Oorzaken van refractaire parodontitis

Oorzaken van refractaire parodontitis

Refractaire parodontitis is de frustratie van iedere behandelaar, want ondanks de goed uitgevoerde behandeling blijft herstel vaak uit. Er zijn veel mogelijke oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis, waaronder omgevingsfactoren en therapietrouw. Hieronder volgt een overzicht van de mogelijke oorzaken inclusief tips voor het helpen voorkomen en de behandeling ervan.

Wat is refractaire parodontitis?
Refractaire parodontitis is de verzamelnaam voor parodontitis die niet of nauwelijks gereduceerd kan worden door conventionele initiële en chirurgische therapie. Refractaire parodontitis wordt gediagnosticeerd op basis van de volgende kenmerken:

  1. Gedocumenteerde afwezigheid van pocketreductie na een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.
  2. Voortzetting van de parodontale afbraak ondanks een goed uitgevoerde initiële behandeling en bij een goede mondhygiëne.

Er is dus geen klinische verbetering, ondanks een goede initiële behandeling en een optimale mondhygiëne. Refractaire parodontitis kan worden verward met recidiverende parodontitis en met persisterende parodontitis. Recidiverende parodontitis is het opnieuw optreden van parodontitis na een succesvol verlopen behandeling. Persisterende parodontitis is parodontitis waarbij niet aan bovenstaande voorwaarden voldaan is, bijvoorbeeld als de initiële behandeling en/of de mondhygiëne onvoldoende zijn.

Studies
Refractaire parodontitis is gecompliceerd. Er zijn wel internationale studies (1, 2, 3) verschenen over de oorzaken van refractaire parodontitis, maar eenduidige conclusies zijn moeilijk te trekken:

  • De conventionele behandelmethodes in deze studies verschillen van elkaar. Ook is het onduidelijk of het mondhygiëneniveau van de patiëntpopulaties met elkaar te vergelijken is. Verschil in mondhygiëneniveau zal een zeer grote invloed op het resultaat hebben en dus tot andere conclusies leiden.
  • Het land waarin de studie uitgevoerd is, speelt een zeer belangrijke rol. In studies uitgevoerd in de VS of Azië zal antibiotica‐resistentie een belangrijke parameter zijn voor refractaire parodontitis, terwijl dit in Noord‐Europa veel minder een issue is. Ook een verschil in rookgedrag en bacteriepopulaties kan tot andere conclusies leiden.

Mogelijke oorzaken van refractaire parodontitis
Studies zijn dus onderling moeilijk met elkaar te vergelijken en conclusies zijn niet altijd vertaalbaar naar de situatie in Nederland. Ondanks het gebrek aan eenduidige conclusies zijn er wel een aantal algemene oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis aan te wijzen. Dit zijn:

  • Omgevingsfactoren
  • Therapietrouw
  • Bacteriële populatie
  • Gastheerfactoren
  • Systemische oorzaken
  • Herbesmetting vanuit omliggende weefsels
  • Antibioticaresistentie

Hieronder worden deze oorzaken kort toegelicht.

Omgevingsfactoren
Uit diverse studies blijkt dat de kans op refractaire parodontitis onder invloed van omgevingsfactoren significant hoger ligt (4, 5, 6). Waarschijnlijk komt dit door het effect op de immuunrespons en de afweer van de patiënt. Omgevingsfactoren zoals roken en stress spelen een belangrijke rol bij refractaire parodontitis. Andere belangrijke omgevingsfactoren zijn voeding en de blootstelling aan micro‐organismen.

Therapietrouw
Therapietrouw heeft vooral betrekking op problemen met inname van systemische antibiotica. Gebrek aan compliance (opvolgen van de adviezen) en persistence (volhouden van de kuur) zijn een bekend probleem binnen de medische wereld. Helaas is het niet altijd duidelijk of een patiënt zich aan de voorgeschreven kuur heeft gehouden.

Uit een internationale studie (7) van de GRACE Project Group blijkt dat bijna 40 procent van de Nederlandse patiënten die een antibioticumkuur krijgt voorgeschreven, niet start met de medicatie. Van de patiënten die wel start met de voorgeschreven kuur, maakt 20% deze kuur niet af. De therapietrouw onder Nederlanders is dus niet heel hoog en dit werkt refractaire parodontitis in de hand.

Bacteriële populatie
Onduidelijk is nog of de bacteriële populatie van patiënten met refractaire parodontitis afwijkt van patiënten met andere vormen van parodontitis. Soms wordt bij refractaire parodontitis een toegenomen aantal paropathogenen gevonden (8), maar in andere studies worden geen verschillen in de aanwezigheid van paropathogenen gevonden. Deze verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt door de patiëntselectie en het land waar de studie is uitgevoerd.

Recent is wel gepubliceerd (9, 10, 11) dat opvallend vaak exogene bacteriën zoals de Enterococcus faecalis aangetroffen wordt bij patiënten met refractaire parodontitis. Deze bacterie is resistent tegen de in de tandheelkunde gangbare antibiotica en dat zou een reden kunnen zijn van het ontstaan van refractaire parodontitis.

Gastheerfactoren
Er zijn zeer veel gastheerfactoren die een invloed hebben op het parodontale herstel. Een afwijking of verandering in een van de vele gastheerfactoren kan tot refractaire parodontitis leiden. Een zogenaamd chemotactisch defect is een voorbeeld van een verstoring van een gastheerfactor. Hierbij kunnen bepaalde witte bloedcellen niet meer naar de ontstekingshaard migreren met als gevolg dat de ontsteking blijft bestaan (12). Een ander voorbeeld betreft een tekort aan interleukine‐8 in de creviculaire vloeistof waardoor minder witte bloedcellen worden geactiveerd (13).

Systemische oorzaken
Een aantal systemische aandoeningen, waarvan diabetes de belangrijkste is, zijn in verband gebracht met refractaire parodontitis (14). Diabetes heeft onder andere een invloed op de collageensynthese en op de immuunrespons van de gastheer. Dit kan leiden tot refractaire parodontitis.

Herbesmetting vanuit andere locaties zoals het gastheer‐epitheel
Aangetoond is dat verschillende paropathogenen omliggende (epitheel) weefsels kunnen penetreren. Vanuit deze weefsels kan een pas schoongemaakte pocket binnen afzienbare tijd opnieuw besmet raken. De kans dat een herbesmetting plaatsvindt, is het grootst bij een initiële behandeling zonder ondersteuning met systemische antibiotica.

Antibioticaresistentie
Als een paropathogeen resistent is voor een antibioticum, zal de kans op refractaire parodontitis toenemen. Wereldwijd zijn er enorme verschillen in de mate van resistentie voor een antibioticum. Dit heeft vooral te maken met het verschil in antibiotica-inname. Resistentie speelt in Nederland een relatief kleine rol, omdat men hier altijd terughoudend is geweest in het voorschrijven van antibiotica. Nederlandse studies naar resistentie onder paropathogenen zijn erg schaars. Wel is bekend dat bijvoorbeeld resistentie van maagbacteriën tegen metronidazol zeer weinig voorkomt. Het is aannemelijk dat dit ook geldt voor paropathogenen.

Conclusie
Er zijn zeer veel oorzaken voor het ontstaan van refractaire parodontitis en helaas is meestal niet te achterhalen wat de exacte oorzaak is. Wel is duidelijk dat omgevingsfactoren en therapietrouw belangrijke veroorzakers van deze aandoening zijn. Onderstaande tips zullen de kans op het krijgen van refractaire parodontitis verkleinen en, als uw patiënt parodontitis heeft, de kans op een succesvolle therapie vergroten.

Tips
Tips om de kans op het ontstaan van refractaire parodontitis te verkleinen:

  • Start te behandeling pas als de patiënt er (100%) klaar voor is.
  • Start de behandeling pas als systemische aandoeningen zoals diabetes onder controle/stabiel zijn.
  • Verminder/vermijdt negatieve omgevingsfactoren rondom de behandeling.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.
  • Verbeter de therapietrouw door de patiënt goed te informeren over de noodzaak van de behandeling. Geef bijvoorbeeld een protocol mee, waarin de behandeling stap voor stap wordt uitgelegd.
  • Ondersteun de behandeling met een passend antibioticum.
  • Stuur de patiënt in het geval van een antibioticakuur een reminder in de vorm van een e‐mail of SMS‐bericht.

Tips als uw patiënt refractaire parodontitis heeft:

  • Bekijk of er een (verborgen) systemische aandoening aanwezig is. Verwijs de patiënt zo nodig door.
  • Ondersteun de initiële behandeling met een passend antibioticum.
  • Achterhaal of exogene (meer resistentere) pathogenen de oorzaak zijn.
  • Probeer te achterhalen of de patiënt zich aan de voorgeschreven therapie heeft gehouden.
  • In geval behandeling met een bepaald antibioticum onvoldoende effectief is, kan een antibioticum uit een andere groep wel effectief zijn.
  • Stimuleer de patiënt om te stoppen met roken.

Door:
Dr. H.E. van Beurden  Bio2Dental BV

Referenties
(1) McLeod DE, Lainson PA, Spivey JD. The effectiveness of periodontal treatment as measured by tooth loss. J Am Dent Assoc. 1997 Mar;128(3):316-24.
(2) Meador HL, Lane JJ, Suddick RP. The long-term effectiveness of periodontal therapy in a clinical practice. J Periodontol. 1984 Sep;55(9):505-9.
(3) Becker W, Becker BE, Berg LE. Periodontal treatment without maintenance. A retrospective study in 44 patients. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(4) MacFarlane GD, Herzberg MC, Wolff LF, Hardie NA. Refractory periodontitis associated with abnormal polymorphonuclear leukocyte phagocytosis and cigarette smoking. J Periodontol. 1992 Nov;63(11):908-13.
(5) Johnson GK, Slach NA. Impact of tobacco use on periodontal status. J Dent Educ. 2001 Apr;65(4):313-21.
(6) Genco RJ, Ho AW, Kopman J, Grossi SG, Dunford RG, Tedesco LA. Models to evaluate the role of stress in periodontal disease. Ann Periodontol. 1998 Jul;3(1):288-302.
(7) Francis NA, Gillespie D, Nuttall J, Hood K, Little P, Verheij T, Coenen S, Cals, JW, Goossens H, Butler CC. GRACE Project Group. Therapietrouw bij antibioticagebruik voor hoestklachten in 13 Europese landen. Huisarts Wet 2013;56(8):384-7.
(8) Colombo AP, Bennet S, Cotton SL, Goodson JM, Kent R, Haffajee AD, Socransky SS, Hasturk H, Van Dyke TE, Dewhirst FE, Paster BJ. Impact of periodontal therapy on the subgingival microbiota of severe periodontitis: comparison between good responders and individuals with refractory periodontitis using the human oral microbe identification microarray. J Periodontol. 2012 Oct;83(10):1279-87.
(9) Balaei-Gajan E, Shirmohammadi A, Abashov R, Agazadeh M, Faramarzie M. Detection of enterococcus faecalis in subgingival biofilm of patients with chronic refractory periodontitis.
Med Oral Patol Oral Cir Bucal. 2010 Jul 1;15(4).
(10) Colombo AP, Haffajee AD, Dewhirst FE, et al. Clinical and microbiological features of refractory periodontitis subjects. J Clin Periodontol 1998;25:169-180.
(11) Rams TE, Feik D, Mortensen JE, Degener JE, van Winkelhoff AJ. Antibiotic Susceptibility of Periodontal Enterococcus faecalis. J Periodontol. 2013;84:1026-1033.
(12) Oshrain HI, Telsey B, Mandel ID. Neutrophil chemotaxis in refractory cases of periodontitis.J Clin Periodontol. 1987;14(1):52-5.
(13) Kurdowska AK, Noble JM, Adcock JE. Interleukin-8 and anti-interleukin-8 autoantibodies in gingival crevicular fluid from patients with
periodontitis. J Periodontal Res. 2003;38(1):73-8.
(14) Arrieta-Blanco JJ, Bartolomé-Villar B, Jiménez-Martinez E, Saavedra-Vallejo P, Arrieta-Blanco FJ. Dental problems in patients with diabetes mellitus (II): gingival index and periodontal disease. Med Oral. 2003;8(4):233-47.

Dec 2013

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Aderverkalking versnelt bij parodontale aandoeningen

Een slechte mondgezondheid hangt samen met een sneller verloop van atherosclerose. Het verband kan al worden aangetoond voordat parodontale aandoeningen zichtbaar worden. Dat blijkt uit recent onderzoek, schrijft Dentistry. Vernauwing en verharding van de slagaders ofwel atherosclerose kan leiden tot hartproblemen en heeft soms fatale gevolgen.

Onderzoek
Bij 420 Amerikaanse volwassenen werd onderzocht of zij last hadden van ontstekingen in de mond. Ook werd onder het tandvlees plak verwijdert om te testen op bacteriën die parodontale ziekten veroorzaken. Met een echo werd de mate van aderverkalking vastgesteld.

Na drie jaar onderzoek bleek dat een afname van bepaalde bacteriën samenhing met een langzamer verloop van atherosclerose. Ook verbeterde mondgezondheid speelde een rol. Het BMI, wel of niet roken, diabetus en cholesterolwaarden hadden geen invloed op het resultaat.

Verklaring
Onderzoekers vermoeden dat het immuunsysteem een rol speelt bij het verband tussen mondgezondheid en atherosclerose. Mogelijk lokt een immuunrespons op parodontale ziekten ook ontsteking bij atherosclerose uit.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z

Wie krijgt parodontitis op zijn bord?

Het antwoord is simpel: alle zorgverleners in de tandheelkunde. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon over het ontstaan en verloop van parodontitis en het onderzoek ervan.

Voor iedere mondzorgprofessional is een taak weggelegd op dit gebied. Toch zijn er nog steeds praktijken waarbij de diagnostiek van parodontale problemen niet goed wordt uitgevoerd. Maar de patiënt accepteert dat niet langer als hij weet dat problemen voorkomen hadden kunnen worden bij tijdige ontdekking. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon tijdens het congres Paro Keukengeheimen.

Diagnostiek
Het is belangrijk om de diagnostiek van parodontale problemen simpel te houden en die uit te voeren tijdens een normale gebitscontrole. Een DPSI-score voldoet: het werkt snel en goed. Per sextant wordt steeds het grootste probleem gescoord waardoor een grote tijdwinst ontstaat. Een nadeel is wel dat de DPSI slechts een globale indruk geeft van de ernst en omvang van de eventuele problemen.

De DPSI sonde is hét instrument bij uitstek voor de DPSI score: de indeling van deze sonde geeft namelijk precies de DPSI-score aan. De kern van de DPSI-score is het scoren van bloeding na sonderen en het beoordelen van de pocketdiepte. Op basis van de hoogste DPSI-score voor alle sextantenten wordt de patiёnt ingedeeld in de categorieёn A, B of C.

Wie doet wat?
Het volgen van het paroprotocol is het belangrijkste:

Score

 

Score A betekent preventie: instructie mondhygiёne geven en tandplaque en tandsteen verwijderen. Dit zou ieder hiervoor opgeleid teamlid kunnen doen.
Score B en C betekenen dat er een uitgebreid parodontaal onderzoek geïndiceerd is. Voor beide groepen is het behandeltraject gelijk. Bij uitgebreid parodontaal onderzoek moeten in ieder geval de volgende gegevens genoteerd worden:

  • Recessies
  • Mobiliteit
  • Pocketdieptes
  • Bloeding
  • Furcaties

Röntgenfoto’s
Aanvullend kunnen er röntgenfoto’s worden gemaakt om het botverlies, furcaties en andere tandheelkundige problemen te beoordelen. Zonder die informatie is het meestal niet mogelijk om een adequaat behandelplan te maken. Aanvullend kan een bacteriologisch onderzoek bij jongere patiënten met parodontitis of bij patiёnten met ernstige parodontitis worden gedaan.

Behandelplan
Als de ernst van de situatie is vastgesteld kan er een behandelplan opgesteld worden. Belangrijk hierbij is dat de kennis voor het maken van een behandelplan goed en adequaat is. Verlies nooit uit het oog dat er diverse vormen van parodontitis en gingivitis zijn.

Bepaal wie bij u in de praktijk het parodontologische onderzoek en de behandeling doet. Hij of zij zal het echt goed moeten kunnen. Dit voorkomt dat patiënten ontevreden raken en zo krijgt en behoudt u tevreden patiënten.

Genetische oorzaken
Genetische risicofactoren kunnen, naast de typen bacteriën in de mond, een belangrijke rol spelen bij parodontitis. U kunt er als behandelaar niets mee in de behandeling maar het vaststellen van deze risicofactoren kan wel een verklaring opleveren voor een teleurstellend behandelresultaat. Dat kan de patiёnt soms verzoenen met een beperkt behandelresultaat.

Samenstelling van de plaqueflora
Sterk paropathogene bacteriën kunnen de aanleiding vormen voor ernstige parodontitis doordat het afweersysteem ze niet aankan. Hier kunt u wel wat aan doen. Een bacteriologisch onderzoek om vast te stellen welke bacteriёn in de tandplaque aanwezig zijn en op basis daarvan eventueel een antibioticakuur om de behandeling te ondersteunen, kunnen een oplossing bieden. Ook ziektes – bijvoorbeeld diabetes – kunnen parodontitis veroorzaken.

Lifestyle factoren
Veel lifestyle factoren kunnen effect hebben op de ernst van parodontitis. Daarbij kun je denken aan diabetes, roken en stress. Daarbij gaan roken en stress vaak samen! Daarnaast kunnen ook bruxisme, obesitas of vitaminetekorten een rol spelen. Vertel de patiёnt daarom dat de leefwijze invloed heeft op de mond.

Wees u dus bewust van deze risicofactoren als u een behandelplan opstelt. ‘En zorg altijd aan een goede dossiervorming’, sloot Kroon af.


Leo Kroon studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1977 tot en met 1988 was hij werkzaam als tandarts algemeen practicus in een groepspraktijk in Amsterdam waar hij de algemene tandheelkunde en parodontologie uitvoerde. Hij volgde van 1978 tot en met 1982 de opleiding tot parodontoloog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 1982 was Leo betrokken bij de oprichting van de afdeling parodontologie van de Militair Tandheelkundige Dienst in Utrecht waarvan hij vervolgens vele jaren hoofd was. In 1986 startte hij de Parodontologie Praktijk Alphen aan den Rijn die in 1992 fuseerde met de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). In 1988 werd hij door het consilium parodontologicum van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) erkend als parodontoloog (NVvP). In de periode van 1990 tot 1997 werkte Leo als parodontoloog in de Kliniek voor Parodontologie Alkmaar en sinds 1992 is hij werkzaam in de KvPA als parodontoloog en als begeleider van parodontologen en mondhygiёnisten in opleiding. Sinds 1981 geeft hij lezingen op nationale en internationale congressen, symposia, workshops en cursussen.

