de kwaliteit niet werd ondersteund door beleid van de overheid. VVD-kamerlid Arno Rutte gaf aan dat het onderwerp mondzorg niet op de agenda staat van politiek Den Haag. Hij wil bekijken of patiënten zelf weer mogen bepalen of ze voor extra mondzorg willen betalen.

Ook zorgverzekeraars gaven toe deze situatie vaker te zien. Mevrouw Kroese, adviserend tandarts van de VGZ, gaf aan dat er op grote schaal sprake is van een groeiende tweedeling tussen slechte kwaliteit mondzorg en niet declareerbare kwalitatieve mondzorg.

Het KOM organiseert op 11 juni een symposium voor patiënten over dit onderwerp: de aangesloten KOM-tandartsen nodigen dan hun patiënten uit.


Bron: Medical Facts

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z

ANT bezorgd over groeiend aantal mensen dat tandarts niet meer bezoekt

De ANT maakt zich grote zorgen over een groeiende groep patiënten die de tandarts nooit meer bezoeken. Het CBC maakte op 14 maart cijfers bekend waaruit blijkt dat 30% van de mensen met een laag inkomen niet jaarlijks naar de tandarts of mondhygiënist gaan. Bij de hoogste inkomensklasse loopt tandartsbezoek op tot bijna 90% en tot 40 % voor bezoek aan de mondhygiënist.

Wegblijvers: laag inkomen, kwetsbare ouderen en jongeren
De ANT geeft aan dat het bij de groep die de tandarts niet meer bezoekt niet alleen gaat om mensen met een laag inkomen, maar ook om kwetsbare ouderen en een groeiende groep jongeren. “Dit is op de lange duur desastreus voor de mondgezondheid en leidt uiteindelijk tot veel hogere maatschappelijke kosten. Problemen in de mond zijn al erg genoeg, maar kunnen ook elders in het lichaam problemen veroorzaken of verergeren”, zegt tandarts en ANT-bestuurslid Ravin Raktoe.

Toegankelijkheid van tandarts
De ANT vindt dat het tijd wordt “dat de afbraakpolitiek van de mondzorg stopt. Deze zet een grote rem op de toegankelijkheid van de tandarts. We kunnen qua innovatie en nieuwe mogelijkheden zoveel meer, voor alle lagen van de bevolking, maar overregulering en bezuinigingen staan dat in de weg.”

De ANT stelt dat het probleem verder gaat dan alleen mensen met een lager inkomen die de tandarts niet meer bezoeken. Ravin Raktoe: “Vorig jaar heeft de Inspectie al het probleem van kwetsbare ouderen aangekaart, maar ook een grote groep jongeren ziet de tandarts niet of te laat, terwijl zij gewoon onder de basisverzekering vallen. De zorgverzekeraars hebben deze groep precies in kaart, maar doen niets. En dat is een slechte zaak, omdat we weten dat een gaatje als kind je de rest van je leven blijft achtervolgen. Alleen regelmatig bezoek aan de tandarts kan dat voorkomen. Want voorkomen is over een langere periode verreweg de goedkoopste oplossing.”

Hogere tarieven tandartsverzekering
Zorgverzekeraars hebben volgens de beroepsvereniging ook een deel van de sleutel in handen als het gaat om het toegankelijk houden van de mondzorg. “De zorgverzekeraars verhogen jaar in jaar uit de premie, terwijl de dekking alleen maar afneemt. De premies van tandartsverzekeringen zijn de afgelopen vier jaar met zo’n twintig procent gestegen, terwijl de dekking elk jaar wordt versoberd. Tegelijkertijd zijn de tandartstarieven in dezelfde periode met amper vijf procent gestegen”, legt Raktoe uit. “Sterker nog: tandartsen zijn het afgelopen jaar zelfs beduidend goedkoper geworden.”

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z

TV-campagne NVM-mondhygiënisten over slechte adem


Na de succesvolle opzet van de afgelopen jaren, wordt de invulling van de actieweek breder getrokken. Aangesloten NVM-mondhygiënisten organiseren nu activiteiten in het gehele land op verschillende locaties en geven voorlichting over mondgezondheid en het belang van de mondhygiënist.

Het is tijdens de Week van de Mondhygiënist aan de consument om kennis te maken met de NVM-mondhygiënist, de specialist in preventieve mondzorg! Een gezonde mond is belangrijk, het is de basis voor een gezond lichaam.

www.weekvandemondhygienist.nl.

Lees meer over: Halitose (slechte adem), Video

Pil tegen tandartsfobie

Waar vroeger een geruststellend praatje het enige was wat eventueel wel tegen tandartsangst zou kunnen helpen, komen Ad de Jongh en Serge Steenen, van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, nu met een vergeetpil.

Proefpersonen
Het plan is om 30 personen die meerdere kiezen moeten laten trekken en een sterke tandartsfobie hebben eerst een diepte-interview te laten ondergaan, om vervolgens een pil toegediend te krijgen. Het idee is dat hiermee vervelende herinneringen worden verdreven en dat in elk geval een deel van de fobie verdwijnt.

Tandartsangst
In Nederland is tandartsangst met zo’n 4% van de bevolking de meest voorkomende fobie. Deze fobie ontstaat vrijwel altijd vanwege het meemaken of horen van vervelende ervaringen met de tandarts.

Propranolol
De pil die De Jongh en Steenen nu willen inzetten tegen tandartsangst is propranolol. Dit is eigenlijk een bloeddrukverlager tegen stress, die hardkloppingen en zenuwen verlaagt. Propranolol staat bekend als een goed middel tegen faalangst en wordt dan ook vaak door scholieren gebruikt bij de eindexamens.

Herinneringen wissen
Naast stressverlagende kwaliteiten heeft propranolol ook het vermogen om deels traumatische herinneringen uit het geheugen te wissen. De pil kan emotie van een trauma afhalen door de adrenaline effecten bij het brein bij herbeleving van een traumatische gebeurtenis te blokkeren. Als het goed is, wordt hierdoor het trauma overstemd door een nieuwe, neutrale ervaring.

Hoge verwachtingen
Eerder is gebruik van deze pil al succesvol gebleken bij spinnenfobie, waardoor de verwachtingen hoog gespannen zijn. Mocht dit echt zou zijn, dan zou dit een grote doorbraak betekenen. Tandartsfobie levert namelijk, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een fobie voor muizen, regelmatig zowel lichamelijke als sociale problemen op.

Bron: AMC magazine

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z