De Wkkgz en de nieuwe WTZa: meer dan alleen klachtenafhandeling

De Wkkgz en de nieuwe WTZa: meer dan alleen klachtenafhandeling

De Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz)  staat in de praktijk vaak gelijk aan een wet die regelt hoe de zorgaanbieder de klachtenafhandeling dient te regelen. Maar de Wkkgz verplicht de zorgaanbieder tot veel meer.

In deze wet is vastgelegd wat goede zorg nu precies inhoudt, cliënten krijgen door deze wet een sterkere positie, de wet zorgt ervoor dat medewerkers incidenten veilig moeten kunnen melden en de meldplicht van zorgaanbieders is in de Wkkgz uitgebreid.

De overheid wil nog meer en komt met de introductie van een nieuwe wet: de WTZa.

Wet toetreding zorgaanbieders (WTZa)

Thans is het wetsvoorstel WTZa (Wet toetreding zorgaanbieders) in behandeling bij de Tweede Kamer. Het kabinet wenst scherpere eisen te stellen aan toetreding tot de zorg. Zo kan het toezicht op nieuwe zorgaanbieders worden verbeterd. Ook komt er een vernieuwde meldplicht, voor alle nieuwe zorgaanbieders binnen het bereik van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Voorheen was een deel van de instellingen vrijgesteld van melding. Met deze uitgebreide meldplicht krijgen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten meer wettelijk mogelijkheden om gegevens over fraudeurs met elkaar te kunnen uitwisselen. Daartoe wordt een waarschuwingsregister in het leven geroepen.

De tijd die de IGJ nu bezig is met informatievergaring gaat ten koste van het toezicht. Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders moet daar verandering in gaan brengen door informatie over de zorgaanbieders sneller bij de toezichthouder te krijgen.

Kwaliteitseisen

Door deze in de WTZa neergelegde meldplicht komen nieuwe zorgaanbieders beter in beeld bij toezichthouders en worden ze bewust gemaakt van de (kwaliteits)eisen die in de zorg gelden. Een deel van de relevante kwaliteitseisen staat in de Wkkgz. Voor veel zorgaanbieders is de strekking van de Wkkgz nog niet geheel duidelijk. Zo is onlangs door het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam een uitspraak gedaan waarbij het verweer van de zorgaanbieder dat hij niet verplicht was een klachten- en geschillenregeling te hebben door het Tuchtcollege – terecht – werd verworpen.

Kanttekening

De WTZa is onderdeel van een actieplan om fraude aan te pakken, maar nog niet alle scherpe randjes zijn er af. Zo zal de WTZa niets veranderen aan de constructies waarbij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg niet onder dezelfde rechtspersoon valt als de daadwerkelijke verleende zorg. Daardoor blijft het voor de toezichthouder lastig is om de juiste rechtspersoon te controleren en corrigeren.

Conclusie

Alhoewel nog niet duidelijk is wanneer de WTZa in werking zal gaan treden, is het van belang de ontwikkelingen op dit punt in de gaten te houden. Nieuwe zorgaanbieders moeten een toelating aanvragen en zij zullen op grond van de WTZa meer verplichtingen krijgen. De Wkkgz bevat veel verplichtingen voor zorgaanbieders en rechten voor cliënten. U dient zich als zorgaanbieder daar bewust van te zijn.

Bezoek het kosteloze kennisseminar Wkkgz en WTZa – Rechten en plichten op 15 mei 16:00 – 18:00 uur.

Door: Claudia Zwetsloot en Daniël Post – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving, Wkkgz
computer, veilig, geen toegang

Veilig computergebruik bij gedeelde werkplekken binnen mondzorgpraktijken

Beveiliging is binnen de ICT een belangrijk onderwerp. Ook tandartspraktijken zijn steeds afhankelijker van de ICT en moeten zich verdiepen in beveiliging van hun computers. Meestal heeft een praktijk meer werkplekken die door verschillende mensen gebruikt worden. Hoe kunt u die het beste beveiligen?

AVG

Het is niet voor niets dat in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die in mei 2018 ingaat, strikte regels zijn gesteld voor de beveiliging van data. Netwerken zijn permanent verbonden met het internet, en toegang van buitenaf is vanzelfsprekend geworden. Daarbij komt dat steeds meer persoonsgegevens digitaal opgeslagen en uitgewisseld worden. De AVG schrijft voor dat deze persoonsgegevens zorgvuldig verzameld en bewaard moeten worden. Als ondernemer moet u er alles aan doen om uw data te beveiligen. Als het mis gaat moet u kunnen aantonen dat u de benodigde maatregelen heeft getroffen, bijvoorbeeld door met een ICT-bedrijf samen te werken.

NEN 7510 en ISO 27001

Dat een bedrijf voldoet aan de eisen uit de AVG, is wettelijk verplicht. Daarnaast kan een bedrijf vrijwillig voldoen aan de normen die de NEN en ISO stellen en zo een NEN- of ISO-certificering krijgen. Hiermee kan een bedrijf laten zien dat het zorgvuldig omgaat met digitale informatie.

ISO 27001 is de certificering voor informatiebeveiliging. Hierbij gaat het er om dat een bedrijf zo is ingericht dat alle risico’s met betrekking tot informatiebeveiliging geborgd zijn.

NEN 7510 is vergelijkbaar met ISO 27001, maar is aangevuld met normen die specifiek gaan over informatiebeveiliging binnen de zorg.

Beveiliging werkplekken

De werkwijze binnen tandartspraktijken, en eigenlijk alle zorginstellingen, verschilt op één cruciaal punt met die van veel andere bedrijven: er zijn geen persoonlijke werkplekken. Omdat er geen persoonlijke werkplekken zijn, wordt meestal ook niet met persoonlijke accounts gewerkt om in te loggen op de computer. De generieke accounts die gebruikt worden, zijn vaak gekoppeld aan de locatie of functie van die werkplek. Op een systeem bij de receptie wordt ingelogd met ‘Balie-1’, en de computer bij de OPT wordt elke dag opgestart met ‘Röntgen’ met een wachtwoord dat bekend is bij alle medewerkers. In veel praktijken zal dit geen problemen opleveren, omdat de computers zelden onbeheerd worden achtergelaten. Maar toch kan het voorkomen, dat onbevoegden zich toegang weten te verschaffen tot een computer. Hoe kunt u onbeheerde systemen beveiligen zonder dat dit de dagelijkse praktijk belemmert?

Automatische screensaver

Een eenvoudige methode om de computer te beveiligen is het instellen van een wachtwoord op de screensaver. Na een bepaalde periode van ‘nietsdoen’ treedt de screensaver in werking. U kunt alleen terugkeren in het programma als het wachtwoord wordt ingegeven. Een nadeel hiervan is dat de screensaver vaak aan gaat als het net niet uitkomt, waardoor u de hele dag door wachtwoorden moet ingeven. Ook weet u niet wie gebruik gemaakt heeft van de werkplek.

Persoonlijke gebruikersaccounts

Wanneer u aan Microsoft zou vragen hoe een werkplek beveiligd moet worden, dan is er maar één antwoord: maak gebruik van persoonlijke gebruikersaccounts. Alle Microsoft-producten zijn ontworpen om binnen een persoonlijk gebruikersaccount te draaien.
Een nadeel hiervan is dat aan een gebruikersaccount al uw instellingen zijn gekoppeld, zoals die van printers, Vecozo certificaten, snelkoppelingen en zo verder. Al deze zaken werken nu waarschijnlijk feilloos onder het account ‘Balie-1’. U kunt zich voorstellen dat het een hele klus is om voor al uw medewerkers de instellingen onder hun persoonlijke account in te richten. Een voordeel van deze optie is wel dat u weet wie op de werkplek heeft gewerkt.

Inloggen met persoonlijke smartcard

Tegenwoordig is het ook mogelijk om in te loggen met een persoonlijke smartcard. Deze methode wordt al langer in ziekenhuizen gebruikt en is nu ook beschikbaar voor tandartspraktijken. Om in te loggen legt u de smartcard op de lezer en binnen enkele seconden kunt u aan het werk. Als u de card weghaalt, wordt de computer gelijk geblokkeerd. Deze optie is een gebruiksvriendelijke beveiliging van de werkplek. Iemand die binnenloopt, heeft niet zomaar toegang tot de gegevens op de computer. Andere voordelen: er kan snel worden ingelogd en u weet wie de computer gebruikt.

Externe toegang

Tot slot is de externe toegang van uw computer(netwerk) een belangrijk aspect. Kunt u van buitenaf inloggen in uw praktijk? Controleer dan of deze verbindingen minimaal met één extra voorziening zijn beveiligd, zoals een IP-filter, VPN-verbinding of 2-factor authenticatie met een sms of app op uw smartphone. Externe verbindingen zijn een potentieel gevaar voor uw ICT-systeem. Hackers kunnen zich via externe verbindingen toegang verschaffen in het systeem en proberen met behulp van randsomware u af te persen. Ook kunnen ze gevoelige systeeminformatie proberen te achterhalen zoals burgerservicenummers en patiëntengegevens voor identiteitsfraude.

Door:
Matthijs Aarnoudse (Supracom) en Karel Keers (Keers Applied Electronics)

Lees meer over: ICT, Ondernemen, Wet- en regelgeving
data - slot

Datalekken: de do’s en dont’s

De wet AVG is in het leven geroepen om de gegevens van patiënten nog beter te kunnen beschermen en de patiënt nog meer rechten te geven als het gaat om hun privacygevoelige informatie.

Dat beschermen kunt u met name doen door het nemen van preventieve maatregelen om ervoor te zorgen dat privacygevoelige informatie niet in handen komt van onbevoegde personen. Indien dit onverhoopt toch gebeurt, spreken we van een zogenaamd ”datalek”.

Melden en bijhouden datalek

Een aantal verplichtingen uit de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) komt weer terug in de AVG. Net als onder de Wbp bent u gehouden om een datalek te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Daarbij moet u een datalekregister bijhouden met de voorgevallen datalekken, inclusief datalekken die u (weloverwogen) niet gemeld heeft. We kunnen bijvoorbeeld denken aan een hack van een systeem of een verloren USB-stick met daarop privacygevoelige patiënteninformatie. Het is dus van groot belang dat alle medewerkers binnen uw organisatie zich hiervan bewust zijn en weten wat zij moeten doen als er zich een datalek voordoet. Het is daarom belangrijk dat hierover in de praktijk afspraken gemaakt worden en vooral dat men zich bewust is van de risico’s hieromtrent.

Privacygevoelige informatie: Do’s

  •  Als u privacygevoelige informatie meeneemt op een USB-stick, is het belangrijk dat deze versleuteld is. De meest veilige manier om privacygevoelige informatie te ‘transporteren’ is echter gebruik te maken van de hieronder genoemde mogelijkheden en te zorgen voor een goede betrouwbare back-up oplossing.Een goede maatregel is het gebruik maken van ZorgMail om gegevens uit te wisselen met collega’s binnen de zorgsector.
    Software voor opslag en verwerking van patiëntengegevens kunt u het beste overlaten aan een gecertificeerd bedrijf (het gaat hier om certificering op basis van de normen NEN 7510 of ISO 27001). U bent er dan verzekerd dat het goed geregeld is.
  • Het is in ieder geval belangrijk dat u een bewerkingsovereenkomst afsluit met de bedrijven die toegang hebben tot uw patiënteninformatie.Het is voor de bewustwording van de medewerkers binnen uw praktijk belangrijk om de risico’s in kaart te brengen van processen waar gegevensuitwisseling van patiënten plaatsvindt. Zo kunnen er gerichte organisatorische en technische beveiligingsmaatregelen genomen worden.Besteed een praktijkvergadering aan dit thema. Ga eens stapje voor stapje na wat er met een patiënt gebeurt vanaf inschrijving, welke reis hij maakt; Patiëntenaanmelding, inschrijving, afspraak maken, herinneringsmail neem behandelingen onder de loep, uitschrijving. Ga per processtap na wat er fout kan gaan als het gaat om borging van de privacy. Als er bijvoorbeeld een herinneringsmailtje verstuurd wordt aan de patiënt en de patiënt heeft inmiddels een ander nummer. Hoe kunt u dit voorkomen? Door bijvoorbeeld regelmatig de gegevens van de patiënt te checken enerzijds en de patient er zelf op te attenderen om verandering van persoonlijke gegevens door te geven.
  • Registratie van de incidenten op het vlak van informatiebeveiliging is belangrijk voor het ‘leereffect’ binnen de praktijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om datalekken op kleine schaal – zoals het hierboven genoemde voorbeeld van verzending van een herinneringsbericht aan het oude mobiele nummer van een patiënt. Datalekken op kleine schaal hoeft u niet te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
  • Maak een privacybeleid, dit kunt u toevoegen aan het beleid wat u al voor de praktijk gemaakt heeft.
  • Maak een overzicht van wie bevoegd is om welke gegevens te bewerken en te bekijken. Dit kunt u ook toevoegen aan een functieprofiel.
  • Maak een protocol ‘Datalekken’ waarin u beschrijft hoe iedereen om moet gaan met een datalek.
  • Een datalek dient onverwijld en binnen 72 uur gemeld te worden aan het meldloket van de Autoriteit Persoonsgegevens.

Privacygevoelige informatie: Dont’s

  • Verstuur geen persoonsgegevens via WhatsApp, gratis e-mailaccounts of gratis opslag in de Cloud.
  • Meld niet zomaar alles om het maar te melden. Maak goed gebruik van deze beslisboom van de Autoriteit Persoonsgegevens.Datalekken: de do’s en dont’sNeem bij twijfel contact op met een adviseur.
  • Ga niet te nonchalant om met gevonden lekken. De praktijkeigenaar blijft te allen tijde verantwoordelijk en zal ook ter verantwoording geroepen worden bij niet gemelde ernstige lekken.
  • Ga niet één onderdeel heel goed beveiligen en denken dat dit afdoende is. Het gaat immers om het geheel.
  • Neem niet zomaar een cybercrimeverzekering tegen datalekken. Blijf bewust afwegen wat het risico is en de impact daarvan. Tegen enkele zaken is wellicht te verzekeren echter blijf alert op de kleine (dekkings)regeltjes.
  • Wees niet naïef door te denken dat een datalek alleen maar in een systeem, bijvoorbeeld ransomware, kan plaatsvinden. Datalekken kunnen een praktijk in iedere vorm overkomen. Van verlies van een telefoon, tot ontvreemding van poststukken en dergelijke.

Bron:
Autoriteit Persoonsgegevens

Door: Petra van der Zwan – Invert Innovatie Management en John van der Zwaan – Qfast.

Lees meer over: ICT, Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht

Tuchtrecht: waarschuwing voor onjuiste afhandeling medische gegevens

Een tandarts heeft van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag een waarschuwing gekregen. De patiënt legde een verband tussen zijn tandcariës en gebruikte medicatie, en vond dat de tandarts het verzoek voor medische gegevens niet van de fabrikant niet juist afhandelde.

Situatie

De persoon (geboren in 1981) die de aanklacht tegen de tandarts heeft ingediend was hier sinds 1988 patiënt. Sinds datzelfde jaar gebruikt de patiënt Ventolin als medicatie tegen astma. Toen cariës ontstond bij de patiënt stelde deze in 2016 de fabrikant van de astmamedicatie hiervoor aansprakelijk. De fabrikant heeft de patiënt vervolgens een ‘meldformulier vermoedelijke bijwerking’ gestuurd, waarin de patiënt toestemming gaf om bij de tandartspraktijk medische gegevens op te kunnen vragen. De patiënt vulde onder deze toestemmingsverklaring de gegevens van de tandartspraktijk in.

De fabrikant heeft vervolgens de praktijk het verzoek gestuurd om het ‘meldformulier bijwerkingen geneesmiddelen’ verder in te vullen, welke binnen de praktijk is doorgestuurd door de chef de clinique. Deze heeft het formulier ingevuld en een ondertekende brief (21 oktober 2016) bijgevoegd, waarin onder andere werd gemeld dat het bij hen in 2006 pas bekend werd dat de patiënt het medicijn Ventolin gebruikt en dat de patiënt sinds 1997 al veel last had van cariës. Daarnaast gaf deze aan te denken dat de patiënt zijn gebit zeer slecht onderhield, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de grote hoeveelheid cariës door de medicatie zouden kunnen zijn ontstaan. Een goed gereinigde mond zou beschermd moeten zijn tegen de schadelijke invloeden van de neerslag die ontstaat uit het gebruik van een inhaler met Ventolin.

De patiënt maakte vervolgens bezwaar gemaakt tegen de door de chef de clinique opgestelde verklaring, en gaf aan dat hij wilde dat de verklaring door de behandelend tandarts werd opgesteld. Dit meldde hij in een brief, waarin hij aangaf verontwaardigd te zijn dat ten eerste werd geschreven dat de Ventolin niet de oorzaak van de ontstane tandcariës kon zijn, en ten tweede dat de brief was geschreven door een arts die hem nooit heeft behandeld.

In februari 2017 heeft de behandelend tandarts vervolgens de brief van de chef de clinique mede ondertekend. Op verzoek van de patiënt werd deze verklaring echter ingetrokken.

Klacht

De patiënt verwijt de tandarts met name om vier redenen:

  1. Het verstrekken van een onjuiste verklaring zonder de toestemming van de patiënt, op basis van een onjuiste medische anamnese. Daarnaast heeft de arts niet naar de juiste medische informatie geïnformeerd, ondanks de brief die de patiënt heeft verstuurd.
  2. Onprofessioneel gedrag door bijvoorbeeld de patiënt niet te informeren of te beantwoorden.
  3. Het afgeven van een ondeskundige verklaring, aangezien deze werd gebaseerd op kennis die de arts niet heeft om te kunnen bepalen of er wel of geen causaal verband tussen de cariës en Ventolin was.
  4. Het verzuimen om verder te informeren bij deskundigen, zowel voor en na het afgeven van de verklaring.

Beoordeling

Aangezien de brief die de praktijk heeft ontvangen werd gericht tot de chef de clinique, en deze in de praktijk volgens het beleid van dergelijke zaken zelfstandig afhandelt, tenzij anders noodzakelijk is, kan de behandelende tandarts niet worden verweten dat hij onjuist zou hebben gecommuniceerd.

Verder bestaat er binnen de KNMT geen specifieke richtlijn voor gevallen zoals deze. Bij gebrek hieraan is de richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’ van de KNMG toepassing. Hierin wordt afgeraden dat behandelend artsen geneeskundige verklaringen afgeven voor hun eigen patiënten, aangezien hierbij vaak het belang van de patiënt voor deskundigheid wordt gesteld.

Echter, in de toestemmingsverklaring werd slechts gevraagd om medische gegevens, en niet om het afleggen van een medische verklaring en beoordeling. Daarnaast heeft de behandelende tandarts de mening van de chef de clinique over of Ventolin de cariës zou hebben kunnen veroorzaakt mede ondertekend, en daarmee deze de zijne gemaakt. Dit is in strijd met de richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’. De arts had zich van zijn mening moeten onthouden. Daarnaast had deze verder bij de patiënt moeten informeren naar aanleiding van de onduidelijkheid van de reikwijdte van de toestemmingsverklaring. Dit gedeelte van de klacht is daarom gegrond.

De conclusie is dat de tandarts in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van de patiënt behoorde te betrachten. De klacht is bepaald gedeeltelijk gegrond te zijn.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft besloten dat het eerste klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond is. De maatregel van een waarschuwing is opgelegd.

Bron:
Tuchtrecht.overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht tandarts schiet te kort in orthodontische zorg

Tuchtrecht: tandarts schiet te kort in orthodontische zorg

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak over een tandarts die te kort is geschoten in het voorzien van orthodontische zorg aan een patiënt. De klacht bleek gegrond en de tandarts heeft de maatregel van berisping gekregen.

Situatie

Op 25 januari 2010 ging de patiënt bij de tandarts langs omdat haar tanden scheef stonden en elkaar overlapten, en ze graag een recht gebit wilde. Het bleek dat dit kwam door een gebrek aan ruimte in de boven- en onderkaak. Daarnaast werden cariës en ontstoken tandvlees geconstateerd. De tandarts suggereerde om het probleem op te lossen met een spalk en een nachtbeugel. Deze werd op 11 maart door de tandarts aangebracht, waarvoor ook een kostenbegroting werd opgesteld.

De patiënt was niet zeker over de progressie van haar gebit, en raadpleegde daarom twee orthodontisten in februari 2012. Haar boventanden waren alleen maar verder naar elkaar toe gaan staan. De tweede orthodontist suggereerde om een of twee kiezen te verwijderen en een beugel met intermaxilaire correctieveren te plaatsen. Hier kon echter geen definitief oordeel over worden gegeven, aangezien er geen documentatie van het begin van de orthodontische behandeling beschikbaar was. Het was echter wel zeker duidelijk dat de tandarts, over wie de aanklacht is ingediend, onvoldoende rekening heeft gehouden met het horizontale probleem, waardoor nu een ernstige afwijking was ontstaan. Na dit consult is de patiënt nog vijf keer bij de tandarts terug geweest, maar hier kwam niks goeds uit. Sinds 24 januari 2013 is de patiënt in behandeling bij een van de orthodontisten.

Klacht

De klacht die de patiënt heeft ingediend betreft het feit dat met de toegepaste behandeling tekort is geschoten in de zorg die had moeten worden gegeven. De orthodontiebehandeling duurde te lang en behaalde niet het beoogde eindresultaat. In plaats van het krijgen van een mooi en recht gebit heeft de patiënt een ernstig aangetast gebit met cariës overgehouden aan de behandeling. Daarnaast was de nazorg onvoldoende; er kon voor een lange tijd geen contact worden opgenomen om een afspraak te maken. Ook was de tandarts überhaupt niet bekwaam om het werk van een orthodontist over te nemen, terwijl dit wel is gedaan. Tenslotte zijn de kosten die in rekening zijn gebracht te hoog, zeker gezien het feit dat het bedoelde eindresultaat niet is behaald.

Beoordeling

Het college volgt de orthodontist in het bevinden dat de behandeling ongeschikt was voor de problemen van de patiënt. Daarnaast konden voor een te lange tijd geen vervolgafspraken worden gemaakt, waardoor de schade niet op tijd kon worden geconstateerd. Verder heeft tandarts niet duidelijk gemaakt naar de patiënt toe dat deze niet bekwaam was als orthodontist. Het college heeft daarom besloten dat alle klachten gegrond zijn.

Uitspraak

De aan de tandarts verweten gedragingen zijn van ernstige aard en vragen daarom om een passende maatregel. Aangezien de problemen plaatsvonden voordat het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam hier een uitspraak over had gedaan wordt in dit geval volstaan met een berisping.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Eerste hulp bij de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Functionaris Gegevensbescherming

Eerste hulp bij de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Functionaris Gegevensbescherming

Vanaf 25 mei 2018 treedt de nieuwe privacywetgeving in werking: de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Zorgaanbieders krijgen er veel verplichtingen bij om de privacy- en gegevensbescherming te bevorderen. Nieuw is bijvoorbeeld dat de AVG zorgaanbieders verplicht om een privacyboekhouding bij te houden, om aan te tonen dat de organisatie bewust met persoonsgegevens omgaat. Omdat privacy in de zorg van groot belang is, heeft de Nederlandse wetgever besloten om voor bepaalde zorgaanbieders al per 1 januari 2018 een functionaris voor gegevensbescherming (FG) verplicht te stellen.

Over welke privacyverplichtingen gaat het?

De AVG is erop gericht dat u duidelijk in kaart brengt welke verwerkingen u doet. Het idee hierbij is dat u zich bewust bent van de gegevensstromen en daardoor ook zorg kunt dragen voor de beveiliging en kwaliteit daarvan. Om die reden moet u straks een verwerkingsregister bijhouden, waarin u al uw gegevensstromen documenteert. Daarnaast moet u aan de hand van een Data Protection Impact Assessment (DPIA) nieuwe of risicovolle verwerkingen onderzoeken, zodat maatregelen getroffen kunnen worden om deze risico’s te verkleinen.

Datalek

Een aantal verplichtingen uit de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) komt weer terug in de AVG. Net als onder de Wbp bent u gehouden om een datalek te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Daarbij moet u een datalekregister bijhouden met de voorgevallen datalekken, inclusief datalekken die u (weloverwogen) niet gemeld heeft. Het is dus van groot belang dat alle medewerkers binnen uw organisatie zich hiervan bewust zijn en weten wat zij moeten doen als er zich een datalek voordoet.

Overeenkomsten met verwerkers

Ook moet u nog steeds overeenkomsten sluiten met verwerkers (onder de huidige privacywetgeving bewerkers genoemd). Een verwerker is een derde die voor u persoonsgegevens verwerkt. Denk bijvoorbeeld aan een administratiekantoor of ICT bedrijf. Voor deze verwerkersovereenkomsten gelden wel weer nieuwe eisen ten opzichte van de huidige bewerkersovereenkomsten. Laat de bestaande bewerkersovereenkomsten daarom ook nog eens goed nakijken. Heeft u deze overeenkomsten niet, dan moet u dat in de meeste gevallen alsnog regelen.

Verder is belangrijk dat u transparant maakt hoe u gehoor geeft aan deze privacyverplichtingen in een privacyreglement.

Funtionaris gegevensbescherming (FG)

In het ‘Besluit elektronisch gegevensverwerking door zorgaanbieders’ is sinds 1 januari 2018 de verplichting tot het aanstellen van een FG opgenomen voor:
1. De verantwoordelijke voor een elektronisch uitwisselingssysteem.
2. Zorgaanbieders die op grote schaal persoonsgegevens verwerken.

Wat bedoeld wordt met ‘op grote schaal’ is vooralsnog onduidelijk. De AP geeft eenpitters als voorbeeld van niet grootschalig en ziekenhuizen als voorbeeld van wel grootschalig. Daar tussen zit een heel groot grijs gebied waarvan onduidelijk is of in de praktijk een FG moet worden aangesteld.

Wanneer weet u of u wel of niet een FG moet hebben?

Hiervoor zult u uw organisatie en gegevensstromen onder de loep moeten nemen en zelf een afweging moeten maken over de noodzaak een FG aan te stellen.

Vanwege al deze nieuwe verplichtingen en regels is het van groot belang om privacy hoog op de agenda te hebben staan. De FG kan u helpen bij het inregelen van deze verplichtingen en om de juiste tools en documenten te verzamelen, maar met name de privacy- en gegevensbescherming te blijven waarborgen. Om deze reden kan het sowieso verstandig zijn om een FG aan te stellen.

Door: Lisanne Brouwer en Kitty ten BrasEldermans|Geerts – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs

Gratis zorgseminar Privacy en de Functionaris Gegevensbescherming

Voor meer informatie nodigen wij u graag uit voor ons kennisseminar op 13 februari 2018. Tijdens dit seminar zullen wij u handvatten geven voor de implementatie van de AVG binnen uw organisatie en nader ingaan op de privacyregelingen en in het bijzonder op de nieuwe verplichtingen vanuit de AVG en de functie van de FG. Daarnaast is er natuurlijk gelegenheid voor vragen en discussie.  Aanmelden kan via Eldermans | Geerts 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: Onbereikbaarheid tijdens dienst spoedgevallen

Tuchtrecht: Onbereikbaarheid tijdens dienst spoedgevallen

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft uitspraak gedaan in een zaak over een tandarts die niet heeft gehandeld volgens de richtlijn “Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren.” De tandarts heeft een waarschuwing gekregen voor onbereikbaarheid waar dit wel genoodzaakt was.

Situatie

Op 17 mei 2017 viel de 2 jaar en 9 maanden oude zoon van de klager tegen een glijbaan, waarna hij hevig bloedde en een voortand kwijt was. Daarnaast was een andere voortand verschoven. Toen de ouder na vijf pogingen nog steeds niet het nummer voor spoedeisende gevallen van de tandarts had kunnen bereiken besloot deze naar de huisarts te gaan, welke meldde dat er zo snel mogelijk een tandarts moest worden bezocht. Het noodnummer werd nog acht keer gebeld, maar steeds werd niet opgenomen. De volgende ochtend bezochten de klager en haar zoon de eigen tandarts, om ook gelijk de gang van zaken te bespreken. De dienstdoende tandarts, de verweerder, hoorde de ochtend van 18 mei over het geval en beweerde mogelijk niet bereikbaar te zijn geweest vanwege een bezoek aan het zwembad.

Klacht

De klacht van de klager betreft het feit dat de verweerder niet aan zijn plicht om als dienstdoend tandarts voor spoedeisende gevallen bereikbaar te zijn heeft voldaan. Hierdoor kon de zoon niet direct de nodige hulp krijgen.

Beoordeling

De verweerder beweerde de avond van 17 mei 2017 geen oproepen te hebben ontvangen op het toestel waarop dit zou moeten, die hij beweerde wel bij zich te hebben gedragen. Uit controle bleek echter dat op dit nummer wel zeker oproepen zijn ontvangen, en dat er geen bekende technische verklaringen zijn waarom de oproepen niet zouden zijn ontvangen. De verweerder beweert dat hij een deel van de avond om het zwembad was om zijn dochter van zwemles op te halen, waar hij uit ervaring geen bereik heeft. Telefonische bereikbaarheid wordt echter door de KNMT-richtlijn “Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren” voorgeschreven, waardoor de verweerder dus wel verwijtbaar is.

Uitspraak

De conclusie van het onderzoek is dat de klacht gegrond is, en dat de verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij had behoren te betrachten. De verweerder krijgt hiervoor de maatregel van een waarschuwing.

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
AVG-factoring-bedrijven

Rectificatie: Factoringbedrijven zijn geen verwerker in de zin van de AVG

Onlangs plaatsten wij het artikel Europese verordening AVG: Privacy verandert van ‘tell me” naar “show me” . In dit artikel is abusievelijk opgenomen dat ook factoringbedrijven verwerker zijn in de AVG. U hoeft dus geen verwerkingsovereenkomst te hebben omdat u werkt met een factoringbedrijf.

Als u persoonsgegevens aan derden uitbesteedt, kan het zo zijn dat het gaat om een verwerkingsverantwoordelijke-verwerker relatie. In dat geval is een verwerkersovereenkomst verplicht volgens de AVG. Denk bij een verwerker bijvoorbeeld aan de ICT bedrijven die uw systemen beheren of aan een administratiekantoor dat de boekhouding doet. Het is het goed om te bekijken of u een verwerkersovereenkomst heeft met uw verwerkers (vroeger bewerkers genoemd), en zo ja om deze overeenkomst er nog eens op na te slaan. In de verordening staan bepaalde onderwerpen genoemd die in de overeenkomst met de verwerker moeten worden opgenomen. Zoals het feit dat een datalek door de verwerker moet worden gemeld of dat een verwerker een register moet bijhouden met daarin de gegevens die hij in opdracht verwerkt.

Factoringbedrijven zijn dus geen verwerker in de zin van de AVG.

Lees het artikel Europese verordening AVG: Privacy verandert van ‘tell me” naar “show me”

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Europese verordening AVG: Privacy verandert van ‘tell me” naar “show me”

Europese verordening AVG: Privacy verandert van ‘tell me” naar “show me”

Alle mondzorgprofessionals werkzaam binnen de tandheelkunde hebben te maken met bijzondere persoonsgegevens. Om die reden zult u 25 mei 2018 in uw agenda hebben omcirkeld. Heeft u dat al gedaan? Op 25 mei 2018 is het namelijk echt zover. Dan is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) op uw mondzorgorganisatie van toepassing.

Die AVG beoogt simpel gezegd de manier waarop organisaties omgaan met privacy te veranderen van ‘tell me’ naar ‘show me’. Dit houdt in dat u moet vastleggen op welke manier u over privacy heeft nagedacht en dit vervolgens ook moet kunnen laten zien. Uw verantwoordingsplicht komt daarmee centraal te staan.

Hoe ver bent u al met het treffen van maatregelen? Hieronder zetten wij op een rijtje wat er allemaal op u af gaat komen.

Functionaris voor de gegevensbescherming: LSP? Aan de FG!

Eén van de belangrijkste verplichtingen op grond van de AVG is de verplichting om een Functionaris Gegevensbescherming (FG) aan te wijzen. Vermeldenswaardig is het feit dat de Nederlandse wetgever deze verplichting zo belangrijk vindt voor zorgaanbieders, dat zij niet heeft willen wachten tot 25 mei 2018. Met het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders, waarmee het hebben van een FG in de zorgsector verplicht wordt gesteld, heeft de wetgever op de komst van de AVG vooruitgelopen. Op grond van dit besluit bent u verplicht een FG aan te wijzen als u bent aangesloten op een elektronisch uitwisselingssysteem (zoals het LSP, of het systeem DRS dat vanaf 2018 door CZ – en later waarschijnlijk de overige verzekeraars -verplicht wordt gesteld voor gecontracteerde zorgaanbieders) of als u een ‘instelling’ bent als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg die op grote schaal gegevens verwerkt. Van een instelling is snel sprake, bijvoorbeeld al als u samen met anderen in een maatschap een praktijk heeft. Dit besluit is vorige week gepubliceerd in het Staatsblad en treedt 1 januari aanstaande in werking. Vanaf die datum zult u als u aan de criteria voldoet binnen uw praktijk een FG moeten aanwijzen.

Privacy assessments

Ook nieuw is de verplichting een Data Protection Impact Assessment (DPIA) te doen oftewel: een gegevensbeschermingseffectbeoordeling. De bedoeling van dit onderzoek is om bestaande privacyrisico’s in kaart te brengen en om eventueel maatregelen te treffen die deze risico’s wegnemen. Een DPIA is op grond van de AVG verplicht voor mondzorgorganisaties die op grote schaal gezondheidsgegevens verwerken. Wanneer precies sprake is van een ‘grootschalige’ verwerking heeft de wetgever niet duidelijk gemaakt. Volgens de Autoriteit Persoonsgegevens vallen éénpitters hier in ieder geval niet onder, maar voor de grote klinieken zal dit waarschijnlijk wel gaan gelden. Maar de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) mag een DPIA ook verplicht stellen voor andere situaties en van die mogelijkheid heeft zij gebruik gemaakt (dit is ook te vinden via de website van de AP). Een DPIA is ook verplicht voor organisaties die bijzondere persoonsgegevens verwerken van een kwetsbare groep personen. Aangezien gezondheidsgegevens, bijzondere persoonsgegevens zijn en aangezien patiënten kwalificeren als kwetsbare personen is de kans heel groot dat straks alle zorgorganisaties, ook in de mondzorg, een DPIA moeten uitvoeren.

Verwerkers

Besteedt u persoonsgegevens uit aan derden? Dan kan het zo zijn dat het gaat om een verwerkingsverantwoordelijke-verwerker relatie. In dat geval is een verwerkersovereenkomst verplicht. Denk bij een verwerker bijvoorbeeld aan de ICT bedrijven die uw systemen beheren of aan een administratiekantoor dat de boekhouding doet. Het is het goed om te bekijken of u een verwerkersovereenkomst heeft met uw verwerkers (vroeger bewerkers genoemd), en zo ja om deze overeenkomst er nog eens op na te slaan. In de verordening staan bepaalde onderwerpen genoemd die in de overeenkomst met de verwerker moeten worden opgenomen. Zoals het feit dat een datalek door de verwerker moet worden gemeld of dat een verwerker een register moet bijhouden met daarin de gegevens die hij in opdracht verwerkt.
N.B. Factoringbedrijven zijn geen verwerker in de zin van de AVG.

Toestemming en verwerkingsregister

Onder de AVG moeten instellingen, waaronder zorgaanbieders, de AP kunnen laten zien dat zij over toestemming beschikken van hun patiënten om de informatie over hun gezondheid te gebruiken. Dat maakt onderdeel uit van de ‘verantwoordingsplicht’ die organisaties hebben. Hoe moet worden aangetoond dat je als organisatie toestemming hebt ontvangen? De AVG stelt hieraan twee eisen:

  1. De toestemming moet ‘geïnformeerd’ en ‘specifiek’ zijn gegeven. Goed is om na te gaan op welke manier toestemming door uw organisatie wordt ontvangen en geregistreerd en dit (mocht dat nodig zijn) aan te passen.
  2. Naast de toestemming van uw patiënten moet u als zorgprofessional ook registreren welke gegevens u allemaal heeft (de categorieën) en voor welke doeleinden u deze bewaart of gebruikt. Reden hiervoor is dat zorgorganisaties gezondheidsgegevens verwerken, en dan is het hebben van een verwerkingsregister wettelijk verplicht. Het loont om vóór 25 mei de administratie hierop aan te passen.

Rechten betrokkenen

De AVG geeft uw patiënten meer rechten. Zo hebben zij onder meer het recht op rectificatie als de persoonsgegevens onjuist zijn, het recht op het wissen van gegevens als de patiënt wil dat u die gegevens niet langer heeft en ook hebben patiënten het recht bezwaar te maken tegen verwerkingen van persoonsgegevens die hen betreffen. Die nieuwe rechten hebben ook gevolgen voor u als mondzorgprofessional. U zult namelijk steeds in actie moeten komen wanneer iemand die rechten aanwendt. Wanneer bijvoorbeeld een patiënt vraagt welke (bijzondere) persoonsgegevens u van hem of haar heeft (recht op inzage), moet u dat kunnen laten zien (overigens zonder al te veel vertraging). Ook nieuw is het ‘recht op dataportabiliteit’ wat kort gezegd inhoudt dat iemand het recht heeft om zijn persoonsgegevens van u te ontvangen in een ‘gestructureerd gebruikelijke machineleesbare vorm’.

Tot slot

Het is aan te raden om de ontwikkelingen goed in de gaten te houden. Zo worden in ieder geval nog door de AP richtlijnen gepubliceerd over de uitleg van bepaalde begrippen. Van belang is dat elke organisatie zich bewust moet zijn van de komst van verordening en daarop moet inspelen. Dit kan een hoop leed besparen.

Wij beseffen ons goed dat er in een korte periode veel op zorgaanbieders af komt en het niet duidelijk is aan welke verplichtingen u precies moet voldoen. Om u daarbij behulpzaam te zijn is een tool ontwikkeld waarbij u aan de hand van een aantal korte vragen een indicatie krijgt van de verplichtingen die u in de toekomst worden opgelegd en de zaken die u wel of niet moet regelen. Deze tool is te raadplegen op de website van Eldermans|Geerts.

Door: Eldermans|Geerts – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Patiënt klaagt tandarts aan voor geschonden zorgplicht

Patiënt klaagt tandarts aan voor geschonden zorgplicht

Een tandarts moest voor de rechter verschijnen naar aanleiding van de vergoeding van een gebitsbehandeling, die wel was toegezegd door de tandarts maar niet werd voldaan door de zorgverzekeraar. De behandeling werd gestart, maar niet afgemaakt. De patiënt heeft de tandarts aangeklaagd op grond van geschonden zorgplicht.

Zorgverlening

Volgens artikel 7:453 BW is een tandarts verplicht om de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen. Dit betekent dat simpel gezegd dat een tandarts dezelfde zorg moet leveren als een redelijk handelende collega zou hebben gedaan. Dit geldt ook voor het onderzoeken van en raadgeven aan de patiënt.

Onzorgvuldig gehandeld

Naar aanleiding van de claim van de patiënt oordeelde de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam niet zorgvuldig heeft gehandeld, vanwege de volgende redenen:

  • De tandarts heeft zich actief beziggehouden met de vergoeding van de behandeling door de begroting zelf aan de zorgverzekeraar voor te leggen.
  • De patiënt heeft per e-mail aan de tandarts bevestigd dat volgens de tandarts de kosten volledig zouden worden vergoed. Hier heeft de tandarts niet op gereageerd, wat als onzorgvuldig kan worden beschouwd.
  • De tandarts heeft een brief van de zorgverzekeraar over de maximale te vergoeden kosten en uitsluitingen van de vergoeding niet gedeeld met de patiënt.
  • De tandarts was op de hoogte van het feit dat de patiënt niet aan de behandeling kon beginnen op het moment dat deze niet volledig zou worden vergoed door de zorgverzekeraar.

Oordeel

Als oordeel heeft de kantonrechter besloten dat de kosten 50/50 zullen worden verdeeld tussen de tandarts en de patiënt. De kosten komen niet volledig op rekening te staan van de tandarts, aangezien, desondanks de tandarts het onderzoek naar de vergoeding op zich heeft genomen, dit de patiënt niet van de verplichting ontdoet om dit te controleren en ook zelf onderzoek te doen. Daarnaast was het uiteindelijk niet de tandarts maar de zorgverzekeraar die de kosten niet wilde vergoeden.

De tandarts wordt alsnog gevraagd om de helft van de kosten te dekken, aangezien op het moment dat deze zich met de vergoeding van een behandeling bemoeit, hij wel verplicht is om de patiënt hier goed over te informeren.

Bron:
Rechtspraak

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: afwijken van paroprotocol mag soms

Tuchtrecht: afwijken van paroprotocol mag soms

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft uitspraak gedaan in een zaak over een tandarts die niet gehandeld heeft volgens het Protocol parodontale diagnostiek en behandeling. Volgens het college mag van het protocol worden afgeweken als de omstandigheden daar aanleiding toe geven.

Situatie

Een patiënte komt al sinds 2004 in een bepaalde praktijk en heeft daar vanaf het begin steeds uitgebreide gebitsreiniging gehad in verband met haar parodontium. Dit werd in het begin gedeclareerd als parodontale nazorg, maar vanaf 2010 toen gegeneraliseerde gingivitis werd vastgesteld, is er overgestapt naar T-codes. Volgens de behandelkaart is de patiënt in 2010 en 2011 verschillende keren behandeld. In 2012 is beginnende adulte parodontitis vastgesteld. Na die tijd is ze regelmatig bij de preventieassistente geweest en heeft poetsadvies gekregen. Ook is haar verteld dat haar mondhygiëne slecht is en dat haar rookgedrag dit beïnvloedt. In 2014 heeft de tandarts haar doorverwezen naar een parodontoloog, die vervolgens de diagnose gegeneraliseerde gevorderde parodontitis heeft gesteld.

Klacht

De patiënte vindt dat de tandarts haar onvoldoende voor de parodontitis heeft behandeld en haar te laat naar een parodontoloog heeft doorverwezen. Toen ze werd doorverwezen stonden er al tanden los en had ze pockets van 5 tot 7 millimeter.
De tandarts vindt de klachten ongegrond. Vanaf 2004 is de gebitsreiniging van de vrouw gedeclareerd als parodontale nazorg, omdat dat in de toenmalige tarievenlijst niet anders kon. Ze had toen echter nog geen parodontitis. Toen in 2012 beginnende adulte parodontitis werd vastgesteld is de patiënte behandeld door de preventieassistente. Hoewel bij een DPSI 3 het paroprotocol moet worden gevolgd, heeft hij geen DPSI-status gemaakt omdat er alleen problemen waren bij de elementen 16, 17 en 26, 27. Toen in 2014 de toestand nog steeds niet verbeterd was en er pockets bijkwamen, is de patiënte doorgestuurd.
De tandarts is het niet eens met de diagnose die de parodontoloog vervolgens heeft gesteld.

Beoordeling door het Regionaal Tuchtcollege

In de oorspronkelijke uitspraak door het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven in maart 2017 werd de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college vond dat de tandarts niet heeft gehandeld in overeenstemming met het protocol. Hij heeft niet in het dossier vastgelegd waarom hij dat heeft gedaan. Daardoor kon het college niet toetsen of dit een juiste afweging was. Volgens het college heeft de tandarts door niet te handelen in overeenstemming met het protocol, niet de juiste zorg in acht heeft genomen. Het college vindt wel dat de tandarts tijdig heeft doorverwezen.

Beoordeling van het beroep door het Centraal Tuchtcollege

In principe moet een tandarts werken volgen het Protocol parodontale diagnostiek en behandeling, maar bij bepaalde omstandigheden mag de tandarts hiervan afwijken. In het dossier moet dan wel worden opgenomen dat de tandarts dit doet en ook wat daar de reden van is. In dit geval is het feit dat patiënte heel veel rookte en een slechte mondhygiëne had voldoende reden om af te wijken. Het is begrijpelijk dat er eerst werd geprobeerd om de mondhygiëne van de patiënte te verbeteren en haar te stimuleren om met roken te stoppen.
De tandarts had echter wel in het dossier moeten vermelden dat van het protocol werd afgeweken. Daar is echter niet over geklaagd, zodat dit de tandarts tuchtrechtelijk niet verweten kan worden.
De tandarts heeft echter niet onzorgvuldig gehandeld en heeft ook niet te lang gewacht met doorverwijzen.

Uitspraak

Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte de klacht gegrond heeft geklaagd dat de tandarts is afgeweken van het protocol.

Bekijk de uitspraak

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht: waarschuwing voor te veel informatie geven zonder toestemming patiënt

Tuchtrecht: waarschuwing voor te veel informatie geven zonder toestemming patiënt

Een tandarts heeft van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Eindhoven een waarschuwing gekregen, omdat hij zonder schriftelijke toestemming van een patiënt meer medische informatie had gegeven aan een medisch adviseur dan waar om was gevraagd.

Situatie

Een patiënt heeft in november 2015 een klacht ingediend tegen een tandarts bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Eindhoven, die in maart 2016 ongegrond is verklaard. Hij heeft vervolgens tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar dit beroep is in oktober 2016 ongegrond verklaard.

Tegelijkertijd heeft de patiënt FNV Letselschade ingeschakeld. In maart 2016 heeft hij de medisch adviseur van FNV Letselschade gemachtigd tot het inwinnen en uitwisselen van medische gegevens. Deze medisch adviseur heeft de tandarts om het volledige medisch dossier van de patiënt gevraagd. De tandarts heeft vervolgens in september 2016 na overleg met de adviseur ook zijn verweerschrift en dupliek bij het tuchtcollege gestuurd.

In maart 2017 heeft de patiënt weer een klacht tegen de tandarts ingediend bij het tuchtcollege. Tien dagen later heeft de directeur van de praktijk waar de tandarts werkzaam is, de patiënt per brief gewaarschuwd dat indien de huidige klacht weer zou eindigen in een ongegrondverklaring, alle tijd en inspanning van de tandartsenpraktijk in rekening gebracht zou worden.

Klacht

De patiënt vindt dat de tandarts zonder zijn schriftelijke toestemming niet meer medische informatie had mogen geven dan waar de medisch adviseur om had gevraagd. Ook vindt hij dat de tandarts hem in een slecht daglicht heeft geplaatst door hem met naam te vermelden op de website www.klachtenkompas.nl, waardoor hij geen andere tandarts meer kan vinden. Daarnaast voelt hij zich bedreigd door de brief waarin de tandartspraktijk zegt de kosten voor de tuchtprocedure in rekening te brengen.

De tandarts heeft de medisch adviseur toestemming gevraagd om zijn verweerschrift aan hem op te sturen, omdat de verslaglegging in het medisch dossier erg kort was. Hij wilde de patiënt niet in een kwaad daglicht stellen en zegt dat hij niet de naam van de patiënt op de website vermeld heeft. De brief door de directeur is verstuurd na overleg met de KNMT over de kosten van een tuchtrechtelijke procedure. De tandarts zegt dat hij daar zelf niet bij betrokken was.

Beoordeling

Volgens het tuchtcollege heeft de tandarts zijn beroepsgeheim geschonden door zonder toestemming van de patiënt aan een derde meer informatie te verstrekken dan waartoe de machtiging strekte. De door de patiënt verleende machtiging had alleen betrekking op het patiëntendossier. Het eerste klachtonderdeel is dus gegrond.

Het is niet gebleken dat door het schenden van het beroepsgeheim de patiënt in een slecht daglicht is gesteld. Daarnaast is vast komen te staan dat de tandarts niet verantwoordelijk is voor de vermelding van de patiënt op de website www.klachtenkompas.nl. Hieruit volgt dat het tweede klachtonderdeel ongegrond is.

Over de brief stelt het tuchtcollege, dat iemand die BIG-geregistreerd is, onderworpen is aan het tuchtrecht en de kosten dus niet op anderen verhaald kunnen worden. Er is echter vast komen te staan dat de tandarts zelf niet betrokken is geweest bij het versturen van de brief. Het derde klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Uitspraak

De klacht is gedeeltelijk gegrond en de tandarts krijgt daarom de maatregel van waarschuwing opgelegd. De handelswijze van de tandarts was onjuist, maar niet bedoeld om de patiënt schade toe te brengen. De klacht wordt voor het overige afgewezen.

Bron:
Tuchtrecht 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Praktijknaam

Geen beschrijvende praktijknaam, maar wat dan wel?

Volgens een uitspraak van de rechter geniet een beschrijvende bedrijfsnaam geen juridische bescherming. Concurrenten mogen dus een naam gebruiken die er erg op lijkt. Een andere soort praktijknaam is dus een goed idee, maar hoe bedenkt u die?

De ZuidAs en De Zuidas
Een tandartsenpraktijk met de naam ‘De ZuidAs-tandartspraktijk’ had een zaak aangespannen tegen een concurrent die zich ‘Tandartspraktijk De Zuidas’ noemt. Volgens de eerste lijken de namen zoveel op elkaar dat het verwarrend zou zijn voor de (potentiële) patiënten. Volgens de rechter is de naam echter te beschrijvend en kan daarom niet worden gemonopoliseerd. Beide namen mogen naast elkaar blijven bestaan.

Wat is een goede praktijknaam?
Een goede praktijknaam verzinnen is natuurlijk ook knap lastig. Waar moet je rekening mee houden als je een naam bedenkt? Welke naam iemand aanspreekt is natuurlijk persoonlijk. De een waardeert een wat creatievere naam, de ander houdt het liever zakelijker. Over het algemeen heeft een herkenbare naam de voorkeur, waardoor de klant gelijk ziet om wat voor product of dienst het gaat.

Brainstormen
Heeft u niet gelijk een goede naam in gedachten? Betrek dan mensen uit uw omgeving erbij. Organiseer desnoods een brainstormsessie waarbij u alle mogelijke namen opschrijft. Daaruit kunt u later de beste selecteren. Kijk ook hoe uw concurrenten heten. Een naam mag in ieder geval niet misleidend of verwarrend zijn.

Naam beschikbaar?
Als u dan eindelijk de juiste naam gevonden heeft, is het zaak om te controleren of deze naam nog beschikbaar is. Kijk in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Als de naam hier niet in staat, dan is het risico op een handelsnaamconflict klein. Als er wel al namen zijn die erg op de bedachte naam lijken, dan zult u iets anders moeten verzinnen. Check ook of de domeinnaam voor uw website nog vrij is. Als dit niet het geval is, kunt u beter ook nog verder zoeken.

Bronnen:
Recht.nl
Ikgastarten.nl

 

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen, Wet- en regelgeving
tuchtrechter

Openbaarmaking tuchtuitspraak laat zorgverleners denken aan stoppen

Uit onderzoek van NIVEL is gebleken dat een uitspraak van een tuchtrechter een zorgverlener niet alleen op zakelijk, maar ook op persoonlijk vlak raakt. Van de 294 onderzochte zorgverleners met een gegrond verklaarde tuchtklacht gaf meer dan de helft aan te overwegen om te stoppen met werken.

Kwaliteit van de zorg
Tuchtrecht bestaat voornamelijk om de kwaliteit van de zorg zo hoog mogelijk te kunnen houden. Straffen is hierbij niet per se het hoofddoel, maar is wel hoe een uitspraak door veel zorgverleners wordt ervaren. Onderzoeker Roland Friele: “Zorgverleners geven aan dat ze zich ‘aangevallen’, ‘machteloos’, ‘boos’ en ‘gecriminaliseerd’ voelen.

Belasting op persoonlijk, professioneel en zakelijk vlak

Uit het onderzoek bleek dat met name de openbaarmaking van de tuchtuitspraak als belastend wordt ervaren op persoonlijk, professioneel en zakelijk vlak. Openbaarmaking van informatie over berispingen en boetes is met een wetswijziging in 2012 verplicht gemaakt. Voor waarschuwingen is dit niet het geval.

Stoppen na tuchtuitspraak
Het bleek nu dat ruim de helft van de zorgverleners om bovengenoemde redenen overweegt om te stoppen met werken na onderwerp van een tuchtuitspraak te zijn geworden. 12 procent van degenen die een berisping of geldboete toegewezen kregen zijn daadwerkelijk gestopt met werken om die reden.  Van de zorgverleners met een waarschuwing gaf een derde aan te overwegen om te stoppen met werken – met name degenen van 60 jaar of ouder.

Zakelijke gevolgen
Een groot aandeel in deze overweging bleek de zakelijke gevolgen die een tuchtuitspraak heeft te zijn. Met het internet is elk nieuwtje voor iedereen toegankelijk en daarom snel bekend bij klanten, waardoor het waarschijnlijk is dat een aantal patiënten naar een andere zorgverlener zullen overstappen en zal het winnen van nieuwe patiënten lastiger gaan.

Openbaarmaking
Minister Schippers heeft na de wetswijziging in 2012 aangegeven om de gevolgen van openbaarmaking goed te onderzoeken. De KNMG hoopt dat dit onderzoek aanleiding zal zijn om berispingen van en boetes voor artsen niet langer openbaar te maken, aangezien zij het idee hebben dat een tuchtmaatregel niet direct betekent dat een zorgverlener geen goede kwaliteit levert.

Bron:
NIVEL

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
(ont)regel de zorg

(Ont)Regel de Zorg wil einde maken aan ‘onzinnige regelgeving

De denktank (Ont)Regel de Zorg, een beweging van het actiecomité Het Roer Moet Om (HRMO) en ledenorganisatie VvAA, gaat zich de komende maanden bezighouden met de administratie van en regels voor zorgverleners. Aan de hand hiervan willen zij voorstellen gaan doen voor het schrappen van “onzinnige regelgeving”.

Administratiedruk
Volgens initiatiefnemers van (Ont)Regel de zorg hebben de zorgverleners een te grote “administratiedruk” wat leidt tot minder tijd voor de patiënt. Het zou het gevolg zijn van wetgeving, politieke keuzes, zorgverzekeraars, protocollen en normen van de eigen beroepsverenigingen en toezichthouders.

Frustratie
Volgens Edwin Brugman, directeur bij de VvAA, zorgt deze verplichte toewijding van zorgverleners voor frustratie bij patiënten. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de kwaliteit van zorg.

Tijd voor verbetering
“Als zorgverleners werk moeten doen dat niet zinnig is en niet bijdraagt aan kwaliteit voor de patiënt, dan moet je ingrijpen”, aldus Peter de Groof, huisarts en een van de organisatoren van HRMO. Hetgeen dat een betere zorg tegenhoudt wegstrepen, is de makkelijkste manier voor het aanbrengen van verbetering binnen de zorg. Volgens De Groof is het de hoogste tijd om te bepalen welke regels en procedures nog van toepassing zijn voor een goede gezondheidzorg.

Versnelling
Naast dit wegstrepen is er ook een versnelling nodig, aldus de organisatoren van HRMO en VvAA. Zij gaan daarom de komende tijd op zoek naar tien bijna of onlangs afgestudeerde kandidaten. Zij zullen zich vervolgens vier maanden lang bezighouden met onderzoek naar de registratie- en administratielast van zorgverleners.

Fundamentele rol
De Groof onderstreept dat de voorspoed van de beweging erg afhankelijk is van het inzicht en de participatie van de diverse beroepsgroepen.  Zorgverleners worden geacht zelf een fundamentele rol te spelen bij het aanpakken van (onzinnige) regelgeven en het herstructureren van de eigen kwaliteits- en registratiesystemen.

Bron:
skipr.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
tuchtrecht

Tuchtrecht: tandarts had toestemming moeten vragen voor melding bij Veilig Thuis

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak waarbij een tandarts melding had gedaan van kindermishandeling/verwaarlozing vanwege een extreem slechte gebitstoestand van een kind. De moeder vindt dat de tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld en heeft hierover een klacht ingediend.

Situatie
Een moeder heeft in mei 2016 voor haar vijfjarig kind een afspraak gemaakt bij een tandarts, omdat het kind last had van een dikke wang en/of pijn aan zijn kiezen. De moeder is niet eerder met het kind bij de tandarts geweest, maar wel met twee broers van het kind, die toen ernstige klachten hadden. De ene broer is in 2007 verwezen naar de kaakchirurg voor extractie van zes zeer carieuze melkelementen en is in 2015 in de praktijk behandeld voor een gecaviteerde laesie. De andere broer is in 2012 eenmaal in de praktijk geweest en is toen verwezen naar de kaakchirurg voor extractie van acht zeer carieuze melkelementen.

Bij het consult bleek dat het kind een groot abces had, waardoor hij zijn mond niet helemaal kon openen. Op een kaakoverzichtsfoto waren 16 carieuze elementen te zien, waarvan bij sommige de cariës tot aan de pulpa was voortgeschreden. Volgens de tandarts werd de dikke wang veroorzaakt door een pulpanecrose. Het kind kreeg een antibioticakuur voorgeschreven en is doorverwezen naar een kaakchirurg.

De tandarts heeft de moeder aangesproken op de extreem slechte toestand van het gebit en heeft aangegeven dat zij zou gaan onderzoeken hoe het kwam dat alle drie de kinderen zo’n slecht gebit hadden. Daarop is de moeder boos geworden.

De tandarts heeft vervolgens op advies van de KNMT contact opgenomen met Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Veilig Thuis. Op aanraden van Veilig Thuis heeft ze daar een melding van kindermishandeling/verwaarlozing gedaan. Veilig Thuis heeft de melding aan de moeder doorgegeven en is een onderzoek gestart en op huisbezoek geweest.

Klacht
Volgens de moeder heeft de tandarts onzorgvuldig gehandeld door de melding bij Veilig Thuis te doen. Ze heeft daarmee de moeder zwartgemaakt en vals beschuldigd. De moeder staat nu voor vijf jaar geregistreerd bij Veilig Thuis. De tandarts zou niet zijn ingegaan op de vraag van de moeder hoe het kwam dat het kind zo’n slecht gebit had. De tandarts heeft volgens haar nagelaten een volwassen gesprek met haar te voeren.

De tandarts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Beoordeling
Sinds 1 juli 2013 is de Wet Verplichte meldcode bij huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht. De KNMT heeft in december 2015 een Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld opgesteld. In de Meldcode wordt toegelicht dat onder kindermishandeling ook tandheelkundige verwaarlozing wordt verstaan. In de Meldcode worden de stappen genoemd die een tandarts moet doen, voordat hij tot een melding overgaat. Dit zijn:

  1. signalen in kaart brengen
  2. advies vragen aan een collega of aan Veilig Thuis
  3. praten met de patiënt en/of zijn naasten
  4. aard, ernst en risico wegen
  5. zelf hulp organiseren of melding doen.

Het College vindt dat de tandarts tekort is geschoten met betrekking tot stap 3. De zorgverlener moet toestemming hebben van de patiënt en/of zijn naasten om zijn gegevens te verstrekken aan Veilig Thuis. De tandarts had ook nog contact op moeten nemen met de ouders en zaken als poetsgedrag en voedingspatroon van het kind moeten bespreken. Ze had moeten bekijken of er andere maatregelen mogelijk waren om de situatie te verbeteren.

Het College twijfelt niet aan de beste bedoelingen van de tandarts. Ze maakte zich terecht zorgen over de gebitstoestand van het kind. De onderzoeksresultaten van Veilig Thuis bevestigen kindermishandeling op grond van ‘lichamelijke verwaarlozing’. De tandarts heeft de moeder dus niet zwartgemaakt of vals beschuldigd. De KNMT en Veilig Thuis hebben beide de tandarts niet gewezen op de Meldcode, maar het is de eigen professionele verantwoordelijkheid van een tandarts om op de hoogte te zijn van de wettelijk verplichte hantering van de Meldcode en deze na te leven.

Uitspraak
De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Het College legt een maatregel van waarschuwing op. Om de Meldcode meer bekendheid te geven onder tandartsen , wordt de uitspraak ter publicatie aangeboden aan een aantal vakbladen.

Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld

Bron:
Tuchtrecht

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Stralingsdeskundigen

Juridische uitspraak: Erkenning buitenlands diploma stralingsdeskundigen

Na een juridische uitspraak voert de ANVS geen waarderingen meer uit van buitenlandse diploma’s stralingsdeskundigheid.

Wel zorg voor voldoende bij- en nascholing
Een tandarts die is afgestudeerd in een land binnen de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland, voldoet aan het vereiste niveau om zelfstandig röntgenopnamen te maken – en alle handelingen die daarbij horen; indicatiestelling, interpretatie etc. –  en/of om de taken van Toezichthoudend Deskundige uit te voeren. Net zoals voor de tandarts die in Nederland is afgestudeerd geldt wel dat er zorg gedragen moet worden voor voldoende bij- en nascholing.

Dit meldde de ANVS (Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) aan de VGT (Nederlandse Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige branche).

Aanpassing in Richtlijn Tandheelkundige Radiologie
De informatie over de erkenning van buitenlandse diploma’s in de KNMT Richtlijn Tandheelkundige Radiologie is door de uitspraak van de rechter achterhaald en zal in de loop van het jaar geactualiseerd worden, volgens de KNMT.

Bron:
Bericht van de ANVS (Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) aan de VGT (Nederlandse Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige branche) en KNMT.

Lees meer over: Ondernemen, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Implantoloog berispt voor niet-bewaren patiëntendossier en implanteren bij parodontitis

Implantoloog berispt voor niet-bewaren patiëntendossier en implanteren bij parodontitis

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft na een klacht van een patiënt een implantoloog berispt. Hem wordt verweten dat hij het patiëntendossier na het overdragen van zijn praktijk niet heeft bewaard en dat hij implantaten heeft geplaatst in een parodontaal ongezonde situatie.

Situatie
Een patiënt is eind 2009 door haar eigen tandarts doorverwezen naar een implantoloog voor het plaatsen van drie implantaten. Bij de patiënt waren in 2007 al pockets van 4-5 mm vastgesteld, waarvoor parodontale behandeling noodzakelijk was, maar die door de tandarts niet ingezet is.

De implantoloog heeft een foto gemaakt van het gebit en een behandelvoorstel gedaan, die door de patiënt is ondertekend. Tijdens de behandeling is een extractie gedaan en zijn vier implantaten geplaatst. In december 2013 heeft de implantoloog zijn praktijk overgedragen aan een andere tandarts. De eigen tandarts heeft later nog vier elementen getrokken. In 2014 is een parodontoloog de patiënt gaan behandelen voor parodontitis.

Klacht
De patiënt verwijt de implantoloog dat hij niet aan haar heeft gemeld dat zij parodontitis had. Voordat hij overging tot implantatie had hij volgens de patiënt haar terug moeten verwijzen naar haar eigen tandarts voor behandeling van de parodontitis. De patiënte verwijt hem ook dat hij haar medisch dossier niet of onvoldoende heeft bijgehouden; hij heeft op verzoek geen informatie beschikbaar gesteld over de extractie en de parodontitis.

Standpunten verweerder
Over het patiëntendossier zegt de implantoloog dat hij altijd een dubbele administratie heeft bijgehouden: alle gegevens noteerde hij zowel op behandelkaarten als in de computer. De behandelkaarten heeft hij met de overdracht van de praktijk aan de nieuwe praktijkeigenaar gegeven en heeft hij dus niet meer zelf. Volgens hem heeft de nieuwe praktijkeigenaar de behandelkaarten verbrand. De nieuwe praktijkeigenaar beweert echter dat hij nooit een papieren dossier heeft ontvangen.

Over het niet-terugverwijzen van de patiënte naar haar eigen tandarts om de parodontitis te laten behandelen, geeft de implantoloog aan dat de parodontale situatie voldoende was om verantwoord geïmplanteerd te worden. Bovendien heeft de patiënt een strenge antibioticakuur gekregen en een minuut met chloorhexidine gespoeld. Als de parodontale situatie echt slecht zou zijn geweest, dan zou er binnen het jaar sprake geweest zijn van botverlies rondom de implantaten of van gefaalde implantaten.

Beoordeling
Volgens het Burgerlijk Wetboek moet een hulpverlener het patiëntendossier minstens vijftien jaar bewaren. Uit een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in 2012 blijkt dat ook bij overdracht van een praktijk de overdragende tandarts de bewaarplicht houdt. In dit geval heeft de implantoloog dus niet aan zijn bewaarplicht voldaan.

Volgens het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan de implantoloog door het ontbreken van de behandelkaart onvoldoende onderbouwen dat het verantwoord was om te implanteren. De in 2009 gemaakte foto die nog wel aanwezig is, laat volgens het College zien dat er zodanige aanwijzingen voor (ernstige) parodontale afbraak zichtbaar waren, dat er niet zonder behandeling daarvan tot implantatie had mogen worden overgegaan. De implantoloog had dus moeten terugverwijzen naar de tandarts voor behandeling of de parodontitis zelf moeten behandelen.

Het College oordeelt dat er wel degelijk een relatie is tussen parodontitis en peri-implantitis is. Als bij het plaatsen van implantaten al schadelijke bacteriën in de mond aanwezig zijn, dan vergroot dit de kans op peri-implantitis.

Uitspraak
De implantoloog krijgt een berisping, omdat hij tekort is geschoten in de zorg ten opzichte van de patiënt. Dit geldt zowel voor het niet-bewaren van het patiëntendossier als voor het implanteren in een parodontaal ongezonde situatie. Het College heeft in zijn uitspraak meegenomen dat de implantoloog er geen blijk van heeft gegeven, dat hij inziet dat hij onjuist heeft gehandeld.

Bron:
Overheid 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
waarschuwing voor tandarts

Tuchtrecht: waarschuwing voor tandarts die parodontitis onvoldoende behandelde

Het centraal tuchtcollege te Eindhoven heeft een waarschuwing gegeven aan een tandarts die niet in overeenstemming handelde met het protocol voor parodontitis. Hiermee vervulde hij niet de plicht die hij als beroepsbeoefenaar behoort te realiseren.

Klacht
De betreffende patiënt kreeg vanaf 2004 verhoogde aandacht voor haar parodontium in de vorm van uitgebreide gebitsreiniging. In 2010 werd bij haar de diagnose gegeneraliseerde gingivitis gesteld. In maart 2012 zijn  biteswings gemaakt waarbij beginnende parodontitis werd vastgesteld.

Door middel van afbeeldingen werd er uitleg gegeven aan de patiënt over haar parodontale gebitstoestand en meerdere malen aandacht besteed aan haar rookgedrag en zeer matige mondhygiëne. Er werd geen DPSI-status gemaakt.
De patiënt heeft vanaf 2012 regelmatig de preventieassistente van de praktijk bezocht. Zij noteerde pockets van 4-5 millimeter.

Tot halverwege 2014 werd de patiënt behandeld door de tandarts in kwestie. Hierna werd zij pas doorverwezen naar een parodontoloog. Deze stelde dat de patiënt te laat was doorverwezen. Op dat moment stonden er al tanden los en had de patiënt pockets van 5 tot 7 millimeter.

De patiënt verwijt de tandarts onvoldoende behandeling na het vaststellen van de parodontitis en dat ze eerder doorverwezen had moeten worden.

Beoordeling
Er vast te komen staan dat er niet conform het protocol “Parodontale diagnostiek en behandeling” is gehandeld. Zo heeft de tandarts onder andere geen parodontiumstatus gemaakt, heeft er geen initiële reiniging plaatsgevonden en is er geen evaluatiestatus uitgevoerd.

De tandarts in kwestie gaf aan geen gehele pocketstatus te hebben gemaakt aangezien er slechts problemen waren met enkele elementen. In bepaalde gevallen mag er afgeweken worden van het protocol, die daarbij slechts als maatstaf geldt. Een afwijking moet daarbij wel kunnen worden beargumenteerd.

De tandarts heeft niet in het dossier genoteerd dat hij van het protocol is afgeweken en waarom hij dit deed. Hierdoor kan er niet getoetst worden of de afwijking en de hieruit volgende keuzes juist waren. Er kan dus worden vastgesteld dat hij in dit geval tekort schoot wat betreft de zorg voor de patiënt.

Een patiënt hoeft echter niet altijd direct naar een parodontoloog doorverwezen te worden. In dit geval verwees de tandarts de patiënt pas op het moment dat er ondanks alle behandelingen geen verbetering optrad maar juist een verslechtering. Hier vond het tuchtcollege dat dit tijdig werd gedaan.

Uitspraak
Op basis van de afwegingen heeft het tuchtcollege besloten een waarschuwing te geven aan de betreffende tandarts voor het niet in acht nemen van de zorg die hij als beroepsbeoefenaar behoort te beogen. Er werden geen verdere maatregelen genomen door het tuchtcollege.

Bron:
tuchtrecht.overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtcolleges

Doorlooptijd klachten regionale tuchtcolleges afgenomen

De afgelopen vijf jaar is de doorlooptijd bij de regionale tuchtcolleges gemiddeld met 71 dagen afgenomen. Ook de doorlooptijd bij het Centraal Tuchtcollege is gedaald, terwijl het aantal binnengekomen zaken is gestegen. Dit blijkt uit het jaarverslag van de tuchtcolleges over 2016.

Sneller afhandelen
De Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en het College van Medisch Toezicht (CMT) publiceerden onlangs hun jaarverslag. In totaal zijn er dit jaar 2.089 klachten afgehandeld binnen het regionale tuchtcollege, het CMT en het centraal tuchtcollege. De procedure waarin een klacht wordt afgehandeld duurt nu ongeveer 216 dagen.

Doorlooptijd
In Groningen en Amsterdam was de afname van de doorlooptijd het grootst. Groningen was tevens de stad waarin de procedure gemiddeld het kortst was met 150 dagen. Den Haag kwam naar voren als de langste met 262 dagen. Wel handelde Den Haag de meeste klachten af en Groningen de minste.

Klachten
De invoer van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) heeft nog niet voor de beoogde afname van het aantal ingediende klachten gezorgd.

Geen zitting
Bij zeven op de tien afgehandelde klachten was geen zitting nodig. Dit gebeurde omdat de klacht werd ingetrokken, de klacht ongegrond was of omdat de klager als niet-ontvankelijk werd bevonden.

Bron:
tuchtcollege-gezondheidszorg.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving