Klacht tegen tandarts vanwege endo-start tegen wil van patiënt in 400

Klacht tegen tandarts vanwege endo-start tegen wil van patiënt in

Een patiënt gaf aan dat als een endodontische behandeling nodig zou zijn, zij de kies wilde laten verwijderen. Bij een vervolgafspraak bleek dat cariës tot in de pulpa reikte en heeft de tandarts toch een endo-start uitgevoerd. Het tuchtcollege legt de tandarts hiervoor nu een maatregel op van een waarschuwing.

Situatie

De klaagster is bij de tandarts op consult geweest vanwege een pijnklacht. De tandarts constateerde aan de hand van een röntgenfoto dat er sprake was van secundaire cariës van element 46, mogelijk dicht bij de pulpa. Daarbij heeft de tandarts aangegeven dat er een wortelkanaalbehandeling nodig zal zijn als bij het verwijderen van de cariës de pulpa ook betrokken is. De klaagster heeft destijds aangegeven dat wanneer er een endodontische behandeling nodig zal zijn, dat zij dit niet wilde, maar dat zij de kies dan wil laten verwijderen. Bij de vervolgafspraak waarin de restauratie zal worden verwijderd bleek dat de cariës tot in de pulpa reikte en heeft de tandarts een endo-start uitgevoerd en de kies afgesloten met een tijdelijke restauratie. De tandarts heeft met de klaagster besproken dat zij de keuze had om de wortelkanaalbehandeling af te maken of de kies te verwijderen. De klaagster heeft een afspraak gemaakt voor extractie van de kies. De tandarts heeft de klaagster nog gezien voor nazorg na de extractie en een andere zorgvraag. Daarna is de klaagster overgestapt naar een andere tandarts.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts dat zij de behandeling van het maken van de röntgenfoto’s evenals de extractie van de kies als onprettig heeft ervaren. De klaagster geeft aan dat de tandarts haar heeft vastgehouden bij haar schouders en in de stoel heeft geduwd tijdens het maken van de foto en een agressieve en ruwe extractie heeft uitgevoerd.

Daarnaast verwijt de klaagster de tandarts voor het feit dat hij tegen haar wil een wortelkanaalbehandeling is gestart en er bij de extractie een holte van circa één centimeter in haar kaakbeen is ontstaan die is gaan ontsteken. De tandarts is van mening dat hij zorgvuldig en naar de wens van de klaagster heeft gehandeld.

Beoordeling

Het college kan niet vaststellen of de tandarts de klaagster met kracht in de stoel heeft geduwd en kan niet oordelen over bepaalde gedragingen van de tandarts. De klaagster en tandarts geven allebei andere lezingen aan over het verloop van de behandeling. Het tuchtcollege kan daarom niet bepalen wie er gelijk heeft. Het patiëntendossier geeft daarnaast geen aanleiding om te concluderen dat de tandarts agressief en ruw is geweest tijdens het extraheren. Deze klachten onderdelen worden daarom als ongegrond verklaard.

Het college geeft aan dat de tandarts na beoordeling van de bitewings al de inschatting had kunnen maken dat de cariës in de pulpa uitkwam, en gezien de wens van de patiënt voor de behandeling al met haar had kunnen afspreken om de kies te extraheren in het geval van exponatie van de pulpa. Daarnaast had de tandarts een solo röntgenopname kunnen maken, waarop te zien zou zijn dat er peri-apicale radiolucenties rondom de radices aanwezig waren die duiden op een ontsteking.

De tandarts heeft door het uitvoeren van de endodontische behandeling tegen de wil van de klaagster gehandeld, ook al deed de tandarts dit met goede bedoelingen. Dit klachten onderdeel is gegrond volgens het tuchtcollege.

Als laatste kan het college geen oordeel geven over de mogelijke gevolgen van het handelen van de tandarts wat betreft de ontstoken extractiewond, het klachtenonderdeel wordt als ongegrond verklaard.

Uitspraak

Het klachten onderdeel waaruit blijkt dat de tandarts tegen de wil van de patiënt in een endo-start heeft uitgevoerd is als gegrond verklaard. Het tuchtcollege legt de tandarts een maatregel op van een waarschuwing.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Wtza Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Wtza | Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Veel eerstelijns mondzorgaanbieders zien de verplichte jaarverantwoording als de zoveelste regeldrukverhoger. Het blijkt niet eenvoudig om tijdig aan de verplichting te kunnen voldoen. Daarom kwam toezichthouder NZa eind vorig jaar met weer een nieuwe uitstelmogelijkheid. De derde regeling inmiddels. Deze blijkt nog erg onbekend en het online-aanvraagformulier voor het uitstel is niet erg gebruiksvriendelijk. Tijd voor een praktische invulhulp dus. U vindt deze, na een korte introductie, in dit artikel.

Jaarverantwoording vanuit de Wtza

Sinds 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) van kracht. Naast de meldings-, vergunnings- en toezichtplicht vloeit uit deze wet een jaarlijkse verantwoordingsplicht voor zorgaanbieders voort. Deze verantwoordingsplicht geldt als de zorgaanbieder Zvw- of Wlz-zorg verleent of subsidie van VWS ontvangt én zorgverleners voor zich heeft werken, in welke vorm dan ook. Ook een zzp’er die werkt vanuit een rechtspersoon is jaarverantwoordingsplichtig.

Deze jaarverantwoording bestaat uit een aantal vragen over de zorgaanbieder en een financiële verantwoording over de activiteiten. De exacte invulling hangt af van de omvang en rechtsvorm van de zorgaanbieder.

Problematiek deels nog overeind

Al voor inwerkingtreding was duidelijk dat de jaarverantwoordingsplicht problemen ging veroorzaken. Een deel daarvan, zoals de verplichte accountantsverklaring en openbaarmaking van de verantwoording voor kleine zorgaanbieders, is na veel uitgeoefende druk inmiddels van de baan. Een ander deel van de problematiek bestaat echter nog steeds. Het belangrijkste punt is daarbij de aanleveringsdeadline, te weten 1 juni na afloop van het boekjaar waarover de zorgaanbieder verantwoording moet afleggen. Veel eerstelijns mondzorgpraktijken maken gebruik van de diensten van in de zorg gespecialiseerde administratie- en accountantskantoren. Deze kantoren hebben normaliter het hele jaar nodig om al het ‘jaarwerk’ af te ronden. Nu moet dit werk dus al in de loop van mei af zijn, voor ál hun klanten. Dat is niet reëel.

Derde uitstelregeling

Samen met andere partijen heeft VvAA zich stevig ingespannen om dit in Den Haag zichtbaar te maken. Men zag dat uiteindelijk in: tot tweemaal toe werd een uitstelregeling in het leven geroepen. In het eerste jaar een uitstel van de deadline tot het einde van het jaar en daarna een vrijstelling, voor de boekjaren 2022 en 2023. Deze laatste regeling werd bekend als ‘de pauzeknop van minister Helder’. Beide waren verbazingwekkend genoeg tijdelijke regelingen, terwijl het probleem toch duidelijk structureel van aard is. Alle jaarverantwoordingsplichtigen moesten hierdoor, nu de pauzeknop inmiddels niet meer ingedrukt is, over 2024 alsnog voor het eerst hun jaarverantwoording afleggen, vóór 1 juni 2025. Toezichthouder NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) zag de bui al hangen en vaardigde eind vorig jaar op de valreep nog een beleidsregel uit.

Nu zelf aanvragen

Deze beleidsregel maakt het mogelijk uitstel te verlenen aan een zorgaanbieder op basis van het feit dat deze voor het eerst zijn jaarverantwoording moet aanleveren. Hiermee is dus de derde uitstelregeling voor deze (grote) groep zorgaanbieders geboren. Deze keer een individuele uitstelmogelijkheid waarbij de zorgaanbieder zelf een uitstelverzoek moet doen. En, … wederom een tijdelijke maatregel. Dat is teleurstellend, maar hopelijk biedt deze regeling uiteindelijk ruimte om ook tot een definitieve, structurele oplossing te komen. Hier blijft de inzet op gericht. Hierover vindt overleg plaats met VWS en de NZa.

Aanvraag vóór 1 april

Bent u een zorgaanbieder die in 2025 voor het eerst moet verantwoorden (over boekjaar 2024)? U kunt dan nu, tot uiterlijk 31 maart, een verzoek indienen tot ‘uitstel bij bijzondere omstandigheden aanleveren jaarverantwoording’ met het daarvoor bestemde digitale formulier van de NZa. De toezichthouder verleent u het uitstel in dit geval automatisch tot 31 december 2025. U kunt ervanuit gaan dat uw dienstverlener dan voldoende tijd heeft om het financiële deel van uw verantwoording voor u voor te bereiden.

Let op: doe uw aanvraag vóór 1 april 2025, zodat de NZa uw uitstelverzoek voor het boekjaar 2024 daadwerkelijk in behandeling neemt.

Korte invulhulp

Hoewel er op verzoek van VvAA en Van helder accountancy inmiddels een aantal verbeteringen is doorgevoerd, blijkt het formulier nog niet overal even duidelijk. Een korte invulhulp:

  • Na het invullen van uw zorgaanbiedersgegevens start u met aan te geven dat u voor het boekjaar 2024 voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig bent (‘Ja’).
  • Bij het veld Reden verzoek bevestigt u dit vervolgens door te kiezen voor optie 3 (‘Ik ben voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig’).
  • Bij Toelichting op de aanvraag verwijst u naar de beleidsregel die de uitstelmogelijkheid regelt (‘Beleidsregel Uitstel jaarverantwoording TH BR-039’).
  • Bij het Bijlageveld hoeft u in dit geval géén document te uploaden (dit is geen verplicht veld meer).

Over de begrijpelijkheid en gebruiksvriendelijkheid zijn we nog in overleg met de NZa, mogelijk dat de toezichthouder het formulier binnenkort nog verder verduidelijkt.

Let op: vul het formulier op de juiste wijze in, zodat uw uitstelverzoek niet nog een onnodige inhoudelijke beoordeling krijgt, maar dat de NZa u automatisch uitstel verleent.

Vragen eigen situatie

Vragen over het aanleveren van uw jaarverantwoording en over het aanvragen van uitstel daarvoor stelt u aan uw (belasting)adviseur.

Door: drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur kennismanagement en onderzoeker bij VvAA

Lees meer over: Afvalverwerking, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht

Tuchtrecht: Klacht na verbeteren porseleinen facings met composiet

Een patiënt heeft een klacht ingediend tegen een tandarts vanwege onvoldoende informatie en onjuiste materiaalkeuze voor het verbeteren van de aanwezige porseleinen facings van het bovenfront. De tuchtrechter legde de tandarts een waarschuwing op vanwege het schenden van zijn informatie- en dossierplicht.

Situatie

In 2015 zijn bij de klaagster zes porseleinen facings gemaakt in het bovenfront. Hierna is de klaagster overgestapt naar de tandartspraktijk van de verweerder.
In december 2021 is de klaagster door de tandarts behandeld en zijn er meerdere vullingen gemaakt, waaronder het opvullen van de recessies bij de facings in het bovenfront.
In maart 2022 heeft de tandarts de breuklijnen op de overgangen van het composiet naar de porseleinen facings hersteld, daarnaast is er mondeling besproken dat wanneer het resultaat tegenvalt de tandarts de gehele procedure van de composietfacings op de oude porseleinfacings onder garantie wil uitvoeren. In januari 2023 heeft er een klachtgesprek plaatsgevonden waarna de verweerder een behandelvoorstel voor het plaatsen van nieuwe porseleinen facings aan de klaagster toegezonden heeft. In februari 2023 heeft de klaagster haar klacht voorgelegd aan de KNMT.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts voor het feit dat hij niet voldoende informatie heeft gegeven over de behandeling en dat hij zonder toestemming de hele tandvorm heeft aangepast. Daarnaast geeft de klaagster aan dat de tandarts een onjuiste behandeling heeft gekozen omdat hij voor composiet heeft gekozen en haar gebit hierdoor is beschadigd. De klaagster verwijt de tandarts omdat hij haar onder druk heeft gezet om facings aan te passen, terwijl de patiënt geen klachten had. De tandarts heeft volgens de klaagster een onrealistische belofte gedaan door de beweren dat de tanden in hun oude staat hersteld konden worden en de tandarts haar klacht niet serieus heeft genomen door de opmerking ‘’karma’’ te maken tijdens het consult.

Beoordeling

Het college heeft vastgesteld dat er geen behandelplan en geen begroting zijn opgesteld en is er niet in het medisch dossier genoteerd dat de verweerder de klaagster heeft geïnformeerd over de aard, het doel, materiaal, prognose, risico’s en alternatieven van de behandeling. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
Het feit dat de tandarts composiet heeft gebruikt is volgens het tuchtcollege een adequate manier om in deze casus te gebruiken, dit klachtenonderdeel is ongegrond.
Het klachtenonderdeel waarin de klaagster aangeeft dat haar gebit is beschadigd door het gebruik van composiet is ongegrond omdat de scheuren en breuken zich niet in de porseleinen facings bevinden maar in de composiet.
Het college geeft aan dat er niet is gebleken van ontoelaatbare druk op de klaagster door de verweerder, de klaagster heeft zelf gevraagd om de behandeling in te plannen. Dit klachtenonderdeel is ongegrond. De klachtenonderdelen over onrealistische belofte en onheuse bejegening worden ook als ongegrond verklaard.

Uitspraak

De verweerder heeft zijn informatieplicht en dossierplicht geschonden, echter heeft hij zich tijdens de zitting leerbaar opgesteld. Het college legt daarom de maatregel van een waarschuwing op.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht Klacht van tandarts tegen geregistreerd mondhygiëniste

Tuchtrecht: Klacht van tandarts tegen geregistreerd mondhygiënist vanwege hoge temperatuur in het pand

Een tandarts heeft namens een patiënt een klacht ingediend tegen een geregistreerd mondhygiënist vanwege het feit dat de thermostaat op 20 graden is gezet of hierop is blijven staan, waardoor de temperatuur in het pand waar zij beiden gebruik van maken is opgelopen tot ongeveer 35 graden Celsius. In eerste instantie is de klacht niet-ontvankelijk verklaard, echter gaat de klagende partij in beroep tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

Situatie

Een BIG-geregistreerde tandarts (de heer C) heeft namens een patiënt (de heer A) een klacht ingediend tegen een geregistreerd mondhygiënist. De tandarts verwijt de mondhygiënist vanwege het feit dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of hierop laten staan waardoor de temperatuur, in de praktijk waar beide partijen gebruik van maken, oploopt tot ± 35 graden Celsius. Het Regionaal tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard, echter is de klager in beroep gegaan. Het tuchtcollege heeft de heer C meerdere keren moeten vragen om een machtigingsformulier waaruit blijkt dat de heer A. de heer C. heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. Gelet op het feit dat meerdere verzoeken nodig waren voor een machtiging, kan niet worden vastgesteld dat de heer A. beroep heeft willen instellen. Om deze reden en ook het feit dat er geen sprake is van een behandelrelatie tussen appellant en de verweerster heeft het Regionaal tuchtcollege geconcludeerd dat de tuchtnorm niet van toepassing is in deze situatie en op deze klacht.
Daarnaast is de geregistreerd mondhygiënist opgenomen in het BIG-register, maar alleen ten aanzien van drie voorbehouden handelingen; prepareren van primaire cariës, toedienen van anesthesie en het maken van röntgenfoto’s.

Beslissing

De voorzitter van het centraal tuchtcollege heeft de appellant niet ontvankelijk verklaart in het beroep.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
tuchtrecht

Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts na respectloze behandeling

Het plaatsen van kronen bij een patiënt verliep niet soepel waarna de tandarts de kronen meegaf en declareerde aan de patiënt. De tandarts kreeg van de tuchtrechter een waarschuwing voor geïrriteerd en geagiteerd reageren op de patiënt en het laten vertrekken van een patiënt met de kronen zonder te zoeken naar een oplossing.

Situatie

In 2022 heeft de tandarts de klaagster behandeld. Op 3 oktober 2022 zijn er voorbereidende behandelingen gedaan voor het maken van twee onlays op elementen 24 en 37. Er is een afdruk gemaakt en daarna is er een noodrestauratie aangebracht. Op 17 november 2022 zouden de kronen geplaatst worden, echter verliep het passen van de kronen niet soepel en heeft de tandarts de kronen aan de klaagster meegegeven en gedeclareerd. In het dossier is genoteerd ‘mw. heeft de kroon meegenomen zonder deze te plaatsen want ik mocht niet zeggen dat het nog niet klaar was tijdens het passen en mw. vond dat het niet goed zat.’
De klaagster is naar een andere tandartsenpraktijk gegaan voor verdere behandeling waar de kronen niet geplaatst zijn, maar de elementen zijn gerestaureerd.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend bij de tandarts en daarnaast heeft de klaagster ook een klacht over het handelen van de tandarts ingediend bij de KNMT.
De klaagster verwijt de tandarts vanwege het feit dat de tandarts kwalitatief slecht werk heeft geleverd, de behandeling onaangenaam was en de tandarts niet bereid was om tot een oplossing te komen.

Beoordeling

Het college kon niet vaststellen of het geleverde werk van de tandarts in kwalitatieve zin niet in orde was. Daarnaast is het niet ongebruikelijk dat kronen of onlays niet direct goed passen of nog passend gemaakt moeten worden. Het eerste klachtenonderdeel is ongegrond.
Het geïrriteerd en geagiteerd reageren op een patiënt is volgens de gedragsregels voor tandartsen niet geaccepteerd en wordt door het tuchtcollege als gegrond verklaard.
Verder is het laten vertrekken van de klaagster met twee kronen die niet zijn geplaatst zonder te zoeken naar een oplossing niet de gebruikelijke wijze waarop het hoort te gaan, dit klachtenonderdeel is ook gegrond.

Uitspraak

De tandarts hoort de patiënt met respect te behandelen en daarom legt het tuchtcollege de tandarts een waarschuwing op.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Welke privacydocumenten heb je nodig als mondzorgaanbieder

Welke privacydocumenten heb je nodig als mondzorgaanbieder?

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is bij veel mondzorgaanbieders uiteraard bekend, nu er dagelijks met gevoelige (patiënt)gegevens wordt gewerkt. Toch is niet altijd duidelijk dat er op grond van de AVG ook verplichtingen gelden ten aanzien van het hanteren van een aantal privacydocumenten. De AVG schrijft namelijk een aantal verplichte documenten voor. Om welke documenten gaat het?

Deze documenten zijn – over het algemeen – verplicht voor iedere zorgaanbieder, aangezien er wordt gewerkt met gezondheidsgegevens. Gezondheidsgegevens worden door de AVG gekwalificeerd als bijzondere persoonsgegevens, waar extra waarborgen voor gelden en waar aldus voorzichtig mee om moet worden gegaan. Door de verschillende privacydocumenten te hanteren in de organisatie van de praktijk wordt de privacy zoveel mogelijk gewaarborgd én wordt voldaan aan de verplichtingen die in dat kader gelden op grond van de AVG. In dit artikel gaan wij in op de vijf belangrijkste privacydocumenten voor mondzorgaanbieders.

1. Privacyverklaring

De AVG kent een informatieplicht voor verwerkingsverantwoordelijken. Mondzorgaanbieders zijn – als verwerkingsverantwoordelijke – verplicht om betrokkenen schriftelijk te informeren over wat er met hun persoonsgegevens gebeurt en waarom. De betrokkenen kunnen patiënten zijn, maar ook eigen medewerkers. Aan deze informatieplicht kan worden voldaan door een privacyverklaring te hanteren.

In de AVG is opgenomen welke onderwerpen in de privacyverklaring moeten worden opgenomen. Dit betreft onder andere:

  • de contactgegevens van de mondzorgaanbieder en de Functionaris Gegevensbescherming (FG);
  • de doeleinden en rechtsgronden op basis waarvan persoonsgegevens worden verwerkt;
  • welke rechten betrokkenen hebben;
  • hoe lang persoonsgegevens worden bewaard
  • dat betrokkenen een klacht kunnen indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

Verder moet de privacyverklaring toegankelijk zijn voor betrokkenen. Er kan het beste aan dit vereiste worden voldaan door de privacyverklaring op de website te plaatsen. Zo is het document makkelijk vindbaar en toegankelijk voor alle betrokkenen. De privacyverklaring hoeft niet te worden ondertekend door betrokkenen, maar is van toepassing door de publicatie.

2. Privacybeleid

Naast de informatieplicht is er ook een verantwoordingsplicht vanuit de AVG. De verantwoordingsplicht houdt in dat zorgaanbieders moeten kunnen aantonen dat zij aan de AVG voldoen. Hieraan kan worden voldaan door middel van een privacybeleid. Het privacybeleid is – anders dan de privacyverklaring – een intern document. Het is dus niet vereist om dit openbaar te maken op de website, maar het is wel mogelijk. Indien een mondzorgaanbieder het privacybeleid graag openbaar wenst te maken, is het van belang om de bepalingen over werkwijze rondom beveiliging van persoonsgegevens te verwijderen. Dit zodat deze informatie niet in verkeerde handen terecht komt.

Een privacybeleid is verplicht wanneer dit ‘in verhouding staat tot de verwerkingsactiviteiten’. Nu mondzorgaanbieders veel medische (en daarmee bijzondere) persoonsgegevens verwerken, wordt algemeen aangenomen dat zij over een privacybeleid moeten beschikken.

In het privacybeleid dienen onder meer de volgende aspecten te worden opgenomen:

  • de categorieën van persoonsgegevens die de mondzorgaanbieder verwerkt;
  • met welk doel en welke rechtsgrond dit gebeurt;
  • welke rechten betrokkenen hebben en hoe uitvoering wordt gegeven aan een verzoek;
  • hoe de mondzorgaanbieder voldoet aan de AVG-beginselen;
  • wat de bewaartermijnen van persoonsgegevens zijn;
  • welke beveiligingsmaatregelen zijn getroffen.

Het privacybeleid dient schriftelijk te zijn en er dient jaarlijks te worden bekeken of de informatie uit het privacybeleid nog actueel is.

3. Verwerkingsregister

Het verwerkingsregister geeft informatie rondom alle verwerkingen binnen de organisatie. Een verwerkingsregister is pas verplicht indien een organisatie meer dan 250 medewerkers heeft, tenzij er onder meer sprake is van (stelselmatige) verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Zoals eerder vastgesteld werken mondzorgaanbieders veel met medische (bijzondere) persoonsgegevens. Voor mondzorgaanbieders geldt hierdoor de verplichting om een verwerkingsregister te hebben, ook als de organisatie minder dan 250 medewerkers heeft.

Het verwerkingsregister is vormvrij, maar veel zorgaanbieders gebruiken Excel hiervoor. Verder dient onder andere het volgende te worden opgenomen in dit document:

  • de categorieën van verwerkingsactiviteiten;
    • Bijvoorbeeld het medisch dossier, declaraties, personeelsadministratie, cliënttevredenheidsonderzoeken;
  • doeleinde (van de betreffende categorie);
  • welke persoonsgegevens worden verwerkt (van de betreffende categorie);
  • de betrokkenen / ontvangers (van de betreffende categorie);
  • bewaartermijn (van de betreffende categorie).

Er dienen geen persoonsgegevens zelf in het verwerkingsregister te worden opgenomen, enkel een duiding van de categorie is voldoende, zoals: ‘NAW-gegevens, medische gegevens’.
Tot slot moet het verwerkingsregister schriftelijk en actueel zijn. Indien een verwerking stopt binnen de organisatie, dient dit ook te worden opgenomen in het verwerkingsregister.

4. Datalekregister

Uit de AVG vloeit de verplichting voort om datalekken te documenteren. Dit kan middels een datalekregister. Ook het datalekregister is vormvrij, maar dient wel schriftelijk te zijn. Indien er sprake is van een datalek, moeten er een aantal aspecten worden opgenomen in het datalekregister, waaronder:

  • of het datalek is gemeld bij AP / betrokkenen (en waarom wel / niet);
  • wat de aard is van het datalek met een omschrijving daarvan;
  • om hoeveel betrokkenen het gaat;
  • wanneer het datalek heeft plaatsgevonden;
  • om welk soort persoonsgegevens het gaat (dus bijvoorbeeld cliëntgegevens);
  • welke gevolgen het datalek heeft;
  • welke maatregelen zijn getroffen om het datalek te beperken / corrigeren.

Naast het opnemen van de datalek in het datalekregister is het ook van belang om corrigerende maatregelen te nemen en eventuele meldingen te doen.

5. Verwerkersovereenkomst

Op het moment dat een mondzorgaanbieder gebruik wil maken van de diensten van een verwerker, dient er een verwerkersovereenkomst te worden gesloten. Een verwerker is een organisatie die in opdracht van de mondzorgaanbieder persoonsgegevens verwerkt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een salarisadministratiekantoor. De primaire opdracht ziet op het verwerken van de persoonsgegevens, waarbij de verwerker geen zeggenschap heeft over de verwerking. De verwerker moet handelen naar de instructie van de verwerkingsverantwoordelijke (lees: in dit geval de mondzorgaanbieder).

Het is raadzaam om in de overeenkomst over de volgende aspecten afspraken te maken:

  • de duur van de verwerking;
  • de aard van de verwerking;
  • de categorieën persoonsgegevens en betrokkenen;
  • de rechten en plichten van de verwerker / de verwerkingsverantwoordelijke;
  • welke beveiligingsmaatregelen de verwerker moet nemen en wat de afspraken zijn als zich een datalek bij de verwerker voordoet;
  • hoe wordt omgegaan met subverwerkers (verwerkers die de verwerker zelf inschakelt);
  • de aansprakelijkheid;
  • wat er met de persoonsgegevens gebeurt als de verwerkersovereenkomst eindigt.

Er wordt in de praktijk vaak een standaardverwerkersovereenkomst aangeboden. Het is goed om hierbij nauwkeurig te kijken in hoeverre deze overeenkomst overeenkomt met een eventueel eigen format van de verwerkersovereenkomst. Op die manier kunnen eventuele verschillen worden besproken met de andere partij.

Tot slot

Naast het opstellen van de bovenstaande documenten is het ook van belang om de documenten actueel te houden. Uiteraard dient er ook overeenkomstig de opgestelde documenten te worden gehandeld. Op die manier zijn er al veel waarborgen omtrent de privacy in uw mondzorgorganisatie ingebouwd.

Door:
mr. Demi van Rossenberg en mr. Silke van Dijk, Eldermans|Geerts
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen | Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht Berisping voor tandarts voor vernietigen patiëntendossier

Tuchtrecht: Berisping voor tandarts voor vernietigen patiëntendossier

Een patiënt was tot midden 2021 onder behandeling van een tandarts die per januari 2022 stopte met zijn praktijk. Zij diende een klacht in omdat de tandarts haar patiëntendossier vernietigde. Volgens het tuchtcollege heeft de tandarts niet voldaan aan de wettelijke bewaarplicht van twintig jaar en kreeg hiervoor een berisping.

Situatie

De klaagster was tot midden 2021 onder behandeling van de verweerder. De verweerder is per januari 2022 gestopt met zijn praktijk. Echter is de klaagster niet door de verweerder op de hoogte gesteld van de voorgenomen sluiting en heeft de verweerder de klaagster niet gevraagd aan wie het patiëntendossier kon worden overgedragen. Bij overstap van klaagster naar de volgende tandarts bleek dat het patiëntendossier was vernietigd. De klaagster is niet geïnformeerd over het vernietigen van haar dossier. De opvolgende tandarts van de klaagster heeft meer onderzoek moeten verrichten dan wanneer het patiëntendossier wel aanwezig zou zijn geweest.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend tegen de verweerder vanwege het feit dat hij niet juist gehandeld heeft door het patiëntendossier van de klaagster te vernietigen. De verweerder heeft niet op de klacht gereageerd.

Beoordeling

Het tuchtcollege gaat ervan uit dat de klaagster juist is en heeft geen aanleiding om te twijfelen aan juistheid. Het tuchtcollege stelt dus vast dat de verweerder het dossier heeft vernietigd en hiermee niet heeft voldaan aan de wettelijke bewaarplicht van twintig jaar.

Uitspraak

Het tuchtcollege acht de klacht gegrond en de verweerder krijgt een maatregel van berisping. Daarnaast zal de maatregel worden aangetekend in het BIG-register en openbaar worden gemaakt. De proceskostenvergoeding zal door de verweerder betaald moeten worden.

Bron:
Tuchtrecht overheid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht Waarschuwing voor tandarts vanwege onjuiste behandeling van wondje op tong leidend tot plaveiselcelcarcinoom

Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts vanwege onjuiste behandeling van wondje op tong leidend tot plaveiselcelcarcinoom

Een patiënt diende een klacht in tegen haar tandarts omdat deze 1. een wondje op haar tong niet had gezien, 2. geen vervolgafspraak plande en 3. niet dacht aan een tumor die verder onderzocht diende te worden. Het tuchtcollege acht de onderdelen 1 en 2 gegrond en geeft de tandarts een waarschuwing.

Situatie

Op 12 oktober 2022 heeft de klaagster telefonisch een afspraak gemaakt bij de tandarts in verband met een klacht waarbij de assistente in de agenda het volgende heeft genoteerd ‘’stukje afgebroken, scherp’’. Een dag later is de klaagster gezien door de tandarts waarbij in het dossier een consult; niet zijnde periodieke controle is gedeclareerd waarbij ‘’geen stukje afgebroken; scherp randje aan vulling 48. Gepolijst’’ genoteerd is. Er is geen vervolgafspraak gemaakt door de tandarts.

De klaagster had op 24 oktober 2022 een afspraak bij de mondhygiëniste, die de klaagster geadviseerd heeft nader onderzoek te laten uitvoeren aan het wondje op haar tong. Naar aanleiding hiervan is de klaagster naar de huisarts gegaan waarna ze is doorverwezen naar de KNO-arts.

Op 3 november 2022 heeft de KNO-arts een biopt van het wondje genomen en een week later heeft de klaagster te horen gekregen dat er op kanker lijkende cellen waren aangetroffen. Op 6 december 2022 is er vier centimeter tong van de klaagster verwijderd en bleek er sprake van plaveiselcelcarcinoom.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend tegen de tandarts vanwege het feit dat de tandarts het wondje op de tong niet heeft gezien en hier geen aandacht aan heeft besteed. Daarnaast heeft de tandarts geen vervolgafspraak ingepland om het wondje te monitoren. Als laatste verwijt de klaagster de tandarts vanwege het feit dat de tandarts niet heeft gedacht aan een tumor die nader onderzocht diende te worden.

De klaagster geeft aan dat ze zich gemeld heeft bij de tandarts vanwege het wondje op haar tong die mogelijk werd veroorzaakt door een afgebroken kies of een scherp randje. De tandarts heeft volgens de klaagster het wondje niet opgemeten en niet gevraagd naar de klachten en hoe lang het wondje al aanwezig was.

De tandarts heeft als reactie op de klacht aangegeven dat het consult was aangevraagd vanwege een scherp randje en afgebroken kies. De tandarts heeft dit verholpen en geeft aan dat ze daarnaast ook aandacht heeft besteed aan het wondje. Volgens de tandarts zag het eruit als een beschadiging als gevolg van een scherpe vulling. De tandarts heeft hierbij niet gedacht aan een mogelijke tumor, maar wel de klaagster geadviseerd een nieuwe afspraak te maken wanneer de klachten aan zouden blijven houden.

Beoordeling

In het dossier heeft de tandarts niets genoteerd over het wondje op de tong. Het tuchtcollege acht, ondanks het ontbreken van schriftelijke vastlegging in het dossier, wel dat de tandarts het wondje op de tong van de klaagster heeft gezien. Echter kan er niet worden vastgesteld wat de tandarts daadwerkelijk heeft gezien omdat er niks is vastgelegd en is het onmogelijk om te stellen wat de tandarts heeft gedaan. Op deze manier kan de situatie ook niet worden vergeleken met de eerdere situatie. Het tuchtcollege kan niet vaststellen dat de tandarts het wondje heeft onderzocht en heeft besproken met de klaagster en daarom wordt dit onderdeel als gegrond verklaard.

Volgens het tuchtcollege had de tandarts actief een vervolgafspraak moeten maken met de klaagster omdat er sprake was van een wondje in de mond. Omdat de tandarts dit niet heeft gedaan en ook het advies van de tandarts niet in het dossier is genoteerd verklaart het tuchtcollege dit klachtonderdeel als gegrond.