Door:
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna en Bertine van Roy voor dental INFO van het congres Paro Keukengeheimen van Dental Best Practice

Lees meer over: Parodontologie

Een verbeterde lichamelijke conditie door behandeling van parodontitis

Parodontitis is zowel complicatie als risicofactor. Hoogleraar parodontologie Bruno Loos over zin en onzin van de relatie tussen parodontium en algemene gezondheid.

Parodontitis kan worden gezien als complicatie: bij ziekten, syndromen en medicatie. Denk aan bijvoorbeeld diabetes. Maar parodontitis kan ook worden gezien als risicofactor bij bijvoorbeeld longinfecties, premature/dysmature geboortes, reuma en hart- en vaatziekten (HVZ).

Parodontitis en HVZ
Onder HVZ wordt verstaan: atherosclerose, beroerte en overlijden. Parodontitis is aantoonbaar geassocieerd met HVZ; een causaal verband is echter niet bewezen. Onderzoek naar het causale verband suggereert een mogelijke rol voor regelmatig optredende bacteriëmieënbij parodontitis, een verhoogde hoeveelheid ontstekingseiwit (CRP) in het serum en een verhoogde kans op mini-bloedstolseltjes. Daarnaast is de relatie mogelijk te verklaren door een gemeenschappelijke gen-variant op chromosoom 9.
Wanneer parodontitis wordt behandeld zien we enige verbetering in de conditie van de slagaderen; het lijkt dat ze iets beter verwijden of soepeler worden na parodontale behandeling. Het CRP verlaagt significant bij patiënten die naast parodontitis ook andere ziekten (zoals HVZ of diabetes) onder de leden hebben in vergelijking met gezonde patiënten.
De paropathogenen Aa en Pg zorgen voor activering (klonteren) van de bloedplaatjes, wat een grotere kans op bloedstolsels geeft.
Ook een slechte mondhygiëne is geassocieerd met een toegenomen risico voor HVZ. Een onderzoek geeft aan dat slechte mondhygiëne ook met HVZ geassocieerd is: 11% van mensen die zelden of nooit poetsen, kreeg een vorm van HVZ, terwijl dit slechts 3% was bij mensen die twee maal daags poetsen.

Parodontitis en diabetes
Ook deze associatie is tweeledig:

  • Parodontitis als complicatie van diabetes 2:
  • parodontitis komt 2-3 keer vaker voor.
  • parodontitis is ernstiger bij patiënten met slecht ingestelde bloedsuikerwaarden. Bij deze patiënten slaat de behandeling veel minder goed aan.
  • gevoeliger voor infecties
  • microvasculaire problemen
  • wondgenezing is vertraagd
  •  immuunsysteem is gecompromitteerd
  • Parodontitis als risicofactor voor diabetes 2

De behandeling van parodontitis draagt bij aan behoud van het gebit, een gezonde mond en verbetering van de lichamelijke conditie.

Door: Maja Faasen
Bron: Verslag door dental INFO van het congres Medische aspecten van de tandheelkundige praktijk bureau Kalker 

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is hoogleraar parodontologie en werkt full time bij ACTA. Hij stuurt het MSc programma parodontologie bij ACTA. Sinds 2008 is hij voorzitter van de afdeling Conserverende en Preventieve Tandheelkunde en hoofd van de sectie parodontologie/biochemie. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren.


Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Wat te doen bij peri-implantitis?

Wat te doen bij peri-implantitis?

Ruim 800-duizend Nederland hebben één of meer implantaten. Een deel van deze groep heeft last van peri-implantitis. Hoe kunt u hiermee het beste omgaan? Congresverslag.

Ongeveer 50 jaar geleden ontwikkelden de Zweed Dr. Branemark en de Zwitser Dr. Andre Schroeder onafhankelijk van elkaar een titanium tandheelkundig implantaat dat op de plaats gezet kon worden van een wortel van een verloren tand of kies. Ruim 800 duizend Nederlanders van 20 jaar en ouder, ofwel 6,6 procent van de bevolking, hebben inmiddels een of meer tandheelkundige implantaten. Met als gevolg dat iedere tandheelkundige zorgprofessional dagelijks hiermee te maken heeft.

Verslag van de lezing van Fridus van der Weijden en Dagmar Else Slot tijdens het NVM-congres over nazorg, diagnostiek en reiniging van implantaten.

Belang van nazorg
Het kan flink mis gaan bij implantaten waardoor een spontane bloeding, pus en botafbraak kunnen voorkomen met als gevolg dat de implantaat windingen bloot komen te liggen. Maar hoe vaak komt dat voor? Minstens 12,4% van de mensen met implantaten heeft last van botafbraak volgens onderzoek uit Zweden. Dit is het laagst gepubliceerde getal uit diverse onderzoeken. Uit onderzoek waarbij de deelnemers niet regelmatig nazorg ontvingen, blijkt dat wel 62% forse botafbraak kan krijgen.

Vergelijking
Bij een vergelijking tussen implantaatpatiënten met een goede en mét een slechte mondhygiëne blijkt de groep met een slechte mondhygiëne na zes jaar twee keer zo veel botafbraak te hebben. Rondom implantaten zijn alle suspecte paro-pathogene aangetroffen. Daarmee lijkt het risico op ontwikkeling van peri-implantaire ontsteking vergelijkbaar met het risico op het ontwikkelen van parodontitis bij natuurlijke gebitselementen.

Moeilijk te reinigen
Het oppervlak van implantaten wordt voor een betere primaire stabiliteit ruw gemaakt. De keerzijde hiervan is dat ze moeilijk gereinigd kunnen worden. Zeg maar onmogelijk, verhelderde Van der Weijden. Bij nazorg moet je echt proberen te voorkomen dat bacteriën het ruwe oppervlak bereiken. Bij de ruwere oppervlakken is de botafbraak namelijk blijvend progressief. Als voorbehandeling van een implantaat worden verschillende technieken gebruikt om het oppervlak op te ruwen zoals acid-etched, zandstralen en plasma-spray. Sommige implantaatoppervlakken lijken na zo’n behandeling onder de microscoop wel op een vulkaanlandschap waar kraters ruimte bieden aan bacteriën die daarna eigenlijk niet te verwijderen zijn. Als de gingiva wordt opgeklapt bij progressieve botafbraak en het implantaat met de voorhanden zijnde middelen wordt gereinigd, is er daarom nog steeds een kans dat het ontstoken blijft. Vaak zie je bij het opklappen een diep angulair komvormig defect. Het corrigeren hiervan is moeilijk en zou in veel gevallen tot schade bij de buurelementen leiden. Zo’n infectie voorkomen is dus zeer belangrijk.

Diagnosiek
Diagnostiek en preventie zijn daarom heel belangrijk bij implantaten. Veel tandartsen vinden het leuk om te schroeven maar weten totaal niet hoe om te gaan met peri-implantitis. Peri-implantitis is gecompliceerd qua etiologie en lastig te behandelen. In ieder geval veel lastiger dan een parodontaal probleem. Tandartsen zadelen de mondhygiënist hiermee vaak te laat – op. En dat terwijl de pocketsonde al meer dan 100 jaar bestaat, zei Van der Weijden.

Pas wel op met sonderen rond een implantaat want in tegenstelling tot natuurlijke gebitselementen zitten er geen vezels verankerd aan het implantaatoppervlak. Dus niet op de pocketsonde gaan hangen. Dan ga je dwars door het aanhechtingsepitheel en de ring van bindweefsel rondom het implantaat heen en kom je op het botniveau uit. Bij zachte druk (25 gram) blijf je op ongeveer 1 mm van het bot.

De diepte van de pocket wordt primair bepaald door de dikte van het tandvlees bij het plaatsen van het implantaat. Bij een dikke gingiva meet u dus om te beginnen een diepere pocket. Doe daarom altijd een nulmeting ongeveer 6 weken na het plaatsen van de definitieve supra-structuur. Kijk in het nazorgtraject dan naar de verandering ten opzichte van de nulmeting. De sleutel tot succes is om te kijken naar de verandering ten opzichte van een eerste meting en vooral tijdig in te grijpen, adviseerde van der Weijden met klem.

Nulmeting
De nulmeting bestaat uit het meten van de pocketdiepte met een druksonde (Hawe-Neos clickprobe) en het bepalen van de bloedingsneiging. Van der Weijden geeft aan dat deze gegevens eigenlijk ook opgenomen zouden moeten worden in het implantaatpaspoort dat de patiënt na afloop van de behandeling meekrijgt. Tevens wordt er bij de nulmeting een röntgenfoto gemaakt. Na een jaar dient er weer een foto genomen te worden om de remodelling te beoordelen en zal er verder jaarlijks klinisch geëvalueerd moeten worden. Alleen bij toename van de pocketdiepte, verandering dus, zal er dan wederom een foto genomen moeten worden. Eens in de vijf jaar lijkt een redelijke frequentie om het botniveau rondom het implantaat te evalueren met een röntgenfoto. Samengevat is diagnostiek essentieel om problemen te voorkomen en op tijd preventie in te zetten.

Professionele reiniging
Vanaf hier nam Dagmar Else Slot het woord over. Zij begon met de vraag: Wat is de beste wijze van professioneel reinigen van een implantaat?. De congresbezoekers konden met behulp van stemkastjes aangeven welke methode zij de voorkeur gaven.

De zaal antwoordde:
Mechanisch – 74%
Chemisch – 15%
Laser – 2 %
Iets anders – 9%

Onderzoeken
Het doel van het professioneel reinigen van tandimplantaten is het reinigen van het oppervlak zonder dit te beschadigen en daarbij ook vriendelijk te zijn voor de omliggende weefsels (biocompatibiliteit).

Anna Louropoulou, tandarts-parodontoloog en werkzaam in Rotterdam en op ACTA, doet promotieonderzoek hiernaar. Onlangs heeft zij een systematisch review gepubliceerd waarin de effecten van mechanische reinigingsmogelijkheden werden samengevat en beoordeeld. Zij concludeerde dat er niet-metalen instrumenten en rubbercups gebruikt kunnen worden op de gladde delen. Op ruwe materialen kunnen naast de metalen instrumenten ook de zogenoemde air-abrasives gebruikt worden om beschadiging te voorkomen. Al reeds in 1998 liet het onderzoek van Strooker zien dat etsgel supragingivaal aangebracht kon worden op implantaatoppervlakken. Aangetoond werd dat het oppervlak wel schoon werd, maar de vraag is of het goed is voor de omgevende weefsels en dan met name de andere natuurlijke elementen.

Literatuuronderzoek
Al eerder dan Louropoulou deed Vicoria Ntrouka, tijdens haar opleiding tot tandarts-parodontoloog, literatuuronderzoek in de vorm van een systematisch review naar het chemisch reinigen van implantaat oppervlakken. Zij vond echter maar vier onderzoeken over allerlei chemische producten die alleen in vitro zijn getest. Citroenzuur lijkt, ondanks de beperkte informatie, het meeste effectief. De vraag blijft of citoenzuur wel mogelijk is en wat de gevolgen zijn voor de hele mond, wederom voor de natuurlijke elementen.

Louropoulou werkt nu aan het gebruik van de laser. Er is wel heel veel onderzoek, maar niet altijd is even duidelijk gerapporteerd wat weer vragen oproept over de uitvoering en het ontstaan van bias. Vooralsnog lijkt het erop dat Co2 en ER YAG lasers veelbelovend zijn, maar ook hier is het effect rondom weefsels en eventuele beschadigingen van het implantaat oppervlak niet bekend.

Mondhygiëne thuis
Wat is het meest effectieve product voor zelfzorg van implantaten?, vroeg Dagmar vervolgens aan de ruim 300 NVM-congresbezoekers. Zij kreeg de volgende antwoorden:

Tandenborstel – 32,8%
Floss – 15,1%
Monddouche – 3,3%
Anders – 48,9%%

Per jaar worden er veel implantaten geplaatst. Hierdoor zien mondhygiënisten in de praktijk steeds vaker patiënten met implantaten. Hoe deze echter gereinigd dienen te worden, blijft in de praktijk een lastige klus. Als je op Google zoekt naar de term maintain dental implant’ krijg je in de eerste hit te zien dat de ‘mondhygiënist hier wel raad mee weet. Dat is dus nogal een verantwoordelijkheid voor mondhygiënisten, concludeerde Dagmar.

Om informatie over het meest effectieve zelfzorgproduct voor implantaten te vinden, zocht zij op PubMed en vond zij 72 artikelen hierover. Helaas trof zij geen systematische reviews aan en waren er slechts zes echte klinische onderzoeken. Op elk onderzoek bleek wel iets aan te merken. Of het onderzoek was zo oud dat de gebruikte borstel niet eens meer op de markt is of de doelgroep bestond uit bejaarden in een instelling die geen zelfzorg deden maar daarbij werden geholpen. Ook zijn de onderzoeken uitgevoerd in een tijd dat de gebruikte implantaten qua oppervlak anders waren dan de implantaten die heden ten dagen worden geplaatst. Deze onderzoeken zijn daarom niet goed te generaliseren naar de huidige praktijk.

Al met al een lastige situatie. Wat rest ons? Omdat we er vanuit gaan dat implantaten een tandvervanging zijn, moeten we ze maar behandelen als echte tanden. De vraag die echter blijft, is of we hier goed aan doen op de lange termijn en daarom moet er meer onderzoek komen naar het preventief onderhouden van implantaten, sloot Dagmar af.

Prof. dr. G.A. (Fridus) van der Weijden verdeelt zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waar hij bijzonder hoogleraar Preventie en Therapie van Parodontale Infecties” is. Deze leerstoel is ingesteld op instigatie van de stichting NVvP.

D.E. (Dagmar Else) Slot MSc, mondhygiënist bij het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde (ACCT) en onderzoeker bij de vakgroep parodontologie Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO, i.s.m. prof. dr. G.A. van der Weijden en mevrouw D.E. Slot,
van hun presentatie Implants4life tijdens het NVM lustrum congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

World Dental Hygienst Award: ACTA Pardontologie wint twee awards

De SUNSTAR foundation rijkt elke 3 jaar de World Dental Hygienists Awards uit in samenwerking met de IFDH (International Federation of Dental Hygienists) en het International Journal of Dental Hygiene (IJDH). De Parodontologie afdeling van de ACTA won er twee.

Studentencategorie
In de studentencategorie won de heer T. Blom. Hij schreef in samenwerking met dr. G.A. van der Weijden, mevrouw D.E. Slot en de heer M. Quirynen een systematisch review over het effect van mondspoelmiddelen op slechte adem.

Beste publicatie
In de categorie ‘Beste publicatie’ won mevrouw D.E. Slot. Zij werkte samen met de heer N.A.M. Rosema, mevr. N.L. Hennequin-Hoenderdos, mevr. P. Versteeg, prof.dr. U. van der Velden en prof. dr. G.A. van der Weijden aan een klinisch onderzoek waarin CHX gel en mondspoeling werden vergeleken.

Bron:
ACTA

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Britse campagne zet tandvleesaandoeningen centraal

De Britse vereniging van parodontologie (BSP) startte onlangs  met een campagne waarin bekendheid wordt gegeven aan de gevaren van tandvleesaandoeningen, meldt Dentistry.

Nieuwe onderzoeken op het gebied van parodontologie laten een verband zien tussen gezond tandvlees en een algehele gezondheid en tonen een link tussen tandvleesaandoeningen en diabetes, hartziekten en zwangerschapscomplicaties.

Campagne
Acht van de tien volwassenen boven de 35 jaar hebben volgens de BSP een vorm van tandvleesontsteking. Via hun campagne laten zij consumenten zien hoe tandvleesaandoeningen problemen kunnen geven met spraak, het vermogen om te eten, slechte adem en zelfs tot verlies van tanden kunnen leiden.

Opdracht
In de komende twee jaar krijgen tandartsen de opdracht om te laten zien dat zij bij elke patiënt de gezondheid van het tandvlees checken en verbeteringen realiseren waar nodig. De BSP zal de komende maanden veel voorlichtingsactiviteiten starten richting consumenten en tandartsen over het belang van een gezonde mond.

De campagne is een initiatief van de World Health Organization. Deze organisatie is ervan overtuigd dat een gezonde mond een goede indicatie is van iemands algehele gezondheid.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Restauratie bij een gezond gereduceerd parodontium

U heeft een perfect gezond gereduceerd parodontium bereikt, maar uw patiënt is niet tevreden. Hij ziet enkel de black triangles: de door de recessies veroorzaakte interdentale ruimtes. Wat kunt u hieraan (laten) doen?

Het goede nieuws is dat de papil altijd weer teruggroeit. Voorwaarde hiervoor is wel dat de juiste horizontale ruimte en druk aanwezig is zodat de papil een ruimte kan vullen die van bot tot contactpunt maximaal vijf millimeter hoog is. Dit kan echter wel drie jaar duren. De sulcusdiepte blijft hierbij een nette 2 à 3 millimeter. Als de afstand tussen de wortels groot is, betekent dit minder papil ingroei.

Kroon- en brugwerk
Kroon- en brugwerk kan ingezet worden om tot mooie, door gingiva opgevulde, interdentale ruimtes te komen. Door van contactpunten contactvlakken te maken wordt er een kleinere interdentale ruimte gecreëerd in de verticale en horizontale richting. Deze ruimtes kunnen vervolgens weer dichtgroeien met de gingiva. Er kan hiermee een zeer goede esthetiek bereikt worden.

Een groot nadeel van deze oplossing is de beperkte indicatie en de hoge kosten. Een kroon is enkel geïndiceerd als vervanging van een oude kroon. Bij het vervaardigen van een kroon op een gezond element is er namelijk sprake van maar liefst 63-72% weefselafname. Om de black triangle te sluiten zal er subgingivaal geprepareerd moeten worden zonder de biologische breedte te overschrijden. Hiervoor moet de restauratierand dus tenminste op twee millimeter afstand van het bot blijven.

Alternatieven

Facing
Een alternatief voor een kroon is een facing. Hier treedt slechts 3-30% weefselverlies op. Met porseleinen facings kan ook zeer goede esthetiek worden bereikt. De hoge kosten hiervan zijn echter een nadeel en nog steeds moet je tandweefsel opofferen.

