wortelkanaalbehandeling

Pijn na de wortelkanaalbehandeling

Jammer genoeg komt het soms voor dat juist ná de kanaalbehandeling klachten ontstaan. We spreken dan van napijn. Die is meestal goed te verklaren en vaak goed te behandelen. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van napijn en wat is de aangewezen manier om deze te bestrijden?

De wortelkanaalbehandeling is in veel gevallen dé behandeling om van kiespijn af te komen. Jammer genoeg komt het soms voor dat juist ná de kanaalbehandeling klachten ontstaan. We spreken dan van napijn. Die is meestal goed te verklaren en vaak goed te behandelen. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van napijn en wat is de aangewezen manier om deze te bestrijden?

Kiespijn

Ongeveer 60% van alle pijnklachten in de dagelijkse praktijk heeft een endodontische oorzaak en in ongeveer 90% van die gevallen is er sprake van een pulpitis of een parodontitis apicalis.

Pijn bij een wortelkanaalbehandeling

Rousseau et al. (2002) liet in zijn studie zien dat de pijn tijdens een wortelkanaalbehandeling vaak minder erg is dan men verwacht. Bij 92% van de onderzoekspatiënten was de pijn veel minder erg dan werd verwacht en bij 83% was de pijn tijdens behandeling minder dan ervoor.

Pak et al. (2011) liet in zijn studie zien dat de pijn na het uitvoeren van de wortelkanaalbehandeling snel afneemt:

Ook laten de getallen in de tabel zien dat de intensiteit van de pijn snel afneemt. Dus de pijn die men na een week nog voelt is vaak heel mild.

Pijn na de kanaalbehandeling

Siqueira et al. (2002) includeerde 602 patiënten (627 elementen) waarbij een wortelkanaalbehandeling was uitgevoerd. Bij 85% was er geen sprake van napijn. Bij de patiënten die wel napijn hadden, had 10% lichte napijn, 3% gemiddelde napijn en 2% ernstige napijn. Uit de literatuur blijkt dat de spreiding van de incidentie van napijn erg breed is, namelijk 3-58%. Over het algemeen geldt dat er bij 6-7% van de gevallen sprake is van ernstige napijn.

Pijn na vitaalextirpatie

Bij een pulpotomie haal je het ontstoken deel van de pulpa weg en de patiënt is daarna pijnvrij. Indien je (zoals bij een pulpectomie) een groter deel van de pulpa weghaalt dan zal er meer napijn zijn aangezien er kleine wondjes zijn gecreëerd aan de apex. Deze pijn is veelal goed te onderdrukken met NSAID’s.

Pijn bij een parodontitis apicalis

De oorzaak van de pijn bevindt zich bij een parodontitis apicalis buiten het element. Vaak is er sprake van pijn als reactie op de behandeling. Het is goed om de patiënt na de kanaalbehandeling uit te leggen dat het ontstoken weefsel niet weggehaald is (alleen de oorzaak): de wond is nog pijnlijk maar kan nu genezen.

Napijn

Napijn: risicofactoren

Er zijn een aantal factoren die de kans op napijn beïnvloeden:

  • Wanneer er sprake is van pijn voorafgaand aan de kanaalbehandeling, is de kans op napijn groter.
  • Grootte zwarting. Hoe groter de zwarting , hoe groter de kans is op napijn.
  • Aantal wortelkanalen. Ten gevolge van de complexiteit is de kans groter op napijn bij de aanwezigheid van meerdere kanalen.
  • Bij vrouwen is er vaker sprake van napijn dan bij mannen.
  • Mogelijk speelt de leeftijd van de patiënt ook een rol.
  • Het is niet bekend of de kans op napijn groter is bij een herbehandeling.

Napijn: preventie

  • Napijn kun je voorkomen door de tijd te nemen, de kanaalbehandeling goed uit te voeren en goed te spoelen.
  • Het is niet duidelijk of het uitmaakt of er voorafgaand aan de kanaalbehandeling wel of geen pijnstillers geslikt worden.
  • Het uitvoeren van de kanaalbehandeling in 1of 2 zittingen heeft waarschijnlijk geen invloed op mogelijk napijn.
  • Apical patency: Er is discussie over of je het formamen apicale met instrumenten moedwillig open moet houden en of dit invloed heeft op de napijn.
  • Het inslijpen van het element heeft alleen zin wanneer het al voor de behandeling bij het dichtbijten zeer doet.
  • Het open laten van de pulpakamer heeft geen invloed op eventuele napijn.
  • Het insluiten van een medicament heeft geen invloed op eventuele napijn.

Pijn na herbehandeling

Kvist et al. (2000) includeerde voor zijn studie 46 incisieven en cuspidaten die endodontisch waren herbehandeld. Uit de resultaten bleek het volgende: de intensiteit van de pijn neemt eerst toe, neemt daarna af en op de derde dag na behandeling gaat het element nog echt zeer doen, vervolgens neemt de pijn weer af. Dit ‘pijn-patroon’ is normaal (en het is dus fout om dan op de derde dag een amoxicilline-kuur voor te schrijven!).

Antibiotica en napijn

Henry et al. (2001) keek in zijn studie naar het effect van antibiotica op napijn. De helft van de patiënten kreeg een antibioticakuur na de behandeling en de andere helft kreeg een placebo-medicijn. Bij beide groepen was de pijn na zeven dagen afgenomen. Antibiotica hebben dus weinig zin.

Napijn: behandeling

Het belangrijkste is om de patiënt goed te informeren over de te verwachten napijn. Daarnaast is het advies om de patiënt goede pijnstilling te laten nemen. Het eerste-keuze-medicijn is paracetamol. Ook kan overwogen worden de patiënt een informatiefolder mee te geven met een telefoonnummer waarop de tandarts bereikbaar is in geval van ernstige napijn. Vaak is het voor de patiënt al een grote geruststelling als hij/zij weet dat de tandarts altijd te bereiken is en blijkt uit de praktijk dat het bellen van de tandarts veelal niet nodig is.

Flare-up

Bij ernstige napijn wordt er gesproken over een ‘flare-up’. Een flare-up is zeldzaam en komt bij 1,5-5,5% van de patiënten voor. Wanneer er sprake is van een flare-up dan is het advies om de patiënt altijd te laten komen. Vooral patiënten met een necrotische pulpa (6,5%) en patiënten met een irreversibele pulpitis (1,3%) hebben een verhoogde kans op een flare-up (Walton et al. 1992). De kans op een flare-up is het grootst bij patiënten die de praktijk binnen stappen met ernstige pijn en zwelling. De resultaten lieten zien dat er geen verschillen waren tussen de manieren van prepareren (pulpotomie, gedeeltelijke preparatie, volledige preparatie) en het ontstaan van een flare-up. Het is dus vooral de preoperatieve status in plaats van de manier van het uitvoeren van de wortelkanaalbehandeling die invloed heeft op het ontstaan van een flare-up. Een flare-up komt bijna nooit voor na de tweede zitting.

Flare-up: risicofactoren

De risicofactoren voor een flare-up zijn:

  • Geslacht: Een flare-up treedt vaker op bij vrouwen dan bij mannen.
  • Status pulpa: Een flare-up treedt vaker op bij een necrotische pulpa dan bij een vitale pulpa.
  • Grootte radiolucentie: Een flare-up treedt vaker op bij een grote radiolucentie dan bij een kleine radiolucentie.
  • Zwelling en pijn voor de behandeling: Wanneer er sprake was van zwelling en/of pijn voor de behandeling dan is de kans op een flare-up groter.

Flare-up: preventie

Hoe kun je een flare-up voorkomen?

  • Het uitvoeren van een volledige kanaalpreparatie in eerst zitting heeft geen effect.
  • Het is onbekend of het uitvoeren van de kanaalbehandeling in één of twee zittingen effect heeft. Dit lijkt wel onwaarschijnlijk.
  • Het insluiten van een medicament heeft geen effect.
  • Het occlusaal verlagen van het element heeft geen effect.
  • Het preventief voorschrijven van antibiotica heeft geen effect.
  • Het is onbekend of het voorschrijven van corticosteroïden of NSAIDs effect heeft.
  • Het is ook onbekend of het voorschrijven van analgetica (opioïden) effect heeft.

Flare up: behandeling

  • Stel de patiënt gerust en leg uit dat de pijn heftig is maar niet ernstig (The Big R).
  • Overweeg om anesthesie te geven (bupivacaïne – Marcaine werkt 6-8 uur (in carpulevorm echter alleen verkrijgbaar in America).
  • Drainage via het kanaal heeft geen effect (sowieso niet moedwillig met vijl door de apex vijl: als het komt, dan komt het).
  • De pulpakamer open laten heeft geen effect.
  • Abcesincisie.
  • Pijnstilling.
  • Tender lovin’ care: bel de patiënt op om te vragen hoe het gaat. Een studie van Touyz et al. (1998 ) heeft hier het effect van in kaart gebracht: patiënten die werden gebeld na een flapoperatie hadden minder napijn en bleken minder pijnstilling nodig te hebben dan de patiënten die niet gebeld waren.

Pijn na kanaalbehandeling

Er zijn drie vormen van napijn na de kanaalbehandeling:

  1. Neemt eerst toe, daarna af. Dit is een normaal “pijn-patroon”.
  2. Er is sprake van een pijn die na de behandeling iets toeneemt en daarna weer afzakt tot de pijn waarmee de patiënt binnen kwam. In dit geval is er waarschijnlijk een verkeerde diagnose gesteld.
  3. De napijn neemt eerst toe en daarna weer af, het gaat jaren goed en op een gegeven moment krijgt de patiënt weer last. In deze gevallen moet je denken aan een radixfractuur, lekkage kanaalvulling of een gemist kanaal.

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceerde regelmatig in (inter-)nationale vakbladen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Lees meer over: Endodontie, Pijn | Angst, Thema A-Z
Gezichtspijn

Oorzaak gevoelloosheid lip-kinregio niet altijd goedaardig

Het Numb Chin Syndrome (NCS) wordt gekarakteriseerd door gevoelloosheid van de huid in de regio van de onderlip, kin en mucosa aan de binnenzijde van de lip. Er is sprake van sensorische neuropathie van de n. mentalis of n. alveolaris inferior. In de meeste gevallen overschrijdt deze gevoelloosheid de mediaanlijn niet (1).

Verstandskiezen
Neuropathie van de n. mentalis of n. alveolaris inferior kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen is er sprake van een goedaardige dentale oorzaak. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan: odontogene abcessen, dentaal trauma, cysten en osteomyelitis (2).
Ook iatrogene oorzaken, zoals beschadigingen van de n.alveolaris inferior bij het trekken van verstandskiezen, kan de oorzaak zijn van een verdoofd gevoel.

HIV
Echter, als er geen lokale oorzaak te vinden is, is het belangrijk dat er aanvullend onderzoek wordt gedaan. Het is namelijk bekend dat ook systemische ziekten en maligniteiten de oorzaak kunnen zijn van een neuropathie van de n. mentalis of alveolaris inferior.
Bij systemische ziekten kan onder andere gedacht worden aan Multiple Sclerosis, HIV en Diabetes Mellitus (2).

Metastase
Indien een maligniteit de oorzaak is van een verdoofd gevoel in de kin-lipregio, dan is er meestal sprake van een metastase. 1% van de tumoren metasteert in het hoofdhalsgebied, waarbij de mandibula in de meeste gevallen is aangedaan.3
Bij volwassenen is deze metastase in 64% van de gevallen geassocieerd met borstkanker en in 14% van de gevallen met een lymfoom. Bij kinderen is er vaak sprake van acute leukemie (3).
Ook lokale tumoren komen voor. De gevoelloosheid kan veroorzaakt worden door compressie van de zenuw, door laesies aan de schedelbasis, door perineurale en neurale invasie of leptomeningeaal (2).

Symptomen
Bij het NCS horen verschillende symptomen. Deze symptomen zijn afhankelijk van de oorzaak. Het verdoofde gevoel is vaak unilateraal. Als er sprake is van een neoplasie dan komt het in 10% van de gevallen bilateraal voor. Er kan sprake zijn van pijn en zwelling. Ook kunnen de elementen percussiegevoelig of mobiel zijn (3).

Conclusie
Neuropathie van de n. mentalis of n. alveolaris inferior is vaak een symptoom dat wordt veroorzaakt door een goedaardige dentale aandoening. De tandarts of kaakchirurg moet echter ook bedacht zijn op de eventuele aanwezigheid van een systemische ziekte of maligne aandoening.
Bronnen:
1. Divya KS, Moran NA, Atkin PA. Numb chin syndrome: a case series an discussion. British Dental Journal. Volume 208 no.4 feb 27 2010.
2. Baskaran RK, Krishnamoorthy, Smith M. Numb Chin Syndrome a reflection of systemic malginancy. World Journal of Surgical Oncology 2006: 4: 52
3. Lata J Kumar P. Numb chin syndrome: A case report and review of the literature. Indian J Dent Res 2010;21:135-79

Lees meer over: Chirurgie, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Kindergebit

Prachtig initiatief van Rotterdamse mondzorgverleners om kinderen een goede start te geven

Op zaterdag 6 en 13 juli a.s. screenen Rotterdamse mondzorgverleners; tandartsen, mondhygiënisten en tandartsassistenten, 220 kinderen van statushouders op het schip Silja Europa aan de Merwehaven te Rotterdam.

Op verzoek van stichting Mano, een organisatie die zich inzet voor de meest kwetsbaren in de Rotterdamse samenleving, slaan mondzorgverleners de handen in elkaar om de gebitten van deze kinderen niet alleen te onderzoeken maar ook te behandelen. Deze aanpak is uniek in zijn soort en is een mooie, creatieve manier om moeilijk te bereiken doelgroepen voor de mondzorg te benaderen.

Achterstand mondzorg

Dit initiatief is hard nodig. Deze kinderen beginnen vaak met een achterstand qua mondgezondheid. Vaak is er sprake van achterstallig onderhoud en een hoger dan gemiddeld aantal (pijn)klachten op het gebied van tandheelkundige problemen. Dit komt door de beperkte mondzorg in de landen van herkomst en slechte hygiëne tijdens de soms langdurige vlucht.

Preventieve mondzorg en waar nodig direct behandelen

Op het schip vinden de eerste consulten plaats in vier spreekkamers. De kinderen worden na de intake in drie groepen ingedeeld; kinderen die acute zorg nodig hebben, kinderen die zorg nodig hebben maar geen acute zorg en kinderen die geen zorg nodig hebben op korte termijn maar wel voorlichting en of advies. Aan de kade is een volledige tandheelkundige unit aanwezig, voor het maken van röntgenfoto’s en het behandelen van de kinderen.

Mooie samenwerking in Rotterdam

Dit initiatief is een mooie samenwerking tussen mondhygiënisten, tandartsassistenten en tandartsen. Veel partijen hebben dit ook financieel of materieel mogelijk gemaakt, zonder hen was dit niet van de grond gekomen. Dankzij de stichting WS Burgerfonds, een fonds in Rotterdam opgericht door tandartsen, nemen veel tandartsen deel aan dit initiatief. Stichting Mondzorg en Stichting WS Burgerfonds hebben voor een hypermoderne mobiele tandartspraktijken gezorgd, waarmee de tandartsen op de wal direct de kinderen kunnen behandelen.

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Vapen

Vragen over vapen?

Er zijn veel vragen over de gezondheidseffecten van vapes (elektronische sigaretten). In de factsheet over vapes van het Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging van het Trimbos-instituut kun je veel informatie hierover lezen.

Bekijk de factsheet 

Lees ook alle eerdere berichten over vapen op dentalinfo.nl

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
autisme

Aangepaste behandelkamer vermindert stress en gedragsproblemen tijdens behandeling van autistische kinderen

De tandartservaringen van autistische kinderen kunnen mogelijk effectief en veilig worden verbeterd door een sensorisch aangepaste tandheelkundige omgeving (sensory-adapted dental environment, SADE) te creëren, aldus onderzoek dat is gepubliceerd in JAMA Network. De aangepaste omgeving zorgde voor verminderde fysiologische en gedragsproblemen tijdens routinematige gebitsreinigingen.

Sensorische overreactiviteit in de behandelkamer

Kinderen met autisme hebben een slechtere mondgezondheid dan neurotypische leeftijdsgenoten. Ze hebben grotere mondzorguitdagingen waarvan wordt gedacht dat het te maken heeft met sensorische overreactiviteit. Het is belangrijk om innovatieve oplossingen te vinden die tandartsen in staat stellen om met succes standaard klinische procedures voor deze populatie uit te voeren.

Effect van SADE op stress en gedrag

Aandacht voor het effect van sensorische gevoeligheden op mondverzorging komt steeds vaker voor in de tandheelkunde voor autistische kinderen. Onderzoekers uit de VS hebben daarom een studie uitgevoerd om het effect van een sensorisch aangepaste tandheelkundige omgeving wordt onderzocht, vergeleken met een reguliere tandheelkundige omgeving (regular dental environment, RDE), op de fysiologische en gedragsproblemen van autistische kinderen.

Onderzoek bij kinderen

162 autistische kinderen van tussen de 6 en 12 jaar oud ondergingen 1 RDE- en 1 SADE-tandreiniging, met een tussenpoos van ongeveer een half jaar. Fysiologische stress werd bepaald door elektrodermale activiteit. Ook werden gedragsproblemen gemeten aan de hand van video-opnames.

Verschillende aanpassingen

De SADE-omgeving omvatte aanpassingen voor het visuele, auditieve en tactiele zintuigelijke domein. Lampen werden uitgeschakeld en er werden verduisteringsgordijnen voor de ramen aangebracht. Op het plafond werden langzaam bewegende visuele effecten geprojecteerd naar keus van het kind of de ouder. Ook werd kalmerende muziek afgespeeld en werden de patiënten bedekt met een vlindervormige wikkel om het kind het kalmerende gevoel van een knuffel te geven.

Minder stress en gedragsproblemen door SADE

Kinderen hadden significant minder fysiologische stress tijdens tandheelkundige zorg in SADE in vergelijking met RDE. Ook waren er minder vaak gedragsproblemen wanneer SADE werd ingezet, en duurden de problemen die er waren minder lang. Fysiologische stress was geassocieerd met gedragsproblemen tijdens de gebitsreiniging. Leeftijd, IQ en expressieve communicatie modereerden het succes van de interventie.

Geen logistieke hindernissen

Geen deelnemers trokken zich terug vanwege bijwerkingen, en er waren geen verschillen in de kwaliteit van de zorg in de aangepaste omgeving. Bovendien werden er geen significante verschillen gevonden in de hoeveelheid tijd die nodig was om het kind te laten zitten en klaar te maken voor de gebitsreiniging. Deze resultaten laten zien dat deze aanpassingen volgens de onderzoekers geen logistieke hindernissen opleveren.

Niet het kind veranderen

“Zoveel interventies proberen de persoon te veranderen”, zegt een van de auteurs in een persbericht. “In plaats daarvan ziet deze interventie kinderen zoals ze zijn – het probeert ze niet te repareren of te veranderen – en richt de interventie zich op het wijzigen van problematische omgevingsfactoren als een manier om het kind en het gezin in staat te stellen succesvol bezig te zijn.”
Bronnen:

JAMA Network 
University of Southern California 

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
medicatie

Mogelijk verband tussen medicijngebruik bij ADHD-patiënten en benodigde restauratieve behandelingen

ADHD-patiënten die chronisch methylfenidaat (MF) gebruiken hebben mogelijk vaker restauratieve behandelingen nodig dan mensen die dit medicijn niet nemen. Volgens onderzoek in Special Care in Dentistry verhoogde elke genomen gram van het stimulerende middel de kans dat de persoon een herstellende behandeling nodig had.

ADHD-medicijn

Methylfenidaat is een effectief stimulerend medicijn voor de behandeling van aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis (ADHD). Het gebruik ervan komt veel voor bij tot wel 7,5% van de kinderen van 6 tot 18 jaar en bij tot wel 35% van de studenten. Gerapporteerde bijwerkingen zijn onder andere verminderde botdichtheid en een langzamere groei bij kinderen. Er is echter nog maar weinig onderzoek gedaan naar de rol van de medicatie in de mondgezondheid.

Lastig te onderzoeken

Het is lastig om het mogelijke verband tussen MF-gebruik en mondgezondheid te onderzoeken door de algemeen erkende nadelige effect van ADHD op de mongezondheid. Voorbeelden hiervan zijn een gebrek aan motivatie om mondhygiëne te behouden, vaker belonen van kinderen door hun ouders met cariogeen voedsel, en de medicatiegerelateerde xerostomie.

Cariës bij jongvolwassenen met ADHD

Onderzoekers van het Tel Aviv Sourasky Medical Center aangesloten bij Tel Aviv University hebben het effect en de dosis-respons van MF-gebruik op de ontwikkeling van cariës bij jonge volwassenen met ADHD beoordeeld. Ze analyseerden hiervoor gegevens van ruim 200.000 jongvolwassen militaire rekruten. Van die patiënten hadden 6.875 ADHD en een behandeling met methylfenidaat, 6.729 hadden onbehandelde ADHD en 200.000 hadden de aandoening niet.

De uitkomst was de behoefte aan restauratieve behandeling, die diende als een indicator van cariës: het hebben van ten minste één voorschrift voor een herstellende behandeling tijdens de onderzoeksperiode. De onderzoekers corrigeerden voor meerdere factoren waarvan bekend is dat ze het aantal herstellende behandelingen beïnvloeden.

Vaker zorg voor behandelde ADHD’ers

24% van degenen die voor ADHD werden behandeld hadden herstellende zorg nodig, vergeleken met 22% van de onbehandelde ADHD’ers en 17% van de controlegroep. Deze eerste groep had ook het hoogste gemiddelde aantal behandelingen per persoon met 0,88 ± 1,69. Dit aantal was 0,78 ± 1,54 bij de deelnemers met onbehandelde ADHD en 0,61 ± 1,72 bij de gezonde groep.

Methylfenidaat verhoogt kans op behandeling

Door middel van multivariate analyse kwamen de auteurs erachter dat de kans op ten minste één herstellende behandeling wordt verhoogd door het gebruiken van methylfenidaat met een odds-ratio van 1,006 voor elke extra gram MF. Dit vertaalt zich in een toename van het relatieve risico met 0,5% voor elke extra 1000 mg medicatie. In de studie werden de proefpersonen blootgesteld aan ongeveer 2300 mg in 3 maanden, maar sommige patiënten hebben tot 100 mg per dag nodig.

Belangrijke bevindingen

“Op basis van bovenstaande bevindingen concluderen we dat zowel ADHD als MF bijdragen aan de behoefte aan herstellende behandelingen. Andere belangrijke bevindingen zijn onder meer het verband tussen herstellende behandelingen en mannelijk geslacht, lagere sociaaleconomische status en opleidingsniveau, extreme BMI en immigratie van ouders uit ontwikkelingslanden”, schrijven de auteurs.

Incidentie mogelijk overschat

De beperkingen van de studie omvatten het retrospectieve ontwerp en de indirecte beoordeling van de cariëslast. Prospectieve onderzoeken gebruiken namelijk meestal standaardmetingen in plaats van het aantal voorgeschreven behandelingen. Uitkomstgegevens hadden waarschijnlijk de incidentie van cariës overschat, omdat de code voor “restauratieve behandelingen” ook herstel van mislukte vullingen omvatte, en niet alleen actieve cariëslaesies.

Verder onderzoek nodig

“Onze resultaten laten zien dat chronische MF-medicatie bij jongvolwassenen leidt tot een verhoogde behoefte aan restauratieve behandelingen en een significante impact op OH [mondgezondheid] impliceert. De pathofysiologie achter deze associatie blijft ongekarakteriseerd en vraagt om verder onderzoek”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Special Care in Dentistry 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
vast, depressie, hersenen

Het verband tussen de mondgezondheid en mentale gezondheid

In een Amerikaans onderzoek van Delta Dental werden 1000 ouderen gevraagd naar hun mondgezondheid en indicaties van de mentale gezondheid. Mentale gezondheidsproblemen kunnen ervoor zorgen dat senioren hun mondgezondheid verwaarlozen. Een slechte mondgezondheid zorgt ervoor dat er psychische problemen ontstaan en dit kan leiden tot mondpijn, depressie, angst en een laag zelfbeeld.

Cijfers met betrekking tot depressie en mondgezondheid

80% van de mensen vindt dat glimlachen ervoor kan zorgen dat ze zich gelukkiger voelen en van deze mensen ervaart 78% vaak depressie of hopeloosheid.
Er is een verband tussen de mond en de geestelijke gezondheid. Depressie leidt vaak tot een slechte mondhygiëne en dit verergert de gevoelens van wanhoop.
Van de volwassenen van 50 jaar en ouder geeft 1 op de 3 toe dat ze poetsen en flossen waarschijnlijk verwaarlozen wanneer ze zich depressief voelen. En 35% van de volwassenen ouder dan 50 geeft aan dat tandpijn de gevoelens van depressie en hopeloosheid versterkt.
Verder is uit het onderzoek gekomen dat volwassenen met symptomen van angst en depressie de tandarts vaak overslaan. 60% geeft aan bang te zijn voor een negatief oordeel over hun gebit en dit zorgt ervoor dat mensen zich onzeker voelen.

Psychische problemen en mondgezondheid

Uit onderzoek is gebleken dat er een verband bestaat tussen psychische problemen en een slechte mondgezondheid. Resultaten laten zien dat het aanpakken van geestelijke gezondheid van cruciaal belang is omdat het impact heeft op de mond- en algehele gezondheid. Verder wordt het belang van het bezoek aan de tandarts benadrukt voor iedereen die mondgezondheidsproblemen of pijn heeft. Orale pijn kan namelijk een indicatie zijn dat er iets ernstiger aan de hand is.
Bijvoorbeeld een pijn die wordt veroorzaakt door een ontsteking van het tandvlees kan een verband hebben met diabetes, hartaandoeningen of een verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer. Het is dus belangrijk om regelmatig een bezoek te brengen aan de tandarts om aandoeningen en ziekten onder controle te houden.