Volgens het tuchtcollege hoeft de tandarts bij een wondje op de tong niet meteen te denken aan een tumor bij het zien van een wondje op de tong en wordt dit klachtenonderdeel als ongegrond verklaart.

Uitspraak

Een berisping voor de tandarts zou op zijn plaats zijn gezien de aard en ernst van de klachtonderdelen die gegrond zijn verklaard. Echter tijdens het college is duidelijk geworden dat de tandarts heeft geleerd van de klacht en legt de tandarts de maatregel op van waarschuwing. De tandarts dient wel de proceskostenvergoeding van €1298,- te betalen.

Bron:
Tuchtrecht overheid

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht

Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts als gevolg van onjuist verzekeringsadvies

Een patiënt diende een klacht in tegen haar tandarts vanwege onjuist advies. Volgens de klaagster heeft de tandarts de feiten verdraaid en is de inhoud van de adviezen onjuist. Het tuchtcollege concludeert dat de adviezen onjuistheden bevatten en geeft de tandarts een waarschuwing.

Situatie

Op 8 oktober 2018 heeft de klaagster een afspraak gemaakt bij haar tandarts vanwege een afgebroken kies (element 15). De aanwezige amalgaamrestauratie is vervangen door een meervlakscomposietvulling en ook de palatinale knobbel is hersteld. In juli 2018 was een oneffenheid in het glazuur geconstateerd bij element 15.
Later werd duidelijk dat de behandeling op 8 oktober is uitgevoerd door een mondhygiënist zonder toezicht door of in opdracht van een tandarts. Hiervoor heeft de praktijkhoudster een berisping gekregen in februari 2021. De klaagster bleef pijnklachten houden rondom element 15. Het element is endodontisch behandeld in maart/april 2019. Echter in juli 2019 bezocht de klaagster de kaakchirurg in verband met aanhoudende pijn. In november 2020 is element 15 verwijderd en in mei 2021 is er een implantaat geplaatst. De klaagster heeft de praktijkhoudster aansprakelijk gesteld. De tandarts heeft in 2022 en 2023 verschillende adviezen uitgebracht op verzoek van de praktijkhoudster.

Klacht

De klacht houdt in dat de tandarts de verzekeraar onjuist heeft geadviseerd. Volgens de klaagster heeft de tandarts de feiten verdraaid en is de inhoud van de adviezen onjuist. Als reactie op de klacht heeft de tandarts het college verzocht om de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling

Het tuchtcollege heeft de adviezen beoordeeld en bekeken of de klacht ontvankelijk kan worden verklaard. Volgens het tuchtcollege is de klaagster ontvankelijk in haar klacht.
Daarnaast heeft het tuchtcollege beoordeeld of er sprake is van juiste advisering door de tandarts. In het eerste advies wordt gesproken over het vermoeden op een verticale wortelfractuur terwijl in het tweede advies vrijwel zeker sprake is van een verticale wortelfractuur. In het verweerschrift is vermeld dat er geen sprake was van een verticale breuk. Het tuchtcollege concludeert hieruit dat de adviezen onjuistheden bevatten.

Uitspraak

Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Volgens het tuchtcollege heeft de tandarts niet zorgvuldig en professioneel gehandeld en daarom wordt er een maatregel opgelegd van een waarschuwing.

Bron:
Tuchtrecht overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Wtza administratie

Wtza: verhoging grens interne toezichthouder verhoogd naar 50 zorgverleners

Minister Helder wil voorbereidingen treffen om het Uitvoeringsbesluit Wtza aan te passen. Hierbij wordt de omvangsgrens voor het hebben van intern toezicht verhoogd naar vijftig of meer zorgverleners voor instellingen die op dit moment verplicht zijn tot het hebben van intern toezicht vanaf 26 zorgverleners. De minister gaf in haar brief van 28 september 2023 aan een verkenning te zullen uitvoeren over de omvangsgrens van het intern toezicht en de uitvoeringspraktijk. In de brief van 20 juni  komt zij op haar verkenning terug.

Het besluit van minister Helder om de getalsgrens te verhogen van 25 naar 50 zorgverleners is met gejuich ontvangen in de eerstelijnssector.

Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter van NVM-mondhygiënisten: “Dit is een enorme opluchting voor alle eerstelijnszorgaanbieders. En een hele belangrijke stap in het verminderen én voorkomen van administratieve regeldruk voor zorgaanbieders. We zijn de minister dan ook zeer erkentelijk. Zeker omdat zij eerder al de pauzeknop indrukte voor de jaarverantwoording en onlangs vaart gezet heeft achter het instellen van een verlicht regime voor micro-aanbieders met betrekking tot de jaarverantwoording, thans aanhangig in de Eerste Kamer. Hierdoor hoeven deze aanbieders nog maar enkele vragen te beantwoorden in plaats van een hele lijst.”

Hans de Vries, KNMT-voorzitter: “Dit is enorm goed nieuws voor de eerstelijnszorgaanbieders en de hele zorg. Een betekenisvolle stap van de minister.”

Bronnen:
KNMT
NVM-mondhygiënisten
Eldermans | Geerts

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege orthodontische behandeling zonder resultaat

Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege orthodontische behandeling zonder resultaat

Een tandarts was niet bekwaam voor het uitvoeren van een orthodontische behandeling en dat leidde tot een behandeling met een onjuiste techniek en een onjuiste uitvoering, die veel te lang duurde. Deze klacht tegen een tandarts over een beugelbehandeling is door het Tuchtcollege grotendeels gegrond verklaard.

Situatie

Bij de klaagster is op 15 januari 2020 een beugel geplaatst door de voorganger van de tandarts. Wegens uitval door ziekte van een tandarts heeft de beklaagde tandarts in januari 2020 een orthodontische behandeling overgenomen. In juni 2020 heeft de beklaagde tandarts de klaagster voor het eerst gezien. In de periode daarna tot en met juni 2022 is de klaagster nog 22 keer in de praktijk van de beklaagde geweest voor een orthodontisch consult. De tandarts heeft de klaagster op 29 juni 2022 geadviseerd om toch naar een orthodontist over te stappen vanwege het feit dat de beklaagde de tanden niet getorqued kreeg. In september is het dossier van de klaagster overgedragen aan de orthodontist en heeft de zus van de klaagster bij de tandarts aangegeven dat de orthodontist had gezegd dat het qua beugelen niet in orde was.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend tegen de tandarts vanwege het feit dat de tandarts zich niet heeft gehouden aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Orthodontisten (NVvO) in het kader van diagnostiek, behandelplanning en dossiervoering. Daarnaast heeft klaagster een klacht ingediend omdat de behandeling bij de tandarts twee en een half jaar heeft geduurd en vrijwel geen resultaat heeft opgeleverd. Verder is er geen anamnese afgenomen en is het intra- en extra-oraal onderzoek niet geregistreerd. De wens van de klaagster was om de tanden naar achteren te verplaatsen en daar is niet aan voldaan. Daarnaast heeft de tandarts zelf ook aangegeven dat hij zich realiseert dat hij de behandeling van de klaagster eerder aan een orthodontist had moeten overdragen en dat zijn bevindingen tijdens het onderzoek niet goed en maar minimaal zijn genoteerd in het patiëntendossier.

Beoordeling

Het tuchtcollege heeft geoordeeld dat het klachtenonderdeel wat betreft diagnostiek gegrond is. Er is geen behandelplan aanwezig en de tandarts had de klaagster moeten informeren over de risico’s, mogelijkheden van de behandeling en eventuele alternatieven. Daarnaast had de tandarts een half jaar na de start van de behandeling nieuwe foto’s moeten maken om de wortellengte te beoordelen conform de richtlijn Orthodontische Radiologie. Verder had de tandarts moeten zorgen voor een compleet, helder en leesbaar patiëntendossier. Het dossier van de klaagster voldoet niet aan deze vereisten.

Het klachtenonderdeel over de uitvoering van de behandeling is deels gegrond volgens het tuchtcollege omdat de tandarts de orthodontische behandeling twee jaar heeft voortgezet zonder enig resultaat. Daarnaast heeft de tandarts ook niet kunnen uitleggen wat hij voor doel had met de gebruikte draden en heeft hij niet gecheckt of datgene wat zijn bedoeling was ook daadwerkelijk was gelukt. Het college concludeert dan ook dat de tandarts tekort is geschoten in de zorg voor de klaagster door haar een ongeschikte behandeling te geven die niet op een juiste manier is uitgevoerd. Er is gebleken dat de tandarts niet voldoende bekwaam was om deze orthodontische behandeling uit te voeren.

Uitspraak

Het tuchtcollege heeft aangegeven dat de tandarts niet bekwaam is geweest tot het uitvoeren van de orthodontische behandeling en dat dit heeft geleid tot een behandeling met onjuiste techniek en uitvoering. Het college legt de tandarts de maatregel op van berisping.

Bron:
Tuchtrecht overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

De IGJ vindt het belangrijk dat taakdelegatie in de mondzorg goed georganiseerd is. Zij let bij haar inspecties in het bijzonder op de vraag of sprake is van ‘behandelingen door een onbevoegd of onbekwaam behandelaar, al dan niet via taakdelegatie.’ Het is dus nog steeds belangrijk om goed op een rijtje te hebben wie binnen de praktijk bevoegd is welke handelingen uit te voeren. Over voorbehouden handelingen en bevoegdheidsvraagstukken bestaat, ter bescherming van de patiënt, zeer gedetailleerde wet- en regelgeving. De belangrijkste zaken op een rij.

Uit het nieuwe “Toetsingskader Taakdelegatie in de mondzorg” (hierna: het “Toetsingskader”) van de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (hierna: de “IGJ”), dat geldt sinds eind 2023, volgt waar de IGJ naar kijkt bij het uitvoeren van voorbehouden handelingen door niet-tandartsen in opdracht van een tandarts. De IGJ let in het bijzonder op de thema’s i) opdracht, ii) toestemming en iii) aanwijzingen, toezicht, tussenkomst en bekwaamheid. De IGJ toetst of taakdelegatie op de juiste wijze wordt uitgevoerd, hetgeen zij in eigen woorden als volgt toelicht:

“De inspectie gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vindt het vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg en transparantie noodzakelijk dat taakdelegatie op een juiste wijze is georganiseerd in de praktijk.” […] Vanwege de wettelijke rol die de inspectie heeft in het toezicht op kwaliteit en veiligheid binnen de mondzorg voert ze een projectmatig onderzoek uit naar het werken met taakdelegatie.”

Wet- en regelgeving voorbehouden handelingen

In de wet is vastgelegd dat bepaalde medische handelingen voorbehouden zijn aan specifieke (beschermde) beroepstitels. De genoemde voorbehouden handelingen zijn van zodanige aard, dat het als onveilig wordt geacht als deze worden uitgevoerd door onbevoegden. Denk hierbij aan het geven van een injectie of het toepassen van defibrillatie.

De regelgeving omtrent de voorbehouden handelingen is te vinden in de wet Beroepen op de Individuele Gezondheidszorg (hierna: de wet BIG). Op grond van artikel 36 van de wet BIG hebben ook tandartsen de zelfstandige bevoegdheid tot een aantal van die voorbehouden handelingen, te weten:

  • Het geven van injecties
  • Het onder narcose brengen
  • Het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling (mits wordt voldaan aan de Kernenergiewet).
  • Heelkundige handelingen
  • Het voorschrijven van UR (Uitsluitend op Recept) geneesmiddelen

NB: tandartsen zijn dus – logischerwijs – niet bevoegd tot het uitvoeren van de andere voorbehouden handelingen die genoemd worden in wet BIG, zoals bijvoorbeeld het verrichten van een katheterisatie.

Deze opsomming geeft de tandarts daarnaast niet de bevoegdheid de handelingen zonder meer uit te voeren, de voorwaarde is dat handeling valt binnen het domein van de tandheelkunde. Niet alle verrichtingen die binnen een tandartspraktijk plaatsvinden worden genoemd in artikel 36 wet BIG. Handelingen zoals het verwijderen van tandsteen, het reinigen van het tandvlees of het stellen van een diagnose staan niet opgesomd in dit artikel. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de tandarts deze niet mag uitvoeren, het betekent slechts dat niet alleen de tandarts gerechtigd is tot de uitvoering.

Taakdelegatie naar niet-tandartsen

Om meer aan te sluiten op de dagelijkse praktijk, is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan dat anderen, bijvoorbeeld tandartsassistenten, de voorbehouden handelingen uitvoeren in opdracht van de tandarts. De wet en de IGJ stellen bepaalde voorwaarden aan deze zogenoemde “opdrachtrelatie”.

Wij sommen een aantal belangrijke aspecten op:

  • De zelfstandig bevoegde opdrachtgever, in dit geval de tandarts, geeft de opdracht. Belangrijk is dat de opdracht per patiënt wordt gegeven, inclusief eventuele instructies. De uitvoering van de opdracht moet door de tandarts worden geëvalueerd.
  • De tandarts dient zich ervan te overtuigen dat de opdrachtnemer bekwaam genoeg is de handeling uit te voeren. Deze bekwaamheid zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit een diploma of certificaat. Enkel een verwijzing naar een interne instructie of werkervaring volstaat daarbij niet. De IGJ stelt dat er bij een interne opleiding tenminste toezicht door professionals uit het opleidingscircuit moet zijn geweest.
  • Andersom wordt ook van de opdrachtnemer verwacht dat hij binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen blijft. Hij moet zichzelf in staat achten de opdracht tot een goed einde te brengen.
  • De tandarts moet, indien nodig, aanwijzingen geven over het verrichten van de voorbehouden handeling en de opdrachtnemer moet handelen conform die aanwijzingen. De tandarts dient het toezicht op het verrichten van de voorbehouden handeling(en) door opdrachtnemer voldoende te verzekeren. Of dit altijd een fysieke nabijheid – de tandarts bevindt zich in de praktijk – vereist, is niet in de wet uitgewerkt. Dit volgt wel uit het Toetsingskader: daarin is opgenomen dat de tandarts fysiek in de praktijk aanwezig moet zijn voor overleg, advies en de mogelijkheid van tussenkomst. De IGJ merkt daarin expliciet op dat telefonische bereikbaarheid, of bereikbaarheid anderszins op afstand, onvoldoende is. Met dit toetsingscriterium bevestigt de IGJ de tuchtjurisprudentie die al gold op dit punt en wordt de onduidelijkheid die gold ten aanzien van de vraag of fysieke aanwezigheid vereist is, weggenomen.
  • De patiënt moet ervan op de hoogte zijn dat diegene die hem helpt niet zelfstandig bevoegd is. De patiënt moet toestemming geven voor het uitvoeren van de handeling door de niet-zelfstandig bevoegde. Daarnaast moet deze toestemming vastgelegd worden in het patiëntendossier. Ook de geleverde prestatie (inclusief datum en code) en de zorgverlener die de prestatie heeft uitgevoerd moeten opgenomen zijn in het patiëntendossier.
  • Het is niet toegestaan invasieve cosmetische mondzorgbehandelingen te delegeren naar zorgverleners die geen tandarts zijn.
  • De opdrachtbeschrijving moet schriftelijk vastgelegd worden in een protocol taakdelegatie dat aanwezig moet zijn in de praktijk.  

Handhaving en sancties

Wanneer de IGJ – bijvoorbeeld in het kader van de door haar uitgevoerde controles – vaststelt dat de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering in opdracht niet (voldoende) in acht zijn genomen, kan dit leiden tot het opdragen van verbetermaatregelen. Ook heeft de IGJ de bevoegdheid over te gaan tot bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een boete, een aanwijzing of een bevel. In bepaalde gevallen kan de IGJ ook een tuchtprocedure initiëren. Kortom: maatregelen die u of uw praktijk behoorlijk kunnen schaden.

Om dergelijke maatregelen te voorkomen is het raadzaam de taakdelegatie binnen uw praktijk onder de loep te nemen. Dat geldt eens te meer gelet op de regels voor IGJ, waardoor IGJ sneller en meer informatie zal moeten publiceren over door haar uitgevoerde controles.

Door: Vivian Slotboom en Daniël Post – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

 

Lees meer over: Ondernemen, Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege niet op tijd opmerken van parodontitis

Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege niet op tijd opmerken van parodontitis

Volgens de patiënt heeft de tandarts onzorgvuldig gehandeld omdat zij jarenlang periodieke controles heeft uitgevoerd waarbij er nooit bijzonderheden waren, terwijl er later wel parodontitis werd vastgesteld. Het Tuchtcollege acht de klacht gegrond en geeft de tandarts een waarschuwing.

Situatie

De klaagster heeft een klacht ingediend tegen de tandarts vanwege het feit dat de tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld volgens haar. De klaagster is al jarenlang patiënt bij de tandartsenpraktijk en sinds 2014 twee keer per jaar bij de tandarts geweest voor een preventief periodiek mondonderzoek. In 2021 is parodontitis vastgesteld bij de klaagster en zij verwijt de tandarts voor het ontstaan van deze ernstige vorm van tandvleesontsteking omdat de tandarts de periodieke controles volgens de klaagster niet goed heeft uitgevoerd.

Klacht

Volgens de klaagster zijn er jarenlang controles uitgevoerd waarbij er nooit bijzonderheden waren, terwijl later bij de klaagster parodontitis is vastgesteld. De klaagster heeft daarom een klacht ingediend. Parodontitis ontstaat namelijk gedurende een langere tijd en daarom had de tandarts eerder moeten opmerken dat het niet in orde was volgens de klaagster. De tandarts heeft het tuchtcollege verzocht om de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling

Het tuchtcollege heeft de klacht als gegrond verklaard. In het patiëntendossier zijn op meerdere momenten, waaronder ook al in 2016, DPSI/PPS scores ingevuld van 3-. Er zijn dus pockets van 4 of 5 mm gevonden in de mond van de klaagster. Uit het dossier blijkt dat de tandarts de klaagster heeft verwezen naar de mondhygiënist en dat er op 18 maart 2016 een gebitsreiniging is uitgevoerd door de mondhygiënist. Echter geeft de klaagster aan dat zij nog nooit is doorverwezen naar een mondhygiënist. In 2017 is er nog meerdere malen een DPSI-score van 3- genoteerd waarbij geen actie is ondernomen door de tandarts. Vanaf 7 september 2017 tot 19 juli 2021 is er geen DPSI of PPS-score ingevuld tijdens de periodieke mondonderzoeken. De tandarts heeft aangegeven dat zij altijd sondeert tijdens de periodieke preventieve controles, maar bij de klaagster geen bijzonderheden heeft opgemerkt. Op 19 juli is de klaagster met een klacht naar de praktijk gekomen en heeft de tandarts een pocket van 7 mm gevonden. De tandarts heeft de klaagster doorgestuurd naar de mondhygiënist en later naar de parodontoloog. De parodontoloog heeft echter bij meerdere elementen verdiepte pockets gevonden. Volgens het tuchtcollege had de tandarts de verdiepte pockets moeten opmerken en in overleg met de klaagster nader onderzoek of een behandeling moeten instellen.

Uitspraak

Het tuchtcollege verwijt de tandarts dat de pockets niet eerder zijn opgemerkt en verklaart de klacht als gegrond. Het college heeft de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Tandarts tijdelijk geschorst vanwege ongebruikelijke manier van uitgevoerde extractie

Tuchtrecht: Tandarts tijdelijk geschorst vanwege ongebruikelijke manier van uitgevoerde extractie

Een tandarts heeft een verstandskies getrokken zonder de patiënt vooraf op de risico’s te wijzen. Ook als in het dossier staat dat patiënt geïnformeerd is, moet een behandelaar verifiëren of dat juist is en de patiënt alles heeft begrepen. De extractie is verder ondeugdelijk uitgevoerd met een ongebruikelijke techniek. De klacht wordt grotendeels gegrond verklaard door het Tuchtcollege.

Situatie

Op 23 januari 2018 is de klager bij de behandelend tandarts geweest voor een periodieke controle en gebitsreiniging. Tijdens deze controle is een kaakoverzichtsfoto (OPT) gemaakt. De klager kreeg het advies om de verstandskies linksonder te verwijderen. Op 7 februari 2018 heeft de tandarts bij de klager element 38 geëxtraheerd. Op 9 februari is de klager door een collega tandarts gezien vanwege een heftige zwelling met blauwe plek waarvoor de klager een antibioticakuur heeft gekregen. Op 13 februari is de klager opnieuw in de praktijk gezien vanwege aanhoudende pijn en werd er een nieuwe OPT gemaakt. Op deze OPT was te zien dat er een gedeelte van de kroon was achtergebleven. De klager is doorgestuurd naar de kaakchirurg die het restant chirurgisch heeft verwijderd. De kaakchirurg heeft daarbij ook genoteerd dat de tandarts zelf een horizontaal geïmpacteerde 38 heeft proberen te verwijderen waarbij een deel van de kroon is achtergebleven en dat de patiënt last had van verlies van gevoel van de onderlip door zenuwschade. De klager heeft een klacht ingediend vanwege het feit dat de risico’s van de extractie niet zijn benoemd en de extractie op een ongebruikelijke wijze is uitgevoerd. De tandarts heeft aangegeven dat hij ervan ondersteld was dat de klager bij het consult was geïnformeerd over de risico’s. Daarnaast geeft de tandarts aan dat hij en de ervaren assistente geen restant hebben gezien die er toch bleek te zitten.

Klacht

Volgens de klager heeft de tandarts een verstandskies getrokken zonder daarbij de risico’s te benoemen. Ondanks dat er in het dossier staat dat de patiënt geïnformeerd is, is het ook belangrijk dat de behandelaar verifieert of de patiënt alle informatie begrepen heeft. De klager verwijt de tandarts dat hij geen contact heeft opgenomen met de belangenbehartiger van de klager. Daarnaast heeft de tandarts de extractie op een ongebruikelijke manier uitgevoerd waarbij een groot stuk van de kroon is blijven zitten met zenuwschade als gevolg. Daarnaast heeft de tandarts geen actie ondernomen nadat het element niet in zijn geheel verwijderd was waardoor er een kaakontsteking is ontstaan.

Beoordeling

Het tuchtcollege heeft het klachtenonderdeel over het feit dat de patiënt niet geïnformeerd was over de risico’s als gegrond verklaard omdat de tandarts er niet zomaar vanuit mag gaan dat de klager al was geïnformeerd over de aard en risico’s van de behandeling. In het dossier is ook niets vermeld over de besproken risico’s of mogelijke alternatieven. Het is onduidelijk te achterhalen waarom de tandarts het bericht van de aansprakelijkheidsverzekeraar niet heeft gezien en de tandarts geen contact heeft opgenomen met de belangenbehartiger, dit onderdeel wordt als ongegrond verklaard.
Het feit dat de tandarts de extractie op een ongebruikelijke manier heeft uitgevoerd wordt als gegrond verklaard. Op de OPT is zichtbaar dat de wortels van element 38 een nauwe relatie hebben met het canalis mandibularis. De tandarts was volgens het tuchtcollege niet voldoende bekwaam en had de patiënt naar de kaakchirurg moeten verwijzen. Het tuchtcollege acht het onderdeel over het niet adequaat reageren op het restant van de 38 ongegrond omdat de tandarts niet betrokken is geweest bij de behandelingen van de klager na 7 februari 2018.

Uitspraak

Het tuchtcollege legt de tandarts een maatregelen op van een schorsing van acht weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de tandarts de gemaakte kosten in de procedure €1118,- aan de klager betalen.

Bron:
Tuchtrecht overheid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Medische hulpmiddelen en gunstbetoon in de mondzorgsector

Medische hulpmiddelen en gunstbetoon in de mondzorgsector

Begin 2024 maakte de IGJ bekend dat zowel leveranciers van medische hulpmiddelen als zorgprofessionals zich niet altijd houden aan de regels over ‘gunstbetoon’. Om die reden heeft de IGJ, naar aanleiding van inspectiebezoeken, waarschuwingen en boetes opgelegd aan zowel leveranciers als zorgprofessionals. Ook in de mondzorg gelden deze regels over gunstbetoon.

Wat is gunstbetoon?

Kort en goed samengevat wordt met het verbod op gunstbetoon geregeld dat in principe geen geld, diensten of goederen mogen worden aangeboden en ontvangen met het doel om het gebruik van een geneesmiddel of de verkoop van een medisch hulpmiddel te bevorderen.

In 2022 heeft de minister van VWS een nieuwe beleidsregel gepubliceerd met betrekking tot het verbod op gunstbetoon. De beleidsregel geeft nadere invulling aan de bepalingen over gunstbetoon in de Wet medische hulpmiddelen (“de Wmh”) en de Geneesmiddelenwet (“de Gnw”) die een verbod stellen op gunstbetoon. Het verbod geldt voor alle partijen die een commercieel belang hebben bij de toepassing van een medisch hulpmiddel of geneesmiddel, zoals leveranciers en fabrikanten. Het verbod geldt daarnaast voor de ontvangers: dat kan iedereen zijn die beroepsmatig invloed heeft op de keuze voor een medisch hulpmiddel, zoals bijvoorbeeld zorgaanbieders. Het verbod op gunstbetoon werkt twee kanten op: enerzijds mag de gever het geld of goed niet geven, anderzijds mag de ontvanger dit niet aannemen.

In de mondzorg komen mondzorgverleners regelmatig in aanraking met hulpmiddelen en geneesmiddelen: van implantaten en vulmaterialen tot antibiotica en pijnmedicatie.

Zijn er uitzonderingen?

Het uitgangspunt is dat gunstbetoon verboden is. Hierop zijn wettelijke uitzonderingen geformuleerd. Zo:

  • is de vergoeding van deelnamekosten aan bijeenkomsten toegestaan, zolang deze kosten strikt noodzakelijk zijn,
  • is gunstbetoon in de vorm van dienstverlening toegestaan, indien de vergoeding redelijk in verhouding staat tot de diensten en een en ander schriftelijk wordt vastgelegd. Daarnaast moet het relevant zijn voor de leverancier of beroepsuitoefening,
  • zijn geschenken van geringe waarde die relevant zijn voor de beroepsuitoefening toegestaan, bijvoorbeeld medische boeken als geschenk. Een boek is meestal van geringe waarde en relevant voor de beroepsuitoefening. Het uitgangspunt hierbij is maximaal €50 per keer en maximaal €150 per jaar,
  • zijn kortingen en bonussen bij inkoop van medische hulpmiddelen onder voorwaarden toegestaan. Kortingen en bonussen zijn niet ongebruikelijk bij de inkoop van deze genees- en hulpmiddelen.

Controle door IGJ (ook binnen de mondzorg)

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: “de IGJ”) controleert of het verbod wordt nageleefd en heeft op grond van de wet de bevoegdheid bestuursrechtelijke maatregelen (denk aan een waarschuwing of een aanwijzing of een boete) op te leggen indien dat niet het geval blijkt te zijn. Recent heeft de IGJ diverse inspecties uitgevoerd bij 9 leveranciers van medische hulpmiddelen, waaronder ook een leverancier voor tandheelkunde, waarbij onder meer is gebleken dat een aantal leveranciers de regels onvoldoende nakwamen. De IGJ heeft om die reden handhavend opgetreden.

De bevindingen van dit onderzoek zien voornamelijk op de verplichte dienstverleningsovereenkomsten (hierna: ‘DVO’). Volgens de IGJ bleek een DVO in bepaalde gevallen te ontbreken of bleek de inhoud ervan onvolledig. Zo constateerde de IGJ dat wanneer een DVO wél was gesloten, deze niet altijd alle verplichte onderdelen bevatte zoals de aard, duur, omvang van de dienst, het te bereiken resultaat, het doel en welk deel van de betaling als vergoeding voor de dienst fungeerde en welk deel als onkostenvergoeding werd beschouwd. Daarnaast werden in een aantal onderzochte DVO’s de gedane betalingen niet altijd gespecificeerd. Een andere belangrijke conclusie van de IGJ is dat niet alle leveranciers en zorgprofessionals zich in de DVO’s houden aan de maximum uurtarieven die gelden voor de verschillende soorten zorgprofessionals (op grond van de Gedragscode Medische Hulpmiddelen).

De IGJ heeft reeds aangegeven het toezicht de komende periode uit te zullen breiden. Voor zorgprofessionals of zorginstellingen zal de focus met name liggen op ontvangen betalingen door leveranciers, net als op de onderliggende documenten.

Waar kunt u opletten?

Nu uit het recente onderzoek van de IGJ blijkt dat de regels ten aanzien van gunstbetoon onvoldoende werden nageleefd én de IGJ om die reden heeft aangegeven nader onderzoek te zullen uitvoeren en in dat kader bestuursrechtelijke maatregelen kan opleggen, is het verstandig de werkwijze omtrent gunstbetoon in uw praktijk nog eens onder de loep te houden.

Maximale bedragen

Daarbij is het allereerst verstandig om te kijken of uw organisatie voldoet aan de ‘uitzonderingen’ (zoals de uitzonderingen die hierboven zijn weergegeven) indien sprake is van gunstbetoon. Denk aan de maximale bedragen voor het aannemen van geschenken.

Bonussen en kortingen

Bij bonussen en kortingen in het kader van de inkoop van medische hulpmiddelen – die in principe zijn toegestaan – geldt dat het verstandig is na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden voor het aannemen van deze bonussen en kortingen. Zo moeten deze bonussen en kortingen uitdrukkelijk schriftelijk tot uitdrukking worden gebracht en moeten de bonussen en kortingen worden verrekend met de (rechts)personen die rechtstreeks partij zijn bij de handelstransactie.

Cursussen en congressen

Daarnaast valt te denken aan een controle op de voorwaarden voor het op kosten van een leverancier van hupmiddelen deelnemen aan cursussen of congressen; dat kan alleen indien de kostenvergoeding puur ziet op de gemaakte kosten om aan het congres deel te nemen en indien het programma ook inhoudelijk aan bepaalde voorwaarden voldoet.

DVO

De mondzorgverlener die diensten verricht voor een leverancier van medische hulpmiddelen, doet er daarnaast verstandig aan om te controleren of een DVO gesloten is en zo ja, of die aan de voorwaarden voldoet. Uit de informatie van de IGJ volgt dat de DVO in de onderzoeken van de IGJ een voornaam punt van aandacht zijn en dat de IGJ daar met nadruk op let.

Door:
mr. Chara van Noort – advocaat, zorgmakelaar en juridisch adviseur bij Eldermans|Geerts

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht Klacht tegen collega tandarts leidt tot berisping

Tuchtrecht: Klacht tegen collega tandarts leidt tot berisping

De klager is zelf tandarts en heeft een klacht ingediend tegen een collega tandarts in dezelfde plaats waarmee de verhouding al jaren verstoord is. De klager geeft aan dat de tandarts zich niet collegiaal gedraagt door medische dossiers van overgestapte patiënten niet te verstrekken en patiënten aanmoedigt en financieel steunt om klachten in te dienen tegen een collega tandarts waar de verweerder een conflict mee heeft.

Volgens de klager is dit in strijd met een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Er zijn tuchtklachten ingediend door acht patiënten die eerder door de klager zijn behandeld.

Klacht

De klager heeft een klacht ingediend tegen de verweerder vanwege het feit dat de verweerder oncollegiaal heeft gehandeld door patiënten aan te moedigen om klachten in te dienen tegen de klager. Daarnaast heeft de verweerder namen van voormalige patiënten gebruikt om brieven op te stellen, ondertekenen en versturen aan de praktijk van de klager waarin wordt gevraagd om medische gegevens van het elektronische dossier te sturen. Verder heeft de verweerder medische dossiers van patiënten die naar de klager zijn overgestapt niet verstrekt. De verweerder heeft het tuchtcollege verzocht om de klacht niet inhoudelijk te behandelen en wanneer de klacht wel wordt beoordeeld heeft de verweerder het college verzocht om de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling

Het tuchtcollege geeft aan dat het medisch tuchtrecht het doel heeft om de kwaliteit van de patiëntenzorg te bevorderen en niet bedoeld is om een oordeel te geven over een verstoorde houding tussen zorgverleners onderling. Volgens het tuchtcollege heeft de verweerder patiënten aangemoedigd om tuchtklachten tegen de klager in te dienen waarbij de verweerder de advocaatkosten ook voor eigen rekening neemt. Het tuchtcollege heeft geoordeeld dat dit niet professioneel is en strijd met de vastgelegde gedragsregels voor tandartsen verklaard dit klachtenonderdeel als gegrond. Er is niet voldoende informatie om te onderbouwen dat de vervalste reviews in opdracht van de verweerder op social media heeft geplaatst. Het tweede klachtenonderdeel houdt in dat de verweerder brieven opstelt in naam van voormalig patiënten en dat praktijkmedewerkers deze brieven hebben ondertekend.

Echter geeft de verweerder aan dat deze brieven zijn opgesteld en ook door de betrokken patiënten zelf zijn ondertekend. Dit klachtenonderdeel is ongegrond omdat er onvoldoende informatie is over het feit dat handtekeningen vervalst zijn of niet. Het derde klachtenonderdeel houdt in dat de verweerder de patiëntendossiers van de patiënten die zijn overgestapt naar de klager niet heeft verstrekt. Het is echter niet mogelijk om vast te stellen of de patiënten zelf een verzoek hebben gedaan om het dossier niet door te sturen of dat de verweerder het dossier niet op tijd of niet volledig heeft afgegeven. Dit klachtenonderdeel is daarom ook ongegrond.

Uitspraak

Het eerste klachtenonderdeel is gegrond en de andere twee klachtenonderdelen zijn ongegrond. Het tuchtcollege legt een berisping op omdat de verweerder op meerdere momenten had moeten beseffen dat zijn handelen niet past binnen de patiëntenzorg

 

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

 

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege verwijderen van element die vastzat aan brug

Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege verwijderen van element die vastzat aan brug

De klager was sinds 2010 patiënt bij de praktijk van de beklaagde. Op 1 maart 2020 was de klager voor het laatst op controle geweest bij een collega tandarts. Tijdens deze controle is een solo gemaakt en aan de hand daarvan is in het patiëntendossier genoteerd dat de 27 verloren is en doorgeslepen moest worden om te verwijderen.

Op 23 mei 2023 was de klager bij de tandarts gekomen om de 27 te extraheren. Voorafgaand aan de behandeling werd een röntgenfoto gemaakt. Tijdens het trekken van de kies brak er een stukje van de 27 en van de 26 af. Na het bekijken van de patiëntkaart kwam de tandarts erachter dat de 27 onderdeel was van een brug waarna de tandarts de 27 heeft los geslepen van de brug waarbij er nog een stukje van de 26 af brak. Tijdens de behandeling brak er ook een stukje van de 21 af en de tandarts heeft dit tijdelijk en kosteloos hersteld met composiet. Ongeveer een uur na de behandeling kwam er nog een stukje los van element 25. Na de behandeling heeft de tandarts een orthopantomogram (OPT) gemaakt en de klager aangeboden om de 21, 25 en 26 te behandelen. Uit coulance zouden dan voor de 21 alleen de techniekkosten in rekening worden gebracht. De totale kosten zouden dan ongeveer €800 zijn voor de klager. De klager heeft een second opinion aangevraagd bij tandarts D, waaruit is gebleken dat er een nieuwe brug gemaakt moet worden waarvan de kosten € 5.200 zouden zijn. De klager heeft daarbij aan de beklaagde tandarts gevraagd om de helft te vergoeden, echter heeft de tandarts dit geweigerd.

Situatie

De klager was sinds 2010 patiënt bij de praktijk van de beklaagde. Op 1 maart 2020 was de klager voor het laatst op controle geweest bij een collega tandarts. Tijdens deze controle is een solo gemaakt en aan de hand daarvan is in het patiëntendossier genoteerd dat de 27 verloren is en doorgeslepen moest worden om te verwijderen. Op 23 mei 2023 was de klager bij de tandarts gekomen om de 27 te extraheren. Voorafgaand aan de behandeling werd een röntgenfoto gemaakt. Tijdens het trekken van de kies brak er een stukje van de 27 en van de 26 af. Na het bekijken van de patiëntkaart kwam de tandarts erachter dat de 27 onderdeel is van een brug waarna de tandarts de 27 heeft los geslepen van de brug waarbij er nog een stukje van de 26 af brak.

Tijdens de behandeling brak er ook een stukje van de 21 af en de tandarts heeft dit tijdelijk en kosteloos hersteld met composiet. Ongeveer een uur na de behandeling kwam er nog een stukje los van element 25. Na de behandeling heeft de tandarts een orthopantomogram (OPT) gemaakt en de klager aangeboden om de 21, 25 en 26 te behandelen. Uit coulance zouden dan voor de 21 alleen de techniekkosten in rekening worden gebracht. De totale kosten zouden dan ongeveer €800 zijn voor de klager. De klager heeft een second opinion aangevraagd bij tandarts D, waaruit is gebleken dat er een nieuwe brug gemaakt moet worden waarvan de kosten € 5.200 zouden zijn. De klager heeft daarbij aan de beklaagde tandarts gevraagd om de helft te vergoeden, echter heeft de tandarts dit geweigerd.

Klacht

De klager diende een klacht in tegen de tandarts vanwege het feit dat de tandarts niet heeft gezien dat de kies in bovenkaak die geëxtraheerd moest worden, vastzat aan een brug en daardoor tijdens de behandeling schade heeft aangericht aan twee andere kiezen en een voortand.

De tandarts heeft de klager voor de behandeling niet geïnformeerd over de risico’s op beschadiging van andere kiezen. Daarnaast vindt de klager dat de beklaagde tandarts onvoldoende compensatie heeft aangeboden voor de herstelbehandeling.

Standpunt tandarts

De tandarts heeft aangegeven dat hij pas in tweede instantie heeft gezien dat element 27 vastzat aan een brug omdat hij een dergelijke brugconstructie nog nooit eerder had gezien. Daarnaast geeft de tandarts aan dat element 21 endodontisch is behandeld en dat de brug daarom vermoedelijk verzwakt is ter plaatse van dit element waardoor er een stukje is afgebroken. Bij element 25 en 26 is cariës aanwezig. Omdat er ook andere problemen in de mond zijn en de klager al een lange tijd niet bij de tandarts is geweest is de beklaagde tandarts niet bereid om de herstelbehandeling van de elementen uit coulance uit te voeren. De tandarts geeft aan dat hij van tevoren niet goed heeft gekeken naar de brugconstructie en dat hij zich wel heeft ingelezen in de patiënt maar het dossier niet helemaal heeft gelezen tot en met 2020.

Beoordeling

Het klachtenonderdeel gaat over het feit dat de tandarts niet heeft gezien dat element 27 vastzat aan andere kiezen door middel van een brug. Het tuchtcollege heeft geoordeeld dat de tandarts niet zorgvuldig heeft gehandeld door vooraf niet voldoende kennis te hebben verkregen over de situatie van de patiënt. Het tuchtcollege oordeelt dat de tandarts niet bekwaam heeft gehandeld en daarmee is het klachtenonderdeel gegrond.

Het tweede klachtenonderdeel betreft het feit dat de tandarts onvoldoende compensatie heeft geboden voor de veroorzaakte schade in de mond. De tuchtrechter kan hier echter niet over oordelen en geeft aan dat dit voorbehouden is aan de civiele rechter. Dit klachtenonderdeel is daarmee ongegrond.

Uitspraak

Het tuchtcollege legt de lichtste maatregel, een waarschuwing, op vanwege het feit dat de tandarts niet goed voorbereid was op de extractie van element 27 en daardoor onzorgvuldig heeft gehandeld.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Onbekend maar niet onbemind: de GOMA 2022

Onbekend maar niet onbemind: de GOMA 2022

De afwikkeling van klachten en schadeclaims binnen de medische aansprakelijkheid is een vreemde eend in de bijt. Daarom kwam in 2010 de eerste versie van de Gedragscode ‘Openheid Medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid’, afgekort en ook wel bekend als ‘GOMA’, tot stand. Op 1 maart 2023 is de hernieuwde GOMA (GOMA 2022) in werking getreden. Deze geeft aanbevelingen over de fase voorafgaand aan de klacht of aansprakelijkstelling, en over de afwikkeling hiervan.

De GOMA lijkt voor veel zorgaanbieders nog onbekend terrein te zijn. Waarschijnlijk heeft dit ermee te maken dat de GOMA in eerste instantie toegespitst was op ziekenhuizen en hun aansprakelijkheidsverzekeraars. De ‘nieuwe’ GOMA richt zich echter op alle zorgaanbieders en zorgverleners die te maken hebben met incidenten, waaronder zorgverleners in de mondzorg. Reden genoeg om in dit artikel stil te staan bij de GOMA.

Wat staat erin?

Hoe gaan partijen met elkaar om?

In de GOMA wordt allereerst aandacht besteed aan de manier waarop partijen met elkaar dienen om te gaan, namelijk respectvol, open en coöperatief. Dit heeft geleid tot de aanbeveling dat zorgaanbieders begeleiding en ondersteuning aan de cliënt dienen te bieden, bijvoorbeeld het inschakelen van een klachtenfunctionaris. Ook wordt aanbevolen een overzicht van relevante feiten en omstandigheden aan de cliënt aan te bieden. Interessant is verder aanbeveling 5 van de GOMA waar aandacht wordt besteed aan de grote impact die incidenten en (tucht)klachten op zorgverleners kan hebben. Van zorgaanbieders wordt dus verwacht ook begeleiding en ondersteuning te bieden aan de zorgverlener.

Hoe ga je om met incidenten?

Vervolgens wordt ingegaan op de manier waarop moet worden omgegaan met (mogelijke) incidenten. Denk dan aan het melden van incidenten binnen de zorgorganisatie en het onderzoeken van die incidenten. Maar ook het melden van incidenten aan de cliënt zelf en de wijze waarop een eventueel calamiteitenonderzoek dient plaats te vinden en eventueel kan worden besproken. Deze aanbevelingen zijn ook vergelijkbaar met de verplichtingen vanuit de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (hierna te noemen: ‘Wkkgz’).

Bovendien is interessant dat wordt aangehaald dat de zorgaanbieder, als een calamiteitenonderzoek heeft plaatsgevonden, de cliënt dient aan te bieden het calamiteitenrapport samen te bespreken. Aan de cliënt dient desgewenst een schriftelijke samenvatting van of zelfs het gehele rapport te worden verstrekt. Dit is echter geen verplichting op grond van de Wkkgz of de KNMG-Richtlijn Omgaan met medische gegevens. Een cliënt heeft weliswaar recht op het verkrijgen van bepaalde informatie over een incident, maar het gaat dan enkel om de aard en toedracht van het incident en uitsluitend als is komen vast te staan dat sprake is geweest van een incident.

Belangrijk op dit punt is ook dat in de rechtspraak is bepaald dat het calamiteitenonderzoek behoort tot het interne register van de zorgaanbieder en dus niet hoeft te worden gedeeld met de cliënt. Overigens werd door de tuchtrechter hierover anders beslist. Op dit punt bestaan er dus verschillende opvattingen. Vooralsnog lijkt echter niet wettelijk te zijn vastgelegd dat (een samenvatting van) het calamiteitenrapport verstrekt hoeft te worden. In sommige gevallen kan het verstrekken van het rapport echter wel verzachtend werken, maar het is dan wel raadzaam om dit af te stemmen met de medewerkers die in het rapport worden genoemd of te herleiden zijn en de andere risico’s van verstrekking af te wegen.

Mag je excuses aanbieden?

Verder is er veel te doen geweest om het bieden van erkenning van het leed aan cliënten en hun naasten. Zorgverleners hebben vaak het idee dat zij geen excuses mogen aanbieden, omdat dan zou worden erkend dat zij een fout zouden hebben gemaakt. Dit is echter niet het geval; het aanbieden van excuses of het tonen van medeleven over iets dat is mis gegaan betekent niet dat wordt erkend dat er ook iets fout is gedaan. Vaak kan juist veel ellende voorkomen worden door het tonen van erkenning en medeleven.

Hoe ga je om met verzoeken tot financiële compensatie?

Tot slot wordt in de GOMA ingegaan op de afhandeling van verzoeken tot financiële compensatie. In de praktijk worden dergelijke verzoeken vaak door de aansprakelijkheidsverzekeraar van de betreffende zorgaanbieder afgehandeld. Deze aanbevelingen lijken dan ook minder relevant voor de zorgaanbieder en zorgverlener zelf, maar dat is niet zo. Uit de rechtspraak volgt namelijk dat een zorgverlener er op toe moet zien dat een schadeclaim door de aansprakelijkheidsverzekeraar binnen redelijke termijn wordt afgehandeld en dat de zorgverlener correct en zorgvuldig omgaat met claims en klachten die worden ingediend door cliënten.

Gebondenheid aan en naleving van de GOMA

De GOMA geeft dus handvatten en uitleg over de manier waarop kan worden omgegaan met (mogelijke) incidenten en de manier waarop gevolg kan worden gegeven aan de verplichtingen die volgen uit de verschillende wetten. Goed om op te merken is dat de GOMA aanbevelingen geeft en geen wet is. De vraag is dan ook in hoeverre van zorgaanbieders en -verleners verlangd kan worden dat zij de GOMA naleven en of zij er ook op afgerekend kunnen worden als zij dat niet doen.

Uit de tuchtrechtspraak volgt dat het belang van de uitgangspunten in de GOMA voorop worden gesteld. Ook zien wij dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een klacht bij de tuchtrechter kan baseren op de uitgangspunten van de GOMA, hetgeen de tuchtrechter ook onderschreef.

Daarnaast wordt de GOMA ook door de civiele rechter aangehaald: “De GOMA is een gedragscode, bij uitstek een codificatie van volgens de branche behoorlijk, met de eisen van redelijkheid en billijkheid overeenstemmend handelen. Relevant is bovendien dat deze code dezelfde doelstelling heeft als een procedure als de onderhavige, namelijk het bevorderen van goede afwikkeling van letselschade buiten rechte. Bij de beoordeling komt daarom aanzienlijk gewicht toe aan de normen die in de GOMA zijn vervat […].”

Kortom, hoewel de GOMA geen wet is, wordt er door meerdere partijen, te weten tuchtrechters, civiele rechters en de IGJ, wel waarde gehecht aan het handelen in lijn met de aanbevelingen uit de GOMA.

Tot slot

De hernieuwde GOMA richt zich op alle zorgaanbieders en zorgverleners die te maken hebben met incidenten en niet meer alleen op ziekenhuizen. Bovendien wordt er veel waarde gehecht aan het handelen in lijn met de aanbevelingen uit de GOMA. Het kan dus raadzaam zijn de (interne) procedure van klachten en claims naast de GOMA te houden.

Door:
Mr. Joekie van Gogh, advocaat gezondheidsrecht bij Eldermans|Geerts Advocaten.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege eindigen behandelrelatie

Tuchtrecht: Klacht tegen tandarts vanwege eindigen behandelrelatie

Na twee jaar afwezigheid bezocht de patiënt de praktijk. Bij dit consult werden verschillende vervolgafspraken gemaakt. Na een wortelkanaalbehandeling hield de klaagster pijn en kwam terug in de praktijk, echter mocht de tandarts niet in haar mond kijken. De andere vervolgafspraken zegde zij daarna af waarop de praktijk haar in een brief verzocht een andere praktijk te zoeken. Het college oordeelt dat de tandarts bij de beëindiging van de behandelingsovereenkomst verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld.

Situatie

Na een periode van twee jaar afwezig te zijn geweest, heeft de klaagster zich eind 2020 opnieuw ingeschreven bij de tandartsenpraktijk. Op 3 december 2020 had de klaagster een afspraak voor een consult bij de tandarts. Naar aanleiding van dit consult werden verschillende vervolgafspraken gemaakt voor het maken van twee restauraties, een wortelkanaalbehandeling, beoordelen van de prothese en een afspraak bij de mondhygiënist. Op 8 december 2020 onderging de klaagster een wortelkanaalbehandeling. Echter bleef de pijn aanhouden en nam de dochter van de klaagster contact op met de tandartspraktijk. Op 17 december 2020 kwam de klaagster weer in de praktijk van de beklaagde, echter weigerde de klaagster plaats te nemen in de stoel en mocht de tandarts niet in de mond kijken. Verder stonden er nog vervolgafspraken gepland maar deze werden door de klaagster afgezegd. De klaagster ontving een week later een brief van praktijk waarin stond dat de klaagster en haar dochter op zoek moesten gaan naar een andere praktijk en begin 2021 is de klaagster uitgeschreven als patiënt.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend bij het tuchtcollege vanwege het feit dat de tandarts de behandelovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd, de klaagster onvoldoende geïnformeerd heeft tijdens het consult op 3 december 2020 en de klinische bevindingen tijdens de wortelkanaalbehandeling niet genoteerd zijn.

Beoordeling

Er blijkt dat er geen nader onderzoek is gedaan naar de reden waarom de klaagster geen medewerking wilde verlenen tijdens het onderzoek op 17 december 2020. Uit het dossier blijkt niet dat de klaagster is gewaarschuwd voor het eindigen van de behandelovereenkomst en dat er niet is gekeken of herstel in de relatie nog mogelijk is. Het tuchtcollege geeft aan dat de tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld daarmee is dit klachtonderdeel gegrond. Volgens het tuchtcollege is er niet voldoende genoteerd in het dossier en is het onduidelijk of de klaagster heeft begrepen wat voor behandelingen noodzakelijk waren omdat zij de Nederlandse taal niet goed begrijpt. Het tuchtcollege acht dit onderdeel ook als gegrond. Het feit dat de tandarts onvoldoende heeft genoteerd over de bevindingen tijdens de wortelkanaalbehandeling is volgens het tuchtcollege ongegrond.

Uitspraak

De klacht is door het tuchtcollege gedeeltelijk gegrond verklaart en geeft de tandarts een waarschuwing.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht berisping na verkeerde behandeling en dossiervervalsing

Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts tijdens het maken van een brug

Een patiënt diende een klacht in tegen haar tandarts na plaatsing van een brug. Met klachtonderdelen: schade toegebracht met de boor aan haar kaakbot (1), tekortgeschoten zorg (2), onvolledige dossiervoering (3) en onjuist factureren (4). Het Centraal Tuchtcollege geeft een waarschuwing, alleen voor klachtonderdeel 2, omdat de tandarts meer inspanning had moeten doen om de brug te plaatsen.

Situatie

Op 2 maart 2020 heeft de tandarts bij de klaagster de elementen 15 en 17 beslepen voor het plaatsen van een brug. De bloeding die is opgetreden is gestelpt met Expasyl en de tandarts heeft hierna een afdruk gemaakt voor de zirkoniumbrug en een tijdelijke noodbrug geplaatst. Nadat de klaagster een aantal afspraken heeft afgezegd i.v.m. corona probeert de tandarts op 9 juli de definitieve zirkoniumbrug te plaatsen. Echter passen de door de tandtechnieker gemaakte zirkoniumbrug en noodbrug beide niet. De noodbrug is aangepast en wordt geplaatst. Een maand later is er een nieuwe afdruk gemaakt voor de zirkoniumbrug, zijn de beslepen elementen 15 en 17 gecorrigeerd en wordt de losgelaten noodbrug weer vastgezet. Meerdere afspraken daarna kan de zirkoniumbrug niet definitief worden vastgezet omdat er sprake is van bloedend tandvlees. Op 8 december 2020 is de zirkoniumbrug met tijdelijk cement geplaatst. De klaagster heeft een e-mail gestuurd naar de tandarts over haar mening tijdens de behandelingen, wat er volgens haar niet goed is gegaan tijdens de behandeling en over de volgens haar onjuiste facturatie.

Klacht

Volgens de klaagster is de tandarts uitgeschoten met de boor tijdens het prepareren van elementen 15 en 17 voor een brug. De tandarts heeft daarbij volgens de klaagster onherstelbare schade aan het kaakbot aangericht en heeft hij zijn fout niet in het dossier genoteerd. Verder heeft de tandarts volgens de klaagster niet voldoende informatie gegeven over de behandeling en heeft hij haar te lang met pijn laten rondlopen. Verder heeft de tandarts niet op de juiste wijze gefactureerd volgens de klaagster. De volgende klachtonderdelen worden beoordeeld: uitschieten met de boor en de gevolgen, de zorg voor de patiënt na de behandeling op 2 maart 2020, of het dossier compleet is en of de tandarts zich gehouden heeft aan informed consent en of de tandarts juist gefactureerd heeft.

Beoordeling

Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de tandarts bij het beslijpen van de pijlerelementen 15 en 17 is uitgeschoten. Bij zo’n behandeling kan bloedend tandvlees optreden, maar het is echter onmogelijk om schade aan te richten aan het kaakbot.
Het college vindt het onzorgvuldig dat de tandarts de klaagster niet eerder heeft laten komen dan 9 juli 2020 om de losgelaten noodbrug weer vast te zetten. De klaagster heeft 4 maanden met 2 onbeschermde, beslepen pijlerelementen rondgelopen. Hierbij was er risico op kanteling of scheefgroei van de pijlers.
Uit het dossier is niet op te maken wat er is besproken over de ervaren problemen in haar mond en hoe dit is op te lossen. Ook is er niet genoteerd wat de overweging is geweest om de brug te maken, of er alternatieven zijn besproken en waarom er is gekozen voor de brug en niet voor een andere oplossing. Daarnaast ontbreekt ook de planning van de gehele behandeling. Een zorgplan en verslaglegging ontbreekt en daarnaast staat er in het dossier geen compleet overzicht van de baliecontacten.
Daarnaast heeft de tandarts gekozen om via de verzekering te declareren. Deze regeling kan echter alleen wanneer de brug via definitief cementeren is geplaatst. Echter is de tandarts nog niet tot het definitief cementeren gekomen. De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

Uitspraak

Alleen klachtonderdeel over het feit dat de tandarts de klaagster niet de juiste zorg heeft verleend na 2 maart 2020 is gegrond. Dit leidt tot een waarschuwing voor de tandarts.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving