Is het tijd voor een nieuwe parodontitisaanpak

Is het tijd voor een nieuwe parodontitisaanpak?

Het is mogelijk tijd voor een nieuwe aanpak voor het identificeren van patiënten met een groter risico op actieve en verergerende parodontitis, volgens een bericht in het Journal of the American Dental Association. Nieuwe hulpmiddelen die zich bijvoorbeeld richten op specifieke biomarkers zouden kunnen leiden tot eerdere en verbeterde beslissingen.

Voorspellen is lastig

Parodontitisactiviteit wordt klinisch gedefinieerd als progressief verlies van sondehechting en alveolaire botresorptie. Het is geen uitdaging voor clinici om parodontitis te identificeren, maar wel om de patiënten met een verhoogd risico op het ervaren van actieve en voortschrijdende ziekte te vinden. Momenteel zijn clinici afhankelijk van klinische en radiografische metingen die bestaande parodontitis identificeren. Zo weten clinici de ziektestatus van een patiënt pas als de schade onomkeerbaar is.

Speekselmarkers

In de afgelopen decennia zijn speekselmarkers, waaronder matrixmetalloproteïnasen-8 (MMP-8), onderzocht als manieren om onderscheid te maken tussen gezonde patiënten en mensen met tandvleesaandoeningen. Eerdere studies hebben aangetoond dat MMP-8 overvloedig aanwezig is in speeksel en een rol kan spelen bij de destructieve gebeurtenissen die kenmerkend zijn voor parodontitis, schreven de auteurs.

Aanpakken voor het te laat is

De ontwikkeling van een snelle test die MMP-8-niveaus kan detecteren kan dus een manier zijn om tandvleesaandoeningen aan te pakken voordat het te laat is. Dit zou moeten worden gecombineerd met een analyseplatform dat de dossiers van een patiënt integreert met ziekteactiviteit. Deze tools moeten gebruiksvriendelijk zijn en worden ontworpen om gemakkelijk in de huidige klinische workflows te kunnen worden geïntegreerd.

Testen aan de stoel

Dit type diagnostiek zou kunnen worden geïmplementeerd in een teststrategie aan de stoel binnen een tandartspraktijk. De hoop van de auteurs van het artikel is dat dit zou kunnen leiden tot eerdere en verbeterde beslissingen met betrekking tot behandeling, prognose en recallplanning. Patiënten die een groter risico op ziekteprogressie zouden hebben, zouden dan bijvoorbeeld tijdig (preventief) behandeld kunnen worden door tandartsen.

Verschuiving in het denken

Om een dergelijke innovatie impact te laten hebben, is adoptie op grote schaal vereist. Dit vereist volgens de auteurs een verschuiving in het denken “die facetten van onze huidige en al lang bestaande reactieve benaderingen van diagnose en behandeling op de proef stelt”. Hoewel clinici de beperkingen van het vermogen om ziekte te voorspellen moeten erkennen, betekent dat niet dat de status-quo de oplossing is. Het is tijd om over te stappen van de huidige reactieve benaderingen voor het diagnosticeren en behandelen van parodontitis en op zoek te gaan naar nieuwe innovaties, schreven ze.

Discussie stimuleren

“Het doel van ons commentaar is om de discussie op zowel algemeen tandheelkundig als gespecialiseerd niveau te stimuleren over de behoefte aan nieuwe hulpmiddelen, waaronder POC [point-of-care]-technologieën met een verhoogde focus op biomarkers van ziekteactiviteit.” Uiteindelijk zou een verbeterde patiëntgerichte benadering “zowel generalistische als gespecialiseerde clinici in staat om het ziekteproces voor te lopen en de behandelingsplanning beter te personaliseren”, concluderen de auteurs.

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
vraagteken - vragen

Het paro-endo-probleem: de kip of het ei?

Het paro-endo-probleem is een op zichzelf staande aandoening, wordt vaak gedacht. Met meer kennis over de verschillen en overeenkomsten tussen parodontale en endodontische problemen zien we dat het iets weg heeft van het ‘kip of het ei’ verhaal: wat was er nu eigenlijk eerst? Maakt dat wat uit voor de behandeling en wat kan je eraan doen?

Daniëlle Boonzaaier vertelde hierover tijdens haar lezing op het lustrumcongres van NVM-Mondhygiënisten.

Weggetjes

In 1964 werd er voor het eerst geschreven over paro-endo. Bij een paro-endo bestaat er communicatie via een pocket met het apicale gebied.
Het apicale gebied met het foramen apicale is bij iedereen wel bekend maar de laterale kanaaltjes als weggetjes zijn minder bekend. Ook deze kanaaltjes gaan richting het parodontium. Daarnaast zijn er nog de tubuli die kunnen communiceren met het parodontium. Meestal is dit allemaal geen probleem, maar wanneer is het wel een probleem? Op welk moment gaat het fout? In de loop van tijd zijn de ideeën hierover verschoven.

Incidentie

Bij 5% van de patiënten komen paro-endo-problemen voor terwijl 30% een endo-probleem heeft dat zichtbaar is op de foto. Dus dan valt de incidentie van 5% nog wel mee. Bij een paro-endo probleem is er wel meer botafbraak. Als het eenmaal zo ver is, gaat het heel hard achteruit.

Wanneer begint het elkaar te versterken?

Een paro-patiënt heeft niet meteen na een paar jaar een endo-probleem. Vaak zie je dat als er communicatie is dat de bacteriën proberen binnen te dringen en dat de pulpa prima in staat is om dit proces te stoppen. Dat kan bijvoorbeeld door reparatief of tertiaire dentine. Dit zie je ook binnen het cariësproces gebeuren en dit kan dus ook bij parodontale problematiek. Als de pulpa gewoon gezond is, komen er geen problemen doordat de pulpa goed kan reageren.

Een endodontisch probleem daarentegen geeft bijna altijd tekenen bij het parodontium. Dit beeld zich uit bij de laterale kanaaltjes en ook in de furcaties als lucenties op het röntgenbeeld. Als er apicaal een abces ontstaat, dan zoekt zich dat een weg met de minste weerstand. Er kan dan een pocket of een fistel ontstaan. Hier hebben we dus redelijk vaak mee te maken bij endodontische problemen. Net als bij de pulpa is ook hier sprake van een lokale afweer, dus vaak zijn dit geen blijvende parodontale defecten dankzij het cement. Het cement zorgt ervoor dat de infectie niet zomaar de tand in en uit kan gaan. Als het cement is verwijderd door intensief scalen/planen, bleken, trauma, perforatie, wortelresorptie, fractuur of orthodontie dan kan er wel een opening ontstaan en kan een probleem zich snel verder ontwikkelen.

Diagnostische testen voor het vinden van de oorsprong

Om er achter te komen of je met een paro-endo of met een endo-paro te maken hebt, bekijk je eerst of een pocket een solitaire pocket is of niet. De koudetest is bij een primair endodontisch probleem in principe negatief en een percussietest kan dan wel gevoelig zijn. Een primair endo-probleem met een paro-complicatie is onwaarschijnlijk als er meer pockets in de buurt zijn en de koudetest negatief is. Bij een primair parodontaal probleem zijn er meer elementen met pockets en dan is het element vitaal en reageert normaal op de koudetest. Een primair parodontaal probleem met endodontale complicatie reageert negatief op een koudetest of geeft pulpitisklachten en er zijn bij meerdere elementen pockets.

Verschil tussen reversibele en irreversibele pulpitis en parodontitis apicalis

Als de pulpa geïrriteerd raakt door bijvoorbeeld cariës dan ontstaat er ontsteking. Het element probeert eerst nog een barrière op te werpen. Er ontstaat reversibele pulpitis. De pulpa is dan nog in staat om te genezen als de cariës wordt weggenomen. Bij irreversibele pulpitis is de pulpa niet meer in staat om te genezen. De pulpa is dan nog vitaal. Vervolgens kan er een necrotische pulpa ontstaan. Dan hebben bacteriën vrij spel en er ontstaat lucentie bij het apicale deel en dat noemen we parodontitis apicalis. De pulpa is avitaal.

Hoe voer je de testen uit?

Een koudetest doe je eerst op een ander element. Anders schrikt je patiënt of je ziet het verschil niet goed. Dus loop alle elementen van het kwadrant af en doe dit ook op verschillende elementen.
Bij een percussietest zorg je ook dat je eerst andere elementen beklopt. Doe dit zachtjes bij verschillende elementen op verschillende vlakken. Bekijk of het gevoeliger reageert of niet.
Bij een palpatietest voel je naar eventuele verdikkingen in de weefsels en voel of je een element kunt bewegen.
Met behulp van een Toothslooth kan je een crack of fractuur vinden. Je laat de patiënt erop bijten en daarna rustig open doen.
Bij het maken van een röntgenfoto gebruik je instelapparatuur. Je kunt dan het element ook goed monitoren doordat de instelling hetzelfde blijft.

Hoe herken je ontstekingen?

Een reversibele pulpitis is te herkennen aan een heftige pijnscheut bij het koudetesten maar trekt snel weer weg. Bij reversibele pulpitis kan het ook matig positief zijn en de percussietest negatief. Op de röntgenfoto zijn geen afwijkingen te zien. Bij een irreversibele pulpitis schiet ook iemand uit de stoel van de pijn bij het koudetesten maar de pijn blijft dan ook heel lang hangen. Dit is moeizaam te verdoven met pijnstillers. De percussietest is meestal negatief en ook op een röntgenfoto niet zichtbaar. Bij parodontitis apicalis is de sensitiviteit helemaal weg, maar de percussietest is wel positief. Vaak willen mensen dit koelen. Er kan een lucentie zichtbaar zijn op de foto.

Noteer in het dossier

Zorg ervoor dat je noteert waardoor de parodontitis apicalis is veroorzaakt. Bijvoorbeeld door cariës, trauma of een lekkende restauratie. Hierdoor word je gedwongen om langer stil te staan bij je diagnose en het geheel.

Solitaire pocket

Het kan moeilijk worden bij een solitaire pocket. Dat kan door een parodontitis apicalis komen, maar ook door een verticale radixfractuur. Zo’n element is avitaal en vaak al endodontisch behandeld. Op de foto is er coronaal dan soms ook een fractuur te zien en een L-vormige lucentie. Dit heeft een hele slechte prognose. Een geperforeerd element kan op de foto herkend worden, net als ontwikkelingsafwijkingen zoals een glazuurparel, groeve, gefuseerde wortels en dens in dente.

Daniëlle Boonzaaijer (afgestudeerd in 2001 aan ACTA) werd in 2003 mede-eigenaar van een groepspraktijk in Almere. Na de postdoctorale opleiding endodontologie (ACTA, 2007-2010), werkte ze als tandarts-endodontoloog bij EndoClinics Almere. Sinds 2017 is ze werkzaam als directeur Tandheelkundige Kwaliteit en Veiligheid bij Topmondzorg. In 2011 werd Daniëlle lid van het bestuur van de NVvE, waar zij van 2014 tot 2018 voorzitter was. Sinds 2016 is Daniëlle bestuurslid van het KiMo. Zij werkt tevens aan een promotie-traject over werkplezier bij endodontische behandelingen aan de RUG.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Daniëlle Boonzaaijer tijdens het lustrumcongres van NVM-mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Airpolishing: nazorg uit voorzorg

Met airpolishing kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase. Welke hardheid, korrelgrootte en vorm kunt u het beste gebruiken? Wat zijn indicaties voor gebruik van de airpolisher en hoe gaat u om met de airpolisher bij implantaten? Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van de Weijden, hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA.

Wat is airpolishing?

Bij airpolishing wordt in een apparaat lucht onder druk vermengd met een specifiek poeder, waar tot slot water aan wordt toegevoegd. Met dit mengsel kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase.

Het bedrijf dat zich het meest heeft gespecialiseerd in airpolishing, heet EMS en hun merknaam voor airpolishing is het bekende Airflow. Maar ook fabrikanten zoals Dürr en Satelec hebben een air-polishing handstuk.

Verschillende poeders

Door diverse fabrikanten wordt er met het poeder geëxperimenteerd op gebied van hardheid, korrelgrootte en vorm.

POEDERMATERIAAL Moh (hardheid mineraal) µm (grootte van de korrel)
Natrium bicarbonaat

(supragingivaal, “Classic”)

2.5 ≈ 65 µm
Glycine Soft (supra-gingivaal) < 2 ≈ 65 µm
Glycine Perio (sub-gingivaal) < 2 ≈ 25µm
Erytrytol Plus (“All-in-one”) ≈ 2.5 ≈ 14 µm
TANDMATERIAAL
Glazuur 4 – 5
Dentine 2 – 4 !!
Cement 2 – 3 !!
Glazuur melkelement 4.3 – 4.5
RESTAURATIEMATERIAAL
Amalgaam 4 – 5
Composiet 5 – 7
Porselein 6 – 7
Titanium 6
Goud 2.5 – 4 !!

Deze tabel geeft aan dat Natrium bicarbonaat zo hard is dat het dentine kan beschadigen maar veilig is voor galzuur. Glycine poeders zijn zachter en daarmee veiliger voor het tandweefsel. Hoewel Erythritol poeder ongeveer net zo hard is als Natrium bicarbonaat zal dit poeder door de kleine korrelgrootte minder abrasief zijn.

Glycine ‘perio’ poeder en Erythritol poeder, beide met een kleine korrel, kunnen veilig richting het tandvlees of zelfs onder het tandvlees gebruikt worden. Omdat de hardheid van gouden restauraties/kronen nagenoeg gelijk is aan dat van het poeder natrium bicarbonaat, kan dit de gouden restauratie dof maken. GIC-restauraties kunnen zelfs bij gebruik van glycine poeder abrasie vertonen.

In een onderzoek naar subgingivale reiniging bij verdiepte pockets rondom natuurlijk elementen met een handstuk met een normale spuittip, bleek dat het mogelijk was om tot 2 – 3 mm subgingivaal de biofilm volledig te verwijderen. Bij een pocketdiepte van 4 mm bleek 60% van de biofilm na airpolishing verwijderd te zijn. Wanneer de pockets > 4 mm zijn, zal het gebruik van curettes en ultrasonische scalers noodzakelijk zijn om de pocket voldoende te reinigen.

Veiligheid

Naast de veiligheid van de airflowpoeders op dentine en cement, is het belangrijk dat de poeders veilig zijn voor de gingiva. Dit is onderzocht door na de behandeling met airflow een biopt van de marginale gingiva te nemen. Hieruit bleek dat bij gebruik van glycine de structuur van het epitheel vrijwel onveranderd was. Bij gebruik van natrium bicarbonaat (en bij gebruik van handinstrumenten) was wel een tijdelijke verandering in opbouw van het epitheel zichtbaar. Echter het mooie van de genezing in de mond was dat dit na 14 dagen weer volledig hersteld was.

Wel een ernstige, maar gelukkig zeer zelden voorkomende, complicatie is het ontstaan van emfyseem. Dit ontstaat wanneer door de hoge druk het poeder in de zachte weefsels wordt geblazen. Wanneer dit onverhoopt gebeurt, is het belangrijk de patiënt gerust te stellen en uitleg te geven, en te vertellen dat de pijn de eerste 3 dagen kan toenemen. Ook kan er door druk op de zenuw sprake zijn van tijdelijke visus- en audiostoornissen. Na 3 tot 10 dagen treedt volledig herstel op. Bij pijn op de borst, last met slikken en benauwdheid is verwijzing naar de kaakchirurg geïndiceerd. Indien er koorts optreedt, is ondersteuning met een antibioticakuur gewenst.

Implantaten en airpolisher

Peri-implantitis, botafbraak rondom een implantaat door infectie, is een aandoening welke slecht voorspelbaar reageert op behandeling. Het adagium hierbij is dan ook; beter voorkomen dan genezen. Het werken met handinstrumenten rondom implantaten is complex doordat de pocket moeilijk toegankelijk is en carbon fiber instrumenten minder effectief zijn dan metalen curettes; Op basis van een analyse van de beschikbare literatuur lijkt airpolishing hier een uitkomst te bieden. Uit onderzoek blijkt dat bij het gebruik van airpolisher het implantaat-oppervlakte niet aantast en dat de bio-compatibiliteit van het implantaat wordt hersteld.

Het beste resultaat hierbij wordt verkregen, wanneer er gewerkt kan worden onder een hoek van 90° en het implantaatoppervlak dus goed bereikbaar moet zijn. Uit in vitro onderzoek bleek dat als de hoek waaronder gewerkt kan worden veel kleiner is (door bijvoorbeeld een nauw infra-bony defect rondom het implantaat) ongeveer de helft van het implantaat-oppervlakte ongereinigd bleef, dit bleek dan vooral de onderzijde van de windingen te betreffen. Wat logisch is als de toegankelijkheid met een kleine hoek is bepaald dat je alleen de windingen van boven kunt reinigen.

Uit een ander in vitro onderzoek bleek dat gemiddeld na het gebruik van de airpolisher 20 – 40 % van het oppervlak onvoldoende gereinigd te zijn terwijl dit na ultrasonische reiniging 60% was en met handinstrumenten zelfs 80%.

Het kan, in selecte gevallen, een oplossing zijn om alle blootliggende windingen glad te slijpen, mits er om dit te kunnen doen, niet teveel bot verwijderd moet worden bij de buurelementen. .

Het is voor de effectiviteit van de airpolisher rondom implantaten belangrijk om het poeder op de juiste plek te krijgen. De ervaring leert dat zeker in een ontstoken situatie, met enigszins verdiepte pockets, het kan helpen om in de pocket een minuut etsgel te appliceren. Nadat dit goed is weggespoeld met water gaat de pocket wat open staan en is het subgingivale implantaatoppervlak beter toegankelijker voor de spray van de airpolisher. Een andere truc is om de gingiva met een carbon fiber instrument voorzichtig iets van het implantaat af te trekken en dan de spray langs het instrument naar apicaal te richten.

Indicatie & techniek airpolishing

Primaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Verwijderen biofilm (supra- en subgingivaal)
  2. Verwijdering aanslag en verkleuring
  3. Nazorg rondom implantaten

Secundaire indicaties voor gebruik van airpolishing:

  1. Reinigen vóór sealen
  2. Reinigen vóór fluoride-applicatie
  3. Reinigen vóór afdrukken kroon- en brugwerk
  4. Reinigen vóór cementeren kroon- en brugwerk
  5. Reinigen vóoór aanbrengen orthodontische brackets
  6. Reinigen vóór bleken

De effectiviteit van de behandeling met airpolisher hangt af van de volgende factoren:

Behandelaar-afhankelijke factoren

  • Afstand tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Hoek tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
  • Tijdsduur van de behandeling

Hydropneumatische factoren

  • Hoeveelheid water
  • Luchtdruk

Soort poeder

  • Grootte van de korrels
  • Hardheid van de korrels
  • Vorm van de korrels
  • Massa van de korrels

Wanneer er met de airpolisher supra-gingivaal wordt gereinigd, moet er tussen de spuittip en het glazuur 3 tot 5 mm afstand zitten. De hoek tussen de tip en het element mag variëren tussen de 30° tot 60°, waarbij er continu kleine ronddraaiende en borstelende bewegingen gemaakt worden, altijd van de gingiva áf.

Laat in het belang van een schone werkomgeving vóóraf de patiënt een minuutje spoelen met chloorhexidine. Dat vermindert de bacteriële druk in de aerosolen die ontstaan tijdens de behandeling. Ter bescherming moet de patiënt ook een spatbril op. De lippen van de patiënt worden vooraf ingevet (vaseline, kokosolie). Voor degene die zonder assistentie werken kan het handig zijn om de behandeling met behulp van een optragate mondspreider uit te voeren.

Afzuiging is tijdens het gebruik van de airpolisher belangrijk, zorg er ook voor dat na het loslaten van het bedieningspaneel met de voet de afzuiger nog even in de mond blijft, omdat bij de meest units er automatisch wordt nageblazen en het poeder gedurende een aantal seconden blijft stromen.

Check voorafgaand aan de behandeling of alle onderdelen goed en stevig zitten aangesloten, voordat er hoge druk op komt te staan. Na afloop moet het handstuk voorzichtig maar grondig worden schoon gemaakt, zodat de spuitmond niet verstopt kan raken. Tegenwoordig zitten er handige hulpmiddelen bij het handstuk om dat op eenvoudige wijze te kunnen doen.

Guided biofilm therapy

Bij de nieuwe guided biofilm therapy, zoals die gepropageerd wordt door de firma EMS, is er sprake van een paradigma shift. Het is een andere manier van denken over hoe een nazorgbehandeling ingedeeld kan worden. Op dit moment ontbreekt er nog hard wetenschappelijk bewijs, maar er is zeker iets voor te zeggen.

In het kort: Er wordt gestart met een plaquekleuring, daarna wordt het gebit eerst supra-gingivaal behandeld met de airpolisher. Mocht er daarna nog tandsteen aanwezig zijn, dan wordt dit eerst met Ultrasone scaler verwijderd. Ook pockets dieper dan 4 mm worden nagelopen met ultrasoon. Tot slot wordt de recall-termijn met de patiënt bepaald. De fabrikant adviseert in dit concept ook het gebruik van het handstuk met een subgingivale tip. In de literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het hierdoor beter subgingivaal gereinigd wordt. Sowieso moeten de pockets van 5 mm altijd met ultrasoon of een handinstrument nagelopen worden omdat de spray uit het spuitstuk van de airpolisher dit gebied onvoldoende kan bereiken om het worteloppervlak voldoende te reinigen.

Samengevat: De airpolisher is een heerlijke aanvulling op het instrumentarium in de preventieve en parodontale zorg. Het lijkt zelfs onmisbaar in adequate peri-implantaire zorg

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 af als tandarts en ontving zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift `The use of models and indices in plaque and gingivitis trials´. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht. Na bovengenoemde lezing werd hij voor zijn inzet en verdienste benoemd als ‘erelid’ van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie
Podcast

Podcast: uitleg over behandeling parodontitis stage IV

Eind 2022 kwam de European Federation of Periodontology (EFP) met nieuwe richtlijnen voor de behandeling van periodontitis in stage IV, de meest ver gevorderde stage. In een nieuwe aflevering van ‘Perio Talks’, de maandelijkse podcast van EFP wordt er meer uitleg gegeven over deze richtlijnen.

Aan het woord zijn Davids Herrera, professor aan de Complutense Universiteit van Madrid, en Moritz Kebschull, professor en ‘chair of restorative dentistry’ aan de Universiteit van Birmingham. Beide professoren stonden aan de wieg van de nieuwe richtlijnen van de EFP.

In de podcast gaat het onder andere over de methodologie die ze toepasten bij het ontwerpen van de richtlijnen, de reden waarom de complexiteit van stage IV parodontitis vroeg om nieuwe richtlijnen, de noodzaak voor een multidisciplinaire aanpak, en de ingrediënten voor een succesvolle aanpak van parodontitis in stage IV.

Clinical practice guideline for the treatment of stage IV periodontitis

EFP Perio Talks Podcast

In de EFP Perio Talks Podcast gaan EFP experts maandelijks in discussie over wetenschappelijk onderwerpen rondom parodontologie en implantaten. Eerdere afleveringen gingen bijvoorbeeld over de mondgezondheid van topatleten en social media voor tandartsen. Alle afleveringen zijn terug te luisteren via de website van EFP. De podcast is alleen in het Engels te beluisteren.

Bron:
EFP

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Podcast, Thema A-Z
eten - groenten

Plantaardig dieet vermindert mogelijk kans op parodontitis

Patiënten die een dieet volgen dat rijk is aan plantaardig voedsel maar geraffineerde granen en toegevoegde suikers beperkt hebben mogelijk minder kans op parodontitis. Dit blijkt uit een publicatie in Nutrients die de relatie tussen specifieke bekende voedingspatronen en de prevalentie van parodontitis onderzocht.

Plantaardig dieet met weinig suiker

Het is aangetoond dat de vermindering van oxidatieve stress in combinatie met een verhoogde inname van antioxidanten via de voeding gunstige effecten heeft op gingivale en parodontale ontstekingen. Twee diëten die hier rekening mee houden en gericht zijn op het verminderen van ontstekingen zijn de Dietary Approach to Stop Hypertension (DASH) en het mediterrane dieet. Deze diëten bevatten veel fruit, groente en volkoren granen en beperken de consumptie van suiker.

Voedingspatronen en orale ontstekingen

Het effect van verschillende voedingspatronen op orale ontstekingen is niet vaak in grote epidemiologische settings onderzocht. Daarom voerden wetenschappers van het Universitaire Medisch Centrum Hamburg-Eppendorg een prospectieve cohortstudie uit om de relatie tussen parodontitis en de naleving van DASH- en mediterrane diëten te onderzoeken.

Ontwikkeling van chronische ziekten

Hiervoor gebruikten ze gegevens uit de Hamburg City Health Study, die tot doel heeft inzicht te krijgen in het ontstaan en de ontwikkeling van ernstige chronische ziekten. In totaal zijn de gegevens van 6.209 deelnemers geanalyseerd. De voedingsinname werd gemeten met de voedselfrequentievragenlijst. Parodontaal onderzoek omvatte sondeerdiepte, gingivarecessie, plaque-index en bloeding bij sonderen.

Lager risico op parodontitis

De resultaten suggereren dat het volgen van DASH- of mediterrane diëten het risico op het ontwikkelen van parodontitis verlaagt. Ongeveer 21% van de personen die het DASH-dieet niet goed volgden, had last van ernstige parodontitis versus ongeveer 13% van degenen die het eetplan strikt volgden. Ongeveer 20% van degenen die zich losjes aan het mediterrane dieet hielden, ervoer ernstiger tandvleesaandoeningen vergeleken met ongeveer 19% die het dieet nauwkeuriger volgden.
Ook vertoonden patiënten die zicht niet strikt aan een van de diëten hielde hogere bloedingen bij sonderen en plaque-indices. De waardes van het bloeden bij sonderen waren 7,1 en 8,93 bij degenen die zich wel aan het DASH- respectievelijk mediterrane dieet hielden vergeleken met 8,70 en 9,99 voor degenen die dat niet deden. Plaque-indexen waren 6,25 en 3,57 bij een strikt DASH en mediterrane dieet tegenover 10,71 en 10,42 bij de rest.

Significant verband

“De huidige cross-sectionele studie identificeerde een significant verband tussen hogere naleving van de DASH- en mediterrane diëten en een lagere kans om last te krijgen van parodontale aandoeningen”, concluderen de auteurs. Ze schrijven dat dit de tweede studie is die de relatie tussen het volgen van een dergelijk dieet en het voorkomen van parodontitis onderzocht heeft.

Klinisch onderzoek nodig

Studiebeperkingen omvatten dat de studiedeelnemers blank en van middelbare leeftijd waren. Daarom kunnen de bevindingen niet worden gegeneraliseerd naar jongere mensen of andere etniciteiten, merkten de auteurs op. In de toekomst zijn meer klinische onderzoeken nodig om beter te begrijpen in hoeverre macro- en micronutriënten de initiatie en progressie van tandvleesaandoeningen kunnen beïnvloeden, schreven ze.

Bron:
Nutrients

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De toekomst: Autologe mesenchymale cellen en synthetische grafts voor botvervanging bij mensen

De toekomst: Autologe mesenchymale cellen en synthetische grafts voor botvervanging bij mensen

Naast eigen weefsel kunnen we middels tissue-engineering verschillende soorten weefsel creëren. Wat is hiervoor nodig en welke conclusies volgen uit klinisch onderzoek over botregeneratie? Verslag van de lezing van Dr. Cecilie Gjerde

Problemen met autoloog bot

  • Chirurgie is nodig.

Wat tot gevolg heeft >>

  • Langere operatietijd.

Wat tot gevolg heeft >>

  • Hogere patiënt morbiditeit.
  • Beperkte hoeveelheden zijn beschikbaar.
  • Onvoorspelbare resorptie: tot 50 % van het getransplanteerde bot kan resorberen tijdens de heling.

Naast eigen weefsel kunnen we middels tissue-engineering verschillende soorten weefsel creëren. Hiervoor hebben we drie bronnen nodig namelijk:

  1. Stamcellen (SC)
  2. ‘Scaffolds’ om de cellen aan te laten hechten en groeien.
  3. GF (groei factor): hormonen en signalen vanuit het lichaam om de stamcellen te kunnen aansturen.

Soorten Stamcellen

  1. Embryonale SC; Deze zijn ethisch gelimiteerd. Deze cellen zijn zeer potent en kunnen zich tot elke cel in het lichaam ontwikkelen. Vaak is het lastig om de groei te controleren, waardoor er teratoma’s kunnen ontstaan (oncontroleerbare weefselgroei).
  2. IPS (induced pluripotent SC): Kan tot oncontroleerbare weefselgroei leiden. Deze SC worden gebruikt voor medische trials en om medicijnen te testen.
  3. Adult SC (multipotent)

Verschillende soorten stamcellen

Embryonale SC ontwikkelen zich tot adulte stamcellen in 6 weken. Adulte SC ontwikkelen zich tot verschillende cellen. Ze zijn multipotent en afhankelijk van de signalen die het lichaam geeft.

Adulte mesenchymale SC:

  1. Hematopoëtisch SC: zijn de actieve cellen van het immuunsysteem en bloedvorming en deze cellen circuleren.
  2. Mesenchymale SC: zijn passieve cellen die wachten tot ze een signaal krijgen en gaan dan naar de plek waar ze nodig zijn voor actie.

De klinische uitdaging ligt vooral bij behandeling van de mandibula. Er is minimaal een diameter van 4 mm nodig en bij voorkeur 1,5 mm bot rondom het implantaat. Samen komt dit uit op minimaal 7 mm bot wat nodig is en dit kan soms uitdagend kan zijn. De andere uitdaging is de vaak gelimiteerde hoeveelheid gekeratiniseerde gingiva.

In verschillende preklinische onderzoeken is gebleken dat stamcellen graag aan biomateriaal hechten.

Stamcellen en biomateriaal moeten minimaal een uur van tevoren samenkomen, zodat alle stamcellen zich kunnen hechten aan het biomateriaal. Sterk gevasculariseerd bot wordt zo gevormd. Het implantaat heeft twee maanden nodig om te genezen voordat het abutment geplaatst kan worden.

Het ultieme doel in de toekomst is het 3D printen van een botdefect en dit te kunnen vervangen met biomateriaal en mesenchymale stamcellen.

Conclusies uit verschillende publicaties:

Transplantatie van cellen in combinatie met biomateriële scaffolds is superieur ten opzichte van alleen biomaterialen (de scaffolds) bij sinus augmentatie en horizontale augmentatie en is vergelijkbaar met autogeen bot bij een alveolaire cleft reparatie.

De beperkingen van deze studies zijn vooral de hoge kosten. Hopelijk kan er in de toekomst gebruik gemaakt worden van allogene stamcellen.

Dr. Cecilie Gjerde works at the Department of Clinical Dentistry, University of Bergen. Cecilie does research Tissue Engineering and Bone Regeneration using MSC. Their current project is ‘Reborne and Maxibone’.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van Dr. Cecilie Gjerde tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
bot

Botregeneratie: de mogelijkheden van nu en in de toekomst

In de afgelopen 20 jaar is er vaker sprake van grotere  bot defecten en is de patiënt gemiddeld jonger geworden. Guided Bone Regeneration (GBR) kan worden toegepast middels verschillende membranen en verschillende materialen.  Deze worden geselecteerd op grond van persoonlijke voorkeur van de behandelaar en aan de hand van de beschikbare literatuur.

Bij GBR wordt gebruik gemaakt van autogeen materiaal en biomaterialen. Het feit dat materialen resorberen over tijd is een van de lange termijn problemen.

Recent is GBR herzien en er zijn verbetering gemaakt in de techniek:

– Verbeterde bot maturatie en mineralisatie met een membraan

– Verbeterde vascularisatie

Het is klinisch bewezen dat de botkwaliteit beter is geworden.

Micro dosering

Een nieuwe aanpak die recent is geïntroduceerd binnen GBR is ‘micro dosering’: minder dan 100 gr bot substitutie. Voorheen werd er geprobeerd om zoveel mogelijk bot te gebruiken, waardoor er te veel zwelling optreedt en de kosten hoger zijn. Met micro dosering wordt er een dun laagje bot onder het periost aangebracht.

Bot morfogeen eiwit

Naast de micro dosering is ook een bot morfogeen eiwit geïntroduceerd en hiermee is de kwaliteit van het bot toegenomen. Ook lijkt de heling sneller te gaan, dus dit is mogelijk waar de toekomst naartoe gaat.

Het heden

Bij GBR wordt gebruik gemaakt van autogeen bot met een mix van ABBM (anorganic bovine bone mineral) in een 50/50 mix. Uit onderzoek hiervan is gebleken dat materiaal tot goede lange termijn resultaten leidt, zowel op histologisch als op klinisch vlak.

GBR is het meest toegepast in de posterior mandibula.

Er zijn twee verschillende membranen die gebruikt worden, namelijk de oplosbare membranen (meestal collageen) en de niet-oplosbare membranen (dienen verwijderd te worden).

Wanneer een niet oplosbaar membraan verwijderd wordt, moet extra worden opgelet op de volgende weefsels:

  1. Native (aangeboren) weefsel: Type I rondom de nervus mentalis
  2. Fibrotische periost: Type II
  3. Littekenweefsel: Type III

Conclusie

Bot augmentatie met GBR is veilig en voorspelbaar. Behandelingen zijn eenvoudig, herhaalbaar en biologisch stabiel. Het zijn eenvoudige behandelstrategieën (voor een ervaren behandelaar) met weinig complicaties en het is voorspelbaar ten opzichte van 20 jaar geleden.

Discussie

Voor horizontale defecten gebruikt Dr. Urban collageen membranen omdat volgens hem een titanium membraan het gecompliceerder maakt. Doordat een titanium membraan een tweede ingreep nodig heeft (verwijdering van het membraan), heeft het een hoger risico op complicaties. Eenvoudigere defecten moeten eenvoudiger worden opgelost. In GBR zijn het chirurgische uitgangspunt en de materiaalkeuze even belangrijk voor een goed eindresultaat.

Dr. Urban teaches implant dentistry in the graduate program at Loma Linda University. He is licensed in the state of California (USA) and has a private practice in Budapest, Hungary. Dr. Urban received his PhD degree in Periodontlogy in 2012 at the University of Szeged, Hungary. He is currently an honorary professor at the University of Szeged. Dr. Urban has published scientific articles and text book chapters on bone regeneration and soft tissue reconstructive surgery around dental implants.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van Dr. Urban tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
Kunnen-we-gepersonaliseerde-zorg-gebruiken

Kunnen we gepersonaliseerde zorg gebruiken bij de behandeling van parodontale problemen?

De traditionele manier om ziekte te behandelen is niet-gepersonaliseerd. Onze huidige methode is evidence based. Deze is gebaseerd op gerandomiseerde klinische onderzoeken. Gepersonaliseerde zorg is precies het tegenovergestelde van de evidence based methode. Prof. Mariano Sanz vertelde tijdens zijn online lezing over de vraag of we gepersonaliseerde zorg bij parodontale problemen kunnen inzetten.

De eerste vraag die we hiervoor moeten beantwoorden is: ‘Wat is de gepersonaliseerde zorg?’

De traditionele manier om ziekte te behandelen is niet-gepersonaliseerd. Onze huidige methode is evidence based. Deze is gebaseerd op gerandomiseerde klinische onderzoeken, waarbij gerandomiseerd al aangeeft dat het niet gepersonaliseerd is. Middels de randomisatie worden juist de verschillen binnen een populatie gemaskeerd. Binnen deze studies wordt gekeken naar de effectiviteit van een behandeling op de gehele groep. Waarbij er dus vanuit gegaan wordt dat de behandeling hetzelfde effect heeft op alle personen van deze groep.

Gepersonaliseerde zorg is precies het tegenovergestelde van de evidence based methode.

Preventie

Preventie kan ook gepersonaliseerd worden. Hierbij willen we in een vroeg stadium de personen opsporen die vatbaar zijn voor een aandoening, voordat er sprake is van enige ziekte. Risicofactoren kunnen helpen deze personen op te sporen.

Diagnose

Het tweede aspect is het stellen van de diagnose. Hierbij moet bepaald worden wat deze persoon uniek maakt. Hierop kan de behandeling aangepast worden. Het stellen van de diagnose en bepalen van de juiste behandeling is sterk met elkaar verbonden.

Etiologische factoren en risicofactoren

Voor het bepalen van etiologische factoren en risicofactoren, is het van belang om te begrijpen hoe parodontitis zich ontwikkelt. Één van de manieren om parodontitis gepersonaliseerd te benaderen is door de samenstelling het microbioom van een patiënt te analyseren en hierop de behandeling te baseren. Het probleem van het bestuderen van het microbioom is dat we heel veel verschillende bacteriën vinden in de mond, waarvan we de rol en etiologie nog niet volledig kennen. Het hele microbioom is veel complexer dan we vroeger dachten.

Er zijn een aantal genetische risicofactoren bekend. In 1997 vonden we een interleukine-1beta genotype wat het risico op het ontstaan van parodontitis leek te verhogen. Helaas was slechts één afwijkend genotype niet voldoende om de vatbaarheid voor parodontitis te verklaren. Tegenwoordig hebben we de technologie om naar het hele genoom te kijken om hierbinnen genetische risicofactoren op te sporen. In een recent onderzoek werden acht risicogenen geïdentificeerd met een suggestieve associatie met vatbaarheid voor parodontitis.

Er zijn andere ziektes, zoals borstkanker, waarbij er een hogere polygene risico score is. Deze is samengesteld uit zowel genetische markers als de familiegeschiedenis en de klinische historie. Bij borstkanker kunnen we aan de hand van genetisch informatie redelijk goed bepalen of iemand een groter risico heeft op het krijgen van borstkanker. Bij parodontitis hebben we nog niet zo’n score. Bij de pathogenese van parodontitis lijkt de heftigheid van de ontstekingsreactie belangrijker dan de samenstelling van de biofilm.
Biomarkers zijn veelbelovende stofjes die ons een aanwijzingen geven dat de ziekte aan het ontstaan is, voordat de klinische symptomen zichtbaar zijn. Voorbeelden van biomarkers zijn MMP-8, IL-1b, ICTP. Vandaag de dag hebben we nog niet voldoende informatie om een gepersonaliseerde aanpak te maken aan de hand van deze biomarkers. Het is nodig om een combinatie te maken tussen deze biomarkers. Hiervoor is waarschijnlijk een algoritme nodig om alle informatie te bundelen.

De nieuwe classificatie

We hebben recent een nieuwe classificatie gekregen voor de behandeling van parodontitis met daarbij een nieuw stapsgewijs behandelprotocol. Dit protocol is nog steeds evidence based.

Aan de hand van de classificatie proberen we de behandeling wel meer gepersonaliseerd te maken. Er is op dit moment geen bewijs dat biomarkers kunnen helpen een meer gepersonaliseerde aanpak te creëren. Daarom is de mate van progressie leidend geworden in het opdelen van de patiënten. Dit maakt het individualiseren makkelijker. In de toekomst kunnen we met behulp van ‘big data acquisition’ en algoritmes nog verder personaliseren. Hiervoor hebben we klinische en radiologische informatie nodig die we samen voegen. Een voorbeeld waarbij al in enige mate gepersonaliseerd wordt, is bij het bepalen van de nazorg termijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een hoog, gemiddeld en laag risico met de daarbij behorende nazorg periode.

Niet alleen onze manier van benaderen verandert, ook de patiënt verandert. Vroeger werd de patiënt met name door de professional van informatie voorzien, maar tegenwoordig zijn ze veel meer actief betrokken. Ze zoeken zelf informatie op het internet en zijn actief betrokken bij de behandeling.

Gepersonaliseerde zorg voor de behandeling van kanker

Tegenwoordig kunnen we zeer gerichte therapie voor kankercellen toepassen. Hierbij richt het medicijn zich op eiwitten op de celwand van de kankercel om ze op te sporen en te vernietigen. Helaas zijn deze eiwitten zijn soms ook aanwezig op de celwand van gezonde cellen. Er zullen hierbij dus ook eigen cellen aangevallen en opgeruimd worden met de daar bijbehorende bijwerkingen. Deze therapie is gepersonaliseerd: het is aangepast op het soort kankercel. Helaas is deze alleen niet precies genoeg, want ook onze eigen cellen worden vernietigd. Tegenwoordig is het mogelijk bij de behandeling van leukemie om de eigen cellen zo te modificeren dat zij het specifieke eiwit niet meer op hun celwand tot expressie brengen, waardoor de behandeling veel preciezer is en er minder bijwerkingen zijn.

Meer informatie nodig

Om goede algoritmes te maken voor gepersonaliseerde zorg is er meer informatie nodig. En niet zoals nu alleen informatie uit de universiteitsklinieken, maar juist ook informatie uit de reguliere praktijk.

Prof. Mariano Sanz is hoofd Parodontologie aan de Universiteit Complutense in Madrid. Ook is hij werkzaam bij de faculteit Odontologie aan de Universiteit van Oslo.

Verslag van de lezing van Prof dr. Mariano Sanz door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Medicijnen, pillen

Medicijnen tegen brandend maagzuur zorgen mogelijk voor minder ernstige parodontitis

Protonpompremmers (proton pump inhibitors, PPI’s) die worden ingenomen voor zuurgerelateerde gastro-intestinale aandoeningen zoals brandend maagzuur kunnen mogelijk de ernst van parodontitis verminderen. Een studie die is gepubliceerd in Clinical and Experiment Dental Research concludeert dat na verder onderzoek PPi’s potentieel kunnen hebben als aanvulling op parodontale therapie.

Top 10 voorgeschreven medicijnen

Dergelijke medicijnen behoren tot de tien meest voorgeschreven medicijnen in de VS. Ze worden gebruikt voor de behandeling van aandoeningen zoals zure reflux, gastro-oesofageale refluxziekte (GERD), maagzweren en Barrett-slokdarm. PPI’s verminderen de maagzuursecretie en kunnen het darmmicrobioom veranderen en bot aantasten.

Ontsteking door microben

Parodontitis wordt gekenmerkt door microbe-geassocieerde gastheer-gemedieerde ontsteking die resulteert in het verlies van parodontale hechting. Omdat PPI’s het darmmicrobioom kunnen veranderen en bot kunnen beïnvloeden speculeerden onderzoekers van de School of Dental Medicine van de University at Buffalo dat deze medicijnen de ontwikkeling van tandvleesaandoeningen kunnen beïnvloeden.

Retrospectieve studie

Het doel van het onderzoek was om uit te vinden of er een relatie is tussen protonpompremmers en parodontitis. Hiervoor voerden ze een retrospectieve analyse uit met behulp van de patiëntendossiers van ongeveer 650 patiënten van een facultaire parodontale praktijk. De patiënten die in de uiteindelijke analyse waren opgenomen rookten niet en hadden geen diabetes of andere systemische aandoeningen zoals een niet-thyroïde auto-immuunziekte.

Sonderingsdiepten vergelijken

De onderzoekers vergeleken het aandeel verhoogde sonderingsdiepten tussen mensen die PPI’s gebruikten en degenen die dat niet deden. Het aandeel verhoogde sonderingsdiepten werd gebruikt om de ernst van parodontitis te meten. 28 personen gebruikten protonpumpremmers, 621 deden dit niet. Bij de PPI-groep had 14% van de tanden een sonderingsdiepte van 6 mm vergeleken met 24% voor de patiënten zonder deze medicatie. Wanneer naar een sonderingsdiepte van 5 mm werd gekeken waren deze percentages 27% voor PPI’ers en 40% voor niet-PPI’ers.

Verband tussen PPI en parodontitis

“De resultaten suggereren dat er minder tanden met verhoogde sonderingsdieptes voorkomen bij patiënten die PPI’s gebruiken, in vergelijking met patiënten die geen PPI’s gebruiken, wat de hypothese ondersteunt van een verband tussen PPI en parodontitis”, schreven de auteurs.

Geen gegevens over dosering

Beperkingen van de studie waren het retrospectieve ontwerp, een gebrek aan gegevens over de dosering van de medicijnen en het gebruik van zelfgerapporteerde informatie over de medicatie van patiënten.

Meer onderzoek gepland

Om de rol van protonpompremmers in de pathogenese van parodontitis op te helderen, zijn verschillende prospectieve studies, gerandomiseerde klinische onderzoeken en dierstudies in een laboratorium gepland of begonnen door de onderzoekers. Zo hopen ze erachter te komen waardoor PPI’s van invloed zijn op en mogelijk gebruikt kunnen worden bij de behandeling van parodontitis.

Potentiële aanvullende therapie

“Potentieel kan niet-chirurgische parodontale therapie in combinatie met kortdurend gebruik van PPI’s worden beschouwd als toekomstige aanvullende therapie die op een manier die vergelijkbaar is met het gebruik van NSAID’s [niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen] en lokale antimicrobiële toediening”, aldus de auteurs.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Probiotica in de paropraktijk

Probiotica in de paropraktijk

Probiotica, je kan er tegenwoordig niet meer omheen: van de melkproducten voor een gezonde darmflora tot schoonheidsproducten. Ook in de tandheelkunde neemt de populariteit van probiotische producten toe. Maar bevorderen die probiotica nu echt de mondgezondheid van onze patiënten? Verslag van lezing van dr. Isabelle Laleman, parodontoloog en onderzoeker.

Uit een kleine peiling bij de aanwezigen in de zaal blijkt 25% probiotica in te zetten bij de behandeling tegen parodontitis terwijl bijna alle bezoekers wel eens antibiotica gebruiken als adjunct. De enige richtlijn die voor zover de spreker weet beschikbaar is over het gebruik van probiotica in de tandheelkunde, is de richtlijn van de European Federation of Periodontology. Deze richtlijn geeft echter aan dat er onvoldoende bewijs is om probiotica te gebruiken als adjunct bij de niet-chirurgische therapie van parodontitis. Deze richtlijn is gebaseerd op een systematische review die vijf studies includeerde. De heterogeniteit tussen deze individuele studies is zo groot (o.a. verschillende probiotische producten, verschillende behandelduur, …) dat we ons kunnen afvragen of we deze zo maar op één hoop kunnen gooien. Niet elk probiotisch product heeft immers hetzelfde effect.

L. reuteri Prodentis

In deze presentatie werd er dan ook gefocust op één probiotisch product: L. reuteri Prodentis. Bij onderzoek van deze probiotica trad na 3 maanden 0,5mm meer pocketreductie op in dan in de controlegroep. Dit is een significant verschil. Een gemiddelde pocketreductie zegt echter niet zoveel. Je kunt je afvragen wat dit nu betekent in de praktijk. Als men het vergelijkt met studies die het gebruik van systemisch antibiotica onderzoeken, blijkt dit effect vergelijkbaar. Studies van goede kwaliteit die een directe vergelijking maken tussen probiotica en antibiotica zijn echter niet beschikbaar op dit moment. Een voordeel van L. reuteri Prodentis is dat er geen bijwerkingen gekend zijn en dit product waarschijnlijk ook een goede bijdrage aan het immuunsysteem geeft in tegenstelling tot antibiotica.

Moment van probioticum gebruik

Naast het additionale effect dat probiotica hebben bij initiële niet-chirurgische behandeling, blijkt L. reuteri Prodentis ook een meerwaarde te hebben bij herinstrumentatie ten opzichte van placebo.

L. reuteri Prodentis blijkt dus een interessant adjunct voor de niet-chirurgische parodontale therapie. In de studies die dit product onderzochten, werden nooit belangrijke bijwerkingen gerapporteerd. Echter gebaseerd op studies met andere probiotica voor andere toepassingen, blijft voorzichtigheid geboden voor het gebruik van probiotica in immuungecompromiteerde patiënten en patiënten met aangeboren hartafwijkingen.

Dr. Isabelle Laleman is parodontoloog en onderzoeker, (België). Ze is gepassioneerd door tandvlees (problemen), halitose en innovaties in de mondzorg. Momenteel werkt ze parttime in een privépraktijk in Leuven en parttime als chef de clinique op de afdeling parodontologie in het universitair ziekenhuis in Luik, waar ze zich bezighoudt met onderzoek en onderwijs.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Isabelle Laleman tijdens het NVvP congres April Fools, daily rules.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Poster Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Poster: Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Literatuuronderzoek waarbij een systematisch overzicht werd gemaakt van mogelijke biomarkers in speeksel en de gingivale creviculaire vloeistof voor het signaleren van parodontitis door niet-mondzorgprofessionals bij patiënten met diabetes mellitus type 2.

Onderzoeksmethode

Voor deze literatuurstudie werden in- en exclusiecriteria opgesteld en aan de hand hiervan is op systematische wijze gezocht in de databanken Dentistry & Oral Sciences (EBSCO) en Pubmed (MEDLINE). Daarnaast is de sneeuwbalmethode toegepast. De studies werden afzonderlijk door de onderzoekers gescreend op titel en abstract en op full tekst. De studies werden vervolgens beoordeeld op methodologische kwaliteit volgens de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute. De resultaten van de geïncludeerde studies werden uiteengezet in een evidence-tabel en de studies werden beoordeeld op inhoud, homogeniteit en heterogeniteit. De geïncludeerde studies werden ingedeeld onder de subgroep biomarkers in speeksel en de subgroep biomarkers in GCF. Tot slot werden conclusies getrokken en werd de mate van bewijs vastgesteld.

Resultaten

Uit de zoekopdrachten werden 101 unieke studies geïdentificeerd, waarvan acht cross-sectionele en drie case control studies als potentiële studies overbleven na het screenen op titel en abstract en full tekst. Na het beoordelen op methodologische kwaliteit bleven er zes studies over die werden geïncludeerd in dit onderzoek. Vier studies hadden een cross-sectioneel onderzoeksdesign en kregen een mate van bewijs C toegekend. De overige twee studies waren cases control studies en werden beoordeeld met een mate van bewijs B.

Uit deze studies blijkt dat IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34 en TNF-α in GCF een significant verhoging en sRAGE in GCF een significante verlaging presenteren tussen T2DM-patiënten met en zonder CP (P≤0.048).

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Het huidige onderzoek geeft aanwijzingen dat de biomarkers IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34, sRAGE en TNF-α in GCF potentieel gebruikt kunnen worden om parodontitis te signaleren bij patiënten met T2DM. Omdat het afnemen van samples uit GCF complex is voor niet-mondzorgprofessionals, wordt de afname uit speeksel geadviseerd. Er is meer kwantitatief onderzoek nodig om na te gaan of sets van biomarkers de diagnostische accuratesse verhogen.

Poster ontwikkeld door:
Celeste Beerthuizen en Nadine Qualm, Hogeschool Utrecht.
Afstudeerbegeleider: dr. Liesbeth Haverkort

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Een goede mondgezondheid is mogelijk niet alleen belangrijk voor de mond, maar ook de ademhaling. Volgens onderzoek dat werd gepresenteerd op EuroPerio10, het toonaangevende congres georganiseerd door de EFP, vermindert de longfunctie bij steeds ernstigere parodontitis.

Longfunctie en parodontitis

Een samenvatting van de studie werd op het congres gepresenteerd door Dr. Anders Røsland van de Universiteit van Bergen, Noorwegen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat tandreiniging, inclusief tandplakverwijdering, gepaard gaat met een vermindering van opflakkeringen van symptomen bij patiënten met chronische obstructieve longziekte. De onderzoekers van de gepresenteerde studie keken naar de associatie tussen longfunctie en parodontitis in de Malmö Offspring Dental Study.

Controle van gebit en longen

De studie omvatte 1.021 deelnemers, waarvan 513 mannen en 508 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van zo’n 45 jaar. Bij iedereen werd een long- en gebitscontrole uitgevoerd. De longfunctie werd beoordeeld met behulp van spirometrie, waarbij het volume van de uitgeademde lucht uit de longen en de stroomsnelheid van de lucht meet.
Vergelijken met voorspelde waarde
De onderzoekers maten het geforceerde expiratoire volume (FEV1) – het luchtvolume (in liters) dat een persoon kan uitademen gedurende één seconde na maximale inspiratie. Ook werd de geforceerde vitale capaciteit (FVC) gemeten, dit is de hoeveelheid lucht (in liters) die geforceerd wordt uitgeademd na zo diep mogelijk adem te halen. Zowel FEV1 als FVC werden uitgedrukt als een percentage van de voorspelde waarde voor gezonde mensen. De onderzoekers berekenden ook de verhouding van FEV1/FVC (%).

Gebitscontrole

De gebitscontrole omvatte het maken van röntgenfoto’s en een onderzoek van de tanden en het tandvlees. De ernst van parodontitis werd bepaald door de pocketdieptes rond de tanden en het verlies van hechting van de omliggende weefsels te meten. De mate van tandvleesontsteking werd bepaald aan de hand van het percentage plaatsen dat bloeding vertoonde bij sonderen.

Resultaten

Matige parodontitis werd gediagnosticeerd bij 28% van de deelnemers terwijl 7% ernstige parodontitis had. De overige mensen werden geclassificeerd als geen of milde parodontitis en fungeerden als vergelijkingsgroep. De gemiddelde leeftijd van de groep met ernstige parodontitis was met 55 jaar hoger dan die van de gehele groep. Daarnaast was 59% hiervan man en kwam roken significant vaker voor bij deze deelnemers.

Slechtere longfunctie bij ernstigere parodontitis

De onderzoekers ontdekten dat FEV1 en FVC en de verhouding FEV1/FVC afnamen met toenemende ernst van parodontitis. In analyses gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, roken, body mass index, diabetes en opleidingsniveau werden significante omgekeerde associaties waargenomen tussen longfunctie en ernstige parodontitis: vergeleken met de gezonde/milde groep hadden degenen met ernstige parodontitis 3,6% lagere FEV1 en 2.2 lagere FEV1/FVC. Dit duidt allebei op een verminderde longfunctie.
“Onze studie wijst op een verband tussen parodontitis en longfunctie, wat betekent dat een goede mondhygiëne zowel de mond- als de ademhalingsgezondheid ten goede kan komen”, zei studieauteur Dr. Røsland.

Mogelijk nieuwe behandelingen

“[…] Een achteruitgang van de longfunctie kan wijzen op een ontsteking van de luchtwegen, mogelijk afkomstig van ontstoken tandvlees en het inademen van tandplak, dat bacteriën bevat. Als dit verband tussen tandvleesaandoeningen en longfunctie wordt bevestigd, zou dit de reden kunnen zijn voor parodontale behandeling en mondhygiëneprogramma’s om de mond- en ademhalingsgezondheid te verbeteren,” zegt hij. Er is echter meer onderzoek nodig om de causaliteit en mogelijk gevolgen hiervan te evalueren.

Bronnen:
“The association between periodontitis and pulmonary function based on The Malmö Offspring Dental Study (MODS)”, gepresenteerd tijdens de sessie ““Periodontitis and systemic diseases – lungs, dementia, rheumatoid arthritis and fitness” tijdens EuroPerio10 op 17 juni 2022, door Dr. Anders Røsland.

International Journal of Chronic Obstructive Pulmonary Disease
European Respiratory journal 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen parodontitis en prostaatkanker ontdekt

Mogelijk verband tussen parodontitis en prostaatkanker ontdekt

Onderzoekers hebben een significant verband ontdekt tussen parodontitis en een verhoogd risico op prostaatkanker. Er werd echter geen verhoogd risico waargenomen bij parodontitispatiënten die werden behandeld, volgens een studie gepubliceerd in het International Brazilian Journal of Urology.

Verband met systemische ziekten

Parodontitis wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op verschillende systemische ziekten, waaronder pancreas- en longkanker. De associatie met de meest voorkomende kanker bij mannen, prostaatkanker, is echter nog niet duidelijk. Prostaatkanker is de belangrijkste oorzaak van kankergerelateerde sterfgevallen wereldwijd. Ongeveer 164.690 nieuwe gevallen van prostaatkanker werden in 2019 gediagnosticeerd en leidden tot 29.430 sterfgevallen, schat de American Cancer Society.

Geen consensus over prostaatkanker

Verschillende studies spreken elkaar tegen over het verband tussen deze vorm van kanker en parodontitis. Aangezien een enkele epidemiologische studie mogelijk niet voldoende is om het effect van parodontitis op het risico op prostaatkanker te bepalen hebben de auteurs uit China een systematische review en meta-analyse uitgevoerd van negen cohortstudies uit vier medisch-wetenschappelijke databases.

Meta-analyse van cohortstudies

Voor de meta-analyse is in de medisch-wetenschappelijke databases MEDLINE, Embase, Web of Science en Cochrane Library gezocht naar geschikte studies die tot april 2020 zijn gepubliceerd. Negen studies met 3.353 gevallen van prostaatkanker en in totaal 440.911 deelnemers werden geïdentificeerd. De gegevens werden statistisch geëvalueerd en het 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-BI) van de hazard ratio (HR) werd bepaald.

1,4 keer groter risico op prostaatkanker

De onderzoekers vonden dat parodontitis het risico op prostaatkanker met een factor 1,40 verhoogde (HR: 1,40; 95%-BI: 1,16 – 1,70; p = 0,001) in vergelijking met patiënten zonder parodontitis. Interessant genoeg was er bij patiënten die een parodontitisbehandeling ondergingen geen significant verband (HR: 1,22; 95%-BI: 0,86–1,73; p=0,272). De gegevens varieerden echter afhankelijk van hoe parodontitis werd geregistreerd en waren met name consistent voor zelfgerapporteerde parodontitis door de patiënt.

Parodontale behandeling essentieel

Patiënten met parodontitis zouden onmiddellijk moeten worden behandeld met parodontale therapie, schrijven de auteurs. Ook zou er verder onderzoek moeten worden gedaan dat de onderliggende mechanismen die parodontitis en prostaatkanker met elkaar in verband brengen volledig moet onderzoeken. “Het bewustzijn en het belang voor het behoud van de mondgezondheid moet worden verbeterd”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Brazilian Journal of Urology

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

Meerwortelige elementen met een furcatiedefect worden gezien als een probleem. Het risico dat een element verloren gaat, is vele malen groter wanneer er sprake is van een furcatiedefect. Naast een probleem, zou je dit ook juist als een uitgelezen kans kunnen zien voor een regeneratieve behandeling. Op dit moment zijn er verschillende behandeltechnieken beschikbaar voor dit probleem, waarbij de levensduur van het element verlengd kan worden. Dit loopt uiteen van niet-chirurgisch tot conservatieve chirurgie of zelfs regeneratieve chirurgie.
Een element met furcatiegraad klasse II of III is juist een element dat behandeld moet worden middels parodontale therapie. Furcatiebetrokkenheid op zichzelf is absoluut geen reden voor extractie. De voorkeur voor therapiesoort is de parodontale regeneratie, zeker bij klasse II furcaties aan de buccale en linguale zijde.

Interradiculaire botdefecten

Interradiculaire botdefecten worden op twee manieren ingedeeld. De mate van horizontaal botverlies: van klasse I, II en III en de mate van verticaal botverlies in A, B en C. Waarbij I en A het minst aangedaan zijn. De prognose van een klasse II, A is veel beter dan van een klasse II, C.

Onderzoek molaar met furcatiedefect

Binnen het onderzoek van Tonetti uit 2017 werden 200 patiënten gevolgd met ten minste één molaar met een klasse II furcatie defect. Deze patiënten werden behandeld middels conservatieve therapie: een toegangsflap en debridement. Zij werden vervolgens 10 jaar vervolgd en opgedeeld in subklasse A, B en C. Na 10 jaar was 91% van de Klasse A nog aanwezig in de mond, 67% van B en maar 23% van klasse C. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de waarschijnlijkheid dat een molaar verloren gaat, toeneemt bij een groter verticaal botdefect.

Regeneratieve therapie

Binnen klasse II furcaties zijn er verschillende uitingsvormen: de keyhole, de horizontale en de intrabony defecten. Hier gaan we in op de intrabony defecten en of we hier parodontale regeneratie kunnen toepassen.

Uit verschillende onderzoeken, komen verschillende methodes naar voren die hiervoor geschikt zijn: ondere andere de Modified Papilla Perservation Technique (MPPT) en de Minimal Invasive Surgical Technique (MIST). Bij deze technieken wordt een intrabody botdefect behandeld. Deze behandelmethode gaan we nu toepassen op furcatiedefecten bij molaren. Waarbij het doel is om een toename te krijgen van de verticale parodontale steunweefsels en daarbij ook een positief effect te hebben op de mate van furcatietoegankelijkheid. Het is hierbij van belang wat voorafgaande aan de behandeling de hoogte is van de interdentale botkam. Specifiek wil je weten of deze crest boven of onder de furcatieingang ligt. Wanneer de crest hoger ligt, is er potentie om de furcatie volledig te sluiten. Wanneer deze lager ligt, is volledig sluiting niet te verwachten.

Endodontische behandeling voor start parodontale regeneratieve therapie

Als het botdefect dusdanig diep is dat het mogelijk reikt tot aan de apex, is het ook noodzakelijk om een endodontische behandeling uit te voeren voor het starten van de parodontale regeneratieve therapie. Van te voren worden de pocketdieptes opgemeten en wordt op de röntgenfoto beoordeeld hoe hoog de botkammen zijn. Het is belangrijk om te weten waar de pockets zich bevinden voor het ontwerp van de flap. Als er linguaal geen pockets zijn, kan gekozen worden voor een zuiver buccale toegangsflap en omgekeerd.
Na de toegangsflap en debridement wordt EDTA en amelogenins aangebracht om de flap daarna primair te sluiten.

Onderzoek bij 49 meerwortelige elementen met furcatiedefect

Naar deze behandelmethode is onderzoek gedaan bij 49 meerwortelige elementen met een furcatiedefect klasse II tot III met diepe intrabony defecten. Er werd ofwel gebruik gemaakt van de MPPT of MIST benadering.
De elementen werden tussen drie en 16 jaar vervolgd. De meeste elementen bevonden zich in de subklasse C. Dit zijn element met vergevorderd parodontaal aanhechtingsverlies.
Na één jaar waren alle elementen in der mandibula nog aanwezig. In 24 gevallen trad verbetering van de furcatieclassificatie op en slechts bij twee elementen werd geen verandering gevonden. In bijna de helft van de gevallen was er sprake van volledige sluiting van de furcatie. Er trad geen verslechtering op. Gemiddeld was er aanhechtingswinst van 6,5 mm.

Bij de twee elementen waarbij regeneratie niet geslaagd is, lijkt de mobiliteit van het element de verstorende factor. Voor de behandeling hadden de elementen een hoge mobiliteitsgraad en het is niet gelukt dit voldoende onder controle te krijgen. Een andere complicerende factor kan de reiniging van de furcatie zelf zijn. Als de debridement hier onvoldoende is, kan hier ook geen volledige sluiting optreden. Dr. Cortellini gebruikt hiervoor micro-spiegels en tips gecoat met diamant.
Bij de maxilla was een vergelijkbaar beeld te zien. Alleen in de maxilla zijn er geen molaren verloren gegaan en was zelfs in meer dan de helft de furcatie volledig gesloten. Wat opvallend is, omdat het is het algemeen lastiger is om de mesiale en distale furcatie te sluiten dan de buccale of linguale.

Over het algemeen geldt dat bij klasse III furcatiedefecten is nog geen voorspelbare behandelmethode voor regeneratie bekend is, maar in bovenstaand onderzoek waren de uitkomsten bijzonder positief.

Dr. Pierpaolo Cortellini received his MD from the University of Florence (Italy) in 1980, and his DDS in 1984 from the University of Siena (Italy). Visiting Professor at KU Leuven (Be) Dept. of Oral Health Sciences, he is the founder of the reaserch non-profit organisations ATRO (Firenze, IT) and ERGOPerio (Berne, CH). He is Past President of the Italian Society of Periodontology and of the European Federation of Periodontology. Promoter and Coordinator of six “National Educational Projects” from SIdP, he was Scientific Chairman of Europerio 6 and of the 1st EFP Master Clinic. He runs a multidisciplinary private practice and a Private Educational Center in Florence (Italy). Dr. Cortellini is involved in clinical research in periodontology since 1982, with special emphasis for periodontal regeneration, mucogingival surgery and diagnosis. Dr. Cortellini lectures extensively on a national and international level; he is referee of the main scientific journals in the field of periodontology, and is the author of more than 150 original publications in scientific journals.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Pierpaolo Cortellini tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Tijdens Europerio10 in Denemarken heeft de European Federation of Periodontology (EFP) een nieuwe richtlijn gelanceerd. Deze betreft de behandeling van parodontitis in stage IV. Dit is de meest voortgeschreden vorm. Hiermee worden de adviezen betreffende alle stages compleet.

Parodontitis Stage IV

Stage IV houdt in dat er in elk geval elementen verloren zijn gegaan waardoor er slechts nog 19 elementen of minder over zijn, dus minder dan 10 occluderende paren. Er is dus sprake van een bepaalde overbelasting dat vaak gepaard gaat met diastemen, migratie, protrusie en extrusie. De overgebleven elementen kunnen mobiliteit van 2 of meer vertonen.
Deze ernstige vorm van parodontitis kan veel gevolgen hebben, zoals kauwproblemen en verminderde esthetiek. Het kan doorwerken in de sociale contacten en heeft zo gevolgen voor de kwaliteit van leven. Ook kan het gevolgen hebben voor de algehele conditie en tevens in financiële zin.

Interprofessioneel samenwerken

Het managen van stage IV is volgens professor Herrera een uitdaging omdat enkel behandelen niet genoeg is. Er zal hierbij namelijk interprofessioneel samengewerkt moeten worden om de verloren functie te herstellen en de ziekte te bestrijden.
Dr Mario Aimetti en Dr Papageorgiou legden uit dat vaak een orthodontische benadering gevraagd is bij de behandeling van stage IV om migratie en de slechte occlusale belasting van de zijdelingse delen te ondervangen. Professor Zitzmann besprak spinttherapie of een behaalde vorm van beetverhoging bij spierdysfunctie, migratie en mobiliteit. Professor Gotfredsen haalde het belang van goede protheses aan en de diverse mogelijkheden hierbij.

Diagnostische paden

Er zijn vijf diagnostische paden:

  1. Evaluatie van het verlies aan ondersteunende weefsels in het parodontium, de evaluatie van de esthetiek en functie zoals kauwen en spreken.
  2. Tandvervanging.
  3. Prognose van de resterende dentitie.
  4. Assesment van alle factoren die retentie en/of implanteren zouden kunnen verhinderen.
  5. De algehele prognose van de patiënt zoals de waarschijnlijkheid van ziekteprogressie of terugkering waarbij risicofactoren zoals roken en diabetes worden meegenomen.

