Verschil in opvattingen over ergonomie tussen junior en senior tandartsen en de invloed hiervan op duurzame inzetbaarheid
Amber Denekamp onderzocht het verschil op het gebied van ergonomie tussen junior en senior tandartsen en de invloed op de duurzame inzetbaarheid van tandartsen. Amber is een ervaren ergonoom en daarnaast ook arbeidsdeskundige. Zij begeleidt mensen met orthopedisch letsel en fysiek werk en is inzetbaar voor alle fysieke beroepen, maar ze heeft een specialisatie in de mondzorg en artsenberoepen. Zij kan ergonomische voorzieningen adviseren en ontwerpen waar nodig.
In haar thesis is een kwalitatieve analyse van interviews met tandartsen opgenomen om de kennis en praktijk op het gebied van ergonomie aan de hand van vier verschillende thema’s te onderzoeken. Het betreft een kwalitatief onderzoek met een relatief kleine populatie. Dit betekent dat de data niet zomaar te generaliseren is naar de populatie, maar wel op dieper niveau inzicht biedt. Bevindingen sluiten wel grotendeels aan bij de literatuur.
Thema’s
In het eerste thema wordt ervan uitgegaan dat ergonomie niet belangrijk wordt gevonden, dit staat in contrast met het tweede thema waarbij ergonomie belangrijk wordt gevonden wanneer er klachten ontstaan. Het derde thema bestaat uit het verkennen van de kennis over ergonomie en het vierde thema heeft betrekking op persoonlijke keuzevrijheid en gewoonten. Bij elk van deze vier thema’s werd het verschil tussen junior tandartsen, met 0-5 jaar werkervaring, en senior tandartsen, met meer dan 5 jaar werkervaring, onderzocht.
Lichamelijke klachten
De werkomstandigheden binnen de tandheelkunde zijn zowel mentaal als fysiek erg zwaar en kunnen leiden tot ongunstige gezondheidseffecten.
Onderzoeken laten zien dat 25% van de Zweedse tandartsen klachten heeft aan de bovenste ledematen, Duitse tandartsen last hebben van nek-, schouder- en rugklachten en tandartsen in Australië last hebben van werk gerelateerde musculoskeletale aandoeningen (WMSD’s).
19% van de lichamelijke klachten zijn gemeld door startende tandartsen, echter bij tandartsen met meer dan 30 jaar ervaring heeft 90% last van lichamelijke klachten.
Er is sprake van een wereldwijde hoge prevalentie van WMSD’s in de tandheelkunde.
Studies laten zien dat lichamelijke klachten, slecht slapen en stress niet alleen invloed hebben op de tandarts zelf, maar ook leidt tot verminderde kwaliteit van het werk door pijn of ongemak. Daarnaast laten studies laten zien dat veel tandartsen hun tandheelkundige procedures de voorkeur geven boven ergonomie.
WMSD’s zijn de belangrijkste reden voor pensionering met een slechte gezondheid en hebben daarmee een significant effect op de duurzame inzetbaarheid van tandartsen.
Onderzoek
Steekproefsgewijs werden van 11 deelnemers gegevens verzameld en interviews afgenomen. Een selectiecriterium hierbij was dat de deelnemers werkzaam moesten zijn in de tandheelkunde, en bijvoorbeeld niet als mondhygiënist of in de orthodontie. Tandartsen werden geclassificeerd als junior tandarts wanneer zij 0-5 jaar werkervaring hadden.
Vijf mannen en zes vrouwen tussen de 26 en 57 jaar, waarvan drie junior tandartsen en 8 senior tandartsen zijn geïnterviewd voor het onderzoek.
Resultaten
De resultaten van thema 1 ‘overtuiging dat ergonomie niet belangrijk is’ laten zien dat de tandarts vooral bezig is met zijn vaardigheden en dat een juiste houding er dan vaak bij in schiet.
Dit werd door een aantal deelnemers verklaard door het feit dat weinig tijd werd besteed aan ergonomie op de universiteit en ergonomisch werken geen deel uitmaakte van het cijfer bij examens. Daarnaast is er een sterke overtuiging dat tandartsen erg perfectionistisch zijn, kwaliteit staat dus voorop, zelfs als er een ongemakkelijke of pijnlijke houding moet worden aangenomen. De tandartsen benoemden verder ‘extra tijd en energie’ als redenen om niet ergonomisch te werken. Als laatste geven de tandartsen aan dat er geen interesse is in ergonomisch werken als er geen klachten zijn.
Uit de interviews van thema 2 ‘overtuiging dat ergonomie belangrijk is’ blijkt dat tandartsen wel inzien dat de lichamelijke klachten werkgerelateerd zijn en dat ergonomie een deel van de oplossing is.
Bij klachten zoeken de deelnemers dan ook vaak een oplossing in hun werkhouding of andere ergonomische factoren zoals apparatuur.
Veel tandartsen zijn zich bewust van het feit dat er een bepaald niveau van fitheid nodig is om het werk te kunnen doen. De deelnemers zijn van mening dat apparatuur zoals loepbrillen, mondspiegels voor indirect zicht en specifieke stoelen het werk comfortabeler kan maken of het risico op lichamelijke klachten kan verminderen.
Uit thema 3 ‘kennis van ergonomie’ is gebleken dat de basisprincipes van ergonomisch werken en de invloed ervan op fysieke en psychosociale klachten bekend is bij de deelnemende tandartsen. Echter de meeste deelnemers geven aan dat hun kennis maar beperkt is en een aantal weten niet hoe ergonomisch werken er in de praktijk uit zou moeten zien.
Daarnaast geven de deelnemers die wel ergonomische training hebben gehad aan dat ze er wel veel van weten, maar het alsnog lastig vinden om het in de praktijk toe te passen.
De meeste deelnemers hebben wel het gevoel dat zij de basisprincipes van ergonomisch werken wel in de praktijk toepassen.
Thema 4 ‘persoonlijke keuzevrijheid en gewoonten’ laat zien dat bepaalde gewoonten, beperkingen en werk gerelateerde factoren invloed hebben op gedrag en inzetbaarheid.
Verder bleek dat veel deelnemers hun werk in de tandheelkunde te praktisch en/of, na een aantal jaren werken, te eentonig vonden en daarom een tweede baan hadden.
Discussie
In het eerste thema was de toepassing van ergonomische principes een opmerkelijk verschil tussen junior en senior tandartsen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat junior tandartsen zich vooral bezighouden met de kwaliteit van werk en het verwerven van vaardigheden.
Thema 2 laat zien dat ergonomie erg belangrijk is en wanneer er klachten ontstaan, de deelnemers ergonomische principes gaan hanteren.
Uit thema 3 is gebleken dat kennis en houding niet leiden tot het meer toepassen van ergonomische principes. Niet alle deelnemers hadden veel kennis over ergonomie, echter probeerden zij te werken met wat ze wisten over het onderwerp.
Thema 4 laat zien dat, opmerkelijk genoeg, zowel junior als senior tandartsen gebrek aan afwisseling als functiekenmerk benoemden. Waar dat door komt is niet duidelijk, mogelijk ligt dit in persoonlijke kenmerken. Sommige tandartsen proberen een tegenhanger te vinden door een tweede baan of andere bezigheid af te wisselen met het tandheelkundig werk. Het is relevant om hier verder onderzoek naar te doen, want gebrek aan afwisseling of verveling kan duurzame inzetbaarheid in de weg staan.
Conclusie
Er kan worden geconcludeerd dat junior tandartsen te veel bezig zijn het verwerven van vaardigheden en daardoor minder nadenken over ergonomie.
Over het algemeen worden ergonomische principes alleen toegepast als er klachten ontstaan en de kwaliteit van het werk behouden blijft. Toekomstig onderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in hoe deze bevindingen kunnen worden gebruikt voor de duurzame inzetbaarheid van tandartsen.
Wil je de volledige thesis van Amber lezen? Neem dan contact met haar op.
Bron:
Thesis Amber Denekamp, ergonoom, registerarbeidsmarktdeskundige, gerechtelijk deskundige LRGD en directeur/eigenaar van Terzet