Begeleide parodontale infectiecontrole is net zo effectief als conventionele, sectiegewijze niet-chirurgische therapie, volgens een artikel dat is besproken in JCP Digest. Daarnaast is het tijdsefficiënter om een patiënt voorlichting te geven voor de behandeling plaatsvindt, wat zowel patiënten als clinici ten goede komt.
Twee stappen
De workflow voor de behandeling van parodontitis is opgenomen in de klinische praktijkrichtlijn van de European Federation of Parodontology over de behandeling van parodontitis stadia I-III. De eerste stap bestaat uit patiëntvoorlichting om een adequate, zelf uitgevoerde mondhygiëne tot stand te brengen. In de tweede stap hebben tanden met pathologische parodontale pocketvorming mechanische instrumentatie nodig om de bacteriële belasting verder te verminderen.
Traditionele behandeling versus twee fasen
Onderzoekers uit Zweden hebben de effectiviteit vergeleken van ultrasoon debridement van de volledige mond, voorafgegaan door een eerste fase van voorlichting aan de patiënt (‘guided approach to periodontal infection control’, GPIC), en traditionele quadrant scaling en root planing (‘conventional section-wise non-surgical therapy’, CNST). Ze waren geïnteresseerd in klinische en patiëntgerichte uitkomsten in de algemene bevolking, onder praktijkomstandigheden.
95 mondhygiënisten werden willekeurig toegewezen om een van beide methodes uit te voeren bij in totaal 689 patiënten. GPIC bestond uit voorlichting gevolgd door een enkele sessie van ultrasoon debridement. Bij de CNST-groep waren er meerdere afspraken. De tijd die werd gebruikt voor voorlichting/motivatie van de patiënt en de tijd die werd gebruikt voor mechanische instrumentatie werd geregistreerd.
Beide methodes effectief
Uit de resultaten bleek dat beide methodes effectieve niet-chirurgische behandelingsprotocollen zijn voor parodontitis. De gemiddelde behandeling duurde echter zo’n half uur korter voor GPIC dan CNST, wat voordelen opleverde voor zowel patiënten als clinici. Verder merkten de onderzoekers op dat roken en leeftijd een significante invloed had op de behandelresultaten. Het belang van stoppen met roken moet worden benadrukt tijdens de voorlichting aan de patiënt.
Grotere tijdsefficiëntie
In de dagelijkse praktijk zou het introduceren van een fase van patiëntenvoorlichting om een voldoende niveau van mondhygiëne te bereiken voorafgaand aan een enkele sessie niet-chirurgische parodontale behandeling kunnen resulteren in een grotere tijdsefficiëntie in vergelijking met de conventionele aanpak.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/10/tandvlees.jpg233399Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-12-18 09:38:132023-12-22 09:38:32Parodontitis kan efficiënter worden behandeld
Bruxisme is een veel voorkomende kauwspieractiviteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben voor de patiënt. Eén van de negatieve aspecten is mechanische gebitsslijtage. Een ander gevolg kan zijn dat parodontaal verzwakte elementen extra kauwdruk lastiger kunnen weerstaan dan gezonde elementen. Dr. Peter Wetselaar vertelde in zijn lezing tijdens het NVvP-congres over de drie-eenheid parodontitis, bruxisme en gebitsslijtage.
Hij gaf suggesties voor wat te doen wanneer ze aanwezig zijn om zo verder verlies van gebitselementen te voorkomen of verminderen.
Bruxisme
Bruxisme is een repetitieve kauwspieractiviteit die wordt gekarakteriseerd door klemmen of knarsen met de tanden/kiezen en/of fixeren van, of duwen met, de onderkaak. Bruxisme kan optreden tijdens slapen (slaapbruxisme) en waken (waakbruxisme). Slaapbruxisme is een kauwspieractiviteit tijdens de slaap die wordt gekarakteriseerd als ritmische of niet-ritmische mix. En is geen bewegingsstoornis of slaapstoornis bij verder gezonde individuen. Waakbruxisme is hetzelfde gedefinieerd als slaapbruxisme maar vindt plaats tijdens het wakker zijn.
Prevalentie van bruxisme
Bij een onderzoek onder 2000 Canadezen zie je dat 13% van de jongvolwassenen tussen 18-29 jaar gedurende de slaap knarst of klemt. Boven de 65 jaar is dat nog slechts 3%. Slaapbruxisme neemt af met de leeftijd en er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen
De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij volwassenen is respectievelijk 10-20% en 5-30%. De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij adolescenten is respectievelijk 7-40% en 4-35%.
Twee Paradigma verschuivingen inzake bruxisme
Bruxisme is centraal gereguleerd in de hersenen en niet perifeer
Bruxisme is centraal geregeld door de hersenen. Wanneer we de articulatie en occlusie aanpassen beïnvloedt dit de activiteit van bruxisme niet.
Bruxisme is afhankelijk van verschillende factoren:
Bruxisme is een activiteit
Parafunctie is een verkeerde functie met negatieve gevolgen. Activiteit heeft positieve en negatieve gevolgen.
Mogelijke negatieve gevolgen van bruxisme
TMD-pijn/disfunctie
Parodontale problemen
Endodontische gevolgen
Cracked tooth
Falen van restauraties
Fallen van (supra-structuren) op implantaten
Gebitsslijtage
Mogelijke positieve gevolgen van bruxisme
Stimulatie speekselvloed voor preventie van monddroogte
Stimulatie speekselvloed voor preventie van een zuur milieu
Verstevigen bovenste luchtweg voor preventie slaapapneu of opheffen obstructie
Behoud botdensiteit voor preventie van osteoporose
Extra kauwspieractiviteit voor preventie van cognitief verval
Behandelingen van bruxisme– 5 P’s
Peptalk – geruststelling
Plates – stabilisatieopbeetplaat
Een stabilisatieopbeetplaat heeft geen blijvende invloed op bruxisme-activiteit maar wel bescherming tegen negatieve gevolgen. De compliance is over het algemeen matig bij opbeetplaten.
Pills – botox door MKA chirurg
Psychology – stressmanagement, biofeedback
Physiotherapy – fysiotherapie biofeedback bij waakbruxisme
Met een biofeedback of myofeedback apparaat om bruxisme af te leren;
ook met een stabilisatieopbeetplaat, een post-it, met een app (bijv. brux app) of met een re-mind apparaatje die je een signaal geeft, kan waakbruxisme eventueel worden afgeleerd.
Behandelingen zoals orthodontie, osteotomie, kroon- en brugwerk en inslijpen hebben geen invloed op bruxisme.
Bruxscreen
Bruxscreen is een gestandaardiseerde tool voor de beoordeling van bruxisme’ waarbij de volgende vragen worden gesteld:
Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar tijdens het slapen
Hoe vaak knarst u met uw tanden tijdens uw slaap
Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar terwijl u wakker bent
Hoe vaak knarst u met uw tanden terwijl u wakker bent?
Hoe vaak drukt, raakt of houdt u uw tanden lichtjes tegen elkaar terwijl u wakker bent, behalve tijdens het eten (d.w.z. contact tussen boven- en ondertanden)?
Hoe vaak houdt u uw spieren stevig vast, spant u ze aan of spant u ze aan terwijl u wakker bent zonder uw tanden op elkaar te klemmen of samen te brengen?
Klinische beoordeling van bruxisme
Verder wordt er ook een klinische beoordeling gemaakt, zowel extra- en intra-oraal.
Extra-oraal
Hypertrofie van uw kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren ontspannen zijn)
Hypertrofie van de kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren worden samengetrokken)
Intra-oraal
Impressies in lip
Impressies in wang
Impressies in tong
Traumatische laesies in wang
Exostose/torus
Gebitsslijtage (volgens TWES-screening)
Gebitsslijtage
Gebitsslijtage is een multifactoriële aandoening die leidt tot het verlies van harde tandweefsels (glazuur, dentine en wortelcement). Gebitsslijtage kan worden onderverdeeld in mechanische en chemische slijtage.
Mechanisch
Chemisch
Intrinsiek (attritie) Extrinsiek (abrasie)
Intrinsiek (erosie) Extrinsiek (erosie)
Prevalentie van gebitsslijtage
Gebitsslijtage lijkt vaker voor te komen want mensen leven langer en mensen leven langer met de eigen dentitie. We hebben cariës en parodontitis beter onder controle. De prevalentie van gebitsslijtage wereldwijd is 3% bij mensen van 20 jaar en 17% bij 70-jarigen. De prevalentie van gebitsslijtage in Nederland is 2% bij mensen van 20 jaar en 12% bij 70-jarigen. Gebitsslijtage neemt toe met de leeftijd en komt vaker voor bij manen dan vrouwen!
Twee paradigma verschuivingen inzake gebitsslijtage
Multifactorieel (gebitsslijtage) dus niet aparte entiteiten (attritie, abrasie, erosie)
Focus van ernst naar pathologie (shared decision making)
Pathologische gebitsslijtage is gebitsslijtage waarbij het dentine is geëxponeerd en er sprake is van één of meer van de hier onder genoemde tekenen of symptomen.
Tekenen (waargenomen door de tandarts) en symptomen (ervaren door de patiënt) van gebitsslijtage
Tekenen
Slijtage snel voortschrijdend
Slijtage atypisch voor de leeftijd van de patiënt
Slijtage op die vlakken die een rol spelen bij occlusie/articulatie leidend tot het verlies van de verticale dimensie van occlusie
Afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
Verminderde conditie van het speeksel (hyposalivatie)
Symptomen
Afgenomen esthetiek
Gevoeligheid of pijn
Ervaring met afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
Moeite met kauwen
Moeite met spreken
Gevoel van droge mond (xerostomie)
Behandelingen van gebitsslijtage
Counselen/monitoren altijd voortzetten
Restauratieve behandeling zo lang mogelijk verantwoord vooruit schuiven (= fysiologisch vs. pathologisch)
Dynamisch behandelconcept
Diagnostiek van gebitsslijtage
Diagnostiek van gebitsslijtage kan gedaan worden aan de hand van het Europees consensus statement (ECS), samen met het tooth wear evaluation system (TWES). TWES-screening is kwantificatie per sextant en wordt gedaan tijdens het periodieke mondonderzoek. Er wordt alleen gekeken naar de vlakken die meedoen met occlusie en articulatie en het hoogste cijfer per sextant wordt genoemd.
TWES-scores
0 = geen slijtage
1 = slijtage alleen in het glazuur
2 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte <1/3e
3 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte >1/3e, maar < 2/3e
4 = slijtage tot in dentine, klinische kroonhoogte >2/3e
Parodontale problemen kunnen een negatief gevolg zijn van bruxisme. Volgens de literatuur is er geen bewijs dat traumatische occlusale krachten leiden tot parodontaal aanhechtingsverlies, niet-carieuze cervicale laesies of tandvleesrecessies. Verder leiden traumatische occlusale krachten tot adaptieve mobiliteit bij tanden met normale ondersteuning, terwijl ze leiden tot progressieve mobiliteit bij tanden met verminderde ondersteuning, waarvoor meestal spalken nodig is.
Een ander negatief gevolg van bruxisme is falen van (supra-structuren op) implantaten. Over het algemeen kan je veilig implanteren bij mensen met bruxisme. Als het mis gaat, gaat het meestal mis met de supra-structuur. Dus als je een kroon/brug etc. maakt, maak dan een kroon die kan slijten. Want beter slijten dan breken.
Richtlijn bij stadium IV parodontitis patiënten
Orthodontie
Spalken
Occlusale aanpassingen
Kroon/brugwerk
Uitneembare voorzieningen op natuurlijke elementen
Parodontale behandelingen
Occlusale aanpassingen kunnen nuttig zijn bij de behandeling van stadium IV parodontitis patiënten. Realiseer wel dat
de kaakgewrichten samen een zogenaamd gepaard gewricht zijn (het is het enige gewricht in het lichaam waarbij zowel het linker als het rechter tegelijkertijd bewegen. Om dat mogelijk te maken zijn te gewrichten discongruent en daarmee zeer beweeglijk. Mede daardoor bepaalt de hoofdhouding de habituele occlusie en de articulatie.
Conclusie
Bruxisme is centraal gereguleerd en bruxisme is een activiteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben. Bij slaapbruxisme kan een stabilisatieopbeetplaat geïndiceerd zijn en bij waakbruxisme kan myofeedback geïndiceerd zijn. Gebitsslijtage is multifactorieel en er kan onderscheid worden gemaakt tussen pathologische en fysiologische gebitsslijtage.
Dr. Peter Wetselaar studeerde af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij volgde de postinitiële opleiding Orofaciale Pijn en Disfunctie aan het ACTA, onder begeleiding van dr. Jacques van der Zaag en prof. dr. Frank Lobbezoo. In 2016 promoveerde Peter op het gebied van gebitsslijtage met het proefschrift ‘The Tooth Wear Evaluation System: Development and Applications’. Sinds 2011 bekleedde hij diverse functies binnen het ACTA, waaronder Chef de Clinique van de stafkliniek Orofaciale pijn en disfunctie, waar patiënten met gebitsslijtage worden gediagnosticeerd en behandeld. Momenteel is hij sectievoorzitter Integrale Tandheelkunde en hoofd Kliniek Algemene Mondzorg op het ACTA. Hij geeft (post)academisch onderwijs in het binnen- en buitenland, waarbij zijn focus ligt bij gebitsslijtage, bruxisme en orofaciale pijn en disfunctie. Peter is erkend tandarts-gnatholoog (NVGPT) en tandarts-slaapgeneeskundige (NVTS). Hij is (co-)auteur van vele (inter)nationale publicaties en diverse boekhoofdstukken. Naast zijn werkzaamheden bij het ACTA, is hij één dag per week werkzaam als algemeen practicus en tandarts-gnatholoog in de Verwijspraktijk Heemstede, waar zijn aandacht uitgaat naar de diagnostiek en behandeling van gebitsslijtage.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Peter Wetselaar tijdens het NVvP-congres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/09/Minstens-elke-24-uur-tandenpoetsen-vaak-genoeg-voor-parodontale-patiënten.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-12-11 13:22:472023-11-29 12:03:08Parodontitis én bruxisme én gebitsslijtage: een lastige drie-eenheid
Het nemen van omega-3 meervoudig onverzadigde vetzuren als voedingssupplement heeft een gunstig effect bij gebruik als aanvulling op niet-chirurgische parodontale therapie. Zowel de parodontale pocketdiepte (PPD) en klinisch aanhechtingsniveau (CAL) verbeterden gemiddeld met 0,42 mm, volgens een onderzoek dat is samengevat in JCP digest.
Parodontitis is een ontstekingsziekte die wordt veroorzaakt door de interactie tussen pathogenen en de immuunrespons van de gastheer. Het beheersen van de ontsteking is essentieel voor het behandelen van de ziekte.
Aanvullende therapie
Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) concentreert zich op het wegnemen van de oorzaak van de ontsteking door mechanische verstoring van de biofilm. Naast deze traditionele benadering kan aanvullende therapie worden gebruikt bij de behandeling van parodontitis. Een van deze aanvullende maatregelen is een behandeling die ingrijpt in de ontstekingsreactie van de gastheer, de zogenaamde “hostmodulerende therapie”.
Omega-3-vetzuren mogelijk nuttig
Er zijn aanwijzingen dat meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren (ω-3-vetzuren) nuttig zijn bij het beheersen van ontstekingen bij verschillende soorten ziekten. Ze worden meestal verstrekt via voeding. Het is echter nog niet bekend wat het effect hiervan is op uitkomsten van parodontale behandelingen.
Toegevoegde effect
Onderzoekers van het RadboudUMC en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam hebben daarom een systematische review en meta-analyse uitgevoerd. Ze keken naar het additionele effect van ω-3-vetzuren bij niet-chirurgische parodontale therapie op de parodontale pocketdiepte en het klinische hechtingsniveau.
Vermindering van PPD, verbetering van CAL
In totaal werden tien artikelen met verschillende follow-upperiodes opgenomen in de studie. Uit de resultaten bleek dat ω-3-vetzuren tijdens NSPT zorgde voor een extra vermindering van de PPD met 0,42 mm. Ook was er een toegevoegde CAL-winst van 0,42 mm in de testgroep.
Niet volgens richtlijnen
Deze resultaten zijn niet in overeenstemming met de aanbevelingen in de klinische praktijkrichtlijnen van de European Federation of Periodontology. Dit kan worden verklaard door het gebruik van flexibelere inclusiecriteria in de studie dan werden gevolgd in de systematische review die werd uitgevoerd om de richtlijnen vast te stellen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/01/Omega-3-supplementen-hebben-gunstig-effect-op-parodontitisbehandeling.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-12-05 09:00:552024-01-16 12:19:25Omega-3-supplementen hebben gunstig effect op parodontitisbehandeling
Voor een mooi gebit is symmetrie en harmonie van stralende tanden en roze tandvlees belangrijk. Tandvlees vormt de omlijsting van een gebitselement. Om een optimale ‘roze’ esthetiek in het front te krijgen is het tandvlees daarom een kritische factor en soms kan het een beperking vormen om restauratief succes te behalen. Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden.
Schoonheid
In een tijd waar de hele dag door selfies worden gemaakt, worden we constant geconfronteerd met imperfecties. De zeven pluspunten voor schoonheid zijn;
Donker haar en lichte ogen
Licht haar en donkere ogen
Moedervlek op de bovenlip
Lange, gekrulde wimpers
Amandelvormige ogen
Sproetjes
Kuiltjes in de wangen
Aan dit lijstje ontbreekt vanuit tandheelkundig perspectief iets belangrijks en dat is gezond en intact tandvlees. Je kunt nog zulke mooie tanden maken, maar als de gingiva niet mooi de tandkroon omvat, wordt het geheel esthetisch gezien nooit mooi.
Wanneer we aan ChatGPT vragen om iets te zeggen over schoonheid en tandvlees krijgen we het volgende: ‘Schoonheid en tandvlees zijn nauw met elkaar verbonden omdat gezond tandvlees een belangrijk onderdeel is van een mooie glimlach. Wanneer het tandvlees gezond is, ziet het er roze en stevig uit, en omlijst het de tanden op een mooie en natuurlijke manier. Mooie tanden en een stralende glimlach zijn vaak kenmerken van aantrekkelijkheid en zelfvertrouwen. In het kort kunnen we zeggen dat gezond tandvlees bijdraagt aan de esthetiek van de mond.’
Mooi tandvlees en contactpunten
Een kenmerk van een mooie tandvleesomlijsting, is dat in het bovenfront het contactpunt tussen beide centrale incisieven op ongeveer de helft van de elementen ligt en deze ruimte geheel gevuld is met een mooie roze papil. Tussen de centrale incisief en de laterale incisief hoort het contactpunt op ongeveer 40% van de hoogte te liggen en tussen de laterale incisief en de cuspidaat op 30%. Beide eveneens gevuld met een mooie papil. (zie afbeelding hierboven).
Tevens is het belangrijk om te realiseren dat de oppervlakten van de contactpunten van centraal naar dorsaal gezien steeds kleiner worden, van een uitgesproken contactvlak naar meer contactpunten.
Tussen de beide centrale incisieven hoort een contactoppervlak van ongeveer 41% van het totale proximale vlak te zijn. Tussen de centrale en laterale incisief is dat ongeveer 32%, tussen de laterale en de cuspidaat 20% en tussen de cuspidaat en de premolaar 18%. De contactpunten verplaatsen zich van centraal naar dorsaal gezien, relatief steeds iets meer naar apicaal te ten opzichte van de incisale rand. Een veelgemaakte fout bij het vervaardigen van restauraties in het bovenfront is dat het driehoekje dat dan ontstaat mesiaal van de cuspidaat (zie plaatje hierboven) niet gecreëerd wordt maar dichtgemaakt.
Biotype
Het biotype,van de gingiva, of volgens de nieuwe classificatie van parodontitis beter gezegd het fenotype, zegt iets over de dikte en vorm van het tandvlees. Er bestaat een dik en een dun fenotype. Criterium om dik van dun te onderscheiden is dat bij een dun fenotype de pocketsonde door het tandvlees heen schijnt als je hem subgingivaal houdt. Er wordt gesproken van een dik fenotype, waarbij de pocketsonde niet meer doorschemert, bij een dikte van ongeveer 1 mm of meer.
Bij een dik biotype is de papil tussen de centrale incisieven ongeveer 4,9 mm hoog en 6,35 mm breed. Bij een dun biotype is dat respectievelijk 4,8 mm hoog en 6 mm breed. Statisch gezien maakt het voor de papil-hoogte dus niet uit of er sprake is van een dun of een dik biotype.
Botniveau
Wat wel belangrijk is voor de papilhoogte, is het niveau van het bot ten opzichte van het contactpunt. Wanneer de afstand tussen het approximale bot en het contactpunt minder of gelijk aan 4 mm is, dan is er in alle gevallen (dus 100%) sprake van opvulling met een papil. Wanneer de afstand 5 mm bedraagt is dat in 98% van de gevallen, bij 6 mm 56% en bij 7 mm 27%.
Wanneer je een restauratie maakt, is het dus belangrijk om te weten waar het botniveau ligt om de juiste positie van het contactpunt te bepalen en zo interdentaal een goede opvulling met een tandvleespapil te krijgen.
Papillen en cervicale randen
Uit onderzoek blijkt dat 90% van de onderzochte mensen papillen laten zien bij de voortanden en bij de eerste premolaren wanneer ze lachen. Vrouwen laten iets meer papillen zien van het bovenfront als zij blij zijn en lachen dan mannen. Mannen laten dan wat meer tandvlees laten zien in de premolaar regio.
Wat esthetisch als mooi wordt ervaren is dat de topografie van de gingiva klopt. Er zijn verschillende richtlijnen hiervoor waarvan de meeste bekende is dat er een lijn getrokken kan worden van de cervicale rand van de 13 naar de 23 en daarbij de cervicale randen van de beide centrale incisieven deze lijn ook raken. De cervicale randen van de beide laterale incisieven liggen daar 1-1,5 mm onder.
De toppen van de cervicale randen, de guirlandes, liggen bij de centrale incisieven wat meer naar distaal ten opzichte van de lengte-as, bij de laterale incisieven midden opde lengte-as, en bij de cuspidaten in zij-aanzicht reltief iets naar mesiaal. In zijn boek ’Bonded Porcelain Restorations in the Anterior Dentition’geeft Pascal Magne aan dat dergelijke symmetrie niet altijd nagestreefd hoeft te worden. Harmonie is belangrijker wat voor een aantrekkelijke lach ook bereikt kan worden doordat er ook niveau verschil is in incisale randen in combinatie met een afwijkend patroon van de positie van de guirlandes. Onderzoek geeft aan dat tandartsen te veel gefocust zijn op alleen de tanden. Voor een aantrekkelijk lach zijn ook de lippen en het tandvlees belangrijk voor de esthetiek. Het geheel is belangrijker dan de som der delen.
Selfies
Patiënten komen ook regelmatig met een selfie van hun mond en vragen of er iets aan hun lach gedaan kan worden. Belangrijk is hierbij om uit te vragen wat de patiënt precies wenst. Het is goed om daarbij de aspecten van het tandvlees door te spreken. Bijvoorbeeld het verplaatsen van de gingiva middels kroonverlenging.
Ook nemen patiënten foto’s mee van influencersof fotomodellen. Omdat er tegenwoordig altijd gebruikgemaakt wordt van Photoshop bij foto’s in magazines en reclamescreëren we een wereld van uitstraling en verwachtigingen die niet bestaat.
Ook bij fotomodellen is het natuurlijke plaatje niet altijd optimaal, maar meestal wel mooi. Zelfs de beroemde lach van Julia Roberts is niet perfect. Daarom hoeft symmetrie niet perse nagestreefd te worden, maar moet onbalans en disharmonie worden voorkomen.
Te weinig of te veel tandvlees
Als er sprake is van te veel tandvlees dan is de lengte-breedte verhouding van de zichtbare tandkroon niet optimaal. De tanden zijn bijvoorbeeld te vierkant. De meest ideale lengte-breedte verhouding bij een centrale incisief wat wij als mooi ervaren is 1:⅔ tot 1: ¾. Om dit te verbeteren kan een kroonverlengingsingreep worden gedaan. Na zo’n ingreep is geduld een schone zaak. Uit onderzoek is gebleken dat er na 6 weken en zelfs na 6 maanden nog steeds sprake kan zijn van verdere recessie na een kroonverlenging-ingreep. Omgekeerd kan er ook sprake zijn van rebound. Dus mocht er een noodzaak zijn om de betreffende gebitselementen te restaureren dan is het verstandiger eerst een noodkroon te plaatsen en de maturatie van de gingiva af te wachten zodat de restauratierand op de juiste positie komt ten opzichte van de gingiva. Tegeltjes wijsheid: ‘alles komt op tijd, voor hij die wachten kan’.
Wanneer er sprake is van te weinig tandvlees is, een recessie, dan kan er tandvlees uit bijvoorbeeld het palatum worden geoogst om tandvlees aan te vullen. Onderzoek laat zien dat voor zowel het bedekken van een wortel als de toename in breedte van het gekeratiniseerde weefsel het gebruik van een subepitheliaal transplantaat de mooiste en voorspelbare resultaten geeft. Naast het uitvoeren van een dergelijke ingreep helpt het om de patiënt te leren om zo atraumatisch mogelijk te poetsen, zodat het resultaat van de ingreep ook op lange termijn goed blijft.
Niet elke recessie hoeft echter bedekt te worden. Om verdere progressie tegen te gaan moet wel de marginale gingiva gezond zijn. Omdat een recessie ten opzicht van de overige cervicale randen wat meer naar apicaal ligt en daardoor gemakkelijk kan worden overgeslagen is het instrueren met een single-tufted borstel vaak een succes.
Recessies onderfront
Recessie in het onderfront komt vaak voor. De hoofdoorzaken hiervan zijn:
langdurige low-level trauma
parodontale aandoeningen of parodontale behandelingen
occlusale krachten/ actieve of losgekomen draadspalkjes
Predisponerende factoren zijn:
dunne gingiva, dun bot of een dehiscentie van het bot
trekkrachten van een frenulumn
lip- en of tongpiercing
Van der Weijden liet een casus zien waarbij er een recessie bij de 31 aanwezig was. Nader onderzoek liet zien dat de asrichting van het element niet goed was. Het element stond met zijn apex te veel naar buiten toe. Het element stond buccaal bijna tot aan de apex buiten het bot. Met behulp van orthodontie is het element eerst goed gepositioneerd. Omdat daarmee de apex weer in het bot komt te staan, wordt ook de gingiva weer ondersteund. Onderzoek van jan Wennstrom heeft laten ziet dat hierdoor ook de recessie zal afnemen doordat de gingiva samen met het bot omhoog komt.
Wanneer bij de recessie ook sprake is van tractie van het frenulum zal het doorhalen van het frenulum de kans op verdere progressie verkleinen. Hierdoor blijkt de recessie soms ook af te nemen.
In het geval van een lippiercing is de incidentie van een gingivarecessie 50% en bij een tongpiercing 44%. Bij een tongpiercing kan de recessie zowel linguaal als buccaal zijn. Een buccale recessie ontstaat dan niet door direct contact met de piercing maar doordat de piercing druk op de tand uitoefent. Het gevolg is dat de tand naar proaal wordt verplaatst en de gingiva niet meer ondersteund wordt door buccaal bot.
Voor mensen die ondanks deze risico’s toch voor een tongpiercing kiezen heeft het Ivoren Kruis heeft een folder ‘mondpiercings en mondgezondheid’ uitgebracht. In de folder staan tips hoe de piercing het beste geplaatst kan worden en hoe je deze schoon moet houden. Bij de tong is plaatsing midden op de tong het beste. Zeker niet teveel op de punt zetten – wat vaak juist wel gebeurt omdat mensen door de pijn hun tong terugtrekken. Na genezing, moet als de zwelling is afgenomen, ook het staafje vervangen worden door een korter exemplaar en dan het liefst van kunststof.
Bij het constateren van een recessie is het altijd verstandig om de patiënt te vragen of hij/zij een lip- en/of tongpiercing heeft. Mensen doen die namelijk ook wel uit als ze naar de tandarts gaan. Verder navragen of de orthodontische draadspalk ooit is losgekomen en opnieuw is vastgezet. Door verbuiging van de losgekomen draad zorgt opnieuw vastzetten voor een actieve kracht wat de positie van onder incisieven ongunstig kan beïnvloeden.
Classificatie recessies
De Europese Federatie voor Parodontologie (EFP) heeft een nieuwe classificatie geïntroduceerd om recessies te beoordelen waarbij de hoogte van het approximale bot een bepalende factor is voor de verwachten kans op een succesvolle behandeling.
RT1
Recessie buccaal maar approximaal geen klinisch aanhechtingsverlies. Dit type recessie kan je met hoge voorspelbaarheid worden bedekt.
RT2
Recessie buccaal maar ook met approximaal aanhechtingsverlies. Het approximale aanhechtingsverlies is echter minder of gelijk aan het buccale klinische aanhechtingsverlies. Bij deze recessie kan een gedeeltelijke recessiebedekking verwacht worden.
RT3
Recessie buccaal maar met fors verlies van approximale aanhechting. Het approximale aanhechtingsverlies is groter dan het verlies aan buccaal aanhechtingsverlies. In zo’n een geval lukt het niet om bedekking te krijgen. De kans is groter dat je het alleen maar erger maakt als je het toch probeert.
Verdikken gingiva
Van der Weijden besprak naast het bedekken van recessies ook het dikker maken van de gingiva op bijvoorbeeld een plek van een extractie. Na een extractie van een tand volgt er een reductie in breedte van de alveole-randen van bijna 4 mm richting palatinaal. Hierdoor zal er een deuk in de processus ontstaan. Dit kan voorkomen worden door een ridge preservation te doen direct na extractie. Dit is een ingreep waar bij naast het aanbrengen van botkorrels in de extractie alveole deze wordt afgedekt met een membraan (Cytoplast®, een membraan van teflon gemaakt blijkt hier voor heel goed geschikt). Het membraan wordt na een paar weken weggehaald, waarbij op dat moment de botkorrels meestal goed doorbloed zijn en mooi opgenomen zijn in het weefsel.
Van der Weijden liet ook een casus zien waarbij twee implantaten op de plek van de 12 en 22 zijn gezet. De implantaten schemeren buccaal door omdat het buccale bot is verdwenen. Er is geen sprake van per-implantitis. Het verdwijnen van het bot is waarschijnlijk ontstaan doordat er nog groei heeft plaatsgevonden na plaatsing van de implantaten op een te jonge leeftijd. In deze casus zijn de oude kronen van de implantaten gehaald, zijn de implantaten na een opklap schoongemaakt met een airpolisher en natriumbicarbonaat poeder, zijn er botkorrels en een membraan met daaroverheen een bindweefseltransplantaat aangebracht om zo veel mogelijk dikte te krijgen en is na het mobiliseren van de lap door het klieven van het periost de wond primair gesloten. Na 4 maanden zijn de implantaten opgezocht en zijn de oude kronen teruggeplaatst. In een latere fase zijn er nieuwe kronen gemaakt.
In de diepte
Om begrip te hebben wat je als behandelaar kunt verwachten van het tandvlees is kennis van de normale anatomie van de gingiva en de reactie op een behandeling belangrijk. Om daar wat in te duiken werden in de lezing een aantal handvatten hiervoor gepresenteerd
De marginale gingiva bestaat uit het orale epitheel, het orale sulcus epitheel en het aanhechtingsepitheel.
Je kunt je een voorstelling maken van het aanhechtingsepitheel als een soort plakbandje die het tandvlees aan de tand vastplakt zodat er een afsluiting is van het mondmilieu naar het onderliggende weefsel. Zo voorkomen dat bacteriën er tussen kunnen komen. De supra-alveolaire bindweefsel vezels bevinden zich in een gezonde situatie ongeveer 1 mm boven de alveolaire botrand tot aan de glazuur-cement grens.
Wanneer je de gingiva uitvergroot zie je collageenvezels in verschillende richtingen lopen in een 3D model. Dit is om de gingiva als een soort elastiekje strak om de tand te laten liggen.
De ’biologic width’ (NL: fysiologische hoogte) wordt gevormd door het aanhechtingsepitheel en het supra-alveolaire bindweefsel; bij elkaar ongeveer 2 mm hoog. Wanneer een restauratierand in de ’biologic width’ wordt gelegd zal het tandvlees ontstoken raken. Bij het prepareren moet daarom zorgvuldige parallel aan de contour van de glazuur-cementgrens worden geboord om de fysiologische hoogte overal te respecteren. Vaak gaat het mis in het front waar de glazuur-cementgrens approximaal vrij stijl omhoog gaat en de preparatie te vlak vanaf buccaal naar linguaal wordt gelegd. ‘Violoation of the biologic width’ met als gevolg ontstoken tandvlees na het plaatsen van een restauratie heeft daarom vaak zijn oorsprong aan de approximale zijde.
Papilhoogte
Het lichaam heeft een soort geheugen voor de anatamie van de gingiva. Als je tandvlees tot aan het bot verwijdert dan zal het teruggroeien met aan de buccale en linguale zijde zo’n 3 mm hoogte en approximaal 4,5 mm. Zoals eerder hierboven beschreven dicteert de approximale bothoogte de voorspelbaarheid voor herstel van een interdentale papil. De hoogte blijkt ook afhankelijk van de uitgangssituatie. Waar tussen twee natuurlijke gebitselementen de papil 4,5mm hoog is zal dat tussen twee implantaten 3-3,5mm zijn. Ervan uitgaande dat een implantaat ongeveer op de hoogte van het buccale bot van de buurelementen wordt geplaatst, zal een papil tussen twee implantaten altijd veel meer naar apicaal liggen dan bij een natuurlijk element. Ook heeft een papil tussen twee implantaten voldoende voeding vanuit het bot nodig zodat als minimale afstand ongeveer 3 mm aangehouden moet worden. Tussen een natuurlijk element en een implantaat is dat 1,5 mm. Deze getallen kunnen helpen bij het bepalen van de juiste positie van een implantaat en de minimale interdentale afstand die noodzakelijk is voor het plaatsen van een of meerdere implantaten.
In een mooi overzichtsartikel van Maurice Salama worden de volgende handvatten gegeven wat er qua papilhoogte verwacht kan worden afhankelijk van de uitgangssituatie.
Tand-tand
Tand-pontic
Pontic-pontic
Tand-implantaat
Implantaat-pontic
Implantaat-implantaat
4,5- 5,0 mm
6,5 mm
6,0 mm
4,5 mm
5,5 mm
3-3,5 mm
Dit in ogenschouw nemend kan het verstandiger zijn om in een esthetisch kritische situatie juist te kiezen voor een implantaatgedragen kroon met een dummy in plaats van twee implantaten naast elkaar te zetten. Dan is de kans groter dat er een mooie papil ontstaat. Bij twee implantaten naast elkaar houd je approximaal vaak een zwart driehoekje over of dit moet restauratie gecorrigeerd worden.
Kortom, het is belangrijk om voorafgaand aan het implanteren goed op de röntgenfoto te checken of het approximale bot op de goede hoogte is en dit ook te communiceren met de tandtechnieker zodat het contactpunt op de juiste hoogte wordt gelegd.
Gingivectomie
Tot slot besprak Fridus van der Weijden nog een aantal technieken om de klinische kroon te verlengen. Bij een gingivectomie is het belangrijk dat er buccaal meer dan 3 mm gingivahoogte is ten opzichte van de botrand. Want met het geheugen van het lichaam zou het anders gewoon terug groeien. Dus vooraf de bothoogte bepalen door met een pocketsonde onder anaesthesie te sonderen waar de botrand zich bevindt. Een gingivectomie kan noodzakelijk zijn wanneer er sprake is van onvoldoende passieve eruptie. Wanneer er onvoldoende ferrule is om een kroon te maken (een ferrule moet minimaal 1,5-2 mm zijn) is een chrirugische kroonverlenging geïndiceerd waarbij er ook bot verwijderd wordt. Omdat er soms toch behoorlijk wat bot (ook bij de buurelementen) weggehaald moet worden wanneer een element diep is afgebroken, is het wijs om vooraf wel te bepalen of restauratie zinvol is met een grote kans op succes. Het verwijderen van het approximale bot zal zonder restauratie van de buurlementen ook leiden tot ‘black triangles’. Daarom moet bij een kroonverlengingsingreep in het esthetisch gebied ook de buurelementen betrokken worden in het restauratieproces.
Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’.
Verslag door tandarts Ilse Bouma voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/08/Congres-Front-2023-afbeelding-1.jpg340605anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-11-27 13:28:072023-11-08 13:27:21Tandvlees: de omlijsting van het front
Hoe stem je nazorg zorgvuldig af op de paropatiënt met stadium IV? De Zwitserse parodontoloog Christoph Ramseier vertelde hierover tijdens zijn lezing bij het NVvP-congres. Hij legde uit hoe regelmatig meten van de pocketdiepte ingezet kan worden in een mathematisch algoritme om optimale tijdintervallen te berekenen.
Het doel van ondersteunende parodontale therapie is het bereiken en behouden van klinische stabiliteit op lange termijn bij elke parodontale patiënt. Recent klinisch onderzoek heeft een algoritme geïdentificeerd dat mondzorgprofessionals zal helpen om de herinneringsintervallen efficiënter te bepalen voor alle patiënten die deelnemen aan het terugroepprogramma.
Elke patiënt kan er baat bij hebben om bij elk bezoek te worden beoordeeld op resterende parodontale sondedieptes (PPD’s). Dergelijke individuele kwantitatieve gegevens kunnen worden gebruikt in wiskundige formules (algoritmes) die kunnen helpen bij het bepalen van de optimale tijd tussen opeenvolgende terugroepbezoeken voor elke patiënt. Bovendien zal het gebruik van dit algoritme in combinatie met evaluatie van individuele risicofactoren parodontale patiënten een meer gepersonaliseerde en effectievere ondersteunende parodontale zorg bieden. Deze wetenschappelijke benadering is van bijzonder belang voor een succesvolle lange termijnbehandeling van verschillende parodontale patiënten in stadium IV.
Conclusie lezing
Geschat wordt dat precisiegeneeskunde zich in de toekomst verder zal ontwikkelen met behulp van machine learning. Er is een roep om actie om onze patiënten te ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes. Verder moeten we de risicofactoren beheersen en we moeten alle risicofactoren op alle niveaus aanpakken. Aanvullende eHealth/mHealth kan ondersteunend zijn, zelfs met kleinere effectgroottes, en de effecten kunnen groter worden als we apps gebruiken die gericht zijn op onderwijs.
Dr. Christoph Ramseier is parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan en is een veelgevraagde internationale spreker.
Door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Christoph Ramseier tijdens het NVvP-congres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svg00Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-10-30 13:18:302023-10-30 15:57:46Parodontale zorg met op algoritmen gebaseerde herinneringsintervallen
Patiënten met parodontitis kunnen een veel groter risico lopen op het ontwikkelen van de auto-immuunziekte alopecia areata (AA), volgens een brief die is gepubliceerd in het Journal of the European Academy of Dermatology and Venerology. Mogelijk is dit te wijten aan de gemeenschappelijke auto-immuun-inflammatoire aard van beide ziekten.
Inflammatoir haarverlies
Alopecia areata (AA) is T-cel-gemedieerd auto-immuun inflammatoir haarverlies. Het is de op één na meest voorkomende vorm van alopecia, na mannelijke en vrouwelijke kaalheid. De oorsprong van AA blijft onbekend, hoewel het mogelijk te wijten is aan omgevingstriggers of ontregeling van het immuunsysteem.
Systemische ontstekingsaandoeningen
Recent bewijs suggereert dat parodontitis verband houdt met immuungemedieerde huid- en systemische ontstekingsaandoeningen, waaronder psoriasis en systemische lupus. Daarom probeerden onderzoekers van Jeonbuk National University vast te stellen of er een verband was tussen tandvleesaandoeningen en alopecia door gebruik te maken van de claimsdatabase van de National Health Insurance Service.
Incidentie per 10.000 persoonsjaren
Mensen ouder dan 60 jaar en degenen die de diagnose alopecia al hadden voordat bij hen de tandvleesontsteking werd vastgesteld werden uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Het Cox-model voor proportionele risico’s werd gebruikt om de incidentie (per 10.000 persoonsjaren) en niet-aangepaste en aangepaste risicoratio’s van AA te berekenen. Na matching omvatte de parodontitisgroep 68.703 mensen en de andere groep 68.703 mensen, volgens de brief.
Vaker alopecia areata bij parodontitispatiënten
De incidentie van alopecia areata in de parodontitisgroep was 24,19, wat significant hoger was dan die in de controlegroep (17,64). Een gevoeligheidsanalyse bevestigde het significante effect. Bovendien had de parodontitisgroep een hoger risico op AA-comorbiditeiten als systemische lupus en reumatoïde artritis.
Exacte mechanisme is onbekend
Het exacte mechanisme waardoor parodontitis als een risicofactor voor AA fungeert is niet bekend. Mogelijk kan de relatie worden verklaard door de algemene auto-immuun-inflammatoire aard van de twee aandoeningen. “Orale microbiële dysbiose kan werken als een immuunversterker die het T-cel-aangedreven auto-immuunproces van AA in gevoelige individuen initieert”, schrijven de auteurs.
Meer onderzoek nodig
Er is nog geen bewijs gevonden voor orale pathogenen bij alopecia areata. Recente darmmicrobioomstudies ondersteunen volgens de onderzoekers echter de impact van dysbiose van verre orgaanlocaties op de ontwikkeling van AA. Verder prospectief onderzoek is nodig om het verband te bevestigen en het mechanisme op te helderen.
Mogelijkheid tot nieuwe therapeutische strategieën
“Deze resultaten suggereren een mogelijk verband tussen de twee immuun-inflammatoire aandoeningen van verre orgaanlocaties (orale-haarfollikel-as), die nieuwe therapeutische strategieën voor AA kunnen openen”, concluderen de auteurs.
Parodontitis is een epidemische trend, volgens de auteurs van een systematische review die in het Journal of Dentistry is gepubliceerd. 40% van de zwangere mensen ervaart parodontitis, wat resulteert in een verminderde kwaliteit van leven, frequente systemische pathologieën en nadelige zwangerschapsuitkomsten.
Hoge prevalentie van parodontitis
Parodontitis tijdens de zwangerschap komt wereldwijd met hoge prevalentie voor. Eerder epidemiologisch bewijs suggereert dat mensen tijdens de zwangerschap meer kans hebben op parodontitis door een verscheidenheid aan factoren. Vanwege hogere niveaus van de geslachtshormonen oestrogeen en progesteron kunnen zwangere mensen last hebben van gingivitis. De niveaus van geslachtssteroïde hormonen in speeksel nemen toe tijdens de zwangerschap, wat leidt tot meer ontstekingen en tandvleesbloedingen. Deze symptomen worden in het begin van de zwangerschap waargenomen en nemen geleidelijk toe naarmate de zwangerschap vordert.
Epidemiologisch onderzoek is lastig
De afgelopen decennia is een groot aantal epidemiologische onderzoeken naar parodontitis bij zwangere personen uitgevoerd. Het is echter moeilijk om consistente diagnostische criteria voor parodontitis te bereiken in het epidemiologische onderzoek, wat de resultaten aanzienlijk kan beïnvloeden.
Systematische review
Desondanks hebben onderzoekers van de Zhejiang University in China de epidemische trend van parodontitis tijdens de zwangerschap systematisch beoordeeld. De review van twintig studies evalueerde de prevalentie van parodontitis bij een over het algemeen representatieve steekproef van zwangere personen over de hele wereld.
Parodontitiscriteria van de CDC en AAP
Omdat de diagnostische criteria tussen onderzoeken kunnen verschillen, maakten de onderzoekers gebruik van criteria voor parodontitis die zijn opgesteld door de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en de American Academy of Periodontology (AAP). De criteria en klinische indicatoren omvatten verlies van klinisch gehechtheidsniveau, bloeding bij sonderen en sonderen van diepte.
40% lijdt aan parodontitis
In totaal bleek 40% van de zwangere mensen aan parodontitis te lijden, volgens de review. Daarnaast had 42% een sonderingsdiepte (probing depth, PD) van meer dan 4 mm, ervoer 67% bloedingen bij sonderen (bleeding on probing, BOP), en had 24% een klinisch gehechtheidsniveau (clinical attachment level, CAL) van meer dan 4 mm. De BOP en PD ≥4 mm namen toe tijdens de zwangerschap. De hoogste prevalentie van CAL ≥4 mm deed zich voor in het tweede trimester.
Nadelige zwangerschapsuitkomsten
De meest voorkomende nadelige zwangerschapsuitkomsten als gevolg van parodontitis zijn vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Elk jaar worden ongeveer 15 miljoen baby’s te vroeg geboren, en deze te vroeg geboren baby’s hebben meestal een laag geboortegewicht, merkten de auteurs op. Als primaire oorzaak van neonatale morbiditeit is vroeggeboorte een cruciale oorzaak van langdurige invaliditeit bij overlevenden.
Meer onderzoek is nodig
Zelfs met de gebruikte criteria hadden de opgenomen studies een hoge heterogeniteit en een risico op publicatiebias, erkenden de auteurs. Meer kwalitatief hoogstaand epidemiologisch onderzoek naar parodontitis tijdens de zwangerschap is nog steeds nodig.
“Gezien de ongezonde gevolgen, de impact op de volksgezondheid en de uitgebreide ziektelast, is het de moeite waard om meer aspecten van parodontitis tijdens de zwangerschap te onderzoeken,” concludeerden de onderzoekers.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/09/Parodontitis-is-een-epidemische-trend-bij-zwangere-mensen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-10-09 09:00:342023-10-10 16:25:11Parodontitis is een epidemische trend bij zwangere mensen
In de hedendaagse parodontologie is de esthetische vraag van patiënten de belangrijkste uitdaging. Vooral in de anterieure gebieden, waar de verwachtingen van de patiënten hoger zijn is het nu belangrijk om esthetisch succes te behalen.
De nieuwe classificatie van parodontitis is gericht op het interdentale klinische hechtingsniveau. Het doel van klassieke parodontale reconstructieve chirurgische technieken is de regeneratie van de botdefecten of de wortelbedekking in geval van gingivarecessies. Sinds kort maakt de evolutie van de regeneratieve plastische chirurgie het mogelijk om beide tegelijkertijd te behandelen. Tijdens de presentatie van prof. Giuliano Rasperini tijdens het NVvP-congres werden veel verschillende casussen met bijbehorende lichtfoto’s en röntgenfoto’s getoond van patiënten die parodontaal zijn behandeld.
Succes in de parodontologie
De ontwikkelingen in de afgelopen jaren maakt dat we patiënten met parodontitis anders behandelen dan ongeveer 20 jaar geleden. Succes in de parodontologie wordt omschreven als een inspanning voor het behoud van het natuurlijke gebit in verband met het welzijn van de patiënt. Tot op heden behoren tot de criteria die zorgen voor succes bij parodontale therapie:
een behandeling en herevaluatie van ernstig zieke tanden voordat extractie wordt overwogen
een zo laag mogelijk aantal tanden als belangrijkste eindpunt
langdurige documentatie van parodontale stabiliteit
patiënttevredenheid inclusief verbeteringen in hun kwaliteit van leven
Op dit moment zijn er veel verschillende chirurgische technieken mogelijk voor de regerenatie van botdefecten of wortelbedekking in het geval van gingivarecessies.
Casussen
Het is belangrijk om geen behandelplan te maken op basis van röntgenfoto’s, maar op basis van de aanhechting van de gingiva.
De behandeling moet gepersonaliseerd worden voor elke patiënt om ook aan de esthetische wensen van de patiënt te voldoen. Verder is het belangrijk dat de patiënt en de tandarts op één lijn liggen om een optimale behandeling uit te voeren.
Belangrijk voor deze patiënten is om goede instructie te geven over hoe zij hun mondgezondheid thuis optimaal kunnen behouden.
In de kliniek zijn er twee scenario’s namelijk, een diepe pocket met een mooie papil of een diepe pocket en recessie. Deze verschillende scenario’s ga je niet op dezelfde manier behandelen.
Twee scenario’s in de kliniek
In de kliniek zijn er 2 mogelijke scenario’s die werden beschreven en allebei op een andere manier behandeld moeten worden. Er kan sprake zijn van een diepe pocket waarbij de papil onveranderd is of een diepe pocket en een recessie.
In het geval van een goede papil en aanhechtingsverlies zijn er 2 behandelopties:
1. Niet-chirurgische behandeling bij de mondhygiënist met als doel het verwijderen van de biofilm van het worteloppervlak
2. Vereenvoudigde chirurgische regeneratieve benadering met behulp van de SFA-EPPT techniek
In het geval van aanhechtingsverlies en een recessie zijn er verschillende technieken mogelijk zoals, SFA + CT, STW + CT, CTW, EPPT + CT, AlCAST en biomateriaal: scaffold+. Bij mucogingivale chirurgie is het belangrijk dat de flap minimaal 1 mm dik is, een dunnere flap maken heeft geen zin. Verder moet de flap vrij zijn van spanning.
Take home messages
Respecteer het zachte weefsel vanaf het allereerste begin
Respecteer de genezingstijd
Behandeling van een botdefect met vereenvoudigde aanpak indien mogelijk
Indien nodig gelijktijdige behandeling van infrabony en zacht weefsel
Het is mogelijk, zelfs als er een gebrek aan bewijs is, om de papillen te recreëren
Rasperini Giulio is Associate Professor bij de afdeling Biomedical, Surgical and Dental Sciences aan de Universiteit van Milaan.
Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van prof. Giulio Rasperini tijdens het NVvP-congres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/11/De-tandartsangst-van-patiënten-behandeld.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-10-02 13:28:342023-09-20 12:10:00Parodontale regeneratie bij stadium IV parodontitis en de esthetische vraag van de patiënt
Conventionele scaling om parodontitis te behandelen kan onbetaalbaar zijn en kan ernstige ziekten niet altijd genezen omdat pathogenen diep in pockets niet worden aangepakt. Volgens een commentaar gepubliceerd in Parodontology 2000 zou een combinatie met een relatief goedkope anti-infectieuze behandeling dit wel doen en leiden tot betere resultaten.
Belangrijke onderzoeksonderwerpen
De diagnose, preventie en behandeling van parodontitis blijven belangrijke onderzoeksonderwerpen. Hoewel de huidige therapieën voldoende zijn om gingivitis en stabiele soorten tandvleesaandoeningen te behandelen, ervaren patiënten met actieve parodontitis vaak ziekteprogressie. Dit geldt ook voor degenen die een goede mondhygiëne onderhouden en regelmatig ondersteunende therapie benutten.
Combinatie van scaling en antivirale middelen
Dr. Jørgen Slots van de University of Southern California in Los Angeles pleit in een commentaar voor een mogelijk betere behandeling voor mensen met ernstige parodontitis door middel van een pathogeen-specifieke anti-infectieuze therapie. Een combinatie van antibiotica en antivirale middelen – met name valaciclovir – en gebruikelijke ultrasone scaling zou mogelijk ziekten bij parodontische en endodontische gevallen kunnen terugdraaien.
Onbereikbare pathogenen
Traditionele scaling- en flapchirurgie kunnen miljarden herpesvirussen en pathogenen die in diepe parodontale pockets en het ontstoken tandvlees van ernstige parodontitislaesies kunnen leven niet bereiken. Zelfs een behandeling inclusief chirurgische en niet-chirurgische interventies met nauwgezette follow-up en aanvullend gebruik van enkelvoudige antibiotica, kan er nog steeds toe leiden dat meer dan een derde van de patiënten binnen enkele jaren een progressieve ziekte ervaart.
Studies tonen positief effect
Systemische anti-infectieuze medicamenteuze behandeling kan echter mogelijk pathogenen in het gehele parodontium onderdrukken. Slots beschrijft meerdere studies die het positieve effect van valaciclovir aantonen. In een studie resulteerde behandeling van met het Epstein-Barr-virus geassocieerde refractaire parodontitis met het antivirale middel tot een afwezigheid van het virus. Na 12 maanden was de parodontale gezondheid flink verbeterd.
Een ander onderzoek bekeek twintig patiënten met symptomatische apicale abcessen. De helft kreeg drie dagen valaciclovir toegediend, de overige patiënten kregen amoxilline. Over het algemeen hadden patiënten in de eerste groep veel minder pijn dan de rest. “Deze bevindingen geven geloof aan een belangrijke pathogene rol van actieve herpesvirussen bij parodontale pathose”, schreef de auteur.
Goedkope optie
De geschetste therapeutische benadering biedt volgens de auteur het potentieel van een goedkope optie die patiënten kan helpen tanden te behouden die anders zouden kunnen worden getrokken vanwege zorgen over focale infectie.
“Gerichte therapie tegen herpesvirussen en belangrijke bacteriële pathogenen in plaats van tegen louter bacteriële biofilms verbetert de behandeling van ernstige parodontitis”, concludeerde Slots.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/09/Minstens-elke-24-uur-tandenpoetsen-vaak-genoeg-voor-parodontale-patiënten.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-09-25 09:00:472023-09-25 12:06:54Parodontitis kan mogelijk beter behandeld worden door anti-infectieuze therapie
De heersende opvatting is, dat parodontitis een risicofactor vormt voor systemische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en ademhalingsaandoeningen, alsmede voor ongewenste zwangerschapsuitkomsten, terwijl een causaal verband tot nu toe niet kan worden aangetoond. Uit de publicatie Periodontal Disease and Other Adverse Health Outcomes Share Risk Factors, including Dietary Factors and Vitamin D Status blijkt nu dat parodontitis en systemische aandoeningen dezelfde gemeenschappelijke modificeerbare risicofactoren hebben (Grant et al. 2023). Wat betekent dit nieuwe inzicht voor de mondzorgpraktijk?
Parodontitis en systemische ziekten: gedeelde risicofactoren
Onderzoekers weten al bijna een eeuw dat mensen, die parodontitis ontwikkelen een verhoogd risico hebben voor het ontwikkelen van systemische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en ademhalingsaandoeningen, alsmede voor ongewenste zwangerschapsuitkomsten. Tot ongeveer 2020 werd gedacht dat dat verband tussen parodontitis en systemische ziekten veroorzaakt zouden kunnen worden door systemische ontsteking of door paropathogene bacteriën. Nu blijkt echter dat dit verband grotendeels te wijten is aan gedeelde risicofactoren, zoals roken, overgewicht en obesitas, weinig bewegen, voeding, en een tekort aan vitamine D.
Parodontitis als teken
Aangezien parodontitis over het algemeen op jongere leeftijd optreedt dan die overige systemische ziekten, per 2016 welgeteld 57 aandoeningen, die met parodontitis in verband worden gebracht, kan parodontitis worden gezien als een teken dat verandering van leefstijl het risico op die andere systemische ziekten zou kunnen voorkomen of kunnen helpen verminderen.
Vitamine D
Omdat mondzorgprofessionals parodontitis waarschijnlijk als eerste waarnemen, zouden ze patiënten met parodontitis moeten informeren dat ze hun risico op tandverlies – en op die andere systemische ziekten en op ongewenste zwangerschapsuitkomsten – kunnen verminderen door hun leefstijl te veranderen. Het verhogen van de hoeveelheid vitamine D in het bloed zou de eenvoudigste verbetering zijn, samen met een meer plantaardig eetpatroon.
Patiënten van mondzorgprofessionals zouden kunnen beginnen met het innemen van vitamine D3 2000-4000 IE/d (50-100 mcg/d) om de hoeveelheid vitamine D in het bloed te verhogen naar 75-125 nmol/L (30-50 ng/mL). Het routinematig meten van de hoeveelheid vitamine D in het bloed is niet noodzakelijk omdat de hier voorgestelde doses als veilig worden beschouwd, maar het meten ervan kan nuttig zijn om te bepalen of een adequate hoeveelheid vitamine D in het bloed wordt bereikt.
Mensen met obesitas (BMI >30 kg/m2) zouden een hogere doses moeten nemen en een gezonder voedingspatroon moeten nastreven.
In het belang van de patiënt is het voorts wenselijk om de behandelend arts te informeren dat de patiënt parodontitis heeft. Voor het identificeren van parodontale risicofactoren kunt u binnenkort gebruik maken van een nog te publiceren anamneselijst Gezond tandvlees: test uw parodontale risicofactoren.
Bekijk hieronder het video-interview van dr. William Grant en dr. Barbara van Amerongen geplaatst op GrassroothsHealth
Door: dr. B.M. van Amerongen.
Zij studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1985 op een klinisch onderzoek naar De diagnose ‘gesaneerd’, een onderzoek naar de betekenis van het begrip ‘een gesaneerd gebit’ en de tandheelkundige waarde van een saneringsbewijs. Na haar afstuderen voerde zij parttime een algemeen tandartspraktijk in Amsterdam en legde zij zich toe op een verwijspraktijk voor speeksel- en voedingsonderzoek. Zij werkte vervolgens parttime als wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Sociale en Preventieve Tandheelkunde van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en deed zij internationaal onderzoek naar de relatie tussen kosten van tandheelkundige zorg en mondgezondheid. Daarna was zij verbonden aan de sectie Orale Biochemie (ACTA) en verdiepte zij zich in de toepassing van speekselonderzoek in de algemene tandartspraktijk. Ook was zij verbonden aan de vakgroep Cariologie Endodontologie Pedodontologie (ACTA) en bestudeerde de invloed van vitamine D op mondgezondheid. Zij was lid van het Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het Ivoren Kruis en schreef zij met name mee aan het Advies Droge Mond. Verder was zij verbonden aan de afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie van het Amsterdam UMC locatie VU. Hier publiceerde zij over vitamine D en Multiple Sclerose en initieerde zij een klinisch onderzoek naar vitamine D en Multiple Sclerose.
Kunstmatige intelligentie (AI) kan mogelijk helpen om de effectiviteit van het onder controle houden van plaque door patiënten te bewaken. In onderzoek in het International Dental Journal kon AI op intraorale foto’s specifieke plaatsen met en zonder tandvleesontsteking even goed identificeren als menselijke tandartsen.
Prominente mondziekte
Parodontitis is een van de meest prominente mondziekten ter wereld. Het wordt veroorzaakt door ophoping van plaque biofilm langs de tandvleesrand, wat kan worden teruggedraaid door het tandplak te verwijderen.
Zelfverzorging is essentieel
Studies hebben aangetoond dat frequente tandartsafspraken niet effectief zijn voor blijvende bevredigende tandplakcontroles op specifieke plaatsen. Effectieve zelfzorgmaatregelen voor tandplakbeheersing, zoals tandenpoetsen en interdentale reiniging, zijn essentieel voor de preventie en bestrijding van parodontitis.
AI als oplossing
Kunstmatige intelligentie (AI) kan een oplossing bieden voor dit hardnekkige klinische probleem. Er zijn veel klinische toepassingen van AI in de tandheelkunde, waaronder bij de detectie van gingivitis op intraorale foto’s. Om een AI-systeem klinisch te gebruiken voor het voorspellen van gingivitis, moet het een hoge gevoeligheid en specificiteit hebben. Dat wil zeggen dat het ‘ziek’ moet rapporteren voor elke plaats waar er gingivitis is, en ‘gezond’ voor elke plaats waar er geen gingivitis is. De nauwkeurigheid van elk diagnostisch systeem voor klinisch gebruik moet zo hoog mogelijk zijn en een nauwkeurigheid van 0,90 of hoger moet worden nagestreefd voor klinisch gebruik.
Leren om gingivitis te herkennen
Samenwerkende onderzoekers uit China en Maleisië hebben een kunstmatig intelligent zogenaamd neuraal netwerk ontworpen die aan de hierboven gestelde eisen voldoet. Ze gebruikten een dataset van 567 afbeeldingen van tandvlees met verschillende gradaties van ontsteking om de AI te leren om gingivitis te herkennen.
Even goed als tandartsen
De AI kon de gezonde en zieke gevallen voorspellen met een gevoeligheid van 0,92 en een specificiteit van 0,94. Dit komt overeen met de prestaties van tandartsen. Op basis van de resultaten kan AI een waardevol screeningsinstrument zijn bij het opsporen en diagnosticeren van tandvleesaandoeningen. Zo kan het leiden tot eerdere interventie en betere gezondheidsresultaten, denken onderzoekers.
Preventie en bestrijding in gemeenschappen
“Toekomstige studies zouden waarschijnlijk de weg vrijmaken voor toepassingen van dergelijke AI-systemen in parodontologie en, meer in het bijzonder, preventie en bestrijding van parodontitis in gemeenschappen”, schrijven ze.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/06/Nieuwe-classificatie-gingivitis-en-parodontitis.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-09-18 13:20:572023-09-07 10:37:17Gingivitis kan mogelijk net zo goed worden gedetecteerd door AI als door tandarts
Op dit moment heeft meer dan de helft van de Nederlanders overgewicht en 15% heeft obesitas. Natuurlijk zijn voeding en lichaamsbeweging hierin hoekstenen, maar er zijn nog vele andere factoren: genetische, psychologische en gebruik van medicijnen. Verslag van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum, internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek.
Overgewicht
Vet is een actief orgaan waarin veel hormonen worden gemaakt. Vet kan ziek worden waardoor er meer ontstekingsstoffen ontstaan. Deze stoffen zorgen er voor dat je andere ziektes kan krijgen zoals diabetes mellitus type 2, cardiovasculaire ziektes, bepaalde kankervormen en mondziekte. Mensen met overgewicht hebben vaker een slecht verloop van ziektes. Adipokines (vethormonen) leiden tot verhoogde productie van cytokines en zo ontstaat inflammatie. Zo kan parodontitis dus mede veroorzaakt worden door overgewicht.
Factoren voor overgewicht
Het benoemen van het overgewicht in de behandelkamer is moeilijk maar door toestemming te vragen gaat dat meestal wel goed. Bespreek het op een niet-veroordelende manier. Onderzoek hiervoor welke factoren zorgen voor het overgewicht. Ga er niet vanuit dat het simpelweg door verkeerd eten komt. Het ligt deels in het DNA; sommige mensen krijgen nu eenmaal sneller overgewicht dan een ander. In het DNA ligt ook het verzadigingssysteem. Als je voeding ruikt of ziet dan ga je hongerhormonen aanmaken zoals insuline en dan slaat men doorgaans aan het eten. Je krijgt een verzadigd gevoel pas na 20 minuten; als de verzadigingshormonen uit de darmen omhoog gaan. Daarom is langzaam eten en vaak kauwen heel nuttig. Daarnaast komt er vanuit het vet een signaal naar het brein. Maar we kunnen er prima doorheen eten. Vooral als het heel erg lekker is. Een toetje past altijd maar die broccoli niet meer. Dat heeft te maken met het hedonisch systeem, het beloningssysteem. Helaas varen we hier steeds vaker op. De maatschappij is hier debet aan want overal staan er lekkere snacks, bijvoorbeeld langs de snelweg. We maken steeds vaker onbewust voedingskeuzes in plaats van bewuste voedingskeuzes.
Verzadigingssysteem
Het verzadigingssysteem kan op allerlei manieren verstoort raken. Zoals door een slaaptekort (hoger leptine) of op dieet gaan. Dan wil je juist extra gaan eten na het diëten. Gezond eten is de basis, diëten absoluut niet. Bewerkt voedsel kan het systeem ook verstoren. Je eet sneller, meer en je komt aan bij een eetpatroon met bewerkt voedsel. De hoeveelheid calorieën, vezels, zout en vet maakt hierbij niet uit. Ook de psyche kan het systeem in de war doen raken. Als je zoet ziet, schiet je insuline al omhoog. Dus bij het kijken naar een chocolaatje gaat je lichaam er om vragen. Dan kan je er nog een bak gezonde heerlijke salade naast zetten maar je gaat dat chocolaatje pakken. Dan is stress een grote factor. Bij chronische stress er gaat een herverdeling van vet plaatsvinden door het stresshormoon. Vet gaat dan op de buik zitten en dit is nu juist heel ongezond. Daarnaast krijg je snack-trek door stress. Dus wil je iemand gezonder laten eten dan zal je die stress moeten aanpakken.
Medicijnen
Verder kunnen bepaalde medicijnen het systeem in de war schoppen; zoals antidepressiva, antipsychotica en anti-epileptica. En juist medicatie die vaak gegeven worden bij welvaartsziekte. Maagzuurremmer is ook een bekende en deze wordt heel vaak zonder goede indicatie ingenomen. Corticosteroïden worden enorm veel gebruikt en dit is systemische medicatie. Absoluut eentje om in de gaten te houden bij inflammatie.
Leefstijlinterventie
Via de huisarts kan er ook leefstijlinterventie worden ingezet (GLI) en deze valt onder het basispakket. Hierbij wordt regelmatig cognitieve gedragstherapie ingezet. Deze methodes zijn heel effectief. Mensen worden zowel fysiek als mentaal gezonder. Wat nou als je toch niet hiermee (voldoende) afvalt? Dan is er een aanvullende behandeling met medicatie die sinds kort wordt vergoed. Deze middelen geven een sterkere verzadiging en hebben een anti-inflammatoir effect. Dus wellicht werkt dit ook tegen parodontitis.
Prof. dr. Liesbeth van Rossum is internist-endocrinoloog en hoogleraar op het gebied van obesitas en stressonderzoek in het Erasmus MC. Zij is mede-oprichter van het Centrum Gezond Gewicht en co-auteur van de internationale bestseller “VET belangrijk” (FAT, the secret organ). Als bestuursvoorzitter van het Partnerschap Overgewicht Nederland, met adviesrol aan het ministerie van VWS, was zij nauw betrokken bij de invoering van de gecombineerde leefstijlinterventies in de basiszorgverzekering en bij het Nationaal Preventie Akkoord. Daarnaast bekleedt zij diverse (inter)nationale bestuurlijke functies, waaronder leider van het focusgebied Obesitas en Diabetes van de European Society of Endocrinology en is lid van De Jonge Akademie (KNAW).
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Liesbeth van Rossum tijdens het NVvP congres April Fools, daily rules.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/09/Parodontale-behandeling-vermindert-biomarkers-van-obesitas.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-09-04 16:00:152023-12-12 16:14:51Obesitas en de link met parodontitis: onderliggende oorzaken en effectieve aanpak
Artsen gebruiken soms kalmerende middelen voor angstpatiënten in de dagelijkse praktijk maar er is weinig bekend over de relatie tussen kalmerende middelen, melatoninespiegels en palatinale wondgenezing. Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Dental Sciences concludeert nu dat de toediening van zo’n medicijn kan helpen bij het genezen van wonden na een gingivatransplantaat.
Complicaties na transplantatie
Bij vrije gingivatransplantaties (free gingival graft (FGG) procedures) kunnen voor de voltooiing van epithelialisatie complicaties voorkomen als pijn, overmatig bloedingen, botblootstellingen en morbiditeit op de donorplaats. Hierdoor aarzelen clinici en patiënten vaak om de vereiste behandelingen te krijgen.
Genezingsproces versnellen
Er zijn veel strategieën geprobeerd om het genezingsproces van palatinale wonden te versnellen. Onderzoekers uit Taiwan stelden dat kortetermijntoediening van het veelgebruikte kalmerende middel diazepam de genezing kan vergemakkelijken door de stressniveaus te verminderen en de postoperatieve melatoninespiegels op peil te houden.
Patiënten met tandartsangst
Ze analyseerden het effect van diazepam op patiënten met angst voor de tandarts die FGG-procedures ondergingen. De studie omvatte 39 patiënten met in totaal 51 tandvleestransplantatieprocedures. 26 deelnemers kreeg 5 mg diazepam vanaf de avond voor de procedure tot zeven dagen na de operatie. Om drugsverslaving, tolerantie, afhankelijkheid of ontwenningsverschijnselen te voorkomen werd diazepam slechts acht dagen aan patiënten toegediend.
Verschillende analyses
Direct onderzoek, foto’s en waterstofperoxide werden gebruikt om de genezing na de transplantatieprocedure te evalueren. Ook werden stressniveaus, slaapkwaliteit en speekselmelatonineniveaus geëvalueerd.
Betere wondgenezing bij diazepamgroep
Op dag 14 werd volledige epithelialisatie van de wonden waargenomen bij bijna de helft (48,39%) van de patiënten in de medicatiegroep maar slechts bij ongeveer een derde (35,29%) van de patiënten in de controlegroep. Uiteindelijk bleek ongeveer 90% van de patiënten die werden behandeld met diazepam goed genezende wonden te hebben, vergeleken met ongeveer 71% van de patiënten die geen medicatie kregen.
“Er wordt gespeculeerd dat het kalmerende middel, diazepam, enkele fysiologische reacties kan veroorzaken om de genezing van gehemeltewonden na FGG-chirurgie te vergemakkelijken”, schreven de auteurs van het onderzoek.
Hogere melatonineniveaus
Daarnaast had de medicatiegroep in het algemeen hogere niveaus van postoperatieve melatonine, waarvan is aangetoond dat het de wondgenezing vergemakkelijkt. Bovendien is gemeld dat het melatoninegehalte wordt verlaagd in stressvolle situaties, wat aangeeft dat het kalmerende middel mogelijk de stress verminderde bij de deelnemers die deze medicatie kregen toegediend.
Overwegen voor stressvolle behandelingen
“Het is waarschijnlijk dat het kalmerende middel [diazepam] in staat is om postoperatieve melatoninespiegels te handhaven, wat resulteert in een versnelling van de genezing van palatinale donorwonden”, concludeerden de auteurs van het onderzoek. “Daarom kunnen sedativa worden overwogen voor gebruik in de tandartspraktijk, vooral voor stressvolle chirurgische behandelingen.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svg00Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-08-31 09:00:122023-06-29 11:24:26Kalmerende middelen kunnen mogelijk helpen bij het genezen van wonden
EDTA wordt tijdens de parodontale regeneratieve therapie gebruikt om de smeerlaag te verwijderen en het element schoon te maken. Belangrijk hierbij is dat het element niet mobiel mag zijn. Daarom wordt het element in sommige gevallen gespalkt.
Uit de literatuur blijkt dat hoe dieper de pocket die overblijft na initiële therapie, hoe groter het risico wordt op verlies van het element. Bij een pocketdiepte van vijf mm is de odd ratio 7,7. Wanneer dit zes mm wordt, verandert dit al naar 11 en bij zeven mm of meer wordt dit 64. Bij elementen met een pocketdiepte van zes mm of meer is het daarom sterk aan te raden om parodontale chirurgie uit te voeren.
Verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session.
Parodontale regeneratie door de tijd heen
De biomaterialen hebben een flinke vlucht genomen de afgelopen jaren. In combinatie met de micro chirurgie die we tegenwoordig uit kunnen voeren. Dit leidt dit tot een nieuw flapontwerp. Het allereerste materiaal waarmee we aanhechtingswinst konden behalen was de millipore filter, die later werd vervangen door verschillende membranen. Voor het aanbrengen van de membranen was het nodig om een grote flap te maken. Door de biologicals is dit tegenwoordig niet meer nodig. Belangrijk bij de regeneratie is dat er gestreefd moet worden naar primaire wondheling. Daarbij is het ontwerp van de flap erg belangrijk. Een verkeerd flapdesign kan ervoor zorgen dat de papillen verloren gaan na chirurgische behandeling en dit is niet wenselijk.
In de jaren 90 werd de definitie van micro-chirurgie bedacht. Het ging hierbij om een operatie die uitgevoerd werd met behulp van een microscoop. Dit kan tegenwoordig ook laagdrempeliger uitgevoerd worden met behulp van een loepbril met lamp.
Flapontwerp
In 1985 werd voor het eerst de Papilla Perservation Technique beschreven. Er zijn in de tussentijd nieuwe flapontwerpen bijgekomen, zoals de Modified en Simplified Papilla Perservation Technique. Als laatste ook nog de Minimal Invasive Surgical Technique, kortweg ook wel MIST genoemd.
Hoe kleiner de flap, hoe stabieler de wond. Dit geeft een positief effect op de wondgenezing. De overeenkomsten tussen de modified-MIST flap en de Single Flap Approach (SFA) is dat we bij beide ontwerpen de papil intact last. De flap is gelokaliseerd aan de zijde van het defect. De papil aan de andere zijde wordt niet betrokken in de flap.
Het zou voor de wondgenezing nog voordelig kunnen zijn om helemaal niet te incideren in de papil. Een flapontwerp die we hiervoor kunnen toepassen is de Tunneltechnique. Er wordt een incisie gemaakt in de sulcus, gevolgd door een verticale ontspanningsincisie. Dit zorgt ervoor dat de flap opgetild kan worden en dat er met direct zicht debridement uitgevoerd kan worden. Als het defect zich aan de distale zijde van het element bevindt, dan zal de ontspanningsincisie zich juist aan de mesiale zijde bevinden. Na debridement en eventueel aanbrengen van een biological of botsubstituten wordt alleen de ontspanningsincisie gehecht. Er komen geen hechtingen in de papil. Bij alle elementen die op deze manier behandeld werden, was pocketvermindering zichtbaar.
Dr. Serhat Aslan is a graduate of Ege University, School of Dentistry where he received his DDS degree. He attended Periodontology Program of Graduate Study offered by Institute of Health Sciences at Ege University and graduated with PhD degree at Periodontics. He maintains a private practice limited to periodontics, fixed prosthodontics and implants with focus on microsurgery, soft and hard tissue reconstruction and minimally invasive surgery. Dr. Aslan is a Visiting Professor in the Department of Biomedical, Surgical and Dental Sciences, University of Milan, Italy. He is an Invited Professor in Post-graduate Program in Periodontology and Implantology, University of Porto, Portugal. Currently, he is the board member and treasurer of Turkish Society of Periodontology. Also, he is a member of European Federation of Periodontology, Italian Society of Periodontology and Implantology and Turkish Academy of Esthetic Dentistry. Dr. Aslan is intensely involved in mono/multi-center clinical research and development in periodontology, with special emphasis to plastic-periodontal surgery, guided bone/tissue regeneration and esthetic implant therapy.
Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/Nieuwe-chirurgische-benaderingen-in-de-parodontologie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-08-19 16:00:292023-12-12 16:11:20Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie
Lichamelijke activiteit kan ontstekingen voorkomen, wat op zijn beurt het risico op het ontwikkelen van parodontitis zou kunnen verminderen. De ene activiteit is echter de andere niet: volgens een studie in het Journal of Clinical Parodontology heeft lichaamsbeweging in de vrije tijd een beschermend effect, maar is beroepsactiviteit juist een risico-indicator voor tandvleesaandoeningen.
Sleutel tot betere gezondheid
Medische professionals hebben regelmatige lichaamsbeweging aangeprezen als de sleutel tot gewichtsbeheersing, een betere hersengezondheid en een verminderd risico op het ontwikkelen van bepaalde ziekten. Het is echter mogelijk dat niet alle soorten bewegingen gelijk zijn in hun voordelen voor de mondgezondheid.
Sporten is beschermende factor
Lichamelijke activiteit in de vrije tijd kan systemische ontstekingen en oxidatieve stress verminderen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en wandelen. Het wordt beschouwd als een preventieve factor voor de meeste chronische niet-overdraagbare ziekten.
Fysieke activiteit op het werk heeft negatief effect
Daarentegen heeft wetenschappelijk bewijs aangetoond dat fysieke activiteit op het werk een tegengesteld effect heeft. Hieronder vallen ook huishoudelijke taken. De vaak langdurige statische belasting en repetitieve werkhoudingen hebben negatieve effecten heeft op de psycho-fysieke gezondheid en lichte systemische ontstekingen. Hoge niveaus van bewegingen die verband houden met beroepen hebben volgens de studie juist een verhoogde incidentie van verschillende niet-overdraagbare ziekten.
Fysieke activiteit en parodontitis
Een groep onderzoekers uit Italië en Spanje heeft het verband tussen fysieke activiteit in de vrije tijd en op het werk parodontitis geëvalueerd. Hiervoor analyseerden ze gegevens van ruim 10.000 volwassenen met behulp van de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2014 database.
Global Physical Activity-vragenlijst
De Global Physical Activity-vragenlijst werd gebruikt om fysieke activiteit te beoordelen en deze te classificeren als hoge of lage vrijetijds- of beroepsactiviteit. De parodontale status werd beoordeeld door middel van een parodontaal onderzoek van de volledige mond en de proefpersonen werden geclassificeerd volgens de American Academy of Periodontology en de U.S. Centers for Disease Control and Prevention. Vervolgens werden regressieanalyses toegepast.
Verschil tussen werk en vrije tijd
Uit de analyse bleek dat hoge niveaus van fysieke activiteit in de vrije tijd een beschermende indicator voor parodontitis is (odds ratio [OR], 0,81; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 0,72, 0,92). Hoge niveaus van fysieke activiteit waren daarentegen gerelateerd aan werk werden geïdentificeerd als een significante risico-indicator (OR, 1,16; 95% BI, 1,04, 1,30).
Bovendien toonde de combinatie van weinig fysieke activiteit in de vrije tijd en veel beroepsactiviteit een cumulatief onafhankelijk verband met parodontitis (OR, 1,47; 95% CI, 1,26, 1,72), volgens de studie. Daarnaast resulteerden extremere maten van fysieke activiteit op het werk ook in sterkere schattingen van ernstige parodontitis. Systemische ontsteking, BMI en comorbiditeiten kunnen deze relaties volgens de onderzoekers gedeeltelijk verklaren.
Klinisch onderzoek nodig
In de toekomst zouden gerandomiseerde klinische onderzoeken moeten worden uitgevoerd om het mogelijke effect van fysieke activiteitsadvisering te onderzoeken, zowel op de primaire preventie van tandvleesaandoeningen, als op een onderdeel van de eerste fase van parodontale therapie, schreven ze.
Doelwit voor interventie
“Het verduidelijken van de mogelijke preventieve rol van fysieke activiteit bij parodontitis zou relevant zijn voor mondzorgverleners, aangezien dit een doelwit zou kunnen zijn voor interventie als onderdeel van stap 1 van parodontale therapie”, aldus de auteurs
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/09/Topsporters-poetsen-goed-maar-hebben-toch-slechte-mondgezondheid.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-08-07 09:00:142023-06-29 11:22:29Sporten beschermt tegen parodontitis maar huishoudelijk werk volgens onderzoek niet
De samenwerking tussen parodontologen en orthodontisten is belangrijk om de glimlach esthetiek te verbeteren.
De synergie tussen parodontologie en orthodontie is een uitstekend voorbeeld van het succes van multidisciplinaire benaderingen in de tandheelkunde, volgens Bruno de Carvalho tijdens de presentatie van de European Federation of Periodontology (EFP).
Bij esthetische tandheelkundige behandelingen zijn een correcte orthodontische en parodontale diagnose en een grondige analyse van de harde en zachte weefsels heel erg belangrijk om langetermijnresultaten te behalen.
Multidisciplinaire aanpak
Parodontitis heeft vaak esthetische gevolgen en daarom is een multidisciplinaire aanpak vereist. Het begrijpen van zowel de biologische basis van parodontale chirurgie als de basis van orthodontische bewegingen is belangrijk om goede esthetische resultaten te krijgen.
Orthodontische extrusie
Orthodontische geforceerde extrusie (OFE) is een orthodontische tandbeweging en kan een therapeutisch doel hebben. OFE is een tandbeweging in coronale richting om de tandpositie te wijzigen en/of veranderingen teweeg te brengen in het omliggende bot en weke delen.
Indicaties voor OFE
Veel voorkomende indicaties van orthodontische geforceerde extrusie zijn onder meer tractie van geimpacteerde tanden, blootstelling van tanden die structurele schade vertonen, behandeling van parodontale bot- en papillaire defecten en ontwikkeling van de implantatieplaats.
Tijd van actieve orthodontische extrusie
De totale tijd van actieve orthodontische extrusie wordt voornamelijk beïnvloed door het toegepaste klinische protocol, de hoeveelheid gewenste tandextrusie en wortel morfologie.
In de presentatie werden drie verschillende klinische protocollen gedefinieerd, namelijk:
– OFE met circumferentiële supracrestale fiberotomie (CSF) of intermediaire tandstabilisatie (ITS)
– OFE zonder CSF of ITS
– OFE zonder CSF en met ITS
Mucogingivale chirurgie
Mucogingivale chirurgie kan helpen om de esthetiek van de glimlach te herstellen en om de ondersteuning van de tanden te verbeteren. Zowel klassieke en nieuwe technieken kunnen worden gebruikt in situaties van een vergevorderde recessie. Interdisciplinaire behandelingen kunnen worden uitgevoerd om complexe recessies te behandelen.
Nieuw interdisciplinair protocol
In de presentatie is een nieuw interdisciplinair protocol voor de behandeling van klasse 3/RT2-recessies in de voortanden van parodontale patiënten getoond. Dit innovatieve protocol bestaat uit het uitvoeren van mucogingivale chirurgie met een tunnelbindweefseltransplantaat tijdens orthodontische tandbeweging. De wortel wordt niet alleen buccaal, maar ook mesiaal en distaal bedekt.
Via deze link kan de gehele samenvatting van de presentatie van de EFP worden bekeken
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/09/Oorzaken-tandvleesontsteking-Welke-oorzaken-herkent-u-bij-uzelf.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-08-01 09:00:032023-06-29 11:23:19Parodontologie-orthodontie-synergie kan de glimlachesthetiek verbeteren
TNO heeft een lichtapparaat ontwikkeld genaamd Simba. Het apparaat kan met behulp van fotonica techniek verandering in weefsel meten. Enes Ercan en Julia Johannink deden een pilotonderzoek naar het gebruik van de Simba en welke waarden van ontsteking in kaart kunnen worden gebracht.
Doel
Het nieuwe apparaat van TNO is nog niet eerder toegepast in de praktijk, waardoor er nog geen gegevens beschikbaar zijn over ontstekingswaarden van de gingiva en hoe het apparaat het beste gebruikt kan worden.
Doel van het onderzoek was om een werkvoorschrift te maken voor de Simba en om te kijken welke waarden bij wel / geen bloeding het apparaat meet bij de vier parameters: saturatie, bloedvolume, bilirubine en vaatdiameter.
Materiaal en methode
Dit pre-experimenteel onderzoek bestond uit 12 deelnemers met in totaal 621 sites. Er werd gebruik gemaakt van een doelgerichte selecte steekproef. Gezonde studenten (N=7), gingivitis (N=3) en parodontitis (N=2). Er werd op twee manieren materiaal verzameld. Allereerst om het werkvoorschrift te kunnen schrijven en daarna volgens het werkvoorschrift metingen te kunnen uitvoeren bij een onderzoekspopulatie. Voor het werkvoorschrift zijn er oefensessies geweest om te leren werken met het apparaat waarbij de opdrachtgever en de onderzoekers zelf proefpersonen waren. Hierbij is getest hoe de positie, plaatsing, meetvolgorde en het gebruik van het apparaat volgens de WIP-richtlijnen mogelijk was. De meetinstrumenten waren de BOMP en de Simba. De meetmomenten vonden plaats op de HU-klinieken van de Hogeschool Utrecht. De deelnemers werden eenmalig gemeten (T=0). De metingen zijn door één onderzoeker uitgevoerd en door één onderzoeker geobserveerd. Voor de data-analyse werd er gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek van gemiddelden en percentages. De analyse van het onderzoek zijn verwerkt in het programma Exel.
Resultaten
Het werkvoorschrift werd getest bij zeven proefpersonen voordat het werd ingezet tijdens de klinische onderzoek metingen. Het werkvoorschrift benadrukt het belang van kalibratie, positie, plaatsing, druk, meetvolgorde en efficiënte gebruik volgens de WIP-richtlijnen. Gemiddelde saturatie StO2 was 68,5% (SD 10,4) en 72.5% (SD 12,6) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde bloedvolume was 0,97% (SD 1.66) en 0,92% (SD 1.15) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde hoeveelheid bilirubine was 14,77µm (SD 13,18) en 16,10µm (SD 10,30) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde vaatdiameter was 0,02mm (SD 0,02) en 0,01 mm (SD 0,02) bij geen en wel bloeding.
Er kan geconcludeerd worden dat de Simba op een efficiënte manier gebruikt kan worden met behulp van het opgestelde meetprotocol met werkvoorschrift. Daarnaast geven de metingen goede/logische fits en kan het apparaat verschillende parameters meten die inzicht geven op de gradatie van ontsteking. De uitkomsten voor alle parameters behalve saturatie bieden een logische uitkomst. Anderzijds is er nog geen waarde vast te stellen voor een gezonde gingiva, gingivitis en parodontitis, hiervoor moet nog meer onderzoek uitgevoerd worden.
Afstudeeronderzoek | poster door:
Enes Ercan en Julia Johannink, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/02/Het-belang-van-zorgvuldige-dossiervoering-in-de-mondzorg.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-07-01 09:35:022023-06-19 11:47:19Afstudeeronderzoek: Kan de Simba inzicht geven in ontsteking van de gingiva?
Verslag van de lezing van prof. Anton Sculean over de toepassing van hyaluronzuur bij de regeneratieve parodontale therapie. Hyualuronzuur werd in 1934 voor het eerst beschreven. Er zijn veel artikelen over het effect op groeifactoren. Hyaluronzuur is een belangrijke stof bij het ontstaan van granulatieweefsel in de extra cellulaire matrix. Daar hoopt het zich op na beschadigingen om tot drie tot vijf dagen op een maximum hoeveelheid uit te komen.
De organen van embryo’s zijn inbed in hoge concentraties hyaluronzuur. Wanneer je bij een hele jonge patiënt of embyo een operatie uitvoert, is de genezing uitzonderlijk goed. Er wordt nagenoeg geen littekenweefsel gevormd. Hyaluronzuur lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen.
Preklinisch onderzoek
In een preklinische studie werd onderzocht wat de effecten waren van hyaluronzuur op verschillende soorten fibroblasten. Er werd vooral gekeken of het een positief effect had op de wondheling.
Het hyaluronzuur molecuul komt in verschillende variaties voor: kort, lang, gecrosslinked of juist niet. Wanneer het hyaluronzuur gecrosslinked is, heeft het een betere stabiliteit. Er werden verschillende variaties onderzocht.
Bij het toevoegen van hyaluronzuur bleek dat de cellen meer geprolifereerd waren vergeleken met de controle groep, waarbij niets toegevoegd was. Hetzelfde werd gevonden voor de mate waarin deze cellen kunnen migreren: bij de hyaluronzuurgroep was dit significant groter. Als laatste bleek dat hyaluronzuur een stimulerende werking heeft op de expressie van genen die coderen voor groeifactoren die belangrijk zijn voor de (littekenvrije) wondgenezing. Het is een biocompatibel materiaal en heeft geen negatieve effecten op de fibroblasten. Klinisch zorgt de aanwezigheid voor hyaluronzuur ervoor dat er minder littekenweefsel gevormd wordt.
Dierstudies
Beagles werden gebruikt om te beoordelen of hyaluronzuur een effect heeft op de genezing bij intrabony defecten. Deze botdefecten zijn chirurgisch gemaakt en geïnfecteerd en op verschillende manieren beoordeeld. De controlegroep was een behandeling met behulp van een open flap debridement en de testgroepen waren met toevoeging van hyaluronzuur, een collageenmatrix en een gecombineerde behandeling met hyaluronzuur en collageen.
Er werd een klinische beoordeling gedaan en een histologische analyse. Bij de controle groep is spontane regeneratie te zien bij het apicale deel, maar als je kijkt naar het deel meer apicaal dan is er weinig regeneratie te zien van cement, parodontaal ligament (PDL) en bot. Bij de testgroepen is histologisch coronaal vorming van cement, PDL en zelfs bot te zien. Dit was het eerste bewijs dat hyaluronzuur een positief effect heeft op de parodontale regeneratie. Wanneer hyaluronzuur gecombineerd wordt met collageen is de mate van regeneratie zelfs nog groter.
Hyaluronzuur en herstel van recessies
Ook werd onderzocht of hyaluronzuur een bijdrage kan leveren aan het herstellen van recessies. Ook hierbij werd bij honden een botdefect gecreëerd. De controle groep werd alleen behandeld met een flap. Bij de testgroepen werd of alleen hyaluronzuur toegevoegd of gecombineerd met collageen. Bij hyaluronzuurgroep was de pocketdiepte veel minder diep ten opzichte van de controle groep. Bij de histologische analyse was veel meer vorming van cement te zien en PDL, waarbij duidelijk parodontale regeneratie zichtbaar is.
Regeneratie van klasse III furcatiedefecten
Vervolgens is onderzoek gedaan naar de regeneratie van klasse III furcatiedefecten bij honden. Deze studie is nog niet gepubliceerd. De open flap debridement is wederom de controlegroep. Bij de controle groep was geen volledige sluiting van de furcatie te verkrijgen. Ook bij de groep die behandeld werd met de collageenmatrix was weinig genezing te zien in de furcatie. Bij de hyalurongroep was duidelijk botingroei en vorming van cement te zien, maar nog steeds was de furcatie niet volledig gesloten. Bij de gecombineerde groep was een vergelijkbaar beeld te zien. Het volledig sluiten van de furcatie was niet mogelijk. Wel is duidelijk een toename aan nieuw gevormd cement te zien.
Klinische studies
Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de behandeling met hyaluronzuur en de behandeling met amelogenins. Bij beide groepen was een vergelijkbare behandeluitkomst te zien en lieten beide een goede uitkomst zien die stabiel was na twee jaar.
Anton Sculean is professor and chairman of the Department of Periodontology and currently the Head of the Dental Research Center (DRC) of the School of Dental Medicine, University of Bern, Switzerland. Prof. Sculean has authored more than 460 articles in peer-reviewed journals, 30 chapters in periodontal textbooks and has delivered more than 500 lectures at national and international meetings. He is Editor in Chief of Periodontology 2000, one of the top 2 ranked journals in Dentistry. Prof. Sculean has been a recipient of many research awards, among others the Distinguished Scientist Award of the International Association for Dental Research (IADR), the Anthony Rizzo Young Investigator Award of the Periodontal Research Group (PRG) of the IADR, the IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine, and the Distinguished Teacher Award of the European Orthodontic Society. Professor Sculean is currently listed as the top-rated expert in Periodontics in the world. He is board member of the Osteology Foundation and of the Continental European Division (CED) of the IADR.
Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van prof. Anton Sculean tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/Anton-Sculean-De-applicatie-van-nieuwe-biologicals-bij-regeneratieve-parodontale-therapie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-06-19 13:28:152023-05-17 11:59:37De applicatie van nieuwe biologicals bij regeneratieve parodontale therapie
Onderzoekers van de University of Birmingham zijn bezig met het ontwikkelen van een sonde die uit slechts een speekselmonster een snelle en nauwkeurige beoordeling kan geven van zowel de aanwezigheid als de omvang van tandvleesaandoeningen. Volgens een persbericht van de universiteit zal de technologie een cruciale rol zal spelen bij de vroege detectie van hart- of longaandoeningen, diabetes type 2 en reumatoïde artritis.
Ernstige gevolgen van parodontitis
Parodontitis wordt veroorzaakt door een infectie in het tandvlees en is de belangrijkste oorzaak van tandverlies. Onbehandelde tandvleesaandoeningen hebben daarnaast ook verstrekkende en ernstige gevolgen voor de rest van het lichaam, waar het correleert met een ontstekingsreactie die het ziekteverloop bij andere aandoeningen kan verergeren. Voorbeelden hiervan zijn een verhoogd risico op een hartfalen bij diabetes type 2, en een verhoogd risico op een beroerte of hartfalen bij hart- en vaatziekten.
Vroege detectie is essentieel
Voor mensen met deze aandoeningen is vroege detectie en behandeling van tandvleesaandoeningen een prioriteit. Tandvleesaandoeningen worden meestal vastgesteld in de tandartsstoel, wanneer mondhygiënisten of tandartsen op zoek zijn naar indicatoren als tandbeweging, gevoeligheid, bloedend tandvlees of zwelling. Twee onderzoekers van Birmingham University’s School of Chemistry en School of Dentistry hebben nu een techniek ontworpen die parodontitis kan vaststellen in welke zorgomgeving dan ook.
Meting van biomarkers in speeksel
Om parodontitis uit speeksel te detecteren, zou een gespecialiseerde sonde en een detector worden gebruikt. Een kwantitatieve meting van specifieke biomarkers zou dan zowel de aanwezigheid van tandvleesaandoeningen als de ernst ervan aangeven.
Vier eiwitten
Eerder dit jaar identificeerde en valideerde een team van onderzoekers van de Parodontale Onderzoeksgroep van de universiteit een biomarkerpanel in gingivale creviculaire vloeistof- en speekselmonsters. Het panel bevatte vier eiwitten die onderscheid zouden kunnen maken tussen parodontale gezondheid en ziektetoestanden. Het onderzoek werd gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology.
Goed voor de gezondheid en kostenverlagend
“De mogelijkheid om biomarkers voor ziekten in realtime te detecteren en te profileren, maakt het mogelijk om de ernst van de ziekte te controleren, en met name de overgang tussen mildere en ernstigere vormen van tandvleesaandoeningen. Dit zal niet alleen de tandheelkundige gezondheid ten goede komen, maar ook de kosten verlagen en patiënten aantrekken voor wie parodontale behandeling op de lange termijn levensreddend kan zijn”, aldus een van de onderzoekers in het persbericht.
Binnen een jaar beschikbaar
Op basis van de bevindingen kregen de onderzoekers financiering van de Engineering and Physical Sciences Research Council, de primaire financieringsentiteit voor dit soort onderzoek in het VK, om een prototype van het nieuwe apparaat te ontwikkelen. Volgens het persbericht is het toestel naar verwachting binnen een jaar beschikbaar.
Langetermijnvisie
Op de lange termijn verwachten de onderzoekers een sonde te ontwikkelen die klein genoeg is om in de ruimte tussen tandvlees en tanden te worden ingebracht. Hierdoor kunnen tandartsen vloeistof uit specifieke gebieden in de mond verzamelen en de plaats van infectie nauwkeurig identificeren.
Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. Het microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale plaque. Wat weten we nu over het microbioom? Verslag van de online lezing van prof. dr. Egija Zaura tijdens de EuroPerio Series Single Session.
Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. De microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale tandplaque. Ze werden gevonden door de DNA checkerboard methode. Een gemakkelijke en snelle methode, zeker voor die tijd. De bacteriën moesten eerst individueel gekweekt worden en daarna ingevroren. De meeste bacteriën die in de pocket voorkomen, groeien niet zo goed in het laboratorium. Dit is een groot struikelblok voor deze methode. Vervolgens moest er DNA vrijgemaakt worden uit de bacterie. De dubbele helix van de DNA uit de gekweekte bacteriën wordt gesplitst door het te verwarmen. Zo ontstaan er probes. Ook de samples worden verwarmd, om een enkelstrengs DNA te creëren. Vervolgens worden de twee type enkelstrengs DNA – die van de probes en van de samples gekruist met elkaar. Als er twee strengen complementair blijken te zijn, dan plakken ze aan elkaar vast. Het heet de checkerboard methode omdat de resultaten eruit zien als een schaakbord met afwisselend lichte en donkere vakjes.
De verschillende clusters komen vaak samen voor in subgingivale plaque. Socransky koppelde de status van de parodontale gezondheid waarmee desbetrefende groep van de bacteriën geassocieerd was aan kleur: paarse en rode – meest gerelateerd met parodontitis, oranje – gemiddeld, gele en groene – het minst. Aan de hand van deze clusters werd het parodontale risico ingeschat.
Helaas is het zo dat weinig bacteriën uit de mond gekweekt kunnen worden in het lab. Van alle bacteriën op de wereld, kunnen we maar 2% kweken in een petri-schaaltje. Van de bacteriën in de mondholte kunnen we ongeveer 50% kweken, maar de rest blijft onbekend.
Moleculaire biologie
In de cel van de bacterie is DNA aanwezig. Dit DNA codeert voor verschillende genen. Het ribosomale RNA gen codeert voor ribosoom – de plek waar eiwitten worden geproduceerd. Er vinden weinig mutaties plaats in dit stukje DNA, daardoor is het goed te gebruiken voor microbiële taxonomie (naamgeving).
Wanneer je de cel kapot hebt gemaakt, het DNA geëxtraheerd hebt, zie je dat het ribosomale RNA gen uit verschillende onderdelen bestaat. Een aantal stukjes van dit gen is aanwezig in alle bacteriën en is heel constant. We noemen dit daarom ook het ‘constante gebied’. Andere delen zijn specifiek per bacteriële soort en hiermee kunnen we onderscheid maken tussen verschillende bacteriën. Dit DNA wordt eigenlijk gebruikt als een soort barcode om verschillende microben te onderscheiden. Er is een grote database waar we met deze informatie op kunnen zoeken om welke bacterie het gaat. Hierbij is het voordeel dat we de bacterie niet hoeven te kweken om de naam te vinden.
Verschillende technieken
Toch wordt de kennis uit de methode van Socransky nog veel toegepast. Een voorbeeld hiervan in de Quantitative Polymerase Chain Reactie (qPCR) die moleculaire biologie combineert met de clusters van Socransky. Hierbij worden de bacteriën nog steeds opgedeeld in clusters en aangegeven in welke mate deze bacteriën aanwezig waren. Het qPCR is een hele sensitieve methode: je weet precies hoeveel bacteriën er aanwezig zijn. Nadeel is dat er alleen naar bepaalde bacteriën gezocht wordt: namelijk de bacteriën die gekweekt konden worden in de tijd van Socransky.
Er moet verder gekeken worden dan alleen de kweekbare bacteriën. Dit kan met behulp van 16SrRNA gen amplicon library sequencing. Hierbij worden stukjes van 16S rRNA gen van alle bacteriën in een sample afgelezen. Deze ‘big data’ wordt ingevoerd in de computer en een algoritme kan ons vertellen wat er in het sample aanwezig is. Hierbij gaat het dus om de aanwezigheid van bacteriën en weet je nog niets over de activiteit of virulentie van de bacteriën. Je weet niet of de bacterie alleen aanwezig is of dat deze ook actief is.
Met behulp van de 16SrRNA gen kun je nagaan welke bacteriën aanwezig zijn, maar je kunt ook nagaan welke genen actief zijn binnen het sample: dan wordt gekeken naar het meta-transcriptoom. Ook kan er beoordeeld worden wat het metabolisme is.
Klinische voorbeelden
Een patiënt van 52 jaar werd verwezen naar de parodontoloog. De mondhygiëne was goed en de plak score was laag. Toch was er een hoge bloedingsscore. De diepte van de pockets viel mee. Na het maken van een kweek volgens Socransky, kwamen er weinig bacteriën naar voren en al helemaal geen specifieke paropathogenen. Ook uit de qPCR kwam weinig resultaat naar boven. Met behulp van de 16SrRNA gen amplicon sequencing techniek hebben ze naar het hele microbioom gekeken en hieruit kwam naar voren dat er heel veel van een specifieke bacteriesoort aanwezig was. Deze bacteriesoort was bekend vanuit ziekenhuizen en resistent tegen de meeste antibiotica. Het was een aerobe bacterie die je in eerste instantie niet in een pocket zou verwachten. De naam is Pseudomonadaceae.
Wat er bij deze patiënt gebeurd is, is dat hij hoogstwaarschijnlijk overbehandeld is met antibiotica. Daarna hebben andere bacteriesoorten de plek ingenomen in de pocket en deze reageren niet op onze behandeling. Hiervoor moet een nieuwe behandeling gezocht worden die specifiek deze bacteriën kan aanpakken.
Verschillende onderzoek naar het microbioom
Uit onderzoek van Bizarro uit 2016 bleek dat je patiënten in twee groepen kunt opdelen: de eerste groep reageerde goed op de huidige behandelmethode, waardoor het aanhechtingsverlies stabiliseerde. De tweede groep reageerde niet op de huidige behandelmethode en het aanhechtingsverlies nam toe. Er was daarbij geen verschil tussen het wel of niet toedienen van antibiotica.
Wanneer het microbioom van de twee groepen werd vergeleken, bleek dat voor behandeling al verschillen aanwezig waren. Degenen die niet goed op de therapie reageerden, hadden een complexer microbioom met meer samenhang tussen de verschillende bacteriën. Uit deze kleine studie komt naar voren dat het wellicht in de toekomst mogelijk zal zijn om van te voren een inschatting te maken hoe succesvol je behandeling zal worden aan de hand van het microbioom.
In een grotere studie werden speekselsamples verzameld van gezonde jongvolwassen vrijwilligers zonder parodontale problemen. Het microbioom werd onderzocht en het bleek dat deze groep grofweg in te delen was in vijf subgroepen. Er was een specifiek microbioom dat puur proteolytisch was en een die meer saccharolytisch was. Een ander microbioom kon makkelijker switchen tussen verschillende groepen. Met name in de proteolytische groep vonden ze al tekenen van dysbiose. Dit is een disbalans tussen je microbioom en jezelf. Om echt duidelijke uitspraken te kunnen doen of deze patiënten een hoger risico hebben, zul je ze met de tijd moeten vervolgen. Dat is niet gedaan in dit onderzoek.
Een ander onderzoek heeft een kleine groep patiënten iedere twee maanden gevolgd. Aan de hand van klinische symptomen hebben de onderzoekers beoordeeld of er op een specifieke plek in de mond een stabiele parodontale situatie was of dat er sprake was van toename van het aanhechtingsverlies. Op deze verschillende plekken hebben ze naar het microbioom gekeken en specifiek naar de genen die op dat moment actief waren (het meta-transciptoom). Ze vonden dat er veel meer genen actief waren op de plekken met toename van aanhechtingsverlies. Daarnaast vonden ze dat het niet alleen specifieke bacteriën waren die actief waren, maar het hele microbioom.
Helaas is het afnemen van een sample van het microbioom nog erg techniekgevoelig. Er is hier nog geen duidelijke gestandaardiseerde methode voor, waardoor er vaak fouten insluipen.
Bacterioom
We gebruiken vaak de term microbioom, maar eigenlijk kijken we bij de bovengenoemde technieken alleen naar bacteriën: het bacterioom. Je gaat hierbij voorbij aan bijvoorbeeld schimmels, virussen en andere micro-organismen.
Het microbioom heeft veel potentie, maar we kijken of dit moment nog naar de top van de ijsberg. We hebben nog te weinig informatie over de rest van de micro-organismen in de mond. Prof. dr. Egija Zaura behaalde haar opleiding Tandheelkunde in 1995 in Zweden. Zij combineerde vanaf 1997 haar werk in een tandartspraktijk met haar masteropleiding Algemene Tandheelkunde aan de Riga Stradins Universiteit in Letland. In 2002 behaalde zij cum laude haar PhD in Preventieve tandheelkunde aan ACTA. Sinds 2003 werkt zij als onderzoeker en docent bij ACTA, afdeling Preventieve tandheelkunde.
Verslag van de lezing van prof. dr. Egija Zaura door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Wat-kan-het-microbioom-ons-vertellen-bij-parodontitis-2.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-05-22 13:28:122023-04-26 10:37:50Wat kan het microbioom ons vertellen bij parodontitis?
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.