EFP-richtlijn-paro

Cases

Er zijn 4 beschreven cases:

  1. De patiënt met hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma dat gecorrigeerd kan worden zonder tandvervanging.
    Tijdelijke splinttherapie kan tijdens stap 1 van de therapie ingezet worden om trauma en de impact van de mobiliteit op te vangen. Een oplossing voor de lange termijn kan na stap 2 en 3 bekeken worden.
  2.  De patiënt met pathologische migratie dat verholpen kan worden door een orthodontische benadering.
    Orthodontische therapie kan tijdens stap 2 (subgingivale reiniging) en in sommige gevallen tijdens stap 3 (opnieuw subgingivale instrumentatie en parodontale chirurgie) gepland worden maar niet worden geïmplementeerd voordat er een stabiele situatie is bereikt met slechts ondiepe pockets.
  3. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een partiële prothetische voorziening geplaatst kan worden.
    Tijdelijke voorzieningen zullen niet voor stap 2 geplaatst kunnen worden. Liever na re-evaluatie van stap 2 en 3. Definitieve plaatsingen kunnen pas na een succesvolle complete parodontale therapie.
  4. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een gehele kaak gerehabiliteerd zal moeten worden.
    Tijdelijke voorzieningen kunnen hierbij na succesvol afsluiten van stap 1 geplaatst worden. Stap 2 wordt dan uitgevoerd met de geplaatste voorziening op zijn plaats. Een definitieve restauratie volgt na succesvolle volledige parodontale behandeling waarbij ondiepe en rustige pockets zijn overgebleven.

Voor protheses op implantaten geldt dat de tanden geëxtraheerd kunnen worden en de implantaten geplaatst kunnen worden in een of beide kaken na succesvolle afronding van stap 1 als een kaak nog natuurlijke dentitie bevat.

Bekijk de gehele guideline op onlinelibrary.wiley.com

Bron:
EFP

Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Er is geen gouden standaard voor parodontale regeneratie en orthodontische behandeling. Een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie ontbreekt. Lees het verslag van de lezing van Prof.dr. Søren Jepsen, hoofd afdeling Parodontologie van de University Medical Center Bonn, waarin hij ondanks het gelimiteerde bewijs aanbevelingen geeft.

Welke keuze bij parodontitis patiënten met stadium IV?

Behoud en parodontale behandeling of extractie en vervanging bij lokale parodontitis patiënten met stadium IV?

Indien behoud en behandeling:

  • Welke stappen zijn nodig in de parodontale behandeling?
  • Regeneratieve parodontale behandeling?
  • Type biomateriaal?
  • Timing van de orthodontische behandeling?

Gebrek aan gouden standaard

Er is een onderzoek gepubliceerd over orthodontische behandeling bij parodontitis patiënten: Orthodontic treatment in periodontal patients: The use of periodontal gold standards to overcome the ‘grey zone’. (Pino Prato & Chambrone 2019).

Conclusie van dit onderzoek: er is geen gouden standaard – een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie. Dit onderzoek laat zien:

  1. Er blijft een grijs gebied van bewijs hiervoor.
  2. De kennis over de dynamiek van parodontale wondgenezing is mogelijk de beste ‘gouden standaard’ ofwel het biologische startpunt van orthodontische behandeling voor behandelde parodontitis patiënten.

Evidence from systematic review (Kloukos et al. 2021)

Effect of combined periodontal and orthodontic treatment of tilted molars and of teeth with intra-bony and furcation defects in stage-IV periodontitis patients: a systematic review.

Achtergrond:
Pathologische tandverplaatsing als gevolg van parodontitis en/of verlies van buurelementen heeft mogelijk nadelige gevolgen voor de kauwfunctie en bemoeilijkt de parodontale, orthodontische en prosthodontische behandeling.

Doel:
Het evalueren van het effect van gecombineerde parodontale en orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt.

Vragen waarop de focus ligt

  1. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de pocket diepte (PD) en het aanhechtingslevel (CAL) bij een behandelde stadium IV parodontitis met gekantelde molaren versus geen orthodontische behandeling?
  2. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met ‘intrabony’ defecten versus geen orthodontische behandeling?
  3. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met furactie problematiek versus geen orthodontie?

Geen eenduidige conclusies

Er is zeer gelimiteerd bewijs beschikbaar waardoor er geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden over een gecombineerde orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis met gekantelde molaren, intrabony defecten en furcatie problemen.

  • Updated of systematic review (Kloukos et al 2021)
  • Large practice based Cohort study (Tietmann et all. 2021)
  • International Multi center RCT (K. Jepsen et al 2021)

Samenvatting

Gebaseerd op het huidige gelimiteerde bewijs van stadium IV parodontitis patiënten die orthodontie nodig hebben als gevolg van pathologische tandverplaatsing:

  • Orthodontie kan veilig worden uitgevoerd nadat stap 1-3 in parodontale therapie is gevolgd inclusief regeneratieve chirurgie van elementen met intrabony defecten.
  • Orthodontische behandeling van elementen met intrabony defecten kan veilig worden gestart vanaf 4 weken na de regeneratieve chirurgie. Met vergelijkbare CAL verbetering en PD vermindering 12 maanden post-chirurgie.
  • Orthodontie bij intrabony defecten kan worden uitgevoerd, ook als plaatsing van membranen, glazuur matrix derivaten en bot derived grafts onderdeel is geweest van de regeneratieve chirurgie.
  • Een evidence based paro-ortho behandelinterval algoritme zal verder moeten worden ontwikkeld/aangepast.
  • Conventionele vaste orthodontische apparatuur (zoals brackets) kunnen efficiënt gebruikt worden voor de opmaatgemaakt individuele mechanotherapie, aangepast aan ieder zijn unieke biomechanische benodigdheden/eisen.

Prof. Dr. Med. Dr. med. dent. Søren Jepsen is professor en hoofd van de afdeling Parodontologie, operatieve en preventieve tandheelkunde aan de University Medical Center Bonn in Duitsland. Eerder was hij Assistant Professor Department of Prosthodontics aan de University of Hamburg en Associate Professor in the Dept. of Conservative Dentistry and Periodontology aan de University of Kiel. Hij geeft veel lezingen en heeft veel wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. Ook ontving hij verschillende awards, in 2018 ontving hij de AAP Special Citation Award en de IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine in 2019. Hij is Associate Editor van de Journal of Clinical Periodontology en Editorial board member van Clinical Oral Implants Research, the International Journal of Oral Implantology en the Chinese Journal of Dental Research.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof.dr. Søren Jepsen tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
tandenknarsen

Casus: parodontitis apicalis ontstaan na ernstige bruxisme

Een intense periode van bruxisme bleek op basis van de anamnese uiteindelijk de oorzaak van parodontitis apicalis aan twee gave ondermolaren van een gezonde 28-jarige man. Volgens het casusverslag uit BMC Oral Health is dit het eerste klinische geval van parodontitis apicalis dat uitsluitend wordt veroorzaakt door bruxisme.

Veelvoorkomende aandoening

6-20% van de bevolking vertoont gedurende het leven bruxisme. Dit kan leiden tot tandfracturen, spierpijn, occlusaal trauma en zelfs beschadiging van de pulpa. Talloze factoren, waaronder stress, genetica, alcohol- en/of cafeïneconsumptie en drugsgebruik, kunnen een rol spelen bij het ontstaan van bruxisme. Eerdere literatuur beschreef al de gevolgen van occlusaal trauma voor de pulpa, maar nog nooit zo drastisch als in dit specifieke geval.

Onbekende oorzaak

Het casusrapport beschrijft een man met parodontitis apicalis parodontitis aan de elementen #36 en #46. Hij was door zijn primaire tandarts doorverwezen naar de tandheelkundekliniek van Saarland University in Duitsland. Hoewel de endodontische behandeling al was begonnen, nam volgens het verslag de periapicale botafbraak toe aan beide kiezen.
De primaire tandarts van de patiënt kon de oorzaak van de parodontitis apicalis niet vaststellen. De kiezen hadden geen vullingen of cariës, noch had de patiënt trauma of een ongeval meegemaakt. De tandarts constateerde wel een verhoogde tandmobiliteit en bifurcatie bij een sondeerdiepte van 4 mm. Bij de 36 en 46 werden pockets van 10mm gemeten, terwijl in de rest van de mond geen enkele sprake was van parodontale afbraak. Ook was er wat uitpuilende elastische zwelling bij het vestibulum. Andere testen en beeldvorming brachten geen problemen aan het licht.

Antibioticabehandelingen zonder diagnose

De man meldde dat hij anderhalf jaar voor het eerste bezoek de pijn voor het eerst had gevoeld aan de rechterkant ter hoogte van de 46. De pijn was uitstralend, trekkend , moeilijk te lokaliseren. en  kloppend bij het slapen gaan. Verder ervoer de man oorpijn en pijn in het kaakgewricht. Twee dagen voordat de pijn verdween was sprake van percussiepijn. De door zijn eigen tandarts uitgevoerde percussietest was negatief en sensibiliteitstest gaf een verminderde reactie. Na doorverwijzing naar een KNO-arts kreeg de patiënt zonder diagnose een week lang antibiotica voorgeschreven. De medicatie loste zijn pijn volledig op.
Zo’n anderhalve maand later ervoer de patiënt opnieuw dezelfde pijn. Na het maken van röntgenfoto’s kon de geraadpleegde spoedtandarts geen diagnose stellen. Een antibioticabehandeling loste het probleem echter weer op.

Diagnose van parodontitis apicalis

Toen twee en een halve maand later de pijn van de patiënt weer terugkeerde liet zijn eigen tandarts een nieuwe röntgenfoto maken. Deze tandarts stelde de parodontitis apicalis aan de 36 en de 46. De kiezen leken avitaal en de tandarts startte een endodontische behandeling.

Tandenknarsen

Toen de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis de patiënt expliciet vroeg hoe zijn leven was tijdens de periodes van pijn, meldde de patiënt veel stress te ervaren door het afronden van zijn studie en ‘s nachts te knarsetanden , aldus het verslag.
Gedurende een korte periode (1,5 jaar na de eerste aanval van pijn en 2 weken voor de endodontische behandeling) droeg de man een bijtspalk. Zijn eigen tandarts kon het bestaande bruxisme echter niet in verband brengen met de klachten van de patiënt over de kiezen #36 en #46. De diagnose parodontitis apicalis ten gevolge van occlusaal trauma werd gesteld door de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis.

Endodontische behandeling

Na de wortelkanaalbehandeling is de patiënt klachtenvrij gebleven en gebruikt hij regelmatig een splint. Een jaar na de wortelkanaalbehandeling zullen röntgenfoto’s worden gemaakt ter controle.

Het belang van medische geschiedenissen

Volgens de auteurs moeten tandartsen in gevallen van onbegrepen tandpijn denken aan bruxisme. Bovendien benadrukt deze casus het belang van afnemen van een volledige anamnese en van het routinematig maken van röntgenfoto’s bij patiënten, schreven ze. Door middel van een correcte anamnese kan mogelijk bruxisme aan het licht komen, in dit geval als mogelijke/waarschijnlijke oorzaak van parodontitis apicalis. Meer onderzoek is nodig om het verband tussen bruxisme en parodontitis apicalis definitief aan te tonen.

Diagnose van uitsluiting

In dit geval “werd de etiopathogenese van de parodontitis apicalis verklaard door een diagnose ‘bij uitsluiting’, aangezien geen van beide gebitselementen cariës, vullingen of trauma had ondergaan”, schreven de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
vast, depressie, hersenen

Chronische gingivitis zorgt mogelijk voor verhoogd risico op toekomstige depressie

Een recente studie heeft een verband aangetoond tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie. Patiënten met chronische gingivitis hadden bijna het dubbele risico op het ontwikkelen van een depressie vergeleken met mensen met gezond tandvlees, staat in het Journal of Psychiatric Research.

Omgekeerde associatie

Onderzoeken hebben al aangetoond dat depressie parodontitis beïnvloedt. Zo is het aangetoond dat geestelijke gezondheid een negatieve invloed kan hebben op de mondgezondheid en dat biologische componenten en gedragsmechanismen die verband houden met depressie een negatief effect kunnen hebben op parodontale gezondheid. Er is echter weinig bekend over de omgekeerde associatie.

Studie in het Verenigd Koninkrijk

Europese onderzoekers heeft daarom onderzocht of er een verband bestaat tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie bij een groep patiënten uit het Verenigd Koninkrijk die gedurende tien jaar werd geobserveerd. Patiënten met andere soorten psychische aandoeningen waren uitgesloten van de studie.

Match tussen patiënten met en zonder gingivitis

6544 patiënten met chronische gingivitis werden gematcht met 6544 patiënten zonder tandvleesaandoeningen. Om de incidentie van depressie bij beide groepen te vergelijken, gebruikten de onderzoekers een database met informatie over medicijnvoorschriften en diagnoses en medische en demografische basisgegevens.

Twee keer zo veel depressies

Na 10 jaar follow-up had 16,3% van degenen met chronische gingivitis en 8,8% zonder chronische gingivitis een eerste diagnose van depressie. Over het algemeen was er een positieve en significante associatie tussen beide aandoeningen, met een hazard ratio van 1,82. De bevindingen waren waar voor zowel vrouwen als mannen voor alle leeftijdsgroepen jonger dan 65 jaar. De relatie was bijzonder sterk voor patiënten tussen de 21 en 50 jaar.

Immuno-inflammatoire reactie mogelijke trigger

Een immuno-inflammatoire reactie zou de trigger kunnen zijn tussen gingivitis en depressie. Ontsteking is gekoppeld aan neuro-inflammatie en verminderde serotoninesynthese. “Beperkingen in mondhygiëne en het dragen van prothesen, evenals pijn en halitose kunnen in verband worden gebracht met depressieve symptomen”, schrijven de auteurs.

Onderwerp verdient meer aandacht

De onderzoekers geloven dat dit de enige studie is die onderzoekt hoe gingivitis een risicofactor is voor depressie in het VK. Ze vinden dat het verband tussen beide onderwerpen meer aandacht van artsen verdient, en dat het belangrijk is om te beseffen dat beide elkaar kunnen beïnvloeden. Verdere studies zijn nodig om een beter begrip te krijgen van de relatie tussen tandaandoeningen en depressie.

Niet zonder beperkingen

Deze studie was niet zonder beperkingen. Als er meer informatie over de ernst van de aandoeningen van de patiënten en over gedrags- en sociale factoren beschikbaar was, hadden ze mogelijk een meer gedetailleerde analyse kunnen maken, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Psychiatric Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Poster: Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van nieuwe inzichten over het effect van systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie op de parodontale gezondheid van patiënten met parodontitis.

De aanleiding van dit onderzoek is tot stand gekomen door de veranderde visie op het ontstaan van parodontitis. Parodontitis wordt niet meer gezien als een infectieziekte, maar als een ontsteking waarbij de immuun-fitheid van de gastheer een belangrijke rol heeft ingenomen.

Methode

Er is een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door twee onafhankelijke onderzoekers. Onder systematische antibiotica werd verstaan: Systemische antibiotica metronidazol, amoxicilline, doxycycline, penicilline, ampicilline, clindamycine, ciprofloxacine en azithromycine.

Er is gezocht naar randomized controlled trials, clinical controlled trials en observationele studies gepubliceerd tussen november 2010 en november 2020 in de databanken Medline-Pubmed en Dentistry & Oral Sciences. Studies die het effect van systematische antibiotica bij rokers of bij mensen met systemische aandoeningen of met peri-implantitis hebben onderzocht, werden uitgesloten.

De methodologische kwaliteit van de studies is beoordeeld aan de hand van de beoordelingsformulieren van het Johanna Briggs Institute (2017). De volgende uitkomstkomstmaten werden geanalyseerd: de reductie van pocketdiepte (PD) en bloeding na sonderen (BOP). Ook is er gekeken naar het effect van antibiotica als aanvulling op de non-chirurgische therapie op de parodontale gezondheid op korte en lange termijn.

Resultaat

In totaal zijn er 230 studies gevonden. In totaal zijn er vijf randomized controlled trials geïncludeerd (mate van bewijs A2). In alle vijf de studies is aangetoond dat het effect van systemische antibiotica meer reductie van BOP geeft. In vier studies is deze reductie ook statistisch significant bevonden.

Uit de vijf geïncludeerde studies bleek dat er tegenstrijdige resultaten zijn gevonden wat betreft de reductie van de pocketdiepte. In een aantal studies zorgde systemische antibiotica voor een licht verhoogde reductie van de pocketdiepte en in twee van de vijf studies is er meer reductie bij de controlegroep (SRP + placebo) opgetreden.

Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie hebben een positief effect op de klinische parameters zoals pocketdiepte en bloeding na sonderen tijdens de parodontale therapie. Maar het positieve effect is niet in alle studies statistisch significant bevonden.

Poster ontwikkeld door:

Sanne Donker & Laura Harrewijn, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Vapen

Nieuw bewijs voor mogelijke rol van vapen bij tandvleesaandoeningen

Een onderzoek dat is gepubliceerd in mBio laat zien hoe e-sigaretten de mondgezondheid veranderen en mogelijk bijdragen aan tandvleesaandoeningen. Gebruikers van e-sigaretten blijken een uniek oraal microbioom te hebben dat minder gezond is dan niet-rokers, maar potentieel gezonder dan sigarettenrokers.

Roken bekende risicofactor

Tandvleesaandoeningen treffen bijna de helft van de Amerikaanse volwassenen ouder dan 30 jaar. Het roken van sigaretten is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van tandvleesaandoeningen. Hoewel er steeds meer onderzoek naar wordt gedaan is er minder bekend over de impact van e-sigaretten – die nicotine en andere chemicaliën verdampen – op de mondgezondheid, met name op de lange termijn.

Drie typen rokers

Onderzoekers van het New York University College of Dentistry bestudeerden daarom 84 volwassenen van 30 jaar of ouder in drie groepen: mensen die nooit hadden gerookt, sigarettenrokers en gebruikers van e-sigaretten.

Met behulp van tandplakmonsters analyseerden ze de aanwezige bacteriën om tandvleesaandoeningen te beoordelen. Er werden monsters genomen met een tussenpoos van zes maanden om meer tijd te geven voor ziekteprogressie. In totaal werden 168 monsters van 84 proefpersonen geanalyseerd in het laatste onderzoek.

Langetermijngevolgen

De studie toonde de langetermijngevolgen van het gebruik van e-sigaretten aan. Alle deelnemers hadden aan het begin van het onderzoek een tandvleesaandoening, waarbij sigarettenrokers de ernstigste ziekte hadden, gevolgd door gebruikers van e-sigaretten. Na zes maanden constateerden de onderzoekers dat tandvleesaandoeningen verergerd waren bij sommige deelnemers in elke groep, waaronder verschillende gebruikers van e-sigaretten.

Uniek oraal microbioom

Vervolgens analyseerden de onderzoekers de bacteriën die in de plaquemonsters werden aangetroffen. Er werd vastgesteld dat gebruikers van e-sigaretten een ander oraal microbioom hebben dan rokers en niet-rokers, en dat hun verschillende microbioom een sterke correlatie had met sommige maten van tandvleesaandoeningen.

Meer gemeen met sigarettenrokers

Hoewel alle groepen ongeveer een vijfde van de soorten bacteriën deelden, had de bacteriële samenstelling voor gebruikers van e-sigaretten opvallend meer gemeen met sigarettenrokers dan niet-rokers. Verschillende soorten bacteriën, waaronder Selenomonas, Leptotrichia en Saccharibacteria, waren dominant aanwezig in zowel rokers als vapers in vergelijking met niet-rokers. Andere bacteriën – waaronder Fusobacterium en Bacteroidales, waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met tandvleesaandoeningen – waren bijzonder dominant in de monden van gebruikers van e-sigaretten.

Follow-up van zes maanden

Tijdens de follow-up zes maanden later vonden de onderzoekers een grotere diversiteit in bacteriën voor alle bestudeerde groepen. Elke groep behield echter zijn eigen specifieke microbioom.
De onderzoekers ontdekten ook dat het unieke microbioom van gebruikers van e-sigaretten gecorreleerd was met klinische metingen van tandvleesaandoeningen en veranderingen in de immuunomgeving van de gastheer.

Immuunregulerende cytokines

Vapers hadden verschillende niveaus van immuunregulerende cytokines – eiwitten die helpen bij het reguleren van het immuunsysteem. Bepaalde cytokines zijn gekoppeld aan een onbalans in orale bacteriën en kunnen tandvleesaandoeningen verergeren door mensen vatbaar te maken voor ontstekingen en infecties.

Gerelateerd aan ontsteking

Gebruikers van e-sigaretten hadden met name hogere niveaus van tumornecrosefactor-alfa (TNF-alfa), een cytokine gerelateerd aan ontsteking, en lagere niveaus van interleukine-4 (IL-4) en IL-1-beta, cytokines die de neiging hebben te verminderen bij mensen met onbehandelde tandvleesaandoeningen.

Vapen slecht voor mondgezondheid

De bevindingen suggereren dat de orale bacteriën bij gebruikers van e-sigaretten het immuunsysteem actief kunnen onderdrukken. Samen met klinische markers voor tandvleesaandoeningen illustreert dit hoe slecht vapen is voor de mondgezondheid.

Eerste longitudinale studie

“Voor zover wij weten, is dit de eerste longitudinale studie van de mondgezondheid en het gebruik van e-sigaretten. We beginnen nu te begrijpen hoe e-sigaretten en de chemicaliën die ze bevatten het orale microbioom veranderen en de balans van bacteriën verstoren”, zegt de hoofdauteur van het artikel.

Meer onderzoek nodig

“In tegenstelling tot roken, dat al tientallen jaren uitgebreid wordt bestudeerd, weten we weinig over de gevolgen voor de gezondheid van het gebruik van e-sigaretten en beginnen we net te begrijpen hoe het unieke microbioom dat door vapen wordt gepromoot de mondgezondheid en ziekte beïnvloedt”, aldus een van de auteurs. Meer toekomstig onderzoek naar de langetermijneffecten van vapen moet meer informatie hierover bieden.

Bron:
ScienceDaily

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z