Tandartsen ambivalent over ergonomie

tandarts

Veel tandartsen weten wel dat ergonomie belangrijk is, maar doen daar vervolgens weinig mee. Voor haar thesis voor de masterstudie Ergonomie onderzocht ergonoom Amber Denekamp hoe tandartsen tegenover ergonomie staan en of er daarbij verschil is tussen startende en ervaren tandartsen. Dental INFO sprak met haar.

Waarom ben je de master Ergonomie gaan doen?

“Ik ben van huis uit bedrijfsoefentherapeut. Ik heb veel trainingen aan bedrijven gegeven en heb me later gespecialiseerd in tandartsen. Omdat ik meer wilde doen dan ‘alleen’ het inrichten van werkplekken en het geven van houdingsadvies, ben ik de master Ergonomie gaan doen. Ergonomie richt zich op veiligheid, gezondheid, comfort en doeltreffend functioneren van mensen in hun omgeving. Mijn specialisatie is daarnaast ergonomisch ontwerp. Dit pas ik toe in het begeleiden van tandartsen, maar ook breder, bij het begeleiden van mensen in andere fysieke beroepen.”

Wat was de reden om je thesis over dit onderwerp te doen?

“Ik zie gemiddeld honderd tandartsen per jaar. Ik merkte dat tandartsen meestal wel weten dat ze meer aan ‘ergonomie’ moeten doen, maar dat dat er in de praktijk niet van komt. Ik was benieuwd wat daar de reden van is. Je kunt zelf wel invullen hoe dat komt: geen tijd, geen zin, geen geld…, maar ik wilde er toch wat meer inzicht in hebben. Ik wilde ook weten of er verschil is tussen startende tandartsen en routiniers.”

Hoe heb je je onderzoek aangepakt?

“Voor het onderzoek heb ik elf tandartsen geïnterviewd tussen de 26 en 57 jaar. Daarvan waren er drie junior en acht senior. Ik heb ze gevraagd hoe ze zelf over ergonomie denken, wat ze er van weten, of ze fysieke klachten hebben en hoe ze denken dat die van invloed zijn op hun inzetbaarheid op de lange termijn.
Daar komt natuurlijk een hele berg data uit die ik heb geanalyseerd en naast bestaande literatuur heb gelegd. Belangrijk om te vermelden is dat mijn onderzoek kwalitatief is en met een relatief kleine sample. Hoewel de bevindingen in lijn zijn met literatuur, is het niet de bedoeling dat de bevindingen geëxtrapoleerd worden over de gehele populatie tandartsen. Wel denk ik dat het een goede en belangrijke inkijk geeft in de rol van ergonomie in de praktijk, en de motivaties die daar aan ten grondslag liggen.”

Wat waren de resultaten?

“De data laten zien dat er een soort ambivalentie is over ergonomie. De tandartsen weten allemaal wel dat het belangrijk is, maar er zijn heel veel andere dingen die ze belangrijker vinden. Bijna alle tandartsen zeggen dat er op de universiteit niet veel aandacht werd besteed aan ergonomie. Ze komen er pas later achter dat het toch wel belangrijk is. Maar dan nog willen ze alleen ergonomische principes toepassen als hun omgeving daar geen last van heeft. De kwaliteit en het tempo van het werk gaan voor. Zelfs als dit willens en wetens ten koste gaat van de eigen gezondheid en het eigen welzijn. Sterker nog, het wordt gezien als een kenmerk van een ‘goede tandarts’ om meer aan de patiënt en de kwaliteit van het werk, dan aan het eigen welzijn te denken. Dit leidt tot een sterke beroepsnorm en sociaal gedrag, wat een negatief effect heeft op het aanleren van gezond werken en het gebruiken van ergonomische principes. Klachten worden als ‘part of the job’ gezien.”

En als ze klachten krijgen?

“Als er klachten zijn, of als tandartsen zich druk maken over hun inzetbaarheid, dan wordt vaak wel snel gedacht aan ergonomie. Dat is die ambivalentie. Ergonomisch werken wordt als bijna onbelangrijk gezien tót er klachten ontstaan, en dan ineens lijkt dat het eerste waar tandartsen naar grijpen. Tandartsen proberen dan de opgedane basiskennis beter in de praktijk te brengen en meer te sporten of te bewegen. Ze passen de werkwijze aan of gaan voorzieningen gebruiken waarvan ze denken dat dit een positief effect heeft, zoals loepbrillen en specifieke stoelen.“

Hoe zit het met de kennis van ergonomie bij tandartsen?

“Het onderzoek wijst uit dat de meeste tandartsen de basisbegrippen wel kennen, maar niet altijd weten hoe ze het moeten toepassen. Vaak is de kennis grotendeels theoretisch, en de vertaalslag naar de eigen praktijk is lastig om te maken. Sommige tandartsen leren graag van enthousiaste collega’s.”

Welke factoren zijn van invloed op de inzetbaarheid van tandartsen?

“Veel tandartsen in mijn onderzoek gaven aan het werk mentaal te weinig stimulerend te vinden. Het werk wordt ervaren als erg praktisch en soms als monotoon. Soms zoeken tandartsen dan ook een andere baan of een hobby naast het werk, om dit uit te balanceren. In relatie tot de duurzame inzetbaarheid wordt dit soms als een probleem ervaren. Sommige tandartsen zien zichzelf daardoor het werk niet volhouden tot aan het pensioen. Vooral patiëntcontact en liefde voor technisch werk wordt dan weer gezien als positieve invloed. Opvallend hierbij is dat in mijn onderzoek op dit vlak weinig verschil was tussen juniors en seniors. Ook juniors ervaren het werk soms als ‘te praktisch’ en monotoon.”

Gedragen juniortandartsen zich wel anders dan seniortandartsen?

“Juniortandartsen geven over het algemeen aan dat ze gewoon veel te druk zijn met het werken aan hun techniek. Het leren om tandarts te zijn kost zoveel energie dat ze eigenlijk helemaal geen tijd hebben om zich bezig te houden met hun eigen werkhouding. Eerst komt het leren van de techniek, dan het zorgen voor de patiënt en daarna pas hun eigen welzijn. Daar beginnen ze vaak pas over na te denken als klachten ontstaan.”

Welke klachten komen het meeste voor?

“Rugklachten, schouderklachten en nekklachten. Daarnaast ook wel klachten aan handen en vingers. Ze komen vaak voort uit houding, techniek en werkdruk, maar ook een goede patiëntplaatsing is essentieel. De klachten ervaar je bijvoorbeeld doordat je verkeerd zit, maar dat je zo zit kan komen doordat je techniek niet goed is, dat je niet de goede hulpmiddelen gebruikt of dat je patiënt niet goed geplaatst is.”

Hoe kunnen klachten voorkomen worden?

“Jonge tandartsen moeten echt de tijd nemen om een goede werktechniek aan te leren. Dat is heel moeilijk, omdat het een complexe motorische vaardigheid is. Als het op een goede manier aangeleerd wordt, voorkomt dat mogelijk klachten op latere leeftijd. Het is belangrijk dat universiteiten daar ook voldoende aandacht aan besteden. Op de universiteit moet mijns inziens niet alleen een vak worden geleerd, maar ook hoe het op lange termijn vol te houden is. Veel (niet alle!) deelnemers ervaarden dat er op de universiteit hier te weinig aandacht voor was. In mijn thesis kwam naar voren dat tandartsen die wel leren over ergonomisch werken, dit later, bijvoorbeeld bij klachten, veel makkelijker kunnen toepassen. Dit is ook mijn ervaring in de praktijk.”

Heb je tips voor tandartsen?

“Een tandarts kan zichzelf bepaalde basisvaardigheden aanleren. Goed kunnen werken met indirect zicht is bijvoorbeeld echt een vereiste. En goed samenwerken met je assistent (four handed dentistry) ook. Dit gebeurt nu vaak veel te weinig. Een ervaring uit de praktijk: assistenten kunnen veel beter samenwerken dan tandartsen. Ik denk dan ook dat het van belang is dat in het behandelteam veel meer overleg is. Dit komt beiden ten goede. Probeer ook voldoende afwisseling te zoeken in je werkzaamheden. Wissel zittend en staand werken af, maar zorg ook voor afwisseling in soorten behandelingen (door een goede agendaplanning). Daarnaast is het belangrijk om goed materiaal te hebben en ergonomische principes toe te passen. Volg daar zo nodig een cursus in.”

Interview door Yvette in ’t Velt met ergonoom Amber Denekamp over haar thesis How and why do the knowledge, beliefs, and practice towards ergonomics differ between junior and senior dentists and how is this perceived to influence sustainable employability?

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z