Bron:
Delta Dentists

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
funktioneringsgesprek

Iedere klacht is een kans om te leren

Jaarlijks nemen duizenden patiënten plaats in de stoel van de mondhygiënist. Dat contact verloopt in verreweg de meeste gevallen naar volle tevredenheid, maar soms gaat er ook wel eens iets mis. Zo’n klacht kan over de behandeling gaan, maar ook over zaken als de facturering of de communicatie. Komen patiënt en zorgverlener er samen niet uit, dan kan de klachtenfunctionaris van skge uitkomst bieden.

Skge staat voor Stichting Klachten en Geschillen Eerstelijnszorg. De meer dan 2.000 mondhygiënisten die als zelfstandige bij de beroepsvereniging NVM-mondhygiënisten zijn aangesloten, zijn ook automatisch aangesloten bij skge. We vroegen aan mr. Jiske Prinsen (directeur/bestuurder skge) en Harma Vos (klachtenfunctionaris) wat skge kan betekenen voor mondhygiënisten en wat de toegevoegde waarde is voor de mondzorg.

Eerst even voorstellen: wat doet skge?

“Skge is een onafhankelijke organisatie die staat voor een laagdrempelige klachtenbemiddeling en geschillenafhandeling”, aldus Jiske. “Dit doen wij voor de bij ons aangesloten huisartsen, apothekers en mondhygiënisten. Deze zorgaanbieders helpen wij om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wkkgz: de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Deze wet is bedoeld om tot een snellere en betere aanpak van klachten in de zorg te komen. Idealiter komen patiënt en zorgverlener in onderling overleg tot een goede oplossing. Lukt dit niet, dan kunnen onze klachtenfunctionarissen hen helpen om het gesprek met elkaar aan te gaan en zo het wederzijdse vertrouwen te herstellen. De klachtenfunctionaris vervult dus echt een bemiddelende rol, en biedt geen kant-en-klare oplossing. Zowel de mondhygiënist als de patiënt houden hierin hun eigen verantwoordelijkheid.”

Waarover gaan die klachten zoal?

“Dat kan over alle voorkomende praktijksituaties gaan”, vertelt Harma. “Van bereikbaarheid tot hygiëne, en van de behandelkwaliteit tot de financiële afhandeling.

Wat echter opvalt bij de klachten jegens mondhygiënisten, is dat veruit de meeste klachten over de rekening gaan.

Het liefst heb je natuurlijk dat een patiënt die onvrede eerst bespreekt met de mondhygiënist. Soms is er gewoon een fout gemaakt in de facturering, en die kun je dan gemakkelijk herstellen. In andere gevallen zijn patiënten onaangenaam verrast, omdat zij de systematiek van de factuur niet begrijpen of op een vergoeding door de zorgverzekeraar hadden gerekend. Voor de mondhygiënist is de facturering dagelijkse kost en dus volstrekt helder, maar die duidelijkheid vergeten zij vaak op voorhand te geven aan de patiënt.

Bespreek het gewoon, is ons advies, zoals je ook de behandeling met de patiënt bespreekt.

Wanneer je van tevoren open en helder bent, kost dat veel minder tijd en energie dan wanneer je het achteraf moet rechtzetten.”

Wat kan de mondhygiënist doen als hij of zij een klacht krijgt?

“Probeer het niet meteen op te vatten als persoonlijke kritiek”, adviseert Jiske. “Dat kan best moeilijk zijn als je je vak met de grootste zorgvuldigheid uitoefent, maar iedere klacht is in feite een kans om te leren, en om het een volgende keer anders of beter te doen.

Pak de telefoon en ga in gesprek met de patiënt om goed duidelijk te krijgen wat nu het probleem is.

De patiënt voelt zich dan ook gehoord en dat zet een deur open naar het herstel van vertrouwen. Maak excuses of vraag de tijd om nog ergens over na te denken. Er hoeft niet direct een oplossing gevonden te worden. De klachtenfunctionaris kan je trouwens tips geven over hoe je zo’n gesprek kunt aanpakken. Blijft het een welles-nietes-conflict en dient de patiënt toch een klacht in, dan kan de klachtenfunctionaris proberen te bemiddelen in een procedure van hoor en wederhoor.”

Hoe ziet zo’n bemiddeling eruit?

Harma: “Als klachtenfunctionaris bieden wij een luisterend oor. Wij horen het verhaal van beide kanten aan, als onafhankelijke derde, en proberen zo het perspectief van de andere partij te schetsen. Vaak zijn de gemoederen dan al enigszins bedaard, zodat er ruimte ontstaat voor meer wederzijds begrip. Met enige creativiteit en welwillendheid van beide kanten komt het dan meestal al tot een aanvaardbare uitkomst. Indien onze bemiddeling niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan de patiënt terecht bij de Geschilleninstantie Mondzorg (SGIM). De instantie doet een uitspraak die bindend is: partijen kunnen daartegen dus niet meer in beroep gaan. Als een klacht als een geschil wordt behandeld, dan wordt het echt een juridische, schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. Het gaat dan niet meer zozeer om het herstel van vertrouwen, maar om een duidelijke, onafhankelijke uitspraak. Beide partijen weten dan waar zij aan toe zijn en kunnen het geschil achter zich laten. Overigens hoeft het vaak niet eens zo ver te komen. Van álle klachten die bij skge worden ingediend, wordt maar liefst 97% al in de klachtfase afgesloten.”

Over hoeveel klachten jegens mondhygiënisten hebben we het eigenlijk?

Jiske: “In 2021 werden er 24 klachten ingediend, in 2022 28 en in 2023 18 klachten. Mogelijkerwijs heeft deze aanzienlijke daling te maken met de toename in het aantal adviesgesprekken dat wij voeren, waardoor meer klachten in een vroeg stadium en in onderling overleg alsnog worden opgelost. Als je zo kijkt naar het geringe aantal klachten dat jaarlijks bij skge binnenkomt, dan doet deze beroepsgroep het erg goed. Achter die ene patiënt die klaagt, staan honderden mensen die heel tevreden zijn. In feite is dat een groot compliment. Je moet een klacht dus niet negeren, maar zeker ook niet overdrijven. Zie het als een aanwijzing om de kwaliteit van zorg nog verder te verbeteren.”

Op welke manier draagt een goede klachtbehandeling dan bij aan de kwaliteit van zorg?

“Skge schakelt veelvuldig met NVM-mondhygiënisten om kennis en informatie te delen, die de beroepsvereniging dan weer terugkoppelt aan haar leden. Wij analyseren trends en ontwikkelingen die uit de klachten naar voren komen, zodat de sector als geheel daarmee zijn voordeel kan doen. Zo heeft NVM-mondhygiënisten tijdens een congres als eens aandacht besteed aan het juiste gebruik van codes in de facturering, omdat meerdere klachten hierover gingen. Enige tijd geleden heeft skge ook een webinar georganiseerd over de omgang met klachten. Die is toen heel goed bezocht en positief ontvangen.”

Als mondhygiënisten hier meer over willen weten, waar kunnen zij dan terecht?

“Op de website www.skge.nl vind je veel tips en adviezen en natuurlijk kun je daarvoor ook terecht bij onze klachtenfunctionarissen. Om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws kun je je abonneren op de nieuwsbrief. We zijn ook actief op sociale media, bijvoorbeeld met een interessante podcastserie op ons Spotify-kanaal. Mondhygiënisten die interesse hebben in een nascholing, kunnen zich bij ons melden. Bij voldoende animo kunnen wij dan een maatwerk programma aanbieden. En ben je zelf al eens geconfronteerd met een klacht en wil je jouw ervaringen delen? Misschien wil je dan wel meewerken aan een podcast waarmee jouw vakgenoten hun voordeel kunnen doen!”

Met Skge stap voor stap naar een oplossing

  1. Probeer eerst zelf het gesprek aan te gaan met de patiënt.
    De ervaring leert dat een 1-op-1 gesprek met de patiënt vaak al veel oplost. Zie je daar tegenop? Skge geeft je graag een paar handige tips.
  2. Komen jullie er samen niet uit?
    Dan kan de klachtenfunctionaris bemiddelen. De skge klachtenfunctionaris luistert goed naar de klacht en vraagt dan aan de mondhygiënist om te reageren. Zo probeert zij over en weer begrip te creëren en het vertrouwen te herstellen.
  3. Leidt de bemiddeling niet tot een oplossing?
    Dan geeft een juridische procedure bij de Geschilleninstantie Mondzorg (SGIM) duidelijkheid. De geschillencommissie geeft een onafhankelijk en onpartijdig oordeel over de klacht. De procedure is laagdrempelig en bindend; beide partijen moeten de uitspraak nakomen.
Lees meer over: Klachten, Opinie, Thema A-Z, Uitgelicht

Parodontologie door de jaren heen

Tussen alle nieuwe ontwikkelingen zouden we bijna de essentie van parodontologie uit het oog verliezen. Tijdens het NVvP-congres vertelden prof.dr. Klaus Lang, prof.dr. Bruno Loos en prof.dr. Fridus van der Weijden over de kern, visie en ontwikkeling van de parodontologie door de jaren heen.

Verslag van de lezing van het NVvP-congres

Even waren we bang dat de eerste spreker roemrijk ten onder zou gaan. Op zijn leeftijd soepel het podium opstappen was toch niet zo eenvoudig na zo’n lange reis uit de VS. Klaus Lang nam ons de rijke geschiedenis van de parodontologie mee die hij ogenschijnlijk compleet zelf had meegemaakt. Hij startte in 1883 waarin de eerste gingvectomie werd gedaan en ging verder naar 1910 naar de Neumann Flap om verder te gaan naar de Widman Flap en andere flapdesigns.

Is chirurgie beter dan initiële therapie?

Wat bleek? Bij de flaps werden de pockets tot 3mm alleen maar dieper. De diepere pockets werden minder diep en dit bleef ook zo na 1 jaar. Bij ondiepe pockets ontstond er verlies van aangehechte gingiva. Alle chirurgische benaderingen kennen ongeveer dezelfde uitkomst. Zoals we allemaal weten blijft de plakscore belangrijk bij het wel/niet slagen op de lange termijn.

Verrassend genoeg benadrukte Lang dat conventionele initiële therapie net zo succesvol bleek als flappen en er meer aanhechting overbleef bij de ondiepe pockets. Hij concludeerde dan ook dat het niet de techniek is die de doorslag geeft, en ook niet welke defecten (1, 2, of 3 wandig) er precies zijn, maar hoe de plakinfectie is.

Maar maak je als mondhygiënist geen illusies dat je dan dus diep sub ook optimaal kunt scalen en planen. In de diepe pockets blijft tandsteen achter maar hier kan dan toch aanhechting ontstaan. Geïnfecteerd cement hoeft niet verwijderd te worden. Polijsten van het worteloppervlak kan al genoeg zijn. Enkel coronaal scalen helpt natuurlijk niet voldoende. Dit noemt Lang ‘esthetisch scalen’.

Soms vindt wel herinfectie plaats op 2 of 3 plaatsen en het is moeilijk voorspelbaar waar dit precies in het gebit gebeurt.

Immuunfitness

Bruno Loos die enorm elegant het podium leek te kunnen bestijgen in vergelijking met de vorige spreker, besprak met ons enkele casussen om de rol te verduidelijken van de relatieve bijdrages van de diverse factoren die een causale rol kunnen spelen binnen de etiologie van de parodontitis.

Loos haalde als eerste een casus aan over een 37-jarige patiënt met forse parodontitis die duidelijk niet alleen veroorzaakt werd door slecht poetsen. Slechts 5% van de mensen heeft dusdanige ernstige parodontitis die vergelijkbaar is met deze patiënt. Deze patiënt rookt, is obees, heeft prediabetes en verhoogde bloeddruk. Als dieet werd er twee keer per week wat salade gegeten en verder vooral koolhydraten, dus geen vis en geen fruit. De vrouw had een dominante man, was niet van Nederlandse afkomst, had een lage sociaal-economische positie en had 2 kinderen. Ze had een hoog stressniveau.

Model van causaliteit

De causale factoren in het algemeen kennen vijf clusters:

  1. Erfelijkheid (er is absoluut aanleg voor parodontitis vooral bij jongeren)
  2. Bepaalde leefstijl
  3. Biofilm
  4. Systemische aandoeningen
  5. Gebit gerelateerde factoren (voorheen dacht men dat het niks met occlusie en dergelijke te maken zou hebben, maar daar is men op teruggekomen; verder, denk aan diep geplaatste kroonranden enz)

Hieruit vloeit het model van multicausaliteit.

Relatieve bijdrage van factoren in de eerste casus

De relatieve bijdrage van deze factoren bij de patiënt uit deze casus zijn drie factoren die invloed hebben op haar immuunfitness. Bij corona hebben we ook al geleerd dat sommige mensen veel vatbaarder zijn en zo sneller in het ziekenhuis raken, zoals obesitas en suikerziekte. Parodontitis is ook gerelateerd aan de algemene conditie van een persoon. Erfelijke factoren, leefstijl en systemische aandoeningen bepalen hoe iemand reageert op een ziekte. Bij deze 37-jarige persoon is ingeschat dat de erfelijke factoren op deze leeftijd zeker wel bijdragen. Ook haar leefstijl heeft absoluut invloed, zo rookt ze ook nog eens. Ze heeft ook veel plak en tandsteen, ook dat heeft invloed maar tegelijkertijd hebben de obesitas en haar suikerspiegels wellicht een nog grotere rol in de progressie en de initiële start van de parodontitis.

