NVM-mondhygiënisten en KNMT geen voorstander van ABC-model voor tandartsassistenten

De beroepsorganisatie ANT heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met opleider Edin om tandartsassistenten te gaan opleiden volgens het ABC-model. Niet iedereen in de vakwereld is hier blij mee. dental INFO sprak met de betrokkenen en vroeg hun mening over de ABC-structuur.

ABC-model voor tandartsassistenten

De Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) heeft in 2016 het ‘Standpunt Opleidingen Assisterend Personeel in de Tandartspraktijk’ opgesteld. Hierin geeft zij haar visie over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen de tandartspraktijk en dan met name van tandartsassistenten. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in drie soorten tandartsassistenten: de A-assistent (stoel-assistent), de B-assistent (preventieassistent) en de C-assistent (paro-assistent).
Recent heeft de ANT een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Edin (commercieel opleider in de tandheelkunde) om het opleidingsaanbod voor tandartsassistenten te structuren volgens dit ABC-model. De ANT en Edin gaan gezamenlijk de stichting ABC-assistent oprichten, die zich gaat buigen over de structuur, kwalificatie-eisen, leerdoelen en onderwerpen van de verschillende opleidingen.

Vakwereld

Binnen de vakwereld is niet iedereen blij met deze nieuwe ABC-indeling voor tandartsassistenten. Er zijn vragen over het niveau en de duur van de opleidingen en de werkzaamheden die de tandartsassistenten zouden mogen doen. Zo lijkt het de bedoeling te zijn dat de paro-assistent een deel van het werk van een mondhygiënist gaat overnemen. Mondhygiënisten vragen zich af of de paro-assistenten daarvoor voldoende toegerust zijn en wat voor werk er dan nog voor hen overblijft. dental INFO vroeg de mening van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) en sprak met Manon van Splunter-Schneider (voorzitter NVM-mondhygiënisten) en Anne-Peter van Riet (directeur Edin) over de ABC-structuur en de gevolgen hiervan voor mondhygiënisten.

Reactie KNMT

De KNMT geeft de volgende reactie: “Om de beste mondzorg voor de patiënt te kunnen realiseren, zet de KNMT vol in op een sterk mondzorgteam. Goede samenwerking binnen het team is een essentiële randvoorwaarde voor optimale patiëntenzorg. Binnen dat team speelt de tandartsassistent een belangrijke rol. Omdat de complexiteit binnen de mondzorg toeneemt, hecht de KNMT aan gekwalificeerde teamleden, op alle niveaus. Dat is de reden waarom we op dit moment samen met de ANT, het veld en de mbo-opleidingen werken aan een herziening van het beroepscompetentieprofiel van de tandartsassistent. Zodat de assistent is geëquipeerd om te voldoen aan de kwalificaties die werkgevers in de zorg vragen. Kwalificaties die worden vastgelegd in opdracht van het ministerie van OCW en waarop de onderwijsinspectie toezicht houdt. Op die manier realiseren we een uniform en transparant opleidingsniveau. En dat is in het belang van alle partijen. De KNMT vindt het bijzonder jammer dat juist tijdens de afrondende fase van de herziening van het genoemde beroepscompetentieprofiel de ANT, in samenwerking met Edin, het ABC-model uit 2016 weer van stal haalt. En daarmee voor een ieder, ook voor de patiënten, eerder vertroebeling dan helderheid van de beroepskolom veroorzaakt. Door de taakherschikking wordt de mondzorg al nodeloos gecompliceerd met vier soorten mondhygiënisten en daar komen nu nog eens drie soorten assistenten bij.”

