onderzoek samenwerking deel 1

Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 1)

Is er in de praktijk sprake van harmonie en goede samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten bij samenwerking in een pand? Hoe ziet deze samenwerking eruit en wanneer is men tevreden en wanneer niet? Via een vragenlijst op dentalinfo.nl stelden we deze vragen. Lees de onderzoeksuitkomsten.

Onlangs werd er een onderzoek uitgevoerd onder vrij gevestigde mondhygiënisten. Hieruit zou blijken dat er wel wat te verbeteren valt qua communicatie tussen tandartsen en externe mondhygiënisten. Zowel KNMT als NVM-mondhygiënisten geven aan dat er met name op bestuurlijk niveau weinig harmonie is betreffende taakherschikking en het onderwerp ‘de geregistreerde mondhygiënist’. Maar dat er in het werkveld wel sprake is van harmonie en goede samenwerking. Onze redactie vroeg zich af in hoeverre deze uitspraak klopt.

Op onze redactie werken geen wetenschappers maar we hopen wel dat de antwoorden op de vragenlijsten een inspiratiebron zouden kunnen zijn voor wetenschappelijk onderzoek. De redacteur van dit artikel heeft wel een achtergrond in mondzorg, organisatiepsychologie, toegepaste psychologie, HR, teamcoaching en business coaching.

Werkwijze

Na het opstellen van de vragenlijst is deze door chatGPT verbeterd zodat de vragen zo min mogelijk sturend zouden worden. Hierna zijn er vragen verwijderd die te dubbel op waren. De vragenlijsten zijn via social media (zoals Mondzorgforum) verspreid, via dentalinfo.nl en via DentalCens. het grote bereik reageerden slechts 44 tandartsen, waarvan er 2 de enquête moesten verlaten omdat zij enkel met externe mondhygiënisten werkten. 97 mondhygiënisten waren respondent.

Relevantie

Dat het topic samenwerken weleens aan de orde mocht komen blijkt uit de antwoorden van de mondhygiënisten.

Van de 97 mondhygiënisten zijn er slechts 2 die neutraal staan tegenover samenwerken, 22% vindt dit belangrijk en 75% vindt dit heel belangrijk.

Opvallend is dat zowel de tandartsen als mondhygiënisten ervaring hebben opgedaan met meerdere collega’s. Niet alleen door praktijkgroei maar ook doordat mondhygiënisten van praktijk zijn geswitcht. Slechts 10 mondhygiënisten geven aan nooit geswitcht te zijn en 4 van hen werkt langer dan 25 jaar. Voor de helft speelde de samenwerking geen rol in de reden om te wisselen van praktijk. Voor de andere helft was dit wel een reden en voor 30% van de wisselaars was dit de hoofdreden.

Ruime ervaring

De tandartsen werken vaak met zowel interne als externe mondhygiënisten, maar liefst 66% van de respondenten.

43% van de tandartsen heeft ervaring met 2-5 mondhygiënisten, 23% met 6-10 mondhygiënisten en 30% met zelfs meer dan 10. 16% van de mondhygiënisten heeft ervaring opgedaan met 2-5 tandartsen, een kwart deed met 6-10 tandartsen werkervaring op en het grootste deel, namelijk 59%, werkte met meer dan 10 tandartsen samen.

Ook het aantal jaren ervaring van de tandartsen waren meestal ruim waardoor hun antwoorden betrouwbaarder worden. 45% heeft zelfs meer dan 20 jaar ervaring met het samenwerken met mondhygiënisten. Interessant omdat de wat oudere tandarts regelmatig wordt beticht van ouderwetse ideeën en minder goed zou samenwerken. Slechts vier tandartsen gaven aan nog maar 1-5 jaar deze ervaring te hebben. Ook werken zij heel regelmatig samen. 54% werkt dagelijks met een mondhygiënist samen en 38% meerdere keren per week. Het aantal ervaringsjaren van de mondhygiënisten was meestal hoog. 35% had meer dan 25 jaar ervaring in tegenstelling tot 13% die maar 1-5 jaar ervaring hadden. 20% hadden 21-25 ervaringsjaren en 13% had 6-10 jaren ervaring.

Tevredenheid tandartsen over samenwerken met mondhygiënisten

We gaan meteen over tot de hamvraag: Hoe tevreden zijn mondhygiënisten en tandartsen over samenwerking in het algemeen? Slechts 3 tandartsen gaven aan dat ze matig tevreden zijn over het samenwerken met de mondhygiënist. Zij werkten dagelijks samen gedurende meer dan 16 jaar. Frappant was dat zij verderop in de enquête aangaven dat er maar weinig  tot geen echte contactmomenten waren zoals een vergadering, overleg of feedback.

Gelukkig is de ervaring betreffende samenwerking voor 52% van de tandartsen heel goed en voor 38% goed te noemen. Opvallend is dat hun ervaring met mondhygiënisten onder 1 dak veruit beter scoorde dan de ervaring met externe mondhygiënisten.

71% van de tandartsen gaf aan dat hun ervaring met de interne mondhygiënist beter was dan met een externe. 8 tandartsen vonden dat beide ervaringen even goed zijn. Ook in het nu zijn tandartsen heel tevreden met de huidige mondhygiënisten waarmee ze samenwerken. 64% heeft zelfs een hele goede ervaring.

Tevredenheid mondhygiënisten over samenwerken met tandartsen

Ook de mondhygiënisten zijn meestal tevreden. In het algemeen wordt de ervaring als goed bestempeld door 56% van de respondenten. Toch zijn ze minder tevreden dan de tandartsen, want maar 23% zegt een hele goede algemene ervaring te hebben terwijl dit voor de tandartsen 52% is.

Daar waar bij de tandartsen slechts enkelen een matige ervaring hebben, werden bij de mondhygiënisten ook ‘slecht’ (3%) en ‘heel slecht’ (5%) genoemd. Wel is in de tijd de tevredenheid toegenomen.

Met de tandartsen waarmee de mondhygiënisten nu samenwerken heeft een kwart een hele goede ervaring en 48% noemt het een goede ervaring.

Overlegmomenten

Bij de vraag hoe vaak er overleg zou zijn tussen de tandarts en mondhygiënist leverde een tandarts als kritiek dat hij/zij dit een vreemde vraag vond. Want er zou toch bij elke behandeling een overleg zijn en dat zou compleet normaal zijn. Maar dit bleek toch anders in elkaar te zitten want slechts 8 tandartsen hebben bij elke behandeling overleg. Ook de mondhygiënisten gaven aan dat dit lang niet altijd het geval is. Welgeteld was er eentje die wel bij elke behandeling overleg heeft met de tandarts.

Bij de mondhygiënisten die meer dan 3 contactmomenten aangaven (bijvoorbeeld als ze het zelf nodig achten, als de tandarts het nodig acht, bij voorbehouden handelingen, bij geplande vergaderingen, bij complexe gevallen) had 37% een hele goede ervaring en 14% een matige ervaring.

Dus er kan niet direct beantwoord worden of veel overleg een goede samenwerkingservaring zou opleveren voor de mondhygiënisten.

Er waren 13 (30%) tandartsen die sporadisch/zo nodig overleggen met hun mondhygiënisten en bij 10 van hen bevalt de samenwerking heel goed. 40% van de tandartsen overlegt alleen bij complexiteiten. 43% van de mondhygiënisten heeft overleg tijdens een geplande vergadering. Tandartsen geven aan dat er niet veel overleg plaatsvindt tijdens een geplande vergadering met de mondhygiënist.

Overleg bij belangrijk moment

Bijzonder is dat tijdens een heel belangrijk moment voor mondhygiënisten – het opstellen van een parodontale diagnose en deze tegen de tandheelkundige diagnose leggen zodat de prognose duidelijk wordt –  dit voor slechts voor 4% van de mondhygiënisten altijd een overlegmoment is. 46% overlegt hierbij nooit, waarbij 8% daar wel om heeft gevraagd. 36% overlegt dan soms.

Overleggen op de juiste momenten lijkt dus verre van zelfsprekend te zijn. Je kunt je afvragen waarom.

Staan tandartsen en mondhygiënisten open voor elkaars blik? Staat de term ‘zelfstandig’ en het aanmoedigen hiervan misschien overleg in de weg? Voelt het als falen als je elkaars hulp inschakelt? Of wat speelt hier precies? Zitten beide professionals wellicht op elkaar te wachten om het initiatief hierin te nemen? Wiens verantwoordelijkheid is het om elkaar in te schakelen? Is het te vrijblijvend en zou dit meer structuur en richtlijnen behoeven en waarom zouden we geen centrale dagstarts hebben met elkaar en een debriefing? Met dit laatste heeft ondertekende een goede ervaring. Tandartsen zouden er goed aan doen om zelf actief te bekijken welke patiënten er vandaag gepland staan en bij wie er nog tekst en uitleg nodig is. “Ik hoor wel wanneer je vragen hebt”, is te abstract en zorgt dat er waarschijnlijk geen tijd is ingepland waardoor er geen ruimte in letterlijke en figuurlijke zin meer overblijft.

De afspraak om als mondhygiënist een ‘taak’ te sturen via de software naar de tandarts zo gauw je een parostatus hebt gemaakt, kan ook werken.

Dat is handig omdat je dan niet die tandarts moet opzoeken die ergens in het pand zit en vast net op dat moment heel druk is en niet kunt storen. Je moet dan wel checken of de taken echt bekeken zijn. Helaas is dat regelmatig niet het geval en kun je er alsnog achteraan.

Voorbehouden handelingen

Er bestaat discussie of de mondhygiënist in opdracht zou moeten werken van de tandarts of hierin geheel zelfstandig zou kunnen opereren. Met name röntgenfoto’s vervaardigen lijkt een heet hangijzer. Tandartsen zouden vinden dat een mondhygiënist niet zelfstandig mag indiceren. Dus je zou verwachten dat in de praktijk op zijn minst een opdracht zou worden gegeven aan mondhygiënisten die zelf röntgenfoto’s maken en er overleg is tussen beiden.

Een vraag die de mondhygiënisten wel beantwoordden maar de tandartsen niet, was of er specifiek over voorbehouden behandelingen overleg plaats vond per patiënt. Dit werd bij slechts 28% gedaan. Wel moeten we hierbij wellicht in het achterhoofd houden dat er sprake kan zijn geweest van geregistreerde mondhygiënisten, wat we niet hebben uitgevraagd. Wel is nagevraagd of de mondhygiënist in kwestie geen voorbehouden handelingen doet. Dat laatste geldt slechts voor 2 mondhygiënisten. Een antwoord was heel bijzonder: Deze mondhygiënist gaf aan nooit voorbehouden handelingen te doen maar maakte wel altijd zelf de röntgenfoto.

28% krijgt nooit een opdracht voor een voorbehouden handeling. 26% krijgt dit soms, 10% krijgt dit altijd en 35% heeft een doorlopende opdracht. Frappant is dat slechts 2 hiervan aangaven te overleggen over de voorbehouden handelingen specifiek.

Ook werd aan de mondhygiënisten gevraagd of zij zelf altijd de röntgenfoto’s (solo’s) maakten die ze nodig hadden of dat ze deze wel/niet van de tandarts kregen als ze hierom vroegen. 23% (22 mondhygiënisten) maakten deze foto’s altijd zelf. Slechts 2 van deze respondenten lijken dit te overleggen en 7 van hen krijgen hiervoor nooit opdracht, slechts 3 krijgen hiervoor altijd opdracht per patiënt. 8 van hen hadden een doorlopende opdracht en 2 kregen deze soms.

6% van de mondhygiënisten die vraagt om een foto van de tandarts krijgt deze foto nooit. 9% krijgt niet de solo waar ze om vroegen, maar bijvoorbeeld een bitewing of een OPG. 35% krijgt soms de foto waar ze naar vragen en gelukkig krijgt 49% deze altijd.

Van de 19 mondhygiënisten die nooit samen de röntgenfoto bekijken, krijgen 11 nooit opdracht om een solo te maken. 5 bekeken deze dan soms samen. Van diegenen die zelf foto’s maken, bekijken er 5 altijd samen met de tandarts naar. Eentje doet dit nooit, de meeste doen dit soms.

Mondhygiënisten die nooit samen kijken naar röntgenfoto, ook niet als ze er naar vragen, zijn met zijn 21-en en dus met 22%. Zij bekijken ook nooit de parostatus samen, ook niet als ze er naar vragen.

Dezelfde boodschap

Van de gehele groep mondhygiënisten zijn er 9 die niet hetzelfde verhaal houden naar de patiënt. Zij houden dus een andere uitleg naar de patiënt dan de tandarts. 7 van hen bekijken niet de röntgenfoto samen met de tandarts en dat zou kunnen verklaren waarom zij een verschillend verhaal houden.

Dus het samen bekijken naar de röntgenfoto’s lijkt een grote factor van invloed te zijn om tot een zelfde verhaal (zoals de diagnose en behandelplan) te komen.

Van diegenen die altijd samen de röntgenfoto’s bekijken (18%), houdt 30% altijd hetzelfde verhaal en 53% meestal hetzelfde antwoord en de rest soms. In het algemeen houdt 20% altijd hetzelfde verhaal en 51% meestal hetzelfde verhaal en 20% soms.

Maar 4 % van de ondervraagde mondhygiënisten besprak altijd samen de eerste parostatus.

45 mondhygiënisten bekeken nooit samen de parostatus, ook niet als ze erom vroegen. 18% van deze groep hield nooit hetzelfde verhaal als de tandarts, 46% meestal hetzelfde verhaal, 27% soms hetzelfde verhaal en 9% altijd hetzelfde verhaal.

De herbeoordeling of evaluatiestatus wordt nog minder bekeken.

Slechts een mondhygiënist bekijkt deze altijd gezamenlijk, 14% bekijkt deze meestal samen, 38% bekijkt deze soms samen, 40% bekijkt deze nooit samen waarvan 5 mondhygiënisten ook geen respons kregen op hun verzoek om dit wel samen te doen.

 

Binnenkort volgen nog twee delen van de onderzoeksresultaten

 

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist. Vragenlijst uitgezet via dentalinfo.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Samenwerken
Daan Theewes Centrum

Vrienden rennen voor inzameling geld Daan Theewes Centrum na ernstig verkeersongeluk ACTA-docent

Bijna een jaar geleden veranderde het leven van ACTA-docent mondhygiënist Adriana van Kouwen voorgoed. Zij werd toen van de fiets af gelanceerd door een roekeloze medeweggebruiker met een gruwelijk vervolg, van maanden IC en interne neurorevalidatie. Sindsdien vecht ze keihard in het Daan Theewes Centrum, waar jonge mensen met ernstig niet-aangeboren hersenletsel door intensieve revalidatie een tweede kans krijgen.

Vrienden rennen voor inzameling geld Daan Theewes Centrum

Elf van haar vrienden rennen op 13 april de 10 km van de marathon in Rotterdam om geld in te zamelen voor dit expertisecentrum. De volledige opbrengst gaat naar DTC, zodat revalidanten nóg betere kansen krijgen op herstel.
Steun deze actie en doneer aan het Daan Theewes Centrum. Elke donatie helpt. ‘Wij beloven dat we onze longen uit het lijf zullen rennen voor deze strijd!”, zeggen haar vrienden.

Doneer nu aan het Daan Theewes Centrum

Bericht ingezonden door prof. dr. Dagmar Else Slot

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
gebitsboekje

Pilot met GebitsGroeiBoekje van start

Eind maart start een pilot met het uitreiken van het GebitsGroeiBoekje. Ouders van wie het kind het eerste tandje heeft, krijgen het boekje tijdens hun bezoek aan het consultatiebureau. Die nemen het vervolgens mee naar de mondzorgpraktijk, zo is de bedoeling. De proef begint in de GGD-regio Brabant Zuidoost; vanaf 1 april volgen de GGD-regio’s Zaanstreek-Waterland en Hollands Midden.

Het GebitsGroeiBoekje geeft informatie over de mond en over de gebitsontwikkeling van het kind tot 5 jaar, en over hoe je mond en gebit kunt verzorgen. Bij het uitreiken ervan op het consultatiebureau of Centrum voor Jeugd en Gezin krijgen de ouders het advies met hun kind naar de tandarts of mondhygiënist te gaan, en het boekje dan mee te nemen. Bekijk het GebitsGroeiBoekje

Eenduidige informatie over goede mondverzorging

Het GebitsGroeiBoekje is enerzijds bedoeld om tegemoet te komen aan de breed levende behoefte aan eenduidige informatie, praktische handvatten en tips en tricks over goede mondverzorging.

Bijdragen aan de opkomst bij de tandarts en mondhygiënist

Daarnaast willen de initiatiefnemers bijdragen aan het bevorderen van de opkomst bij de mondzorgpraktijk. Nog te veel kinderen gaan immers niet (op tijd) regelmatig op controle. Van de 2- en 3-jarigen is dat bijvoorbeeld minder dan de helft*, terwijl het advies is om vanaf het doorbreken van het eerste tandje een mondzorgverlener te bezoeken.

Doorgaande lijn in preventie benadrukken

Het boekje sluit aan op het voor jonge ouders bekende concept van de “GroeiGids” die gebruikt wordt in de jeugdgezondheidszorg. De initiatiefnemers hopen met het boekje voor ouders de doorgaande lijn in preventie te benadrukken: voor preventie van algehele gezondheid kun je terecht bij de jeugdgezondheidszorg, voor een ander deel ga je naar de mondzorg.

Mondzorgbreed initiatief

Het GebitsGroeiboekje is een uitgave van de KNMT en de Hogeschool Utrecht. Het is tot stand gekomen in samenwerking met NVM-mondhygiënisten, het Ivoren Kruis en de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
tandenknarsen

De invloed van het geslacht en bruxisme op de kauwspier

Een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics laat zien dat een genderspecifieke benadering belangrijk is om de impact van bruxisme op de kauwspier te beoordelen. De kauwspier wordt namelijk op verschillende manieren beïnvloed per geslacht.

Onderzoek

Een studie waarbij 720 personen in de leeftijd van 30 tot 89 jaar werd geanalyseerd had als doel om de dwarsdoorsnede (CSA) van de kauwspier te onderzoeken in relatie tot bruxisme en daarnaast gendergerelateerde verschillen te onderzoeken. Er werd een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) van het hele lichaam gemaakt, en een volledig mondonderzoek gedaan.
Aan de hand van informatie over parafunctioneren zoals klemmen, knarsen, unilateraal kauwen en andere parafunctionele gewoonten en de CSA’s van de kauwspier werd de associatie tussen de CSA’s van de musculus masseter, bruxisme en geslacht onderzocht.

Resultaten

De resultaten laten zien dat er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde CSA van de kauwspier. De CSA van mannen is gemiddeld 4,68 ± 0,98 cm² en vrouwen 3,56 ± 0,77 cm². Bij vrouwen werd er ook een hoger percentage tandenknarsen en spier- of gewrichtspijn bij palpatie waargenomen. Verder liet de lineaire regressieanalyse zien dat een grotere masseter CSA significant geassocieerd is met bruxisme bij mannen en niet bij vrouwen, bij met name bij de hogere frequente bruxers.

Conclusie

Ondanks dat er een hogere prevalentie van bruxisme werd gerapporteerd door vrouwen, is de grotere CSA van de musculus masseter significant hoger bij mannen die bruxeren, en niet bij vrouwen. Echter kende de studie ook beperkingen zoals de lange MRI-tijd en beperkte vergelijkbaarheid met andere studies.

Bron:
American Journal of Orthodontics & Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Kleurbepaling met een intra-orale scanner vs. spectrofotometer

Kleurbepaling met een intra-orale scanner vs. spectrofotometer

Volgens een artikel gepubliceerd in het Journal of Esthetic and Restorative Dentistry is de nauwkeurigheid voor het bepalen van de tandkleur met behulp van intra-orale scanners (IOS’en) lager dan die van spectrofotometers en zijn IOS’en ook niet geschikt voor kleurbepaling.

Kleurbepaling

Het bepalen van de tandkleur kan op verschillende manier worden gedaan. Het vita kleurgidssysteem wordt vaak gebruikt, echter zijn er ook veel digitale technieken op de markt gekomen zoals digitale camera’s, spectrofotometers (SP’s) en colorimeters. IOS’en worden gebruikt om een mondscan te maken en heeft speciale functies waaronder het bepalen van de tandkleur.

Onderzoek

Voor de systematische review werden 163 onderzoeken uit vijf verschillende databases geïdentificeerd. Hiervan kwam 23 artikelen in aanmerking om te analyseren voor de systematische review. Er werd een kwantitatieve analyse uitgevoerd om de nauwkeurigheid van de intra-orale scanner te beoordelen. De inclusiecriteria de klinische studies waarbij kleurselectie werd uitgevoerd waren proefpersonen zonder restauraties zoals vullingen, kronen en bruggen waarbij indien aanwezig, verkleuring en tandplak werd verwijderd. Exclusiecriteria waren bleken, restauratieverkleuring of cariës in het gebied van de kleurbepaling.

Resultaten

In de kwantitatieve analyse werden vijf verschillende IOS’en onderzocht, namelijk de 3Shape TRIOS Color, 3Shape TRIOS 3, 3Shape TRIOS 4, CEREC Omnicam en CEREC Primescan. Daarnaast werden vijf verschillende apparaten gebruikt als vergelijkers; Vita Easyshade SP’s, Spectroshade SP’s, ShadeEye SP en ColoerEye 7000a. In totaal werden 11 artikelen gebruikt voor de meta-analyse. De juistheid van de vita 3D-master IOS was 0,38 en van de vita classical IOS was dit 0,28. De herhaalbaarheid van de vita 3D master IOS en van de vita classical IOS was respectievelijk 0,85 en 0.81.

Conclusie

Voor de kleurbepaling is de juistheid van de intra-orale scanners erg laag vergeleken met spectrofotometers. De precisie is hoger, echter is er nog onvoldoende bewijs hiervoor. Het gebruik van intra-orale scanners voor het bepalen van de tandkleur is op dit moment niet geadviseerd.

Bron:
Journal of Esthetic and Restorative Dentistry

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Hans Prakken - 400

Hans Prakken over de preventieve aanpak in de mondzorg: ‘Er ontstaat zo meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen‘

Cariës is nog steeds een heel groot probleem. We praten met Hans Prakken die vanuit vele rollen in de mondzorg zijn visie geeft op de huidige manier van werken. Hij pleit voor de preventieve aanpak waardoor de term ‘mondzorg’ meer de lading dekt dan de reguliere ‘tandheelkunde’.

Je hebt een heleboel functies en rollen binnen de mondzorg, hoe is dat pallet ooit ontstaan?

“Mijn motto is ‘Kom uit die spreekkamer’ en vanuit die gedachte vond ik het heel interessant om rollen te vervullen naast mijn uitvoerende en praktiserende werkzaamheden.  Als je oog hebt voor zaken rol je van het één in het ander. Ik heb ook in het verleden een onderzoek geleid voor de KNMT in de tijd dat de praktijk ontstond waarin meerdere functies binnen één praktijk samenwerken. Het gaf me heel veel voldoening om met al die functies om één tafel te zitten en die samen te smeden. Ik werd bij het Ivoren kruis gevraagd om de rol van bestuurder te vervullen omdat ik bekend stond als iemand die stond voor preventie in de mondzorg.  Ik heb ook de rol van Verwijstandarts, ik kijk graag mee over de schouder van een collega en dit in het kader van een goede mondgezondheid van iedereen.”

Jij denkt sterk vanuit de etiologie van de individuele patiënt als goede mondzorg waar nog te vaak hoogstaande curatieve behandelingen als goede zorg gezien wordt. Kun je uitleggen waarom dit jouw visie is?

“Iedere Nederlander weet inmiddels dat hij zijn tanden moet poetsen, zo beleeft de patiënt de zorg die hij aan zijn gebit moet geven. Het probleem van cariës is echter nog steeds heel groot. We zijn er dus nog lang niet. Daarnaast moeten we beseffen dat de beste vulling geen vulling is en het beste implantaat is de eigen kies.”

Wat is een belangrijke bijdrage die het Ivoren kruis geleverd heeft aan een betere tandheelkunde?

“Op het eiland Bornholm vlakbij Zweden is er door het echtpaar Cristiaansen een  ooit project gestart waarbij hun praktijk gestopt is met behandelingen van kindergebitten en in de plaats daarvan zijn de tandartsen patiënten thuis gaan bezoeken en in gesprek te gaan. Het resultaat was 70% reductie van cariës. Op basis daarvan is het ‘Nexø-model’ ontstaan, genoemd naar het stadje waar de praktijk gevestigd is. Het Ivoren Kruis heeft op basis daarvan een cursus ontwikkeld voor mondzorgpraktijken met de naam ‘Gewoon Gaaf’. Het principe is dat op basis van het risicoprofiel van het gebit van het kind bepaal jij als tandarts en/of mondhygiënist de interventiefrequentie en de boodschap die je geeft aan het kind. Inmiddels heeft 60% van de praktijken in Nederland deze cursus gevolgd. Een mooi doel is om dat in te bedden in de mondzorg voor alle patiëntengroepen.”

Welke veranderingen zouden er volgens jou nog plaats moeten vinden om een betere mondzorg te leveren?

“Heeft Nederland wel een tekort aan tandartsen of moeten we de zorg beter managen? Meer vanuit de etiologie en daarmee meer naar het voorkomen van de problemen? Dat gaat verder dan reguliere instructies in het verzorgen van het gebit en alles wat we doen vanuit de mondzorgpraktijk.

De groep patiënten per tandarts wordt steeds kleiner maar de mondproblemen steeds complexer. Er wordt bij de huidige patiëntenpopulatie heel goede complexe mondzorg verleend maar men verliest de oorzaak uit het oog. Het gaat met name om de coördinatie binnen de mondzorg, het ‘zorgmanagement’. Ik heb als één van de eerste praktijken al gewerkt met mondhygiënisten waar ik intensief mee samenwerkte en kon daarom veel patiënten aan. Op basis van een risicoprofiel welke ik duidelijke communiceerde met de patiënt verwees ik de patiënt vaak naar de mondhygiënist en probeerde ik de patiënt uit de stoel te houden. We werkten nauw samen in teamverband en dan kan iedere praktijkmedewerker zijn steentje bijdragen. De assistente werkte het dossier bij terwijl ik de tijd nam voor een gesprek met de patiënt. Ik kon vertrouwen op mijn assistentes omdat ze geleerd hadden aspecten van mijn werk uit handen te nemen. Op basis van deze aanpak kun je spreken over ‘mondzorg’ in plaats van ‘tandheelkunde’.

Dus meer coördineren en teamwerk is mijn motto! Als je daarbij samen, op basis van iemands risicoprofiel de juiste gesprekken aangaat en daarbij de juiste preventie bedrijft.

Daarbij is het goed om weer meer aandacht te besteden aan het vak van tandarts als generalist. Deze moet ook de rol van poortwachter vervullen , en de regie in handen houden en dat moet ook naar voren komen in de opleiding van de tandartsen. Het zou goed zijn als ook de overheid nog meer zijn verantwoordelijkheid neemt in het doen van collectieve preventie waarbij er een rol weggelegd is voor de GGD. Er zijn al prille initiatieven maar we zijn er nog niet.

Zo zou er ook aandacht aan kunnen worden besteed in het onderwijs en alle andere zorgdisciplines in de zorgsector. Er ontstaat op die manier meer de ‘awareness’ dat men er zelf ook iets aan kan doen.“

Wat is daarbij de rol van de patiënt, is het goed om daar nog eens bij stil te staan?

“Als we gaan kijken naar de aanpak middels preventie is het denk ik goed om de locus of control voor de mondgezondheid meer bij de patiënt te leggen. Die ligt nu nog te veel bij de tandarts. Als een patiënt vraagt waarom hij opeens een veel groter aantal gaatjes heeft dan bij de vorige controle leg ik de bal terug en wijs deze er op dat ik er niet bij geweest ben het afgelopen jaar en dat het de vorige keer goed was en stel allereerst omgekeerd te vraag aan de patiënt.

We moeten meer in gesprek gaan met de patiënt om deze meer bewust te maken van de eigen regie als het gaat om een goede mondgezondheid.

Onze beroepsgroep schiet te snel in de rol van curator van het gebit terwijl de patiënt de  eigen verantwoordelijkheid heeft om mondzorgproblemen te voorkomen. Men heeft mij wel eens gevraagd “vanaf wanneer moet een kind naar de tandarts?”. Mijn antwoord is dan “voordat het kind geboren wordt”. Zo gaat men meer stilstaan bij de vraag “Hoe kan ik de mondgezondheid zelf beïnvloeden?”

Heel bijzonder vind ik jouw rol als ziekenhuistandarts, in welk opzicht is die functie anders?

“De behandelingen die ik verrichtte in diverse ziekenhuizen waren niet van andere aard. Het waren patiënten die doorverwezen werden vanuit andere zorgdisciplines zoals huisartsen, medisch specialisten en de GGZ. Wat het werk interessant maakte was de aard van de patiënten.  Ik heb veel samengewerkt met een psycholoog, het ging dan vaak om patiënten met traumatische ervaringen die EMDR-behandelingen ondergingen. Juist het behandelen van die angst patiënten vond ik leerzaam en daar haalde ik veel voldoening uit. De patiënt zien als mens en daarmee in gesprek gaan en begrip tonen is de manier om dat vertrouwen te winnen, dat is cruciaal bij patiënten die bijvoorbeeld 20 jaar niet bij de tandarts zijn geweest. Dan slaat ook de preventie meer aan.“

Wat kenmerkt op dit moment de mondzorg en hoe zie jij de toekomst als tandarts en bestuurslid?  

“Er is al een goede samenwerking op komst als het gaat om het werken met een team met daarin ook mondhygiënisten.

De coördinatie die van groot belang is staat dan onder druk. Ik zie ook nog steeds die curatieve insteek en er worden steeds minder praktijken eigen praktijken geopend. Afgestudeerde tandartsen werken als ZZP’er in meerdere praktijken waardoor de affiniteit met de doelgroep minder is en het inkomstenmodel anders. Een methode om deze ontwikkeling een andere wending te geven is de definitie van ’goede zorg’ wetenschappelijk omschrijven. Dan is er duidelijkheid, een norm ontwikkeld goede mondzorg is.

Een andere ontwikkeling is de instroom van buitenlandse tandartsen. Ik schat zo in dat de jaarlijkse instroom van buitenslands gediplomeerde tandartsen qua FTE’s minstens zo hoog is als wat er jaarlijks afkomstig is van de Nederlandsche faculteiten.

Daarbij zien we dat de buitenlandse opleidingen zeer sterk op curatie gericht zijn.

Ik heb jaren geleden al gepleit voor een zorgtoets voor de buitenslands gediplomeerde tandartsen. Dit om deze groep te bewegen in de richting van de aanpak van de Nederlandse faculteiten, namelijk een beweging richting behandelen op basis van eerdere genoemde etiologie i.p.v. de reparatie.

Incentives (tarieven) zijn (nog) gebaseerd op de curatieve manier van werken.

Om dit te transformeren naar de preventieve aanpak is het ook zaak om de tarieven te baseren op ‘goede zorg’.

Dit is echter nog toekomstmuziek.
Er zijn al diverse zaadjes gepland maar het oogsten zal nog enige tijd op zich laten wachten!“

 

Drs. Hans Prakken is gestart als algemeen practicus in zijn solopraktijk die uitgroeide tot een grote praktijk met 11 spreekkamers en 6 tandartsen in Emmen. Hij was entrepreneur in werken met het meerkamer concept. Naast zijn werk als tandarts kreeg hij gaandeweg steeds meer nevenfuncties. Hij werkt als ziekenhuistandarts in meerdere ziekenhuizen . Naast zijn werk als tandarts is hij ook actief lid van de adviescommissie Buitenlandse Gediplomeerde Tandartsen van het ministerie van VWS en voorzitter van Vertrouwenspunt Tandartsen van de KNMT.

Hans is ook bestuurslid van het Ivoren Kruis en Tandartslid van het Regionale TuchtCollege voor de gezondheidszorg.

Met zijn visie op de tandheelkunde maakt hij zich sterk om de preventie breder te maken dan instructies op het gebied van mondhygiëne, gegeven aan de individuele patiënt. Dit doen we al jaren en heeft ons niet gebracht waar we zouden moeten zijn.

 

Interview met Hans Prakken door Petra van der Zwan van Gezond & Inzetbaar – auteur | Leefstijlinterventies | gezondheidsonderzoeker

 

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Interview, Mondhygiëne, Opinie
Geld

Mag tandheelkundige zorg bij een orthodontische behandeling worden gedeclareerd?

Mogen orthodontische behandelingen én tandheelkundige behandelingen plaatsvinden bij dezelfde behandeling? Deze vraag werd beantwoord in een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB), waar de NZa een mondzorgaanbieder een aanwijzing had opgelegd wegens het declareren van tandheelkundige prestaties tijdens een orthodontiebehandeling.

Conclusie

Eldermans Geerts analyseerde deze uitspraak en kwam tot deze conclusie:

“In beginsel mogen tandheelkundige prestaties niet worden gedeclareerd binnen een orthodontische behandeling. Tandheelkundige verrichtingen die losstaan van de orthodontische behandeling, mogen uiteraard wel worden gedeclareerd. In dat geval is het, indien dit tijdens dezelfde behandelsessie gebeurt, aan de zorgaanbieder om in het patiëntendossier nauwkeurig te documenteren waarom deze tandheelkundige behandeling noodzakelijk was en dat deze los stond van de orthodontische zorg.

Voorts is het – gelet op de strikte wijze waarop de zorgverzekeraars en mogelijk ook de NZa de regel in de Prestatie- en tariefbeschikking Orthodontische zorg uitleggen – sowieso verstandig telkens (dus ook indien het gaat om verschillende behandelmomenten) kritisch te kijken of een tandheelkundige prestatiecode kan worden gedeclareerd bij een patiënt met een beugel. Indien dit mogelijk is (dus indien de uit te voeren tandheelkundige verrichting losstaat van de orthodontische behandeling), verdient het aanbeveling ook dat goed in het dossier op te nemen.

Gezien de risico’s van terugvordering door zorgverzekeraars en mogelijke sancties van de NZa, is het raadzaam om deze afweging telkens zorgvuldig te maken en te zorgen voor een sluitende dossiervoering.”

Oordeel van het CBB

Het CBB oordeelde dat het vertrekpunt is dat bij een orthodontische behandeling geen tandheelkundige prestaties kunnen worden gedeclareerd. Als toch tijdens een zelfde behandelsessie zowel orthodontische zorg als tandheelkundige zorg wordt verleend, op dezelfde dag, dan moet door de zorgaanbieder in het patiëntendossier worden toegelicht waarom tandheelkundige zorg is verleend naast de orthodontische zorg. Een mondzorgaanbieder kan dus naast een orthodontische prestatie ook een tandheelkundige prestatie declareren, bijvoorbeeld voor het repareren van een afgebroken tand of het vullen van een gaatje.

“Hierbij moet echter aannemelijk worden gemaakt dat de tandheelkundige prestatie daadwerkelijk binnen een tandheelkundig kader (en niet in het kader van een orthodontische behandeling) is verricht. Indien deze toelichting in het patiëntendossier ontbreekt, vindt het CBB het vermoeden gerechtvaardigd dat de tandheelkundige prestaties ten onrechte in het kader van de orthodontie zijn gedeclareerd”, volgens Eldermans Geerts.

In dit geval moet de zorgaanbieder het vermoeden weerleggen met een concrete en overtuigende onderbouwing in het patiëntendossier of met andere bewijsstukken waaruit blijkt dat de uitgevoerde/gedeclareerde tandheelkundige verrichtingen losstonden van de orthodontische behandeling. “Dat bewijs zal in de praktijk lastig te leveren zijn, indien de toelichting in het patiëntendossier ontbreekt.”

Bron:
Eldermans Geerts

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Kom naar Paro Open 2025 – 26 september: Het Lustrum – Samenwerken is Kunst

De mond en algemene gezondheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Parodontitis kan bijvoorbeeld een indicatie zijn voor onbehandelde diabetes, de relatie tussen parodontitis en hart- en vaatziekten is wetenschappelijk aangetoond en ook van roken weten we dat het geassocieerd is met een verhoogde vatbaarheid voor parodontitis.

Lees meer over Paro Open 2025 en schrijf je in

Logisch dus dat de blik van tandheelkundige zorgverleners verder reikt dan de vier praktijkmuren. Maar hoe pak je dat grondig op? Welke signalen moet je kunnen herkennen, welke kennis is daartoe noodzakelijk? Welke communicatie is wenselijk en met wie?

Samenwerken is kunst: dát is het thema van Paro Open 2025!

Wat kunt u verwachten?

  • verrassende sprekersduo’s
  • vernieuwende, evidence based inzichten
  • praktische adviezen
  • interactieve congresformule
  • extra feestelijke lustrumeditie!

Ontdek hoe u dankzij een multidisciplinaire samenwerking de kans op het welslagen van uw parobehandeling kunt vergroten.

Datum en locatie

26 september, Leonardo Hotel Vinkeveen

Lees meer over Paro Open 2025 en schrijf je in

 

Paro Open 2025

Lees meer over: Bij- en nascholing, Parodontologie, Partnervideo, Producten, Video, Video | Podcast
Combinatie van bacteriën kan zorgen voor voorzaken van halitose

Combinatie van bacteriën kan halitose veroorzaken

Volgens een studie gepubliceerd in mSystems kan de interactie tussen twee veel voorkomende bacteriën leiden tot de vorming van een chemische verbinding. Deze chemische verbinding staat in verband met een slechte adem en tandvleesaandoeningen zoals parodontitis.

Bacteriën

De bacterie Streptococcus gordinii (S. gordinii) produceert een metaboliet die de Fusobacterium nucleatum (F. nucleatum) aanzet tot de productie van methylmercaptaan (CH3SH). Methylmercaptaan is de stof die een slechte adem kan veroorzaken.

Onderzoek

Om strategieën te ontwikkelen voor halitose is het belangrijk om de mechanismen te onderzoeken die in verband staan met de productie van CH3SH. Onderzoekers hebben een anaëroob co-cultuursysteem bedacht om de interacties tussen verschillende mondbacteriën te onderzoeken. De bacteriën A. naeslundii, S. gordonii, F. nucleatum, P. intermedia, F. alocis en P. gingivalis werden geselecteerd voor het onderzoek.

Resultaten

Uit het onderzoek is gebleken dat de bacterie S. gordonii het aminozuur ornithine vrij geeft en de bacterie F. nucleatum wordt gestimuleerd tot de productie van polyamine. Polyamine is een stof die zorgt voor cellulaire en genetische functies en dit veroorzaakt de methionine-reddingsroute. De methionine-reddingsroute is een proces dat zwavelhoudende metabolieten recycleert tot methione en dit leidt tot een verhoging van de productie van CH3SH.

Conclusie

Verder onderzoek is nodig om de microbiële metabolische interacties die kunnen leiden tot halitose te begrijpen omdat verschillende metabolieten worden uitgewisseld tussen orale bacteriën.

Bron:
mSystems

 

 

Lees meer over: Halitose (slechte adem), Thema A-Z
Preventieve strategieën om mondkanker te voorkomen

Preventieve strategieën om mondkanker te voorkomen

Uit een onderzoek gepubliceerd in the Journal of Dental Hygiene is gebleken dat het voorlichten van patiënten cruciaal is. De voorlichting zou moeten bestaan uit strategieën voor risicoreductie, zoals het bevorderen van HPV-vaccinatie dat erg belangrijk is voor de vroege detectie en preventie van orale plaveiselcelcarcinomen (OSCC’s).

Mondkanker

De meest voorkomende vorm van kanker in de mondholte is oraal plaveiselcelcarcinoom (OSCC). Het kan zich in de mond voordoen als een niet-genezende zweer, witte of rode plaques of massa.

Hoofd- en nekonderzoek

Het tandheelkundige team speelt een belangrijke rol in het voorkomen van orofaryngeale plaveiselcelcarcinomen (OPSCC’s) en HPV-gerelateerde kankers. Regelmatig onderzoek van hoofd en nek hebben een positieve invloed op de gezondheidsresultaten die in verband staan met mondkanker. Een consistent protocol opstellen voor hoofd- en nekonderzoek is essentieel. Daarnaast is het onmiddellijk doorverwijzen naar specialisten erg belangrijk wanneer er afwijkingen worden ontdekt. De specialist kan de juiste diagnostische procedures zoals faryngoscopie, laryngoscopie of indien nodig een biopsie uitvoeren.