Cirkeldiagram

Bij iedere patiënt zijn al deze 5 factoren aanwezig alleen is de relatieve bijdrage per patiënt wisselend en deze moeten we als professional zelf inschatten. Tegenwoordig leren aanstaande parodontologen een cirkeldiagram hiervan te maken. Op sommige factoren hebben we geen invloed en daarom is het des te belangrijk de factoren te beïnvloeden waarvan dat wel mogelijk is, zo wordt dan uitgelegd aan de patiënt. Hiermee neemt de vatbaarheid voor parodontitis af en is er meer kans op een succesvolle behandeling. Wat de professional kan doen in deze casus, is zorgen dat alle plak verdwijnt, subgingivaal reinigen, mondhygiëne instructies geven, verbetering van het dieet aanbrengen, stoppen met roken bespreken, begeleiden in stressverlaging en verwijzen / overleggen met de huisarts.

Lage bijdrage genetica

Bij de tweede casus is de causaliteit anders. Deze patiënt is 58 jaar, rookt 30 jaar, is 20 jaar niet naar de tandarts geweest en is diabeet. Hij heeft veel meer kroon- en brugwerk dan de vorige casus en heeft wel net zulke ernstige parodontitis bij dezelfde elementen maar is 20 jaar ouder. Hier is de relatieve bijdrage van genetica juist laag en heeft de leefstijl in combinatie met de ongebalanceerde biofilm veel meer invloed, naast de invloed van de suikerziekte.

Abnormale gastheerreactie

De verlaagde immuunfitness leidt er toe dat de gastheer niet goed reageert en is er een abnormale gastheerreactie. Deze is soms reversibel tot normaal. Gingivitis is geen abnormale gastheerreactie maar beschermt de gastheer op verspreiding van bacteriën in het lichaam. Gingivitis is compleet reversibel maar kan wel leiden tot parodontitis. Tijdens het hebben van parodontitis is er sprake van opvlamming en rustigere fases waarin er geen voortgang is van ziekte. Dus zo is het in zijn geheel vaak een langzaam proces in voortschrijding. Je ziet bijvoorbeeld na griep of na een scheiding een verslechtering.

Het belang van nutriënten

Bij de ene patiënt is er sprake van een hyperreactie van het lichaam en bij anderen is het juist een hyporeactie. De hyperreactie wordt vaak aangestuurd door een genetische factor. Eigen cellen reageren dan te fel op de aanval van bacteriën omdat ze zo geprogrammeerd zijn. Hyporeactiviteit komt vaak door roken, suikerziekte of vitamine C gebrek. De neutrofielen kunnen dan niet goed werken. Geen resolutie betekent dat het immuunsysteem in een actieve fase hangt en daarin blijft ronddraaien. De moleculen die resolutie bevorderen worden gemaakt van omega vetzuren en dat zit in vette vis en wordt aan bepaalde boter toegevoegd. Dus niet alleen de kiwi’s zijn belangrijk, ook vette vis of voedingssupplementen zijn belangrijk. Dit is dus behoorlijk belangrijk om met je patiënten te bespreken.

Bacteriën groeien goed op de extra bloedtoevoer

Gramnegatieve anaerobe bacteriën groeien enorm goed op bloed en eiwitten. Dus het afweersysteem, waarbij er allerlei eiwit-stoffen naar het ontstoken gebied (bloedende pockets) worden gezonden, veroorzaakt juist een ecosysteem dat gunstig is voor de paropathogenen. Daarom streven we naar pocketreductie met weinig bloeding. Anders blijft het een vicieuze cirkel als we niet ingrijpen op de bacteriën en de afweerreactie via leefstijlinterventies.

Parodontitis is een systemische ziekte

Parodontitis is geen lokale ziekte met systemische effecten maar parodontitis is ook een systemische ziekte net zoals allerlei andere chronische ziekten zoals reuma. Parodontitis kan zich ook uiten als co-morbiditeit van diabetes. Allerlei ziektes hebben uiteindelijk een bepaalde samenhang. Zo is er ook een relatie van parodontitis tot allerlei hart- en vaatziekten. Meerdere keren is er vastgesteld dat er causale genetische factoren zijn die volledig hetzelfde zijn bij parodontitis als bij hart- en vaatziekten. Dus wellicht gaat dit via eenzelfde pathologische route. Vandaar dat mogelijk bij mensen die erfelijk belast zijn waar te nemen is dat deze ziekten vaak samengaan. Mensen met ziekte zijn dus gevoeliger om ook andere ziekten te hebben. Het zou zo kunnen zijn dat mensen met parodontitis vaker andere ziekte(n) hebben en zelfs multi morbiditeit. Dat laatste komt in Europa steeds vaker voor. Dat kan wellicht doordat men ouder wordt, door toename van welvaartziektes of door verbeterde diagnostiek.

Bloeding van de gingiva

Fridus van der Weijden loste Loos af en vroeg zich af of de bloedingsindex een goede meetlat is voor parodontale gezondheid of niet. Uit histologisch onderzoek blijkt dat met een dunne gingiva het ontstekingsinfiltraat goed visueel waar te nemen is maar dat bij een dik fenotype het infiltraat het orale oppervlak niet bereikt waardoor het niet zichtbaar is. Algemeen wordt daarom aangenomen dat visuele symptomen van ontsteking onbetrouwbaar zijn (zeker als ze afwezig zijn) en dat bloeding na sonderen een betrouwbaarder symptoom is voor het vaststellen van parodontale ontsteking. Uit onderzoek blijkt dat in geval van gingivitis de bloedingsneiging beter te diagnosticeren is door langs de gingivarand te strijken in plaats van het aftasten van de bodem van de pocket. De richting van pocketsonde is hierbij van invloed, want een grotere hoek geeft een lagere bloedingsindex. Ook de kracht en diameter van de pocketsonde heeft hier invloed op en het belang van dit alles bij elkaar wordt vaak onderschat. Bloeding na sonderen geeft een beperkte maar op basis van meerdere metingen in de tijd wel een bruikbare indicatie of er sprake is van progressie. Meest voorspelbaar is dat als een pocket bij elke meting continue niet bloedt dit een goede maatstaaf is van stabiliteit. Daarmee is de afwezigheid van bloeding na sonderen een belangrijke diagnostische tool.

Percentage bloeding

Hoeveel procent bloeding maximaal nog acceptabel is, daar verschillen de meningen van wetenschappers over. Als ‘end point’ van parodontale therapie variëren de getallen van ≤10-30%. De Nederlandse (NvvP) richtlijn voor parodontologie in de algemene praktijk geeft als criterium ≤ 20%. Wel speelt de methode van sonderen hierbij een rol. Als je uitsluitend op 6 plaatsen rondom een element meet zal de bloedingsneiging lager uitvallen dan als je ‘exploratief’ al wandelend met de pocketsonde rondom het element de bloeding bepaalt. Duidelijk lijkt dat de bloedingsneiging in elk geval onder de 30% moet zijn. Studies die gekeken hebben naar het effect van behandeling laten zien dat reductie van de bloedingsneiging vaak al wordt bereikt door het verbeteren van de mondhygiëne. Bij het constateren van parodontale problemen is dit daarom de eerste stap van behandeling die meteen een indicatie geeft van hoe gemotiveerd de patiënt is. Hoewel instrumenteren een grote beïnvloedende factor zal enkel een professionele gebitsreiniging onvoldoende effect hebben als de mondhygiëne ondermaats is. Binnen het paro-preventie traject is aandacht voor het niveau van zelfzorg met passende instructie en begeleiding daarom van essentieel belang

Chirurgie versus non-chirurgie

Ook besprak van der Weijden het chirurgische versus non-chirurgische parodontale therapie. Het effect van niet-chirurgische therapie is bij pockets tot 6mm bij goede mondhygiëne niet verschillend van chirurgisch. Daarover is Van der Weijden het met Lang eens. Maar na niet-chirurgische therapie blijven er wel wat meer pockets verdiept die bij intake al boven de 6mm waren en dat vraagt dus om intensievere nazorg. Meerdere diepere pockets (vanaf 6mm) hebben namelijk een grotere kans op progressie binnen vijf jaar. Ook blijven furcaties vaak wat achter op het behandelresultaat, in 25% van gevallen zie je toch progressie van parodontale afbraak. Niet alleen voor de patiënt maar ook voor de mondzorgverlener zijn furcaties moeilijk te behandelen.

Roken

Met goede nazorg waarbij men trouw op de afspraken komt en bij goede mondhygiëne, kan er met (niet) chirurgische parodontale therapie stabiliteit worden behaald. Of iemand rookt is hierbij wel een belangrijke factor die een negatief effect heeft. Stoppen met roken is daarom aan te bevelen als onderdeel van parodontale therapie maar op welke termijn dit effect heeft op de bloedingsindex en op pocketreductie is onduidelijk. De literatuur zegt dat dit pas na 12-24 maanden zichtbaar is.

Prof. dr. Klaus Lang is al vijftig jaar hoogleraar en ereprofessor aan universiteiten over de hele wereld. Hij heeft meer dan 650 artikelen gepubliceerd in peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften en verschillende leerboeken, en heeft lezingen gegeven op vijf continenten. Hij richtte het tijdschrift Clinical Oral Implants Research op en was 26 jaar lang hoofdredacteur, tot 2016. Hij is erelid van 17 nationale en internationale organisaties, waaronder de American Academy of Periodontology.

Prof. dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk, behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is emeritus hoogleraar parodontologie bij ACTA.. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontitis op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis, in het bijzonder genetische en immunologische factoren .Loos is erelid van de NVvP en ontving de ‘Distinguished Scientist Award in Periodontal Disease’ van de IADR.

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde af al tandarts, promoveerde en werd benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. Door zijn wetenschappelijke oeuvre verwierf hij meerdere (inter)nationale prijzen onder andere van de NVvP, het Ivoren Kruis, de IADR en de ORCA. Hij is erkent als tandarts-parodontoloog door de NVvP en tandarts-implantoloog door de NVOI. Het grootste deel van zijn carrière verdeelt hij zijn tijd tussen Paro Praktijk Utrecht, Implantologie Utrecht en de sectie Parodontologie van ACTA.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof.dr. Klaus Lang, prof.dr. Bruno Loos en prof.dr. Fridus van der Weijden tijdens het NVvP-congres Back to the Roots.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
De Mondzorgkaravaan

Weer een huis en aan het werk door de Mondzorgkaravaan

Mondzorg blijft nog voor veel mensen onbetaalbaar. Om dit tegen te gaan trekt er door Nederland een Mondzorgkaravaan van Dokters van de wereld rond. Zij geven gratis mondzorg aan mensen die het niet kunnen betalen. Caroline van Wingaarden, coördinator Mondzorg van Dokters van de Wereld, vertelt er alles over.

De Mondzorgkaravaan

“De Mondzorgkaravaan is onderdeel van het mondzorgprogramma van Dokters van de wereld. Hierin bieden we mondzorg aan mensen die het anders niet kunnen betalen. Denk aan ongedocumenteerde mensen, zij zijn namelijk niet verzekerd, maar ook dak- en thuislozen en mensen die leven onder de armoedegrens. De behandelingen worden uitgevoerd door vrijwillige tandartsen, die een half uur per patiënt hebben. Het gaat voornamelijk om noodbehandelingen.

We hebben een Zorgbus waar we medische zorg bieden aan mensen die anders geen medische zorg kunnen krijgen. We constateerden al gauw dat veel klachten betrekking hebben op het gebit. Eerst was het 1 op de 5 klachten en daarna werd het 1 op de 4. Dit was de aanleiding voor de Mondzorgkaravaan. De karavaan bestaat uit een tandartsbus en preventiebus. Als we voor de deur staan, staat er ook wel wat. Ze zijn namelijk 9,5 en 7,5 meter lang.

Behandeling en voorlichting

Als we ergens heen gaan, werken we altijd samen met een organisatie. Dit kan bijvoorbeeld een voedselbank of een dakloze opvang zijn. Deze organisatie kent de mensen al en maakt vooraf een selectie van wie geholpen gaat worden. Er kunnen ongeveer veertien mensen op een dag geholpen worden. Naast behandelingen geven we ook voorlichting over preventie. Dit in de vorm van een poetsvoorlichting.

In 2019 is de karavaan voor het eerst het land in gegaan. Helaas kwam toen corona en heeft het een jaar stilgelegen. In 2021 was hij weer mobiel. We hebben meer dan 1500 mensen geholpen met de karavaan. Al heel wat, maar als het aan ons had gelegen waren het er nog veel meer. Helaas zijn we wel beperkt met wat we kunnen doen. We draaien dit programma met alleen sponsoring van o.a. Prodent en Septodont. Zij maken het mogelijk dat dit programma draait en de bus het land in kan.

Weer aan het werk

Het leukste van de karavaan blijft het mensencontact. Zien hoe blij mensen zijn met de hulp. Ik krijg soms berichten van mensen die weer aan het werk zijn gegaan doordat ze een prothese hebben gekregen of die nu een huis hebben. Dit omdat ze weer presentabel zijn en weer kunnen meedoen met de maatschappij. Van zulke berichten word ik heel blij en merk dan weer hoe belangrijk het is wat we doen.

Publiciteitsmiddel

Verder wordt de karavaan ook gebruikt als publiciteitsmiddel. Er is vaak pers bij en tandartsen komen langs om zich aan te sluiten bij het Compassie Netwerk. Vaak komt de wethouder uit de stad ook nog langs. De karavaan is dus een heel mooi middel om alle partijen bij elkaar te brengen.”

Vrijwillige tandarts Xander Meijs aan het werk in de tandartsbus

Vrijwillige tandarts Xander Meijs aan het werk in de tandartsbus

Het Compassie Netwerk

“Naast de Mondzorgkaravaan zetten we ook een netwerk op, het Compassie Netwerk, van mondzorg professionals met compassie, die bereid zijn om gratis vervolgbehandelingen te doen. We hebben gezien dat een half uur vaak niet voldoende is en daarom hebben we het netwerk opgezet. De praktijken in het netwerk nemen dan minimaal 10 patiënten per jaar op die ze gratis behandelen. Tot nu toe zitten er ruim dertig praktijken in het netwerk en is het over 9 steden verdeeld. In sommige praktijken doen er meerdere tandartsen mee. In Amsterdam zijn er twee praktijken die minstens 20 patiënten per maand behandelen. We kijken per praktijk wat er mogelijk is en maken zo afspraken. Wat we wel altijd meegeven is dat we voor pijnvrije en ontstekingsvrije behandelingen gaan, zodat mensen weer een functioneel gebit hebben.

Netwerk

We zoeken praktijken in steden waar we met de karavaan komen, maar praktijken kunnen zich ook altijd zelf aanmelden. We willen het netwerk zo veel mogelijk uitbreiden en iedereen is welkom om zich aan te sluiten. Verder komt er in de toekomst een samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een aantal gemeenten om te kijken hoe we het maatschappelijke vangnet in die gemeenten kunnen versterken. We zetten ons in om mensen nadat ze bij de karavaan zijn geweest te helpen om terug te stromen in de gemeentelijke regelingen die er zijn.”

Ik vind het heel mooi wat we met de Mondzorgkaravaan en het Compassie Netwerk in de wereld zetten. Jammer dat het nog nodig is, maar die noodzaak is er gewoon nog steeds. Er wordt geschat dat minstens anderhalf miljoen mensen geen geld hebben voor de tandarts. Het blijft voorlopig dus nog heel erg nodig om zo veel aandacht eraan te besteden.

Interview door Jennifer Delgado. met Caroline van Wingaarden, projectleider Mondzorgcampagne bij Dokters van de Wereld

 

 

Lees meer over: Interview, Opinie, Thema A-Z
Mondpleister

Nieuwe zelfklevende pleister voor behandeling van mondziekten lichen planus en afteuze stomatitis

Er is onderzoek gedaan naar een nieuwe zelfklevende pleister voor de behandeling van Lichen planus en recidiverende afteuze stomatitis (RAS). De Dental Tough Adhesive (DenTAI) pleister bezit robuuste mechanische eigenschappen, is in staat tot sterke hechting en zorgt voor langdurige afgifte van clobetasol-17-propionaat.

Mondziekte OLP en RAS

In de mond kan orale lichen planus voorkomen, een ziekte gekenmerkt door witte vlekken aan de binnenkant van de mond. Residiverende afteuze stomatitis wordt gekenmerkt door mondzweren.

Onderzoek

Het onderzoek werd geleid door David T. Wu van de Harvard University School of Dental Medicine. De studie karakteriseerde ex vivo adhesie aan verschillende orale weefsels zoals de tong, lip, tandvlees en mondslijmvlies met behulp van mechanische tests. De cytotoxiciteit werd onderzocht met behulp van de WST-cellevensvatbaarheidstest op humane tandvleesepitheelcellen. De afgifte van clobetasol 17-propionaat werd beoordeeld met behulp van vloeistofchomatografie-massaspectrometrie (LC-MS).

Dental Tough Adhesive pleister

Van de nieuwe DenTAl pleister is vastgesteld dat het verbeterde fysische en adhesieve eigenschappen heeft in vergelijking met bestaande orale technologieën. De pleister heeft een adhesie van 2 tot 100 keer aan orale weefsels en een rekbaarheid van 2 tot 15 keer. Het clobetasol-17-propionaat dat in DenTal is verwerkt, werd gedurende weken op een aanpasbare, aanhoudende manier afgegeven en vertoonde in vitro immunomodulerende eigenschappen zoals het verlagen van verschillende cytokines.

Resultaten

De resultaten van de studie suggereren dat DenTAl een veelbelovende innovatie zou kunnen zijn voor de intraorale toediening van kleine molecuulgeneesmiddelen die geschikt zijn voor de behandeling van pijnlijke orale laesies met inflammatoire aandoeningen zoals OLP en RAS.

Bron:
International association for dental research

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
De compacte kanaalvulling

De compacte kanaalvulling

Hoe kan je zo voorspelbaar mogelijk het wortelkanaal vullen en wat hebben we daar precies voor nodig? Welke vultechnieken zijn er voor handen en welke verschillende vulmaterialen kunnen daarbij gebruikt worden om tot een voorspelbaar eindresultaat te komen?

De kanaalvulling is hetgeen dat je altijd terug zult zien op de röntgenfoto. Voor een goede kanaalvulling zijn ook de andere stappen van de endodontische behandeling van belang:

  • Goede lengtebepaling
  • Goede kanaalpreparatie
  • Goede irrigatie

Let op: de vulling kan er op de foto goed uit zien, maar dat hoeft niet te betekenen dat het ook goed schoon is.

Tijdelijke afsluiting wortelkanaal

Als tijdelijke afsluiting van het kanaal zijn een aantal dingen aan te raden:

  • Doe geen watje in het kanaal!
  • Wat kan wel: cavit alleen
    Een laag van vier millimeter cavit is voldoende, indien de behandeling snel afgemaakt wordt. Duurt het langer, doe er dan glasionomeer overheen.
    Er is in de literatuur geen informatie over teflon afgedekt door glasionomeer, maar dit lijkt ook een goed alternatief te zijn.

Het wel of niet insluiten van calciumhydroxide blijft een discussiepunt. In Nederland zijn we tegen, maar in het buitenland wordt dit wel veel gedaan. Calciumhydroxide heeft invloed op de hechting van de restauratie. Bij het tijdelijke afsluiten kan het geen kwaad om hypochloriet of water in het kanaal achter te laten. Pas wel op als je cavit aanstampt en er nog hypo in het kanaal staat: er kan een klein deel doorgeperst worden en dit kan gevoeligheidsklachten geven.

 Doel van het vullen van het kanaal

  • Apicale foramen blokkeren
  • Voorkomen dat de bacteriën die in het kanaal achterblijven lekken naar het foramen
  • Bacteriën isoleren zodat ze niet verder kunnen uitgroeien
  • Voorkomen dat er een herinfectie ontstaat
  • Wondverband: bij een open apex is er meer contact tussen apicale weefsel en de kanaalinhoud

Vulmaterialen

Gutta-percha

Dit is gemaakt van het sap van een plant uit Indonesië. Onbewerkt is het een bros materiaal dat we niet goed kunnen gebruiken. Er wordt Zinkoxide aan toegevoegd en hierdoor krijgt het een betere consistentie. Daarnaast wordt er een radiopaak materiaal toegevoegd zodat het zichtbaar wordt op de röntgenfoto.

Er zijn twee verschillende soorten

– Alpha : voor de warme vultechniek. Dit is op kamertemperatuur heel bros en breekt makkelijk. Bij verwarmen wordt dit vloeibaar.
– Beta: te gebruiken bij kamertemperatuur. Dan is het een flexibele solide massa en het wordt minder vloeibaar bij verwarmen.

Vroeger voegden we nog dingen (bijvoorbeeld chloorhexidine, CaOH of tetracycline) toe aan gutta-percha met het idee dat het zou lekken en de desinfectie van het wortelkanaal zou helpen.
Dit is echter onwenselijk. Op de plekken waar lekkage optrad, ontstonden holtes en daar konden bacteriën zich in ontwikkelen. Deze gutta-percha soorten kan je dus beter niet gebruiken!

De voordelen van gutta-percha

  • Makkelijk te manipuleren
  • Niet toxisch
  • Radiopaak materiaal
  • Makkelijk te verwijderen en oplosbaar
  • Na restaureren verkleurt het element niet

De nadelen van gutta-percha

  • Geen zelfstandige hechting aan kanaal: hiervoor is sealer nodig
  • Krimpt als het afkoelt: kan loskomen van kanaal
  • Bij langer bewaren wordt het bros

Er is cement nodig om de guttapercha aan het kanaal te laten plakken en om het volledige kanaal en de bijbehorende isthmus op te vullen.

Cement

De ideale eigenschappen van cement

  • Biocompatibel: geeft een gunstige weefsel reactie van lichaam (of in ieder geval bioinert: geeft geen reactie)
  • Onoplosbaar na uitharden
  • Dimensionaal stabiel (weinig krimp of uitzetting)
  • Verwijderbaar
  • Bacteriostatische/antibacteriële werking
  • Ongevoelig voor inwerking weefselvocht

Verschillende types cement

Tegenwoordig is AHplus cement de gouden standaard.  Dit is een epoxyhars en voldoet aan veel van de bovenstaande eisen. Een nadeel hiervan is dat het niet tegen vocht kan en ook niet zo biocompatibel is. Voordat het uitgehard is, kan het cytotoxisch zijn.

MTA kan wel tegen vocht en is ook biocompatibel. MTA heeft zelfs vocht nodig om uit te harden. Het heeft veel toepassingsgebieden: zoals de open apex, bij perforaties of bij een pulpotomie met deels vitaal weefsel. Helaas is dit niet zo makkelijk in gebruikt en is er meer risico op verkleuringen.

Biokeramische cementen heten ook wel calciumsilicaten. Ze zijn onoplosbaar na uitharden, maar geven wel wat lekkage van Calciumionen. Lekkage is normaliter ongewenst, maar is in dit geval een positieve eigenschap. De oude cementen van dit type losten meer op en tussen verschillende soorten zijn er flinke verschillen. Het zijn allemaal biocompatibele cementen en bruikbaar in smalle kanalen, waar MTA lastig is in de verwerking.

Veranderen van cement

Het is lastig om verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken. Het is belangrijk om te controleren of het cement vergeleken wordt met de gouden standard (AHplus of MTA). Let er daarnaast op of het gaat om wel of niet uitgehaald cement en of het gaat om een in vitro of in vivo onderzoek. De reactie van het cement op een biofilm kan daarnaast heel anders zijn dan op een losse bacterie en toevoegingen aan het cement kunnen de eigenschappen veranderen.

Tabel - Veranderen van cement

Klik hier voor een vergrote versie

Bij het vullen van de kanalen willen we de kanaalvulling 0-2 millimeter van de röntgenologische apex. We willen een compacte kanaalvulling, zodat er geen ruimte is voor bacteriën om uit te groeien.

De hoofdstift is het begin van de kanaalvulling. Deze heb je in verschillende vormen en maten, waarbij de taper een belangrijk begrip is. Heeft een guttaperchapoint met taper .2 dan wil dat zeggen dat de diameter per millimeter 0,2 mm toeneemt. Je kunt van een hoofdstift 30, een hoofdstift 35 maken door apicaal een stukje van de stift af te halen en zo een grotere diameter te verkrijgen.
De hoofdstift moet goed op lengte komen een heeft tugback nodig. Dat wil zeggen dat de stift apicaal voldoende weerstand heeft en je deze niet zomaar door de apex heen kan duwen. Bij een stift met een grotere taper kan het voelen alsof de stift apicaal tugback heeft, maar kan hij ook halverwege het kanaal vastlopen. Indien je twijfelt, pakt dan een stift met een kleine taper (.2) en controleer of deze ook tugback heeft.

Redenen waarom een stift niet op lengte komt

  • De stift heeft meer taper dan het kanaal
    Dan is het zaak om een hoofdstift met een kleinere taper te gebruiken
  • Er is niet voldoende op lengte geprepareerd
    Controleer hierbij of de hoofdvijl wel op lengte komt
  • Het kanaal is geblokkeerd door debris
    Gebruik een dunne vijl en spoel uitgebreid
  • De hoofdstift buigt om
    Dit kan meerdere redenen hebben. De hoofdstift kan te klein zijn of er kan sprake zijn van een fause route. Deze passeren kan door met voorgebogen vijlen te prepareren en de stift voorgebogen te plaatsen
  • Een combinatie van bovenstaande oorzaken

Er zijn verschillende vultechnieken voor het kanaal beschikbaar

  • Laterale condensatie: hiermee zijn de meeste tandartsen opgeleid
  • Warme compactie
  • Single cone vultechniek
  • Vultechniek met behulp van een carrier

Koude laterale condensatie

Hierbij wordt een hoofdstift geplaatst. Naast de hoofdstift worden met behulp van een spreader kleinere secundaire stiften geplaatst. Het is een voorspelbare vultechniek, waarbij er goede controle is over het vullen op de juiste lengte. Daarnaast is het een goedkope en makkelijke techniek.

Er kleven ook een aantal nadelen aan. Het vullen kosten relatief veel tijd, er ontstaat geen compacte massa met gutta-percha omdat er altijd een ruimte overblijft waar de spreader zat. Andere nadelen zijn: bij het vullen wordt er veel druk op het kanaal uitgeoefend, door de secundaire stiften is er weinig overzicht en soms trek je de hoofdstift of de gehele guttapercha massa eruit.

Warme laterale condensatie

Deze techniek lijkt veel op de koude laterale condensatie. Het verschil is dat hierbij gebruikt wordt gemaakt van een warme spreader, waardoor de kanaalvulling homogener wordt.

Single cone vultechniek

Dit een makkelijke en snelle manier om het kanaal te vullen. Het is daarnaast voorspelbaar en goedkoop en de kanaalvulling kan, indien nodig, makkelijk en eenvoudig verwijderd worden.  Het grote nadeel hierbij is dat het erg afhankelijk is van de sealer. Bij een ovaalkanaal lijkt deze vultechniek dan ook geen goede optie.

Vultechniek met behulp van een carrier

Dit is beter bekend onder de namen guttacore of thermafill. Op de röntgenfoto ziet deze techniek er altijd heel goed uit en ook de laterale kanalen worden vaak gevuld. Voor deze vultechniek is een oventje nodig om de guttapercha te verwarmen en de lengte is lastiger goed in te schatten. Een nadeel hiervan is dat er stripping op kan treden. Hierbij blijft er alleen een plastic kern achter en geen guttapercha en dit is erg lastig om te verwijderen. Daarnaast is er ook risico op extrusie van guttapercha uit het wortelkanaal.

Warme compactie

Hierbij wordt een hoofdstift geplaatst. Deze wordt 4 millimeter van de apex afgebrand en de rest van het kanaal wordt opgevuld met warme spuitbare guttapercha in segmenten.

Het voordeel hiervan is dat er een homogene massa van guttapercha in het gehele kanaal komt en vaak ook in de laterale kanalen. Het is een snelle techniek, die wel wat oefening vergt. Er moeten materialen voor aangeschaft worden, wat de techniek iets duurder maakt.

Vergelijking van de verschillende methodes

Vergelijking van de verschillende methodes

Klik hier voor een vergrote versie

Sealer

Vaak wordt er iets van sealer doorgeperst. Het nadeel hiervan is dat er vaak ook geïnfecteerd debris meekomt. De sealer lost soms op, maar vaak los alleen het radiopake bestandsdeel op, waardoor het niet meer zichtbaar is op de solo. Het succespercentage lijkt iets minder gunstig te zijn, wanneer een apicalis sealer doorgeperst wordt bij parodontitis apicalis.

Welke manier heeft het hoogste succespercentage?

Dit is een vraag die lastig te beantwoorden is. Uit een studie uit 2008 en 2010 blijkt dat er weinig verschil te vinden is tussen de verschillende technieken. Niet alleen de vultechniek is van belang, maar ook de uitvoering van de gehele wortelkanaalbehandeling.

Take home massages

  • Blijft 0-2 mm van de röntgenologische apex
  • Zorg voor een goede kwaliteit kanaalvulling
  • Zorg voor een goede coronale afsluiting

Dan is er een slagingspercentage van ongeveer 85% en een 10-jaars overlevingspercentage van tussen de 83-96%

De aanwezigheid van buurelementen zorgt voor een betere overleving. Daarnaast gaan endodontisch behandelde pijlerelementen vaker verloren en zorgt de aanwezigheid van een kroon voor een hogere overleving. Een molaar heeft een lagere overlevingskans dan een één-kanalig element.

Bij verschillende elementen, horen verschillende anatomische variaties waardoor de technische toepasbaarheid van vultechnieker wel of niet aan te raden is.

Incisief in onderkaak

Deze heeft vaak een ovaal kanaal met een linguale schouder. Wanneer de linguale schouder verwijderd wordt, komt vaak nog een tweede kanaal in beeld. De vultechniek die hierbij het beste werkt is de warme laterale compactie.

Premolaren

Deze hebben vaak twee wortelkanalen en dan zijn alle vultechnieken goed toepasbaar. Een variatie die lastiger is, is wanneer de kanaalsplitsing zich diep in het kanaal bevindt. Deze variatie is niet goed te vullen wanneer je geen warme vultechniek ter beschikking hebt.

Molaren

Hierbij zit er een groot verschil tussen de aanwezige kanalen. Het palatinale kanaal van de bovenmolaren en het distale kanaal van de ondermolaar zijn vaak ovaal en hierbij is alleen een single cone enorm afhankelijk van de sealer. Wanneer je dit wil toepassen is het verstandig om ook secundaire stiften toe te voegen.

Wanneer er sprake van een C-shaped kanaal is de best toepasbare techniek de warme vultechniek.

Elementen met een apicale kromming

Elementen met een apicale kromming lenen zicht het beste voor een single cone techniek apicaal Dit omdat de spreader niet voorbij de kromming komt. Wanneer er sprake is van interne resorptie is een warme compactie de aanbevolen optie en bij een open apex MTA.

Warme technieken

Bij het gebruik van de warme technieken kan de patiënt soms reageren ondanks de verdoving. Ook doorpersen kan een vergelijkbare reactie geven. Belangrijk bij het gebruik van de warme technieken is om het warme instrument zo kort mogelijk in het kanaal te laten: touch and go.

Na het aanbrengen van een MTA-plug werkt de warme compactie ook goed. Een ander alternatief is eerst het aanbrengen vaan een glasionomeercement om dit vervolgens af te dekken met composiet. Het nadeel hiervan is de krimp van het composiet. Er is hierbij nog geen duidelijke voorkeur.

Opbouw in het wortelkanaal

Na het vullen van de kanalen moet een opbouw gemaakt worden in het wortelkanaal. Indien gebruik wordt gemaakt van een driestaps-adhesief zal er na het etsen gespoeld worden. Hierdoor haal je het bovenste laagje sealer weg, maar dit heeft weinig effect op de gehele kanaalvulling. Dit lijkt dus ook niet zo’n probleem te zijn, wanneer het daarna weer gedroogd wordt.

Dieuwertje de Groot – Kuin studeerde in 2010 af aan het ACTA als tandarts en rondde in 2017 haar opleiding tot Endodontoloog af. Naast haar werk in de Verwijspraktijk voor endodontologie in Horst en Nijmegen is zij actief lid van de NVvE en geeft zij geregeld lezingen om iedereen de leuke kant van de endo te laten ervaren.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Dieuwertje de Groot – Kuin  tijdens het NVvE-congres De endo finish.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
kauwen

Mogelijk verband tussen bloedglucosewaarden en kauwfunctie bij diabetespatiënten

De bloedglucosewaarde van mensen met diabetes type 2 (DT2) hangt mogelijk af van hun kauwfunctie. Volgens een onderzoek bij 94 patiënten in Turkije dat is gepubliceerd in PLOS ONE hadden patiënten met een verminderde kauwfunctie een significant hogere bloedglucosespiegel.

Goed kauwen is belangrijk

Wanneer je begint met kauwen gebeuren er verschillende dingen. Voedingsstoffen worden uit het voedsel gehaald zodra het kauwen de aanmaak van speeksel stimuleert. Een bepaalde soort van deze voedingsstoffen, namelijk vezels, is erg belangrijk om de bloedglucosewaarden te verlagen. Verder stimuleert kauwen reacties in de darm die leiden tot verhoogde insulinesecretie. Ook krijg je door je eten goed te vermalen een meer verzadigd gevoel. Dit resulteert in minder voedselinname, en dus een kleinere kant op overgewicht – een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van DT2.

Inefficiëntie door verminderde occlusale ondersteuning

Twee Turkse onderzoekers onderzochten het verband tussen inefficiëntie bij het kauwen als gevolg van verminderde occlusale ondersteuning en bloedglucosewaarden bij proefpersonen met diabetes type 2. In de retrospectieve studie werd gekeken naar gegevens die waren verzameld bij 94 patiënten met DT2 uit een polikliniek in een ziekenhuis in Istanbul, Turkije.

Hogere bloedglucosewaardes bij slechter kauwen

De patiënten werden in twee groepen verdeeld: de eerste groep omvatte patiënten met een goede “occlusale functie” – genoeg tanden die goed waren geplaatst en zodanig contact maakten dat iemand goed op zijn voedsel kon kauwen. De bloedglucosewaarde van die groep was 7,48. De tweede groep kon niet of niet goed kauwen omdat ze sommige of al hun tanden misten; hun bloedglucosewaarde was met een waarde van 9,42 bijna 2 procentpunt hoger. Verschillen tussen de groepen in het aantal witte bloedcellen en de body mass index (BMI) waren niet statistisch significant.

Interventies identificeren

Uiteindelijk zou de bevinding artsen kunnen helpen bij het identificeren van interventies om het glucosebeheer bij patiënten met diabetes type 2 te verbeteren, zoals het plaatsen van tandheelkundige implantaten en het uitvoeren van geschikte vaste restauraties, suggereerden de auteurs.

Meer onderzoek nodig

“In de tussentijd is meer onderzoek nodig om de oorzakelijke relatie tussen occlusale ondersteuning, tandverlies en spijsverteringsfunctie op bloedglucosespiegels bij proefpersonen met [type 2 diabetes] te onthullen”, concludeerden ze.

Bronnen:
University at Buffalo

PLOS ONE

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Vapen - esigaret

Verwondingen in het gezicht door exploderende e-sigaretten

E-sigaretten zijn de afgelopen tijd heel erg populair geworden om nicotine te consumeren.
Hoewel het erg zeldzaam is, is het mogelijk dat e-sigaretten spontaan kunnen ontploffen. De gevolgen kunnen verwoestend zijn.

Onderzoek

Er werd een literatuuronderzoek uitgevoerd om verwondingen in het gezicht samen te vatten en de associaties tussen letseltypes, locatie en behandeling te onderzoeken. In een biomedische database werden de termen e-sigaret, explosie, ontploffing, trauma en brandwond gezocht en dat leverde 922 studies op. Chi-kwadraatanalyse werd gebruikt om te bepalen of het type verwonding en de bijbehorende locatie verband hielden met de resultaten van intubatie en chirurgische behandeling.

Resultaten

In the Journal of Oral and Maxillofacial Surgery zijn de resultaten gepubliceerd van alle gevallen van exploderende e-sigaretten, dat was onderzocht door Le trobe University. Er zijn in de afgelopen tien jaar 32 geregistreerde gevallen van exploderende e-sigaretten geweest. Hiervan had 62 procent van de patiënten een gebroken bot of tand en moest worden geopereerd – inclusief open reductie en interne fixatie, tandextractie, bot- en huidtransplantaten en oogchirurgie.

Doel van het onderzoek.

De universiteit benadrukt dat het er nog meer gevallen kunnen zijn van ontplofte e-sigaretten omdat het onderzoek alleen betrekking heeft op de gemelde incidenten. Verdere analyse heeft aangetoond dat er ook veel heup-, dij- en beenblessures voor komen door exploderende e-sigaretten in broekzakken. Het doel van het onderzoek is om de veiligheid van de e-sigaretten te verbeteren door middel van onderwijs en regelgeving. Hoewel de explosies zeldzaam zijn, kunnen ze leiden tot ernstige gevolgen, misvorming en zelfs de dood.

Conclusie

E-sigaretten kunnen exploderen en dit kan leiden tot ernstige orale en maxillafaciale verwondingen. Het zorgt met name voor verwondingen in het onderste derde deel van het gezicht waarvoor vaak een chirurgische ingreep nodig is.

Bron:
American Association of Oral and Maxillofacial Surgeons

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
M- en T-codes kiezen Er zit een gedachte achter

M- en T-codes kiezen: Er zit een gedachte achter

“Dat is de uitdaging in de parodontologie. Het is meer dan alleen tandsteen verwijderen en een instructie geven. Je zal letterlijk en figuurlijk dieper moeten gaan”, sprak Wijnand Teeuw tijdens het NVM congres. Gaan we het paro-preventietraject in of toch het volledige parotraject, en hoe zit dat dan met de M-codes/T-codes? Lees het congresverslag.

Wijnand Teeuw opent met het bespreken van een casus. Het ging hierbij over een vrouw die spontaan bij hem kwam, dus zonder verwijzing. Ze had weleens klachten en een familielid had geadviseerd om naar een parodontoloog te gaan. Ze ging al elke 3 maanden naar de mondhygiënist en elke 6 maanden naar de tandarts. Beiden hadden niet de intentie om te verwijzen. Er werd wel regelmatig een meting gedaan en nazorg gegeven. Normaal zou je na een status toch even achter je oren krabben, maar Teeuw miste dit totaal. Bijvoorbeeld of er in de T-codes gebleven zal worden of dat er naar de M-codes zou worden overstapt.

Steeds evalueren

Doe jij bij je patiënten wezenlijk fundamenteel iets anders als je een T-code gebruikt bij iets wat je onder een M-code zou moeten doen? Teeuw adviseert om je dit elke keer dat je iemand behandelt onder een T-code af te vragen. Er werd bij de besproken casus direct een T043 gedaan na het afnemen van de parodontiumstatus. Dit gebeurde allemaal in minder dan 40 minuten. Er stonden geen aantekeningen bij de T032, geen enkele reflectie. Waarom vond de behandelaar dat de meting nodig was, wat waren de bevindingen en wat is het vervolgplan? De tandarts had verdiepte pockets van 5 à 6 mm gezien voordat de status werd gemaakt. Twee maanden later was er een behoorlijk verschil te zien want er waren diepere pockets dan dat maar hier werd niks over gezegd. Daarna brak er een knobbel af en werd deze gerepareerd. Vervolgens werd er gepland om een kroon te plaatsen. Was dat wel verantwoord? Er lijkt hier geen sprake te zijn geweest van communicatie. Vond de mondhygiënist dat wel zo verstandig in deze mond en op dit element? In de paro-richtlijn staat dat je continue moet evalueren, moet nadenken en de patiënt daarin ook zal mee moeten nemen.

PPS2

PPS2 is altijd een punt van discussie. Het kan gingivitis zijn of juist parodontitis. Je gaat pas behandelen als de juiste diagnose is gesteld. Tegenwoordig werken we met een voorlopige werk-diagnose. Omdat we getraind zijn om eerst een diagnose te stellen, zag je dat bij de DPSI werd aangestuurd om eerst echt een diagnose te stellen. Maar feit is dat er heel vaak sprake is van gingivitis of geringe parodontitis en is dan zo’n uitgebreide parodontiumstatus wel nodig? Dus je kunt prima eerst een aanname maken. Als je veel plak ziet kan je bedenken dat dit gewoon de etiologische factor is en ga je dus eerst aan de slag met plakcontrole. Als mensen goed gaan poetsen, is vaak het hele probleem al opgelost. Je gaat dus eerst in op de etiologische factoren die hier waarschijnlijk van doen zijn en je doet gewoon een uitgebreide gebitsreiniging onder de M-code. Je wil deze patiënt niet pas over een half jaar terugzien. Je ging er vanuit dat het gingivitis was, je hebt de vermoedelijke etiologische factor weggenomen en dan is het verstandig om na 3 maanden te evalueren. Misschien is er dan sprake van een PPS1 maar zie je opnieuw een PPS2 en bovendien veel bloeding dan heb je reden om het nader te gaan bekijken. Dus je kunt de M-code ook standaard in eerste instantie voor PPS2 hanteren.

“Ik daag jullie uit om echt na te gaan denken waarom je de T-codes zou ingaan en waarom niet de M-codes.”, sprak Teeuw bemoedigend toe.

Ook m-codes

Miranda Belder, mondhygiënist, gaat hierop dieper de casuïstiek in en vertelt over patiënt die niet echt meewerkt met de behandeling. Meneer zijn motivatie blijkt ook niet bijzonder hoog. Ondanks het botverlies kiest ze hier om de M-codes te blijven hanteren. Dus ook als er wel sprake is van PPS3 kan je alsnog kiezen om de M-codes te blijven hanteren. Sla de voorwaardes van de paro-richtlijn er maar eens op na.

T-codes

Wanneer gebruik je dan wel echt T-codes? Dan is er sprake van een ander ziektebeeld dan flinke gingivitis. Je wilde een gezonde situatie? Dat kan niet meer dus beloof dit ook niet. De vraag verandert in: Hoe krijg je het stabiel? Dat is wel een realistische vraag. Op het moment dat je van M naar T gaat dan ga je van een relatief eenvoudige behandeling naar complexe situatie en dat vraagt een heel ander traject. Horen jouw patiënten in je T-codes hier nog thuis? Je moet bij je paro-patiënten gaan uitvissen wat er nu precies aan de hand is en hoe dat zo is gekomen.

Dat is de uitdaging in de parodontologie. Het is meer dan alleen tandsteen verwijderen en een instructie geven. Je zal letterlijk en figuurlijk dieper moeten gaan.

Gecontroleerde ‘afbouw’

Opnieuw neemt Belder ons mee een casus in. Een casus waarbij conditie van de gingiva maar niet verbetert en er helaas voor duurdere oplossingen geen financiën zijn. Er volgen extracties en mevrouw blijft maar door roken. Hierbij was er in eerste instantie met T-codes begonnen maar is er gekozen om af te stromen naar M-codes waarbij er af en toe een pocketregistratie plaatsvindt. Dit is een voorbeeld wat je gefaseerde en gecontroleerde ‘afbouw’ zou kunnen noemen.

In de T-code blijven

Vervolgens besprak ze een casus waarbij uiteindelijk chirurgie nodig bleek te zijn. De patiënt rookt fors en er was sprake van een ASA 2. Hierbij bleven toch nog behoorlijke restpockets over. Dit is een patiënt die in de T-codes bleef. Het is namelijk echt nogal behoorlijk wat werk, ook wegens de fluctuerende mondhygiëne. Bovendien moest er tandheelkundig gezien ook overlegd worden met de tandarts. Vooral de wens van de patiënt speelt hierin mee. Die wilde echt doorgaan en wilde het bijltje er niet bij neergooien.

Intrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie is vaak de doorslaggevende factor in de keuze of de T-codes gehanteerd blijven. Wil een patiënt er echt voor gaan of niet? Daarom is het belangrijk om hier meteen bij het eerste gesprek over te hebben. Je zet dus een stip op de horizon. Maar denk er ook aan om te bekijken of deze wens nog hetzelfde blijft in de tijd. Dit kan namelijk best wel eens veranderen.
Wijnand en Miranda sloten af met een take-home message:

‘We moeten als mondhygiënisten de NZA-tarieven gebruiken. Dat zijn maximumtarieven, je mag de tarieven altijd verlagen. Als de patiënt de stoel verlaat, moet je achter je declaratiegedrag kunnen staan. Vraag je eens af wat moreel declaratiegedrag is, klopt datgene wat je declareert met wat je hebt gedaan?’

Dr. Wijnand J. Teeuw, parodontoloog NVvP, behaalde in 2003 zijn doctoraaldiploma Biologie aan de Universiteit Utrecht met als afstudeerrichting Fundamentele Biomedische Wetenschappen (FBMW). In 2006 studeerde hij als tandarts af aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA).Van 2009 t/m 2012 volgde hij aldaar de MSc-opleiding tot parodontoloog, welke hij cum laude heeft afgerond. In 2017 promoveerde hij op de relatie tussen parodontitis en de algemene gezondheid, in het bijzonder diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Van 2015 tot 2018 was hij hoofd van de Kliniek voor Parodontologie ACTA en was hij een van de opleiders binnen de MSc-opleiding tot parodontoloog. Op dit moment is hij de drijvende kracht achter de verwijspraktijk voor parodontologie, implantologie en halitose: Vitalis Top Clinics in Alphen aan den Rijn. Daarnaast adviseert hij tandartsen en mondhygiënisten in het implementeren van parodontale zorg binnen de algemene tandartsenpraktijk.

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was daarna werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Lieneke Steverink – Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Wijnand Teeuw en Miranda Belder tijdens NVM congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Column Jerry Baas

Column: Blij

Blij dat er tandartsketens zijn en heel blij dat deze ketens van superpraktijken altijd op zoek zijn naar praktijkhouders die tegen hun pensioen aan zitten om hun praktijk te kopen, maar matig blij dat ik dan wordt geconfronteerd met sluwe onderhandelaars die je blij als een boer met kiespijn maken, omdat ze je een poot willen uitdraaien. Wie blij wil zijn moet pijn lijden.

Wel weer blij dat ik daarna deel uitmaak van een professionele organisatie in plaats van de ik-doe-maar-wat onderneming die ik nu bestier en zelfs super blij dat ik bij verkoop van m’n tent me niet meer hoef bezig te houden met al die  ’tandartsje pesten’ regels, die zelden nuttig zijn en waar je geheel niet blij van wordt.

Minder blij dat ik dan mijn eigen personeel niet meer kan aannemen en overgeleverd ben aan geschoolde managers die de blije sfeer in de praktijk niet als grootste prioriteit hebben, maar hopelijk wel weer blij om als ZZP-er aan de slag te gaan, want alleen maar blij zijn en niet de lasten, maar mag je dan nog wel de tandheelkunde uitoefenen waar je blij van wordt?

Geheel niet blij met de beloningsstructuur met een staffel die overtreatment in de hand werkt, maar wellicht toch weer blij zijn als het me ook lukt om goede vullingen voor mooiere te vervangen, waar ik iedere dag zo blij van wordt als ik op social-media kijk.

Blij ook met de tandarts-directeur die iedere dag alle x-foto’s naloopt of niemand iets gemist heeft om de omzet mee op te krikken, maar geheel niet blij als ik gedwongen wordt de Cerec gebruiken, omdat de ketenhouder daar blij van wordt, terwijl er een goedkoper, plastischer en blijer alternatief is. Wel weer blij als het me toch lukt om hoge omzetten te maken en daar blije schouderklopjes voor krijg en helemaal blij als mijn bankrekening er ook blij van wordt.

Misschien moet dit blije ei maar eerder met pensioen, zodat ik ook snel één van de vele blije onderdelen kan worden van een superieure tandartspraktijk, waar iedereen blij van wordt en z’n aandeelhouders nog wel het meest. Blij dat er tandartsketens zijn.

Jerry Baas, tandarts
Lees ook de andere columns van Jerry Baas

Lees meer over: Blog, Opinie, Thema A-Z
Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

De IGJ vindt het belangrijk dat taakdelegatie in de mondzorg goed georganiseerd is. Zij let bij haar inspecties in het bijzonder op de vraag of sprake is van ‘behandelingen door een onbevoegd of onbekwaam behandelaar, al dan niet via taakdelegatie.’ Het is dus nog steeds belangrijk om goed op een rijtje te hebben wie binnen de praktijk bevoegd is welke handelingen uit te voeren. Over voorbehouden handelingen en bevoegdheidsvraagstukken bestaat, ter bescherming van de patiënt, zeer gedetailleerde wet- en regelgeving. De belangrijkste zaken op een rij.

Uit het nieuwe “Toetsingskader Taakdelegatie in de mondzorg” (hierna: het “Toetsingskader”) van de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (hierna: de “IGJ”), dat geldt sinds eind 2023, volgt waar de IGJ naar kijkt bij het uitvoeren van voorbehouden handelingen door niet-tandartsen in opdracht van een tandarts. De IGJ let in het bijzonder op de thema’s i) opdracht, ii) toestemming en iii) aanwijzingen, toezicht, tussenkomst en bekwaamheid. De IGJ toetst of taakdelegatie op de juiste wijze wordt uitgevoerd, hetgeen zij in eigen woorden als volgt toelicht:

“De inspectie gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vindt het vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg en transparantie noodzakelijk dat taakdelegatie op een juiste wijze is georganiseerd in de praktijk.” […] Vanwege de wettelijke rol die de inspectie heeft in het toezicht op kwaliteit en veiligheid binnen de mondzorg voert ze een projectmatig onderzoek uit naar het werken met taakdelegatie.”

Wet- en regelgeving voorbehouden handelingen

In de wet is vastgelegd dat bepaalde medische handelingen voorbehouden zijn aan specifieke (beschermde) beroepstitels. De genoemde voorbehouden handelingen zijn van zodanige aard, dat het als onveilig wordt geacht als deze worden uitgevoerd door onbevoegden. Denk hierbij aan het geven van een injectie of het toepassen van defibrillatie.

De regelgeving omtrent de voorbehouden handelingen is te vinden in de wet Beroepen op de Individuele Gezondheidszorg (hierna: de wet BIG). Op grond van artikel 36 van de wet BIG hebben ook tandartsen de zelfstandige bevoegdheid tot een aantal van die voorbehouden handelingen, te weten:

  • Het geven van injecties
  • Het onder narcose brengen
  • Het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling (mits wordt voldaan aan de Kernenergiewet).
  • Heelkundige handelingen
  • Het voorschrijven van UR (Uitsluitend op Recept) geneesmiddelen

NB: tandartsen zijn dus – logischerwijs – niet bevoegd tot het uitvoeren van de andere voorbehouden handelingen die genoemd worden in wet BIG, zoals bijvoorbeeld het verrichten van een katheterisatie.

Deze opsomming geeft de tandarts daarnaast niet de bevoegdheid de handelingen zonder meer uit te voeren, de voorwaarde is dat handeling valt binnen het domein van de tandheelkunde. Niet alle verrichtingen die binnen een tandartspraktijk plaatsvinden worden genoemd in artikel 36 wet BIG. Handelingen zoals het verwijderen van tandsteen, het reinigen van het tandvlees of het stellen van een diagnose staan niet opgesomd in dit artikel. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de tandarts deze niet mag uitvoeren, het betekent slechts dat niet alleen de tandarts gerechtigd is tot de uitvoering.

Taakdelegatie naar niet-tandartsen

Om meer aan te sluiten op de dagelijkse praktijk, is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan dat anderen, bijvoorbeeld tandartsassistenten, de voorbehouden handelingen uitvoeren in opdracht van de tandarts. De wet en de IGJ stellen bepaalde voorwaarden aan deze zogenoemde “opdrachtrelatie”.

Wij sommen een aantal belangrijke aspecten op:

  • De zelfstandig bevoegde opdrachtgever, in dit geval de tandarts, geeft de opdracht. Belangrijk is dat de opdracht per patiënt wordt gegeven, inclusief eventuele instructies. De uitvoering van de opdracht moet door de tandarts worden geëvalueerd.
  • De tandarts dient zich ervan te overtuigen dat de opdrachtnemer bekwaam genoeg is de handeling uit te voeren. Deze bekwaamheid zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit een diploma of certificaat. Enkel een verwijzing naar een interne instructie of werkervaring volstaat daarbij niet. De IGJ stelt dat er bij een interne opleiding tenminste toezicht door professionals uit het opleidingscircuit moet zijn geweest.
  • Andersom wordt ook van de opdrachtnemer verwacht dat hij binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen blijft. Hij moet zichzelf in staat achten de opdracht tot een goed einde te brengen.
  • De tandarts moet, indien nodig, aanwijzingen geven over het verrichten van de voorbehouden handeling en de opdrachtnemer moet handelen conform die aanwijzingen. De tandarts dient het toezicht op het verrichten van de voorbehouden handeling(en) door opdrachtnemer voldoende te verzekeren. Of dit altijd een fysieke nabijheid – de tandarts bevindt zich in de praktijk – vereist, is niet in de wet uitgewerkt. Dit volgt wel uit het Toetsingskader: daarin is opgenomen dat de tandarts fysiek in de praktijk aanwezig moet zijn voor overleg, advies en de mogelijkheid van tussenkomst. De IGJ merkt daarin expliciet op dat telefonische bereikbaarheid, of bereikbaarheid anderszins op afstand, onvoldoende is. Met dit toetsingscriterium bevestigt de IGJ de tuchtjurisprudentie die al gold op dit punt en wordt de onduidelijkheid die gold ten aanzien van de vraag of fysieke aanwezigheid vereist is, weggenomen.
  • De patiënt moet ervan op de hoogte zijn dat diegene die hem helpt niet zelfstandig bevoegd is. De patiënt moet toestemming geven voor het uitvoeren van de handeling door de niet-zelfstandig bevoegde. Daarnaast moet deze toestemming vastgelegd worden in het patiëntendossier. Ook de geleverde prestatie (inclusief datum en code) en de zorgverlener die de prestatie heeft uitgevoerd moeten opgenomen zijn in het patiëntendossier.
  • Het is niet toegestaan invasieve cosmetische mondzorgbehandelingen te delegeren naar zorgverleners die geen tandarts zijn.
  • De opdrachtbeschrijving moet schriftelijk vastgelegd worden in een protocol taakdelegatie dat aanwezig moet zijn in de praktijk.  

Handhaving en sancties

Wanneer de IGJ – bijvoorbeeld in het kader van de door haar uitgevoerde controles – vaststelt dat de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering in opdracht niet (voldoende) in acht zijn genomen, kan dit leiden tot het opdragen van verbetermaatregelen. Ook heeft de IGJ de bevoegdheid over te gaan tot bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een boete, een aanwijzing of een bevel. In bepaalde gevallen kan de IGJ ook een tuchtprocedure initiëren. Kortom: maatregelen die u of uw praktijk behoorlijk kunnen schaden.

Om dergelijke maatregelen te voorkomen is het raadzaam de taakdelegatie binnen uw praktijk onder de loep te nemen. Dat geldt eens te meer gelet op de regels voor IGJ, waardoor IGJ sneller en meer informatie zal moeten publiceren over door haar uitgevoerde controles.

Door: Vivian Slotboom en Daniël Post – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

 

Lees meer over: Ondernemen, Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Deel uw bijzondere casussen met uw collega’s!

Casus: Nasaal geïmpacteerde asymptomatische mesiodens bij 13-jarige succesvol verwijderd met behulp van nieuwe techniek

Een nasaal geïmpacteerde asymptomatische mesiodens kan op verschillende manieren worden verwijderd. Een casusrapport in Advances in Oral and Maxillofacial Surgery beschrijft de succesvolle toepassing van een nieuwe chirurgische techniek, een gemodificeerde LeFort I vestibulaire incisie, bij een 13-jarige jongen.

Geen uitgebreid onderzoek of gebruik

De maxillaire mesiodens is een veel voorkomende ontwikkelingsafwijking, maar wordt zelden gevonden in de neusbodem. Gewoonlijk wordt een mesiodens dat zich op de neusbodem bevindt verwijderd via intra-orale buccale of palatale transalveolaire benaderingen, met behulp van endoscopie. In 2011 werd een nieuwe techniek beschreven, een gemodificeerde maxillaire vestibulaire benadering met subperiostale intranasale dissectie. Sindsdien heeft de chirurgische benadering echter geen uitgebreid onderzoek of toepassing ondergaan.

Gezonde 13-jarige

Het casusrapport, geschreven door tandheelkundigen uit Saoedi Arabië en Australië, beschrijft een gezonde 13-jarige jongen. Hij onderging een preorthodontische chirurgische verwijdering van een asymptomatische mesiodens in het neusgebied. Een CBCT-scan en orthopantomogram zorgden voor nauwkeurige 3D-lokalisatie van de geïmpacteerde tand, waardoor clinici betere manieren konden bedenken om chirurgisch toegang te krijgen tot uitdagende gebieden. De beelden toonden aan dat de extra tand zich submucosaal bevond en de neusbodem doorbrak, achter de centrale snijtand rechtsboven.

Nieuwe techniek

De patiënt en zijn ouders waren overeengekomen om de tand te laten trekken met behulp van de maxillaire transnasale vestibulaire techniek. De operatie werd uitgevoerd onder algehele anesthesie met oro-endotracheale intubatie. Het bot dat de mesiodens gedeeltelijk bedekte werd verwijderd en de tand werd getrokken.

Geen complicaties

“Door een LeFort I gemodificeerde vestibulaire maxillaire incisie van de hoektand naar de hoektand, werd subperiosteale dissectie van de voorste bovenkaak en neusbodem gedaan, waardoor toegang werd verkregen tot het voorste aspect van de neusbodem”, schreven de auteurs. De patiënt herstelde zonder complicaties.

Geavanceerde vaardigheden vereist

De chirurgische procedure vereist geavanceerde vaardigheden. Ook heeft het beperkte indicaties voor specifieke in de neus ingebedde mesiodens. Verder is het lastig om toestemming te krijgen voor het toepassen van een nieuwe techniek, wat de implementatie ervan verhindert.

Meerdere voordelen

Voordelen van de nieuwe techniek zijn daarentegen optimale zichtbaarheid tijdens de operatie, tijdsefficiëntie en vermindering van het risico op schade aan de bovenste snijtandwortels en nasopalatine neurovasculaire bundel. Dit zorgt voor minimaal botverlies en haalt de noodzaak weg om postoperatief een palatinale spalk te plaatsen.

“Deze nieuwe techniek, die chirurgische ervaring en expertise vereist, wordt aanbevolen vanwege de optimale chirurgische toegang, wat resulteert in een kortere operatietijd en minder botverwijdering met een verminderd risico op schade aan de aangrenzende structuren”, schrijven de auteurs.

Bron:
Advances in Oral and Maxillofacial Surgery

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Computer algoritmen

Computer algoritmen ontwikkeld om verloop van parodontitis te volgen

Om het verloop van de ziekte parodontitis te volgen hebben onderzoekers van het Regenstrief Institute en de Indiana University School of Dentistry computeralgoritmen ontwikkeld. Daarnaast heeft het onderzoeksteam ook hulpmiddelen ontwikkeld om de diagnose van parodontitis te automatiseren.

Parodontitis

Ongeveer 47% van de volwassenen van 30 jaar en ouder en ongeveer 79% van de volwassenen van 65 jaar en ouder hebben een vorm van parodontitis. Het vroege stadium van parodontitis is gingivitis. Gingivitis is een mondziekte waarbij het tandvlees gezwollen en rood is en kan bloeden. Gingivitis kan leiden tot parodontitis. Wanneer parodontitis niet behandeld wordt kan dit leiden tot botverlies of tandverlies.

Onderzoek

Parodontitis gerelateerde informatie zoals diagnose, grafieken en datum van de diagnose zijn uit elektronische tandheelkundige dossiers (EDR) gehaald. Met deze informatie werd een geautomatiseerd algoritme gecreëerd om patiënten in 3 groepen te classificeren, namelijk ziekteprogressie, ziekte verbetering of geen verandering in de ziekte. Het onderzoek is uitgevoerd bij 28.908 patiënten.

Resultaten

Van de 28.908 patiënten had 42% van de patiënten ten minste twee diagnoses van parodontitis om de ziekteverandering vast te stellen. 72% van de patiënten vertoonde geen verandering in de ziektestatus tussen het eerste en laatste bezoek. Bij 13% van de patiënten verergerde de ziektestatus en bij 11% van de patiënten verbeterde de ziekte.

Voordeel van tandheelkundige gegevens

Het gebruik van verzamelde gegevens in tandheelkundige dossiers zorgt ervoor dat tandartsen veranderingen in tandvleesaandoeningen kunnen automatiseren en monitoren. Hierdoor kunnen tandartsen parodontitis vroegtijdig opsporen en dit zorgt voor een betere prognose. Ook kunnen tandartsen ziekte gerelateerde risicofactoren herkennen zoals tabaksgebruik, diabetes, slechte mondhygiëne en stress om het behandelplan beter te kunnen bepalen.

Conclusie

De studie heeft twee geautomatiseerde algoritmen ontwikkeld met een nauwkeurigheid van 99% om patiënten in drie groepen te classificeren, namelijk ziekteprogressie, ziekteverbetering en geen verandering in ziekte.

Bron:
MDPI

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Slechte adem

Patiënten met een slechte adem in China zijn mogelijk meer introvert

Patiënten in China met een slechte adem zijn meer introvert en hebben meer kans op sociale vermijding en angst dan degenen zonder halitose, aldus een artikel in Oral Diseases. Er zou daarom ook aandacht moeten worden besteed aan de psychologische toestand van deze patiënten, naast het behandelen van hun halitose.

Drie soorten

Wereldwijd heeft tot zo’n 65% van de bevolking last van halitose. Halitose kan worden onderverdeeld in drie hoofdtypen: objectieve halitose, subjectieve halitose en halitofobie. Objectieve halitose treedt op wanneer een persoon klaagt over halitose en een duidelijke geur heeft die door anderen kan worden waargenomen.

Effect op geestelijke gezondheid

Halitose heeft een significant effect op de geestelijke gezondheid. Er bestaan studies die suggereren dat de psychologische toestand van patiënten met een slechte adem gerelateerd is aan persoonlijkheid. Het aantal studies hiernaar is echter beperkt en de beoordelingsschalen die worden gebruikt zijn niet uniform.

Karaktereigenschappen en halitose

Wetenschappers van de Shanghai Jiao Tong University in China hebben daarom de associatie onderzocht tussen karaktereigenschappen, psychologische toestand en halitose. In totaal vulden 280 patiënten de Eysenck Personality Questionnaire (EPQ) en Social Avoidance and Distress (SAD) Scale in. Hiervan waren 146 personen gediagnosticeerd met halitose, de rest niet.

Minder extravert

Deelnemers met een slechte adem hadden significant lagere extraversiescores dan de controlegroep (51.82 ± 9.86 versus 55.93 ± 10.57, p = 0.001). Ook werd 18% van de halitosepatiënten getypeerd als introvert, terwijl dit 13% was bij degenen zonder slechte adem. Daarnaast was er een negatieve correlatie tussen de extraversiescore en de totale SAD-schaal.

Hogere SAD-scores

Op de SAD-schaal was de totale score in de objectieve halitosegroep significant hoger dan die in de controlegroep (11,71 ± 6,73 vs. 9,87 ± 6,62, p = 0,022). Ook op de subschaal sociale nood was de score van de objectieve halitosegroep significant hoger dan die van de controlegroep (5,74 ± 3,79 vs. 4,54 ± 3,79, p = 0,009). Er waren geen significante verschillen op de subschaal sociale vermijding (p = 0,125).

Een beperking van de studie is dat informatie over de mondverzorgingsgewoonten van de patiënten niet werd meegenomen.

Samenwerken met andere zorgprofessionals

De auteurs concluderen dat tandartsen er mogelijk rekening mee moeten houden dat patiënten met halitose meer introverte persoonlijkheden hebben. Daarom zouden ze samen moeten werken met andere gezondheidszorgprofessionals.

Analyse van karaktereigenschappen

“Analyse van de persoonlijkheidskenmerken van patiënten met objectieve halitose wordt voorgesteld om artsen te helpen hun psychologische status te bepalen en geschikte onderwerpen en gerelateerde psychologische counseling te bespreken”, schrijven de auteurs.

Bron:
Oral Diseases

 

 

Lees meer over: Halitose (slechte adem), Thema A-Z