Composiet
Een goedkopere en minder invasieve oplossing is het sluiten van black triangles met composiet. Een nadeel hierbij is dat de duurzaamheid beperkt is en de randaansluiting erg operateur gevoelig is.

Party Gums
Een andere oplossing, die aan een stille dood gestorven lijkt, is de gingiva-epithese. Ofwel: Party Gums. De epithese blijft een uitneembare voorziening en helaas is de houdbaarheid beperkt, slechts een jaar. Er trekken namelijk gemakkelijk kleurstoffen in. Een groot voordeel is dat er geen weefselafname voor nodig is en dat je ermee ‘nieuw tandvlees’ kunt verkrijgen.

Filler
Meer mogelijkheden voor in de toekomst zitten wellicht in een Filler. Tijdens een pilot study zijn er namelijk 14 ontbrekende papillen ingespoten met hyaluronzuur. Dit bracht een fraai resultaat, maar er is nog weinig over bekend.

Paul de Kok studeerde tandheelkunde op ACTA en is werkzaam aan de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA) als restauratief tandarts. Daarnaast doet Paul onderzoek aan de afdeling materiaalkunde van ACTA en doceert hij daar restauratieve en esthetische tandheelkunde aan de Master-studenten.

Door:
Bertine van Roy en Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënisten

Bron:
Verslag door dental INFO van het congres Paro Keukengeheimen van Dental Best Practice

Lees meer over: Parodontologie, Restaureren, Thema A-Z

Belangrijke rol voor mondhygiënist in de multidisciplinaire aanpak van diabetes

Er wordt hard gewerkt aan een protocol om mondzorg te implementeren in de diabeteszorg. “Maar juich niet te vroeg”, waarschuwde parodontoloog Teeuw tijdens het VPM congres.

Moeten we diabeten anders behandelen? Er is wetenschappelijk bewijs van de relatie tussen diabetes en parodontitis. Er wordt hard gewerkt aan een protocol om mondzorg te implementeren in de diabeteszorg. “Maar juich niet te vroeg, blijf kritisch. Zoals zo vaak komen er straks berichten die de relatie diabetes en mondgezondheid ontkrachten en later hoor je er niks meer over”, waarschuwt Teeuw. Hij spijkerde de congresgangers van het 12e VPM congres bij over diabetes in relatie tot mondzorg.

Type 1 en 2
Net als parodontitis is diabetes een ziekte met multi-factoriele oorzaken. Naast de primaire ziekteveroorzaker zijn zaken als erfelijkheid, omgeving en levensstijl van invloed. We onderscheiden voornamelijk twee typen diabetes:

  • Type 1
    Bij dit type functioneert de alvleesklier niet goed. Er wordt te weinig insuline aangemaakt waardoor de bloedglucose hoog blijft omdat de doelorganen (bijvoorbeeld spieren en hersenen) geen signaal krijgen om glucose op te nemen.
  • Type 2
    Bij dit type – vroeger ook wel bekend onder de naam ouderdomsdiabetes – zijn de doelorganen resistent voor insuline terwijl de alvleesklier in eerste instantie prima functioneert.

Lichamelijk effect
Als de diabeet te weinig glucose in zijn bloed heeft, spreken we van hypoglycaemie. De patiënt kan dan verschijnselen vertonen zoals humeurigheid, duizelingen en kan in het uiterste geval onwel worden. Zorg er daarom voor dat er suiker klaar ligt als u een diabeet in uw praktijk ontvangt. Plan de afspraak op een gunstig tijdstip, zodat de patiënt tijdig kan eten.

Een diabeet kent echter vooral de hyper situatie, een chronisch te hoge bloedsuikerspiegel. Te hoge suikerwaarden kunnen uiteindelijk leiden tot atherosclerose en trombose. De doorbloeding van de ogen wordt hierdoor aangedaan waardoor blindheid kan ontstaan. Ook de nieren en zenuwen kunnen hiervan te leiden hebben. De sensibiliteit kan afnemen, meestal als eerste bij de voeten en handen. Daarnaast kunnen ook macro-vasculaire complicaties ontstaan wat kan leiden tot een hartinfarct, herseninfarct, perifeer vaatlijden en waarschijnlijk ook mondaandoeningen. Dus denk bij het Burning Mouth Syndrome ook eens aan een niet goed gereguleerde diabetes, waardoor de zenuwen van de tong of mondhoek niet goed werken. Mogelijk kan in overleg met de huisarts een betere regulatie bereikt worden, waardoor de symptomen kunnen verminderen of zelfs verdwijnen.

Aandoeningen in de mond
Naast het Burning Mouth Syndrome komen ook schimmels, aandoeningen in de weke delen, xerostomie, een veranderde smaak, cariës, pulpa necrose en gingivitis/parodontitis zeer regelmatig voor bij diabetes patiënten. Denk er daarom goed aan om ook onder de prothese te kijken. Schimmelinfecties worden veel onder een prothese waargenomen. Ook blijkt uit onderzoek dat diabetes patiënten meer apicale ontstekingen hebben dan niet-diabetes patiënten. De afweerreactie van het lichaam is zeer fragiel bij diabeten: de balans van de bacteriën slaat dus snel door. Dit verklaart ook waarom parodontitis twee tot drie keer vaker voorkomt bij diabetes patiënten.

Preventie
Als één van de bovenstaande ziekten bij een diabeet ontstaat dan is het veel lastiger te behandelen dan bij een niet-diabeet. Preventie is daarom ontzettend belangrijk! Ook omdat de behandeling bij een slechte regulatie minder aanslaat.

Rol mondhygiënist
Slecht gereguleerde bloedsuikers maken een diabetes patiënt zeer vatbaar voor ontstekingen. Zo’n ontsteking gaat zeer rap bij een paropatiënt. Als u ineens progresieve parodontitis ziet, moet er een lichtje bij u gaan branden. Vaak heeft een diabeet al heel lang diabetes voordat het werkelijk gediagnosticeerd wordt. Mogelijk is uw waarneming een van de eerste complicaties van een diabeet. “De mondhygiënist heeft zeker een rol in de behandeling en mogelijk vroeg-ontdekking van diabetes”, legt Teeuw uit. “Ook bij de suikerconsumptie, waardoor diabetes kan ontstaan of verergeren, is een rol weggelegd voor de mondhygiënist. Vaak ziet u de patiënt regelmatig. Lifestyle kan makkelijk besproken worden en moet onderdeel zijn van het behandelplan. Het stijgende aantal diabetici is namelijk schrikbarend.”

Negatieve spiraal doorbreken
Als de suikerwaarde in het bloed te hoog is, krijgen de bouwstenen van het lichaam een ander model. Dat noemt men de glycolysering van de eiwitten. Daardoor werken de bouwstenen slechter of niet, met als resultaat dat er een ontstekingsreactie ontstaat. Dit zorgt ervoor dat de insuline nog minder goed werkt, waardoor het suikergehalte in het bloed nog meer stijgt. Wie doorbreekt deze spiraal? De mondhygiënist? Ontsteking in de mond kan bijdragen aan een minder goede werking van insuline. Het ontstekingsoppervlak bij een patiënt met gegeneraliseerde ernstige parodontitis kan wel oplopen tot 40 cm2. De mondhygiënist kan dit ontstoken oppervlak verkleinen dan wel verhelpen. Dat is niet niks. Uit onderzoek blijkt dat de suikerwaarden beduidend beter worden na behandeling van parodontitis. Optimale mondzorg waarbij alle ontstekingen (neem dus geen genoegen met restontsteking na initiële behandeling) in de mond voorkomen dan wel behandeld worden, is van essentieel belang voor de diabetes patiënt.

Communicatie
Helaas blijkt uit onderzoek dat de communicatie tussen de tandarts en de specialist nog moeizaam verloopt. Ze zijn hier beiden schuldig aan en ook de patiënt is wat te verwijten. “Laat de patiënt aan de specialist vertellen hoe het gaat met de mond”, benadrukte Teeuw. De patiënt moeten we goed voorlichten en dat kan met de folders van het Ivoren Kruis. Wat ook geweldig nieuws is, is dat er hard wordt gewerkt aan de implementatie van protocollen in de medische wereld over mondzorg en diabetes. Behandeling van diabetes vraagt een multidisciplinaire aanpak. De mondzorg is er één van!

Wijnand Teeuw behaalde in 2003 zijn doctoraaldiploma Biologie aan de Universiteit Utrecht met als afstudeerrichting Fundamentele Biomedische Wetenschappen (FBMW). In 2006 studeerde hij als tandarts af aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waaraan hij sinds die tijd verbonden is aan de sectie Parodondologie. Van 2009 t/m 2012 volgde hij aldaar de MSc-opleiding tot parodontoloog, welke hij cum laude heeft afgerond. Zijn promotieonderzoek betreft de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid, in het bijzonder diabetes mellitus en hart- en vaatziekten.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het 12e VPM-congres, maart 2013.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z

Oprichters Parodontologie Praktijk Zwolle ontvangen lintje

De parodontologen dr. Nico Corba en dr. Jan Jansen ontvingen op 14 december de Koninklijke onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Zij ontvingen het lintje tijdens een symposium ter gelegenheid van hun afscheid van de Parodontologie Praktijk Zwolle waarvan zij de oprichters zijn. Dit schrijft Weblog Zwolle.

De heren Corba en Jansen kregen de onderscheiding voor hun bijdrage aan de ontwikkeling van het specialisme parodontologie in Nederland. Zij hebben ervoor gezorgd dat het vakgebied parodontologie vorm kreeg en de parodontoloog een officiële status binnen de tandheelkunde kreeg.

Bron:
Weblog Zwolle

Lees meer over: Actueel, Parodontologie, Thema A-Z

Tandtatoeage signaleert tandvleesontsteking

Amerikaanse wetenschappers ontwikkelden een tandtatoeage die tandvleesontsteking signaleert door het meten van de bacteriën in de mond. Het team maakte een tandtatoeage van goud, zijde en grafiet die tijdelijk op een tand van een patiënt wordt bevestigd.

Beeld
Gerard Kugel van de School of Dental Medicine in Boston zei: ‘Deze sensor kan een panoramisch beeld geven van wat er in de mond gebeurt gedurende enkele uren of zelfs dagen. Als je kunt aangeven wanneer de bacterieniveaus uitschieten, dan kun je de behandeling daarop aanpassen’.

Buiten de mond
De sensor zou ook ziekten buiten de mond kunnen signaleren omdat veel indicatoren van ziekten in het speeksel zichtbaar zijn.
Gerard voegde toe: ‘De mond is een raam naar de rest van het lichaam. Je kunt veel gezondheidsproblemen signaleren via het speeksel en het is een minder belastende diagnostiek dan uitvoering van een bloedonderzoek’.

Het onderzoeksteam werkt nu aan het verkleinen van de sensor. Ook onderzoeken zij welke eiwitten nodig zijn voor binding van de bacteriën.

Bron:
Dentistry


Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Relatie tussen parodontale aandoeningen en erectieproblemen

Mannen van in de dertig met ontstoken tandvlees door parodontale aandoeningen hebben drie keer meer kans op erectieproblemen. 
Dit blijkt uit onderzoek van de Journal of Sexual Medicine, meldt Dentistry.

De Turkse onderzoekers vergeleken 80 mannen tussen de 30 en 40 jaar met erectieproblemen met een controlegroep van 82 mannen zonder deze problemen. Het onderzoek liet zien dat 53% van de mannen met erectiestoringen last had van ontstoken tandvlees, vergeleken met 23% in de controlegroep.

Gecorrigeerd voor andere factoren, zoals leeftijd, gewicht, inkomen en opleidingsniveau, hadden de mannen met ernstige parodontale aandoeningen 3,29 meer kans op erectieproblemen dan mannen met gezond tandvlees.

Onderzoeker Faith Oguz van Inonu University in Malatya, Turkije, zei: ‘Erectiestoornissen vormen een groot gezondheidsprobleem dat de levenskwaliteit beïnvloedt van zo’n 150 miljoen mannen en hun partners wereldwijd. Fysieke factoren veroorzaken bijna tweederde van de erectieproblemen en psychologische factoren zoals stress zijn verantwoordelijk voor de rest.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
smiling boy on white background

Onderzoek: Vitamine D voorkomt cariës

Vitamine D in voeding beschermt tegen cariës. Dit blijkt uit een onderzoek dat in de december editie van Nutrition Reviews wordt gepubliceerd, schrijft Science Daily.

Voor dit onderzoek werden data gebruikt van eerdere onderzoeken onder 3.000 kinderen in de periode 1920 tot 1980. De onderzoekers concludeerden dat vitame D voor circa 50% vermindering van tandbederf zorgt.

In de wetenschap is echter veel onenigheid over de werking van vitamine D tegen cariës. In de vijftiger jaren concludeerde de American Medical Association dat vitamine D bijdraagt aan het voorkomen van cariës. De American Dental Association beweerde op basis van dezelfde onderzoeken juist het tegenovergestelde.

Hujoel, één van de onderzoekers van dit recente onderzoek, zei: ‘Zulke onsamenhangende conclusies zijn niet echt logisch op basis van het bewijs dat er is’.

Bron:
Science Daily

Lees meer over: Cariës, Parodontologie, Thema A-Z

Hoe vaak komen peri-implantaire ziekten voor?

De ontstekingsreacties rond de weefsels van tandwortelimplantaten worden peri-implantaire ziekten genoemd. Er zijn twee vormen te onderscheiden: peri-implantaire mucositis en peri-implantitis. Hoe vaak komen deze voor?

Zitzmann en Berglundh onderzochten deze vraag. Dit onderzoek is gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology, 2008;35 (suppl. 8): 286-291. Hieronder treft u een samenvatting aan. Prevalentie is het totaal aantal ziektegevallen in een bevolkingsgroep op een bepaald tijdstip en in het artikel wordt gekeken naar de prevalentie van twee vormen van peri-implantaire ziekten:

  • Peri-implantaire mucositis is een reversibele ontstekingsreactie van de zachte weefsels rondom een functionerend tandwortelimplantaat.
  • Peri-implantitis is een ontstekingsreactie geassocieerd met het verlies van bot rond een implantaat in functie.

Diagnose
Voor het maken van een peri-implantaire diagnose zijn de volgende punten van belang:

  • Sonderen met een lichte kracht (0.25 N) rond een tandwortelimplantaat met een pocketsonde is essentieel.
  • Bloeding na sonderen indiceert de aanwezigheid van een ontsteking in de peri-implantaire mucosa.
  • Bloeding na sonderen kan gebruikt worden als een voorspeller van verlies van steunweefsel.
  • De pocketdiepte en aanwezigheid van bloeden na sonderen en/of suppuratie dienen regelmatig (tenminste 1 keer per jaar) vastgelegd te worden.
  • Een toename in pocketdiepte vergeleken met de vorige meting is geassocieerd met verlies van aanhechting en eventueel botverlies.
  • Röntgenfoto’s zijn nodig om het botniveau te evalueren rond tandwortelimplantaten. Vergelijk de nieuwe röntgenfoto met de röntgenfoto van het implantaat dat één jaar in functie was.

Publicaties
Na het formuleren van de zoekstrategie in MEDLINE (PubMed) werden tot december 2007 683 titels gevonden. Na een screening van samenvattingen en analyses van de volledige teksten bleven 99 potentieel relevante artikelen over. Artikelen werden uitgesloten wanneer de onderzochte implantaten minder dan 5 jaar in functie waren, de grootte van de onderzoeksgroep minder dan 50 betrof en wanneer de data met betrekking tot bloeding na sonderen niet werd beschreven. Uiteindelijk bleven er 9 publicaties over die in totaal 6 grote patiëntengroepen hadden onderzocht.

Prevalentie peri-implantaire mucositis
Roos Jansåker e.a. (2006) rapporteerde dat peri-implantaire mucositis (bloeding na sonderen en geen botverlies) ongeveer 79% voorkomt bij patiënten en bij 50% van de implantaten. In een studie van Fransson e.a. (2008), was bloeden na sonderen gevonden bij meer dan 90% van de implantaten zonder botverlies.

Prevalentie peri-implantitis
Roos-Jansåker e.a. (2006) definiëren peri-implantitis als bloeding en/of suppuratie na sonderen inclusief botverlies (≥3 windingen botverlies in vergelijking met de röntgenfoto van het implantaat 1 jaar in functie) en kwam uit op een prevalentie van 16% op patiëntniveau. De prevalentie op implantaatniveau is 6,6%. Bij een minder strenge definitie (vanaf 1 winding botverlies in vergelijking met de röntgenfoto van het implantaat 1 jaar in functie) is de prevalentie 55,6 – 77,4% op patiëntniveau en 34% op implantaatniveau.

Fransson e.a. (2005, 2008) beschrijft peri-implantitis als bloeding en/of suppuratie na sonderen inclusief botverlies met een drempelwaarde vanaf ongeveer 3 mm apicaal richting de abutment-implantaatverbinding (vergeleken met de röntgenfoto van het implantaat dat 1 jaar in functie was). Op patiëntniveau rapporteerde Fransson e.a. (2005, 2008) een prevalentie van 28%. De prevalentie op implantaatniveau is 12,4%.

Karoussis e.a. (2004) definiëren peri-implantitis als een tandwortelimplantaat met pockets van 5 mm of dieper met bloeding na sonderen en röntgenologisch botverlies. De prevalentie van peri-implantitis was 15,4% op implantaatniveau in deze studie.
In tabel 1 worden de data van de publicaties weergegeven.

Conclusies
Peri-implantaire mucositis kwam voor in 79,2% – 90% van de patiënten en in 50,6% van de implantaten. De variatie in het voorkomen van peri-implantaire mucositis kan te maken hebben met de sondeerkracht. U kunt hier zelf voor waken door rond implantaten met minder kracht (0.25 N) te sonderen dan rond natuurlijke elementen (0.5 N).

Peri-implantitis was gevonden in 16% – 77,4% van de patiënten en in 6,6% – 43% van de implantaten. De variatie in prevalentie heeft te maken met de ernst van de peri-implantitis. Implantaten worden steeds vaker geplaatst. Dit betekent dat peri-implantaire ziekten vaker gaan voorkomen. Peri-implantaire mucositis kan ontaarden in peri-implantitis. Goede levenslange nazorg is daarom onmisbaar.

Bekijk de data van de publicaties geïncludeerd in de review van Zitzman en Berglundh

Recent onderzoek
Recentelijk is door Mir-Mari e.a. (2012) onderzocht dat peri-implantaire mucositis 39% op voorkomt patiëntniveau in de algemene tandheelkunde praktijk.
Zij beschreven peri-implantaire mucositis als bloeden na sonderen, zonder botverlies. Peri-implantitis werd beschreven als bloeden of suppuratie na sonderen inclusief minstens 2 windingen botverlies. De prevalentie van peri-implantitis in de algemene tandheelkunde praktijk is volgens het onderzoek van Mir-Mari e.a. (2012) van 12-22%. De studie was uitgevoerd bij 245 patiënten met in totaal 964 tandwortelimplantaten die 1 – 18 jaar in functie waren. De prevalentie van peri-implantitis in de algemene praktijk is vergelijkbaar met de prevalentie in academische tandheelkundige centra.

Door:
Joyce van der Horst, mondhygiënist

Bronnen:
1. Betekenis van ‘prevalentie’ op www.woorden-boek.nl
2. Zitzmann NU, Berglundh T. Definition and prevalence of peri-implant diseases. J Clin Periodontol 2008; 35 (Suppl. 8): 286–291.
3. Heitz-Mayfield, LJA. Peri-implant diseases, diagnosis and risk indicators. J Clin Periodontol 2008; 35(Suppl. 8): 292–304.
4. Mir-Mari J, Mir-Orfila P, Figueiredo R, Valmaseda-Castello ́n E, Gay-Escoda C. Prevalence of peri-implant diseases. A cross-sectional study based on a private practice environment. J Clin Periodontol 2012; 39: 490–494. 



Download brochure tabel-1-data-van-de-publicaties-geincludeerd-in-de-review-van-zitzman-en-berglundh-2008.pdf
Lees meer over: Implantologie, Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Hoe behoudt u implantaten bij uw patiënt?

Er worden steeds meer implantaten geplaatst dankzij de grote betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van osseointegratie én de verbeterde chirurgische procedures van de weke delen. Wat kunt u doen om implantaten zo lang mogelijk te behouden?

Hoewel implantaten een goede optie zijn om ontbrekende gebitselementen te vervangen, moet dit nooit als behandeling voor parodontitis worden gezien, omdat dit kan leiden tot peri-implantitis. Te meer ook omdat er, in tegenstelling tot parodontitis, op dit moment nog geen betrouwbare en voorspelbare behandeling voor peri-implantitis bestaat.

Het doel van dit artikel is praktische informatie te verschaffen aan tandheelkundige professionals om implantaten bij hun patiënten zo lang mogelijk te handhaven. Om dit te kunnen bereiken is er een onderverdeling gemaakt in drie fases:
1. Voor de implantaatplaatsing.
2. Tijdens de implantaat behandelfase.
3. Na het plaatsen van de definitieve voorziening op het implantaat.

Patiënt management voor de implantaatplaatsing
Een gezond parodontium is een absoluut vereiste voor implantaatplaatsing. De parodontale gezondheid kan worden bepaald met een standaard parodontaal onderzoek (parostatus). Parodontitis moet behandeld worden voordat begonnen wordt met de implantaatbehandeling. Er moet gezorgd worden voor een goede mondhygiëne van de patiënt, omdat een ontoereikende mondhygiëne een risicofactor is voor parodontitis en peri-implantitis. Andere risicofactoren voor peri-implantitis zijn een voorgeschiedenis van parodontitis en roken. Stoppen met roken is dus een vereiste in deze fase.

Patiënt management tijdens de implantaat behandelfase
Tijdens de genezingsfase na het plaatsen van het implantaat moet de tandheelkundige professional letten op:

1. Blauwe plekken en zwelling
De meeste patiënten hebben in de direct post-operatieve fase last van zwelling en blauwe plekken. De uitgebreidheid hiervan verschilt per patiënt en tussen de verschillende operatiegebieden. Deze symptomen zouden na een aantal dagen moeten verdwijnen. Wanneer u een risico op infectie of wondafbraak vermoedt, kunt u antibiotica voorschrijven en de patiënt terugsturen naar de implantoloog.

2. Mondhygiëne
De eerste twee weken postoperatief mag de patiënt niet poetsen of flossen in het operatiegebied en wordt er een mondspoelmiddel voorgeschreven. Daarna mag de patiënt voor twee weken voorzichtig gaan poetsen in deze regio met een zachte tandenborstel. Na deze periode kan de patiënt de reguliere mondverzorging weer oppakken.

3. Post-operatieve pijn
Er worden standaard pijnstillers voorgeschreven aan de patiënt om post-operatieve pijn tegen te gaan.

4. Healing abutment
Het is belangrijk het implantaat of het healing abutment niet te testen of te belasten tijdens de genezingsperiode.

5. Verwijderen hechtingen
De hechtingen worden na 10-14 dagen verwijderd door de implantoloog.

6. Tijdelijke restauratie tijdens de genezingsperiode
Wanneer er een element in de esthetische zone ontbreekt, hebben de meeste patiënten een plaatje of brug die het diasteem opvult. Er moet voor gezorgd worden dat deze voorzieningen geen druk uitoefenen op het implantaat of bot.

7. Sinus graft
Patiënten kunnen een bloedneus krijgen op de dag van de chirurgie, voornamelijk wanneer zij voorover buigen, maar dit heeft geen verdere consequenties. Er wordt geadviseerd aan de patiënt om de neus niet te snuiten en op meerdere kussens te slapen.

Patiënt management na het plaatsen van de definitieve voorziening op het implantaat
Het is van groot belang dat er een goede mondhygiëne wordt gehandhaafd. Een beoordeling van het peri-implantaire weefsel moet kort na het plaatsen van de definitieve voorziening op het implantaat en bij elke controle plaatsvinden. Er moet daarbij gelet worden op:

  1. Peri-implantaire plaque
  2. Peri-implantaire sondeerdiepte
  3. Peri-implantaire bloeding na sonderen
  4. Peri-implantaire verettering
  5. Mobiliteit van het implantaat
  6. Botverlies rond het implantaat

Een peri-implantaire sondeerdiepte tot 3mm zonder bloeding na sonderen wordt beschouwd als gezond. De enige uitzondering die ook als gezond mag worden aangemerkt, is een sondeerdiepte tot 5mm in de esthetische zone zonder bloeding na sonderen, waarbij de sondeerdiepte ten opzichte van de basiswaarde niet is toegenomen.

Bij bloeding na sonderen en sondeerdiepte tot 3mm is er sprake van een reversibele ontsteking. Direct ingrijpen door middel van het geven van een mondhygiëneinstructie en het verbeteren van de mondhygiëne door de patiënt is hierbij noodzakelijk om peri-implantitis te voorkomen. Wanneer er sprake is van bloeding na sonderen en een sondeerdiepte van 4-5mm moet daarnaast een chloorhexidine gel voorgeschreven worden aan de patiënt voor tweemaal daags subgingivaal gebruik voor 3-4 weken. Bij sondeerdiepten van >5mm en bloeding na sonderen is het essentieel een röntgenfoto te maken om de diagnose peri-implantitis te kunnen stellen. Behandeling hiervan bestaat, naast de hiervoor genoemde maatregelen, ook uit antibiotica wanneer er sprake is van verettering. Verder moet de patiënt direct worden doorverwezen naar de implantoloog, omdat chirurgie in deze gevallen vaak noodzakelijk is.

Mobiliteit implantaat
Mobiliteit van een implantaat kan op de korte termijn na het plaatsen van het implantaat ontstaan door gebrek aan osseointegratie. Op de lange termijn kan verlies van osseointegratie leiden tot mobiliteit, waardoor het implantaat verwijderd zal moeten worden.

Handhavingsprogramma
Een goede suggestie voor een individueel handhavingprogramma van het implantaat voor de patiënt is:

  1. Educatie van de patiënt door een tandheelkundig professional in hoe een goede parodontale en peri-implantaire conditie te handhaven.
  2. Floss- en poetsinstructie en controle en begeleiding hierin door een tandheelkundig professional.
  3. Parodontaal en peri-implantair sonderen bij elke controle.
  4. Professionele plaquebeheersingsmaatregelen en instrumentatie.
  5. Recalls inplannen bij een tandheelkundig professional.
  6. Doorverwijzen naar een specialist als een patiënt behandeling nodig heeft die niet in de algemene praktijk uitgevoerd kan worden.

Bron:
Scottish Dental Magazine


Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z

Bacteriën tandvleesontsteking in verband gebracht met alvleesklierkanker

Nieuw wetenschappelijk onderzoek geeft mogelijk een link aan tussen alvleesklierkanker en tandvleesontsteking, volgens de Britse Dental Health Foundation. Dit schrijft Dentistry op haar website.

Een onderzoek, gepubliceerd in het vakblad Gut, bracht naar voren dat één van de sleutelbacteriën die tandvleesontsteking veroorzaken in verband wordt gebracht met een verdubbeling van het risico op alvleesklierkanker. De studie laat zien dat mensen zonder schadelijke mondbacteriën 45% minder kans hebben op alvleesklierkanker.

Alhoewel de onderzoekers het verband tussen tandvleesontsteking en alvleesklierkanker niet direct kunnen aantonen, geeft het onderzoek wel een verdere indicatie van de mogelijke link tussen de twee ziekten.

‘Dit is geen vastgestelde risico factor maar ik denk wel dat er iets aan de hand is. Dit moeten we verder onderzoeken’, zegt  onderzoeker Dominique Michaud, van de Brown University. 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

ACTA-hoogleraar gasthoofdredacteur International Journal of Dental Hygiene

Fridus van der Weijden, hoogleraar parodontologie bij ACTA, was gasthoofdredacteur van een speciale uitgave van het International Journal of Dental Hygiene.

Speciaal nummer
In het kader van het 45-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten heeft het International Journal of Dental Hygiene in augustus jl. een speciaal nummer uitgebracht met Fridus van der Weijden, hoogleraar parodontologie bij ACTA, als gasthoofdredacteur.

Het nummer is geheel gewijd aan de mondhygiënist die zich bezig houdt met wetenschappelijk onderzoek. Het bevat een korte geschiedenis van de ontwikkeling van de mondhygiënist in Nederland en evalueert het vak van de mondhygiënist. Het is tevens een prachtige illustratie van de diverse richtingen waarin mondhygiënisten wetenschappelijk kunnen uitwaaien na hun opleiding. Vrijwel alle artikelen zijn geschreven door Nederlandse wetenschappers.

Bekijk de speciale uitgave

Bron:
ACTA

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Facings laten tanden stralen maar vergroten kans op cariës

Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden, zo luidt het spreekwoord. Maar wanneer brengt het streven naar schoonheid de gezondheid in gevaar? De september uitgave van het Duitse magazine Reader’s Digest gaat in op de risico’s van zes gangbare medische behandelingen, waaronder facings, meldt ZWP-Online.

Voor veel mensen zijn witte, stralende tanden het schoonheidsideaal. Om dit te bereiken worden vaak facings op de tanden bevestigd. Probleem daarbij is dat de tandarts het glazuur iets moet slijpen. Bovendien is er een vergrote kans op cariës bij onvoldoende mondhygiëne.

In het artikel worden ook laserbehandelingen van de ogen als niet-risicovrij genoemd en in mindere mate ook de meniscus operaties.

Bron:
Reader’s Digest Deutschland
ZWP-Online

 

Lees meer over: Cariës, Parodontologie, Thema A-Z

Tandvleespatiënten krijgen voedingssupplement uit eigen doos

Tandarts Daniel Joffe, lid van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) ontdekte een vreemde redactionele dwaling in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde, in het nummer van februari 2010. Daarin staat een wetenschappelijk artikel over het nut van voedingssupplementen om chronische ontsteking van het tandvlees (parodontitis) te lijf te gaan. Het is een signalering die opmerkelijk genoeg, nu twee jaar later, weer reuze actueel is geworden.

Artikel over voedingssupplement EPV01
Het stuk in het tandartsenblad is geschreven door Pavel (L.) en Pavel (S.). Het artikel gaat over het nut van het slikken van het middel EPV01. Ze rekruteerden voor hun studie een groep van 32 patiënten, die geheel conform de officiële regels gerandomiseerd en placebo-gecontroleerd voor parodontitis werden behandeld. Alleen patiënten in de leeftijd van 18 to 65 jaar werden geïncludeerd, die moesten bovendien ten minste acht pockets hebben van vier millimeter of meer, verdeeld over minimaal vier gebitselementen. De patiënten kregen of het echte voedingssupplement of een daarvan niet te onderscheiden placebo. In het voedingssupplement EPV01 zit ondermeer vitamine C, vitamine E, vitamine D en wat groene thee-extract. Stoffen waarvan de bedoelde biologische werking enigszins een raadsel lijkt. Niet dat je direct door hebt om welke stoffen het gaat: het artikel rept namelijk over cholecalciferol, tokoferol (dat moet natuurlijk tocoferol zijn) en ascorbinezuur. De patiënten werd en onder meer gerekruteerd in een tandartsenpraktijk in Uithoorn.

Resultaten onderzoek
De resultaten van het onderzoek zijn als volgt: ‘Na zes maanden was het aantal gingivabloedingen na sonderen in de experimentele groep significant meer gedaald dan in de placebogroep’. De conclusie luidt dus dat vier capsules per dag hun werk doen. Maar eigenlijk is het een gerandomiseerde trial die veel te klein is om al te doldrieste conclusies uit te trekken. In hetzelfde nummer reageert de hoofdredacteur van het tandartsenblad desondanks enthousiast: ‘Interessant is het onderzoek van Pavel en Pavel’, schrijft tandarts Aad van Luijk in zijn maandelijkse hoofdredactionele column onder de lerende kop ‘Aanleiding tot zelfreflectie’.
Het artikel, vindt tandarts Joffe, druipt over van de belangenverstrengeling. Die wordt duidelijk op de website van het bedrijf Vitalenk, dat het product Exparovit op de markt brengt. Exparovit is het product dat in het artikel in het tandartsenblad wordt aangeduid met Epv01. Vitalenk is gevestigd in het Barcelona. Jan (J.) Honzik Pavel, is general-manager van het bedrijf, Lenka (L.) Pavel is er medisch directeur. Jan Pavel is ook tennisleraar bij de KLM tennisvereniging De Vliegende Hollander (DVH) in Amstelveen. Lenka Pavel is in 1999 afgestudeerd aan het universitaire tandartsinstituut ACTA in Amsterdam; ze heeft sinds 2006 een praktijk in Barcelona (Spanje). Een deel van het onderzoek dat in het artikel wordt beschreven, is uitgevoerd in de praktijk die ze jaren geleden had in Uithoorn. De familiale banden van de van origine Tsjechische familie Pavel gaan verder. Tandarts Lenka Pavel heeft het artikel in het blad geschreven met ene S. Pavel, die indertijd – volgens de opgegeven affiliatie achterin het artikel – werkzaam was op de afdeling dermatologie van het LUMC in Leiden. De Paveltjes schreven een wetenschappelijk artikel over een product dat ze zelf verkopen, hoe onafhankelijk kun je zijn, schrijft tandarts Joffe, lid van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. De redactie van het tandartsenblad zou schaamte sieren, de voltallige redactie zou het boetekleed moeten aant rekken, vindt Joffe.

Heeft de Medisch Ethische Commissie (MEC) van het LUMC het studievoorstel gezien? De secretaris van de MEC meldt desgevraagd dat ‘het onderzoek van de heer Pavel niet bekend is bij de CME van het LUMC. Ook de afdeling dermatologie is niet bekend met het onderzoek. De heer Pavel is sinds 1 juli 2010 niet meer werkzaam op de afdeling dermatologie’. Dat klopt. Dr. Stan Pavel werkt inmiddels in het Dermatologisch Centrum in Breda.

Misleidend volgens Reclame Code Commissie
De zaak Pavel kreeg begin maart van dit jaar een onverwachte staart. De Reclame Code Commissie (RCC) oordeelt dat reclame-uitingen op de website van Vitalenk misleidend zijn. Het gaat dan onder meer om uitingen als ‘klinisch bewezen natuurlijke ondersteuning bij de strijd voor gezond tandvlees’ en ‘Exparovit helpt u in de strijd voor gezond tandvlees’. Het bedrijf Vitalenk, de Paveltjes, is niet komen opdagen bij de zitting van de raad en heeft ‘derhalve de geclaimde werkzaamheid niet aangetoond’, aldus het oordeel van de RCC.

Vitalenk heeft ook zelf zijn conclusies getrokken, getuige de mededeling op zijn website: ‘Op dit moment worden nieuwe Exparovit tabletten gemaakt. Helaas kunt u nu niks bestellen. Onze excuses voor het ongemak’.

Bron:
Vereniging tegen de Kwakzalverij


Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid

Bacteriën vergrendelen kan gingivitis stoppen

Onderzoekers van de Universiteit van Bristol hebben het molecuul ontdekt dat de toegangssleutel is tot het ontstaan van gingivitis.

Het molecuul CTLP bevindt zich op het oppervlak van de mondbacterie Treponema denticola.Deze klit samen met andere ziekteverwekkende micro-organismen in de mond, waardoor tandplak wordt gevormd.
Deze plak, bestaande uit bacteriën, speeksel en voedselresten, is een belangrijke oorzaak van bloedend tandvlees en gingivitis, wat weer kan leiden tot parodontitis en verlies van tanden.

Interactie
Het is de interactie tussen verschillende orale ziekteverwekkers die cruciaal zou zijn voor de ontwikkeling van parodontitis. De studieresultaten, gepubliceerd in het Tijdschrift Microbiology, suggereren dat er een manier moet zijn om deze interactie te stoppen.

Een sleutelrol is weggelegd voor het molecuul CTLP. Dit fungeert als de sleutel die de bacterie Treponematoegang verschaft tot de gemeenschap van andere mondbacteriën. Eenmaal opgenomen in deze gemeenschap, zijn CTLP en andere bacteriële moleculen samen in staat de bloedstolling te remmen (wat leidt tot verder bloedend tandvlees) en weefsel te vernietigen.

Medicijn
Mensen met een hoog risico op gingivitis zijn gebaat bij een medicijn dat de werking van CTLP blokkeert, door het van de bacterie te scheiden.
Professor Howard Jenkinson, die de studie leidde, over het belang van de studieresultaten: “Het bedenken van nieuwe manieren om tandvleesinfecties te bestrijden, vereist een dieper inzicht in de betrokken microben, hun interacties en de manier waarop ze worden opgenomen in het tandplak.”

Bron:
Dentistry

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z