Incidentie

Vanwege het hoge percentage van mond- en oropharyngeale kanker is het erg belangrijk om in de tandartspraktijk te surveilleren. De incidentie van OSCC’S en OPSCC’s neemt elk jaar met ongeveer 1% toe en de OPSCC-sterfte die met HPV geassocieerd is stijgt elk jaar met ongeveer 2%.

Vaccinatie

Uit onderzoek is gebleken dat wanneer zorgverleners zorgen voor verbetering van voorlichting over HPV-vaccinaties en HPV-vaccinaties aanbevelen, er een toename is in de vaccinatiegraad.

Conclusie

Zorgverleners in de mondzorg zijn essentieel voor vroege detectie en/of preventie van OSCC en OPSCC. Het is belangrijk om hoofd- en nekonderzoek te doen als onderdeel van het screeningproces.

Bron:
The Journal of Dental Hygiene

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Kaakspieractiviteiten kunnen leiden tot betere cognitie

Kaakspieractiviteiten kunnen leiden tot betere cognitie

In een rapport gepubliceerd in het Journal of Oral Rehabilitation kan bruxisme geassocieerd worden met een verbetering in cognitieve functies, echter is wel meer onderzoek nodig.
De auteurs schreven dat kaakspieractiviteit zoals kauwen of knarsen kan zorgen voor een betere cognitie door de bloedstroom in de hersenen te verbeteren.

Literatuuronderzoek

Er zijn in het verleden onderzoeken gedaan naar de effecten van een verminderd kauwvermogen op de incidentie van cognitieve stoornissen over een periode van 10 jaar. De bevindingen lieten zien dat er een 1,3 keer hogere odds ratio voor cognitieve stoornissen bij mensen die slecht kauwen vergeleken met mensen die goed kauwen. Er kon bevestigd worden dat een verminderde kauwfunctie bijdraagt aan achteruitgang in cognitie.
Een uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd liet zien dat er een verband is tussen kauwen en cognitie. Van de 59 geanalyseerde studies lieten namelijk 53 studies zien dat er een verband is en de overige 6 studies liet geen of een negatief verband zien. Echter ging slechts één van de artikelen specifiek over tandenknarsen. Er is daarom meer onderzoek nodig naar bruxisme en het verband met cognitie.
Daarnaast werd ook gesteld dat een verminderde cognitie verband houdt met een samenspel van meerdere factoren.

Conclusie

De auteurs durven op basis van bovenstaande de conclusie te trekken dat kaakspieractiviteit zoals knarsen of kauwen kan zorgen voor een betere cognitie.

Bron:
Journal of Oral Rehabilitation

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Nieuwe mondzorgrichtlijn voor palliatieve patiënten 400

Nieuwe mondzorgrichtlijn voor palliatieve patiënten

De stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) heeft een nieuwe versie gepubliceerd van de multidisciplinaire richtlijn ‘Mondproblemen en slikstoornissen in de palliatieve fase’. De richtlijn geeft adviezen over diagnostiek, voorlichting en behandeling van mondproblemen en slikstoornissen bij patiënten in de palliatieve fase en de klachten die daarvan het gevolg zijn.

Hoewel slikklachten niet tot de mondproblemen behoren, zijn deze wel gerelateerd en opgenomen in deze richtlijn.

Veranderingen in de mond en slijmvliezen

Patiënten in de palliatieve fase hebben vaak te maken met veranderingen in de mond en slijmvliezen ten gevolge van ziekte en/of behandeling. Deze kunnen leiden tot klachten en problemen die de kwaliteit van leven verminderen.

Het identificeren en adequaat behandelen van mondproblemen is van essentieel belang in de palliatieve zorg, om zo het comfort en de waardigheid van de patiënt te behouden en te verbeteren.

Mondproblemen

Mondproblemen in de palliatieve fase omvatten een breed scala aan orale aandoeningen die de kwaliteit van leven van patiënten kunnen beïnvloeden. Er zijn verschillende vormen van mondproblemen te onderscheiden, variërend van pijn en ongemak tot ernstige complicaties die de voeding en communicatie van de patiënt kunnen beïnvloeden.

Op de website van Pallialine vind je een samenvatting van de aanbevelingen voor mondzorg in de palliatieve fase.

Bron:
Pallialine

Lees ook:
Infographic over mondzorg in palliatieve fase 

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
Risico op tandvleesaandoeningen groter bij hormonale veranderingen 400

Risico op tandvleesaandoeningen groter bij hormonale veranderingen

Een speciale sessie tijdens het Europerio11 congres in mei in Wenen zal mondgezondheidsprofessionals aanmoedigen een meer gepersonaliseerde benadering te hanteren bij de behandeling van zwangere vrouwen. Daarnaast wordt verder onderzoek naar het verband tussen de mondgezondheid en gezondheid van vrouwen bevordert.

Hormonale veranderingen

Hormonale veranderingen kunnen een grote impact hebben op de mondgezondheid zoals tandvleesaandoeningen, maar ook op de algehele systemische gezondheid. De mondgezondheid bij vrouwen is dus erg belangrijk en speelt een cruciale rol bij aandoeningen zoals complicaties tijdens de zwangerschap en chronische ziekten. Echter blijft het een weinig besproken onderwerp en is er onvoldoende onderzoek naar gedaan.

Tandvleesaandoeningen worden vaak in verband gebracht met verschillende zwangerschapsproblemen, daarom is het van belang dat zwangere vrouwen veel prioriteit stellen aan hun mondgezondheid.

Zwangerschap

Verhoogde hormoonspiegels kunnen tijdens de zwangerschap de manier waarop het lichaam op tandplak reageert veranderen. Dit kan leiden tot gingivitis en parodontitis. Onbehandelde tandvleesaandoeningen kunnen leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s bij zowel de moeder als het kind. Wetenschappelijke studies hebben verbanden aangetoond tussen tandvleesaandoeningen en zwangerschapsproblemen zoals vroeggeboorte, een laag geboortegewicht en pre-eclampsie.

Wanneer er gingivitis of parodontitis wordt vastgesteld is het mogelijk om veilig te behandelen tijdens de zwangerschap. De risico’s van niet behandelen van de aandoeningen zijn groter dan wel behandelen.

Mondhygiëne

Om problemen vroegtijdig te detecteren is het aangeraden om minstens twee keer per dag minimaal twee minuten te poetsen en regelmatig de tandarts bezoeken tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap. Het behouden van een goede mondgezondheid vóór en tijdens de zwangerschap is een essentiële stap in het bevorderen van de gezondheid van zowel moeder als kind.

Conclusie

Behoud van gezond tandvlees is essentieel voor de algehele systemische gezondheid. Bij zwangere vrouwen is er een verband tussen de gezondheid van het tandvlees, hun eigen gezondheid en de gezondheid van de baby.

Bron:
Europerio 11

Lees meer over EuroPerio11 Vienna 14 – 17 May 2025

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Behandeling patient

IGJ ziet grote verschillen in omgang met taakdelegatie voorbehouden handelingen

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet dat er grote verschillen zijn in de manier waarop tandartsenpraktijken omgaan met taakdelegatie van voorbehouden handelingen. Dit komt voort uit onderzoek van de inspectie onder 81 tandartspraktijken, uitgevoerd in 2024. De inspectie vindt dit niet gewenst en wil graag dat taakdelegatie in een richtlijn wordt opgenomen.

Dit gaat dan met name om taakdelegatie van voorbehouden handelingen waarvan het merendeel van de patiënten aanneemt dat dit door een tandarts wordt uitgevoerd. Ook het vragen van toestemming aan de patiënten vindt de inspectie belangrijk voor verdere uitwerking.

Onderzoek

Om een beeld te krijgen van de wijze waarop tandartsprakijken taakdelegatie organiseren, bezocht de IGJ 81 willekeurig gekozen tandartspraktijken in 2024.  Bevindingen die naar vorgen kwamen:

Voorbehouden handelingen door assistent

In bijna alle praktijken maken tandartsassistenten röntgenfoto’s en geven zij in ongeveer een derde van de bezochte praktijken ook anesthesie. Dit wordt in bijna alle gevallen in opdracht van een tandarts gedaan waarbij de patiënten niet worden verteld dat de assistent deze handeling uitvoert. De tandarts is wel bijna altijd aanwezig als de assistent deze voorbehouden handelingen uitvoert.

Buitenlandse tandartsen

In sommige bezochte praktijken werken buitenlandse tandartsen die niet in het BIG-register ingeschreven staan. Zij werken op basis van taakdelegatie en stellen vaak zelf de indicatie voor deze behandeling voor en voeren deze uit zonder opdracht van de tandarts. Vaak worden patiënten hierbij niet geïnformeerd over het uitvoeren van de voorbehouden handeling in taakdelegatie en wordt er geen toestemming voor de taakdelegatie aan hen gevraagd. In driekwart van deze praktijken is de opdrachtgevend tandarts altijd aanwezig op de momenten dat de medewerker voorbehouden handelingen uitvoert.

Mondhygiënisten

Mondhygiënisten trekken geen tanden of kiezen en voeren geen wortelkanaalbehandelingen uit in de bezochte praktijken. Wel maken ze in veel praktijken röntgenfoto’s of geven ze anesthesie. In 3 van de bezochte praktijken boren ze ook in tanden en kiezen. Mondhygiënisten maken de röntgenfoto’s vaak in opdracht van een tandarts. Bij het geven van anesthesie is deze opdracht er vaak niet.

Studenten tandheelkunde

In een klein aantal van de bezochte praktijken voeren ook studenten tandheelkunde voorbehouden handelingen uit in taakdelegatie. Deze studenten maken voornamelijk röntgenfoto’s in opdracht van de tandarts. In enkele van de bezochte praktijken geven zij ook anesthesie, boren zij in tanden of kiezen, trekken tanden of kiezen of voeren zij wortelkanaalbehandelingen uit in taakdelegatie. Ook hier worden patiënten niet altijd geïnformeerd of om toestemming gevraagd.

Lees in het rapport alle bevindingen van de inspectie

Handvatten

De KNMT geeft aan dat zij “haar leden extra handvatten gaat bieden om de eisen voor taakdelegatie nader vorm te geven.” Zij gaan daarvóór eerst de bestaande eisen checken op nut en noodzaak.

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
KNMT Apollonia awards

Drie genomineerden voor de titel van Tandarts van het Jaar 2025

Jan de Kock van Leeuwen uit Reeuwijk, Angelica Setiaman uit Zandvoort en Marijke Westerduin uit Ede zijn genomineerd voor de titel van Tandarts van het Jaar. De KNMT reikt deze onderscheiding dit jaar voor de tweede keer uit. Er zijn ook prijzen voor de Tandheelkundestudent van het Jaar en het beste initiatief voor de mondzorg.

De prijzen worden toegekend aan een tandarts en een student Tandheelkunde die zich recent op bijzondere wijze hebben ingezet voor de mondzorg. Het gaat daarbij om maatschappelijke inzet of inzet voor de branche zelf en diegenen die daarin werkzaam zijn. Daarnaast is er een prijs voor het beste initiatief dat bijdraagt aan het bevorderen van de mondgezondheid in Nederland of daarbuiten.

In elke categorie zijn er drie genomineerden. De prijzen worden – onder de noemer Apollonia Awards – uitgereikt op vrijdag 14 maart.

Overzicht genomineerden Apollonia Awards

In alfabetische volgorde

Tandarts van het Jaar

  • Jan de Kock van Leeuwen voor zijn bijzondere betrokkenheid, zowel bij zijn patiënten als de maatschappij in het algemeen
  • Angelica Setiaman voor haar tomeloze inzet om duurzaamheid in de mondzorg op de kaart te krijgen
  • Marijke Westerduin voor haar jarenlange vrijwilligerswerk als tandarts en docent bij Mercy Ships

Tandheelkundestudent van het Jaar

  • Rozemarijn Kaman, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; voormalig Vice-Praeses van de Tandheelkundige FaculteitsVereniging Nijmegen (TFV)
  • Bram Sombekke, student Tandheelkunde Radboud Universiteit Nijmegen; lid van de Facultaire Studentenraad (FSR)
  • Tycho Vermaat, student Tandheelkunde ACTA; studentassessor en oud-bestuurslid van de Facultaire Studentenraad Tandheelkunde

KNMT Mondzorg Award (voor het beste initiatief)

  • Dental Coach – preventieprogramma met app waarmee tandheelkundige zorgverleners hun patiënten helpen hun gebit gezonder te maken
  • ‘Ouderen en mondzorg’ – landelijk gratis telefonisch spreekuur
  • Stichting Straattandarts Breda – tandheelkundige noodhulp voor mensen in armoede

 

Lees meer over: Scholing, Thema A-Z
Preventieve instructievideo 400

Preventieve instructievideo’s

Veel patiënten weten niet precies hoe ze hun tanden moeten poetsen met een elektrische tandenborstel, ongeacht hun leeftijd. Hoewel elektrisch tandenpoetsen effectiever is dan poetsen met een handtandenborstel, moet de tandenborstel op de juiste manier worden gebruikt om tandplak te voorkomen.

Bruikbare video’s over het gebruik van een elektrische tandenborstel ontbraken volledig, terwijl dit tegenwoordig de standaard is in de meeste mondzorgpraktijken. Daarom heeft Jan Henk van De Lieve Tandarts het initiatief genomen om deze video’s met Laurea Socials in co-productie te ontwikkelen.

Preventieve instructievideo’s voor iedereen

Om bij te dragen aan betere mondgezondheid en om misverstanden over poetsgewoonten te verhelpen, zijn er drie preventieve instructievideo’s ontwikkeld. Deze video’s richten zich op:

  1. De beste poetsinstructies met de focus op de drie B’s: binnenkant, bovenkant en buitenkant.
  2. Het juiste gebruik van flosdraad, ragers en stokers.
  3. De gevolgen van tandplak en het belang van preventieve mondzorg.

“Met deze video’s willen we zowel patiënten als zorgverleners ondersteunen met praktische handvatten en betrouwbare kennis over mondgezondheid, zodat deze toegankelijk is voor iedereen,” aldus De Lieve Tandarts en Laurea Socials.

Lees meer over: Dental Expo, Mondhygiëne, Thema A-Z, Video | Podcast, ZZP-er
Onderzoek naar verband tussen erectiestoornissen, occlusale ondersteuningsstatus, parodontale gezondheid en aantal resterende elementen

Onderzoek naar verband tussen erectiestoornissen, occlusale ondersteuningsstatus, parodontale gezondheid en aantal resterende elementen

Uit verschillende systematische reviews en meta-analyses is gebleken dat er een verband is tussen erectiestoornissen (ED) en parodontitis. Een huidige studie gepubliceerd in het International Journal of Urology doet onderzoek naar de relatie tussen ED, het aantal resterende tanden, parodontitis en de occlusale ondersteuningsstatus.

Onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd bij 400 thuiswonende mannen. Met behulp van de Community Periodontal Index (CPI) werd de gezondheid van het tandvlees geëvalueerd. De Eichner-classificatie werd gebruikt om de occlusale ondersteuningsstatus te beoordelen. Daarnaast werden er multivariabele analyses uitgevoerd om de relaties tussen ED en het aantal resterende tanden, parodontitis en occlusale ondersteuningsstatus te evalueren.

Erectiestoornissen

De prevalentie van erectiestoornissen ligt tussen de 3% en 77%. Volgens de auteurs zijn er associaties gepubliceerd tussen erectiestoornissen en parodontitis, maar is er nog geen onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen erectiestoornissen, occlusale ondersteuningsstatus en het aantal resterende elementen.

Resultaten

Aan het onderzoek deden 400 mannen mee met een gemiddelde leeftijd van 53 jaar. 333 van de 400 mannen werden geclassificeerd met ED. Bij de overige 67 mannen werd geen impotentie vastgesteld. Er werd een significant verband gevonden tussen ED en de parodontale gezondheidsstatus in de univariabele analyse. Echter na correctie voor de verstorende variabelen zoals leeftijd en andere systemische aandoeningen waaronder diabetes, verdween de statische significatie. In multivariabele analyses werd gevonden dat een matige occlusale ondersteuningsstatus significant en onafhankelijk werd geassocieerd met een erectiestoornis. Volgens de auteurs waren het aantal resterende tanden niet gekoppeld aan ED.

Conclusie

Er is een significante associatie tussen ED en een slechte occlusale ondersteuningsstatus. Er is echter geen verband gevonden tussen ED en het aantal resterende tanden en parodontale gezondheidsstatus. De resultaten van het onderzoek kunnen bijdragen aan het identificeren van patiënten met erectiestoornissen en mogelijk behandeld worden.

Bron:
International Journal of Urology

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg afb 5

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

De samenwerking tussen de tandarts, mondhygiënist en parodontoloog en andere specialisten is belangrijk om tot een succesvol behandelresultaat te komen. Daarnaast zijn een goede planning en onderlinge communicatie essentieel. Tijdens zijn lezing liet prof. dr. Mark Timmerman verschillende casussen zien waarbij veel verschillende behandelaren een rol spelen en samen zorgen zij voor een optimaal behandelresultaat.

Casus 1

Een vrouw van 37 jaar, ASA I, met pijn rechtsonder is doorverwezen door haar tandarts naar de parodontoloog in verband met gegeneraliseerd parodontale problemen. Volgens de tandarts is extractie van het onderfront en enkele molaren noodzakelijk, de patiënt wil echter graag haar eigen tanden behouden. Er is sprake van een blauwe, glazige zwelling van de gingiva met spontane bloedingen, recessies in het onderfront, 94% bloeding en pusafvloed na sonderen en gegeneraliseerd fors botverlies.

De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 4, graad C’. De modificerende factoren zijn de furcatietoegankelijkheid en socio-economische aspecten.

Behandelplan

  • Rapportage aan tandarts: parodontoloog
  • Extractie 27 en 48: tandarts
  • Instructie mondhygiëne: preventie-assistent || dagelijks gebruik elektrische tandenborstel || dagelijks gebruik van ragers
  • Spalken onderfront met composiet: parodontoloog
  • Gebitsreiniging met lokale anesthesie: mondhygiënist
  • Controle en herinstructie na 6 weken: preventie-assistent
  • Evaluatie na 3 maanden: parodontoloog
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist

Tijdens de evaluatie is er klinisch minder zwelling zichtbaar maar het onderfront oogt onrustig. Naar aanleiding hiervan is een kuur metronidazol geincideerd na herhaalde gebitsreiniging. Herinstructie en parodontale nazorg om de 3 maanden zijn erg belangrijk in deze casus.

De preventie-assistent blijft verantwoordelijk voor de instructie. Het herkennen en toepassen van leerstijlen is erg belangrijk bij het geven van instructie. Niet iedereen is hetzelfde, iedere patiënt heeft een eigen voorkeursstijl.

Verschillende leerstijlen

Voelers leren door ondervinding en ervaring, gebruiken zintuigen en leren gevoelsmatig. Kijkers overdenken ervaringen, ordenen en selecteren feiten. Denkers leren eerst de theorie en voeren die uit in de praktijk. Doeners gaan direct aan de slag om te experimenten en leren gaandeweg van hun fouten en successen. Doelen stellen kan helpen om een gewoonte te veranderen. Daarnaast kunnen de volgende punten helpen om een gewoonte te veranderen.

  • Zoek naar het meest constante patroon op de dag: vaak ’s morgens
  • Verander juist dat patroon
  • Doe iets ‘nieuws’ voor iets ‘ouds’
  • Het duurt minstens 6 weken tot 3 maanden voor een gewoonte is veranderd
  • Makkelijke beschikbaarheid van benodigde middelen: kans op succes omhoog
  • Regelmatige reïnforcement in de verander-fase: kans op succes omhoog

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 2

Een 62-jarige man met een goede gezondheid, slikt  simvastatine, komt met pijn in het onderfront. Meneer heeft tot zijn 33e in Shanghai gewoond en nooit een opbeetplaat gedragen. Dhr. heeft veel last van maagzuur en draagt een metalen frame in de onderkaak. De wens van de patiënt is om zijn eigen tanden te behouden. Op de OPT is een apicaal granuloom te zien ter plaatse van element 15.

Ook in deze casus is de samenspraak tussen behandelaars essentieel voor een optimaal behandelplan. De orthodontist, endodontoloog, parodontoloog en implantoloog spelen hierbij een belangrijke rol.

Het behandelplan

  • Extractie 15: implantoloog
  • Endo’s 41 en later ook 31: endodontoloog
  • Intrusie 26 en 27 m.b.v. TAD’s: implantoloog, orthodontist
  • Implantaten t.p.v. 37 en 15: implantoloog
  • Opbouwen van de frontelementen boven en onder m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Conventionele brug 23-d24-d25-26 en kroon i15: restauratief tandarts
  • Frame in de onderkaak t.v.v. 37, 36, 35 en 45 op locator 37: restauratief tandarts

Ook in deze casus zijn er diverse discussies en overwegingen besproken, er was sprake van een oneindig aantal mogelijkheden. Belangrijk is om te beginnen met luisteren naar de patiënt en het inventariseren van de problemen. Daarna kunnen de verschillende mogelijkheden worden bekeken met behulp van expertise. Elke behandelaar ziet behandelopties met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van de ‘blik’ met de wens van de patiënt is hierbij cruciaal voor een succesvol behandelresultaat.

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 3

Deze casus gaat over een 52-jarige vrouw, rookt al 25 jaar 20 sigaretten per dag. Er zijn 3 jaar geleden nieuwe kronen geplaatst in de hele mond. Mevrouw geeft aan dat de tanden los lijken te gaan staan en er een diasteem tussen de voortanden is ontstaan.  Klinisch is een zwelling rondom de kroonranden zichtbaar, er zijn pockets van 6 tot 8 mm. aanwezig en er is sprake van 20-30% botafbraak. De diagnose luidt ‘gegeneraliseerde parodontitis, stadium 3, graad B, roken’. De uitdaging in het behandelplan is de combinatie van parodontitis, roken en de esthetische wens van de patiënt. Roken heeft een sterke invloed op de parodontale conditie en verloop van de behandeling.

Het behandelplan

  • Parodontale chirurgie: parodontoloog
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist
  • Orthodontische behandeling: orthodontist
  • Extractie 16, 15, 14, 26, 36, 32, 42, 45, 46: restauratief tandarts
  • Endo’s 24, 25, 35, 43, 43: restauratief tandarts
  • Implantaten tpv 15, 14, 36, 45, 46: restauratief tandarts
  • Bruggen zijdelings boven, onderfront: restauratief tandarts
  • Kronen bovenfront, zijdelings onder: restauratief tandarts
  • Parodontale nazorg: mondhygiënist

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Casus 4

Een 12-jarige jongen met een goede gezondheid en ADHD. De patiënt slikt melatonine en methylfenidaat. De geïmpacteerde 21 is geprobeerd met een draadje aan de beugel te krijgen, echter is dit niet gelukt en is het element dor de kaakchirurg geëxtraheerd. De patiënt is erg bang geworden door alle uitgevoerde behandelingen en de orthodontist.

Het eerste behandelplan

  • Hervatten van de orthodontist behandeling: diasteem 21 openen: orthodontist
  • Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21: parodontoloog/ implantoloog
  • Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Voltooien van orthodontische behandeling: orthodontist
  • Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts

Echter blijkt de patiënt zo angstig dat op de dag van de autotransplantatie verdoven en behandelen niet mogelijk zijn. De patiënt wordt doorgestuurd naar het centrum bijzondere tandheelkunde (CBT).

Het behandelplan wordt aangepast

  • Continueren orthodontische behandeling voor zover mogelijk: orthodontist
  • Intake narcose en zoveel mogelijk angsttraining vooraf: angsttandarts CBT.
  • Extractie 85 en autotransplantatie 45 naar locatie 21 onder volledige narcose : parodontoloog/implantoloog + angsttandarts CBT + anesthesioloog
  • Angsttraining afronden: angsttandarts CBT
  • Opbouwen van de 21 m.b.v. composiet: restauratief tandarts
  • Voltooien orthodontische behandeling: orthodontist
  • Zo nodig finaal aanpassen van restauratie 21: restauratief tandarts

Een voorafgemaakt behandelplan vraagt soms meerdere malen om bij te stellen. Onderling overleg is daarom cruciaal tijdens het verloop van de gehele behandeling.

Samenwerking tussen tandarts, mondhygiënist en parodontoloog maakt de zorg

Trauma bij jonge patiënten

Bij vervanging van voortanden na trauma bij jonge patiënten moet rekening worden gehouden met het feit dat implantaten niet meegroeien met de dentitie van de patiënt. Uitneembare voorzieningen zijn oncomfortabel en adhesieve voorzieningen zijn mogelijk kwetsbaar. Daarnaast is een conventionele brug erg invasief op gaaf tandmateriaal. Een autotransplantatie is een al langer bekende techniek en is bij jonge patiënten een goede optie om een frontelement te vervangen. Een onderzoek waarbij 298 elementen met een endo naar het front zijn getransplanteerd laat zien dat autotransplantaties een hoge survival en succes rate hebben. Er is namelijk maar 0,7% verlies van elementen opgetreden. Autotransplantaties zijn daarom uiterst geschikt als enkeltandsvervanging bij zowel kinderen als volwassenen.

Conclusies

Bij het geven van instructie is het belangrijk om rekening te houden met de leerstijl van de patiënt en het feit dat gedrag veranderen veel tijd kost en terugval vaak voorkomt. Elke behandelaar kijkt met zijn eigen expertise door zijn eigen ‘bril’. Het afstemmen van die ‘blik’ met de wens van de patiënt is cruciaal voor een succesvol resultaat. Een samenwerking, waarbij meerdere behandelaren en disciplines een rol spelen, kan voor de patiënt veel opleveren.

Prof. dr. Mark Timmerman

Mark Timmerman studeerde in 1984 cum laude af in de tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 2001 op zijn proefschrift, getiteld ‘Prevalence and progression of untreated periodontal disease in a young Indonesian population’. Hij werkte in een algemene praktijk en later als parodontoloog en implantoloog bij diverse centra, waaronder de Paropraktijk Utrecht en sinds 2008 bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen/Horst. Daarnaast werkt hij sinds 2017 als docent Implantologie en Parodontologie bij het Radboudumc Tandheelkunde en is hij sinds 2021 voorzitter van de examencommissie Tandheelkunde. Mark is erkend parodontoloog, NVvP/implantoloog NVOI en per 1 december 2022 benoemd tot bijzonder hoogleraar Parodontologie aan het Radboudumc.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van prof. dr. Mark Timmerman tijdens PARO2024 van Bureau Kalker

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Zirconia klinische casuistiek samengevat 400

Zirconia: klinische casuistiek samengevat

Tandarts-implantoloog Bart Beekmans deelde zijn uitgebreide ervaring met zirconia-implantaten tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI. Hij besprak zowel de voordelen als de beperkingen. Het hoofdthema: zirconia vereist een andere benadering dan titanium en biedt unieke mogelijkheden in de moderne implantologie.

Het ontstaan en de voordelen van zirconia

Zirconia-implantaten zijn sinds hun introductie populair geworden vanwege de volgende eigenschappen:

  • Esthetiek ; De natuurlijke witte kleur van zirconia maakt het ideaal voor esthetische zones, vooral in het front. Het materiaal voorkomt het grijze doorschijnen dat bij titanium kan optreden.
  • Minder peri-implantitis; Zirconia vertoont minder plaque-adhesie en draagt daardoor bij aan gezondere peri-implantaire weefsels.
  • Vergevingsgezindheid; Zirconia maskeert fouten beter dan titanium. Zelfs bij beperkte buccale botdekking vertonen patienten vaak geen klinische problemen. Toch blijft zirconia een matertiaal met specifieke eisen en uitdagingen, zoals breukgevoeligheid bij dunne implantaten en hogere kosten

Immediate placement en restauratie

Immediate plaatsing en restauratie worden steeds vaker toegepast, mede dankzij verbeterde materialen en technieken. Zirconia blijkt hiervoor bijzonder geschikt, omdat het risico op verticaal gingivaverlies kleiner is dan bij titanium. Dit maakt zirconia aantrekkelijk voor gebruik in de esthetische zone. Beekmans benadrukt dat patiënten vaak hoge eisen stellen aan comfort en esthetiek. Ze willen:

  • Zo min mogelijk behandelingen en pijn.
  • Direct een mooie en functionele restauratie.
  • Korte behandeltrajecten.

Zirconia-implantaten spelen hierop in door direct na plaatsing een noodkroon te ondersteunen, mits de primaire stabiliteit toereikend is. Dit vraagt echter om zorgvuldige planning en een aangepaste techniek.

Technische aspecten en uitdagingen

Planning en plaatsing

Het belang moet onderstreept worden van een goede planning met CBCT-scans en het gebruik van een surgical guide. De alveole moet intact zijn, en het verwijderen van een wortel in het front wordt als een van de grootste uitdagingen gezien. Bij implantatie is het extra belangrijk om fouten bij de eerste boor te voorkomen. Hier is het gebruik van de surgical guide dus het meest geadviseerd.

Soft tissue level en emergence profile

Zirconia-implantaten worden vaak op soft tissue level geplaatst. Een breed implantaat helpt om het tandvlees te ondersteunen en black triangles (tandvleesdip) te voorkomen. Een minimum van 5 mm breedte aan voor centrale bovenincisieven wordt aangeraden. Je kan voor een breder implantaat compenseren door iets dieper te plaatsen. Hiervoor zou je echter ook dieper moeten prepareren. weghalen van het cement wordt dan echter een klinische uitdaging. Vandaar dat een diepte van 1mm ideaal is om het retractiedraadje en het cement te kunnen handhaven. Approximaal is dat wel een uitdaging, vooral als je mooie hoge papillen hebt. Er moet een goede afweging gemaakt worden tussen deze factoren.

Breekrisico en belasting

Zirconia-implantaten hebben een grotere gevoeligheid voor breuk dan titanium, vooral bij smalle diameters. Aangetoond is dat de diameter van een implantaat bepalend is voor de belastbaarheid. Grotere implantaten bieden meer sterkte, maar vereisen aangepaste technieken om schade te voorkomen. Beekmans pleit voor botcompressie en een torque van minimaal 45 Newton, wat hij toepast bij zijn zirconia-implantaten.

Materiaalkeuze en flexibiliteit

Zirconia kan simpelweg titanium niet vervangen. De materialen hebben andere spelregels:

– Zachtere kronen

Bij zirconia-implantaten is het vaak beter om een kroon van een zachter materiaal te kiezen om schade door occlusale krachten te minimaliseren.

– Geen directe kopie van titanium-technieken

Zirconia vereist een aanpassing van traditionele technieken. Beekmans gebruikt bijvoorbeeld geen impregnatievloeistof en benadrukt dat preparaties anders uitgevoerd moeten worden.

Klinische casus: een blik op 20 jaar zirconia

In een casus deelde Beekmans zijn ervaring met een 6,5 mm zirconia-implantaat dat hij twintig jaar geleden plaatste. Ondanks technische fouten en een gebrek aan buccale botdekking, blijft het implantaat tot op heden goed functioneren. Dit alles terwijl vergelijkbare fouten bij titanium implantaten vaak andere resultaten tonen. Dit illustreert de vergevingsgezindheid van zirconia als materiaal.

Conclusie

Zirconia-implantaten zijn een krachtige aanvulling op de tandheelkundige praktijk, vooral in esthetische zones. Het materiaal biedt voordelen zoals verbeterde esthetiek, minder gingivaverlies en een betere weefselintegratie. Tegelijkertijd vereist zirconia een andere aanpak dan titanium. Beekmans moedigt tandartsen aan om te leren werken met de unieke eigenschappen van zirconia en gebruik te maken van geavanceerde technieken zoals CBCT-scans en surgical guides.

Afsluiting

Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een evolutie in de implantologie. Ze vragen om expertise en zorgvuldigheid, maar belonen tandartsen en patiënten met esthetische en functionele resultaten die de tijd kunnen doorstaan.

Bart Beekmans, tandarts, implantoloog, afgestudeerd in 1985 aan de Universiteit van Amsterdam. Oprichter en nu mede-eigenaar van het Amsterdams Centrum voor Cosmetische Tandheelkunde. Naast zijn werk in de praktijk geeft hij lezingen en cursussen zowel nationaal als internationaal. Hij is oprichter en mede-eigenaar van White Implants Development Corp. Dit bedrijf ontwikkelde een innovatief zirconia implantaat systeem voor de esthetische zone. Sinds 2013 is hij voorzitter van de Dutch Academy of Esthetic Dentistry. 

Verslag van de lezing van Bart Beekmans, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Thema A-Z
ergonomie - rugpijn

Verschil in opvattingen over ergonomie tussen junior en senior tandartsen en de invloed hiervan op duurzame inzetbaarheid

Amber Denekamp onderzocht het verschil op het gebied van ergonomie tussen junior en senior tandartsen en de invloed op de duurzame inzetbaarheid van tandartsen. Amber is een ervaren ergonoom en daarnaast ook arbeidsdeskundige. Zij begeleidt mensen met orthopedisch letsel en fysiek werk en is inzetbaar voor alle fysieke beroepen, maar ze heeft een specialisatie in de mondzorg en artsenberoepen. Zij kan ergonomische voorzieningen adviseren en ontwerpen waar nodig.

In haar thesis is een kwalitatieve analyse van interviews met tandartsen opgenomen om de kennis en praktijk op het gebied van ergonomie aan de hand van vier verschillende thema’s te onderzoeken. Het betreft een kwalitatief onderzoek met een relatief kleine populatie. Dit betekent dat de data niet zomaar te generaliseren is naar de populatie, maar wel op dieper niveau inzicht biedt. Bevindingen sluiten wel grotendeels aan bij de literatuur.

Thema’s

In het eerste thema wordt ervan uitgegaan dat ergonomie niet belangrijk wordt gevonden, dit staat in contrast met het tweede thema waarbij ergonomie belangrijk wordt gevonden wanneer er klachten ontstaan. Het derde thema bestaat uit het verkennen van de kennis over ergonomie en het vierde thema heeft betrekking op persoonlijke keuzevrijheid en gewoonten. Bij elk van deze vier thema’s werd het verschil tussen junior tandartsen, met 0-5 jaar werkervaring, en senior tandartsen, met meer dan 5 jaar werkervaring, onderzocht.

Lichamelijke klachten

De werkomstandigheden binnen de tandheelkunde zijn zowel mentaal als fysiek erg zwaar en kunnen leiden tot ongunstige gezondheidseffecten.

Onderzoeken laten zien dat 25% van de Zweedse tandartsen klachten heeft aan de bovenste ledematen, Duitse tandartsen last hebben van nek-, schouder- en rugklachten en tandartsen in Australië last hebben van werk gerelateerde musculoskeletale aandoeningen (WMSD’s).

19% van de lichamelijke klachten zijn gemeld door startende tandartsen, echter bij tandartsen met meer dan 30 jaar ervaring heeft 90% last van lichamelijke klachten.

Er is sprake van een wereldwijde hoge prevalentie van WMSD’s in de tandheelkunde.
Studies laten zien dat lichamelijke klachten, slecht slapen en stress niet alleen invloed hebben op de tandarts zelf, maar ook leidt tot verminderde kwaliteit van het werk door pijn of ongemak. Daarnaast laten studies laten zien dat veel tandartsen hun tandheelkundige procedures de voorkeur geven boven ergonomie.
WMSD’s zijn de belangrijkste reden voor pensionering met een slechte gezondheid en hebben daarmee een significant effect op de duurzame inzetbaarheid van tandartsen.

Onderzoek

Steekproefsgewijs werden van 11 deelnemers gegevens verzameld en interviews afgenomen. Een selectiecriterium hierbij was dat de deelnemers werkzaam moesten zijn in de tandheelkunde, en bijvoorbeeld niet als mondhygiënist of in de orthodontie. Tandartsen werden geclassificeerd als junior tandarts wanneer zij 0-5 jaar werkervaring hadden.
Vijf mannen en zes vrouwen tussen de 26 en 57 jaar, waarvan drie junior tandartsen en 8 senior tandartsen zijn geïnterviewd voor het onderzoek.

Resultaten

De resultaten van thema 1 ‘overtuiging dat ergonomie niet belangrijk is’ laten zien dat de tandarts vooral bezig is met zijn vaardigheden en dat een juiste houding er dan vaak bij in schiet.

Dit werd door een aantal deelnemers verklaard door het feit dat weinig tijd werd besteed aan ergonomie op de universiteit en ergonomisch werken geen deel uitmaakte van het cijfer bij examens. Daarnaast is er een sterke overtuiging dat tandartsen erg perfectionistisch zijn, kwaliteit staat dus voorop, zelfs als er een ongemakkelijke of pijnlijke houding moet worden aangenomen. De tandartsen benoemden verder ‘extra tijd en energie’ als redenen om niet ergonomisch te werken. Als laatste geven de tandartsen aan dat er geen interesse is in ergonomisch werken als er geen klachten zijn.

Uit de interviews van thema 2 ‘overtuiging dat ergonomie belangrijk is’ blijkt dat tandartsen wel inzien dat de lichamelijke klachten werkgerelateerd zijn en dat ergonomie een deel van de oplossing is.

Bij klachten zoeken de deelnemers dan ook vaak een oplossing in hun werkhouding of andere ergonomische factoren zoals apparatuur.

Veel tandartsen zijn zich bewust van het feit dat er een bepaald niveau van fitheid nodig is om het werk te kunnen doen. De deelnemers zijn van mening dat apparatuur zoals loepbrillen, mondspiegels voor indirect zicht en specifieke stoelen het werk comfortabeler kan maken of het risico op lichamelijke klachten kan verminderen.

Uit thema 3 ‘kennis van ergonomie’ is gebleken dat de basisprincipes van ergonomisch werken en de invloed ervan op fysieke en psychosociale klachten bekend is bij de deelnemende tandartsen. Echter de meeste deelnemers geven aan dat hun kennis maar beperkt is en een aantal weten niet hoe ergonomisch werken er in de praktijk uit zou moeten zien.

Daarnaast geven de deelnemers die wel ergonomische training hebben gehad aan dat ze er wel veel van weten, maar het alsnog lastig vinden om het in de praktijk toe te passen.
De meeste deelnemers hebben wel het gevoel dat zij de basisprincipes van ergonomisch werken wel in de praktijk toepassen.

Thema 4 ‘persoonlijke keuzevrijheid en gewoonten’ laat zien dat bepaalde gewoonten, beperkingen en werk gerelateerde factoren invloed hebben op gedrag en inzetbaarheid.

Verder bleek dat veel deelnemers hun werk in de tandheelkunde te praktisch en/of, na een aantal jaren werken, te eentonig vonden en daarom een tweede baan hadden.

Discussie

In het eerste thema was de toepassing van ergonomische principes een opmerkelijk verschil tussen junior en senior tandartsen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat junior tandartsen zich vooral bezighouden met de kwaliteit van werk en het verwerven van vaardigheden.

Thema 2 laat zien dat ergonomie erg belangrijk is en wanneer er klachten ontstaan, de deelnemers ergonomische principes gaan hanteren.

Uit thema 3 is gebleken dat kennis en houding niet leiden tot het meer toepassen van ergonomische principes. Niet alle deelnemers hadden veel kennis over ergonomie, echter probeerden zij te werken met wat ze wisten over het onderwerp.

Thema 4 laat zien dat, opmerkelijk genoeg, zowel junior als senior tandartsen gebrek aan afwisseling als functiekenmerk benoemden. Waar dat door komt is niet duidelijk, mogelijk ligt dit in persoonlijke kenmerken. Sommige tandartsen proberen een tegenhanger te vinden door een tweede baan of andere bezigheid af te wisselen met het tandheelkundig werk. Het is relevant om hier verder onderzoek naar te doen, want gebrek aan afwisseling of verveling kan duurzame inzetbaarheid in de weg staan.

Conclusie

Er kan worden geconcludeerd dat junior tandartsen te veel bezig zijn het verwerven van vaardigheden en daardoor minder nadenken over ergonomie.

Over het algemeen worden ergonomische principes alleen toegepast als er klachten ontstaan en de kwaliteit van het werk behouden blijft. Toekomstig onderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in hoe deze bevindingen kunnen worden gebruikt voor de duurzame inzetbaarheid van tandartsen.

Wil je de volledige thesis van Amber lezen? Neem dan contact met haar op.

Bron:
Thesis Amber Denekamp, ergonoom, registerarbeidsmarktdeskundige, gerechtelijk deskundige LRGD en directeur/eigenaar van Terzet

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z