Wat te doen bij peri-implantitis?

Wat te doen bij peri-implantitis?

Ruim 800-duizend Nederland hebben één of meer implantaten. Een deel van deze groep heeft last van peri-implantitis. Hoe kunt u hiermee het beste omgaan? Congresverslag.

Ongeveer 50 jaar geleden ontwikkelden de Zweed Dr. Branemark en de Zwitser Dr. Andre Schroeder onafhankelijk van elkaar een titanium tandheelkundig implantaat dat op de plaats gezet kon worden van een wortel van een verloren tand of kies. Ruim 800 duizend Nederlanders van 20 jaar en ouder, ofwel 6,6 procent van de bevolking, hebben inmiddels een of meer tandheelkundige implantaten. Met als gevolg dat iedere tandheelkundige zorgprofessional dagelijks hiermee te maken heeft.

Verslag van de lezing van Fridus van der Weijden en Dagmar Else Slot tijdens het NVM-congres over nazorg, diagnostiek en reiniging van implantaten.

Belang van nazorg
Het kan flink mis gaan bij implantaten waardoor een spontane bloeding, pus en botafbraak kunnen voorkomen met als gevolg dat de implantaat windingen bloot komen te liggen. Maar hoe vaak komt dat voor? Minstens 12,4% van de mensen met implantaten heeft last van botafbraak volgens onderzoek uit Zweden. Dit is het laagst gepubliceerde getal uit diverse onderzoeken. Uit onderzoek waarbij de deelnemers niet regelmatig nazorg ontvingen, blijkt dat wel 62% forse botafbraak kan krijgen.

Vergelijking
Bij een vergelijking tussen implantaatpatiënten met een goede en mét een slechte mondhygiëne blijkt de groep met een slechte mondhygiëne na zes jaar twee keer zo veel botafbraak te hebben. Rondom implantaten zijn alle suspecte paro-pathogene aangetroffen. Daarmee lijkt het risico op ontwikkeling van peri-implantaire ontsteking vergelijkbaar met het risico op het ontwikkelen van parodontitis bij natuurlijke gebitselementen.

Moeilijk te reinigen
Het oppervlak van implantaten wordt voor een betere primaire stabiliteit ruw gemaakt. De keerzijde hiervan is dat ze moeilijk gereinigd kunnen worden. Zeg maar onmogelijk, verhelderde Van der Weijden. Bij nazorg moet je echt proberen te voorkomen dat bacteriën het ruwe oppervlak bereiken. Bij de ruwere oppervlakken is de botafbraak namelijk blijvend progressief. Als voorbehandeling van een implantaat worden verschillende technieken gebruikt om het oppervlak op te ruwen zoals acid-etched, zandstralen en plasma-spray. Sommige implantaatoppervlakken lijken na zo’n behandeling onder de microscoop wel op een vulkaanlandschap waar kraters ruimte bieden aan bacteriën die daarna eigenlijk niet te verwijderen zijn. Als de gingiva wordt opgeklapt bij progressieve botafbraak en het implantaat met de voorhanden zijnde middelen wordt gereinigd, is er daarom nog steeds een kans dat het ontstoken blijft. Vaak zie je bij het opklappen een diep angulair komvormig defect. Het corrigeren hiervan is moeilijk en zou in veel gevallen tot schade bij de buurelementen leiden. Zo’n infectie voorkomen is dus zeer belangrijk.

Diagnosiek
Diagnostiek en preventie zijn daarom heel belangrijk bij implantaten. Veel tandartsen vinden het leuk om te schroeven maar weten totaal niet hoe om te gaan met peri-implantitis. Peri-implantitis is gecompliceerd qua etiologie en lastig te behandelen. In ieder geval veel lastiger dan een parodontaal probleem. Tandartsen zadelen de mondhygiënist hiermee vaak te laat – op. En dat terwijl de pocketsonde al meer dan 100 jaar bestaat, zei Van der Weijden.

Pas wel op met sonderen rond een implantaat want in tegenstelling tot natuurlijke gebitselementen zitten er geen vezels verankerd aan het implantaatoppervlak. Dus niet op de pocketsonde gaan hangen. Dan ga je dwars door het aanhechtingsepitheel en de ring van bindweefsel rondom het implantaat heen en kom je op het botniveau uit. Bij zachte druk (25 gram) blijf je op ongeveer 1 mm van het bot.

De diepte van de pocket wordt primair bepaald door de dikte van het tandvlees bij het plaatsen van het implantaat. Bij een dikke gingiva meet u dus om te beginnen een diepere pocket. Doe daarom altijd een nulmeting ongeveer 6 weken na het plaatsen van de definitieve supra-structuur. Kijk in het nazorgtraject dan naar de verandering ten opzichte van de nulmeting. De sleutel tot succes is om te kijken naar de verandering ten opzichte van een eerste meting en vooral tijdig in te grijpen, adviseerde van der Weijden met klem.

Nulmeting
De nulmeting bestaat uit het meten van de pocketdiepte met een druksonde (Hawe-Neos clickprobe) en het bepalen van de bloedingsneiging. Van der Weijden geeft aan dat deze gegevens eigenlijk ook opgenomen zouden moeten worden in het implantaatpaspoort dat de patiënt na afloop van de behandeling meekrijgt. Tevens wordt er bij de nulmeting een röntgenfoto gemaakt. Na een jaar dient er weer een foto genomen te worden om de remodelling te beoordelen en zal er verder jaarlijks klinisch geëvalueerd moeten worden. Alleen bij toename van de pocketdiepte, verandering dus, zal er dan wederom een foto genomen moeten worden. Eens in de vijf jaar lijkt een redelijke frequentie om het botniveau rondom het implantaat te evalueren met een röntgenfoto. Samengevat is diagnostiek essentieel om problemen te voorkomen en op tijd preventie in te zetten.

Professionele reiniging
Vanaf hier nam Dagmar Else Slot het woord over. Zij begon met de vraag: Wat is de beste wijze van professioneel reinigen van een implantaat?. De congresbezoekers konden met behulp van stemkastjes aangeven welke methode zij de voorkeur gaven.

De zaal antwoordde:
Mechanisch – 74%
Chemisch – 15%
Laser – 2 %
Iets anders – 9%

Onderzoeken
Het doel van het professioneel reinigen van tandimplantaten is het reinigen van het oppervlak zonder dit te beschadigen en daarbij ook vriendelijk te zijn voor de omliggende weefsels (biocompatibiliteit).

Anna Louropoulou, tandarts-parodontoloog en werkzaam in Rotterdam en op ACTA, doet promotieonderzoek hiernaar. Onlangs heeft zij een systematisch review gepubliceerd waarin de effecten van mechanische reinigingsmogelijkheden werden samengevat en beoordeeld. Zij concludeerde dat er niet-metalen instrumenten en rubbercups gebruikt kunnen worden op de gladde delen. Op ruwe materialen kunnen naast de metalen instrumenten ook de zogenoemde air-abrasives gebruikt worden om beschadiging te voorkomen. Al reeds in 1998 liet het onderzoek van Strooker zien dat etsgel supragingivaal aangebracht kon worden op implantaatoppervlakken. Aangetoond werd dat het oppervlak wel schoon werd, maar de vraag is of het goed is voor de omgevende weefsels en dan met name de andere natuurlijke elementen.

Literatuuronderzoek
Al eerder dan Louropoulou deed Vicoria Ntrouka, tijdens haar opleiding tot tandarts-parodontoloog, literatuuronderzoek in de vorm van een systematisch review naar het chemisch reinigen van implantaat oppervlakken. Zij vond echter maar vier onderzoeken over allerlei chemische producten die alleen in vitro zijn getest. Citroenzuur lijkt, ondanks de beperkte informatie, het meeste effectief. De vraag blijft of citoenzuur wel mogelijk is en wat de gevolgen zijn voor de hele mond, wederom voor de natuurlijke elementen.

Louropoulou werkt nu aan het gebruik van de laser. Er is wel heel veel onderzoek, maar niet altijd is even duidelijk gerapporteerd wat weer vragen oproept over de uitvoering en het ontstaan van bias. Vooralsnog lijkt het erop dat Co2 en ER YAG lasers veelbelovend zijn, maar ook hier is het effect rondom weefsels en eventuele beschadigingen van het implantaat oppervlak niet bekend.

Mondhygiëne thuis
Wat is het meest effectieve product voor zelfzorg van implantaten?, vroeg Dagmar vervolgens aan de ruim 300 NVM-congresbezoekers. Zij kreeg de volgende antwoorden:

Tandenborstel – 32,8%
Floss – 15,1%
Monddouche – 3,3%
Anders – 48,9%%

Per jaar worden er veel implantaten geplaatst. Hierdoor zien mondhygiënisten in de praktijk steeds vaker patiënten met implantaten. Hoe deze echter gereinigd dienen te worden, blijft in de praktijk een lastige klus. Als je op Google zoekt naar de term maintain dental implant’ krijg je in de eerste hit te zien dat de ‘mondhygiënist hier wel raad mee weet. Dat is dus nogal een verantwoordelijkheid voor mondhygiënisten, concludeerde Dagmar.

Om informatie over het meest effectieve zelfzorgproduct voor implantaten te vinden, zocht zij op PubMed en vond zij 72 artikelen hierover. Helaas trof zij geen systematische reviews aan en waren er slechts zes echte klinische onderzoeken. Op elk onderzoek bleek wel iets aan te merken. Of het onderzoek was zo oud dat de gebruikte borstel niet eens meer op de markt is of de doelgroep bestond uit bejaarden in een instelling die geen zelfzorg deden maar daarbij werden geholpen. Ook zijn de onderzoeken uitgevoerd in een tijd dat de gebruikte implantaten qua oppervlak anders waren dan de implantaten die heden ten dagen worden geplaatst. Deze onderzoeken zijn daarom niet goed te generaliseren naar de huidige praktijk.

Al met al een lastige situatie. Wat rest ons? Omdat we er vanuit gaan dat implantaten een tandvervanging zijn, moeten we ze maar behandelen als echte tanden. De vraag die echter blijft, is of we hier goed aan doen op de lange termijn en daarom moet er meer onderzoek komen naar het preventief onderhouden van implantaten, sloot Dagmar af.

Prof. dr. G.A. (Fridus) van der Weijden verdeelt zijn tijd tussen de Paro Praktijk Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) waar hij bijzonder hoogleraar Preventie en Therapie van Parodontale Infecties” is. Deze leerstoel is ingesteld op instigatie van de stichting NVvP.

D.E. (Dagmar Else) Slot MSc, mondhygiënist bij het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde (ACCT) en onderzoeker bij de vakgroep parodontologie Academisch Centrum tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO, i.s.m. prof. dr. G.A. van der Weijden en mevrouw D.E. Slot,
van hun presentatie Implants4life tijdens het NVM lustrum congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Hygiëne risico bij herbruikbare servetklemmen

Herbruikbare servetklemmen bevatten veel bacteriën, zelfs na desinfectie. Dit blijkt uit onderzoek van de Tufts University School of Dental Medicine en het Forsyth Institute. Na desinfectie bevatte 40% van de klemmen aërobe bacteriën die overleven en groeien in een zuurstofrijke omgeving en op 70% van de geteste klemmen vonden de onderzoekers anaërobe bacteriën die niet overleven en groeien in een zuurstofrijke omgeving.

Bevindingen
De onderzoekers analyseerden 20 gebruikte klemmen op aanwezigheid van aërobe en anaërobe bacteriën, zowel voor als na desinfectie met alcohol houdende doekjes. Hierbij vonden zij:

  • Direct na behandeling en vóór desinfectie
    Mondbacteriën op 65% van de klemmen
  • Na desinfectie
    Anaërobe Streptococcus bacteriën op 15% van de klemmen
    Anaërobe huid bacteriën op 45% van de klemmen

Kruisbesmetting
‘De resultaten van de analyse laten zien dat er bij gebruik van servetklemmen risico op kruisbesmetting bestaat. Een patiënt kan in contact komen met de bacteriën van een vorige patiënt’, zegt onderzoeker Dr. Paster. Dit kan volgens de onderzoeker worden voorkomen door de klem bij elke patiënt te steriliseren of door disposable servethouders te gebruiken.

De onderzoekers denken dat de bacteriën op drie manieren op de klemmen kunnen komen: via het speeksel van de patiënt en spetters tijdens tandheelkundige behandelingen, door de handschoenen van de mondzorgprofessional en via de hand van de patiënt bij aanraking van de servet.

Bron:
Forsyth.org

Lees meer over: Praktijkhygiëne, Thema A-Z

Behandelstoel voor patiënten met obesitas

De obesitas epidemie in het Verenigd Koninkrijk dwingt tandartsen ertoe nieuwe behandelstoelen aan te schaffen die zwaargewichten tot maar liefst 450 kilo kunnen dragen. De kosten van deze super-sized stoelen bedragen zo’n 30.000 euro, vier keer de prijs van een reguliere stoel, meldt Mailonline.

Impact
Een onderzoek gepubliceerd in de British Dental Journal vermeldt dat de kosten voor aanschaf van de stoelen voor patiënten met overgewicht een een flinke impact zullen hebben op de NHS (ziekenfonds) budgetten. NHS-praktijken kunnen hun obesitas patiënten niet wegsturen als zij niet in de reguliere behandelstoel passen.

‘Deze ontwikkeling verbaast mij niet. Grotere behandelstoelen in de tandartspraktijk komen na de grotere stoelen in vliegtuigen, bredere ziekenhuisbedden, rolstoelen en ambulances. Bij de ontwikkeling van nieuwe stoelen voor publiek gebruik wordt nagedacht over de breedte, nu drie vierde van de volwassenen overgewicht heeft’, zegt Tam Fry van het Britse National Obesity Forum.

Een woordvoerder van de Britse Dental Association zegt: ‘De stijging van het aantal mensen met obesitas in het Verenigd Koninkrijk zal effect hebben op de algemene praktijkvoering in de nabije toekomst.’

Aantal
Het aantal mensen met obesitas is in het Verenigd Koninkrijk verdubbeld in de laatste 25 jaar. Ook in Nederland is dit aantal toegenomen. Volgens het CBS (juli 2012) had in 2011 54% van de mannen en 43% van de vrouwen (20+ jaar) overgewicht (BMI ≥ 25). Tien procent van de mannen en 13% van de vrouwen had obesitas (BMI ≥ 30) (Bron: CBS Gezondheidsenquête 2011).

Bron:
Mailonline

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z
Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg

Tuchtrechtelijke uitspraken mondzorg april 2013

Soms is de scheidslijn dun. Wat is wel en niet geoorloofd? Bekijk de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege en de regionale Tuchtcolleges van april 2013.

Tandarts mag weigeren kroon te verwijderen
Uitspraak 23 april 2013, Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Klaagster verscheen bij de tandarts met moeilijk te verklaren pijnklachten. De tandarts heeft kronen geplaatst, maar de klachten bleven aanhouden waarna klaagster – na door meerdere specialisten te zijn behandeld – de tandarts verzocht de kronen weer te verwijderen. De tandarts heeft dit geweigerd en klaagster verliet uiteindelijk de praktijk. De klachten (te weinig onderzoek en te snel en verkeerd ingrijpen) zijn door het college ongegrond verklaard, omdat de tandarts juist door het inschakelen van diverse specialisten zorgvuldig had gehandeld.

Trekken kies, na verzoek patiënt, blijkt niet onnodig
Uitspraak 23 april 2013, Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Klaagster heeft na plaatsing van meerdere kronen pijn. Nadat zij verschillende wortelkanaalbehandelingen heeft ondergaan blijven de klachten bestaan. Uiteindelijk heeft de tandarts (volgens klaagster nodeloos) kies 16 getrokken, ondanks dat er sprake was van neuralgie bij klaagster. Volgens het college heeft de tandarts de wortelkanaalbehandeling naar behoren uitgevoerd waarna hij klaagster heeft doorgestuurd naar diverse specialisten. Volgens de tandarts stond juist klaagster erop om kies 16 te laten trekken. Nu beide verklaringen (van tandarts en klaagster) elkaar tegenspreken, oordeelde de tuchtrechter dat het tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is om een dergelijke wens tot extractie te honoreren. Dit maakte de extractie op voorhand niet onnodig. Het college verwerpt daarom het beroep.

Langzame behandeling niet klachtwaardig
Uitspraak 23 april 2013, Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Wegens aanhoudende pijnklachten, werd klaagster na verwijzing van haar tandarts door een KNO-arts en een neuroloog gezien. Beide artsen konden geen oorzaak voor de pijn ontdekken. Uiteindelijk heeft de tandarts klaagster een opbeetplaatje gegeven. Klaagster verwijt de tandarts dat hij weinig betrokken was en onvoldoende naar klaagster luisterde. Het tuchtcollege oordeelde dat de tandarts met meer aandacht voor snelheid klaagster had kunnen behandelen, maar dat die enkele gedraging geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert.

Door:
Sebastiaan van der Leer – Köster Advocaten N.V

 

Lees meer over: Actueel, Ondernemen, Thema A-Z, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Op weg naar een geïndividualiseerde, (kosten)effectieve mondzorg

Cariës is al zo oud als de mens zelf. Zelfs de voorouders van de mens, de Neanderthaler en de Australopithecus hadden er al last van zo’n 1 tot 10 miljoen jaar geleden. Toch is het van belang om het hebben van caviteiten als onnodig te blijven zien, omdat het bij veel personen vervelende gevolgen zoals ontsteking, functieverlies en pijn kan veroorzaken. Ook in Nederland komen caviteiten nog regelmatig voor. Om een voorbeeld te geven: 56% van de vijfjarige kinderen had in 2005 een melkgebit met één of meerdere caviteiten. In dat zelfde jaar lag het percentage van 17-jarige kinderen met caviteiten in het blijvende gebit op 71%. Er is dus blijkbaar nog ruimte voor verbetering. De meest effectieve manier om caviteiten te voorkomen is het twee keer per dag twee minuten tandenpoetsen met fluoridetandpasta. Daarbij gaan veel kinderen twee keer per jaar naar de tandarts of mondhygiënist voor een
periodiek mondonderzoek en krijgt een deel van hen een zogenoemde ‘fluoridebehandeling’. Ook worden regelmatig de diepe fissuren in de kauwvlakken van de nieuw-doorgebroken elementen geseald.

Individualisering en stimulering zelfzorg brengt verbetering
Waar zou het gebruikelijke regime kunnen worden aangepast? Onderzoek laat zien dat preventieve voorlichting meer effect heeft als meer verantwoordelijkheid bij de patiënt wordt gelegd. Het stimuleren van zelfzorg is al eerder in het stadje Nexø op het eiland Bornholm in Denemarken succesvol gebleken. Dit onderzoek wordt vaak bekritiseerd omdat effecten in een zo’n kleine gemeenschap niet vertaalbaar zouden zijn naar de Nederlandse situatie.

Daarom is het nodig om het effect van het systeem ook in Nederland te onderzoeken. De essentie van het Nexø-model In het Nexø-model wordt de standaard periode van zes maanden tussen twee periodieke controles losgelaten. Hiervoor in de plaats wordt de periode individueel bepaald aan de hand van een risico-inschatting. Deze risicoinschatting is gebaseerd op het niveau van zelfzorg dat de ouder bij het kind weet te bewerkstelligen (de mondhygiëne), de doorbraakfase van blijvende gebitselementen, de cariësontwikkeling en de cariësprogressie in het gebit in het algemeen en in de blijvende molaren in het bijzonder. De officiële naam van de Nexø-methode is Non-Operative Caries Treatment and Prevention (NOCTP). Zie figuur 1.

NOCTP-strategie: 70% minder caviteiten
Het onderzoek in mijn proefschrift beschrijft het effect van verschillende cariëspreventieve maatregelen. Het werd uitgevoerd in één praktijk van het Centrum voor Tandzorg in
‘s-Hertogenbosch. In totaal werden 230 zesjarige kinderen willekeurig aan een van de drie onderzoeksgroepen toegewezen. Eén groep volgde de zogenoemde NOCTP-behandeling. Hierbij kan de mondzorgverlener een stappenplan gebruiken, zie pagina 22. De interventie was  ‘zoals eerder gezegd’ gericht op het verhogen van het niveau van zelfzorg. Naarmate het niveau van zelfzorg hoger werd, nam het aantal punten bij de risicobepaling (zie figuur 1, stap 3) af en werd het ’terugkom-interval’ groter. Als er ondanks een goede mondhygiëne toch sprake was van cariësontwikkeling, werd lokaal fluoride aangebracht. Als dit niet afdoende was, werd er gebruikgemaakt van kunstharsfissuurlak. Indien cariës het dentine had bereikt, volgde een cariësbehandeling. Een tweede groep volgde een programma waarbij elke drie maanden professionele fluoridebehandelingen werden gegeven. Deze groep wordt verder IPFA (Intensified Professional Fluoride Application) genoemd. De derde groep was een controlegroep en deze verschilde met de IPFA-groep alleen in de frequentie van de te geven fluoride-applicaties. In de controlegroep was dit twee keer per jaar, in de IPFA groep vier keer. Verder kwamen de kinderen in deze twee

Bekijk vergrote afbeelding

groepen twee keer per jaar voor periodieke controle en werden de kauwvlakken van de blijvende elementen geseald. Ook in deze twee groepen werden caviteiten gerestaureerd als ze in het dentine zaten. Op een leeftijd van 9 jaar (+/- 3 maanden) werden de kinderen opnieuw door de onderzoekers bekeken. Er waren nog 179 kinderen in de onderzoeksgroepen overgebleven. In de NOCTP-groep hadden de kinderen gemiddeld 0,15 caviteiten in hun blijvende molaren, in de IPFA-groep ongeveer het dubbele (0,32) en in de controlegroep ongeveer het drievoudige (0,47). De resultaten van dit onderzoek geven aan dat de NOCTP-strategie bijna 70% minder caviteiten geeft, in vergelijking met de controlegroep. In de NOCTP-groep werden over drie jaar per kind slechts 0,7 fluorideapplicaties uitgevoerd. In de IPFA-groep was dit circa 12 en in de controlegroep circa 6. Het aantal sealants per kind was 1,26 in de NOCTP-groep, 3,0 in de IPFA-groep en 3,7 in de controlegroep. Het gemiddeld aantal vullingen per kind was 0,15 in de NOCTP-groep, 0,34 in de IPFA-groep en 0,39 in de controlegroep.

Kosteneffectiviteit
Om een uitspraak te kunnen doen over de kosteneffectiviteit van de twee experimentele groepen vergeleken met de controlegroep werd met deze uitkomsten verder gerekend. Want behalve de klinische prestatie is zeker ook van belang dat de extra tijd, geld en moeite die patiënten steken in het uitvoeren van deze methode niet buitenproportioneel is in vergelijking met de opbrengsten. Bij ieder bezoek aan de praktijk werd van elk deelnemend kind geregistreerd hoe lang deze bij de mondzorgverlener in de kamer was, hoe lang deze onderweg was om bij de praktijk te komen, door wie deze werd begeleid en hoe men naar de praktijk was gekomen.
Het bleek dat de gemiddelde behandeltijd in de NOCTP-groep in de drie jaar iets korter was dan in de controlegroep. De gemiddelde behandeltijd in de IPFA-groep was juist anderhalf keer zo lang. Ten behoeve van het experiment werd in de NOCTP-groep een groter deel van de behandeling door de tandarts uitgevoerd. Hierdoor werd deze behandeling wel iets duurder. Een zogenoemde ‘incrementele kosteneffectiviteitsratio (IKER) werd berekend van elke strategie.

Kort gezegd: wat heeft het volgen van de methode gekost om één extra caviteit te hebben voorkomen. Het bleek dat de IKER voor de NOCTP lag op 111 en voor IPFA op 977. Opgemerkt dient te worden dat de meeste kosten in de NOCTP-groep met name werden gemaakt in het eerste jaar. In het derde jaar bleek geen verschil in benodigde investeringen in tijd, geld en moeite. Als de NOCTPbehandeling door een mondhygiënist, eventueel met een preventie-assistent wordt uitgevoerd, wordt de IKER van de NOCTP-behandeling lager. Op basis van dit onderzoek kan worden gesteld dat het volgen van een NOCTP-strategie te prefereren valt boven het volgen van een IPFA-strategie. Om de definitieve waarde van deze strategieën te bepalen is verder onderzoek naar de levenslange kosten van 1 DMFT noodzakelijk. Op basis van de huidige kosten mag worden verondersteld dat deze vele malen hoger zullen zijn dan de nu gevonden 111 van het volgen van de NOCTP-strategie.

Zijn ouders bereid te investeren in een goede gebitsgezondheid van hun kind? Omdat de NOCTP-strategie nadrukkelijk
gebruikmaakt van de actieve medewerking van ouders werd een analyse gemaakt van de bereidheid van ouders te investeren in een goede gebitsgezondheid van hun kind. Deze bereidheid tot investeren (of willingness to invest) werd uitgedrukt in geld en tijd. Deze uitkomsten zijn weer gerelateerd aan gegevens die werden verzameld met behulp van de door de ouders ingevulde vragenlijsten op het gebied van hun kennis, opleiding, gedrag. Ondanks het feit dat ouders over het algemeen zeker bereid waren in het gebit van hun kind te investeren, gaf toch een niet verwaarloosbaar deel van bijna 12% aan nauwelijks tot geen geld, tijd en moeite te willen steken in een goede gebitsgezondheid van hun kind. De kinderen van deze ouders lijken een verhoogd risico te hebben om gebitsziektes te ontwikkelen, omdat in deze groep ook minder gunstige mondhygiëne- en dieetgewoontes werden gerapporteerd. Wellicht is het noodzakelijk om voor deze groep een ander cariës-preventief programma te hanteren dat de ouders omzeilt, bijvoorbeeld door interventies op scholen of in buurten uit te voeren.

Attitude mede bepalend voor gedrag
Gedrag van mensen (en dus ook van ouders) wordt voor een groot deel bepaald door de attitude (hoe over iets of iemand wordt gedacht) die een persoon heeft. Het proefschrift geeft duidelijkheid over de vraag of er verschillen in attitudes onder ouders bestaan. Hiervoor is Q-methodologie als onderzoeksmethode gebruikt, waarbij proefpersonen op basis van stellingen over het onderzoeksgebied aangeven in hoeverre zij het eens zijn met de bewuste stelling. Op basis van een vooronderzoek werden 37 stellingen geselecteerd. In het onderzoek werd een vijftal onderscheidende attitudes gevonden.

Attidude 1
Bewust en verantwoordelijk
Deze ouder weet dat hij verantwoordelijk is voor het gebit van hun kind en handelt daar ook naar.

Attidude 2
Bagatelliserend en fatalistisch
Deze ouder is van mening dat het niet zo heel erg is om een gaatje te krijgen. Er zit volgens hen ook
een grote erfelijke component in het krijgen van gaatjes.

Attidude 3
Uiterlijk georiënteerd en open voor suggesties
Deze ouder hecht veel waarde aan een goede esthetiek; het gebit is een soort visitekaartje. Als een mondzorgprofessional aanwijzingen geeft wordt daar goed naar geluisterd.

Attidude 4
Bewust maar druk
Deze ouder is bewust van de nut en noodzaak van mondhygiëne maar geeft ook aan dat men in het gezin vaak te druk is om dit dagelijks goed vol te houden.

Attidude 5
Bewust maar bezorgd
Deze ouder is vooral bang dat alle moeite die er wel ingestopt wordt wellicht niet altijd het juiste effect zal sorteren. Het zichtbaar maken van de attitudes van de ouders kan de tandheelkundig professional helpen bij het individualiseren van de preventieve
zorg. Verder onderzoek is hiervoor vereist.

Nieuw product: op maat gemaakte cariëspreventie
Ondanks het feit dat er geen grote investeringen noodzakelijk zijn om de NOCTP-strategie toe te passen, vraagt het wel de nodige aanpassingen in denken van zowel de mondzorgverlener als van de kinderen en ouders. De routinematige aanpak die al enkele decennia wordt gevolgd, geeft namelijk een gevoel van veiligheid. Toch is gebleken uit de stijgende kosten, maar nog steeds te hoge cariësprevalentiecijfers, dat een grote stap in cariëspreventie moet worden gezet. Het onderzoek uit mijn proefschrift wijst voor de meest logische stap in de richting van NOCTP. De tandarts en mondhygiënist kunnen de invoering van een NOCTP-strategie in hun praktijk in feite beschouwen als een nieuw product dat kan worden ‘verkocht’ aan hun patiënt: op maat gemaakte cariëspreventie. NOCTP zou bovendien bevorderd kunnen worden door het resultaat ervan te honoreren. Het vergoedingensysteem voor de tandarts en mondhygiënist dient mee te evolueren van een tarief per verrichting naar een meer gezondheids outcome-based vergoedingenstructuur, bijvoorbeeld Pay for Performance (P4P), waarbij de behandelaar wordt afgerekend op van tevoren met de verzekeraar of overheid gemaakte afspraken in de te behalen gezondheidswinst.

Bron:
Erik Vermaire
Ivoren Kruis


Download brochure tabel-vergroot.pdf
Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Onderzoek, Thema A-Z

Petitie keuzevrijheid zorg met 90.000 ondertekeningen aangeboden aan Tweede Kamer

Ruim 90.000 patiënten, tandartsen, fysiotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen zijn voor keuzevrijheid in de zorg.
Op dinsdag 21 mei bood de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP) de petitie ‘Ja, ik ben voor keuzevrijheid in de zorg’ aan de Tweede Kamer aan.

De ondertekenaars van de petitie vragen de Tweede Kamer om niet in te stemmen met het voorstel om artikel 13 van de Zorgverzekeringswet aan te passen. Deze aanpassing maakt het mogelijk dat zorgverzekeraars alleen een vergoeding hoeven te betalen aan patiënten die kiezen voor een zorgverlener die afspraken heeft met de zorgverzekeraar. Dit betekent dat de keuze van behandelaar in de basisverzekering voor patiënten wordt ingeperkt. Naast deze wijziging van artikel 13 is in het regeerakkoord het voornemen opgenomen om de restitutiepolis in de basisverzekering af te schaffen. De twee maatregelen samen betekenen dat er voor de patiënten geen vrije keuze van behandelaar meer is in de basisverzekering. 


Bron:
NMT

Mei 2013

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen

World Dental Hygienst Award: ACTA Pardontologie wint twee awards

De SUNSTAR foundation rijkt elke 3 jaar de World Dental Hygienists Awards uit in samenwerking met de IFDH (International Federation of Dental Hygienists) en het International Journal of Dental Hygiene (IJDH). De Parodontologie afdeling van de ACTA won er twee.

Studentencategorie
In de studentencategorie won de heer T. Blom. Hij schreef in samenwerking met dr. G.A. van der Weijden, mevrouw D.E. Slot en de heer M. Quirynen een systematisch review over het effect van mondspoelmiddelen op slechte adem.

Beste publicatie
In de categorie ‘Beste publicatie’ won mevrouw D.E. Slot. Zij werkte samen met de heer N.A.M. Rosema, mevr. N.L. Hennequin-Hoenderdos, mevr. P. Versteeg, prof.dr. U. van der Velden en prof. dr. G.A. van der Weijden aan een klinisch onderzoek waarin CHX gel en mondspoeling werden vergeleken.

Bron:
ACTA

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

NVM-voorzitter Corrie Jongbloed krijgt lintje

Corrie Jongbloed-Zoet, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) mag zich voortaan Ridder in de Orde van Oranje-Nassau noemen. Zij kreeg het lintje van koningin Beatrix voor haar inzet voor de mondzorg.

Naast Corrie Jongbloed kregen 3015 andere mensen er een. De lintjesregen vindt traditioneel vlak voor Koninginnedag plaats.

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z

Hoe werkt de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector?

Patiënten worden steeds mondiger en zorgen voor een flinke toename van het aantal klachten. Een update over de wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector en het belang van een goed patiëntendossier.

Patiënten worden steeds mondiger. Gabrielle Swinkels, jurist en voorzitter van de klachtencommissie van de ANT, geeft aan dat er de laatste jaren een flinke toename van het aantal klachten zichtbaar is en dat de verwachting is dat dit zal aanhouden, zeker als patiënten meer zelf moeten gaan betalen; de ANT klachtencommissie ziet vaak een duidelijke relatie tussen niet (meer) door een verzekering gedekte kosten en een klacht van de patiënt.

Instanties voor klachten
Voor een patiënt zijn er verschillende instanties om een klacht bij neer te leggen, namelijk de tuchtrechter, de civiele rechter of een onafhankelijke klachtencommissie.

De tuchtrechter ziet vooral toe op de kwaliteitsbewaking van de beroepsgroep, de handhaving van de professionele normen. Als een klacht gegrond is kan een waarschuwing worden gegeven of een maatregel worden opgelegd. De civiele rechter is er meer voor persoonlijke genoegdoening van de patiënt en kan een schadevergoeding toekennen.

De klachtencommissie is er voor persoonlijke genoegdoening én kwaliteitsbewaking door de beroepsgroep. Zij oordeel in de vorm van een advies, maar moet in ernstige gevallen een melding doen bij IGZ. De klachtencommissie is vooral bedoeld voor kleinere klachten, waarbij een cliënt ontevreden is of onrustgevoelens heeft.

Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector
De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) stelt een laagdrempelige klachtenregeling verplicht voor alle zorgaanbieders. De IGZ houdt toezicht op de naleving, maar het werkveld vult de regeling zelf nader in. Bij een solo-praktijk volstaat een individuele klachtenregeling, een instelling zorgt voor een klachtenregeling voor de gehele organisatie. De regeling dient aan patiënten kenbaar te zijn.

Voorwaarden klachtenregeling
Een klachtencommissie bestaat uit ten minste 3 leden, waaronder een onafhankelijke voorzitter, om een evenwichtig en onpartijdig oordeel te kunnen vellen. Er wordt een reglement opgesteld. Een aangeklaagde tandarts neemt geen zitting in de commissie en een verzoek tot wraking van een commissielid is altijd mogelijk.

Klachtenprocedure
Voor een klachtenprocedure is een klacht iedere uiting van ongenoegen. Indien mogelijk zal er nog een poging tot bemiddeling worden gedaan. Er geldt het beginsel van hoor en wederhoor; partijen moeten op een gelijke manier worden gehoord. Zij mogen zich ook (juridisch) laten bijstaan. Instellen van beroep is vaak niet mogelijk. De uitspraak van de klachtencommissie is een niet-bindend advies. Wel is de zorgaanbieder verplicht om te laten weten wat er met de uitspraak gebeurt. Er wordt geen uitspraak gedaan over een schadevergoeding, maar de uitspraak kan wel gelden als deskundigenoordeel bij een civiele procedure.

Wie eist, bewijst
De hoofdregel in een klachtprocedure is ‘Wie eist, bewijst’. Omdat er een ongelijkheid tussen de partijen bestaat, krijgt de tandarts een stelplicht: hij moet aan de patiënt gegevens overleggen om te kunnen bewijzen. Mede hierom is het patiëntendossier van groot belang. De dossierplicht is vastgelegd in artikel 454 van de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).

Het dossier dient voor de waarborging van de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening, de verantwoording en toetsbaarheid, maar ook ter informatie voor een eventuele opvolgend behandelaar. De NMT heeft een praktijkrichtlijn Patiëntendossier opgesteld, ter invulling van de wettelijke plicht. Deze richtlijn is bindend, maar er mag gemotiveerd van afgeweken worden.

Bekijk de NMT-kennisclip over het patiëntendossier.

Inhoud patiëntendossier
Een patiëntendossier bevat in ieder geval basisgegevens als persoonsgegevens en BSN, een medische anamnese, een tandheelkundige historie en anamnese, een status praesens en röntgenfoto’s. Daarnaast bevat het dossier een verslaglegging van ieder patiëntencontact, waaronder de klacht of hulpvraag, het onderzoek, de diagnose, de indicatiestelling, het behandelplan en de informed consent, adviezen, verrichtingen of verwijzingen, maar zo mogelijk ook afgezegde of niet-nagekomen afspraken. Het dossier is goed leesbaar en wordt tenminste 15 jaar bewaard. De patiënt heeft recht op inzage en een kopie. Röntgenfoto’s zijn, anders dan veelal gedacht, geen eigendom van de patiënt maar zijn onderdeel van het dossier. Bij het beëindigen van de behandelrelatie is het goed gebruik om het patiëntendossier (inclusief de bewaarplicht) over te dragen aan de opvolgend tandarts als de patiënt daar zijn toestemming voor geeft.

Indien er geen dossier is, is de argumentatie van de tandarts niet te toetsen. De klachtencommissie zal de stellingen van de klager dan eerder aannemen. Een klachtprocedure is (emotioneel) belastend, voorkomen is beter dan genezen. Zorg voor een goede communicatie over de behandeling, reageer direct persoonlijk op een klacht en wees coulant!

Mr Gabrielle Swinkels is voorzitter van de klachtencommissie van de ANT.

Verslag door Vera Markus voor dental INFO van het ANT-congres Wet- en regelgeving en kwaliteit in de tandartspraktijk

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Klachten, Patiëntendossier, Thema A-Z

Ouders leren kinderen te poetsen effectiever dan professioneel ingrijpen

Ouders leren om bij hun kinderen goed de tanden te poetsen is effectiever en op de lange termijn waarschijnlijk goedkoper dan cariëspreventie door professioneel ingrijpen. Dit stelt Erik Vermaire van het ACTA in zijn promotieonderzoek, meldt de Universiteit van Amsterdam.

Standaardmethode
Bij de standaardmethode voor cariëspreventie – bestaande uit een tweejaarlijkse periodieke controle, vaak vergezeld van een fluoridebehandeling en routinematig preventief sealen – aangevuld met twee extra fluoridebehandelingen per jaar, krijgt 1 op de 3 kinderen een gaatje. Als uitsluitend de standaardmethode wordt toegepast is dat 1 op de 2.

In zijn onderzoek laat Vermaire laat zien dat bij toepassing van de zogeheten Non-Operative Caries Treatment and Prevention-methode (NOCTP) ongeveer 1 op de 6 kinderen in drie jaar tijd een gaatje ontwikkelt in het blijvende gebit. De NOCTP-methode blijkt drie keer zo effectief te zijn in het voorkomen van gaatjes dan de standaardmethode.

NOCTP-methode
Bij de NOCTP-methode ligt de nadruk op het stimuleren van het tandenpoetsen door de ouders en is de tweejaarlijkse periodieke controle vervangen door een individueel bepaalde frequentie aan de hand van risicocriteria. Daarnaast krijgen de kinderen alleen een fluoridebehandeling of sealing als het cariësproces niet gestopt kan worden met goed tandenpoetsen.

Kostenbesparing op lange termijn
Vermaire onderzocht zo’n 180 zesjarige kinderen gedurende drie jaar. De totale gemiddelde kosten per kind voor cariëspreventie in de controlegroep waarbij de standaardmethode werd toegepast, zijn € 154,-. Bij de NOCTP-methode zijn de aanvullende kosten van het voorkomen van een extra gaatje zo’n € 108,-.

‘De NOCTP-methode brengt dus in eerste instantie hogere kosten met zich mee dan de reguliere behandeling, maar het is zeer waarschijnlijk dat het op de lange termijn juist kostenbesparend is. De verwachte levenslange kosten die een gevulde kies met zich meebrengt, liggen namelijk aanzienlijk hoger’, zegt Vermaire toe.

Aanpassing in het denken
Toepassing van de NOCTP-methode vraagt om de nodige aanpassingen in het denken van zowel de tandarts en mondhygiënist als van de ouder. Vermaire keek daarom ook naar de bereidheid van ouders om te investeren in een goede gebitsgezondheid van hun kind. Veel ouders zijn bereid te investeren in het gebit van hun kind. Toch gaf bijna 12% van de ondervraagde ouders aan nauwelijks geld, tijd en moeite te willen steken in een goede gebitsgezondheid van hun kind.

‘Om NOCTP met succes te kunnen toepassen is het essentieel de mind set van ouders aan te pakken’, aldus Vermaire. ‘De routinematige aanpak die al enkele decennia gevolgd wordt, biedt ouders en mondzorgprofessionals weliswaar een vorm van veiligheid, maar als ouders zich er van bewust worden dat zij zelf voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de mondgezondheid van hun kind, valt een grote winst te behalen’, zegt Vermaire in het bericht van de Universiteit van Amsterdam.

Promotie
Dhr. J.H. Vermaire: Optimizing Oral Health; towards an effective and cost-effective dental care

Promotoren: dhr. prof. dr. C. van Loveren en dhr. prof. dr. W.B.F. Brouwer (EUR)
Co-promotoren: dhr. prof. dr. J. Hoogstraten en dhr. dr. J.H.G. Poorterman

Tijd en locatie
Vrijdag 24 mei 13:00 uur
Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam.

Bron:
Universiteit van Amsterdam

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Onderzoek, Thema A-Z
kindermishandeling

Kindermishandeling, en dan?

Per 1 juli zijn zorgverleners verplicht de Meldcode kindermishandeling te gebruiken. Hoe herkent u kindermishandeling en hoe maakt u dit bespreekbaar? Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar gaf uitleg en een duidelijk stappenplan.

Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar was de eerste spreker van het voorjaarscongres van de NVM. Van der Leck sprak over het herkennen en bespreekbaar maken van kindermishandeling. Dit kan via een duidelijk stappenplan maar het is ook zeker belangrijk om naar de eigen intuïtie te luisteren. Per 1 juli zijn we verplicht om de Meldcode te gebruiken.

De motivatie van Van der Leck om als trainer, spreker en adviseur over kindermishandeling te werken spatte duidelijk naar voren tijdens haar inleiding. Zij kwam zelf in contact met jongeren die mishandeld werden. Een ervan was zelf zo ongelukkig dat hij aan zelfmoord dacht. Helaas is zij hem kwijtgeraakt en maakt zij zich nog altijd ongerust over hem. Ze voelde zich machteloos; wat kon ze doen? Ze wilde weten hoe je als professional nou het beste kunt omgaan met dit soort zorgelijke situaties, zodat je écht wat kunt doen. En inmiddels leert ze dit aan de eerstelijns in de vorm van presentaties en trainingen.

Wat is het ergst?
Op het grote scherm verscheen een aantal situaties waarbij sprake was van kindermishandeling: een kind met een volle luier met duidelijk kapotte billen bij de crèche brengen, een kind dat getuige is van ouders die elkaar slaan, een kind dat zelf in het gezicht wordt gestompt en geschopt en een kind dat liefdeloos wordt opgevoed. Van der Leck vroeg ons welke situatie wij het ergst vonden? Voor iedereen blijkt dit anders te zijn en af te hangen van het eigen referentiekader.

Doorbreek de geweldsspiraal
Het kan best lastig zijn om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van mishandeling. Niemand wil mensen te snel veroordelen. Toch vertelde Van der Leck : “Luister naar je onderbuikgevoel. Je kunt je je onzeker voelen over je eigen waarschuwingssysteem, maar luister er toch naar. Maak het bespreekbaar. Dat is wat anders dan dat je gelijk de politie op de stoep laat komen.”

Ze riep ons op de spiraal te doorbreken, want een derde van mishandelde kinderen gaat later zijn eigen kinderen ook mishandelen. En nog veel schokkender: Elke week overlijdt er een kind ten gevolge van kindermishandeling!

Oplettendheid van tandheelkundige gevraagd
Bij kindermishandeling wordt een kind geweld toegebracht of wordt nagelaten het wezenlijke zorg of aandacht te geven. Hierdoor is het welzijn en de veiligheid van het kind in gevaar.
Tandheelkundigen hebben mogelijkheden om de gevolgen van mishandeling te herkennen. Bijna 75% van letsel door lichamelijke kindermishandeling is namelijk zichtbaar in het hoofd-halsgebied. Dit komt doordat de agressie van de pleger zich vaak richt op dat deel dat emotie laat zien. Van der Leck laat hierbij foto’s zien van een handafdruk op de wang en ook een foto van een gescheurd lipbandje.

Door de moeder werd als verklaring gegeven dat het kind op de trap was geklommen en naar beneden was gevallen. Dit kon echter niet kloppen: het kind had nog niet de leeftijd om al op de trap te kunnen klimmen. “Vraag dus altijd hoe het zo gekomen is en check of het verhaal klopt”, adviseerde Van der Leck. Later bleek dat bij dit kindje de fles te ruw naar binnen werd gedrukt. Eigenlijk met alle goede bedoelingen van de ouder die wilde dat het kind genoeg zou drinken. Zo’n ouder heeft behoefte aan begeleiding. Oordeel dus niet te snel. Het bespreekbaar maken is daarom zo ontzettend belangrijk. “ Bekijk in hoeverre ouders bereid zijn om met jou samen te werken. Zo niet? Dan is het pas écht zorgelijk en is de kans groter dat er sprake is van kindermishandeling.”

Een mondzorgprofessional wordt geacht niet alleen te letten op letsel door fysiek geweld. Een vorm van kindermishandeling die de meesten al herkennen, is tandheelkundige verwaarlozing. Van der Leck vertelt: “De meeste mondzorgprofessionals zien in deze gevallen de ernst in van de situatie, maar delen hun zorgen niet met de ouders. Ze repareren de boel of maken de mond schoon en zien de kinderen later weer terug met dezelfde zorgwekkende mondhygiëne. Let ook goed op kinderen die uit beeld verdwijnen. Soms staat een behandeling open en moet je je echt zorgen maken”.

Mondzorgprofessionals kunnen psychische verwaarlozing of mishandeling zelf waarnemen in de praktijk, bijvoorbeeld als ouders het kind niet genoeg steunen. Psychisch ‘geweld’ is net zo goed kindermishandeling.

Maak het bespreekbaar
Als we ons echt ernstige zorgen maken over het welzijn of de veiligheid van een kind, dan ligt er vaak toch een drempel om het bespreekbaar te maken. We zijn soms bang om de patiënt te verliezen uit het patiëntenbestand. Van der Leck stelde ons gerust: “Als professionals zorgen op zorgvuldige wijze bespreekbaar maken bij ouders, wordt dat uiteindelijk vaak gewaardeerd door ouders. In veel gevallen versterkt het zelfs de behandelrelatie”.

Stappenplan

  1. Leg de signalen vast: Wat heb je gehoord, gezien, geroken? De feitelijke waarnemingen dus.
  2. Overleg met een deskundige collega: Misschien speelt je eigen referentiekader een te grote rol of heeft je collega ook zorgelijke signalen herkend?
  3. Bespreek zorgen met ouders. Spreek niet over mishandeling maar over zorgen. Leg goed uit wat de gevolgen zijn van hun handelen en geef advies.
  4. Weeg de ernst van de situatie af. Kun je met de verzamelde informatie spreken van een risico op geweld?
  5. Geen risico: behandel of verwijs door. Wel risico: doe een melding bij het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, bij patiënten jonger dan 18) of SHG (Steunpunt Huiselijk Geweld, bij patiënten ouder dan 18 jaar).

Meldcode
We zijn verplicht om de Meldcode te gebruiken om kennis hierover te verspreiden. Ook is men verplicht om iemand als een aandachtsfunctionaris binnen de praktijk aan te stellen.

Van der Leck gaf een indrukwekkende en interactieve presentatie. Ze liet een discussiërende zaal achter en dat was precies de bedoeling.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van Ninke van der Leck van Bureau Bespreekbaar tijdens het NVM voorjaarscongres.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Aflikken fopspeen: cariësrisico of impuls immuumsysteem?

Het aflikken van de fopspeen van een baby door een ouder wordt als risicofactor voor cariës gezien. Maar nieuw Zweeds onderzoek laat zien dat contact met speeksel van de ouders het risico op andere aandoeningen als allergiën, eczeem en astma vermindert en het imuumsysteem van de baby stimuleert. Dit onderzoek werd gepubliceerd in de Journal of Pediatrics, meldt the New York Times.

Minder gevoelig
De onderzoekers toonden aan dat babies waarvan de ouders hun fopspeen aflikten minder gevoelig voor eczeem en allergiën waren. Als verklaring hiervoor gaven zij aan dat kinderen bacteriën van hun ouders in de mond krijgen als ouders hun speen aflikken waardoor het immuumsysteem wordt gestimuleerd. Hierdoor leert het immuumsysteem met deze bacteriën om te gaan en geen overdreven reactie te geven in de vorm van een allergie.

Schadelijke bacteriën?
De onderzoekers vroeg zich af of ouders op deze manier ook schadelijke bacteriën overbrengen op hun kinderen.

De bacterie die cariës veroorzaakt, Streptococcus mutans, is zeer besmettelijk. Onderzoek laat zien dat kinderen al op jonge leeftijd besmet kunnen raken met deze bacterie via hun moeder. Tandartsen raden ouders daarom af de fopspeen van hun baby met hun eigen mond schoon te maken.

Dr. Joel Berg van de American Academy of Pediatric Dentistry relativeert deze aanname. Hij denkt dat ouders bij de omgang met hun kind sowieso bacteriën overbrengen, bijvoorbeeld bij het kussen en samen gebruiken van bestek. Het cariësrisico wordt volgens hem dus niet groter bij het aflikken van de fopspeen of het checken van de temperatuur van het eten met de lippen.

Bron:
New York Times

Lees meer over: Carrière, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z
tandarts aan het werk

Loopbaanadviezen voor de mondhygiënist

Regelmatig worden de capaciteiten van de mondhygiënist onderschat of juist overschat, Welke gevolgen dat heeft voor de loopbaan, onderzocht Katarina Jerkovic-Cosic.

Onder- of overschatting kan leiden tot ontevredenheid op het werk. De werknemer kan een andere baan zoeken, zich erbij neerleggen, de ontevredenheid compenseren met iets anders of juist in gesprek gaan hierover Maar welke beslissing neemt men nu wanneer? En waar ligt de grens? Jerkovic sprak erover op het lustrumcongres van de NVM.

Rolconflict
Over het algemeen zijn mondhygiënisten behoorlijk tevreden over hun baan, stelt Jerkovic. Dat geldt in mindere mate voor mondhygiënisten met een vierjarige opleiding. Dit komt door een rolconflict, waarbij spanning ontstaat tussen willen, kunnen en moeten. Het schijnt tandartsen niet geheel duidelijk te zijn wat een mondhygiënist wel en niet aankan. Het maken van een behandelplan nemen zij de mondhygiënist vaak uit handen.

Regisseur
De verwachtingen van de net afgestudeerde mondhygiënisten zijn hoog, maar zij komen soms bedrogen uit. En dan is het kiezen…Niet voor niks werken veel mondhygiënisten in verschillende praktijken of hebben er nog een andere tandheelkundige baan naast. Dit doen ze in de hoop daar wel te vinden waarnaar ze op zoek zijn: een match tussen willen, kunnen en daadwerkelijk hiervoor de ruimte krijgen. De mondhygiënist is regisseur van de eigen beroepsuitoefening en loopbaan, meent Jerkovic. “Neem dus je eigen verantwoordelijkheid en ga het gesprek aan met je werkgever.”

Verwarring
Soms is het lastig om te weten hoe je nu er precies tegenover staat. Jeroen Craandijk adviseert op het NVM Lustrumcongres: “Een raadgeving voor het goede leven kan ik niet geven. Maar bekijk het euvel volgens de Socratische methode van alle kanten en stel jezelf en de ander net zolang vragen tot je in totale verwarring bent. Wat je dacht te weten blijkt dan niet zo te zijn. Pas dan kom je tot ware inzichten. Dan kun je kritisch zijn en verantwoording afleggen.” Uit de eigen emotie stappen is essentieel in deze fase van de ethische reflectie en discussie. “Daarna ga je de argumenten wegen”, vervolgt Craandijk. “Welke argumenten hebben voorrang en welke niet? Wat ga je doen? Accepteren, een compromis sluiten of toch weggaan? Als men voor het compromis gaat, dan is het handig om een proeftijd af te spreken. Houdt de werkgever zich aan de afspraken? Voelt het goed aan?”

Soms is het onvermijdelijk om de praktijk te verlaten. Er is dan een impasse tussen werkgever en werknemer. Maar voordat het zover komt, kan ook nog de hulp worden ingeschakeld worden van een derde partij. Zo blijf je uiteindelijk de regisseur van je eigen beroepsuitoefening.

Mr.drs. J. (Jeroen) Craandijk studeerde tandheelkunde, rechten en wijsbegeerte. Specialiseerde zich in de parodontologie en implantologie. Zijn aandachtsgebieden zijn de verhouding mens en techniek, rechtvaardige zorgverdeling, en de immuno biologie van parodontitis.

Dr. K. (Katarina) Jerkovic-Cosic is mondhygiënist en gepromoveerd aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Groningen met het proefschrift: “The relation between profession development and job (re)design: The case of dental hygiene in the Netherlands”.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het NVM Lustrumcongres

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z

Mondhygiënist op zesde plaats ranking beste beroepen

Het beroep van mondhygiënist staat op de 6e plaats in de Amerikaanse ranking van beste beroepen. De orthodontist is te vinden op plaats 33, gevolgd door de tandarts op positie 42.

De Amerikaanse carrière website CareerCast.com maakte een ranking van de 200 beste tot slechtste banen, gebaseerd op vijf criteria: fysieke inspanning, werkomgeving, inkomen, stress en werkvooruitzichten.

Top 3 van beste beroepen
1. Actuaris
2. Biomedisch ingenieur
3. Software ingenieur

Top 3 van minst aantrekkelijke beroepen
198 Militair
199 Houthakker
200 Verslaggever bij een krant

Bekijk het gehele overzicht op de website van de The Wall Street Journal



 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Kunnen tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden?

Blootliggende tandhalzen en open tubuli kunnen leiden tot tandhalsgevoeligheid. Er zijn verschillende mechanismen waarmee tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden. Welke zijn dit en zijn ze effectief?

Blootliggende tandhalzen en open tubuli kunnen leiden tot tandhalsgevoeligheid. Een oplossing voor dit probleem is het afdekken van de tubuli door gebruik van een speciale tandpasta. Er zijn verschillende mechanismen waarmee tandpasta’s tandhalsgevoeligheid bestrijden. Welke zijn dit en zijn ze effectief? Een verslag van de lezing van prof. dr. Cor van Loveren van ACTA tijdens het Ivoren Kruis congres.

Wat is tandhalsgevoeligheid precies en hoe ontstaat het?
‘In de literatuur is eigenlijk opvallend weinig bekend over tandhalsgevoeligheid’, begon prof. dr. Cor van Loveren z’n lezing tijdens het Ivoren Kruis congres. ‘De literatuur gaat vooral over hoe tandhalsgevoeligheid verholpen kan worden met een tandpasta.’ Voorwaarden voor tandhalsgevoeligheid zijn blootliggende tandhalzen en open tubuli. Blootliggende tandhalzen zijn het gevolg van recessie van de gingiva. Het voorkomen van recessie is dus van belang. Er is sprake van tandhalsgevoeligheid als het probleem niet aan andere pathologieën kan worden toegeschreven. Een patiënt kan echter niet zelf beoordelen of hij tandhalsgevoeligheid heeft.

Bij wie en waar?
Tandhalsgevoeligheid komt voor bij 15% van de volwassen, in de leeftijdscategorie tussen de 15 en 70 jaar met een piek in de categorie 20 – 40 jarigen. Vrouwen hebben er vaker last van. De meest voorkomende plek van tandhalsgevoeligheid is buccaal en cervicaal. Niet iedereen heeft bij recessie last van gevoelige tandhalzen. De vraag waarom de ene persoon deze wel heeft en de andere niet is lastig te beantwoorden. Voedings- en poetsgewoonten kunnen hierbij een rol spelen.
Van Loveren toonde een grafiek van onderzoeksgegevens waaruit bleek dat tandhalsgevoeligheid het meest voorkomt op plaatsen waar mensen met de meeste kracht poetsen. Logischerwijs is juist op deze plekken de hoeveelheid tandplak minder.

Stimuli
De belangrijkste prikkel voor tandhalsgevoeligheid is kou (80%), gevolgd door luchtstroom (23%), aanraking (21%), hitte (13%) en dieetzuren (7%).

Hoe ontstaat het?
Brännstrom (1960) onderzocht de tandhalsgevoeligheid en kwam tot de hydrodynamische theorie. Deze theorie gaat ervan uit de pijn veroorzaakt wordt door de vloeistofstroom in de tubuli. Richting pulpa neemt het aantal tubuli toe en worden de tubuli breder. Hoe meer slijtage er is, hoe meer grote tubuli er dus open zijn wat weer meer gevoeligheid kan geven. Omdat slijtage en open tubuli een voorwaarde zijn, spelen erosieve processen een belangrijke rol bij tandhalsgevoeligheid. De manier van tandenpoetsen, in combinatie met de gebruikte tandpasta, kan de effecten van de erosieve processen bevorderen. Als er slijtage aan de wortel te zien is of als er sprake is van tandhalsgevoeligheid, is het belangrijk om een voedingsanamnese af te nemen bij de patiënt over het zuurgebruik.

Ideale tandpasta
De ideale tandpasta tegen tandhalsgevoeligheid is:

  • Niet irriterend (voor de tandzenuw)
  • Pijnloos bij aanbrengen
  • Makkelijk aan te brengen
  • Snel effectief
  • Langdurig effectief
  • Onder alle omstandigheden effectief
  • Geeft geen verkleuring

Abrasiviteit
De norm RDA-waarde (abrasiviteit) voor een tandpasta bedraagt 200: Als een tandpasta een RDA-waarde onder de 200 heeft, is er geen gevaar voor slijtage van de gebitselementen.

Het is niet zo eenduidig aan te geven welke rol de hardheid van de tandenborstel speelt. Een zachte tandenborstel neemt meer tandpasta mee over het vlak dan een harde tandenborstel wat een meer slijpende werking geeft. Zo kan de afsluiting van de tubuli weer teniet worden gedaan.

Groepen
Tandpasta’s tegen tandhalsgevoeligheid kunnen qua werking worden ingedeeld in twee groepen:

1. Occuldants
Deze type tandpasta’s verstoppen de tubuli, waardoor de gevoeligheid vermindert.
In deze categorie worden de volgende ingrediënten gebruikt:

  • Formaldehyde
  • Strontium-zouten
  • SnF2
  • Ca-dragers (Novamin, Arginine Ca-Carbonaat, CCP-ACP)

2. Geleidingsblokkers
Tandpasta’s in deze groep onderbreken de zenuwgeleiding waardoor de pijn vermindert. Gebruikte ingrediënten in deze categorie:

  • Kaliumchloride
  • Kaliumnitraat

Werking van tandpasta’s tegen tandhalsgevoeligheid
Tandpasta`s uit de eerste groep brengen een stop aan in de tubuli. Dit kan heel snel gebeuren bijvoorbeeld al na een eenmalige applicatie. Hoelang de stop blijft zitten hangt af van de oplosbaarheid van de stop en van factoren als het voedingspatroon en poetsgewoonten van de patiënt. Tandpasta’s tegen gevoelige tandhalzen uit de tweede groep brengen een overmaat kalium aan in de tubuli waardoor de pijngeleiding geblokkeerd wordt. Hier zijn een aantal poetsbeurten (dus dagen) voor nodig. Als je met de tandpasta’s stopt, zal het kalium weer uit de tubuli verdwijnen en is er geen werking meer.

Strontiumchloride is niet compatibel met fluoride. Tandpasta’s waarvan de werking op deze stof gebaseerd zijn, zijn beter niet aan te raden.

‘Patiënt moet uiteindelijk tevreden zijn’
Van Loveren analyseerde de 30 soorten tandpasta’s tegen gevoelige tandhalzen die verkrijgbaar zijn in Nederland. Hieruit bleek dat kalium-nitraat het meest gebruikte ingrediënt is. Alle geanalyseerde huismerk-tandpasta’s bevatten dit ingrediënt. Een Cochrane review over kalium gaf aan dat dit ingrediënt verbetering geeft als een mondzorgprofessional tandhalsgevoeligheid opwekt met een luchtspuit of sonde. Een rapport met bevindingen van patiënten over deze stof liet deze werking niet zo duidelijk zien. Van Loveren gaf daarom aan: ‘De patiënt moet tevreden zijn, anders is hij er niet veel mee opgeschoten. Elke behandeling is een experiment. Controleer het, je weet vooraf niet hoe het afloopt. Werkt een bepaalde variant tandpasta niet, adviseer een patiënt dan een andere type te gebruiken.‘

Prof. dr. Cor van Loveren studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht van 1970-1976. In 1977 werd hij docent op de afdeling Sociale en Preventieve Tandheelkunde in Utrecht, belast met het onderwijs in de klinische preventie. Vervolgens verhuisde hij naar ACTA, waar hij sindsdien werkt bij de afdeling Cariologie Endodontie Pedodontologie. Hij geeft onderwijs en doet onderzoek op het gebied van de preventieve tandheelkunde en publiceert regelmatig in zowel nationale als internationale tijdschriften. In 1978 werd hij lid van het Adviescollege van het Ivoren Kruis en leidt dit college sinds 2000 als voorzitter. In november 2005 is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Preventieve Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam vanwege het Ivoren Kruis. Van 2009 tot 2011 was hij voorzitter van ORCA, de Europese organisatie voor cariësonderzoek. 

Verslag door Anita de Klerk voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Cor van Loveren tijdens het Ivoren Kruis congres.



Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z
Onderzoek NZa mondzorgtarieven klopt niet

Onderzoek NZa mondzorgtarieven klopt niet

Dit stelt MSNP, een adviesbureau op gebied van management en ICT. MSNP-onderzoeker Bas van den Heuvel probeerde voor een opdrachtgever een berekening te maken van de tarieven van standaardbehandelingen. Het bureau kwam hierbij niet in de buurt van de tarieven die de NZa in haar Marktscan 2012 liet zien. Van den Heuvel diepte vervolgens het tariefsverschil uit. In de Review Marktscan mondzorg geeft hij aan dat welke fouten de NZa heeft gemaakt bij de berekening van de tarieven.

Lees hieronder de managementsamenvatting van de Review Marktscan mondzorg van MSNP

De managementsamenvatting
De NZa-Marktscan mondzorg beschrijft de door de NZa waargenomen prijsontwikkeling in de mondzorg voor het jaar 2012 t.o.v. het referentiejaar 2011. Het experiment van de “vrije tarieven” waarbij tandartsen zelf de prijs voor een behandeling konden vaststellen is in 2012 begonnen. In het referentiejaar 2011 werd gewerkt met handelingscodes, de zogenaamde UPT codes, die door deze in combinatie te declareren een uitgevoerde behandeling beschreven, i.c. meerdere UPT-codes vormden samen één behandeling. In 2012 werd gewerkt met prestatiecodes die aansloten bij het eindresultaat van een behandeling en feitelijk bestonden uit bij elkaar gevoegde UPT-codes. De NZa beschrijft in de Marktscan hoe het in 2011 en 2012 werkte (pagina 63 van de Marktscan):
Een voorbeeld hiervan is de tweevlaksvulling (code E112 in 2012). In 2011 was de hoofdcode voor het uitvoeren van een tweevlaksvulling een tweevlaksrestauratie (V12). Wanneer een tandarts een tweevlaksrestauratie uitvoerde kon hij daar ook een aantal andere verrichtingen bij uitvoeren. Deze andere verrichtingen konden worden gedeclareerd via een bijcode. Bijcodes die bij een tweevlaksrestauratie werden gedeclareerd waren bijvoorbeeld etsen (V20 of V21), anesthesie (A10, A15 of A20), het gebruik van
een cofferdam (V50), het gebruik van wortelstiften (V70) en pulpa-overkappingen (E40 of V60).

Om tot een goede vergelijking tussen 2011 en 2012 te komen moeten vier stappen worden doorlopen:

  1. De gegevens van de uitgevoerde behandelingen in 2011 en 2012 moeten worden verzameld en omgezet in een databestand voor de analyse.
  2. De losse declaratieregels in 2011 die elk een hoofdcode of een bijcode bevatten, moeten worden geclusterd tot een valide behandeling.
  3. De behandelingen uit 2011 moeten worden geconverteerd naar de prestatiecodes in 2012.
  4. Vervolgens moet worden bepaald of wijzigingen in de definities per 1 januari 2012 invloed hebben op de structuur / kosten van een behandeling in 2012.

Als deze vier stappen zijn doorlopen kunnen de kosten van een mondzorgbehandeling in 2012 en in 2011 worden vergeleken.
In de Marktscan mondzorg presenteert de NZa zeer opvallende prijsstijgingen. Zo schrijft men in het persbericht:
Wie voor een wortelkanaalbehandeling of vulling naar de tandarts ging was duurder uit, een éénvlakvulling werd 21,8% duurder, een volledige wortelkanaalbehandeling 40,6%.

De Review van de Marktscan laat zien dat de NZa fouten heeft gemaakt bij drie van de vier stappen.

  1. De NZa is uitgegaan van het bestand van de verzekerde declaraties, waardoor de jeugdmondzorg is oververtegenwoordigd. Een oververtegenwoordiging in de data hoeft geen probleem te zijn, echter de behandel- en kostenstructuur van de jeugdmondzorg wijkt af van de mondzorg aan volwassenen.
  2. Bij het clusteren van de losse declaratieregels zijn zowel codes niet meegenomen (niet geteld) als sommige behandelingen niet goed geïdentificeerd. Dit leidt er toe dat bijvoorbeeld bij de wortelkanaalbehandeling maar 26% van de patiënten volgens de NZa wordt verdoofd.
  3. Voor de conversie heeft de NZa gebruik gemaakt van een deel van het conversiemodel van de NMT (de beroepsorganisatie van tandartsen), echter dit model was voor deze toepassing niet bedoeld.
    Andere conversiemodellen leiden tot een andere prijsontwikkeling. Het gaat daarbij specifiek om de verdeling van de kosten over codes die in 2012 gelijktijdig werden gedeclareerd. Sommige tandartsen kozen er voor in 2012 juist maar één code te declareren en niet twee. De kosten van de behandeling in 2011 werden in deze situatie toegekend aan de enkele code in 2012.
    Uiteindelijk is ook in deze Review bij dit model aangesloten omdat de discussie over het bestaan van verschillende conversiemodellen met een verschillende prijsontwikkeling, de discussie met de NZa bleek te blokkeren.
  4. Als onderdeel van het experiment van de “vrije tarieven” zijn door de NZa ook nadere eisen gesteld aan de inhoud van een behandeling in 2012. Hierdoor zijn de behandelingen tussen 2011 en 2012 niet per definitie gelijk. Een bekend voorbeeld is dat een verdoving bij een vulling integraal onderdeel is geworden van de prijs van de behandeling, zodat het mogelijk is dat patiënten eerder kozen voor een verdoving. Een ander voorbeeld is de grondige gebitsreiniging, bij deze behandeling
    is het aantal keren dat de behandeling van een individuele patiënt in 2012 wordt gedeclareerd gedaald ten opzichte van het referentiejaar 2011.
  5. De combinatie van tekortkomingen in de analyse door de NZa leidt er toe dat de NZa een onjuist beeld heeft geschetst van de prijsontwikkeling in de mondzorg. De onbewerkte dataset van Famed, waarin zowel verzekerde als onverzekerde zorg vertegenwoordigd is, geeft een opvallend verschillende prijsontwikkeling in de mondzorg weer. Zo is een volledige wortelkanaalbehandeling niet 40,6% duurder geworden maar juist 1.0% gedaald. Ook bij de vullingen is de prijsontwikkeling afwijkend; niet een stijging van 21,8% maar een prijsontwikkeling tussen de 2.8% en de 9.8% afhankelijk van het wel of niet
    meetellen van de extra “gratis” verdovingen.

De NZa heeft uitgebreid kunnen reageren op de conceptrapportage. De toon van de reacties was opbouwend noch constructief en zij zijn niet instaat gebleken de analyse die ten grondslag ligt aan deze Review te falsificeren. Belangrijker is misschien nog de verklaringen die zij gaven voor de verschillen, namelijk:

  1. Bij de vergelijking van de kosten van de mondzorg is de NZa er vanuit gegaan dat tandartsen 50% tot 75% van de bijkomende kosten bij een behandeling, zoals consulten en verdoving, niet declareerden in 2011.
  2. De onderzoeker kiest ervoor aansluiting te zoeken bij de conversie van 1 enkele zorgverzekeraar (Achmea). De NZa ziet niet wat hier de reden van is.
  3. Bij een behandeling over meerdere zittingen, zoals de meeste wortelkanaalbehandelingen, zijn alleen de kosten voor de laatste zitting meegeteld, omdat de NZa niet kon bepalen welke eerdere zittingen bij welke behandeling hoorde.
  4. De kosten van een alternatieve declaratiecode zijn niet meegeteld omdat de tandarts ook gebruik had kunnen, en in de ogen van de NZa had moeten, maken van de standaarddeclaratiecode.
  5. De onderzoekers van de NZa zijn er vanuit gegaan dat de behandelstructuur tussen 2011 en 2012 niet is gewijzigd, en hebben de door de NZa vastgestelde nadere regeling mondzorg niet in hun analyse betrokken.

Samenwerken
Voor de continuïteit van de hoogwaardige zorg in Nederland is kostenbeheersing die volgt uit kosteninzicht noodzakelijk. De NZa is niet in staat gebleken het kosteninzicht voor de mondzorg te verschaffen. Deze Review is dan ook een appel aan de andere organisaties in de zorg, i.c. verzekeraars, beroepsgroepen, patiëntenorganisaties en overheid om gezamenlijk te gaan werken aan
een goed kosteninzicht.

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z

Fysiotherapeuten hebben moeite met macht van zorgverzekeraars

97 procent van de fysiotherapeuten vindt dat er teveel verslag moet worden gelegd van hun werkzaamheden. Dit blijkt uit onderzoek  van het comite Zorg Geen Markt en actiecomite Fysiotherapie in Nood, meldt Nieuwsbank. Het rapport laat een verontrustend beeld zien van de fysiotherapiemarkt.

Zorgverzekeraars
Fysiotherapeuten hebben vooral moeite met de macht van zorgverzekeraars. Niet meer dan 11 procent vindt de marktwerking via de zorgverzekeringswet een goed idee. Fysiotherapeuten maken zich ook zorgen over de toegankelijkheid: meer dan tweederde van de geboden zorg wordt niet meer via het basispakket vergoed.

‘fundamentele fout in het huidige stelsel’
Henk van Gerven, SP-kamerlid: ‘Dit rapport laat zien dat er een fundamentele fout zit in het huidige stelsel, namelijk concurrentie. Daardoor ontstaat er een systeem van wantrouwen en controlegekte. Bovendien is het bizar dat de omzet van de fysiotherapeuten even groot is als de totale winst van 1,4 miljard van de zorgverzekeraars in 2012. Het wordt tijd dat de KNGF stelling neemt tegen de marktwerking, uitholling van het pakket en de macht van de zorgverzekeraars’, citeert Nieuwsbank.

Bron:
Nieuwsbank

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Website mondzorginkaart.nl gelanceerd voor kostenonderzoek mondzorg

Website mondzorginkaart.nl gelanceerd voor kostenonderzoek mondzorg

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) laat een kostenonderzoek uitvoeren door Deloitte en MediQuest om de tarieven voor de mondzorg 2014 te kunnen onderbouwen. Voor het in beeld brengen van de opbrengsten, kosten en productie van mondzorgaanbieders is de website www.mondzorginkaart.nl gelanceerd.

Vragenlijst
250 mondzorgprofessionals worden benaderd om via deze website gegevens over hun praktijk te geven. Het gaat om feitelijke gegevens over de structuur van de praktijk (zoals het aantal ingeschreven patiënten, aantal inzetbare fte en gemiddeld aantal werkuren per week), over de financiën en over de productie (het aantal verrichte prestaties). Met deze resultaten worden de vragenlijsten verder verfijnd.

Vanaf 23 mei start het tweede deel van het onderzoek waarbij meer mondzorgprofessionals worden benaderd voor deelname.

Bron:
MediQuest

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z

Britse campagne zet tandvleesaandoeningen centraal

De Britse vereniging van parodontologie (BSP) startte onlangs  met een campagne waarin bekendheid wordt gegeven aan de gevaren van tandvleesaandoeningen, meldt Dentistry.

Nieuwe onderzoeken op het gebied van parodontologie laten een verband zien tussen gezond tandvlees en een algehele gezondheid en tonen een link tussen tandvleesaandoeningen en diabetes, hartziekten en zwangerschapscomplicaties.

Campagne
Acht van de tien volwassenen boven de 35 jaar hebben volgens de BSP een vorm van tandvleesontsteking. Via hun campagne laten zij consumenten zien hoe tandvleesaandoeningen problemen kunnen geven met spraak, het vermogen om te eten, slechte adem en zelfs tot verlies van tanden kunnen leiden.

Opdracht
In de komende twee jaar krijgen tandartsen de opdracht om te laten zien dat zij bij elke patiënt de gezondheid van het tandvlees checken en verbeteringen realiseren waar nodig. De BSP zal de komende maanden veel voorlichtingsactiviteiten starten richting consumenten en tandartsen over het belang van een gezonde mond.

De campagne is een initiatief van de World Health Organization. Deze organisatie is ervan overtuigd dat een gezonde mond een goede indicatie is van iemands algehele gezondheid.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Drie mensen besmet met HIV na behandeling bij Amerikaanse tandarts

Drie mensen besmet met HIV na behandeling bij Amerikaanse tandarts

Na maanden van testen is duidelijk geworden dat 3 mensen besmet zijn met HIV na bezoek van de inmiddels beruchte tandartspraktijk uit Oklahoma. Maar liefst 70 patiënten zijn positief getest op hepatitis C en 4 mensen op hepatitis B. De Tulsa Health Department maakte dit bekend, meldt Mailonline.

Eind maart werd tandarts Harrington beschuldigd van hergebruik van naalden en het niet goed steriliseren van materialen. 3.796 patiënten van de praktijk hebben zich inmiddels laten testen.

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z