Recent hebben zes jonge, getalenteerde tandartsen hun opleiding aan het DentConnect Talent Program afgerond met een diploma. Het Talent Program is een postacademische opleiding van 2,5 jaar dat onderdeel uitmaakt van de DentConnect Academy.
De zes studenten zijn de eerste lichting afgestudeerden van dit nieuwe programma waarin vakinhoudelijke én persoonlijke ontwikkeling centraal staan.
Eerste keuze voor patiënten en mondzorgprofessionals
,,Het is onze visie om de eerste keuze te zijn voor zowel patiënten als mondzorgprofessionals. Dit is ook de reden waarom wij – als eerste dentale serviceorganisatie – deze postacademische opleiding op het gebied van Tandheelkunde zijn begonnen’’, zegt algemeen directeur Jeroen van der Hamsvoort. ,,Het mes snijdt namelijk aan twee kanten: we bieden talentvolle behandelaren gratis een postacademische opleiding, waardoor hun kennis en kunde nóg verder vergroot wordt. En daar profiteren uiteindelijk onze patiënten van. Mede op deze manier borgen we namelijk dat zij in onze praktijken worden voorzien van kwalitatieve mondzorg met optimale service en gemak.’’
Ondanks de coronacrisis is vorig jaar ook de “lichting 2020” begonnen aan de opleiding. Ook dit jaar zullen weer talentvolle behandelaren aan deze postacademische opleiding beginnen.
Postacademische opleiding van 2 jaar met intensieve individuele begeleiding
Het DentConnect Talent Program is een uniek en KRT (115 punten) geaccrediteerd postacademische opleiding van 2 jaar met een intensieve individuele begeleiding voor jonge talentvolle tandartsen, werkzaam bij DentConnect. Het bestaat uit een high-end ontwikkeltraject in onder andere esthetische en restauratieve tandheelkunde plus persoonlijke ontwikkeling.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/07/DentConnect-Talent-Program-“Graduation-Event-Class-of-2019”.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-19 10:45:492021-07-19 10:46:08DentConnect Talent Program “Graduation Event Class of 2019”
Om mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) een goede verantwoorde mondzorg te geven zijn een juiste attitude, expertise en ervaring essentieel. In oktober 2021 wordt in Utrecht het congres Mondzorg en een licht verstandelijke beperking gehouden. Dental INFO sprak hierover met Jan Hendrik Elhorst.
Waarom wordt dit congres gehouden?
“Na een publicatie van Vermaire, Kalf en Schuller over mondgezondheid bij patiënten met LVB ontstond het idee om de doelgroep onder de aandacht te brengen bij mondzorgverleners. Het is een brede, vaak onzichtbare en kwetsbare doelgroep. Mensen met LVB zijn vaak kwetsbaar door bijvoorbeeld een problematische hechting, maladaptieve emotieregulatie, disfunctioneel copinggedrag of ernstige trauma- en stressgerelateerde problemen. Naast een IQ tussen de 50 en 85 hebben ze een beperking in het sociaal aanpassingsvermogen en veelal een lage sociaaleconomische status. Mede hierdoor zijn er regelmatig complexe praktijksituaties. Hoe herken en erken je al deze eigenschappen in de alledaagse praktijk zonder op het verkeerde been gezet te worden?”
Kun je dit toelichten?
“Door de problematische gehechtheid kunnen mondzorgverleners bij spanningsvolle situaties te maken krijgen met een scala aan (onbegrijpelijke) reacties van patiënten. Het voert wat ver om daar nu diep op in te gaan, maar meer informatie hierover is te vinden in de Richtlijn Problematische gehechtheid en een digitaal boekje over de methode ARGOS.
Emotieregulatie gaat onder andere om het herkennen en begrijpen van je eigen emoties, maar ook om het reguleren van die emoties. Mondzorgverleners kunnen adaptieve (helpende) emotieregulatiestrategieën versterken en maladaptieve (niet-helpende) emotieregulatiestrategieën zelf aanpakken of de patiënt verwijzen. Goed leren met je emoties om te gaan is bij tandartsangst vaak al de helft van de oplossing.
Coping is de manier waarop iemand gedragsmatig, cognitief en emotioneel reageert op omstandigheden die aanpassing vereisen. LVB’ers maken vaak gebruik van passieve coping.
Patiënten met LVB hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van trauma-en stressor-gerelateerde klachten, maar deze worden vaak niet als zodanig herkend. Vaak wordt hun gedrag gezien als iets niet willen.”
Heeft een mondzorgverlener in een reguliere praktijk voldoende kennis om een patiënt met LVB te kunnen helpen?
“Voor een deel wel, voor een deel niet. De groep waarover we spreken is zeer divers: (zeer) jonge kinderen, adolescenten, volwassenen en ouderen met grote verschillen in IQ en adaptieve vaardigheden. Er moet rekening gehouden worden met veel voorkomende psychische en psychiatrische problematiek. Deze kluwen is zelfs voor gedifferentieerde mondzorgverleners en/of gedragsdeskundigen vaak al moeilijk te ontwarren. Verwijs bij een ‘vastgelopen situatie’, no-show of non-compliance snel door.”
Hoe is het met de mondgezondheid van patiënten met LVB?
“Geen eenvoudige vraag om eensluidend te beantwoorden. In Nederland is hierover weinig gepubliceerd (Vermaire et al, 2020). Men rapporteerde dat mondgezondheid en het mondgezondheidsgedrag bij 17-jarigen met LVB extra aandacht vraagt. Internationale publicaties laten zien dat dit beeld, weinig gedifferentieerd naar subgroepen, ook bij volwassenen te zien is. Verder is men algemeen van mening dat er sprake is van meer (hoge en extreme) angst voor tandheelkundige behandelingen bij LVB’ers: 15% tegen 4% bij niet LVB’ers. Hoopvol is dat tandartsangst bleek af te nemen met het stijgen van de leeftijd.
Zeer weinig tot niets is bekend over de gebitsslijtage, de subjectieve en objectieve orthodontische behandelbehoefte, de dentale-orale trauma’s en automutilatie. Nog schrijnender om te zien is dat er nauwelijks/geen gedegen onderzoek is gedaan naar de effecten van de diverse gedragsinterventies bij mondhygiëne en curatieve behandelingen. Misschien moeten we ons als maatschappij wel een beetje schamen dat dit zo is.”
Wat moet je als mondzorgprofessional bij een LVB-patiënt anders doen dan bij een reguliere patiënt?
“Het allerbelangrijkste is dat je er extra op let of de patiënt zich bij elk contact (h)erkend voelt. Oordeel niet te snel, ook bij ongepast gedrag. Besef dat ‘deze specifieke patiënt op dit specifiek tijdstip bij deze specifieke mondzorgverlener tijdens deze specifieke behandeling in deze specifieke context niet beter kan’. Voel je niet als mondzorgverlener aangevallen. Accepteer de persoon, niet per se het gedrag. Zich niet erkend voelen kan leiden tot onzekerheid en boosheid. In de tweede plaats kan zelfreflectie de mondzorgverlener helpen: heb je voldoende expertise/vaardigheden om deze patiënt wel of niet verder te behandelen? Verwijs bij twijfel snel door en licht dit toe. Derde punt is dat er gewerkt wordt met steeds weer oplossingsgerichte vragen, waardoor je de kans vergroot op de broodnodige (kleine) succeservaringen. Neem hier ruim de tijd voor. Verder is het ongelofelijk belangrijk jouw spreektempo aan te passen en voldoende stiltes in te bouwen om de patiënt ruim de gelegenheid te geven te antwoorden of te reageren op een opdracht. Ook wil ik nog de kracht van visualisaties benadrukken. Schrijf afspraken op en gebruik plaatjes en tekeningen. En tenslotte is het belangrijk bij no-show of vermijdingsgedrag de patiënt met LVB te bellen om rustig te overleggen hoe dit komt. Uitkomst zou kunnen zijn: een nieuwe afspraak of verwijzing.”
Hoe stimuleer je leefstijlverandering bij mensen bij LVB?
“Bij mensen met LVB is een gezonde leefstijl geen vanzelfsprekendheid. Het vermogen tot veranderen is bij deze mensen lager doordat ze moeite hebben met abstract denken. Ook als men wel gemotiveerd is, weet men soms niet hóe men moet veranderen. Het is vaak een lang proces van teleurstelling en overwinning. Het gaat stapje voor stapje, waarbij er een spanningsveld is en blijft tussen goede (verantwoorde) zorg en de mate van eigen regie.Het vergroten van vertrouwen en concrete strategieën zijn mogelijk veel belangrijker dan werken aan bewustwording. Wees reëel met de verwachtingen, heb geduld en houd steeds weer rekening met terugval. Neem ‘voorzichtig’ het initiatief door middel van motiverende gespreksvoering en oplossingsgericht werken. Houd rekening met de mate van wilskracht, doorzettingsvermogen, energie en discipline van de patiënt.”
In 2020 is de Wet zorg en dwang (Wzd) van kracht geworden. Hoe kijk je hier naar?
“Ik laat dwang voor wat het is, maar vraag meer aandacht voor zorgvuldige afweging van toepassing van ‘onzichtbare’ drang (druk uitoefenen). Bij te veel drang bij LVB’ers met kwetsbare eigenschappen kan het wederzijds vertrouwen tussen patiënt en mondzorgverlener op het spel gezet worden en leiden tot vermijdingsgedrag en verminderde therapietrouw of non-compliance. Mondzorgverleners hebben een zekere ‘opvoedingsdrang’ en ‘bemoeizorg’ vanuit hun passie voor preventie en curatie, waardoor een autonomie-ondersteunende werkwijze bemoeilijkt wordt.”
Heb je verder nog tips voor mondzorgprofessionals in een algemene praktijk?
“Laat een gedragsdeskundige eens een dagje meelopen in de praktijk en lees het pas verschenen boek van Henk Algra ‘Van puzzel naar maatwerk. Omgaan met bijzondere patiënten in de mondzorg’. Verdiepende informatie over mensen met LVB kun je ook vinden bij het Landelijk Kenniscentrum LVB, het Centrum voor Consultatie en Expertise en het Expertisecentrum De Borg.”
Waar hoopje op korte en langere termijn op?
“Ik hoop dat er in 2022 een (digitale) bijeenkomst komt van mondzorgverleners en gedragsdeskundigen over hoe samenwerking vormgegeven kan worden.Het is mooi om te zien hoe de nieuwe generatie van gedifferentieerde tandartsen en mondhygiënisten met affiniteit deze specifieke mondzorg uitoefent.
Op langere termijn hoop ik dat bijvoorbeeld ZonMw of KNMT geld beschikbaar stelt voor onderzoek, het ontwikkelen van vragenlijsten/meetinstrumenten en het vervaardigen van op de doelgroep gerichte brochures.”
Jan Hendrik Elhorst (1948) is langdurig werkzaam geweest in een AWBZ-instelling voor mensen met een verstandelijke beperking en in een Centrum Bijzondere Tandheelkunde als Tandarts Gehandicaptenzorg.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/Mondzorg-bij-patiënten-met-een-Licht-Verstandelijke-Beperking.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-19 09:32:482021-07-19 10:04:46Mondzorg bij patiënten met een Licht Verstandelijke Beperking
Het starten van een nulpraktijk (zonder overname van een patiëntenbestand) is binnen de mondzorg in opkomst. Thera Evers, Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank, vertelt wat er komt kijken bij het starten van een nulpraktijk.
Opkomst van nulpraktijken
In 2020 zagen wij een sterke opkomst van zogenaamde nulpraktijken, ofwel vrije vestiging. Zonder een patiëntenbestand over te nemen een tandartspraktijk starten, is om verschillende redenen in opkomst. Dit komt onder andere door de mismatch tussen vraag en aanbod van praktijken, de concurrentie van ketens en het prijsopdrijvend effect op de overnameprijs, het tandartsentekort en het vertrouwen van financiers in deze initiatieven. Wij zien dat deze ontwikkeling in 2021 verder doorzet.
Ook bij mondhygiënisten
Ook onder mondhygiënisten leeft in een toenemende mate de wens om een eigen praktijk te starten. Verhoudingsgewijs ligt dit aantal echter aanzienlijk lager dan bij tandartsen. Het starten van een praktijk zonder patiënten brengt voor mondhygiënisten meer uitdagingen met zich mee. Het opbouwen van een patiëntenbestand is lastiger omdat veel tandartsen patiënten doorverwijzen naar de mondhygiënist in hun eigen praktijk. Een netwerk opbouwen en samenwerking met tandartsen die geen mondhygiënist in de praktijk hebben, is belangrijk. Een patiënt is minder intrinsiek gemotiveerd om een mondhygiënist te bezoeken en gaat er niet snel uit eigen beweging heen.
Kansen en bedreigingen
Het starten van een nulpraktijk biedt de volgende kansen:
Je kunt je praktijk van scratch opbouwen en direct naar eigen inzicht en visie indelen en organiseren.
Je betaalt geen goodwill voor een overname.
Je kunt je eigen team samenstellen.
Bedreigingen zijn er echter ook:
Het vraagt veel organisatorisch vermogen omdat je naast de opbouw van je eigen praktijk vaak ook nog als waarnemer werkt.
Het aantrekken van personeel is in deze markt een uitdaging.
Als je start zonder patiënten moet je een goed plan hebben om patiënten te werven. De gewenste groei kan achterblijven bij de verwachtingen.
Eerst ervaring opdoen
Je kunt beter niet direct na je afstuderen proberen een nulpraktijk op te zetten, maar eerst in verschillende praktijken aan de slag te gaan. Dit helpt je om je visie op de mondzorg verder vorm te geven en best practises mee te nemen naar je eigen praktijk. Dit is ook de ideale kans om een kijkje in andermans keuken te nemen. Als je een eigen praktijk hebt, doe je dat niet snel meer. Bovendien start je niet fulltime een nulpraktijk, maar moet je zorgen voor een aanvullend basisinkomen uit waarnemingen. Dit is ook het moment om je vaardigheden als tandarts verder te ontwikkelen.
Informatie verzamelen
Als je met het idee rondloopt om een nulpraktijk te beginnen, doe je er goed aan te sparren met mensen uit je omgeving die hier ervaring mee hebben, zoals collega-tandartsen, praktijkbegeleiders of financieel deskundigen. Bedenk goed waar je wilt werken en wonen en start met het doen van een marktonderzoek waarin je het potentieel onderzoekt en een concurrentieanalyse maakt.
Locatieonderzoek
Het is zinvol om eerst informatie in te winnen over de desbetreffende locatie. Met een locatieonderzoek kun je voor een groot deel vaststellen of je financiële doelen in het potentiële verzorgingsgebied, realiseerbaar zijn. Op de website van de KNMT kan je meer informatie vinden over de tandartsdichtheid in verschillende regio’s in Nederland.
Met de KVK Locatiescan kun je als (startende) ondernemer de marktpotentie verkennen van je (toekomstige) vestigingsplaats. Het gaat hier om branches gericht op consumenten. Om te onderzoeken of een nieuwe of bestaande locatie voor jouw vestiging in jouw branche levensvatbaar is heb je gegevens nodig om keuzes te onderbouwen. Wat is de omvang van je verzorgingsgebied? Hoe groot is de concurrentie? Hoeveel inwoners (potentiële klanten) zijn er? Hoe ziet de bevolking eruit?
In deze scan zet de KvK de gegevens van je verzorgingsgebied op een rij en zetten deze naast cijfers van vergelijkbare locaties en landelijke cijfers. Zo krijg je meer inzicht in de potentie van je vestigingslocatie.
Financiering
Voor de financiering heb je een goed onderbouwd ondernemingsplan nodig. Op de website van ABN AMRO staat een voorbeeld dat je kunt invullen, waarmee je een compleet plan kan maken. Een bank maakt een financiële analyse aan de hand van de groeiverwachtingen van de praktijk. Veelal is een aanvullend inkomen als waarnemer noodzakelijk, omdat je natuurlijk niet direct fulltime in je praktijk aan de slag kunt. Het is aan te raden aan om altijd in een vroeg stadium je plannen met een bank te bespreken.
Tips
Verdiep je voordat je aan de slag gaat zo veel mogelijk in alle aspecten die komen kijken bij het starten van een nulpraktijk. Op de website van ABN AMRO staan verschillende tips en tools voor starters. Daarnaast wordt er jaarlijks (in november) een masterclass start of overname tandartspraktijk georganiseerd waar je veel concrete tips krijgt. De belangrijkste tip is om vooral zo snel mogelijk met financieel deskundigen over je plan te sparren.
Arjan Wijnands, Nancy Jonkman-Koenis en Thera Evers zijn Sectorspecialisten Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/Hoe-start-je-in-de-mondzorg-een-nulpraktijk.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-19 09:30:122024-01-29 10:26:33Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk?
In hoeverre zijn mondzorgprofessionals in Nederland in staat om evidence-based practice in hun werk te implenteren? Dat onderzochten Daphne Immerzeel en Marci Horsten, studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, in hun afstudeeronderzoek.
Het doel van het onderzoek was om aan de hand van een onderzoeksvraag en deelvragen duidelijkheid te creëren over in hoeverre mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden in Nederland in staat zijn evidence-based practice (EBP) gedurende hun loopbaan te implementeren en welke barrières zij hierbij ervaren.
Anonieme vragenlijst
De data voor dit onderzoek is verzameld door middel van het verspreiden van een anonieme, aangepaste versie van een al bestaande vragenlijst onder mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden. Immerzeel en Horsten hebben hierbij gebruikt gemaakt van een selecte steekproef. De respondenten werden geworven via e-mail en de sociale mediaplatformen Facebook, LinkedIn en Instagram.
De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een kwantitatieve analysemethode door het toepassen van beschrijvende statistiek. Daarnaast hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van een kwalitatieve analysemethode door respondenten om een toelichting te vragen en deze open vragen te analyseren.
Grote meerderheid gebruikt een EBP-benadering
Uit het onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de respondenten (80%) aangeeft op dit moment een EBP-benadering te gebruiken. 10% van de respondenten heeft de intentie om geleidelijk een EBP-implementatie toe te passen of zit in een beginnende planningsfase. De respondenten zien geen grote (gemeenschappelijke) barrières. Ze ervaren en erkennen vooral de toegevoegde waarde van hulpmiddelen en de toepasbaarheid van een EBP implementatie.
Slechts 48,6% van de respondenten deelt informatie met collega’s of begeleidt hen in de EBP-benadering. Dit gebeurt het vaakst door middel van mondelinge communicatie of sociale media. De andere helft ervaart het verspreiden van EBP naar collega’s als moeizaam vanwege tijd- en geldgebrek en collega’s die er niet voor openstaan.
De onderzoekers hebben op basis van de resultaten voorzichtig kunnen vaststellen dat mondzorgprofessionals met zelfstandige bevoegdheden over het algemeen in staat zijn om EBP gedurende hun loopbaan te implementeren en dat de uitdagingen omtrent het implementeren van EBP lijken te liggen bij het verspreiden en delen van kennis en ervaring.
Poster ontwikkeld door:
Daphne Immerzeel en Marci Horsten, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/03/Poster-De-implementatie-van-EBP-in-het-tandheelkundig-werkveld.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-19 09:28:412021-07-19 10:06:56Poster: De implementatie van EBP in het tandheelkundig werkveld
Angst is een steeds belangrijker drijfveer voor ons handelen geworden. Wat is angst eigenlijk en waar leidt die toe? Psychiater Damiaan Denys vertelde tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu wat angst met ons doet en hoe je er het beste mee kan omgaan.
Angstcultuur
We denken dat we autonoom zijn, maar weinig mensen zijn werkelijk in staat om autonoom en redelijk te handelen. We laten ons niet door redelijkheid maar door angst leiden, dus door een emotie, iets wat in principe als een negatief gevoel wordt beleefd.
In 2017 stelde de New York Times vast dat je niet meer als normaal beschouwd wordt als je niet bang bent. Angst voelen wordt dus als een normaliteit gezien. Angst neemt toe, er is inmiddels sprake van een angstcultuur. Daardoor gaan we steeds meer dingen vanuit angst percipiëren.
Angst is de metafoor waarmee we naar de samenleving kijken. Angst is daarmee een belangrijke drijfveer geworden voor ons handelen. ‘Anxiety economy ’is een miljardenbusiness geworden.
Wat is angst?
Wat angst is, is moeilijk onder woorden te brengen. De filosoof Thomas Nagel heeft een essay geschreven met de titel ‘Hoe zou het zijn om een vleermuis te zijn?’. Je kunt misschien denken dat je je dat best kunt voorstellen. Je kunt hier echter niet achter komen, omdat je niet de hersens van een vleermuis hebt. Het is onmogelijk om je te verplaatsen in de geest van een ander. Zo kun je ook nooit de angst die iemand anders ervaart volledig begrijpen. En eigenlijk kun je ook je eigen angst niet begrijpen en onder woorden brengen.
Vormen van angst
Er zijn verschillende vormen van angst:
Schrik
Schrik is een autonome reactie die je niet onder controle hebt. Veel mensen vertonen als ze schrikken een angstgrimas. De schrikreactie, die bepalend kan zijn voor leven of dood, verschilt per persoon. Er zijn drie typische schrikreacties: sommige mensen raken bevroren door schrik, andere beginnen te vechten en weer andere vluchten weg.
Vrees
Bij vrees ben je bang voor een specifiek object, bijvoorbeeld een stier, hoogte of het coronavirus.
Het voordeel van vrees is dat je weet waarvoor je bang bent, je kunt er dus over nadenken. Je hebt een zekere vorm van controle.
Angst zelf
Bij angst zelf ligt geen object aan de oorsprong. Dit is bijvoorbeeld het geval als je angst hebt tijdens een wandeling in een donker bos. Er is geen reden voor angst, maar je verzint zelf dat er iets kan gebeuren. Je zintuigen worden daardoor aangescherpt. Je gaat op zoek naar een voorwerp dat betekenis geeft aan je angst. Als je in het donkere bos bijvoorbeeld een wolf ziet of hoort, maakt de angst plaats voor vrees. Dit komt doordat je het gevoel hebt dat je controle hebt over de situatie.
Onderlinge dynamiek
Tussen schrik, vrees en angst zit een onderlinge dynamiek. Als je bang bent, ga je je angst omzetten in vrees. Als je lang bevreesd bent, zal dat zich omzetten naar een gevoel van angst.
Vrees is het genezen van angst. In therapie wordt daarom vaak geprobeerd om angst om te zetten in vrees.
Kenmerken van angst
Een voorbeeld van iets waar mensen altijd bang voor zijn is spreken voor publiek. Wat dan optreedt:
Zelfreflectie: je vraagt je af wie je bent en of je het wel kan.
Controleverlies: je bent afhankelijk van anderen, zoals het publiek; Controleverlies is op drie manieren verbonden met angst: het is de oorzaak, het gevoel en het gevolg van angst.
Anticipatie: angst heeft te maken met verbeelding. Het gaat er niet om wat er is, maar wat er zou kunnen gebeuren. Je creëert een situatie die er niet is. Angst is dus altijd een leugen.
Tactieken
Wat kunnen mensen doen bij angst? Er zijn twee soorten tactieken die mensen gebruiken, namelijk vermijding en controle. Deze tactieken zijn eigenlijk alle twee verkeerd.
Vermijding
Een Engelse journalist heeft gekeken naar de speelruimte die kinderen buiten krijgen: deze is per generatie steeds kleiner geworden, dat wil zeggen dat kinderen steeds minder ver van huis af mogen spelen. Als we bevreesd zijn, gaan we het object van de vrees vermijden: we maken onze wereld kleiner. Zo wordt de buitenwereld steeds groter en gevaarlijker. Voor kinderen uit vroegere generaties was een veel groter gebied bekend en dus veilig. Voor de huidige kinderen is alles buiten een veel kleiner gebied gevaarlijk, omdat ze daar niet vertrouwd mee zijn. Vermijding is dus geen goede strategie, omdat we niet meer in contact raken met de werkelijkheid en omdat we onze vertrouwde omgeving steeds kleiner maken. Daarmee wordt de wereld daarbuiten steeds groter en gevaarlijker.
Controle
Alles moet tegenwoordig gecontroleerd worden. Dat zie je ook in de gezondheidszorg. Uit oogpunt van kwaliteit en veiligheid gaan we regels en protocollen verzinnen Als je niet in controle bent, schat je risico’s hoger in. Degene die controle heeft, heeft een adequatere inschatting van de werkelijkheid dan degene die niet in controle is. Het inschatten van risico’s is dus afhankelijk van je subjectieve gevoel van controle. Controle bestaat echter niet, maar is een illusie die je jezelf verschaft. Wij offeren onze vrijheid op voor de illusie van controle door regelgeving en protocollen uit angst die in principe alleen maar op verbeelding rust.
Anders naar angst kijken
Wat kunnen we dan wel doen? In de eerste plaats anders naar angst leren kijken!
Als iemand op grote hoogte staat, kan hij de neiging hebben om naar beneden te springen, dus datgene te doen waar hij bang voor is. Hij heeft dan het gevoel de controle te verliezen over zichzelf, over zijn lichaam. Waarom worden mensen bang? Ze krijgen de vrijheid om te springen, ze kunnen hun leven beëindigen. Dat is een confrontatie met de meest absolute vrijheid die een mens kan ervaren. We zijn dus niet bang om te sterven, maar we zijn bang voor de vrijheid.
Angst voor vrijheid
We zijn bang voor de vrijheid, omdat we alles met ons leven kunnen doen. Als je grote beslissingen moet nemen, dan ga je terug kijken en word je bang.
Angst is het signaal dat je op het punt staat om je eigen kleine wereld te verlaten en vrij te worden. Vrij zijn betekent op zoek gaan naar iets nieuws, iets waarmee je risico loopt, iets wat zou kunnen mislukken. Angst is dus niets anders dan een signaal dat je op het punt staat om vrij te worden. Zolang je geen angst hebt ervaren, heb je nooit de beleving gehad om echt vrij te zijn.
Omgaan met angst
De kunst van het beheersen van je angst zit in het creëren van zelfvertrouwen. Vertrouwen betekent dat je accepteert dat dingen mis kunnen gaan, maar dat je er wel van uit gaat dat wat jij dénkt dat er gaat gebeuren ook werkelijk zál gebeuren. Angst is aanleiding voor controleverlies. Als je vertrouwt, dan ga je er van uit dat jouw geanticipeerde wereld in harmonie is met de werkelijke wereld.
De kunst om te vertrouwen op jezelf, heeft te maken met heel veel zelfervaring en het leren kennen van je beperkingen. Je kunt zelfvertrouwen opbouwen door te observeren wat je niet kan. Het gaat dus om vertrouwen als vervanger van onze angst. Vertrouwen is geloof in harmonie.
Damiaan Denys is afdelingshoofd Psychiatrie AMC en is bezig met een boek over angst.
Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie Met veerkracht, werkplezier en optimisme 2021 in door Damiaan Denys tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.
Temporomandibulaire disfunctie (TMD) is de verzamelnaam voor stoornissen van het bewegingsapparaat van het kauwstelsel. Het betreft pijn en functieproblemen van de kauwspieren en/of gewrichten en geluiden in de gewrichten. Na tandpijn is pijn vanuit het kauwstelsel de meest voorkomende pijn in het aangezicht. Een vroege herkenning is dus gewenst. Waar vroeger vaak de benaming CMD werd gebruikt, is TMD de terminologie die tegenwoordig de voorkeur geniet.
Tijdens het congres Pijn2020 gaf dr. Peter Wetselaar uitleg over het vernieuwde G-hoofdstuk voor TMD-pijn. Samen met deze vernieuwing wordt er ook de afkorting OPD (Orofaciale Pijn en Disfunctie) gebruikt bij de prestatieomschrijvingen. Vroeger had iedereen een eigen systeem, tegenwoordig is een 2-assig systeem geïntroduceerd zodat we wereldwijd hetzelfde systeem hanteren. Waarbij AS-1, fysiek/lichamelijk is en AS-2 psychosociaal. Er is aangetoond dat er geen verband is tussen occlusie en articulatie en TMD klachten.
Welke diagnoses kunt u stellen?
Pijn diagnose:
Myalgie [spieren]
Artralgie [gewrichten]
Hoofdpijn geassocieerd met TMD [spieren]
Disfunctie diagnose:
Anterieure discusverplaatsing met reductie
[gewrichten/geluiden]
Anterieure discusverplaatsing met reductie met intermitterende blokkade
[gewrichten/geluiden]
Anterieure discusverplaatsing zonder reductie met beperkte mondopening
[gewrichten]
Anterieure discusverplaatsing zonder reductie zonder beperkte mondopening
[gewrichten]
In de algemene praktijk is meestal sprake van dentale pijn. Maar is er geen dentale oorzaak te vinden en heeft u een verdenking van TMD? Dan zijn er 3 screeningsvragen:
Heeft u één of meerdere keren per week pijn in uw slapen, gezicht, kaak of kaakgewricht?
Heeft u één of meerdere keren per week pijn wanneer u uw mond opent of kauwt?
Komt het één of meerdere keren per week voor dat uw kaak op slot schiet of vast zit?
Karakteristieken van TMD-pijn
Mild/matig
Fluctuerend
Functieafhankelijk
Prestatieomschrijving
Eenvoudig diagnostisch onderzoek wordt gedaan met code C13.
Bij een klacht suspect voor TMD wordt een G21 Onderzoek kauwstelsel (FOK) uitgevoerd. Onder functie onderzoek kauwstelsel wordt verstaan: het registeren van de klachten en het afnemen van een medische, dentale en psychosociale anamnese. Verder het uitvoeren van bewegingsonderzoek, het schriftelijk vastleggen van de bevindingen en het formuleren van de werkdiagnose als het niet complex is.
Luister goed naar de patiënt, dan heb je snel al een diagnose te pakken. Indien het complex is en G21 niet voldoende duidelijkheid geeft om de diagnose te stellen, ga je verder met G22. Zowel de NVGPT en ACTA hebben een format voor een dergelijk functieonderzoek beschikbaar.
Download functieonderzoek NVGPT.
Komen de klachten uit de kauwspieren of uit de kaakgewrichten? Met statische en dynamische testen kun je erachter komen waar de pijn vandaan komt. Als je de pijn provoceert, is dit dan de pijn waarvoor de patient hulp zoekt, met andere woorden de “bekende pijn”?
Multi-disciplinaire benadering
Kom je er na G22 toch nog niet uit, is de casus complex, dan wordt het een multidisciplinaire benadering. De casus ga je dan als team aanpakken en daarbij zoek je expertise buiten de gnathologie. Bijvoorbeeld verwijzen naar neuroloog, reumatoloog etc. Vaak is het zo: hoe chronischer de klachten, hoe meer de psycholoog een rol gaat spelen. Dr. Peter Wetselaar geeft aan dat er geen kookboek bestaat voor de aanpak van deze problematiek. Iedereen is anders, je kunt niet iedere keer hetzelfde doen. Die verantwoordelijkheid is er bij elke patiënt opnieuw. Volg het bestaande diagnose systeem: de G-codes ondersteunde ‘’state-of-the-art’’ diagnostiek en behandeling. Maar het is lastig en uitdagend.
Het nieuwe systeem vergt gewenning, desalniettemin is met deze vernieuwde G-codes meer systematiek voor de grote verscheidenheid van OPD. Hierdoor kunnen patiënten meer zorg op maat ontvangen. Zorg die met de nieuwe codes ook in de algemeen praktijk op een fatsoenlijke manier te doen is.
Dr. Peter Wetselaar studeerde in 1986 als tandarts af aan de UvA. Sindsdien is hij werkzaam in een algemene praktijk (tevens verwijspraktijk) in Heemstede. Van 2004 tot 2007 volgde hij de postinitiële opleiding Orale Kinesiologie aan het ACTA. Sinds 2011 is hij Chef de clinique van de stafkliniek Orofaciale Pijn en Disfunctie van het ACTA en sinds 2016 Profieldirecteur van het uitstroomprofiel Orale Kinesiologie van het Postgraduate Masters Programme Oral Health Sciences. Vanaf 2019 is hij Opleidingsdirecteur van het Postgraduate Masters Programme in Oral Health Sciences. In 2016 promoveerde hij aan de UvA op het proefschrift: The Tooth Wear Evaluation System: development and applications. Hij is erkend als tandarts-gnatholoog door de NVGPT en als tandarts-slaapgeneeskundige door de NVTS.
Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Peter Wetselaar tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/05/pijn-verstandskiezen-400x230.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-19 09:18:052021-07-19 10:11:39TMD-pijn: uitleg van de G-codes van de prestatieomschrijving
Op het eerste gezicht is er niet veel verschil tussen lokale anesthesie bij volwassenen en kinderen. Toch zijn er belangrijke verschillen. Bekijk de zeven vragen en antwoorden voor het verdoven van kinderen.
Kunt u aan een onverdoofd kind vragen om de hand op te steken als het toch pijn doet?
Nee, dit is niet de juiste manier. De behandelaar moet inschatten of de behandeling pijn kan gaan doen. Wanneer u inschat dat het ook maar een klein beetje pijn kan gaan doen dan zegt u: ‘het moet verdoofd worden’. Als er namelijk niet gelijk verdoofd wordt, dan kun je de neiging krijgen om de pijn te bagatelliseren of het werk af te raffelen. Hierdoor verliest het kind alle vertrouwen in de tandarts en is hij/zij bij de volgende behandeling angstig.
Hoe verkrijgt u toestemming om te mogen verdoven bij een kind (informed consent)?
Tandarts: ‘Het moet verdoofd worden. Ik zie dat je ervan schrikt. Waar ben je precies bang voor?’
Kind: ‘Dat het pijn doen.’
Tandarts: ‘Daar hebben we iets voor: met een zalfje kunnen we het voorverdoven. Zou je dat wel willen? Dan voel je het prikje bijna niet.’
* Handdruk (informed consent 1)
Tandarts: ‘Welke smaak wil je: fruit of peperpunt?’
Kind: ‘Pepermunt’
*Handdruk (informed consent 2)
Tandarts: ‘Oke, dan leg ik nu het watje met de zalf naast de kies. Wil jij het watje even vasthouden?
Kind: ‘Ja’ (informed consent 3)
Infiltratie versus mandibulair blok, waar kiest u voor?
Beide methoden kunnen goede anesthesie opleveren bij kinderen. In de bovenkaak gebruikt u in principe altijd infiltratie anesthesie. Een uitzondering wordt gemaakt bij grote ontstekingen waarbij met lokale anesthesie niet goed is te verdoven. Een verwijzing naar de kaakchirurg voor een blok in de bovenkaak is dan de juiste methode.
Voor de onderkaak geldt dat in geval van een uitgebreide ontsteking en/of het uitvoeren van een extractie er beter voor een mandibulair blok gekozen kan worden. Het voordeel is namelijk dat de pulpa verdoofd is als het mandibulaire blok werkt. Aan te raden is om pas na het inwerken van het mandibulair blok (3 minuten) de nervus buccalis te verdoven. Geef van tevoren wel aan dat het om twee prikjes gaat.
Intraligamentaire anesthesie, hoe werkt dit?
Intraligamentaire anesthesie is veilig en kan heel effectief zijn. Intraligamentaire anesthesie, bijvoorbeeld met Citoject, Paroject of een computer-gestuurde Wand, is een intraossale verdoving via het beenmerg. De ultrakorte naald wordt distaal van het element ingebracht met de bevel naar het bot. Met twee derde tot een carpule wordt het bot volledig verzadigd. Vanuit het verzadigde beenmerg wordt de pulpa verdoofd en door lekkage naar buccaal en linguaal/palatinaal wordt ook de mucosa verdoofd. Deze manier van verdoven is niet altijd pijnloos behalve wanneer de Wand gebruikt wordt. Houd er altijd rekening mee dat deze vorm van anesthesie snel is uitgewerkt (na een half tot driekwart uur).
Wat bereikt u met computergestuurde lokale anesthesie?
Er bestaan twee hoofdtypen computergestuurde lokale anesthesie:
Infiltratie anesthesie: The Wand, Sleeperone.
Intraossale verdoving: Quicksleeper.
De intraossale computer gestuurde anesthesie (Quicksleeper) heeft een aantal voordelen:
Er is maar 1 ‘prikje’ nodig voor gehele verdoving aan alle zijden van het element.
Omdat het verdovingsapparaat er anders uit ziet, wordt er vaak geen associatie gemaakt met de klassieke verdovingsspuit.
De tong, wang en lip worden niet mee verdoofd.
Het nadeel is dat het een erg dure methode van verdoven is.
Hoe kunt u automutilatie voorkomen na afloop van de behandeling?
Automutilatie is mogelijk wanneer onderlip en/of de tongrand verdoofd is. De kans op automutilatie na verdoving in de bovenkaak is ook mogelijk maar deze kans is minder groot. Hoe langer de verdoving zit, hoe groter de kans op automutilatie. Er zijn drie methodes om dit te ondervangen:
Geef intraligamentaire of intraossale verdoving.
Vertel de patiënt dat de verdoving tot thuis aanhoudt . Totdat de verdoving is uitgewerkt, mag er niet gegeten worden. Geef eventueel een ‘memo’ mee met een klok en de tijd waarop de verdoving uitgewerkt zou moeten zijn.
Geef een vaatverwijdend middel na behandeling. Hierdoor is de verdoving sneller uitgewerkt.
Kunt u met lokale anesthesie feilloos een schuldig element aanwijzen?
Meestal is oorzaak van de pijn makkelijk op te sporen bij een kind. Wanneer het röntgenonderzoek en de provocatie-test niet tot duidelijkheid leiden dan kan eventueel gekozen worden voor ‘proef-anesthesie’. Het is verstandig om eerst het element te verdoven dat niet verdacht wordt als veroorzaker van de pijn.
Conclusies
Bij een mogelijke pijnlijke behandeling kunt u beter verdoven om het vertrouwen van het kind niet te verliezen.
Informed consent om te mogen verdoven is altijd vereist.
Soms is een mandibulair blok te prefereren boven infiltratie anesthesie.
Voor intraligamentaire anesthesie is ongeveer twee derde carpule nodig.
Gebruik van computergestuurde anesthesie kan een angstig kind helpen.
Wees alert op automutilatie.
Proefanesthesie kan helpen bij diagnostiek.
In maart 2018 is Jacques Baart overleden. Hij was een gewaardeerd tandarts en kaakchirurg.
Jacques Baart studeerde tandheelkunde in Nijmegen en specialiseerde tot kaakchirurg in Amsterdam. Sinds 1979 was hij als specialist afwisselend chef de clinique en chef de policlinique van de afdeling MKA-VUmc te Amsterdam. Zijn belangstelling ging uit naar de kaakchirurgie bij kinderen, studenten- en AIOS-onderwijs en bij- en nascholing. Hij schreef enkele leerboeken en publiceerde meer dan 100 artikelen.
Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Jacques Baart tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.
Dit verslag is voor het eerst in mei 2017 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in juni 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/03/kind-angst.jpg228400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-19 09:13:032021-07-21 20:57:41Verdoven van kinderen. Ja, nee en hoe?
De KNMT roept de Tweede Kamer in een brandbrief op om elk jaar 100 extra tandartsen op te leiden. Dat is nodig om het al jaren bestaande tekort aan tandartsen op te lossen. Ook de komende jaren gaan veel meer tandartsen met pensioen dan er instromen, terwijl de vraag naar mondzorg groeit. ‘De capaciteitsproblematiek onder tandartsen is urgenter dan ooit tevoren en duurt inmiddels meer dan tien jaar’, zo stelt de beroepsvereniging in haar brief.
De KNMT geeft aan dat het Capaciteitsorgaan, een onafhankelijke instelling die de overheid adviseert over de benodigde instroom van medici, al sinds 2009 aangeeft dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid dan de huidige 259 per jaar.
Urgent
Het is intussen twee voor twaalf, zo stelt vice-voorzitter Jan Willem Vaartjes: ‘Al tot 4 keer toe hebben de ministers van Medische Zorg en van Onderwijs onafhankelijke adviezen voor meer opleidingsplekken naast zich neergelegd. Intussen wordt het probleem alleen maar nijpender. Er is meer zorg nodig, omdat de bevolking groeit en mensen steeds langer hun eigen tanden en kiezen behouden. Tegelijkertijd gaan er meer tandartsen met pensioen dan dat er afstuderen. Omdat Tandheelkunde een 6-jarige studie is, duurt het minstens zo lang voor de eerste ‘extra’ tandartsen instromen. Dat maakt nu handelen des te urgenter.’
1 op de 5 tandartsen is niet Nederland opgeleid
Om patiënten toch toegang tot mondzorg te kunnen blijven geven, leunt Nederland al jarenlang op het buitenland. Op dit moment is al bijna 1 op de 5 tandartsen in Nederland niet hier opgeleid. De meeste buitenlandse tandartsen komen uit landen als Spanje, Portugal en Griekenland, waar de laatste jaren een overschot aan tandartsen werd opgeleid.
Volgens de KNMT mag Nederland zich gelukkig prijzen dat deze tandartsen ons uit de brand helpen maar is het een wankel evenwicht: ‘Deze zorgverleners vestigen zich in de regel niet permanent in ons land. Dit maakt het onmogelijk voor de patiënten die zij behandelen om een langdurige vertrouwensrelatie op te bouwen, welke juist in de mondzorg van grote waarde is.’ Daarbij zou een welvarend land als Nederland niet van andere landen afhankelijk moeten zijn voor goede (mond)gezondheidszorg, zo vindt de vereniging.
Ondanks de komst van de buitenlands gediplomeerde tandartsen zijn er nu regionaal al problemen, vertelt Vaartjes: ‘In verschillende regio’s zijn er praktijken die nu al geen nieuwe patiënten meer aannemen. Ook stellen sommige tandartsen hun pensioen maar uit omdat ze geen opvolger kunnen vinden. Je moet er niet aan denken dat mensen straks een uur in de auto moeten voor een afspraak bij de tandarts.’
Waarborgen mondgezondheid
De KNMT vraagt, twaalf jaar na het eerste advies van het Capaciteitsorgaan, daarom nu echt snel meer tandartsen op te gaan leiden: ‘Alleen zo blijft de mondgezondheid in Nederland gewaarborgd voor toekomstige generaties. De huidige totstandkoming van het aanbod van tandartsen is niet duurzaam, maakt de sector onnodig afhankelijk en is daarmee onvoldoende toekomstbestendig.’
De vereniging ziet zich gesteund in haar streven door de recente mondzorgnota van CDA-Kamerlid Van den Berg en de vragen die de VVD-Kamerleden Van den Hil, Van der Woude en De Vries aan minister Van Engelshoven van Onderwijs heeft gesteld over het in kaart brengen van de mogelijkheden voor het uitbreiden van het aantal opleidingsplaatsen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/07/Brief-KNMT-aan-Tweede-Kamer-los-nu-eindelijk-eens-het-tandartsentekort-op.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-08 08:40:332021-07-08 08:40:33Brief KNMT aan Tweede Kamer: los nu eindelijk eens het tandartsentekort op
Zeven zeer ervaren sprekers hebben een goed doordacht congresprogramma samengesteld over de behandeling in de algemene praktijk van jonge kinderen, met de nadruk op de eerste levensfase van 0-4 jaar.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/07/Kindertandheelkunde-2022.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-07-06 09:37:172021-12-21 16:29:16Congres Kindertandheelkunde, 7 oktober 2022, RAI Amsterdam
De Dentsply Sirona Academy start een nieuw seizoen en ontmoet u graag live tijdens één van de zes workshops. Ervaren docenten Joerd van der Meer, Sjoerd Smeekens, Maarten Bekkers en Arend van den Akker laten meerdere disciplines aan bod komen; van endo tot resto (in)direct.
We starten op 28 mei 2021 met drie webinars (NIEUW!) en vanaf september vinden de workshops plaats. In een kleinschalige setting begeleiden de docenten u om de geleerde behandeltechnieken met zelfvertrouwen toe te passen.
Zet met hernieuwde kennis en technieken de kroon op uw werk en meldt u vandaag nog aan!
Webinars & workshops 2021
Vrijdag 28 mei
Live webinars met modules Endo, Resto Direct en Resto Indirect (na afloop on-demand beschikbaar) Sprekers: Joerd van der Meer, Maarten Bekkers en Sjoerd Smeekens
Vrijdag 17 september
Workshop Endo I – Wortelkanaalvormgeving en obturatie
Spreker: Joerd van der Meer
Vrijdag 24 september
Workshop Endo II: Herbehandeling en oplossen van complicaties na endo behandeling
Spreker: Joerd van der Meer
Vrijdag 29 oktober
Workshop Resto Direct I: Klasse II composietrestauraties en stiftopbouw
Spreker: Sjoerd Smeekens
Zaterdag 30 oktober
Workshop Resto Direct II: Composiet in het front
Spreker: Sjoerd Smeekens
Vrijdag 19 november
Workshop Resto Indirect I: First impression: indirecte partiële restauraties
Spreker: Maarten Bekkers
Zaterdag 20 november
Workshop Resto Indirect II: Indirecte, adhesieve restauraties en 3D-CAD/CAM-restauratieontwerpen (kronen, inlay, onlay, veneer)
Sprekers: Sjoerd Smeekens & Arend van den Akker
Praktische informatie
Een webinar duurt 75 minuten. Een workshop duurt 4 uren. Uitzondering is workshop Resto Indirect 2, die duurt 6 uren. Deelname aan webinars en workshops levert *KRT-punten op. Per workshop zijn maximaal 15 plaatsen beschikbaar. U kunt zich voor één of meerdere workshops inschrijven.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/07/Root-to-crown-hoofdafb.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-07-01 12:44:502022-06-08 09:29:58Root to Crown: een praktisch hands-on programma voor de algemeen tandarts
Bacteriële of infectieuze endocarditis (IE), een ontsteking van de binnenste laag van de hartwand, is een zeldzame diagnose die moeilijk vast te stellen is. Traditioneel wordt voorgesteld dat flossen beschermt tegen IE. In een uitzonderlijk geval werd IE echter veroorzaakt door krachtig flossen, zo wordt geschreven in een casusrapport in Cureus.
Vroege diagnose cruciaal
Hoewel de ziekte slechts bij drie-negen op de 100.000 personen voorkomt is een vroege diagnose cruciaal wegens het sterftecijfer van 10-30%. Het meest voorkomende symptoom is het hebben of recentelijk hebben gehad van koorts.
Risicofactoren
Er zijn een aantal inherente risicofactoren die patiënten vatbaar maken voor IE. Tandheelkundige ingrepen die de mitraliskleppen koloniseren met bacteriën van de Streptococcus viridans-groep zijn vaak een trigger voor de ziekte. Tot dusver is het gebruik van flosdraad in verband gebracht met een verminderd risico, wat het unieke karakter van de casus onderstreept.
63-jarige man
Het casusrapport beschrijft een 63-jarige man met langdurige mitralisinsufficiëntie die naar de eerste hulp kwam vanwege aanhoudende koorts gedurende enkele weken. De patiënt ontkende recente tandheelkundige ingrepen of colonoscopie, intraveneus drugsgebruik, alcoholgebruik, hemodialyse of eerdere klepvervanging. Hij verklaarde echter dat hij zijn tanden regelmatig floste, resulterende in bloedend tandvlees.
Bloedkweken
Afgezien daarvan constateerde de behandelaar geen afwijkingen en lagen de laboratoriumwaarden binnen het normale bereik. Drie verschillende bloedkweken verzameld met een tussenpoos van 15 minuten toonden gram-positieve S. gordonii-bacteriën aan. Na een onopvallend transthoracaal echocardiogram onthulde een transesofageaal echocardiogram een kleine vegetatie op het posterieure klepblad van de mitralisklep.
Antibioticabehandeling
Op basis van deze bevinding werd de man behandeld met een dagelijkse dosis van gentamicine en penicilline G aan een continu infuus. Op de derde dag van de ziekenhuisopname werden geen S. gordonii-bacteriën in het bloed meer aangetoond en werd hij ontslagen met twee weken poliklinische gentamicine-infusies en vier weken penicilline-infusies.
Ongebruikelijke etiologie
Dit klinische geval beschrijft een ongebruikelijke etiologie van een zeldzame ziekte. Een eerder casusrapport beschreef een vergelijkbaar geval en antimicrobiële behandeling tegen S. gordonii-IE, hoewel dit het gevolg was van incisie en drainage van een tandabces.
Nooit eerder beschreven
Tot dit casusverslag was er nooit een geval van door flossen geïnduceerde IE van een mitralisklep beschreven. De auteurs raden spoedeisendehulpverleners aan om deze diagnose te overwegen bij patiënten met hogerisicokenmerken en terugkerend koorts zonder aanwijsbare oorzaak.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/Floss.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-06-21 15:25:512021-06-21 16:21:24Zeldzaam geval van infectieuze endocarditis door krachtig flossen
Mensen hebben een hekel aan de tandarts. Maar waarom? En wat kunnen tandartsen doen om dat te veranderen? Daar gaat het nieuwe boek van Dr. Bryan Laskin, ‘The Patient First Manifesto’, over. Benieuwd geworden? Lees dan hier alvast een fragment uit hoofdstuk 9 van het boek:
“Empathie lijkt op het eerste gezicht de maatstaf waarop we allemaal moeten schieten. Empathische arts- of zorgteamleden zijn universeel geliefd bij patiënten en collega’s. Als we met onze patiënten meeleven, zijn we ons bewust van hun problemen en zien we de beste manier om met hun zorgen om te gaan.
Het probleem met een empathische verzorger zijn, is dat het proces van het absorberen van de angsten van onze patiënten ons vermogen vermindert om de hoogwaardige klinische resultaten te produceren waarnaar we allemaal streven.”
Liefde voor de zorg
“Het verlangen om met iemand mee te leven is versterkt bij mensen die kiezen voor een beroep in de zorg. De zorg voor mensen en het verlichten van hun pijn is de belangrijkste reden waarom veel van ons überhaupt arts of teamlid zijn geworden!
Elke patiënt of verantwoordelijke verzorger zal onmiddellijk begrijpen dat apathie jegens patiënten niet goed of zelfs maar acceptabel is. Wij, artsen en teamleden, moeten empathie voor onze patiënten behouden om op de juiste manier in hun behoeften te kunnen voorzien.
Dus zitten we met een dilemma: als we onze patiënten met empathie behandelen, zal onze kwaliteit van zorg dalen, omdat we te veel bezig zijn met de angsten en zorgen van de patiënten. Maar als we onze patiënten apathisch behandelen, gaat onze kwaliteit achteruit vanwege onze desinteresse. Bovendien zit niemand op een apathische arts te wachten.”
Compassie
Het antwoord is volgens Dr. Bryan Laskin compassie: “Als we patiënten kunnen behandelen vanuit een plaats van compassie, kunnen we zowel onze kwaliteit van zorg verbeteren als onze menselijke band met patiënten behouden. Dat doen we door te werken aan het beschermen van onze eigen emoties terwijl we ons concentreren op ons gedetailleerde werk.
Alles wat we in een tandartspraktijk doen, van routinematige reiniging tot wortelkanaalbehandelingen en extracties, vereist een niveau van precisie dat baat zou hebben bij het beoefenen van bewust medeleven met onze patiënten.”
Grapjes
“Vaak maken tandartsen grapjes dat het ‘probleem’ dat de groei van de praktijk verstikt, en waardoor ze geen hoogwaardige zorg kunnen bieden, 15 cm boven de plek ligt waar ze in de hoofden van hun patiënten werken. Als patiënten maar wisten wat wij wisten, zouden luisteren naar wat wij zeggen. Als ze maar zouden stoppen met klagen over kosten, pijn en stress van de behandeling. Als ze maar zouden stilzitten en ontspannen, dan zouden we ons werk goed kunnen doen.
Dit kortzichtige perspectief helpt niemand, ook niet de dokter of verzorger.
Ik zou willen beweren dat de belangrijkste factor die praktijken ervan weerhoudt meer winst te genereren en meer patiënten te helpen hun mondgezondheid te verbeteren, op een andere locatie ligt dan in geest van de patiënt.
Ik geloof dat de grootste beperking voor professionals in onze branche om hun doelen te bereiken dieper in ons hart ligt.
Tandartsen zijn van nature zorgzame, koesterende, empathische wezens. De belangrijkste vraag die ik krijg als mensen erachter komen dat ik tandarts ben, is: “Waarom zou je in andermans mond willen graven?” We hebben allemaal te maken met dit soort vragen, maar voor ons is het antwoord duidelijk.
We willen mensen helpen.”
Geabsorbeerde stress
“De mondholte is de toegangspoort tot gezondheid en wij zijn de poortwachters. Natuurlijk is het ook goed verdienen, maar er zijn zeker gemakkelijkere manieren om net zo veel geld te verdienen. En er zijn nog veel meer manieren om meer te verdienen met veel minder stress.
We moeten daarom erkennen dat de stress in ons werk rechtstreeks voortkomt uit onze empathie. De overgrote meerderheid van de mensen die we zien heeft angst om naar de tandarts te gaan! Die angst absorberen we elk uur, van elke patiënt, elke dag.
Maar in deze stressvolle omgeving wordt wel van ons verwacht dat we microchirurgie uitvoeren, waarbij perfectie tot op de nanometer essentieel is.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik vorige week tijdens een operatie dacht dat als de patiënt zou stoppen met huilen, de vulling minder dan 90 seconden zou duren. Elke dag wordt een ‘eenvoudige’ procedure die we als duizend keer hebben doorlopen buitengewoon moeilijk gemaakt door de persoon met die tanden aan de tanden vastzit.
De reden waarom dit zo moeilijk is, is omdat we erom geven.”
We worden ongevoelig
“Maar na verloop van tijd raken we ongevoelig voor het lijden van onze patiënten, zodat we ons werk effectief kunnen uitvoeren. Dat doen we niet vanuit compassie, maar vanuit zelfbehoud. Met andere woorden, we negeren onbewust de gevoelens van onze patiënten, zodat onze eigen empathische aard ons er niet van weerhoudt om kwaliteitszorg te leveren.
Maar uiteindelijk willen patiënten gewoon weten dat u om hen geeft. Als we ons te veel zorgen maken, worden we slechter in ons werk. We moeten begrijpen wat onze patiënten nodig hebben en tegelijkertijd onze focus behouden, zodat we de hoogst mogelijke kwaliteit van zorg kunnen leveren.
Door consistent te oefenen, kunnen artsen en zorgprofessionals het werk doen dat nodig is om te voldoen aan de wensen van hun patiënten voor een minder stressvolle, hoogwaardige, meer meelevende tandheelkundige ervaring, terwijl ze ook geweldig werk produceren.”
Twee stappen naar succes
Er zijn slechts twee stappen nodig om de kloof tussen artsen en hun patiënten te overbruggen, zodat u een praktijk kunt bereiken die uw dromen te boven gaat:
Leer wat patiënten willen
Doe er wat mee
De tweede stap is voor veel mensen duidelijk de moeilijkste. Het doorvoeren van verandering kan moeilijk zijn voor praktijken en teams, dus het is belangrijk om een actieplan te hebben bij elk initiatief dat u neemt.
We hebben allemaal wel eens een kans gezien om de zorg te verbeteren en hebben de oplossing vervolgens niet met succes geïmplementeerd. Het verschil tussen succesvol zijn in het implementeren van een nieuwe technologie of procedure in uw praktijk, is ervoor te zorgen dat u het kernprobleem dat u probeert op te lossen volledig begrijpt en een duidelijk implementatieplan op te stellen.
Door systematisch documenteren van verrichtingen, is er een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Verslag van de lezing van Edwin Eggink over revascularisatie: casussen en procedure.
Leren van indicaties, het behandelproces en resultaat
Met het aanbreken van het AVG-tijdperk lijkt het administreren en documenteren van de patiëntenbehandeling meer een last dan een lust geworden. Maar door ons handelen netjes vast te leggen, kunnen we leren van de indicaties, het behandelproces en het resultaat op de lange termijn. Revascularisatie is van de huidige behandelmodaliteiten een lastig te doorgronden proces in de endodontologie. Door bij de verwijspraktijk Proclin Rotterdam de verrichtingen systematisch te documenteren, is er een grote bron aan informatie opgebouwd. Op basis hiervan is er inmiddels een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Dat helpt ons om afwijkingen in het verloop van een revascularisatie sneller te onderkennen en maatregelen te nemen, zodat de kans op een positieve uitkomst uiteindelijk voorspelbaar wordt.
Hans Genet was een belangrijke man voor de ontwikkeling van de endodontologie.
Hij stond voor drie hoofdzaken:
Het verbeteren van de kwaliteit van de endodontische behandeling in de algemene praktijk. Dit deed hij door het bedenken van een simpel behandelprotocol wat op de universiteiten onderwezen werd.
Goed (postacademisch) onderwijs.
Toepasbare en goed uitgevoerde klinische studies.
Hans Genet overleed toen Edwin Eggink zijn tandheelkundestudie begon. Hij zorgde ervoor dat de endo ‘van hocuspocus gedoe met rare chemicaliën’ een frisse en efficiënte behandeling werd. Genet was voorstander van practice based research: onderzoek wat we direct in de praktijk kunnen toepassen.
Bij Proclin Rotterdam, waar Eggink werkzaam is, wordt ook aan practice based research gedaan. Zij proberen zo veel mogelijk data te verzamelen van patiënten en dit te gebruiken om hier conclusies aan te verbinden. Bij iedere patiënt wordt in de kaart middels een # en een steekwoord, bijvoorbeeld #autotransplantatie, aangegeven om wat voor behandeling het gaat . Zo kan in het systeem makkelijk gezocht worden en zijn de patiënten wat meer gestructureerd in beeld. Het bestand bestaat nu uit ongeveer 60.000 patiënten.
Eén van de onderwerpen waar zij gegevens over verzamelen is de revascularisatie. Binnen de praktijk komen ze dit op twee manieren tegen:
Na een trauma
Bij autotransplantatie
Casussen trauma en revitalisatie
Een casus over trauma en revitalisatie wordt besproken.
Casus
Een jongen die gevallen is. Er was sprake van een ongecompliceerde kroonfractuur van de 21. De tandarts heeft het afgebroken stukje weer teruggezet en de tijd daarna bleef de 21 erg gevoelig bij koude. De tandarts heeft een afwachtend beleid aangehouden. De koude gevoeligheid nam af, maar werd vervangen door gevoeligheid bij bijten. De patiënt werd verwezen voor een endodontische behandeling van de 21.
Op de solo is een zwarting te zien en een onafgevormde radix van de 21. De diagnose die gesteld werd, was een pijnlijke parodontitis apicalis. De therapie die gekozen werd, was de revascularisatie.
Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.
Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.
De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.
De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.
Na 2 maanden
Na 6 maanden
Na 12 maanden
Na 24 maanden
Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.
Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.
Geen obliteratie ingroei bot, 0 maanden
Geen obliteratie ingroei bot, 36 maanden
De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.
De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.
Wat is revascularisatie nu precies?
Er is vaak verwarring over wat revascularisatie nu precies is. Er zijn dan ook meerdere termen die door elkaar gebruikt worden, maar die wel andere betekenissen hebben.
Regeneratie is een procedure om op een biologische manier beschadigde tandstructuren (waaronder dentine en de pulpa) te vervangen
Revascularisatie is het opnieuw laten ontstaan van de bloedvoorziening in (onafgevormde) elementen
Revitalisatie is de ingroei van weefsel wat niet hetzelfde hoeft te zijn als het weefsel wat verloren is gegaan
De European Society of Endodontologie (ESE) heeft in haar ‘position statement’ ervoor gekozen om de term ‘revitalisatie’ te gebruiken en dit te zien als een alternatief voor de apexifikatie van onafgevormde elementen.
Bij het uitvoeren van de revitalisatiebehandeling kunnen verschillende uitkomsten gevonden worden. Zo wordt in 90% van de gevallen apicale genezing gezien. Dit wil zeggen het verdwijnen van een eventuele zwarting aan de apex met bijbehorende klachten. In ongeveer 80% van de gevallen wordt apicale afvorming gezien en bij 75% wordt enige mate van obliteratie gevonden.
Procedure revitalisatie
De procedure van de revitalisatie in stapjes doorgenomen:
– Het element openen zonder anesthesie
Dit omdat je een apicale bloeding wilt creëren en de vasoconstrictie als gevolg van de verdoving niet wenselijk is. Daarnaast wordt het makkelijker om zo de juiste lengte te bepalen en kan rekening gehouden worden met vitaal weefsel wat apicaal nog aanwezig kan zijn.
– Op werklengte spoelen met NaOCl (minder dan 3% oplossing)
Deze concentratie zorgt voor het behoud van stamcellen en heeft voldoende desinfecterende werking om bacteriën aan te pakken.
– Bij een element met symptomen (fistel of pusafvloed) wordt calciumhydroxide (Ca(OH)2) ingesloten
Dit wordt met name ingesloten als de infectie al langer bestaat. Belangrijk is dat de Ca(OH)2 op waterbasis is, omdat siliconenbasis heel lastig uit het kanaal te verwijderen is.
– Tijdelijke afsluiting (voor drie weken) met cavit en glasionomeer
– Opnieuw openen en uitgebreid de Ca(OH)2 wegspoelen met steriele zoutoplossing of EDTA 17%
Kies hiervoor geen NaOCl omdat dit toxischer is voor de eventuele stamcellen die apicaal aanwezig zijn. De laatste spoeling moet altijd met EDTA gebeuren. Dit heeft namelijk de eigenschap om door decalcificatie van het dentine collageen vezels bloot te leggen en groeifactoren te stimuleren, waardoor nieuwe cellen zich tot odontoblast-achtigen kunnen differentiëren.
– Creëren van een apicale bloeding
Hierdoor vult het kanaal zich met een bloedstolsel. Dit dient als matrix voor de ingroei van nieuw weefsel.
– Afsluiten van het element
Dit kan met Biodentine of MTA , maar deze twee willen nog wel eens verkleuring geven. Daarom als alternatief cavit en glasionomeer.
– Controle na 3 maanden
Als het goed is, is nu een start van de apicale genezing zichtbaar. De zwarting moet in ieder geval weg zijn.
– Ieder half jaar opvolgen
Laten slagen revascularisatie
Om de behandeling te laten slagen zijn twee effecten van belang:
Desinfectie van het kanaal.
Demineralisatie van het dentine en daardoor het vrijkomen van eiwitten die stamcellen helpen te differentiëren.
In Amerika wordt in plaats van Ca(OH)2 triple antibiotic paste (TAP) in het wortelkanaal aangebracht. Dit wordt middels een medium en een lentulo naald in het kanaal aangebracht. Het voordeel van Ca(OH)2 is dat het ook zorgt voor demineralisatie, wat TAP niet doet. Daarnaast is Ca(OH)2 veel makkelijker weg te spoelen uit het kanaal. Van de TAP blijft 80% achter in het kanaal aangezien één van de gebruikte antibiotica met het dentine bindt.
Niet alle elementen komen in aanmerking voor revascularisatie.
Een aantal spelregels:
Elementen die dusdanig beschadigd zijn waarbij een stiftopbouw nodig is, zijn ongeschikt.
Hoe groter de apicale diameter, hoe groter de kans op succes.
Hier zijn stamcellen in grotere mate aanwezig.
Hoe langer de infectie bestaat, hoe kleiner de kans op succes.
Het resultaat is het beste in de eerste paar weken na het trauma. Wanneer weken maanden worden, wordt de kans steeds kleiner.
Het kan zijn dat, ondanks een zwarting, apicaal en nog wel vitaal weefsel in het element aanwezig is. Daarnaast bevinden de meeste stamcellen zich in de apicale papilla.
Door Lovelace werd aangetoond dat de stamcellen uit deze papilla zich ook bevinden in het bloedstolsel apicaal wat gecreëerd wordt tijdens revascularisatie. Hij behandelde een aantal kinderen met een apicaal probleem. Hij maakte de elementen intern schoon en behandelde deze vervolgens met TAP. Dit werd in de tweede zitting verwijderd met fysiologisch zout en hij creëerde de apicale bloeding. Vervolgens nam hij samples van het fysiologische zout waarmee gespoeld was, van de bloeding apicaal en hij nam bloed af uit de arm. Hij testte vervolgens of er celmarkers aanwezig waren die kenmerkend waren voor de stamcellen uit de apicale papilla. Hij vond deze in het fysiologische zout, maar nog veel meer in de apicale bloeding. Hiermee toonde hij aan dat de cellen het wortelkanaal in bewegen.
Revascularisatie bij autotransplantaten
Revascularisatie speelt niet alleen bij trauma een rol, maar ook bij het uitvoeren van autotransplantaten. In 1990 werden hier al onderzoeken naar uitgevoerd door Andreasen en hieruit weten we dat deze het beste slagen als de apex 2/3 tot ¾ afgevormd is.
Zo werd er een onderzoek gedaan bij apen waarbij een aantal elementen werden getransplanteerd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen niet afgevormde, afgevormde en volwassen elementen. Ze werden allemaal ongeveer 18 minuten buiten de mond bewaard en daarna terug geplaatst. Na acht weken werden de elementen geëxtraheerd. Bij de onafgevormde elementen zagen ze vervolgens zeven tot acht millimeter ingroei van pulpaweefsel. Bij de volwassen elementen zagen ze geen ingroei.
Laureys bedacht toen dat bij afgevormde elementen een deel van de apex weg gehaald kon worden, zodat opnieuw een open apex ontstaat. Uit dit onderzoek bleek dat als de apex groter was dan drie millimeter er al sprake was van weefsel ingroei. Dit bleek in de praktijk toch niet helemaal te kloppen. Veel van deze elementen vertoonden klinisch apicale zwartingen.
Skoglund en Tronstad deden een onderzoek waarbij 65 onafgevormde eenkanalige elementen werden geëxtraheerd en getransplanteerd.
Zij vonden na vier dagen bij het foramen gevasculariseerd weefsel, na tien dagen in het onderste 2/3 deel, na 30 dagen was het hele wortelkanaal gerevasculariseerd en na 180 dagen vonden ze ook ingroei van alveolair bot. Bijzonderheid was dat wanneer de bloedvoorziening na vier dagen hersteld was, het element zich identiek gedroeg als de controle elementen. De apex werd normaal afgevormd alsof er nooit iets gebeurd was.
Obliteratie volledig, 0 maanden
Obliteratie volledig, 6 maanden
Obliteratie volledig, 12 maanden
Obliteratie volledig, 28 maanden
Als het mis gaat
Het gaat ook wel eens mis. Eén van de dingen die mis kan gaan is het optreden van externe ontstekingsresorptie. Daarom is opvolging ook zo belangrijk. Bij het zien van deze resorptie zal direct ingegrepen moet worden middels een endodontische behandeling.
Edwin en zijn collega’s hebben inmiddels een database opgericht met daarin alle gevallen van autotransplantatie. Daarin houden zij bij wat de indicatie was en registreren ze onder andere de obliteratiegraad.
In totaal zitten er nu 145 bovenpremolaren in deze database met een transplantatiedatum van meer dan twee jaar geleden. Dit waren allemaal onafgevormde elementen.
Hiervan hadden zij van 92 gevallen ook een opvolging na twee jaar.
De obliteratie verdeelden zij in meerdere categorieën:
tot 1/3
1/3 tot 2/3
meer dan 2/3
volledig geoblitereerd
In de meeste gevallen zien zij een volledig geoblitereerd element.
In een enkel geval is er zelfs kaakbot in het element gegroeid. Er zit daarbij een parodontaal ligament aan de binnenkant van het element tussen het ingegroeide kaakbot en het dentine. Deze elementen zijn niet ankylotisch en kunnen nog normaal orthodontisch verplaatst worden.
Grafiek: obliteratie premolaren database
Op het moment dat een autotransplantaat niet slaagt, zal er een zwarting apicaal ontstaan. Er wordt dan alsnog geprobeerd apexcificatie te krijgen door revascularisatie. Mocht ook dit niet lukken dan wordt de Ca(OH)2 in het kanaal vervangen voor MTA.
Conclusie: is revascularisatie voorspelbaar?
Ja, als je je houdt aan de juiste spelregels:
Het moet een onafgevormd element zijn
Het element moet restauratief goed te behouden zijn
De procedure moet op de juiste manier gevolgd worden
Er moeten adequate controlemomenten plaats vinden:
– na drie tot zes weken treedt de eerste eerste genezing op
– na drie maanden is meestal de eerste afvorming zichtbaar
– na één jaar
Edwin Eggink rondde in 1994 zijn studie tandheelkunde af om vervolgens in 1997 af te studeren als tandarts-endodontoloog, beide aan het ACTA in Amsterdam. Tot 2009 heeft hij zijn verwijspraktijk voor endodontologie gecombineerd met een algemene praktijk. In maart 2009 startte hij EndoRotterdam, een verwijspraktijk voor endodontologie waar zowel tandarts-endodontologen als tandartsen met een specifieke affiniteit voor de endodontologie werken. Daarnaast ontstond er een nauwe samenwerking met de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam en PRO-Rotterdam, wat heeft geleid tot de oprichting van Proclin Rotterdam. In de loop der jaren verzorgde Edwin diverse lezingen, cursussen en publicaties, gezamenlijk met zijn collega’s Dick Barendregt, Manfred Leunisse en Marcel Linssen, helemaal gewijd aan het autotransplanteren.
Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Edwin Eggink tijdens het NVvE-congres De endo start.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/01/genezing.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-06-07 15:32:032021-06-07 16:16:14Is genezing na revascularisatie in de endodontie voorspelbaar?
De ‘COVID-19 geschiedenis’ en alle voortdurende ontwikkelingen heeft ervoor gezorgd dat een gepland symposium ‘Deep dive abnormale tandontwikkeling’ van maart 2020 op de langere termijn is verschoven. SCEM wilde de doelgroep van o.a. preventieassistenten toch van relevante beroepsinformatie voorzien en organiseerde begin van het jaar, op donderdag 7 januari 2021 een webinar.
Als gepromoveerd psycholoog met paramedische kennis als praktizerend mondhygiënist mocht ik nader ingaan op de psychische gevolgen van abnormale tandontwikkeling voor het kind en zijn of haar omgeving.
Voor wie is het een probleem en wat is de impact?
Bij een probleembenadering, in dit geval abnormale tandontwikkeling en psychische effecten, rijst de vraag: “Voor wie is het een probleem en wat is de impact?
In eerste instantie is het van belang om zowel de door anderen geobserveerde als de door het kind zelf ervaren gebitssituatie inzichtelijk te maken. De volgende vraag is dan welke reacties dit oproept en hoe dit van invloed kan zijn op het kind en de omgeving. Een kort interactief reflectie-moment volgde, waarbij enkele deelnemers via de chat hun gedachten verwoorden over welke problemen of impact een kind dat een abnormale tandontwikkeling heeft volgens hen zou kunnen ervaren. ‘Een teruggetrokken houding’, ‘stilletjes of verlegen zijn’, ‘verdrietig of licht depressief’, ‘angstig’ en ‘pesten’ passeerden de revue. En op de vraag wat zij dan zouden doen of reageren als een kind met een afwijkende mondsituatie in de praktijk komt, werden ‘vragen naar het kind’, ‘luisteren’ en vooral ‘positief benaderen en complimenteren’ genoemd.
Buiten-gewoon gebit casus
Om een kijkje te geven in een bijzondere ervaring uit de praktijk van tandarts Khee Hian Phoa, deelde hij deze buiten-gewoon gebit casus via een video-boodschap.
Een jongetje met zijn ouders meldde zich bij mij op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde met de vraag of ik iets aan zijn haaientanden kon doen. Hij was 11 jaar oud en zou binnenkort naar een nieuwe middelbare school gaan en hij kreeg nu toch best wel vaak opmerkingen over zijn tandjes.
Hij bleek Ectodermale Dysplasie te hebben, dat is een syndroom wat in 1:100.000 gevallen voorkomt. Het gaat gepaard met missende gebitselementen en de gebitselementen die er wel zijn hebben ook een conische vorm, er is een kleinere zweet functie, er is vlassig haar, de nagels zijn ook anders en er is vaak een puilend voorhoofd.
We besloten – mede gezien zijn leeftijd – met zo min mogelijk slijpen “normalere” tanden te gaan maken door middel van het aan brengen van composiet vulmateriaal.
Intussen zijn er meerdere mooie minimaal invasieve behandel technieken gekomen.
Op latere leeftijd (vanaf 18 jaar) kan dan eventueel een definitiever plan gemaakt worden met implantaten en veneers.
Dat hij er blij mee was, was erg fijn, maar in een gesprek gaf hij aan, dat hij een ander jongetje geworden was. Op de vraag wat hij daarmee bedoelde zei hij: “Ik ben een beter jongetje geworden.” Dat emotioneerde mij enorm, want daarmee zei hij dat hij vóór de behandeling feitelijk een slechter jongetje was, wat er zeker op zou kunnen duiden, dat hij met zijn haaientandjes behoorlijk gepest was.
Je hoeft geen psycholoog te zijn voor begeleiding
De casuïstiek liet zien dat je als tandarts, mondhygiënist of als preventieassistent bij de begeleiding van kinderen die een abnormale tandontwikkeling hebben, geen psycholoog hoeft te zijn.
Vanuit een persoonlijke ervaring lichtte ik toe waarom ik een ‘mondzorgpsycholoog’ ben geworden:
“Mijn fascinatie voor het gebit begon toen ik als jong meisje op mijn tanden was gevallen. Een voortand ging dood, werd pikzwart en uiteindelijk kreeg ik als puber een kroon. Dankzij de vele pijnlijke behandelingen en de schaamte die ik toen ervoer, weet ik nu hoe belangrijk een mooi en gezond gebit is voor iemands welbevinden.” (https://www.psynip.nl/uw-beroep/werken-als-psycholoog/de-psycholoog-in-de-spotlight/maak-kennis-mondzorgpsycholoog/)
“De mond straalt uit wat je denkt, hoe je je voelt en wie je bent”
Er zijn verschillende soorten psychologen
Een sociaal psycholoog kijkt naar het gedrag van het individu; hoe een mens in de wereld staat; hoe een persoon anderen waarneemt en met hen omgaat, én kijkt ook naar het gedrag in en van groepen.
Een klinisch psycholoog kijkt naar de geestelijke/mentale gezondheid (psychopathologie) van de mens.
Een ontwikkelingspsycholoog kijkt naar de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd; ‘levenslooppsychologie’
Wat te doen bij kinderen met abnormale tandontwikkeling in de praktijk?
Wanneer er kinderen met een abnormale tandontwikkeling in de praktijk komen, dan zijn vaardigheden als ‘bejegening, observeren, luisteren, steunen en motiveren’ de meest belangrijke competenties voor passende zorg en begeleiding.
Maak contact en bouw een vertrouwensrelatie op. Volgens de contacttheorie is meer contact, kennismaking en communicatie tussen mensen of groepen goed voor wederzijds begrip én naarmate men elkaar beter leert kennen vooral ‘negatieve’ houdingen en vooroordelen uitblijven danwel verminderen.
Observeer, luister en stel vragen die nodig zijn om te achterhalen in hoeverre er een echte hulpvraag is:
Wat is het probleem?
Waarom is het een probleem?
voor Wie is het een probleem?
Er zijn verschillende vormen van steunen, en afhankelijk van wat een persoon nodig heeft pas je sociale steun toe:
Emotionele steun: liefde, emotionele zorg, empathie en vertrouwen geven.
Waarderingssteun: informatie verstrekken waarmee iemand zichzelf kan waarderen.
Informatieve steun: informatie verstrekken die persoonlijke of omgevingsproblemen oplost.
Instrumentele steun: helpen met taken, voor iemand zorgen.
Een centraal en veelgebruikt begrip in de gezondheidszorg is ‘motiveren’. Meestal is er zonder motivatie geen hulpvraag, behandelplan, interventie, actie en resultaat. Bovendien is het lastig een antwoord te geven op de vraag hoe je kunt ‘motiveren’. Veelal klinkt het vriendelijk, maar in de praktijk wordt het door de patiënt/cliënt meestal ervaren als ‘overhalen’ of ‘bekeren’. ‘Motiverende gespreksvoering’ wordt dan eerder als aversief beleefd.
Enkele tips
Je eigen levensverhaal bepaalt je kijk op het leven en op het leven van anderen.
Durf te vragen en geef Waardering en Feedback.
Heb een Luisterend oor of bied een arm om de schouder.
Geef Praktische steun en hanteer een Positieve benadering.
Geef Feitelijke informatie, heb Vertrouwen, Geduld en Kalmte.
Pas Sociale vaardigheden toe en ben Bereidheid om te leren.
Leer ‘Lezen’: …kijk en luister naar subtiele aanwijzingen over de huidige stemming en de persoonlijkheid.
Het is de kunst om te relativeren…, een filmtip hiervoor is de film Wonder: August “Auggie” Pullman is een jongen van 9 jaar, die geboren werd met een misvormd gezicht en zijn draai probeert te vinden in een nieuwe school Film-trailer hieronder
Door:
Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd sociaal psycholoog en mondhygiënist, en Khee Hian Phoa, tandarts-MFP (NVGPT), Restauratief tandarts (NVVRT).
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/05/Abnormale-tandontwikkeling-Wat-normaal-is-voor-de-één-is-afwijkend-voor-de-ander.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-06-07 15:30:022021-06-08 10:10:08Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander
Parodontitis is een complexe multifactoriële aandoening, maar in élke patiënt met parodontitis is plaque aanwezig, omdat er anders geen parodontitis kan ontstaan. Het is van groot belang te identificeren welke risicofactoren daarnaast aanwezig zijn, omdat deze per individu verschillen (bijv. roken, stress, diabetes, etc.). Biologische sleutel-componenten die, naast de risicofactoren, medeverantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van parodontitis zijn microbiële disbalans en een hyper-inflammatoire host response.
Genetische prepositie kan aangepast worden; door gedragsverandering kan het risico verlaagd worden en de waarschijnlijkheid dat iemand parodontitis ontwikkeld, ook verlaagd worden.
De risicofactor is geen statisch gegeven, geen feit. Gedurende het leven, en bij grote life-events, kan het risico veranderen.
Trap van parodontale zorg “P.R.I.C.E.”
P -> Populatie: dit omvat preventie, educatie, bewustwording, zelfzorg en mondhygiëne.
R -> Risico-inschatting: Voorgeschiedenis van de patiënt, Oral Health Risk Assesment, zorgplan, instructies voor verbeteren van de mondgezondheid.
I -> Interventie: vroege interventie, professionele reiniging van supra en sub-gingivale biofilm, tandsteenverwijdering, aanvullende therapie.
C -> Controle: hoe reageert de gingiva op de ingestelde behandeling, hoe hoog is het individuele risico? De plekken die niet reageren op eerdere behandeling, mogelijk chirurgisch behandelen.
E -> Exit: levenslang parodontaal ondersteunende nazorg, rehabilitatie en extractie.
Stappenplan parodontale behandeling
Vooraf
Voordat gestart wordt met de parodontale behandeling, worden de parodontaal verloren elementen geëxtraheerd.
Stap 1
Uitleg van de ziekte aan de patiënt en vaststellen van risicofactoren. Dit houdt in dat wordt bepaald hoe vatbaar een bepaald individu is voor het ontwikkelen van parodontitis. De patiënt wordt vervolgens ingedeeld in hoog/gemiddeld/laag risico. Daarna volgt een instructie van mondhygiëne, een op het individu toegespitste gedragsverandering (verbeteren zelfzorg, stoppen met roken, verandering van dieet en verminderde koolhydraatinname, gewichtsverlies), PMPR (professional mechanical plaque removal), supra-gingivaal scalen, verwijderen van plaque-retentie factoren en profylaxe. Wanneer een patiënt al álles aan plaqueverwijdering doet, dan is het verstandig te focussen op eliminatie van risico-factoren.
Deze stap is ook van belang om parodontale gezondheid te béhouden en om patiënten met gingivitis te behandelen. Van álle stappen zorgt stap 1 voor de grootste afname van aantal aangedane plekken in de mond door parodontitis.
Risico-inschatting en gedragsverandering zijn hierbij de belangrijkste punten, het implementeren van gedragsverandering vereist een individuele aanpak.
Stap 2
Professionele tandsteen verwijdering sub- en supragingivaal, herhalen van mondhygiëne instructies en belang van zelfzorg, en aanpak van risico-factoren.
Na 3 maanden volgt Stap 3:
Stap 3
Diepe parodontale reiniging, met name van de niet-responderende plekken, opnieuw instructies voor zelfreiniging, overwegen aanvullende therapie (bijv. specifieke medicatie of mondspoeling) en chirurgie. Deze stap wordt vaak uitgevoerd door tandarts of parodontoloog.
Na 3 maanden volgt Stap 4:
Stap 4
Onderhoudsfase, hierbij wordt ondersteunende zorg geboden, voor behoud van pockets van 4 mm of minder.
Recall
Bij parodontaal gezonde patiënten, en bij patiënten met gingivitis geldt een recall-termijn van 6 maanden. Als het een hoog-risico patiënt betreft of een patiënt met een systemische aandoening, geldt er een recall-termijn van 3 maanden.
Primaire preventie
Voorkomen dat iemand met gingivitis uiteindelijk parodontitis ontwikkelt.
Secundaire preventie
Voorkomen dat iemand die in het verleden parodontitis heeft doorgemaakt en hiervoor succesvol is behandeld, dit opnieuw ontwikkelt. Hierdoor voorkom je dat er vérdere botafbraak plaats vindt.
Effectiviteit
Hoe effectief is elke stap van de therapie? Elke volgende stap van de therapie neemt af in mate van effectiviteit (gemeten in afname van aangedane plekken) en neemt toe in kosten.
Echter, wanneer iemand een hoog risico-profiel heeft voor het ontwikkelen van parodontitis en deze patiënt krijgt de juiste behandeling en ondersteuning, dan gaan er gemiddeld 1.9 elementen verloren in 12 jaar. Dit is best redelijk.
Bij patiënten met diabetes mellitus wordt vaak een verstoorde wondgenezing gezien en een toename aan ontstekingsreacties. Verder wordt er vooral bij patiënten met een ongecontroleerde diabetes mellitus, een grote toename aan aanhechtingsverlies gezien.
Bij patiënten die roken ontstaat er een slechtere doorbloeding, waardoor er een slechtere lokale afweer (fagocytose en diapedesis), slechtere genezing (fibroblasten-functie) en een toename in ontsteking is. Wanneer het aantal “packyears” toeneemt, neemt ook het klinisch aanhechtingsverlies toe. Dit laat een klassieke dosis-response verhouding zijn bij rokers.
Het is een complexe ethische discussie of (stevige) rokers voor parodontitis moeten worden behandeld, omdat behandeling zeer waarschijnlijk niet zal leiden tot stabilisatie van het ziekteproces en ook niet tot behoud van de gebitselementen, tenzij de patiënt stopt met roken. Het is belangrijk dit gesprek met de patiënt aan te gaan, en een informed consent te bereiken. Het is mogelijk een soort “palliatieve parodontale zorg” te verlenen, waarbij niet al te veel tijd wordt besteed aan worteloppervlakte therapie. Bij rokers wordt afgeraden om parodontale chirurgie uit te voeren, vanwege de slechte wondgenezing. Chirurgie kan in dit geval de situatie juist verérgeren.
Bij patiënten met parodontitis wordt het gebruik van een elektrische tandenborstel aangeraden, omdat sommige elektrische tandenborstels een iets betere plaquecontrole opleveren. Echter moeten in de overweging ook de economische (kan een patiënt het betalen?) en de milieu-technische aspecten mee worden genomen. Flossen wordt niet aangeraden als eerste keus van interdentale reiniging bij patiënten die voor parodontitis zijn behandeld, en in het onderhoudsprogramma zitten. Dit, omdat de ruimtes vaak te groot zijn en flossen hierdoor niet effectief is en rageren wel. Mochten er plekken in de mond zijn waar géén rager doorheen past, dan wordt daar het gebruik van flossdraad weer wél geadviseerd.
Spreker: Ian Needleman, professor of periodontology and evidence-informed healthcare bij UCL Eastman Dental Institute in London, Verenigd Koninkrijk
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. Ian Needleman tijdens de EFP Virtual PerioSession.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/04/Praktische-tips-voor-behandeling-van-parodontitis-fase-I-III-400x230-.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-06-07 15:28:222023-11-08 13:49:06Praktische tips voor behandeling van parodontitis fase I-III
Er zijn diverse systemen om in de partieel betande kaak de relatie te beschrijven tussen diasteem en pijlerelement(en). De New Yorkse tandarts dr. Edward Kennedy heeft al in 1923 een systematiek voorgesteld, die in 1928 in boekvorm (Partial Denture Construction) is verschenen. Dit systeem, de Kennedy-classificatie, is nog steeds actueel en wereldwijd het meest gebruikte systeem.
Verslag van de lezing van Ludovic Beckers, Hoofd Tandtechniek bij laboratorium Uni-Dent, gelieerd is aan de KU Leuven, over de ontwerpregels voor het voorspelbaar ontwerpen en opstellen van een frameprothese.
Een frame prothese is een partiële prothese (pp), bestaande uit een gegoten metalen skelet en kunstharszadels met kunstelementen. Aan het metalen skelet onderscheidt men ankers, een of meer zadelrasters, een links-rechtsverbinding (major connector) en enkele verbindingselementen (minor connectoren) die de ankers met de major connector of het zadel verbinden. Door middel van de ankers wordt de verbinding met de pijlerelementen tot stand gebracht. Voor steun, retentie en stabiliteit is de frameprothese in grote mate van deze verbinding afhankelijk Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk
Classificatie Kennedy ontwerp van het frame
Uitneembare prothese (RPD)
Kauwkrachten en trekkrachten (+/-)
Tandvleesgesteund (resiliëntie 1000μ)
Tandgesteund (ligament 50μ)
Implantaatgesteund (bot 10μ)
Biomechanica
Classificatie van Kennedy (1923)
De classificate is ontwikkeld voor:
Communicatie omtrent toestand van orale caviteit
Opmaken van een combinatielijst tussen tanden en diastemen
Aanleren van de ontwerpregels, als hulpmiddel
Opstellen van een goed behandelplan om op de moeilijkheden, eigen aan ieder specifiek ontwerp, beter te anticiperen
Maken van een adequate prothese die voldoet aan specifieke occlusale belasting
Wanneer toe te passen?
Partieel edentate kaken
Gevallen waarbij tanden ontbreken
Groepering per diasteem
Vereisten van een classificatie
Visualisering van partiële betanding
Differentiatie tussen tand-gesteunde en tandvlees-gesteunde protheses
Doet dienst als leidraad of gids voor het type ontwerp
Universeel aanvaard
Oorzaken van tandverlies
Cariës
Marginale parodontale aandoeningen
Cariës en marginale paropathologie
Trauma
Orthodontische achtergrond
Prothetisch behandelplan
Gekipte en geïmpacteerde verstandskiezen
Andere oorzaken
Bron: NTT 2011, D.J. Witter
Classificatie van Kennedy
Klasse I: Bilateraal vrije-eind
Bilateraal ontbrekende elementen
In een boog, tweezijdig
Geen tand distaal van het diasteem
Posterieur zadel
Klasse II: Unilateraal vrije-eind
Unilateraal ontbrekende elementen
In een boog, eenzijdig
Geen tand distaal van het diasteem
Klasse III: Laterale onderbreking
Unilateraal begrensd
Lateraal diasteem
Een of meerdere tanden
Een pijler anterieur en een pijler posterieur
Klasse IV: Frontale onderbreking
Meest voorkomend in de bovenkaak
Diasteem over twee kwadranten, over de anterieure middellijn
Bilateraal begrensd
Onderdelen partiële prothese
Een partiële prothese bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Major connector
Het deel van de uitneembare partiële prothese dat de onderdelen van een boogzijde verbindt met de andere zijde.
Maxilla: palatale plaat, AP beugel, anterieure palatale beugel
Mandibula: linguale beugel, labiale beugel, linguale plaat
2. Minor connector
De verbindingsschakel tussen de major connector of basis van de partiële prothese en de andere elementen van de prothese, zoals klemmen, indirecte ankers, occlusale en cingulaire steunen.
Vereisten
Rigide voor uniforme krachtspreiding
Niet indrukbaar, niet buigbaar
Ieder mucosaal oppervlak op hoogglans
3. Indirect anker
Het deel van een uitneembare prothese dat het actieve anker ondersteunt bij het voorkomen van het loskomen van het distaal of mesiaal zadel bij inwerking van zowel positieve als negatieve krachten
4. Occlusale steun
Met het opvangen van de positieve verticale kauwkrachten van de pp door de pijlerelementen wordt voorkomen dat de prothese in de mucosa wegzakt. Door gebruik te maken van steunpunten over meerdere elementen, worden de kauwkrachten verdeeld over een zo groot mogelijk parodontaal oppervlak. Daarbij is een belasting langs de lengte-as te prefereren omdat de pijlerelementen in die richting de grootste weerstand tegen verplaatsing bieden. Daarnaast zorgt deze steun ervoor dat in verticale zin de relatie tussen restgebit en pp wordt gehandhaafd.
Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk
Transfereert kracht naar de pijlertand
Voorkomt resiliëntie (cervicaal)
Stabiliseert de actieve arm in de correcte positie 2.4 mm (gemiddelde klemdikte)
5. Basis
Het deel van de prothese dat steunt op het basaal weefsel en waaraan de tanden worden
bevestigd.
6. Tanden
Functie:
Voorkomen migratie van restgebit
Behoud interocclusale ruimte/afstand
Herstel kauwfunctie
Esthetische aspecten
Fonetiek
7. Actief anker
Geeft retentie en voorkomt dislocatie van de prothese, functie klem: stabiliteit, retentie en
steun.
Pijlerelement
Starre steunarm: boven of op de meetlijn (equator)
Flexibele retentiearm:0,5 mm-1mm onder meetlijn
Meer naar cervicaal
Ontwerpen frames
Bij het ontwerpen van een frameprothese dient met een aantal uitganspunten rekening te worden gehouden. Deze betreffen:
Keuze van de pijlerelementen
Plaats en vormgeving van de verankering
Systematiek van het verankeren
Bron: De partiële prothese: Uitgangspunten bij de diagnostiek en de behandeling van het gemutileerde gebit, Dr. P.G.F.C.M. Battistuzzi et al. Tweede herziende druk
Als dit is bekeken, worden vervolgens worden de volgende stappen doorlopen voor het ontwerpen van het frame.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/06/frameprothese.jpg230400Anita test Testhttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgAnita test Test2021-06-07 15:13:002021-06-07 16:07:44Ontwerpen en opstellen van een frameprothese
Iedere tandarts wordt regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. In dit verslag worden de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen op een rijtje gezet, zodat u de indicatie voor de herbehandeling nauwkeuriger kunt bepalen.
De uitkomst van een wortelkanaalbehandeling is vooraf vaak goed in te schatten. Geen wonder, want de kanaalbehandeling kent een hoog succespercentage. Toch wordt iedere tandarts regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. De oorzaak van die problemen is meestal gelegen in een tekortkoming van de vaak jaren eerder uitgevoerde behandeling. In dit verslag worden de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen op een rijtje gezet, zodat u de indicatie voor de herbehandeling nauwkeuriger kunt bepalen en u met meer vertrouwen een endodontische revisie uit kunt voeren.
Doel endodontologie
Over het algemeen wordt gedacht dat de endodontologie zich met name richt op het behandelen of voorkomen van een parodontitis apicalis. Dat klopt, maar het is meer dan dat. Endodontologie richt zich namelijk op een langdurig behoud van een element. Door een endodontische (her)behandeling uit te voeren wordt de prognose/levensduur van het gebitselement bevordert.
Succespercentage wortelkanaalbehandeling
Eriksen et al. (2008) keek in zijn onderzoek naar het succespercentage van de wortelkanaalbehandeling. De resultaten, gebaseerd op klinische studies, lieten zien dat het succespercentage hoog is: bij meer dan 86% verdwijnt de apicale radiolucentie (of, wanneer deze vooraf niet aanwezig was, ontstond deze niet). Opvallend aan deze studie is dat er in de afgelopen 60 jaar weinig vooruitgang is geboekt. Daarnaast is het opvallend dat het succespercentage, gebaseerd op de resultaten van de epidemiologische onderzoeken (dus niet op de klinische onderzoeken), veel lager ligt (namelijk op 63%).
De Cleen et al. (1993) deed onderzoek aan de hand het bestuderen van van OPT’s van 184 patiënten en concludeerde dat bij 50% van de wortelkanaalbehandeling sprake was van onvoldoende kanaalvulling, daarnaast toonde 40% van de endodontisch behandelde elementen een zwarting. Peters et al. (2011) deed een vergelijkbare studie waarbij de OPT’s van 178 patiënten bestudeerd werden. In haar studie had 56% van de endodontisch behandelde elementen onvoldoende kanaalvulling, waarvan 24% een apicale zwarting toonde.
Postoperatieve periapicale pathologie
Oorzaak van postoperatieve periapicale pathologie
Postoperatieve periapicale pathologie komt dus vrij vaak voor. Wat is hiervan de oorzaak? Mogelijke oorzaken zijn:
Persisterende infectie van het wortelkanaalstelsel
In een studie van Molander et al. (1994) werden 99 endodontisch behandelde elementen met apicale zwarting onderzocht. Bij 65 elementen (66%) was er sprake van een infectie. In totaal werden er 109 verschillende bacteriestammen geteld, waarvan 61% facultatief anaeroob en 39% obligaat anaeroob.
Infectie door coronale lekkage (reïnfectie)
Ray et al. (1995) concludeerde aan de hand van zijn resultaten dat de kwaliteit van de restauratie een grote invloed heeft op het slagen van de wortelkanaalbehandeling (goede endo, goede restauratie = 9% zwarting; slechte endo, goede restauratie = 32% zwarting; goede endo, slechte restauratie = 56% zwarting; slechte endo, slechte restauratie = 82% zwarting). Bij endodontologie gaat het dus niet alleen om een goede kanaalvulling maar ook om een goede restauratie, oftewel: het waarborgen van het kanaal.
Extraradiculaire infectie
In een studie van Sunde et al. (2002) werden 36 elementen met een persisterende periapicale laesie onderzocht. Van deze elementen waren 35 apicale laesies positief voor micro-organismen (148 verschillende bacteriestammen, 67 species, 51% anaeroob, 80% gram-positief). Soms ligt de oorzaak van deze apicale laesies dus buiten het wortelkanaal, in die gevallen is curettage (apexresectie) geïndiceerd.
Vreemdlichaamreactie
Bij het onderzoeken van het weefsel na apicale chirurgie komt het wel eens voor dat er cholesterolkristallen en cholesterolspleten worden gevonden, dit is een vreemdlichaamreactie.
Apicale cyste
De aanwezigheid van een radiculaire cyste kan ook de oorzaak zijn van een persisterende zwarting.
Apicaal litteken
Bij laterale bovenincisief is de kans op de aanwezigheid van een apicaal litteken het grootst, dit is een gevolg van de anatomie.
Verticale wortelfractuur
Een verticaal wortelfractuur kan ook een oorzaak zijn van een persisterende infectie.
Andere afwijkingen (carcinomen)
De aanwezigheid van carcinomen komen gelukkig zeer zelden voor. Het is echter wel belangrijk hier bedachtzaam op te zijn.
Gebruik van CBCT
Het is vaak lastig om aan de hand van een standaard röntgenfoto de kwaliteit van de wortelkanaalbehandeling te beoordelen omdat je te maken hebt met een tweedimensionaal beeld. Een CBCT geeft in de meeste gevallen een beter beeld. Met de inzetbaarheid van een CBCT kan er makkelijker een diagnose worden gesteld en er beter beoordeeld worden of er een herbehandeling geïndiceerd is.
Succes endodontische herbehandeling
Vaak is een persisterende infectie van wortelkanaalstel of een infectie door coronale lekkage (reïnfectie) de oorzaak van een persisterende zwarting. Ng et al. (2011) onderzocht de kans op genezing na het uitvoeren van een niet-chirugische endodontische herbehandeling. De resultaten lieten zien dat de kans op genezing groot is (77%).
Lastigheid bij endodontische herbehandeling
Endodontische herbehandelingen zijn vaak lastiger dan primaire wortelkanaalbehandelingen. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van factoren die het onmogelijk maken het kanaal goed schoon te maken. Daarnaast is de bacterieflora bij een herbehandeling vaak veel hardnekkiger.
Indicaties voor herbehandeling
Doornbusch et al. (2002) deed een interessant onderzoek. Voor zijn studie werden 300 röntgenfoto’s van patiënten die waren verwezen voor apicale chirurgie beoordeeld door een kaakchirurg, algemeen practicus en een tandarts-endodontoloog. Zij moesten beoordelen of het betreffende element ook anders behandeld kon worden. De resultaten lieten zien dat volgens de kaakchirurg 41% van de elementen herbehandeld moest worden, de algemeen practicus vond dat bij 67% en de tandarts-endodontoloog bij 80%. De behandelkeuze is dus afhankelijk van het specialisme van de behandelaar.
Reit et al. (1984) vroeg voor zijn onderzoek 33 ervaren tandartsen om 35 röntgenfoto’s van endodontisch behandelde elementen te beoordelen. Zij moesten per element het volgende aangeven: 1-geen behandeling geïndiceerd; 2-monitoren, controle over 1 jaar; 3-herbehandeling; 4-chirurgie; 5-extractie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat geen enkel element hetzelfde werd beoordeeld en daarnaast was er geen enkele tandarts die hetzelfde dacht als een van zijn of haar collega’s. Kortom: de bril waar je door kijkt heeft invloed op je behandelkeuze.
Herbehandeling versus apexresectie
Del Fabbro et al. (2008) publiceerde een Cochrane review waarin de resultaten van de herbehandeling werden vergeleken met die van de apexresectie. Zijn studie liet zien dat er maar drie studies konden worden geïncludeerd, waarvan twee studies waren uitgevoerd door dezelfde onderzoeker (zelfde onderzoeksgroep).
Kvist & Reit (1999) vergeleken de succespercentages van de apexresectie met die van de herbehandeling. Patiënten werden ingeloot per groep (groep 1: apexresectie; groep2: endodontische herbehandeling). In de eerste periode na het uitvoeren van de behandeling leek de apexresectie de beste behandelresultaten te hebben. Na vier jaar was er echter sprake van een vergelijkbaar succespercentage. Het verschil in succes in de beginperiode kan worden verklaard doordat het behandelresultaat na een apexresectie sneller te zien is op een röntgenfoto. Het is goed om te beseffen dat de geïncludeerde patiënten van dit onderzoek ongeveer 30 jaar geleden werden behandeld, er is momenteel nog geen vergelijkbare studie verschenen.
Een recentere studie Torabinejad van et al (2009) liet de succespercentages zien van de apexresectie en de endodontische herbehandeling na 2-4 jaar en na 4-6 jaar. De resultaten lieten zien dat in eerste instantie de apexresectie de beste behandelkeuze lijkt te zijn (succes: apexresectie 77,8%; herbehandeling 70,9%). Echter op lange termijn is het succespercentage van de herbehandeling hoger (succes: apexresectie 71,8%; herbehandeling 83%). Het is goed om te weten dat de verschillen tussen de behandelmethodes niet heel groot zijn en dat deze niet zijn gebaseerd op recente onderzoeken.
Bovenstaande studies geven de behandelaar een handvat om de juiste behandelkeuzes te maken voor de patiënt. Het is echter erg belangrijk om te beseffen dat veel onderzoeksresultaten niet recent zijn en niet zijn gebaseerd op de nieuwste technieken (o.a. gebruik van microscoop, CBCT). De keuze moet dus niet alleen gebaseerd worden op wat bekend is uit de literatuur, er moet ook gekeken worden naar patiënt- en element gebonden factoren, de kennis en kunde van de behandelaar en de wens van de patiënt (o.a. kosten/verzekering).
Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.
Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/06/wortel-400.jpg230397anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-05-25 15:28:172021-05-31 10:08:28Van feilen leren: de indicatie voor de endodontische herbehandeling
Als we iemand beoordelen op looks, kijken we altijd als één van de eerste dingen naar het gebit, blijkt uit onderzoek. Hoe rechter en schoner de tanden, hoe aantrekkelijker we iemand vinden.
Dan verbaast het je misschien niet dat als je om je heen kijkt in de klas, de slotjes- en blokbeugels je toelachen. Bijna de helft van de jongeren onder de 18 draagt een beugel. Maar zijn die beugels eigenlijk allemaal wel nodig? En hoe komt het dat we zo vaak scheve tanden hebben? Bekijk hieronder de opname van NOS Stories. NOS Stories brengt nieuws uit de belevingswereld van jongeren van ongeveer 13 t/m 18 jaar.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/05/beugel.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-05-25 12:38:192021-05-25 12:38:47NOS Stories: Zijn al die beugels écht nodig? : De waarheid over rechte tanden
Leren over de anatomie van de schedel is een complex en driedimensionaal onderwerp. Door gebruik te maken van echte schedels hebben studenten meer plezier in het leren over dit onderwerp, aldus een recente studie.
Beter leren met CBCT?
De auteurs vroegen zich af of studenten door middel van conusbundel computertomografie (CBCT) beter konden leren over tandheelkundige anatomie. Om dit uit te vinden namen ze de overgrote meerderheid van eerstejaars studenten tandheelkunde in Hong Kong op in hun onderzoek.
Onderzoek onder studenten in Hong Kong
De studenten waren proefpersonen in een onderzoek naar de impact van het gebruik van menselijke schedels en beeldvorming met conusbundel computertomografie (CBCT) op het onderwijs. De 64 studenten werden in acht groepen verdeeld waarna vier lesmethodes werden getest. De lesmethodes waren verschillende combinaties van CBCT, normale hoorcolleges en hoorcolleges met schedels.
Verschillende lesmethodes
De CBCT-colleges omvatten een demonstratie waarbij iemand een CBCT-apparaat gebruikte om een menselijk schedel te scannen en analyseren. Een gewoon hoorcollege bestond uit een presentatie met dertig slides terwijl studenten tijdens een schedelcollege zelf een set schedels en onderkaken ontvingen om te observeren.
Vragenlijst over leerresultaat en tevredenheid
De studenten moesten na de lessen een multiplechoicevragenlijst invullen over hun objectieve leerresultaten en een questionnaire beantwoorden over hun subjectieve tevredenheid. Verschillende statistische tests werden gebruikt om de resultaten te analyseren.
Methode geen invloed op leerresultaat
Uit de resultaten bleek dat lesmethode geen invloed had op het leerresultaat hoewel studenten het idee hadden meer te leren door schedels te bestuderen. Hoorcolleges met schedel na een CBCT-demonstratie kregen de hoogste score op het gebied van leerervaring. Deze studenten presteerden echter niet het beste in een toets over hun kennis – 8.7 procentpunt slechter dan degenen die een CBCT-demonstratie na een normaal college hadden gevolgd.
In het Anatomical Sciences Education zeggen de auteurs: “Vergeleken met een conventionele lezing, kan het gebruik van schedels een betere betrokkenheid hebben verkregen, wat leidde tot grotere algehele tevredenheid. Het bieden van een praktische ervaring met echt biologisch materiaal kan aantrekkelijker zijn omdat het dichter bij een echte patiënt staat en de interesse voor details kan stimuleren.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/04/schedels-en-computertomografie.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-05-19 09:00:002021-05-11 10:45:13Schedels en computertomografie helpen tandheelkundige studenten met het leren over orofaciale botanatomie
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.