Peri implantitis

De behandeling van peri-implantitis: wat is er nieuw?

Peri-implantitis is een relatief nieuw probleem, omdat er nog niet zo lang implantaten zijn. Pas sinds de jaren 80 verschenen de eerste artikelen over peri-implantitis.

Peri-implantitis

De naam peri-implantitis beschrijft twee problemen rondom implantaten:

  • Mucositis = gingivitis rondom implantaten
  • Peri-implantitis = parodontitis rondom implantaten

Bij beide problemen is er ontsteking rondom het implantaat aanwezig. Het verschil is dat er bij mucositis nog geen botverlies is en bij peri-implantitis wel.

Er zijn veel overeenkomsten tussen parodontitis en peri-implantitis, maar ook belangrijke verschillen. Deze verschillen zijn belangrijk omdat deze meespelen in de manier waarop je peri-implantitis behandelt.

De eerste onderzoeken over peri-implantitis, focusten zich met name op het botdefect rondom de implantaten en hoe dit botdefect weer opgevuld kon worden. Hierbij ging men voorbij aan het belangrijkste aspect, namelijk de oorzaak van het botverlies: de ontsteking. Deze ontsteking wordt veroorzaakt door bacteriën op het implantaatoppervlak en leidt uiteindelijk tot botafbraak.

Als je verder inzoomt op de verschillen tussen parodontitis en peri-implantitis valt het op dat peri-implantitis veel vroeger voorkomt dan parodontitis. De progressie van peri-implantitis gaat ook veel sneller. Uit onderzoek blijkt dat het oppervlak van de laesie bij peri-implantitis veel groter is ten opzichte van parodontitis en ook de samenstelling van de ontsteking is afwijkend. Bij peri-implantitis is het een combinatie van chronische- en acute ontsteking, waar het bij parodontitis veel meer gaat om een chronische ontsteking. Hierdoor gaat het inkapselen van de ontsteking minder gemakkelijk bij peri-implantitis.

Verslagen van drie lezingen

Lees hieronder de verslagen van de lezingen van Prof. Andreos Stavrapoulos, Dr Lisa Heitz-Mayfield en Dr. Jan Derks tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

1. Algemene concepten voor behandeling van peri-implantitis

Lezing van: Prof. Andreos Stavrapoulos, Malmö University, Zweden

Helaas komen er met regelmaat biologische complicaties voor rondom implantaten. Uit een onderzoek uit 2015 blijkt dat er bij 22% van de patiënten enige problemen rondom implantaten aanwezig waren.

In 1992 werd een dierstudie uitgevoerd, waarbij het ontstekingsproces rondom implantaten werd vergeleken met het ontstekingsproces rondom molaren. De ontsteking werd opgewekt door het aanbrengen van een ligatuur en het uitblijven van enige reiniging. Na zes weken werden de ligaturen verwijderd en na 10 weken werden de resultaten vergeleken. In beide gevallen was er sprake van ontsteking en botverlies. Het was opvallend dat er veel meer aanhechtingsverlies aanwezig was rondom de implantaten dan rondom de natuurlijke elementen.

Vroeg ingrijpen bij peri-implantitis

Vroeg ingrijpen bij tekenen van peri-implantitis is daarom enorm belangrijk! Te lang wachten geeft een grotere kans dat het probleem niet meer te behandelen valt en het implantaat verloren gaat.

Het ontstaan van peri-implantitis begint bij de zachte weefsels: het tandvlees. Een goede behandeling van de ziekte zal zich dan ook moeten focussen op de biofilm die de problemen met de gingiva veroorzaakt.

De eerste afweging die gemaakt moet worden, voordat de behandeling ingezet wordt, is of het nog zinvol is om het implantaat te behandelen. Een van de factoren die hierbij het zwaarst weegt is de hoeveelheid botverlies die al opgetreden is. Indien er te veel botverlies opgetreden is, dan is het niet meer mogelijk om te behandelen. Ook de strategische positie van het implantaat speelt mee voor de gemaakte afweging. Indien een implantaat niet op een strategische positie staat, is het niet zinvol om de peri-implantitis te behandelen. Dan is explantatie een betere optie.

Dr. Heitz-Mayfield stelde een stappenplan op voor benadering van peri-implantitis op een gestructureerde manier. De volgende stappen zijn beschreven:

  • Het verlagen van de risicofactoren
  • De niet-chirurgische verstoring van de biofilm (non chirurgical debridement)
  • Evaluatie van bovenstaande benadering (early reassessment)
  • De chirurgische toegang
  • Decontaminatie van het implantaat
  • Regeneratieve of resective approach
  • Post-operatieve therapie tegen herinfectie: nazorg

Het verlagen van de risicofactoren van peri-implantitis

Er zijn verschillende soorten risicofactoren:

  • Patiëntgerelateerde risicofactoren
    Roken is één van de belangrijkste risicofactoren gerelateerd aan peri-implantitis. Uit een systematic review kon geconcludeerd worden dat bij elf van de dertien geïncludeerde onderzoeken roken een hoger risico op peri-implantitis gaf.
    Ook de aanwezigheid van parodontitis vergroot het risico op peri-implantitis. Hierbij is het risico ongeveer twee keer zo groot. Ook andere systemische ziektes zoals diabetes kunnen de kans op peri-implantitis vergroten.
  • Andere patiëntgerelateerde factoren zijn de motivatie en het niveau van de mondhygiëne.
    Factoren gerelateerd aan de supra-structuur. De supra-structuur moet goed reinigbaar zijn. Er moet geen overhang zijn en er moet voldoende ruimte zijn om onder de supra structuur te reinigen met bijvoorbeeld een rager

De niet-chirurgische verstoring van de biofilm (non-chirurgical debridement)

Hiervoor kunnen verschillende apparaten gebruikt worden: zoals de ultrasoon of de airflow.
Het lijkt erop dat er betere resultaten behaald worden met behulp van de airflow dan met de ultrasoon. Geen van beide is in staat om het implantaatoppervlak volledig te reinigen. Een combinatie van beide middelen is vaak noodzakelijk. Wanneer er tandsteen aanwezig is, dan zal dit eerst met ultrasoon verwijderd moeten worden. Daarna wordt de airflow gebruikt met de juiste tips die goed onder de mucosa kunnen komen. Er kan daarbij nog aanvullende systemische of lokale antibioticatherapie toegepast worden.

Uit de systematic review van dr. Ramanauskaite werd gevonden dat aanvullende therapie zoals de airflow of laser mogelijk een gunstig effect heeft op bloeding na sonderen. Ook systemische antibiotica lijkt een positief effect te hebben op zowel de pocketdiepte als bloeding na sonderen. Hier moet wel de kanttekening bij gemaakt worden dat er meerdere onderzoeken zijn die tegenstrijdige resultaten geven over het effect van systemische antibioticatherapie. Binnen deze systematic review was het totale slagingspercentage maar 14% tot 47%. Dat wil zeggen: afwezigheid van bloeding na sonderen en botverlies. De effectiviteit van deze behandeling is (met of zonder toevoeging van systemische antibiotica) erg laag.

Ondanks het lage slagingspercentage is de niet-chirurgische behandeling belangrijk om de weefsels rondom de implantaten gezonder te maken. De genezing na chirurgisch ingrijpen verbetert hierdoor.

Hoe vroeger peri-implantitis wordt gediagnosticeerd, hoe beter de uitkomst is met niet-chirurgisch ingrijpen. Helaas wordt de patiënt vaak pas in een later stadium verwezen.
Na de niet-chirurgische behandeling hangt het van verschillende factoren af hoe verder te gaan met de chirurgische behandeling. Hierbij moet rekening gehouden worden met de grootte en morfologie van het defect, de oppervlakte van het implantaat en de conditie van de zachte weefsels rond het implantaat.

2. Toegangsflap en onderhoud

Lezing van: Dr. Lisa Heitz-Mayfield van de Universities of Western Australia and Sydney, Australia

Een toegangsflap moet, zoals de naam al doet vermoeden, toegang bieden tot het implantaatoppervlak, zodat deze met direct zicht gereinigd kan worden (surface decontamination). Hierbij wordt een muco-periostale flap afgeschoven. Granulatieweefsel, biofilm en eventuele afzettingen op het implantaatoppervlak – zoals tandsteen – worden verwijderd. Vervolgens wordt de flap terug gehecht. Als er ook aanpassingen aan het bot gedaan worden, wordt dit een ‘resective approach’ genoemd.
Uit eigen onderzoek naar de chirurgische behandeling van peri-implantitis blijkt dan één jaar post-operatief 100% van de implantaten nog in de mond aanwezig is met een pocketdiepte van vijf mm of minder. Bij 47% van de implantaten was geen sprake van bloeding meer na sonderen en bij 92% was het marginale botniveau stabiel of was er zelfs sprake van toename van bothoogte. De patiënten werden vijf jaar vervolgd en minimaal twee keer per jaar gezien voor nazorg. Na vijf jaar was 17% van de implantaten verloren gegaan. Bij 63% was er sprake van succes: dit wil zeggen het volledig afwezig zijn van ontstekingskenmerken.

Het peri-operatieve protocol tijdens flap-operaties

Tijdens flap-operaties voor de behandeling van peri-implantitis dient men zowel lokaal als systemisch antimicrobiële middelen toe. Er is weinig bewijs voor de werkzaamheid van systemisch antibiotica. Er zijn maar twee randomized clinical trials (RCT) beschikbaar. Ook de nadelige effecten moeten meegewogen worden. Er werden weinig verschillen gevonden tussen wel of geen antibiotica in de RCT uitgevoerd door Hallström. Zij vonden een tijdelijke verlaging van de bacterial load, die snel weer terugkeerde naar normaal. Dit ondersteunt niet het gebruik van antibiotica. Uit een grotere RCT vond Caracuac ook geen significant verschil tussen gebruik van amoxicilline en de controle groep. Wanneer de groep die antibiotica toegediend kreeg opgedeeld werd in implantaten met een gemodificeerd of een niet-gemodificeerd oppervlak was er wel verschil zichtbaar. Binnen de groep met een gemodificeerd implantaat oppervlak was er na één jaar een significant verschil waarneembaar in de behandeluitkomst wanneer er systemische antibiotica werd toegediend. Na drie jaar was dit verschil niet meer aantoonbaar.
Samenvattend is er, ondanks dat er veel systemische antibiotica wordt voorgeschreven tijdens chirurgische behandeling van peri-implantitis, weinig bewijs uit de literatuur voor een betere behandeluitkomst.

Nazorg

Het belang van regelmatige nazorg na chirurgische behandeling van peri-implantititis moet niet onderschat worden. Er zijn helaas geen studies die de verschillende protocollen in de nazorg vergelijken.
Onderdeel van de nazorg moet zijn:

  • Het updaten van de medische anamnese met extra aandacht voor roken en andere risico factoren
  • Onderzoek naar de supra-structuur en reinigbaarheid
  • Onderzoek naar de peri-implantaire weefsels en gezondheid hiervan
  • Verwijderen van supra- en submucosale biofilm en tandsteen rondom het behandelde implantaat en alle overige elementen of implantaten
  • Geïndividualiseerde adviezen over de mondhygiëne
  • Het opnieuw plannen van de volgende nazorg afspraak

De effectiviteit van regelmatige nazorg na chirurgische behandeling van peri-implantitis

In een retrospectieve studie met follow-up van twee tot elf jaar werd iedere vier maanden nazorg uitgevoerd. Bij 60% van de implantaten vond men nog steeds bloeding na sonderen. Het botniveau was stabiel. Een belangrijke uitkomst van deze studie was dat een pocketdiepte minder dan 5 mm en afwezigheid van bloeding na sonderen sterke voorspellers zijn voor botbehoud.

Ook voor het voorkomen van peri-implantitis is regelmatige nazorg (minimaal twee keer per jaar) belangrijk. Binnen patiënt groepen is er onderscheid te maken in mate van compliance. Het blijkt dat roken geassocieerd is met een mindere mate van compliance voor de nazorg. Ook het net afronden van de behandeling zorgt tijdelijk voor minder compliance. Om voldoende compliance bij een patiënt te verkrijgen en behouden is het belangrijk om adequate informatie te verstrekken over de noodzaak hiervan.

De risicofactoren die meespelen bij het ontstaan van peri-implantitis zijn vergelijkbaar met het opnieuw optreden van peri-implantitis.
Er kan geconcludeerd worden dat bij de meeste patiënten een chirurgische behandeling van peri-implantitis gevold door regelmatige nazorg zorgt voor een succesvolle behandeluitkomst. Hierbij is een goede mondhygiëne noodzakelijk met weinig plak en bloeding na sonderen.

3. De reconstructieve benadering

Lezing van: Dr. Jan Derks, University of Gothenburg, Sweden

Het doel van de therapie voor de behandeling van peri-implantitis is het verlagen van de risicofactoren en hiermee de progressie van de ziekte te verminderen of zelfs te stoppen.

Een bekende risicofactor is de mate van infectie, die we uitdrukken in bloeding na sonderen. Vooral wanneer er meerdere locaties zijn met bloeding na sonderen rondom een implantaat, hebben we een hoger risico. Het na te streven doel, is de afwezigheid van bloeding na sonderen.

Het tweede doel is het verminderen van de pocketdiepte. Het risico dat er opnieuw peri-implantitis optreedt, is vele malen hoger wanneer er na behandeling pockets van meer dan 6 mm overblijven.

Is het voordelig om gebruik te maken van botsubstituten en membranen om tot bovenstaande doelstellingen te komen?

Doordat de behandeling van peri-implantitis nog niet zo lang plaats vindt, is er een beperkte hoeveelheid literatuur beschikbaar om antwoord te geven op deze vraag. Er zijn maar vijf studies met 200 patiënten bruikbaar. De uitkomsten van deze onderzoeken komen overeen: de ontstekingsparameters rondom de implantaten zijn significant verlaagd. Echter als deze reconstructieve benadering vergeleken wordt met de chirurgische dan wordt er geen verschil gevonden.

Esthetiek kan een reden zijn om wel te kiezen voor de reconstructieve benadering. De mate van recessie die in sommige gevallen optreedt na chirurgische behandeling is met name een probleem in de esthetische zone. In de literatuur is helaas ook geen significant verschil te vinden in de esthetische uitkomst tussen beide methodes.

De conclusie is dat we te weinig bewijs hebben om de vraag te kunnen beantwoorden. Men spreekt van een opinion-based en geen evidence-based aanpak. Hierbij kan de kennis uit de parodontologie gebruikt worden. We weten uit de parodontologie dat, wanneer het botniveau bij de buurelementen minimaal of niet verlaagd is, na behandeling minimaal of geen recessie zal optreden. In dit geval zullen geen of minimale esthetische problemen te verwachten zijn. Een chirurgische benadering zal voldoende zijn.

Bij de afwezigheid van een buurelementen of bij een uitgebreid botdefect kan het toevoegen van de botsubstituten en membranen wel minder recessie geven en daarmee een verbetering van de esthetische uitkomst.

Op dit moment wordt gewerkt aan een grote klinische studie waarbij een vergelijking wordt uitgevoerd tussen alleen een chirurgische benadering met behulp van een flap en een aanvullende xenograft procedure.

4. Implantaat oppervlak decontaminatie

Lezing van: Dr. Frank Schwarz, Goethe University, Frankfurt, Duitsland

Hier wordt de effectiviteit van de verschillende decontaminatie protocollen vergeleken.

De methodes zijn op de delen in subgroepen:

  • Open debridement
  • Resective
  • Reconstructive
  • Gecombineerd: resective en reconstructive
  • Implantoplasty

De grote uitdaging bij de decontaminatie is dat er veel verschillende implantaatoppervlakken zijn. De toegang tot het te reinigen oppervlak wordt vergemakkelijkt door de chirurgische benadering. De biofilm die vast zit aan het implantaat oppervlak wordt eerst mechanisch verminderd en vervolgens chemisch zo veel mogelijk geïnactiveerd.

De ‘open debridement’ is een gecombineerde behandeling van mechanische debridement en lokale antibacteriële middelen. De lokale anti-septische middelen worden vaak met behulp van gedrenkte watjes rondom het implantaat aangebracht. Er zijn drie verschillende RCT’s beschikbaar die de effectiviteit van chloorhexidine onderzoeken. Er is geen bewijs te vinden dat de combinatie van mechanische debridement gecombineerd met chemische van toegevoegde waarde is.

Laserapplicatie zou kunnen ondersteunen in de debridement. Er zijn maar weinig golflengtes waarin een laser in staat is om biofilm en/of tandsteen te verwijderen. Ook voor laserapplicatie is in de beschikbare literatuur geen significant effect te vinden.

Tegenwoordig worden ook veel titaniumborstels gebruikt. In een RCT waarbij deze vergeleken werden met plastic curettes werd een significant verschil gevonden in het voordeel van de titaniumborstels. Het totale succes van de behandeling was echter laag.

Implantoplasty is het glad maken van het blootliggende implantaat oppervlak. Ten opzichte van de mechanische debridement wordt echter niet tot nauwelijks verbeterde uitkomsten gevonden in de literatuur.

Samenvattend:
Decontaminatie van het implantaatoppervlak is cruciaal en noodzakelijk bij iedere chirurgische procedure. Het juiste protocol is lastig te vinden door gebrek aan literatuur. Bij het kiezen van een protocol moet naast de effectiviteit ook de kosten/baten- en risicoanalyse meegenomen worden en het gemak van de klinische toepassing.

Verslag van de lezingen van:
Prof. Andreas Stavropoulos, Malmö University, Zweden
Dr. Lisa Heitz-Mayfield van de Universities van Western Australia, en Sydney, Australia
Dr. Jan Derks, from the University of Gothenburg, Zweden
Dr. Frank Schwarz, Goethe University, Frankfurt, Duitsland

Door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwe, interdisciplinaire onderzoeksgroep gaat zich richten op tandheelkundige materialen

Nieuwe, interdisciplinaire onderzoeksgroep gaat zich richten op tandheelkundige materialen

De Duitse Onderzoeksstichting (DFG) heeft een nieuwe, interdisciplinaire onderzoeksgroep opgericht genaamd ‘InterDent’. De groep, gevestigd bij het Charité-Universitätsmedizin Berlin en Technische Universität Berlin, heeft als doel om door middel van materiaalkunde inzicht te krijgen in hoe tandheelkundige restauraties kunnen worden gemaakt die langer mee gaan.

Zware belasting

Restauratieve tandheelkunde maakt gebruik van synthetische biomaterialen zoals keramiek, legeringen en composieten om beschadigde tanden te herstellen. Deze materialen moeten bestand zijn tegen zware en herhaalde belasting om jarenlang te kunnen blijven functioneren.

Samenwerking medische experts en materiaalwetenschappers

Restauraties mislukken echter vaak vroegtijdig of raken los. De nieuwe onderzoeksgroep is een samenwerkingsverband tussen medische experts en materiaalwetenschappers en wil dit onderwerp aanpakken door benaderingen uit beide hoeken te gebruiken. Het doel is om een beter begrip te krijgen van de samenstelling en structuur van de materiaal-weefsel-grensvlakken en de spanningen die erop worden uitgeoefend. Zo hopen de onderzoekers een weg te banen naar meer veerkrachtige zogenoemde interzones en betere tandheelkundige materialen.

Sleutelparameters identificeren

“De onderzoeksgroep is georganiseerd in vier deelprojecten en één overkoepelend, coördinerend project, dat als basis dient voor een nauwe interactie tussen experts uit de materiaalkunde en tandheelkunde in verschillende instituten. Het doel van deze interdisciplinaire samenwerking is om sleutelparameters te identificeren die kunnen worden gebruikt om het risico van degradatie te voorspellen en die kunnen worden geïmplementeerd in de klinische praktijk”, zegt Dr. Paul Zaslansky, projectleider bij Charité’s Instituut voor Tandheelkundige, Orale en Maxillaire Geneeskunde.

Vier deelprojecten

Een van de deelprojecten beoogt de manier te voorspellen waarop dentine in de loop van de tijd verandert, afhankelijk van het materiaal dat wordt gebruikt voor de vulling waaraan het is bevestigd. Een ander deelproject zal zich richten op de structuur en mechanische eigenschappen van een natuurlijke tandinterzone die wordt blootgesteld aan zware belasting: de overgang tussen dentine en cement eromheen. Verder wordt de vorming en groei van biofilms onderzocht, net als hoe de tanden na wortelkanaalbehandelingen beter kunnen worden afgedicht tegen bacteriën.

Tandheelkundige behandelingen verbeteren

Het coördinerende project heeft onder andere als hoofddoelstelling om een cultuur van interdisciplinaire samenwerking te creëren. Dat zal moeten leiden tot een beter begrip van de tandheelkundige interzones om zo uiteindelijk tandheelkundige behandelingen te verbeteren. InterDent ontvangt een initiële financiering van €2,1 miljoen over een periode van drie jaar.

Bron:
Charité Universitätsmedizin Berlin

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
De toekomst: op maat gemaakte scaffolds voor uitgebreidere bot augmentaties

De toekomst: op maat gemaakte scaffolds voor uitgebreidere botaugmentaties

De grootste problemen bij botaugmentatie liggen bij de uitgebreidere botdefecten. Hoe managen we deze gecompliceerde defecten? Verslag van de lezing van prof. Saso Ivanovski tijdens de EuroPerio Series van de EFP.

Hebben we meer nodig dan wat we vandaag de dag beschikbaar hebben voor botaugmentatie?

– Noemenswaardige vooruitgang is gemaakt.

– Problemen die nog altijd aanwezig zijn bij uitgebreide botdefecten (met name verticale defecten) zijn:

– Uitgebreidheid van nieuwe botvorming

– Resorptie door de tijd heen (fysiologisch)

– Bewerking/fixatie

– Dimensionale stabiliteit van het geregenereerde bot

– De algehele voorspelbaarheid en techniek gevoeligheid

– Het concept van Guided Tissue Regeneration (GTR) is van kritisch belang voor orofaciale weefsel engineering.

– The ‘scaffold’ is de sleutel overweging: er zijn nog steeds significante problemen en verbetering is nog steeds noodzakelijk.

Door gebruik te maken van een scaffold in plaats van een membraan wordt gefaciliteerd voor dimensionaal stabiele botvorming.

De scaffold

– Creëert ruimte en behoudt de ruimte

– Geschikte resorptie graad

– Porositeit voor goede vascularisatie

– Idealiter niet humaan/dierlijke origine: alloplastisch materiaal

– Flexibiliteit/ aanpassingsvermogen voor een modulaire aanpak voor klinische problemen van uitgebreide complexiteit

– Op maat gemaakte constructies zijn hierdoor mogelijk met behulp van 3D printen

Het nadeel van op maat gemaakte scaffolds is dat ze verwijderd moeten worden en het voordeel is dat de exacte maat en vorm controleerbaar zijn.

Concept van scaffolds

Verschillende materialen kunnen en worden gebruikt. Dr. Sosa maakt vooral gebruik van een resorbeerbaar biopolymeer: Polycaprolactone (PCL)

Voordelen

– TGA (Therapeutic Goods Administration) approved: Goedgekeurd en gereguleerd door de overheid.

– Uitstekende bio compatibiliteit: Het wordt goed geaccepteerd door het lichaam.

– Alloplastisch (synthetisch = geen dierlijke of menselijke aard).

– Verminderde resorptie graad, waardoor meerdere fase van bot remodelling kunnen plaatsvinden en zorgt voor stabiliteit op lange termijn.

– Kan geproduceerd worden in veel fases van nano-vezels tot macrostructuren die gewicht kunnen dragen.

– Maakt op maat gemaakt/individuele scaffold ontwerpen mogelijk.

Nadelen

– Lage bio activiteit: Het indiceert geen weefselvorming.

– Lage resorptie graad.

Wat is het beste materiaal?

  • Bioceramics (TCP) is een alternatief voor polymeren.

Voordelen

Ze hebben een verbeterde bioactiviteit en snellere resorptie.

Nadelen

Ze zijn van broze aard, wat invloed heeft op de fixatie van het materiaal, de dimensionale stabiliteit en de printbaarheid.

Het ultieme materiaal is mogelijk een polymeer/bioceramic composiet.

Klinische overwegingen

Kunnen we bot in situ laten groeien?

– Kan het extra skeletaal groeien (verticale augmentatie)?

– Is het dimensionaal stabiel?

– Kunnen we het gebruiken voor implantaat reconstructie?

Nieuw gevormd bot zonder fixatie met een scaffold resorbeert. Met behulp van een scaffold wordt het volume behouden.

Scaffold

– Faciliteert verticale botaugmentatie

– Steunt dimensionale stabiliteit

– Staat implantaat plaatsing toe

Hoe kunnen scaffolds het beste worden toegepast?

In combinatie met bewezen behandelinterventies:

– Groeifactoren

– EMD

– PDGF

– FGF-2

– BMP-2

– Hemoderivaten: zijn het meest gunstige product uit het bloed: i-PRF van de patiënt wordt ingebracht in combinatie met de scaffold

– Stam/progenitor cellen

– Medicatie toediening

Sleutel overwegingen voor de vertaling

– Biologische en preklinische studies.

– Werkflow en ontwerp: volledig digitaal

Gebruik een tissue engineering aanpak: toepassing van bioactief en biologisch afbreekbaar, ondersteunende en poreuze scaffolds.

Specifiek

– Ontwikkel een methode om een patiënt CT-scan te kunnen omzetten in een 3D printbare (materiaal en kwaliteit) G-code (structuur, porositeit).

– Het toelaten van de vorming van patiënt specifieke functionele weefsel scaffolds.

Toekomstig biomateriaal bij bot regeneratie: is op maat gemaakt met scaffolds. Dit creëert en behoudt ruimte.

Prof. Saso Ivanovski is Director van het Centre for Orofacial Regeneration, Reconstruction and Rehabilitation in Australië.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof. Saso Ivanovski tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
Implantaatafdruk maken? Gebruik aluminiumfolie!

Implantaatafdruk maken? Gebruik aluminiumfolie!

Bij het maken van een conventionele implantaatafdruk met een open tray is het tijdens het vullen van de tray vaak moeilijk om te voorkomen dat het materiaal door de opening ontsnapt. Volgens een artikel uit het Journal of Prosthetic Dentistry kan aluminiumfolie als tijdelijke afdichting fungeren en daarmee de procedure vereenvoudigen.

Open tray

Wanneer clinici ervoor kiezen om de conventionele afdrukmethode te gebruiken in plaats van digitaal optisch scannen bij patiënten met minstens vier tandheelkundige implantaten, wordt aanbevolen dat ze een afdruk maken met open tray. Deze heeft een grote opening voor de volledige complete-arch impression copings. De grote opening maakt het echter moeilijk om te voorkomen dat het afdrukmateriaal tijdens het laden lekt.

Was of plastic bakjes

Door de jaren heen zijn verschillende methoden of materialen voorgesteld om de opening tijdens het laden tijdelijk af te dichten. Voorbeelden hiervan zijn was of plastic vellen met zelf geperforeerde bakjes. Deze oplossingen zijn echter geen van beide ideaal. Het gebruiken van was kan rommeling zijn en de abutmentschroef kan er niet altijd doorheen dringen, en de plastic vellen leiden tot minder nauwkeurige afdrukken, volgens de auteurs.

Aluminium folie

Ze stellen voor om in plaats van de minder ideale oplossingen standaard huishoudelijk aluminiumfolie van 0,016 mm dik te gebruiken. Dit materiaal is voldoende stijf om het afdrukmateriaal in de bak te houden terwijl het gemakkelijk kan worden gepenetreerd.

De techniek

De techniek om het open-tray-proces te verbeteren en te vereenvoudigen bestaat uit de volgende vijf stappen:

  1. Creëer een persoonlijke tray met gaten die groot genoeg zijn voor de impression copings.
  2. Plaats de tray in de mond van de patiënt en evalueer hoe deze eruitziet met de gespalkte impression copings op hun plaats. Breng de nodige aanpassingen aan om ervoor te zorgen dat de copings tot verder dan de tray uitsteken.
  3. Breng lijm aan op de tray en breng het aluminiumfolie aan op het trayoppervlak om het gat te bedekken. Breng vervolgens nog een laag lijm aan over de folie.
  4. Vul de tray met het afdrukmateriaal.
  5. Maak een gebitsafdruk. De copings doorboren automatisch de aluminiumfolie.

Tijdelijke afdichting

Deze methode zorgt voor een adequate tijdelijke afdichting van het gat. De operator kan vervolgens gemakkelijk de impression copings zien en de schroeven vinden wanneer de afdruk wordt verwijderd.

Bron:
The Journal of Prosthetic Dentistry 

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Tand - pijn

Het verhaal van een vrouw (en honderden anderen) met vele jaren pijn door een TMJ-implantaat

Een vrouw heeft 35 jaar last gehad van hevige pijn door het laten plaatsen van een Proplast-Teflon-prothese voor het kaakgewricht. Haar geval illustreert waarom deze implantaten waren voorbestemd om in 1991 teruggeroepen te worden, volgens een perspectiefartikel in het Journal of Pain Research.

Meerdere TMJ-operaties

De auteurs beschreven het verhaal van een 55-jarige vrouw met een geschiedenis van meerdere temporalmandibular joint (TMJ)-operaties. Omdat ze moeite had met het openen van haar mond en het bij elkaar brengen van haar tanden kreeg ze in de jaren tachtig bilaterale Proplast-Teflon interpositionele implantaten (PTIPI’s). Dit werd gevolgd door bilaterale totale gewrichtsvervanging met TMJ-prothesen en vervolgens verwijdering van haar rechter totale gewrichtsprothese.

Chronische onsteking

Dit leidde echter alleen maar tot verergerde pijn en de vernietiging en ankylose van haar TMJ’s. Waarschijnlijk was dit het gevolg van chronische ontsteking veroorzaakt door Proplast-Teflon-deeltjes die uiteenvielen in nabijgelegen weefsels, schreven de auteurs.

Langdurige pijn

Hoewel de procedure om de ankylose te verlichten voor fysieke verbeteringen zorgde bleef haar pijn met dezelfde intensiteit aanhouden. Aangenomen wordt dat haar aanhoudende pijn te wijten is aan perifere en centrale neurologische veranderingen die gepaard gaan met chronische ontsteking en zenuwbeschadiging, samen met de psychologische gevolgen van de langdurige pijn, schreven ze.

Therapieën helpen niet

De vrouw heeft in de loop der jaren verschillende pijnstillers en injecties gekregen en is (gedrags)therapieën en neurochirurgie ondergaan. Desondanks blijft ze hevige pijn in haar hoofd en nek ervaren.

Honderden andere patiënten

Dergelijke chronische pijn, disfunctie en invaliditeit na het ontvangen van PTIPI’s om temporomandibulaire gewrichtspijn te behandelen is honderden andere patiënten overkomen, voornamelijk jonge vrouwen. De auteurs schrijven dat de gevallen mislukkingen op federaal, professioneel en individueel niveau aantonen.

Implantaten van Proplast en Teflon

In 1968 ontwikkelde biochemicus Dr. Charles Homsy Proplast, een poreuze vorm van polytetrafluoroethyleen. Later richtte hij het bedrijf Vitek op om implantaten van Proplast en Teflon te ontwikkelen, produceren en vermarkten. Er waren echter waarschuwingen dat Teflon niet in het lichaam mag worden geïmplanteerd, en het gecombineerde materiaal was eerder veroordeeld voor gebruik bij orthopedische patiënten.

Niet getest

Desondanks beweerde Vitek in 1983 dat het implantaat in wezen gelijk was aan siliconenfolie, dat werd gebruikt als TMJ-implantaat, en dat het materiaal biocompatibel was. Dit laatste was echter niet gebaseerd op dier- of biomechanische studies. Toen het bedrijf het implantaat op de markt wilden brengen als een behandeling voor TMJ-stoornis stond de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) dat toe.

Negatieve gevolgen

Aanvankelijk waren er bemoedigende patiëntenrapporten over het gebruik van de TMJ-implantaten. Kort daarna waren er meldingen van onder andere pijn, beperkte kaakbeweging en verplaatsing van de implantaten. Uiteindelijk begon de FDA de zaken te inspecteren en wonnen patiënten in 1989 de eerste rechtszaken tegen Vitek, dat een jaar later failliet ging. Uiteindelijk nam de FDA in 1991 alle implantaten in beslag, schrijven de auteurs.

Wie is verantwoordelijk?

De vraag rijst dan wie er verantwoordelijk is voor het fiasco. Homsy zelf heeft orale en maxillofaciale chirurgen en patiënten de schuld gegeven voor het falen van het materiaal. Anderen vinden dat de FDA de implantaten kritisch hadden moeten beoordelen, wat niet gebeurde omdat de regulatie onder een bepaald programma viel. Ook werden de implantaten niet gevolgd. Inmiddels heeft de FDA afgelopen juni haar regelgevings- en toezichtproces strenger gemaakt als reactie op aanhoudende meldingen van bijwerkingen die verband houden met alle soorten TMJ-implantaten.

Meerdere faalfactoren

Verder faalden de ontwikkelaars van het implantaat door niet te (h)erkennen dat TMJ unieke kenmerken heeft, evenals het bewijs dat het implantaatmateriaal zou bezwijken onder belastingskrachten in het gewricht. Tenslotte waren professionele organisaties zoals de American Association of Oral and Maxillofacial Surgeons (AAOMS) traag om zich uit te spreken en het publiek te beschermen, schreven de auteurs.

Niet vergeten

De “TMJ PTIPI-affaire is een voorbeeld dat niet mag worden vergeten”, concludeerden ze. Want er treedt schade aan de patiënt op wanneer klinisch en wetenschappelijk onderzoek, zorgstandaarden en de gezondheidszorg en regelgeving die gericht zijn op het verbeteren van chirurgische vooruitgang worden genegeerd of verminderd, en dit moet natuurlijk worden voorkomen.

Bron:
Journal of Pain Research 

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
CT scan

CBCT toont zeldzame implantaatdislocatie

Met behulp van Cone-Beam CT (CBCT) is een zeldzaam geval van een implantaatverplaatsing geïdentificeerd waarbij het tandheelkundige implantaat in de rechter ethmoïdale sinus van een man terecht was gekomen. Waarschijnlijk vertoonde de man door een anatomische variant geen symptomen die verband houden met het ontwrichte implantaat.

Kaakholteontsteking

Wanneer tandheelkundige implantaten en endodontische materialen de maxillaire sinus raken kan dat kaakholteontsteking veroorzaken. Dit kan leiden tot hoofdpijn, een stinkende neus- of koortsafscheiding en koorts of zwakte.

In zeldzame gevallen verplaatsen endodontische materialen volledig naar de kaakholte, wat kan leiden tot sinusitis als gevolg van een obstructie van de kaakholte. Volgens onder andere Filippo Cascio van de afdeling otorhinolaryngologie van het Papardo Hospital in Messina (Italië) zijn de effecten van paranasale sinusvariaties op de dislocatie van tandimplantaten niet beschreven.

Casus

Hij beschrijft in een casusreport het geval van een 63-jarige man die naar het ziekenhuis ging met klachten aan zijn rechter kaakholte. Ook had de man moeite met het herkennen van geuren. De symptomen begonnen nadat hij 20 dagen voor het ziekenhuisbezoek een osseo-geïntegreerd tandheelkundig implantaat in zijn 1.5 rechter bovenmolaar had gekregen. Er waren geen aanduidingen dat hij implantaatdislocatie had die verband hield met maxillaire sinitus.

Implantaat verplaatst naar ethmoïdale infundibulum

Omdat er niks werd gevonden tijdens een klinisch onderzoek en de symptomen verergerden, onderging de patiënt een 3D CBCT-scan. Dit toonde aan dat een 10 x 15 mm tandheelkundig implantaat was verplaatst naar het rechter ethmoïdale infundibulum van zijn rechter maxillaire sinus. Het werd geassocieerd met een slijmretentiecyste daar en een mucosale hyperplasie op de bodem van de linker kaakholte. Nadat het implantaat onder narcose werd verwijderd had de man na drie dagen geen verschijnselen meer.

Variant van maxillair ostium

De auteurs denken dat deze specifieke variant van een bilateraal accessoire maxillair ostium “een extra manier geeft voor de afvoer van slijm in de maxillaire sinus”. Hierdoor kon het implantaat naar de ethmoïdale sinus verplaatsen, “zonder slijmstagnatie en daaruit voortvloeiend sinusitis te veroorzaken”.

CT-scans na operaties

Dit zou kunnen worden voorkomen door CT-scans te maken na implantaatoperaties. “We […] stellen voor om in alle gevallen een 3D CT-scan uit te voeren na een tandheelkundige implantatie, om de juiste plaatsing van het implantaat bloot te leggen en om te zoeken naar anatomische varianten van de sinus bij licht symptomatische patiënten.

Overweeg altijd implantaatdislocaties

Daarnaast adviseren ze om een implantaatdislocatie altijd te overwegen, “zelfs zonder duidelijke symptomen van rhinosinusitus, omdat er anatomische varianten kunnen zijn die de ophoping van slijm in de sinus kunnen voorkomen”.

Bron:
Heliyon

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld-400-jpg

Casus: Symmetrie voor een mooi en rustig esthetisch beeld

Symmetrie is een van de vele parameters die zorgt voor een mooi en rustig esthetisch beeld. Niet alleen voor het gelaat, maar zeker ook voor het gebit.

In deze casus van tandarts-implantoloog Mike Kesseler is met behulp van een simpele gingivectomie buccaal van de 11 het tandvlees gecorrigeerd.

Er is sprake van een dikke gekeratiniseerde gingiva ( Cairo et al, 2008; Chambrone et al, 2010 ) en brede mucogingivale grens, waardoor op simpele wijze een verbeterde esthetische situatie gecreëerd kan worden. Met behulp van tijdelijke noodkronen kan de uiteindelijke gingiva contour nog nog vorm gegeven worden. Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld

Na twee maanden zijn de definitieve kronen geplaatst met een composietcement om de daadwerkelijke kleur te behouden en is op de dia nog de licht anaemische gingiva te zien.

 

Door:
Mike Kesseler, tandarts-implantoloog bij Kesseler Lock, kliniek voor Tandheelkunde en Implantologie, Amsterdam.

 

 

 

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis
Implantaatgedragen overkappingsprothese voor alle ouderen of alleen voor de gezonde ouderen

Implantaatgedragen overkappingsprothese: voor alle ouderen of alleen voor de gezonde ouderen?

Zowel in Nederland als in andere welvarende landen worden steeds meer edentate ouderen voorzien van een implantaatgedragen overkappingsprothese. Dit is een positieve ontwikkeling, want patiënten met een overkappingsprothese op implantaten hebben een betere kauwfunctie, meer bijtkracht, een beter voedingspatroon en een betere kwaliteit van leven dan edentate ouderen met een conventionele gebitsprothese. Maar krijgen nu alle ouderen die daarvoor in aanmerking komen een overkappingsprothese op implantaten of wordt hierbij, bewust of onbewust, rekening gehouden met de algemene gezondheidstoestand van de ouderen?

Onderzoek

Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Vektis: alle gedeclareerde en vergoede zorg (tandheelkundig en medisch) in Nederland tussen 2009-2016 werd geanalyseerd. Er werd jaarlijks gekeken hoeveel patiënten een overkappingsprothese ontvangen en hoe hun gezondheidstoestand is op moment van implanteren (meditatiegebruik, chronische aandoeningen). Ook werden drie groepen ouderen (75+) gevormd op basis van hun orale status (dentaat, edentaat of overkappingsprothese) en over de periode 2009-2016 gevolgd.

Gezondheid mensen met implantaatgedragen overkappingsprothese

Het bleek dat er voornamelijk (60%) geïmplanteerd wordt bij patiënten tussen de 55 en 75 jaar oud. Bij ouderen boven de 85 wordt nog maar in 1-2% van de gevallen een overkappingsprothese gemaakt. Met het stijgen van de leeftijd van de patiënten neemt ook de kans op het ontwikkelen van gezondheidsproblemen toe: dit zien we ook bij patiënten die een overkappingsprothese krijgen (hartaandoeningen, hypertensie, hypercholesterolemie en medicijngebruik). Opvallend is dat de prevalentie van diabetes tussen 10-15% is bij de patiënten die een overkappingsprothese krijgen, wat duidelijk lager is dan de prevalentie in het algemeen in Nederland (25%). Vergelijken we ouderen met verschillende orale status onderling, dan blijkt dat ouderen met eigen tanden en kiezen de minste chronische aandoeningen en het laagste medicatiegebruik hebben, terwijl ouderen met een conventionele prothese een slechtere gezondheid hebben. Ouderen met een overkappingsprothese lijken in eerste instantie op ouderen met een eigen dentitie, maar na een aantal jaar gaat hun gezondheid achteruit en lijken ze steeds meer op ouderen met een conventionele prothese.

Door:

Mieke Bakker, tandarts en PhD-student. Zij won in 2017 het Stipendium voor dit onderzoek in het UMCG.

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Kauwgedrag kan een negatief effect op implantaten hebben

Kauwgedrag kan een negatief effect op implantaten hebben

Een verandering in de dominante kauwkant na een operatie kan een negatief effect op implantaten hebben. Dat ontdekte een groep tandartsen aan de Russische RUDN University.

De tandartsen bevestigen dat een verandering in de dominante kant van kauwen een reden is voor de snelle achteruitgang van sommige tandheelkundige implantaten. Zo’n verandering maakt het voor een patiënt moeilijker om aan een implantaat te wennen en kan zelfs leiden tot afwijkingen in het botweefsel.

Achteruitgang van titanium implantaten

Moderne implantaten zijn meestal gemaakt van titanium. Ze zijn duurzaam en kunnen snel in het botweefsel van een kaak worden opgenomen. Het enige probleem is de vroege aftakeling die bij 4-5% van de patiënten voorkomt. Een dergelijke verslechtering wordt veroorzaakt door microschade die optreedt wanneer de belasting van het implantaat vóór de operatie onjuist wordt berekend.

Overmatige belasting tast de verbinding tussen het metaal en het bot aan. Dit geeft bacteriën de ruimte onder het implantaat binnen te komen en veroorzaakt een ontsteking. Een team van tandartsen van de RUDN University suggereert dat het implantaat extra belast kan worden als een patiënt de dominante kant van het kauwen verandert in de eerste maanden na de operatie.

Verwisseling van de dominante kauwkant na operatie

De meeste mensen kauwen niet symmetrisch aan beide kanten van de kaak, maar hebben een dominante kant die tot 75% van de kauwbewegingen uitmaakt. De dominante kauwkant kan echter worden verwisseld, bijvoorbeeld vanwege een pijnlijke tand, of vanwege een nieuw implantaat.

Gewoonlijk duurt het 3 tot 4 maanden voordat een patiënt gewend is aan een tandheelkundig implantaat. In deze tijd kan het kauwgedrag en de belasting van de tanden veranderen. Als gevolg hiervan kan een patiënt na de operatie overschakelen naar een andere kant van het kauwen. Hierdoor kunnen de belastingsberekeningen van voor de operatie nietig worden verklaard.

Handig voor tandartsen

Jaarlijks worden over de hele wereld ongeveer 2 miljoen tandheelkundige implantaten met een vaste prothese geplaatst. Een implantaat is een effectieve manier om een ​​vervormde of verloren tand te herstellen zonder de kwaliteit van leven van een patiënt negatief te beïnvloeden. De resultaten van dit onderzoek kunnen tandartsen helpen bij het plannen van het herstelproces na implantatieoperaties.

Bron:
European Journal of Dentistry

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Casus-implantologie-Wat-zien-we-hier-400

Casus implantologie: Wat zien we hier?

Bekijk de casus: wat zie je? Lees de uitgebreide uitwerking met foto’s door implantoloog Lotte Pull ter Gunne en parodontoloog en ACTA-hoogleraar Fridus van der Weijden, beiden werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Casus

Het betreft bij deze casus een jonge man jaar met meerdere agenesiën. Daarbij missen ook de 12 en 22. Op 19-jarige leeftijd is er bij hem geïmplanteerd waarbij er vooraf een kinbot transplantatie is gedaan om voldoende botvolume te hebben. Hij komt bij ons voor een intake consult vier jaar nadat de implantaten zijn geplaatst. Het beeld in afbeelding 2 van zijn lach maakt begrijpelijk dat hij de grijze verkleuringen bij de twee laterale incisieven niet mooi vindt. Parodontaal is het op orde (afbeelding) maar de verwachting op basis van het klinisch beeld is dat het buccale bot bij de 12 en 22 is verdwenen waardoor het grijze titanium van de implantaten doorschemert.

Afbeelding 1. Wat zien we hier

Afbeelding 1. Wat zien we hier?

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Het röntgenbeeld toont dat de implantaten approximaal tot boven de eerste winding in het bot zitten. Hoewel distaal van de 22 het röntgenbeeld verdacht is op mogelijk botverlies. De gecementeerde kroon op het implantaat van de 12 sluit niet goed aan op het abutment en mogelijk de 22 ook niet als we het distale aspect bekijken (afbeelding 3).

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Machtiging door zorgverzekeraar

Omdat de twee implantaten in verband met agenesiën tezamen met een implantaat op locatie 41 en 45 door de zorgverzekeraar zijn gemachtigd, wordt een verzoek gedaan om de problemen bij beide implantaten in het esthetische gebied op te lossen. Het verkrijgen van deze machtiging gaat niet zonder slag of stoot. Na eerst de aanvraag te hebben afgewezen gaat de adviserend tandarts uiteindelijk toch akkoord onder de voorwaarde dat wij de garantie geven dat na de door ons voorgestelde behandeling niet alsnog over twee jaar nieuwe implantaten of behandelingen die verband houden met de implantaten worden aangevraagd. Dit soort eisen van een zorgverzekeraar maken het wel ingewikkeld om doelmatige zorg te bieden. Want wil je als behandelaar geen risico lopen, dan zou je op basis van een dergelijke eis geneigd zijn om dan toch maar te kiezen voor opnieuw implanteren. Anderzijds zou dit een langdurig traject zijn en een behoorlijk invasieve ingreep waarbij het maar de vraag is of het esthetisch fraaier gaat worden. In feite beginnen we hier als behandelaar op een zodanige achterstand dat het zoeken is met welke ingreep we hier wel een bevredigende situatie kunnen bereiken. Maar we besluiten om op basis van onze ervaring toch maar een minder invasieve gok te wagen waarbij de behandeling er als volgt heeft uitgezien.

Behandeling

Als eerste werden de kronen van de 12 en 22 verwijderd waarna er coverscrews (0mm hoog) werden geplaatst. De randen van het transgingivale weefsels werden gede-epithelialiseerd waarna de partiële uitneembare prothese werd geplaatst (afbeelding 4).

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Voor het schoon houden van de weefsels rond de 12 en 22 kreeg meneer een zachte chirurgische tandenborstel mee en een recept CHX-spray. Het doel van deze ingreep was om de transitie openingen van de twee kronen dicht te laten groeien zodat bij een volgende ingreep er voldoende weefsel zou zijn om de wond primair te sluiten. Bij de controle 2 weken later waren de weefsels goed genezen (afbeelding 5).

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Na een verdere genezingsperiode van 2 weken werd de vervolgbehandeling uitgevoerd met als doel het buccale bot weer op te bouwen. Na opklappen van de weefsels en schoonmaken rond de implantaten, bleek dat de implantaten buccaal inderdaad niet meer met bot bedekt waren. Daarbij bleken er op 4-5mm diepte bij het implantaat 22 cementresten aanwezig te zijn, wat het komvormige defect zou kunnen verklaren.

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Het implantaat oppervlak van de beide implantaten werd gereinigd met carbon fiber curettes en de air-polisher met tricalciumfosfaat poeder. Zoals de afbeelding laat zien heeft het implantaat oppervlak dan het aspect alsof deze net uit de verpakking is gekomen (afbeelding 7). Onderzoek van onze collega Anna Louropoulou heeft laten zien dat inderdaad na het gebruik van de air-polisher de biocompatibiliteit van het implantaat hersteld kan worden.

Afbeelding 7. Implantaten na reiniging met carbon fiber instrumenten en de airpolisher

Vervolgens werd het buccale bot opgebouwd met een mengsel van BioOss (xenograft) en MinorOss (allograft donor bot) wat afgedekt werd met een ACE-membraan (slow resorbable membrane). Nadat de weefsels gesloten waren met een 4×0 teflon elastisch (cytoplast) hechtmateriaal en een microfijn 6×0 polypropyleen (Hu-Friedy) hechtmateriaal werd de partiële uitneembare prothese aangepast en ingekort zodat deze geen druk op de zachte weefsels gaf (afbeelding 8).

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Het weefsel rond de 12 genas zonder verdere bijzonderheden. Rond de 22 duurde het wat langer voordat de wond zich helemaal gesloten had. Nadat de weefsels voldoende genezen waren bleek dat er rond de 12 buccaal meer  volume aanwezig was dan rond de 22. Er werd besloten om rond beide implantaten een bindweefselgraft uit te voeren om meer volume te krijgen (afbeelding 9).

Afbeelding 9. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat en de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9a. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat

Afbeelding 9. de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9b. De palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4×0 Cytoplast hechtzijde

Het is altijd fraai om te zien hoe snel zo’n palatinale donorsite geneest. Afbeelding 10 toont de situatie na twee weken waarop de hechtingen verwijderd worden. De wond is mooi gesloten en er is nog wel een kleine lichte roodheid te zien. De ervaring leert dat die 4 weken na de ingreep volledig is verdwenen en het palatinale weefsel weer mooie roze kleurt.

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Op het moment van het opnieuw vrijleggen van de implantaten en het plaatsen van een healing abutment is al te zien dat er een mooie toename in bot en gingiva volume is vergeleken met de situatie na het verwijderen van de suprastructuren (Afbeelding 11).

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Na het plaatsen van de nieuwe kronen hebben we een mooie eindresultaat behaald waarbij de implantaten niet meer grijs door het tandvlees schemeren en de vorm en kleur van de kronen meer overeenkomen met de natuurlijke elementen (afbeelding 12). De kronen op de 12 en 22 zouden bij nader inzien iets korter mogen ten opzichte van de 11 en 21. Dit is besproken met de patiënt en met de collega verwijzer die de kronen heeft vervaardigd maar er is in overleg besloten dit zo te laten. Ook de kroonranden zijn nog enigszins zichtbaar omdat de stand van de implantaten alleen een gecementeerde oplossing toeliet en de papil tussen de 12 en 11 heeft nog een ‘streepje’. De verwachting was dat in de loop van de tijd de gingiva nog wat coronaal zou kruipen. De situatie 2 jaar later (afbeelding 12) laat zien dat dit inderdaad het geval is. De patiënt kan weer zonder schroom lachen.

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Beschouwing

Volgroeid

Er is een grote variatie in de leeftijd waarin kinderen volgroeid zijn. Daarom kun je de chronologische leeftijd niet als criterium gebruiken. Om er zeker van te zijn dat de groei gestopt is, kan beter op een röntgenfoto bekeken worden in hoeverre de groeischijven (epifysair schijven) in hand en pols zijn gesloten. Bij meisjes begint het dichtgroeien rond het zestiende levensjaar, bij jongens rond het achttiende jaar. De genoemde leeftijden zijn natuurlijk gemiddelden en zoals gezegd is er een behoorlijke variatie. Bij sommige kinderen zijn de groeischijven al eerder dichtgegroeid, bij anderen duurt het juist langer. Maar als ze eenmaal gesloten zijn is de eindlengte bereikt.

Gelaatsgroei

De gelaatsgroei vertoont een vast groeipatroon namelijk naar ventraal en naar caudaal. Een deel van de voorwaartse groei wordt gecompenseerd door resorptie aan de voorkant van de maxilla. De mate waarin dit gebeurt is lastig te voorspellen en is sterk individueel bepaald. Door groei gaan de frontelementen met het ouder worden steiler staan.  De transversale groei van de bovenkaak vindt plaats vanuit de midpalatinale sutuur en gaat door voor zowel jongens als meisjes tot ongeveer het 12de levensjaar. De duur van de sagitale en verticale  groei is voor jongens en meisje verschillend. Bij meisjes gaat de sagitale groei door tot gemiddeld het 14de en 15de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 17e en 18e. Daarentegen gaat bij jongens de sagitale groei door tot gemiddeld het 20de en 22de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 25e. De groei van de processus alveolaris, gemeten van het 4de tot het 21ste levensjaar is gemiddeld 14,6mm variërend van 9,5 tot 21mm. Ongeveer een derde deel van deze groei wordt gecompenseerd door resorptie van de neusbodem. Uit onderzoek blijkt verder dat de craniofaciale groei mogelijk nooit stopt en dat er gemiddeld nog veranderingen van 0,1mm/jaar mogelijk zijn.

Conclusie bovenstaande casus

Op grond van al deze informatie kun je concluderen dat er bij bovengenoemde casus te vroeg is geïmplanteerd waarbij waarschijnlijk door groei en remodeling aan de voorzijde van de maxilla de implantaten hun buccale bot zijn kwijt geraakt. Verder maakt het feit dat mensen gemiddeld met 0,1 mm/jaar door blijven groeien dat zeker op jonge leeftijd ervoor gewaarschuwd moet worden dat implantaten, doordat ze in het schedelbot gefixeerd zitten, achter kunnen blijven in de groei. Er kan daardoor een incisaal niveauverschil ontstaan. Om dat te compenseren zullen er nieuwe restauraties op het implantaat in de toekomst noodzakelijk zijn om de esthetiek zo goed mogelijk te herstellen.

Referenties

  • Björk A, Skieller V. Growth of the maxilla in three dimensions as revealed radiographically by the implant method. Br J Orthod. 1977; 4: 53-64.
  • Kuijpers MAR, Lange J de, Gool AV van. Gelaatsgroei en implantaten in het bovenfront. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 130-133.

Door:
Lotte Pull ter Gunne: In 2005 behaalde zij haar Master Tandheelkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarna werkte zij als algemeen practicus. In 2013 rondde zij de postdoctorale opleiding Orale Implantologie en Prothetische Tandheelkunde aan het ACTA af. Momenteel is zij werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Fridus van der Weijden: Hij studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn Parodontologie en Implantologie praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan het ACTA.

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Leeftijd geen beperkende factor voor osseo-integratie tandheelkundige implantaten

De leeftijd van een patiënt heeft geen invloed op de mate van osseo-integratie in de vroege stadia van genezing na plaatsing van tandheelkundige implantaten. Hoe oud een patiënt is mag dus geen beperkende factor zijn voor implantaattherapie, wordt gezegd in het laatste nummer van JCP Digest.

Studie naar vroegtijdig implantaatverlies bij jongere en oudere patiënten

Het onderzoek, oorspronkelijk gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology, bestond uit een retrospectieve studie waarin het percentage vroegtijdig implantaatverlies werd vergeleken bij cohorten van oudere en jongere patiënten.

Gelijkwaardige overlevingspercentages

De huidige literatuur laat gelijkwaardige overlevingspercentages zien van implantaten bij oudere en jongere patiënten. Dit geldt zowel één als tien jaar na plaatsing. Er waren daarentegen geen gegevens bekend over vroeg implantaatverlies bij ouderen. Vroeg implantaatverlies wordt in deze zin gedefinieerd als een gebrek aan osseo-integratie vóór of op het moment van prothetische restauratie.

Factoren bij ouderen die botgenezing beïnvloeden?

Ouderen krijgen vaak medicatie of hebben comorbiditeiten die de botgenezing negatief beïnvloeden. Om die reden werd het mogelijk geacht dat bij ouderen het osseo-integratieproces tijdens de vroege genezingsperiode na plaatsing van een tandheelkundig implantaat minder goed zou verlopen.

Geen aanwijzingen voor meer vroegtijdig implantaatverlies bij ouderen

De studie vond echter geen aanwijzingen voor een hoger percentage vroegtijdig implantaatverlies bij patiënten van 65 jaar en ouder dan bij patiënten van tussen de 35 en 55 jaar oud. Patiënten van 80 jaar of ouder hebben wel een iets hoger risico op vroegtijdig implantaatverlies. Volgens de onderzoekers moet in de toekomst meer onderzoek worden gedaan om deze resultaten te bevestigen.

Bron:
JCP Digest

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Uitzending Nieuwsuur over gebruik donorbot

Uitzending Nieuwsuur over gebruik donorbot

Nieuwsuur maakte een item over het gebruik van donorbot door tandartsen. ANT-bestuursvoorzitter Jan Willem Vaartje gaf uitleg over hoe dit in Nederland in de praktijk gaat. Bekijk het fragment hieronder.

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

AI vindt mandibulaire kanalen en helpt tandartsen

Voor een tandheelkundige implantaatoperatie moeten tandartsen de exacte locatie van het mandibulaire kanaal weten. Onderzoekers hebben met behulp van kunstmatige intelligentie een methode ontwikkeld die dit kan doen en het herstelproces voor tandartsen gemakkelijker kan maken.

Complexe structuur

Het kanaal is een complexe structuur aan beide zijden van de onderkaak en bevat de alveolaire zenuw. De exacte locatie moet bekend zijn om de grootte en positie van het implantaat te kunnen bepalen.

Arbeidsintensieve taak

Doorgaans worden röntgen- en computertomografie (CT)-modellen gebruikt om dergelijke structuren handmatig te detecteren en diagnosticeren. Dit is een arbeidsintensieve en tijdrovende taak. Een geautomatiseerde manier zou het werk van tandartsen en radiologen en het plaatsen van implantaten veel gemakkelijker kunnen maken.

Model gebaseerd op neurale netwerken

Onderzoekers van het Finse Centrum voor Kunstmatige Intelligentie, het Tampere Universitair Ziekenhuis, Planmeca en het Alan Turing Institute hebben een nieuw model ontwikkeld dat nauwkeurig en automatisch de exacte locatie van de mandibulaire kanalen laat zien in simpele gevallen zonder abnormaliteiten, zoals tumoren.
Het model is gebaseerd op kunstmatige neurale netwerken. De onderzoekers hebben het model getraind met behulp van een dataset bestaande uit 3D-conusbundel-CT (CBCT)-scans. Het model is volgens de groep snel en data-efficiënt.

Dataset van CBCT-scans

De studie omvatte 637 dentomaxillofaciale CBCT-scans van 594 patiënten waarbij de mandibulaire kanalen grof geannoteerd werden. Een dataset van 15 scans werd nauwkeurig geannoteerd en gebruikt voor modelevaluatie.
Beste geautomatiseerde methode
De voorspellingsnauwkeurigheid van het deep-learning model was 0,5 mm voor ongeveer 90% van de mandibulaire kanaallengte, wat volgens de auteurs meer dan voldoende wordt geacht voor chirurgische implantaatchirurgie. Dit is beter dan de statistische vormmodellen die tot nu toe de beste geautomatiseerde methode waren.

Complexere gevallen ander verhaal

Deze nauwkeurigheid geldt voor de simpele gevallen – de meeste patiënten die de tandarts bezoeken vallen in deze categorie. De eerste auteur van het artikel gepubliceerd in Nature Scientigic Reports zegt: “In complexere gevallen kan het nodig zijn om de schatting aan te passen, dus we hebben het nog niet over een volledig stand-alone systeem.”

Niet radiologen vervangen maar helpen

Ook voert de AI-methode de klus elke keer even snel en nauwkeurig uit. “Het doel van dit onderzoek is echter niet om radiologen te vervangen, maar om hun werk sneller en efficiënter te maken, zodat ze tijd hebben om zich te concentreren op de meest complexe gevallen.”
Bron:
Nature Scientific Reports

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
antibiotische profylaxe

Het beste protocol voor antibiotische profylaxe bij implantaten

In een nieuwsbrief van de EFP (European Federation of Periodontology) stond een onderzoekssamenvatting over het gebruik van antibiotische profylaxe tijdens het plaatsen van tandheelkundige implantaten. Hierin worden de beste antibiotischeprofylaxeprotocollen om vroege implantaatfalen te voorkomen beschreven.

Antibiotische profylaxe tegen vroege implantaatfalen

Het gebruik van antibiotische profylaxe is een belangrijke kwestie voor clinici. Antibiotica kan worden gebruikt om vroege mislukkingen bij het plaatsen van tandheelkundige implantaten te verminderen. Door mogelijke bijwerkingen en het probleem van antibioticaresistentie wordt antibiotische profylaxe echter niet aanbevolen bij eenvoudige operaties.

Wanneer antibiotische profylaxe wel moet worden toegepast is het nog steeds niet duidelijk welke soort antibiotica, welke dosis en welk regime de voorkeur verdient. Een groep Italiaanse wetenschappers heeft onderzocht wat het beste protocol is om via antibiotische profylaxe vroege mislukkingen met betrekking tot tandheelkundige implantaten te voorkomen. Dit deden ze door middel van een netwerk meta-analyse van negen gerandomiseerde onderzoeken met controlegroepen.

Het meest voorkomende protocol is waarschijnlijk niet het beste

Alle onderzochte protocollen lijken inderdaad vroege implantaatfalen te verminderen. Het meest voorkomende protocol bestaat uit een enkele pre-operatieve dosis van 2g amoxicilline. Volgens de meta-analyse is dit waarschijnlijk niet het beste protocol. Dat is namelijk een enkele dosis van 3g amoxicilline die een uur voor de operatie wordt toegediend. Echter is dit protocol slechts door één RCT met een zeldzame hoge faalpercentage in de controle groep getest.

Het gebruik van post-operatieve antibioticakuren lijkt niet te zijn gerechtvaardigd omdat lange kuren lijken te leiden tot meer ongewenste bijwerkingen, zonder een daadwerkelijke extra vermindering van vroege implantaatfalen. Ook is het effect van antibiotische profylaxe niet dusdanig dat het routinematig gebruikt zou moeten worden in alle klinische situaties. Daarvoor is het risico op bijwerkingen en bacteriële resistentie te groot.

Wat het beste protocol is, is nog niet zeker

Hoewel er uit de meta-analyse een ‘beste protocol’ is gerold, is er nog niet genoeg bewijs dat dit protocol daadwerkelijk het beste is. Hiervoor moet nog meer onderzoek worden gedaan.

Bron:
European Federation of Clinical Periodontology

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

Verhoogd risico op implantaatfalen door antidepressiva

Mislukkingen van het plaatsen van implantaten kunnen worden veroorzaakt door het gebruikt van antidepressiva. Het tijdstip waarop de patiënt dit medicijn kreeg was echter cruciaal, volgens Amerikaanse onderzoekers.

SSRI vaak gebruikt bij behandeling van stoornis

Antidepressiva worden veel gebruikt bij het behandelen van stemmings- en angststoornissen. Onderzoekers van de Mayo Clinic in de Verenigde Staten wilden daarom wisselwerkingen identificeren tussen implantaatfalen en het gebruik van medicatie met selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI).

Retrospectieve studie bij 5456 patiënten

Voor dit doel voerden ze een retrospectieve studie uit bij 5456 patiënten. Deze patiënten hadden tenminste één implantaat ontvangen in de periode van 1995 tot 2014. Tijdens het onderzoek letten de onderzoekers op een patiënts geschiedenis van SSRI-gebruik, actief SSRI-gebruik en SSRI-gebruik tijdens een follow-up na eventuele implantaatfalen.

Bij ongeveer 90 procent van de patiënten werd het implantaat succesvol geplaatst. De mediane follow-up bedroeg voor hen 5,3 jaar. Implantaatfalen gebeurde meestal na ongeveer een half jaar.

Eerder SSRI-gebruik verhoog kans op implantaatfalen met 60 procent

Uit de resultaten bleek dat het hebben van een geschiedenis van SSRI-gebruik gekoppeld is aan een 60 procent hoger risico op implantaatfalen. Er werd geen significant effect gevonden tussen implantaatverlies en SSRI-medicatie tijdens of na het plaatsen van implantaten.

Meer onderzoek nodig om koppeling SSRI’s en implantaatfalen helder te krijgen

De studie maakte gebruik van grote aantallen cohorten van individuele SSRI-toepassingen en -controles, en lange observatieperiodes. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Daarentegen hebben retrospectieve cohortstudies altijd recall biases en sample bias als zwakke punten. Om de rol van SSRI-gebruik bij de genezing van implantaten helemaal helder te krijgen is meer onderzoek nodig.

Bron:
Journal of Prosthodontics

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
implantaten

Vitamine D: De ontbrekende schakel in de osseointegratie

Het verlies van een tandimplantaat wordt zelden in verband gebracht met onderliggende metabolische en/of systeem deficiënties van de patiënt. Recente biomedische studies hebben de aandacht getrokken op het feit dat vitamine D deficiëntie en verhoogde cholesterol serumconcentraties een beslissende rol zouden kunnen spelen in vroegtijdig verlies van tandimplantaten.

Desalniettemin is de invloed van deze factoren voor discussie vatbaar. Deze studie overloopt hoe deze twee metabolische defecten een invloed kunnen hebben op de botvorming en de immuunrespons. Verder beschrijft het enkele klinische gevallen waar het verband gelegd kan worden.

Biochemische rol van vitamine D en cholesterol in de botvorming

Vitamine D heeft een directe invloed op het botmetabolisme daar het de osteoclast activiteit stimuleert en de extracellulaire proteïnematrixproductie van de osteoblasten verhoogt. Op die manier promoot het de botremodelatie. Vitamine D is ook verantwoordelijk voor de regulering van de intestinale absorptie en renale reabsorptie van Calcium, wat hypokaliaemie voorkomt en het niveau van serum calcium op normale niveaus houdt. Om deze reden is vitamine D deficiëntie direct gerelateerd aan osteoporose en andere botaandoeningen. (Gilaberte et al., 2011 and Choukroun et al., 2014). Een andere functie van vitamine D vindt zijn oorsprong in het vermogen ervan de immuunrespons te moduleren door T-cel proliferatie, cytokine afscheiding en cel cyclus voortschrijding te inhiberen.

Aan de andere kant hebben verschillende studies aangetoond dat hoge cholesterolniveaus een invloed hebben op het botmetabolisme door de osteoblastactiviteit te inhiberen, de osteoclast differentiatie en activiteit te verhogen en op die manier het botremodelleringsproces beïnvloeden en de botmassa doen afnemen. (Luegmayr et al., 2004). In het bijzonder vermindert slecht cholesterol (low-density lipoproteïne, LDL), in zijn geoxideerde vorm, alkaline fosfatase activiteit en zo het mineralisatie proces. Het induceert ook osteoblast apoptose (Hirasawa et al, 2007 and Klein et al, 2003). Dit effect kan gecompenseerd worden door high-density lipoprotein (HDL) cholesterol daar het de oxidatie van LDL verhindert en LDL-gemedieerde apoptose belemmert (Navab et al, 2004 and Jiang et al, 2006).

Mogelijke oorzaken van vitamine D deficiëntie en hoge cholesterol niveaus

Vitamine D is gekend als de zonneschijn vitamine. Het wordt nog altijd een vitamine genoemd (een organische substantie die buiten het lichaam vergaard wordt, essentieel voor de vitale functies van het lichaam) uit traditie, maar is eigenlijk een hormonaal complex hetwelke voornamelijk op endogene basis gesynthetiseerd wordt. (Gilaberte et al. 2011 Rodriguez García et al., 2009.).

De biosynthese van Vitamine D begint in de lever waar cholesterolmoleculen omgevormd worden tot 7 dehydrocholesterol, ook bekend als provitamine D3 want wanneer dit de cellen van de huid bereikt, wordt het omgezet in previtamine D3 in een reactie gekatalyseerd door UVB bestraling van de zon. Previtamine D3 ondergaat dan een spontane thermische isomerisatiereactie en wordt omgezet in vitamine D3. Deze substantie vertoont geen enkele metabolische activiteit op zichzelf. Het moet, gebonden aan de vitamine D transport proteïne cofactor (vitamin D-binding protein, DBP) door de bloedstroom reizen tot het terugkeert naar de lever. In de lever wordt vitamine D3 gehydroxyleerd volgens een serie van enzymatische reacties tot 25hydroxyvitamine D3, Ook bekend als 25(OH)D3 of calcidiol. Op zijn beurt wordt dit dan in de nieren gehydroxyleerd in zijn meest actieve vorm, 1,25dihydroxyvitamin D3 of 1,25(OH)2D3 (calcitriol). De enzymen betrokken in deze bio synthetische reacties worden gereguleerd door het metabolisme van Fosfor, Calcium, parathyreoïd hormoon (PTH) en magnesium. (Rodriguez García et al., 2009 and Gilaberte et al., 2011) (Fig. 1).

Fig. 1: Synthetic route of vitamin D production and its metabolites
Met dank aan Stichting orthokennis

Gilaberte et al. (2011) suggereerde dat er vijf factoren bestaan die de endogene synthese van het vitamine D hormoon beïnvloeden:

  • cyclus van dagelijkse blootstelling aan de zon
  • jaarlijkse schommelingen van de incidentie van zonnestraling
  • latitude
  • huid fototype
  • omgevingsfactoren, ozonlaag

Verschillende studies hebben een globale vitamine D deficiëntie aangetoond (Valverde and Gómez, 2014) omwille van de slechte voedingsgewoonten van bijna heel de wereldbevolking, een gebrek van exogene vitamine D en leefgewoonten die maken dat we meer tijd binnenshuis doorbrengen, op die manier mindere blootstelling aan zonlicht met zich meebrengende. In het verleden ging een vitamine D deficiëntie gepaard met botaandoeningen zoals Rickets, osteomalacie en osteoporose. Heden ten dage blijkt vitamine D een rol te spelen in verschillende aandoeningen in praktisch elke medische discipline: oncologische processen, metabolische syndromen, infecties, auto immuun aandoeningen, metabolische en neurologische processen en zelfs veralgemeende pijn. (Gilaberte et al., 2011).

Cholesterol wordt vervoerd in het bloed plasma, voornamelijk als cholesteryl esters gecombineerd met twee types van lipoproteïnes, gekend als:

  • goed cholesterol, HDL (high-density lipoprotein); en
  • slecht cholesterol, LDL (low-density lipoprotein).

Indien de concentratie van beide lipoproteïnes niet meer in balans is, leidt dit tot een aandoening genaamd dyslipidaemia wat gepaard gaat met ziektes zoals diabetes, hypothyroïdie, pathologische obesitas enz. (Goldberg, Botet et al, 2012). Verder hebben verscheidene studies aangetoond dat er een verband bestaat tussen dyslipidaemia en botmetabolisme (Yezerska et al, 2011, Choukroun et al, 2014). Zulke veranderingen in cholesterol concentraties kunnen het gevolg zijn van genetische factoren.
Desalniettemin is de oorzaak van dyslipidaemia in de ontwikkelde landen het gevolg van een sedentaire levensstijl en een overconsumptie van verzadigde vetten, cholesterol en transvetten (voornamelijk in bereide gerechten) (Goldberg, —-).

Oplossingen, waar halen we onze vitamine D, bronnen, metabolisme

Ondanks een zekere controverse omtrent ideale vitamine D plasma niveaus, aanvaarden de meeste experten een deficiëntie een niveau onder 20 ng/mL (50 nmol/L), een tekort indien 20–29 ng/ml (50–74 nmol/L) en voldoende indien meer dan 30 ng/ml (75 nmol/L) (IOM, 2011).

Onvoldoende voeding betekent dat het lichaam niet genoeg vitamine D uit exogene bron inneemt. De aangeraden minimum inname van vitamine D om een deficiëntie te vermijden in de gehele bevolking is 600 IU per dag voor personen over de 70 jaar en 800 IU voor diegenen onder de 70 jaar oud. Personen gevoelig voor vitamine D deficiëntie dienen deze dosis te verhogen tot minstens 50%, terwijl zwangere vrouwen of moeders die borstvoeding geven 150% meer dan normaal zouden moeten nemen. (Pascual en Torrejón, 2012).

Aan de ene kant is de hoeveelheid vitamine D in elk ingrediënt belangrijk, aan de andere kant vermindert bijvoorbeeld door het bakken ervan de hoeveelheid tot 50%. terwijl een ingrediënt grillen geen invloed blijkt te hebben. (Misra et al.,2008).

Ondanks het bovenvermelde, is de hoofdbron van vitamine D voor het lichaam nog altijd biosynthese van endogeen gesynthetiseerd materiaal. Vele studies geven de schuld van de deficiëntie nog altijd aan het gebrek aan het blootstellen aan zonlicht en een systematisch gebruik van beschermende zonnecrèmes. (Pascual and Torrejón, 2012; Misra et al., 2008 and Rodriguez-Dehli et al., 2015). De breedtegraad waar men zich blootstelt aan de zon en de tijd van het jaar kunnen ook een rol spelen in de hoeveelheid opgenomen UVB straling. Dit moet dus ook in aanmerking genomen worden bij een berekening hoeveel zonnebelichting er dagelijks nodig is.

Wanneer de zon op zijn hoogste punt staat, is de verhouding UVB/UV maximaal. Het is tussen 10 a.m. en 3 p.m. dat er genoeg UVB fotonen de aarde bereiken om genoeg cutane vitamine D productie te verzekeren, dit zowel tijdens de lente, zomer en herfst. (Misra et al, 2008).

Het huidtype is ook heel belangrijk. Mensen met een donker huidtype blokkeren meer de inkomende UVB stralen en kunnen dus minder snel met de zelfde stralingsdosis dezelfde hoeveelheid vitamine D aanmaken dan mensen met een bleker huidtype.

Vitamine D deficiëntie in Spanje, Europa en de rest van de wereld

Volgens een overzicht gepubliceerd door Valverde en Gómez (2014), kunnen we stellen dat er wereldwijd een epidemie van milde tot erge vitamine D deficiëntie is en dit bij de helft van de wereldbevolking gespreid over kinderen, adolescenten, volwassenen, postmenopauzale vrouwen en ouderen. Globale bevolkingscijfers geven serumniveaus van 88% onder de 30 ng/ml (tekort), 37% had gemiddelde waarden onder 20 ng/ml (zwaar tekort) en 7% had gemiddelde waarden minder dan 10 ng/ml (heel zwaar tekort).

De situatie in Spanje is niet verschillend. Ondanks het zonnige klimaat en het vermoeden dat er daardoor geen tekort aan vitamine d bij de lokale bevolking zou zijn, vindt men gelijkaardige serumniveaus als hierboven vermeld, erger nog, men vindt gemiddelde waarden lager dan in centraal Europa en Scandinavië.
Een mogelijke verklaring voor deze paradox geobserveerd door Valverde en Gómez (2014), die Spanje deelt met andere landen rond de middellandse zee vindt zijn verklaring in het vitamine D-arme dieet van de lokale bevolking. Het gebrek aan vitamine D intake wordt niet gecompenseerd door de cutane aanmaak ervan. Het Spaanse vasteland ligt boven de 36e noordelijke breedtegraad, waar het moeilijk is tijdens de lente en winter cutaan vitamine D aan te maken, vooral daar het merendeel van de Spaanse bevolking een donkere huiskleur heeft, wat de vitamine D synthese extra bemoeilijkt. De studie uitgevoerd merkt op dat bij deze bevolking de vitamine D deficiëntie zich uit bij het kind, en levenslang voortduurt door hogervermelde factoren.

Klinische gevallen

Ik heb jaren gewerkt in Asturië, noorden van Spanje en ook in België. Ik plaats dentale implantaten waarbij er altijd gewerkt wordt volgens met steriliteit protocol. Er worden altijd hetzelfde merk implantaten gebruikt. (Tri, Zürich, Zwitserland).

In beide landen had ik altijd gelijkaardige succespercentages (ongeveer 97% het eerste jaar na ingreep).
De laatste 5 jaren ondervonden we een stijging van vroegtijdig verlies van implantaten na ingreep, dit zonder een mogelijke verklaring op het eerste zicht. De standaardprocedure bestond erin deze met nieuwe implantaten opnieuw te plaatsen, dit werd in garantie gedaan. In de meeste gevallen was er daarna een goede integratie, maar soms herhaalde zich het probleem.

Om zeker te zijn werd onze sterilisatieprocedure nagekeken en pasten we onze implantprotocollen aan (o.a. antibioticum inname vóór de ingreep) om het risico op vroegtijdig verlies o.a. door infectie zoveel mogelijk te beperken. Desondanks vond er bij een klein percentage geen integratie plaats en werd het tandimplantaat zonder pijn of zwelling uitgestoten. In een enkel geval kwam er zelfs een botsekwester mee met het implantaat geïntegreerd in het bot (Fig. 2 en 3).

Fig. 2 en 3. Implantaat en botsekwester positie 46.

Uiteindelijk beslisten we bij deze patiënten een bloedonderzoek te laten uitvoeren. 100% had vitamine D serumniveaus lager dan 30 ng/ml (in totaal 8 patiënten met vitamine D serumniveau gaande van 9,7 tot 28,7 ng/ml) en cholesterol niveau hoger dan 220 mg/dL (tussen 228 en 284 mg/dL).

Vooropgesteld protocol

Momenteel zitten we in een situatie waarin we niet kunnen verklaren waarom een implantaat na plaatsing niet geïntegreerd is. Tegenover onze patiënten kunnen we geen één duidende verklaring geven.
Aan de andere kant worden we als chirurg geacht een garantie op ons werk te geven, de verdelers van de tandimplantaten geven ook garantie op hun implantaten maar eenieder van ons, practici, beseft dat we deze niet-integraties moeten trachten te minimaliseren, dit uit economische overwegingen maar vooral om de geloofwaardigheid van onze behandelingen in stand te houden.

De meest zekere manier om ons te verzekeren van een correcte botactiviteit zou als protocol inhouden eerst een bloedonderzoek te laten uitvoeren vooraleer een implantatie of botreconstructie uit te voeren om het vitamine D en cholesterolniveau te bepalen. Indien dit niet binnen de waarde zou vallen, de nodige supplementen of dieetaanpassingen aan te raden en na 4 maanden ongeveer een nieuwe bloedanalyse uit te laten voeren. Indien beide waarden binnen de normen zouden vallen, pas dan de ingreep uit te voeren, zoniet uit te stellen, verder te gaan met de supplementen en eventueel andere cholesterolverlagende medicatie tot we deze parameters onder controle hebben.

De realiteit is voorlopig anders. Omdat er nog geen één duidend verband bestaat en er geen consensus is op dit vlak, bestaat er nog geen verplichting tot dergelijk bloedonderzoek. Ik raad aan al mijn patiënten aan preventief vitamine D supplementen te nemen en op hun dieet te letten. Indien er na ingreep toch geen primaire integratie van het implantaat is, schakel ik over naar het eerste protocol en laat de bloedanalyse uitvoeren om zo uitsluitsel te krijgen. Conclusie
Aangezien het nog niet duidelijk is waarom er in sommige gevallen een tandheelkundig implantaat niet integreert en spontaan zijn aanhechting verliest, is het moeilijk een duidelijk protocol op te stellen hoe dit te vermijden. Wat wel duidelijk is dat al de patiënten bij wie er geen osseointegratie optrad een tekort aan vitamine D en een teveel aan cholesterol hadden. Of dit de hoofdoorzaak is valt nog uit te wijzen. Het is wel aan te raden een Multi center onderzoek op te starten gecombineerd met een breedschalig statistisch onderzoek om uit te wijzen welke de oorzakelijke factoren zijn bij prematuur verlies van tandimplantaten. De drempelwaarde van serum vitamine D om een correcte botvorming te bekomen zal ook nog moeten bepaald worden. In tussentijd duiden al de studies op het belang van vitamine D als regulerend hormoon in het proces van botmetabolisme. Het is zeker geen overbodige luxe de desbetreffende parameters binnen de normen te houden voor een goede osseointegratie.

Door:
Dirk Neefs, MSD | tandarts, Vrije Universiteit Brussels, 1987 | D.E.S. oral rehabilitation using dental implants, Luik, 1995 | TEDx speaker | praktijk in Antwerpen, Belgium.
Contact email: info@dirkneefs.com

Pablo García González, Licenciaat in biologische wetenschappen, Universidad Nacional de Mar del Plata (Argentina) | Bioloog.

References
Misra M., D. Pacaud, A. Petryk, P. F. Collett-Solberg and M. Kappy. 2008. Deficiencia de vitamina D en los niños y su tratamiento: revisión del conocimiento y las recomendaciones actuales. Rev. Pediatrics (Ed Esp) 2008;66:86-106

Pero a fin de todo esto siempre depende de los criterios de la revista en que se desea publicarlo.
Valverde, C. N. and J. M. Q. Gomez. 2014. Deficiencia de vitamina D en España ¿mito o realidad?. Rev Osteoporos Metab Miner 2014 6; (Supl 1): S5-10.

Institute of Medicine (IOM). Dietary Reference Intakes for Calcium and Vitamin D. Washington, DC: National Academies Press, 2011 en Rodríguez-Dehli A. C., I. R. Galán, A. Fernández-Somoano, E. M. Navarrete-Muñoz, M. Espada, J. Vioque and A. Tardón. 2015. Prevalencia de deficiencia e insuficiencia de vitamina D y factores asociados en mujeres embarazadas del norte de España. Rev. Nutr. Hosp. 2015; 31:1633-1640.

Hirasawa H, Tanaka S, Sakai A, et al. ApoE gene deficiency enhances the reduction of bone formation induced by a high-fat diet through the stimulation of p53-mediated apoptosis in osteoblastic cells. Bone Miner Res. 2007; 22:1020–1030

Klein BY, Rojansky N, Ben-Yehuda A, Abou-Atta I, Abedat S, Friedman G. Cell death in cultured human Saos2 osteoblasts exposed to low-density lipoprotein. Cell Biochem. 2003;90:42–58.
Navab M, Ananthramaiah GM, Reddy ST, et al. The oxidation hypothesis of atherogenesis: the role of oxidized phospholipids and HDL. Lipid Res. 2004;45:993–1007

Jiang P, Yan PK, Chen JX, et al. High density lipoprotein 3 inhibits oxidized low density lipoprotein-induced apoptosis via promoting cholesterol efflux in RAW264.7 cells. Acta Pharmacol Sin. 2006;27:151–157
Luegmayr E, Glantschnig H, Wesolowski GA, et al. Osteoclast formation, survival and morphology are highly dependent on exogenous cholesterol/lipoproteins. Cell Death Differ. 2004; 11(suppl 1):S108–S118.

Nelson, D. L., A. L. Lehninger, M. M.Cox and C. M. Cuchillo Foix. 2001. Lehninger principios de bioquímica (3a ed.). Barcelona: Omega.

Gilaberte Y., J. Aguilera, J.M. Carrascosa, F.L. Figueroa, J. Romaní de Gabriel and E. Nagore. 2011. La vitamina D: evidencias y controversias. Actas Dermosifiliogr 2011; 102:572-88 – Vol. 102 Núm.8

Rodríguez García, M., C. Gómez Alonso, J. B. Cannata Andía, E. Martínez Morillo and E. Gómez Huertas. 2009. Suficiencia e insuficiencia de vitamina D: efecto de la administración de cacidiol sobre la PTH en pacientes con trasplante renal. NefroPlus. Vol.2: 18-24.

Yezerska I., J.L. Hernández Hernández, J.M. Olmos Martínez and J. González Macías. 2011. Dislipemia y metabolismo óseo. ¿Un vínculo común de la osteoporosis y la aterosclerosis? Rev Osteoporos Metab Miner 2011 3;1:41-50

Choukroun J., G. Khoury, F. Khoury, P. Russe, T. Testori, Y. Komiyama, G. Sammartino, P. Palacci, M. Tunali y E. Choukroun. Two Neglected Biologic Risk Factors in Bone Grafting and Implantology: High Low-Density Lipoprotein Cholesterol and Low Serum Vitamin D. Journal of Oral Implantology. 2014;40(1):110-114.

Botet, J. P., D. Benaiges and A. Pedragosa. 2012. Dislipidemia diabética, macro y microangiopatía. 2012. Rev. Clínica e Investigación en Arteriosclerosis. Vol. 24, Pp.: 299-305.

Calle Pascual, A. L., and Torrejón, M. J. 2012. La vitamina D y sus efectos “no clásicos”. Revista Española de Salud Pública, 86(5), 453-459.

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Lustrumcongres-paro

Lustrumcongres Paro2020: Paro Praktijk Utrecht en Implantologie Utrecht

Succesvol soft tissue management met dr. Otto Zuhr

Op 19 juni 2020 komt topspecialist dr. Otto Zuhr naar Nederland als keynote speaker tijdens het lustrumcongres van de Paro Praktijk Utrecht en Implantologie Utrecht. Een unieke gelegenheid voor u om gedurende vier lezingen te zien dat zorgvuldig management van het zachte weefsel rondom implantaten essentieel is om aan te kunnen sluiten bij de hoge esthetische verwachtingen van onze patiënt.

Er is een aantal belangrijke aspecten waarvan is vast komen te staan dat deze essentieel zijn om een mooi behandelresultaat te verkrijgen: een zorgvuldige planning van de initiële incisie, goede vormgeving van de flap, voorzichtige mobilisatie van de flap, maar ook het secuur hechten van de flap om voldoende stabiliteit te krijgen. Begrip van het verloop van de vroege wondgenezing helpt bij het management van de zachte weefsel om een mooie, natuurlijke contour te verkrijgen. Adequate kennis van de histologische samenstelling van het palatum is belangrijk om te begrijpen hoe dit kan dienen als donorsite voor een zacht weefseltransplantaat.

Lezingen met videobeelden

De lezingen op het gebied van parodontologie en implantologie zijn doorspekt met prachtige videobeelden die illustreren hoe de theorie in de praktijk gebracht kan worden. Dr. Otto Zuhr is een begaafd clinicus en zeer goede docent, die over de gehele wereld wordt uitgenodigd als spreker. Gegarandeerd zal hij u een hele dag weten te boeien.

Namens Fridus van der Weijden bent u van harte uitgenodigd voor deze feestelijke én vakinhoudelijke dag ter gelegenheid van 30 jaar Paro Praktijk Utrecht en 12,5 jaar Implantologie Utrecht.

Sprekers

Otto Zuhr

Otto Zuhr studeerdeTandheelkunde aan de Universiteit van Aken in Duitsland gedurende de periode 1986-1992. Hij is erkend als specialist op het gebied van de parodontologie door de Duitse Vereniging voor Parodontologie (DGParo). Samen met Marc Hürzeler heeft hij een praktijk in München waarin zij zijn gespecialiseerd in Parodontologie en Implantologie. Met meer dan 25 jaar klinische ervaring en ongeveer net zoveel jaar onderwijservaring wordt Otto Zuhr tot ver buiten de Europese grenzen gezien en gewaardeerd als een expert in zijn vakgebied. Van 2007 tot 2014 was hij bestuurslid van de Duitse Vereniging voor Parodontologie. Momenteel is hij als associate-professor verbonden aan de afdeling parodontologie van de Johann-Wolfgang-Goethe Universiteit in Frankfurt am Main. In zijn onderzoek richt hij zich op orale wondgenezing en reconstructie van de orale zachte weefsels. Otto Zuhr is auteur van diverse artikelen op het gebied van de parodontologie en implantologie. Zijn prachtig geïllustreerde boek Plastic Esthetic Periodontal and Implant Surgery werd gepubliceerd door Quintessence in 2012.

Fridus van der Weijden, gastheer

Dr. Fridus van der Weijden is tandarts, parodontoloog en implantoloog. Sinds 1989 verdeelt Fridus zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Verder is hij werkzaam in de praktijk voor Implantologie Drachten.

Fridus heeft veel onderzoek verricht op het gebied van mondverzorging en parodontale therapie. Ook is hij auteur en co-auteur van meer dan 50 Nederlandstalige en 150 Internationale publicaties en spreekt hij regelmatig op congressen. Gedurende zijn carrière is Fridus lid geweest van diverse commissies en adviescolleges, waaronder het adviescollege Preventie Mond-en Tandziekte. Hiervoor ontving hij begin 2009 de een onderscheiding van het bestuur van het Ivoren Kruis. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Infecties’ aan de Universiteit van Amsterdam.

Voor wie?

Het congres is interessant voor zowel tandartsen, kaakchirurgen, parodontologen, implantologen als mondhygiënisten.

Programma

8:30 Ontvangst & registratie
9:00 Welkom en opening – Fridus van der Weijden
9:15 Hitting hurdles in soft tissue reconstructions: Why do things go wrong? – Otto Zuhr
10:45 Koffiepauze
11:30 The peri-implant mucosa and its impact on peri-implant disease prevention – Otto Zuhr
12:45 Lunch
13:45 Soft tissue management around implants: What we learnt in plastic periodontal surgery – Otto Zuhr
15:00 Koffiepauze
15:30 Interfaces, clinical scenarios and further indications – Otto Zuhr
16:45 Vrolijke afsluiting van de dag
17:15 Borrel

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie
Nieuwe botvervanging om natuurlijke botgroei te stimuleren

Nieuwe botvervanging om natuurlijke botgroei te stimuleren

Dentale implantaten die niet goed blijven zitten of splinterfracturen waarbij botmodellering niet volledig mogelijk zijn zouden binnenkort nog wel eens tot het verleden kunnen behoren. Prof. Dr. Med. Steffen Witzleben en zijn team van de hogeschool Bonn-Rhein-Sieg (Duitsland) zijn druk bezig met de ontwikkeling van hybride botvervangende materialen, die langzaam vrijkomen en de groei van natuurlijk bot stimuleren.

Gelijk aan natuurlijk weefsel

Witzleben geeft aan dat ze willen dat het nieuwe materiaal bestaat uit een samenstelling die soortgelijk is aan die van natuurlijk weefsel. Hierdoor zou het enerzijds kunnen dienen als vervanging voor bot, maar ook als draagmateriaal voor biofosfonaat, welke werkzame stof initieel chemisch aan de drager gebonden is. Hierdoor worden de osteoblasten, de cellen voor de vorming en groei van bot, gestimuleerd.

Stoffen komen langzaam vrij

Tegelijkertijd onderzoekt het team van Witzleven de inkapseling van de biofosfonaat-actieve ingrediënten in een depot van polymeren. Hierdoor komen de stoffen langzamer vrij, waardoor de stoffen bijvoorbeeld pas een aantal weken na de operatie in gang kunnen worden gezet. De biofosfonaten en hun derivaten zijn onafhankelijk van leeftijd.

Controle van de nieuwe materialen

Om te controleren of de nieuw ontwikkelde hybride botvervangende materialen voldoen aan de beloften van de onderzoekers, worden ook de huidige commerciële materialen behandeld met de actieve ingrediënten om de effecten op de celsystemen te onderzoeken. Het onderzoek naar de structuur en morfologie van de nieuwe materialen wordt uitgevoerd met behulp van kernmagnetische resonantiespectroscopie (NMR-spectroscopie) en röntgenverstrooiing.

€500.000 bijdrage van Duits ministerie

Het Duitse federale Ministerie van Onderwijs en Onderzoek heeft laten weten om dit project met een half miljoen euro te steunen voor in elk geval de komende vier jaar. Partners van het project zijn de universiteiten van Bonn en Jena, RWTH Aachen University en de Ruhr University Bochum.

Bron:
Hochschule Bonn-Rhein-Sieg 

Lees meer over: Implantologie, Restaureren, Thema A-Z
Chinese robot tandarts plaatst zelfstandig implantaten bij mensen

Chinese robot tandarts plaatst zelfstandig implantaten bij mensen

Voor het eerst ooit heeft een robot een tandheelkundige operatie uitgevoerd zonder enige hulp van mensen. De robot voerde een implantaat behandeling uit bij een patiënt in Xian in China.

Geslaagde procedure zonder menselijke hulp

De robot plaatste twee nieuwe tanden, gecreëerd met een 3D printer, bij een vrouw. Voor de veiligheid was er een medisch team aanwezig gedurende de procedure, maar hun hulp hoefde niet te worden ingezet. De robot voerde een set van voorgeprogrammeerde opdrachten uit, maar kon zich aanpassen op het moment dat de vrouw bijvoorbeeld bewoog.
Bekijk de video op de website van South China Morning Post.

Vermijden van menselijke fouten

De robot is ontworpen en ontwikkeld in de Beihang University in Beijing en het Fourth Military Medical University’s Stomatological Hospital. Dr Zhao Yimin vertelde dat de robot met name is ontwikkeld om tandheelkundige procedures uit te kunnen voeren en om menselijke fouten te vermijden. Elk jaar worden miljoenen implantaten geplaatst, waarbij regelmatig fouten worden gemaakt. Dit is niet zo raar, aangezien tandartsen in een hele kleine ruimte in de mond moeten werken, waarbij sommige gebieden moeilijk te zien zijn. Het gebruik van robots zou kunnen helpen om dit probleem op te lossen.

Tandartsentekort in China

Daarnaast kampt China momenteel met een groot tekort aan gekwalificeerde tandartsen. Dit probleem dreigt ook te ontstaan in Hong Kong en Singapore. Indien dergelijke robots ingezet kunnen worden voor tandheelkundige taken kan ook het tandartsentekort worden verminderd. Experts erkennen de precisie waarmee robots ingewikkelde behandelingen kunnen uitvoeren, maar vragen zich wel af of deze operaties veilig zijn.

Bron:
South China Morning Post

Lees meer over: Implantologie, Opmerkelijk, Thema A-Z
De kosten en kwaliteit van mondgezondheid van implantaten vs. protheses

De kosten en kwaliteit van mondgezondheid van implantaten vs. protheses

Zowel dentale implantaten als tandprotheses bieden een goede oplossing voor missende tanden, met elk verschillende voor- en nadelen. In een nieuwe studie vergeleken Arai Korenori en zijn team van de orale implantologie afdeling aan de Osaka Dental University in Japan de kosten en kwaliteit van mondgezondheid van deze twee oplossingen op de lange termijn.

Korenori en zijn team voerden een gezondheidstechnologie beoordeling uit om de kosten en kwaliteit van de twee behandelingen voor het verlies van een of meerdere tanden te kunnen vergelijken.

Vergoeding door zorgverzekering

De kostenanalyse werd gebaseerd op het hedendaagse zorgverzekeringslandschap in Japan. Hier worden protheses namelijk wel vergoed, maar moeten implantaten uit eigen zak worden betaald. De onderzoekers waren daarom benieuwd of het kosten-efficiënter is om een prothese te nemen, die wordt vergoed door de verzekering, of om zelf te betalen voor het krijgen van implantaten.

Kwaliteit van mondgezondheidsindex

Om hierachter te komen werden 560 patiënten die een kies in hun onderste kaak zijn verloren gevraagd om een kwaliteit van mondgezondheidsenquête in te vullen. Deze patiënten kregen een implantaat, een vaste tandprothese, een verwijderbare tandprothese, of geen enkele behandeling bij de tandheelkundige universiteit in Osaka. De kwaliteit van mondgezondheid werd bepaald door middel van een score, waarbij 0 staat voor helemaal niet tevreden en 1 voor heel erg tevreden. Hieruit bleken de volgende resultaten:

Implantaten hogere kwaliteit van mondgezondheid, protheses kosten-efficiënter

De patiënten met succesvolle implantaten scoorden het hoogst in kwaliteit van mondgezondheid, opgevolgd door het nationaal gemiddelde van Japan en de patiënten met succesvolle protheses. De kostenanalyse die de onderzoekers deden toont aan dat protheses wel een betere kosten-efficiëntie bieden voor patiënten die het liefst minder zelf willen betalen. Implantaten worden ook gezien als relatief kosten-efficiënt, maar kosten in Japan wel gemiddeld €1.850,- meer dan vergoede protheses.

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Implantologie, Tandprothese | techniek, Thema A-Z