Reactie van NVM-mondhygiënisten

Manon van Splunter-Schneider, voorzitter NVM-mondhygiënisten, vindt deze ABC-indeling geen goede zaak. “De vergelijking van de C-assistent met de klassieke mondhygiënist vind ik een schoffering van de professionaliteit en de kunde van de mondhygiënist. Het is vreemd dat er geen samenwerking is met de bestaande mbo-opleiding. Dit soort zaken moeten landelijk geregeld worden met een goed beroepsprofiel voor assistenten en preventieassistenten. De uitkomst zal dan mondzorgbreed gedragen moeten worden, dus ook door KNMT, NVM-mondhygiënisten en opleiders. Ik ben wel benieuwd hoe het er inhoudelijk uit gaat zien. Als ik naar het concept kijk, dan maak ik me zorgen. Ik zie dat de basis-assistent ook al taken in de mond zou kunnen gaan verrichten, zoals infiltratie-anesthesie toepassen en een lengtefoto maken. Bovendien zou de preventieassistent (B) al paro-nazorg gaan doen en de paro-assistent pockets dieper dan 5 mm behandelen.”

Niet wachten op landelijk beroepsprofiel

Anne-Peter van Riet, directeur Edin, zegt dat hij niet wil wachten op een landelijk beroepsprofiel. “Wij bieden nu een structuur aan die buiten het reguliere mbo-kwalificatiedossier valt, zoals de opleiding preventieassistent en paro-assistent. We zijn gewoon een praktische indeling gaan maken. We passen het aan als er van buitenaf kaders komen. Het zou mooi zijn als we dat in één keer hadden kunnen regelen, maar dat is een ingewikkelde route die te lang gaat duren. Met het gevolg dat er voorlopig niets gebeurt. Er bestaan nu veel opleidingen met dezelfde naam, maar met een verschillende inhoud: een gevolg van de ontbrekende structuur. De onderwerpen, leerdoelen en kwaliteitseisen van het onderwijs moeten binnen de ABC-structuur hetzelfde zijn. Hoe het lesprogramma vervolgens precies wordt ingevuld, is aan de opleiders. En ook die opleiders moeten aan bepaalde eisen voldoen. Dat heb je bij de officiële mbo-opleidingen ook. We trekken daarmee over de hele breedte het kwaliteitsniveau omhoog. We gooien nu als commerciële opleider een steen in de vijver. De rimpeling en de actie die daarop volgt, is juist wenselijk. De lat mag echt hoog komen te liggen voor de paro-assistent, maar wat de kwaliteitsstructuur precies wordt, is nog niet bekend. Hiervoor zitten we primair aan tafel met onze eigen mensen, zoals de mondhygiënisten waarmee we werken. En tegelijkertijd met onze collega-opleiders die we hebben uitgenodigd om ook mee te doen. Wat precies de grenzen worden, is nog niet bekend. We gaan bijvoorbeeld echt niet zomaar een streep trekken qua pocketdiepte of complexiteit. Onze uitgangspunten zijn het ABC-model van de ANT en qua onderwijsvisie altijd beroeps- en competentiegerichtheid. Dan hebben we het over kennis, vaardigheid en houding op uitvoeringsniveau. Dus niet over analyses, diagnoses en het creëren van nieuwe oplossingen.”

Niveau van de ABC-opleidingen

Het niveau van de ABC-opleidingen baart Manon van Splunter-Schneider zorgen. Zij heeft duidelijke ideeën over het niveau dat nodig is. “Bij de basisopleiding tot tandartsassistent zou alles aan bod moeten komen. Je moet weten waar alle instrumenten voor zijn, je moet snappen wat er aan de stoel gebeurt, ook als je aan de balie zit. Het zou een opleiding van minimaal drie jaar op mbo-niveau 4 moeten zijn. Bepaalde onderdelen kunnen intern aangeleerd worden, maar als je echt met patiëntenbehandeling te maken krijgt, dan is een externe opleiding noodzakelijk. De leerweg tot preventieassistent zou in het verlengde moeten liggen van een mbo-erkende opleiding en aan een mbo-erkende opleiding. En dan graag met een wettelijk beroepsprofiel en een bijpassend curriculum.
De opleidingen zouden niet alleen door Edin moeten worden aangeboden. Ik juich het toe als het landelijk helemaal goed geregeld zou zijn. Ik zie plek voor de preventieassistent, maar de randvoorwaarden die NVM-mondhygiënisten daaraan verbindt, haal ik niet uit de plannen van Edin en ANT. Ook zou ik niet voorbijgaan aan de functieprofielen van de KNMT, die reeds bestaan, want wat er nu staat matcht daar niet mee. Ik denk dat het niet haalbaar is om de C-assistent zoals hij nu in het concept staat onder een mbo te kunnen parkeren.”

Geen actieve vraag naar mbo-status

Volgens Anne-Peter van Riet is een mbo-status voor het ABC-model nog niet het plan. “Bij de tandartsassistent is er inhoudelijk wel degelijk een groot verschil tussen opleidingen met wel en geen wettelijke mbo-status, maar op de markt is er geen actieve vraag naar de mbo-status. Dan zou er een wet moeten komen die de mbo-status verplicht stelt of de markt zou dit zelf moeten aangeven. Het zou wellicht een volgende stap kunnen zijn, we bouwen nu eerst aan een beginnende structuur. Over een eventuele verplichting gaan wij niet, alhoewel het wel een persoonlijke wens is. We hebben niet voor niets een mbo-tandartsassistent opgezet en dat heeft ons veel moeite, tijd en geld gekost. Er spelen echter krachten in de markt, die je als opleider niet kunt beïnvloeden, maar waar je wel mee om moet gaan. Zo is er onder de werkgevers momenteel geen draagvlak of urgentiegevoel voor een verplichte mbo-opleiding, zeker niet bij de ANT.  NVM-mondhygiënisten is voorstander van een verplichte MBO-opleiding voor tandartsassistenten. Het plan ABC vanuit de ANT ligt er al een tijdje. Ons besluit om met hen in zee te gaan is ontstaan doordat de mbo-eis er niet is gekomen. De ANT is bovendien een club met daadkracht en dat werkt prettig samen.”

Invloed uitoefenen als mondhygiënist

Het gevoeligste punt in het ABC-model is de rol van de paro-assistent. De opleiding tot paro-assistent duurt volgens het model twee jaar en bestaat uit 80 lesdagen. In die periode moet de student minimaal vier dagen per week werken. Deze C-assistent wordt vergeleken met de klassieke hbo-geschoolde mondhygiënist. Is het de bedoeling dat de paro-assistent het werk van de mondhygiënist overneemt?
Anne-Peter van Riet: “Ik schat in dat sommige mondhygiënisten de C als aanval op hun domein zien. Ik zou zeggen, probeer invloed uit te oefenen als mondhygiënist. Accepteer dat dit zo gestructureerd wordt, maar laat wel je mening horen over wat een C-assistent wel of niet zou moeten doen. Eerst moeten we nog verder komen met alle commerciële aanbieders, maar daarna kun je je als mondhygiënist altijd bij mij of de ANT aanmelden als je iets positiefs hebt bij te dragen. Het is een dynamisch systeem dus dit blijft in beweging.”

Risicovolle handelingen

Manon van Splunter-Schneider vindt het te vroeg om het over een paro-assistent te hebben: “Eerst moet de fundering voor het beroep van tandartsassistent en preventie-assistent vastliggen en moet duidelijk worden wat risicovolle handelingen precies zijn. Het is een lastige situatie, want paro-assistenten zijn er inmiddels wel, maar eerst moeten we door de discussie over de preventieassistent heen voordat we de discussie over de paro-assistent goed kunnen voeren . Laten we dat dus eerst goed regelen. Op dit moment zijn wij in het kader van risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen nog fel tegen. Zo kun je je afvragen of je pockets meten als een risicovolle handeling kan zien. Er kan schade ontstaan. Bij alles waar bloed bij komt kijken zou je een vraagteken kunnen plaatsen.”
Een opleiding van 80 lesdagen tot paro-assistent vindt ze te kort. “Complexe patiënten zouden zeker niet door een paro-assistent behandeld mogen worden. Dat is minimaal iets voor een hbo-opgeleide mondzorgverlener. Als mondhygiënist moet je je hierbij al flink verdiept hebben in de parodontologie en optrekken met de parodontoloog. Om complexe paro te behandelen moet je weten waar je mee bezig bent.

Zorgverlener op het gebied van tandvleesziekte

Wat ook gevoelig ligt bij de mondhygiënisten is dat in het ABC-model de mondhygiënist slechts wordt omschreven als ‘een zorgverlener op het gebied van het voorkomen van tandvleesziekte’. Wordt hiermee het einde van het beroep van mondhygiënist ingeluid? Volgens Anne-Peter van Riet blijft er altijd ruimte voor de mondhygiënist en heeft dit beroep een uitstekend toekomstperspectief: “In de praktijk zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden, een tandarts kan kiezen welke professional hij inzet. De mondhygiënist heeft een eigen positie, titelbescherming en zelfstandige bevoegdheden en kan bovendien een eigen praktijk beginnen of zichzelf verhuren aan tandartsen. En daar komen nog alle mogelijkheden na invoering van de AMvB-taakherschikking bij. Dat kan een assistent allemaal niet. De paro-assistent zal daarom nooit de mondhygiënist worden, er blijft altijd een verschil bestaan. Ten eerste in basisniveau; een mondhygiënist heeft een veel scherper analytisch vermogen dan een mbo’er, maar een mbo’er kan prima taken uitvoeren. Als een tandarts alles wil aanbieden en alles wil afdekken, dan denk ik persoonlijk dat hij altijd een mondhygiënist nodig blijft hebben. Maar als een tandarts er voor kiest om tot een bepaald niveau diensten aan te bieden, dan zou hij het zonder mondhygiënist kunnen doen en eventueel extern moeten verwijzen. Niets nieuws toch? Juist door de bedachte ABC-structuur kan je duiden waarom het goed is voor een patiënt om een bezoek aan jou als mondhygiënist te brengen. Niet door je af te zetten tegen preventie- of paro-assistenten, maar wel door je ‘unique selling points’ te benoemen, bijvoorbeeld dat je specialist bent in gedragsverandering. Een deel van de taken die je als mondhygiënist hebt geleerd kan evengoed door praktisch geschoold personeel worden uitgevoerd. Zonder onderbouwing zeggen dat een hbo’er altijd beter is dan een mbo’er, snijdt geen hout. Profileren op onderscheidend vermogen werkt wel. Ik zou me daarom als mondhygiënist totaal geen zorgen maken over de ABC-structurering en de taken en opleidingen van tandartsassistenten. Volgens mij is the sky the limit voor de ondernemende mondhygiënist anno 2020.”

Kwaliteiten van de mondhygiënist

Ook Manon van Splunter-Schneider legt de nadruk op de kwaliteiten van de mondhygiënist: “Je kan natuurlijk nooit een mbo’er met een minimale cursus vergelijken met een zelfstandig werkende hbo-professional. We zijn beter inzetbaar, zullen betere resultaten bereiken en zetten meer in op coaching en gedragsverandering. Als je als praktijk pretendeert aan preventie te doen, moet je gewoon een mondhygiënist hebben. Plus dat we echt wel meer dan enkel tandvleesproblemen voorkomen. Ook bij cariëspreventie en erosie spelen we een grote rol.”
Tot slot geeft ze nog een tip mee voor de mondhygiënisten: “Mondhygiënisten moeten er gewoon op vertrouwen dat ze kwaliteit leveren, in hun kracht gaan staan en zich continu onderscheiden. Ze moeten de leiding pakken, delegeren en de preventie naar zich toe trekken. Wees collegiaal en voel je niet bedreigd. Er is meer dan genoeg werk. en Laat dus als mondhygiënist het verschil zien.”

Door: Yvette in ’t Velt en Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Assisteren, Kennis, Scholing, Thema A-Z