Kindergebit

Mondzorg voor kinderen moet terug in de publieke gezondheidszorg

Op 1 november 2022 is in de Tweede Kamer de motie over het inzetten van mondzorgcoaches op de consultatiebureaus in risicowijken aangenomen. En inmiddels heeft de minister toegezegd dat mondhygiënisten een betaaltitel krijgen om aan de slag te gaan op consultatiebureaus. Dit betekent meer aandacht voor mondzorg op jonge leeftijd door kinderen te benaderen via de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg Katarina Jerković-Ćosić zet uiteen wat dit voor kinderen kan betekenen.

Consultatiebureaus

In 2020 ging twee derde van de kinderen tussen de twee en vier jaar niet naar een tandarts of mondhygiënist. Dit is vooral het geval bij kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische positie (SEP). Volgens de Tweede Kamer is het consultatiebureau daarom de aangewezen plaats om mondzorg onder de aandacht van de risicogroepen te brengen. Met de inzet van mondzorgcoaches is tijdens het project Gezonde Peutermonden al positieve ervaring opgedaan. Daarom wil de landelijke politiek dit uitbreiden naar alle consultatiebureaus in achterstandswijken.

Jeugdgezondheidzorg

Deze ontwikkeling kunnen we zien als de eerste stap naar de terugkeer van de mondzorg binnen de publieke gezondheid. Mondzorg was ook na het verdwijnen van de Tandheelkundig Preventief Medewerker binnen de GGD nog steeds opgenomen in de basistaken van de Jeugdgezondheidzorg (JGZ). De JGZ is echter niet in staat om deze taak op zich te nemen. Mondzorg staat niet op de prioriteitenlijst en de JGZ-medewerkers geven aan onvoldoende kennis en expertise te hebben om ouders te ondersteunen in het aanleren van goed mondzorggedrag bij hun kinderen. Daarnaast zijn de consulten bij de JGZ tegenwoordig vaak vraaggericht. Als ouders geen vragen stellen over mondgezondheid, dan komt het onderwerp meestal niet aan bod.

Infrastructuur

Een intensieve samenwerking met en inzet vanuit organisaties die zich bezig houden met de publieke gezondheid in het verleden zorgden voor een verbetering van de mondgezondheid. Tandheelkundig Preventief Medewerkers ondersteunden ouders, kinderen en leerkrachten. In de afgelopen decennia is vrijwel de gehele infrastructuur met structurele samenwerking tussen publieke en curatieve mondzorg verloren gegaan. Nu is de tijd om die infrastructuur opnieuw op te bouwen. Een eerste logische stap is om bij de jongste groep te beginnen.

Onwetendheid bij ouders

Over het algemeen blijven vooral jonge kinderen uit lage SEP-wijken lang uit het zicht van de mondzorgprofessional. Enkele acties van de zorgverzekeraars om de ouders van deze kinderen op te roepen om de mondzorgprofessional te bezoeken, gaven een licht positief effect. Ouders van deze kinderen ervaren echter nog steeds een drempel om de mondzorgpraktijk te bezoeken. Onwetendheid speelt hierbij een rol. Veel ouders denken dat cariës niet te voorkomen is en dat het goed komt als kind een blijvend gebit krijgt. Schaamte en de angst om zelf in de stoel van de tandarts of mondhygiënist te belanden, met alle kosten van dien, spelen eveneens een rol. Veel ouders weten ook niet dat mondzorg voor kinderen geen extra kosten met zich mee brengt. ‘Gratis’ is niet het juiste woord in deze context, maar juist dit woord moeten we gebruiken bij deze ouders. Voor een deel van de bevolking is mondzorg simpelweg onbetaalbaar geworden. Dit geldt in het bijzonder voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, ongeletterden, migranten en vluchtelingen. Dus mensen voor wie de woorden als kosteloos etc. niet veel betekenen.

Mondzorgprofessional op consultatiebureau

Ongeveer 98% van de kinderen bezoekt een consultatiebureau. Dit contact is intensief tot vierjarige leeftijd. Juist deze periode is cruciaal om gezond eet- en mondzorggedrag aan te leren. De mondhygiënisten die op het consultatiebureau begeleiding en coaching geven doen juist dát. Ze zorgen dat het gezonde gedrag vanaf het begin aangeleerd wordt, voordat een ongezonde leefstijl is ontstaan. Daarnaast brengen deze mondzorgprofessionals de kinderen voordat ze vier worden in contact met een mondzorgpraktijk in de buurt.
De mondhygiënisten zullen voornamelijk ingezet worden in de risicowijken en -gebieden waar veel kinderen met cariës zijn en kinderen die niet tijdig een mondzorgprofessional bezoeken. Voor de regio’s waar de nood minder hoog is, zou de samenwerking met JGZ door middel van doorverwijzing naar de mondzorgpraktijk, zoals in het project Giga Gaaf, voldoende kunnen zijn.

Preventieprogramma’s

Met een mondhygiënist op consultatiebureaus zijn we er nog niet. Mondzorg moet een plek krijgen in het nationale en regionale preventiebeleid en in preventieprogramma’s. Hiervoor is het nodig om deze taak te expliciteren en de verantwoordelijkheid ergens te onderbrengen. De mondzorgpartijen hebben zich afgelopen tijd volop ingezet om de mondzorg voor jeugdigen op een hoger plan te tillen. Dit lukt echter niet zonder partners uit de publieke gezondheid en nationaal en lokaal beleid.
Een optimaal scenario is dat mondzorg bij de GGD GHOR op de agenda komt met de gedragen verantwoordelijkheid om mondzorg in te bedden in het landelijke preventiebeleid en landelijke programma’s. Daarnaast is per GGD-regio een medewerker mondzorg nodig die het nationaal beleid vertaalt naar de regionale behoefte en uitwerking.

Inspanning GGD/JGZ

De inzet van de mondhygiënisten op consultatiebureaus zoals voorgesteld in de aangenomen motie vraagt nogal wat inspanning van de JGZ. GGD/JGZ moet bepalen welke wijken te maken hebben met slechte mondgezondheid van kinderen, welke acties nodig zijn en op welk niveau, individueel en/of collectief. Ook moeten zij het contact leggen met de regionale mondzorgprofessionals. Een medewerker mondzorg binnen de GGD zou de uitvoering van dit beleid kunnen coördineren. In het meest ideale scenario kan een mondhygiënist als preventiespecialist een coördinerende en een uitvoerende rol binnen de GGD combineren om de individuele en collectieve preventieve mondzorg te leveren en zodoende bij te dragen aan de betere mondgezondheid van kinderen in Nederland.

Door: Katarina Jerković-Ćosić, Lector Innovaties in de Preventieve Zorg bij Hogeschool Utrecht en Hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg bij ACTA, Universiteit van Amsterdam.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
bot

Botregeneratie: de mogelijkheden van nu en in de toekomst

In de afgelopen 20 jaar is er vaker sprake van grotere  bot defecten en is de patiënt gemiddeld jonger geworden. Guided Bone Regeneration (GBR) kan worden toegepast middels verschillende membranen en verschillende materialen.  Deze worden geselecteerd op grond van persoonlijke voorkeur van de behandelaar en aan de hand van de beschikbare literatuur.

Bij GBR wordt gebruik gemaakt van autogeen materiaal en biomaterialen. Het feit dat materialen resorberen over tijd is een van de lange termijn problemen.

Recent is GBR herzien en er zijn verbetering gemaakt in de techniek:

– Verbeterde bot maturatie en mineralisatie met een membraan

– Verbeterde vascularisatie

Het is klinisch bewezen dat de botkwaliteit beter is geworden.

Micro dosering

Een nieuwe aanpak die recent is geïntroduceerd binnen GBR is ‘micro dosering’: minder dan 100 gr bot substitutie. Voorheen werd er geprobeerd om zoveel mogelijk bot te gebruiken, waardoor er te veel zwelling optreedt en de kosten hoger zijn. Met micro dosering wordt er een dun laagje bot onder het periost aangebracht.

Bot morfogeen eiwit

Naast de micro dosering is ook een bot morfogeen eiwit geïntroduceerd en hiermee is de kwaliteit van het bot toegenomen. Ook lijkt de heling sneller te gaan, dus dit is mogelijk waar de toekomst naartoe gaat.

Het heden

Bij GBR wordt gebruik gemaakt van autogeen bot met een mix van ABBM (anorganic bovine bone mineral) in een 50/50 mix. Uit onderzoek hiervan is gebleken dat materiaal tot goede lange termijn resultaten leidt, zowel op histologisch als op klinisch vlak.

GBR is het meest toegepast in de posterior mandibula.

Er zijn twee verschillende membranen die gebruikt worden, namelijk de oplosbare membranen (meestal collageen) en de niet-oplosbare membranen (dienen verwijderd te worden).

Wanneer een niet oplosbaar membraan verwijderd wordt, moet extra worden opgelet op de volgende weefsels:

  1. Native (aangeboren) weefsel: Type I rondom de nervus mentalis
  2. Fibrotische periost: Type II
  3. Littekenweefsel: Type III

Conclusie

Bot augmentatie met GBR is veilig en voorspelbaar. Behandelingen zijn eenvoudig, herhaalbaar en biologisch stabiel. Het zijn eenvoudige behandelstrategieën (voor een ervaren behandelaar) met weinig complicaties en het is voorspelbaar ten opzichte van 20 jaar geleden.

Discussie

Voor horizontale defecten gebruikt Dr. Urban collageen membranen omdat volgens hem een titanium membraan het gecompliceerder maakt. Doordat een titanium membraan een tweede ingreep nodig heeft (verwijdering van het membraan), heeft het een hoger risico op complicaties. Eenvoudigere defecten moeten eenvoudiger worden opgelost. In GBR zijn het chirurgische uitgangspunt en de materiaalkeuze even belangrijk voor een goed eindresultaat.

Dr. Urban teaches implant dentistry in the graduate program at Loma Linda University. He is licensed in the state of California (USA) and has a private practice in Budapest, Hungary. Dr. Urban received his PhD degree in Periodontlogy in 2012 at the University of Szeged, Hungary. He is currently an honorary professor at the University of Szeged. Dr. Urban has published scientific articles and text book chapters on bone regeneration and soft tissue reconstructive surgery around dental implants.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van Dr. Urban tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
Kunnen-we-gepersonaliseerde-zorg-gebruiken

Kunnen we gepersonaliseerde zorg gebruiken bij de behandeling van parodontale problemen?

De traditionele manier om ziekte te behandelen is niet-gepersonaliseerd. Onze huidige methode is evidence based. Deze is gebaseerd op gerandomiseerde klinische onderzoeken. Gepersonaliseerde zorg is precies het tegenovergestelde van de evidence based methode. Prof. Mariano Sanz vertelde tijdens zijn online lezing over de vraag of we gepersonaliseerde zorg bij parodontale problemen kunnen inzetten.

De eerste vraag die we hiervoor moeten beantwoorden is: ‘Wat is de gepersonaliseerde zorg?’

De traditionele manier om ziekte te behandelen is niet-gepersonaliseerd. Onze huidige methode is evidence based. Deze is gebaseerd op gerandomiseerde klinische onderzoeken, waarbij gerandomiseerd al aangeeft dat het niet gepersonaliseerd is. Middels de randomisatie worden juist de verschillen binnen een populatie gemaskeerd. Binnen deze studies wordt gekeken naar de effectiviteit van een behandeling op de gehele groep. Waarbij er dus vanuit gegaan wordt dat de behandeling hetzelfde effect heeft op alle personen van deze groep.

Gepersonaliseerde zorg is precies het tegenovergestelde van de evidence based methode.

Preventie

Preventie kan ook gepersonaliseerd worden. Hierbij willen we in een vroeg stadium de personen opsporen die vatbaar zijn voor een aandoening, voordat er sprake is van enige ziekte. Risicofactoren kunnen helpen deze personen op te sporen.

Diagnose

Het tweede aspect is het stellen van de diagnose. Hierbij moet bepaald worden wat deze persoon uniek maakt. Hierop kan de behandeling aangepast worden. Het stellen van de diagnose en bepalen van de juiste behandeling is sterk met elkaar verbonden.

Etiologische factoren en risicofactoren

Voor het bepalen van etiologische factoren en risicofactoren, is het van belang om te begrijpen hoe parodontitis zich ontwikkelt. Één van de manieren om parodontitis gepersonaliseerd te benaderen is door de samenstelling het microbioom van een patiënt te analyseren en hierop de behandeling te baseren. Het probleem van het bestuderen van het microbioom is dat we heel veel verschillende bacteriën vinden in de mond, waarvan we de rol en etiologie nog niet volledig kennen. Het hele microbioom is veel complexer dan we vroeger dachten.

Er zijn een aantal genetische risicofactoren bekend. In 1997 vonden we een interleukine-1beta genotype wat het risico op het ontstaan van parodontitis leek te verhogen. Helaas was slechts één afwijkend genotype niet voldoende om de vatbaarheid voor parodontitis te verklaren. Tegenwoordig hebben we de technologie om naar het hele genoom te kijken om hierbinnen genetische risicofactoren op te sporen. In een recent onderzoek werden acht risicogenen geïdentificeerd met een suggestieve associatie met vatbaarheid voor parodontitis.

Er zijn andere ziektes, zoals borstkanker, waarbij er een hogere polygene risico score is. Deze is samengesteld uit zowel genetische markers als de familiegeschiedenis en de klinische historie. Bij borstkanker kunnen we aan de hand van genetisch informatie redelijk goed bepalen of iemand een groter risico heeft op het krijgen van borstkanker. Bij parodontitis hebben we nog niet zo’n score. Bij de pathogenese van parodontitis lijkt de heftigheid van de ontstekingsreactie belangrijker dan de samenstelling van de biofilm.
Biomarkers zijn veelbelovende stofjes die ons een aanwijzingen geven dat de ziekte aan het ontstaan is, voordat de klinische symptomen zichtbaar zijn. Voorbeelden van biomarkers zijn MMP-8, IL-1b, ICTP. Vandaag de dag hebben we nog niet voldoende informatie om een gepersonaliseerde aanpak te maken aan de hand van deze biomarkers. Het is nodig om een combinatie te maken tussen deze biomarkers. Hiervoor is waarschijnlijk een algoritme nodig om alle informatie te bundelen.

De nieuwe classificatie

We hebben recent een nieuwe classificatie gekregen voor de behandeling van parodontitis met daarbij een nieuw stapsgewijs behandelprotocol. Dit protocol is nog steeds evidence based.

Aan de hand van de classificatie proberen we de behandeling wel meer gepersonaliseerd te maken. Er is op dit moment geen bewijs dat biomarkers kunnen helpen een meer gepersonaliseerde aanpak te creëren. Daarom is de mate van progressie leidend geworden in het opdelen van de patiënten. Dit maakt het individualiseren makkelijker. In de toekomst kunnen we met behulp van ‘big data acquisition’ en algoritmes nog verder personaliseren. Hiervoor hebben we klinische en radiologische informatie nodig die we samen voegen. Een voorbeeld waarbij al in enige mate gepersonaliseerd wordt, is bij het bepalen van de nazorg termijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een hoog, gemiddeld en laag risico met de daarbij behorende nazorg periode.

Niet alleen onze manier van benaderen verandert, ook de patiënt verandert. Vroeger werd de patiënt met name door de professional van informatie voorzien, maar tegenwoordig zijn ze veel meer actief betrokken. Ze zoeken zelf informatie op het internet en zijn actief betrokken bij de behandeling.

Gepersonaliseerde zorg voor de behandeling van kanker

Tegenwoordig kunnen we zeer gerichte therapie voor kankercellen toepassen. Hierbij richt het medicijn zich op eiwitten op de celwand van de kankercel om ze op te sporen en te vernietigen. Helaas zijn deze eiwitten zijn soms ook aanwezig op de celwand van gezonde cellen. Er zullen hierbij dus ook eigen cellen aangevallen en opgeruimd worden met de daar bijbehorende bijwerkingen. Deze therapie is gepersonaliseerd: het is aangepast op het soort kankercel. Helaas is deze alleen niet precies genoeg, want ook onze eigen cellen worden vernietigd. Tegenwoordig is het mogelijk bij de behandeling van leukemie om de eigen cellen zo te modificeren dat zij het specifieke eiwit niet meer op hun celwand tot expressie brengen, waardoor de behandeling veel preciezer is en er minder bijwerkingen zijn.

Meer informatie nodig

Om goede algoritmes te maken voor gepersonaliseerde zorg is er meer informatie nodig. En niet zoals nu alleen informatie uit de universiteitsklinieken, maar juist ook informatie uit de reguliere praktijk.

Prof. Mariano Sanz is hoofd Parodontologie aan de Universiteit Complutense in Madrid. Ook is hij werkzaam bij de faculteit Odontologie aan de Universiteit van Oslo.

Verslag van de lezing van Prof dr. Mariano Sanz door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Video Management van Bisfosfonaatgerelateerde osteonecrose van de kaak

Video: Management van Bisfosfonaatgerelateerde osteonecrose van de kaak

In deze video wordt kort het management besproken van patiënten die behandeld worden met bisfosfonaten.

Het belang van preventieve tandheelkunde voor patiënten die gaan starten met bisfosfonaten wordt benadrukt. Ook wordt kort de therapie van beginnende en verder gevorderde osteonecrose van de kaak uitgelicht.

 

 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, Video
Casus Debridementbehandeling introduceert lucht in schedel van peri-implantitispatiënt

Casus: Debridementbehandeling introduceert lucht in schedel van peri-implantitispatiënt

Een submucosaal debridement met een luchtpolijstapparaat veroorzaakte de levensbedreigende aanwezigheid van lucht in het schedel van een 62-jarige vrouw, volgens een casusrapport in Clinical and Experimental Dental Research. Wegens het risico op meningitis werd ze onmiddellijk opgenomen in het ziekenhuis, waar de patiënt herstelde na een antibioticabehandeling.

Zeldzaam maar levensbedreigend

Een subcutaan emfyseem is een zeldzame maar potentieel levensbedreigende complicatie waarbij er lucht in onderhuids weefsel komt. Dit kan optreden na een tandheelkundige behandeling met instrumenten die werken met perslucht. Introductie van lucht die waarschijnlijk besmet is met orale bacteriën in de intracraniale ruimte brengt het risico op het ontwikkelen van meningitis met zich mee.

Lucht in intracraniale ruimte

Sinds 1960 zijn er ongeveer 150 gevallen gemeld van patiënten die door een tandheelkundige procedure subcutaan emfyseem ontwikkelden. Volgens de auteurs is dit echter het eerste geval van directe ontwikkeling van pneumocephalus, het hebben van lucht in de intracraniale ruimte, tijdens submucosaal debridement van een peri-implantitis laesie met een luchtpolijstapparaat.

Implantaten met peri-implantitis

Het casusrapport beschrijft een vrouw met twee implantaten die deelnam aan een routineprogramma voor de behandeling van peri-implantitis aan de Medische Universiteit van Wenen. Bij het eerste onderzoek in 2019 had de vrouw pocketdieptes van 6-7 mm, bloeding bij sonderen en pusafscheiding in het gebied van de implantaten. In de daaropvolgende maanden ontving ze twee ronden niet-chirurgische peri-implantitistherapie, naast aanvullende systemische en lokale antibiotica.

Luchtpolijstapparaat

Na een onderbreking die werd veroorzaakt door de COVID-19-pandemie keerde ze in maart 2021 terug naar het programma. Bij een van de implantaten was haar pocketdiepte opnieuw 7 mm. De kliniek koos ervoor om haar supragingivale en subgingivale biofilm te verwijderen met een luchtpolijstapparaat met een supragingivaal handstuk en een poeder op erythritolbasis.

Extreem ongemak aan het gezicht

Twee seconden na het inbrengen en activeren van het apparaat meldde de patiënt extreem ongemak aan de linkerkant van haar gezicht en hoofd en werd de behandeling stopgezet. De patiënt werd rechtop gezet. Ze was wakker en georiënteerd, meldde minimale kortademigheid, pijn achter het linkeroog en moeite met slikken. Haar bloeddruk, hartslag en lichte pupilreactie waren normaal. Extraorale en intraorale onderzoeken brachten niets ongewoons aan het licht.

Onderhuis emfyseem

Vanwege de vreemde gewaarwordingen die door de patiënt werden gemeld en onduidelijke klinische symptomen, onderging de patiënt een CT-scan. Hierop was de ontwikkeling van een onderhuids emfyseem te zien. De lucht verspreidde zich vanuit het gezicht in caudale en craniale richtingen. Volgens het rapport werd ook lucht gedetecteerd in het linker halskanaal en intracraniaal.

Risico op meningitis

Door het risico op meningitis werd de vrouw direct opgenomen in het ziekenhuis. Ze werd nauwlettend gevolgd en kreeg driemaal daags intraveneuze antibiotica. Een CT-scan wees uit dat de pneumocephalus was verdwenen en het emfyseem van de weke delen was afgenomen. Drie dagen na opname werd ze ontslagen met een vijfdaags recept voor orale antibiotica. Haar herstel was onopvallend, schreven auteurs. Ze vermoeden dat botdefecten bij het implantaat en de sinuswand een rol hebben gespeeld bij het verspreiden van de lucht.

Steeds meer implantaten

Aangezien steeds meer patiënten implantaten krijgen, komen peri-implantaatcomplicaties steeds vaker voor. Wanneer luchtpolijstapparaten worden gebruikt om deze aandoeningen te beheersen, moeten clinici verwachten dat emfyseem vaker voorkomt.

Uitgebreidere beeldvorming

Meer studies zijn nodig om aanbevelingen te kunnen doen voor het gebruik van luchtpolijstapparaten bij de behandeling van peri-implantitis. Verder moet uitgebreidere beeldvorming worden overwogen wanneer een subcutaan emfyseem wordt vastgesteld, zodat het risico op complicaties kan worden beoordeeld, volgens de auteurs.
“In het geval van uitgebreid subcutaan emfyseem als gevolg van een tandheelkundige ingreep, moet een uitgebreider radiografisch onderzoek worden overwogen, inclusief de mediastinale en craniale ruimte, om het risico op mogelijk levensbedreigende complicaties te beoordelen,” schreven ze.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Microbieel DNA onthult informatie over mensen uit de prehistorie en evolutie

Microbieel DNA onthult informatie over mensen uit de prehistorie en evolutie

Microbieel DNA uit de tanden van prehistorische menselijke resten brengt details aan het licht over hun gezondheid, dieet en levensstijl. Ook onthullen de oude orale bacteriën informatie over de evolutie van de mens, staat in een recent artikel in Nature Outlook: Oral health.

Microben in tandsteen

Harvard University-onderzoeker Christina Warinner, PhD, en collega’s hebben de microben in tandsteen bestudeerd van mensen die in de late paleolithische periode leefden, zo’n 25.000 tot 12.000 jaar geleden. Ook hebben ze tandsteenmicrobiomen onderzocht bij Neanderthalers en primaten zoals apen en chimpansees.

Lagen tandplak als boomringen

De onderzoekers kunnen menselijke orale microbiomen betrouwbaar bestuderen doordat de lagen tandplak opbouwen als boomringen – als je tandplak niet verwijdert door middel van tandenpoetsen natuurlijk. Tanden verstenen dus terwijl je nog leeft en bevatten daarom veel informatie dat uit het DNA van bacteriën die worden opgenomen in zo’n tandplakring kan worden gehaald. Door het DNA te vergelijken met een database van bekende microbiële genomen kon worden geleerd wat er aanwezig is.

Etensresten geven levensstijl prijs

Naast het DNA zijn er ook allerlei etensresten te vinden in de tanden. Op basis van geconserveerde voedingseiwitten is het begrip van de opkomst en verspreiding van zuivel en de handel in sesam in de bronstijd verbeterd. Verder zijn de seizoenspollen te zien, en zelfs resten van iemands levensstijl. Zo werd in een vrouw uit de elfde eeuw na Christus lapis lazuli-pigmenten gevonden die alleen werden gebruikt door de meest bekwame kunstenaars van die tijd.

Microbiële kerngeslachten

Vergeleken met de microbiële gemeenschappen in de huidige mens, Neanderthalers en apen valt op dat de soorten uit de prehistorie en het heden een basis delen van tien microbiële kerngeslachten. De verschillen zitten in de in details. Sommige van die kernbacteriën zijn slechts in geringe mate bestudeerd. “Om deze microben zo lang te behouden, moeten ze een zeer belangrijke rol spelen in het orale microbioom. Door uit te zoeken wat ze doen, kunnen we de mondgezondheid en -ziekte echt beter begrijpen”, zegt Warinner hierover.

Specifieke bacteriesoorten

Tenslotte onthullen de oude orale bacteriën dat in de evolutie mogelijk niet vlees de mens heeft gemaakt, maar dat zetmeelrijke diëten een belangrijk rol speelden. Het was al bekend dat moderne mensen een grote hoeveelheid specifieke Streptococcus-soorten hebben die zetmeel kunnen verteren, terwijl chimpansees ze niet hebben. Met behulp van oud DNA is nu ontdekt dat deze streptokokken al minstens 600.000 jaar geleden in Afrika voorkwamen. Dit voert ons terug tot onze laatste gemeenschappelijke voorouder met chimpansees, in een tijd waarin significante hersengroei plaatsvond in het geslacht Homo.

Zetmeel maakte de mens?

“Onze grote hersenen zijn zeer energetisch veeleisend, dus de gedachte is dat er een verschuiving moet zijn geweest naar een dieet dat veel energierijker en energierijker was dan voorheen. Dit kan het gevolg zijn van een verhoogde vleesconsumptie of een betere toegang tot zetmeelrijke voedingsmiddelen zoals wortels en knollen. In oude tanden zien we het bewijs van het soort zetmeelrijke diëten dat mensen had kunnen maken tot wat ze nu zijn”, besluit de onderzoeker.

Bron:
Nature Outlook: Oral health 

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
camera - foto

Compactcamera’s zijn het meest geschikt voor het maken van tandheelkundige foto’s

Een tandheelkundige behandeling begint met goede beeldvorming van de mond. Digitale spiegelreflexcamera’s (DSLR), compact- en smartphonecamera’s worden vaak gebruikt, maar zijn volgens een onderzoek dat in Heliyon is gepubliceerd niet allemaal even geschikt. Compactcamera’s bleken de meest consistente kwaliteitsresultaten te produceren voor foto’s van tandheelkundige afgietsels en occlusie van patiënten.

Fotografie is belangrijk

Kwalitatieve, nauwkeurige fotografie is nodig om diagnostische uitdagingen in de tandheelkunde aan te gaan en om een effectieve behandeling voor patiënten te bereiken. Naarmate de technologie verandert, blijft het echter een uitdaging om de juiste apparatuur te vinden om de beste beelden te leveren. De nieuwe studie stelde populaire, zij het enigszins gedateerde, technologie voor tandheelkundige fotografie op de proef.

Gipsafgietsels

Onderzoekers uit India vergeleken daarom de beeldkwaliteit en kleurnauwkeurigheid van een DSLR, compactcamera en smartphonecamera. Eerst werden gipsafgietsels met klasse I-occlusie verkregen en beschilderd om tanden, tandvlees en alveolair slijmvlies na te bootsen. Met elke camera werden gedurende zes achtereenvolgende dagen 10 foto’s per dag genomen van verschillende aanzichten voor een zwarte achtergrond.

Foto’s van gebitten

Vervolgens nam een auteur die was opgeleid in tandheelkundige fotografie en die bekend was met alle drie de soorten camera’s 192 foto’s van 16 deelnemers met een volledig gebit. De deelnemers hadden een deel van hun mond ontdaan van vuil en speeksel. Vervolgens fotografeerde de onderzoeker met behulp van een wangretractor de tanden in occlusie. Per camera werden 32 foto’s door een andere auteur uitgezocht voor de beoordeling van kwaliteit en kleurnauwkeurigheid.

Analyse met computerprogramma’s

Om de kwaliteit te evalueren gebruikten de onderzoekers het computerprogramma no-reference matrix-algoritme dat volgens de auteurs vergelijkbare evaluatiecapaciteiten heeft als mensen. Ze gebruikten een tweede programma om de kleurnauwkeurigheid te analyseren.

Compactcamera het beste

Voor de foto’s van de gipsafgietsel bleek dat de mobiele telefoon en DSLR camera een slechtere beeldkwaliteit hadden dan de compactcamera. Het kleurverschil tussen de mobiele camera en de andere twee was relatief groot; de mobiele telefoon produceerde lichtere kleurscores.
Voor de foto’s van de deelnemers vond het onderzoek geen verschil in kwaliteit tussen de drie camera’s. Uit kleuranalyse bleek echter dat de mobiele camera helderdere en meer gele tinten afbeeldde dan de DSLR en de compactcamera. Deze laatste leek in het algemeen de beste resultaten te produceren in beide situaties.

Gedateerde modellen

Het is belangrijk op te merken dat de modellen van camera’s die in het onderzoek zijn gebruikt, nu enigszins gedateerd zijn. Nieuwere cameramodellen kunnen vooral in mobiele telefoons andere resultaten opleveren.

Gecomprimeerde afbeeldingen

De studie maakte ook gebruik van gecomprimeerde JPEG-afbeeldingen. Hoewel dit type bestandsformaat standaard is, kan het sommige afbeeldingsgegevens in gevaar brengen. Het analyseren van de foto’s met een onbewerkt bestandsformaat zou mogelijk een betere kwaliteit en kleurnauwkeurigheid hebben opgeleverd, merkten de auteurs op. Verder gebruikten de onderzoekers alle camera’s in de automatische modus.

Optimalisatie

De auteurs riepen op tot meer studies, waaronder studies die gebruik maken van ideale omgevingsinstellingen. “Het onderzoeken van de kwaliteit van tandheelkundige foto’s een integraal onderdeel van het verlenen van waarde aan de mondgezondheid. […] Deze observaties benadrukken de noodzaak om de camera’s te kalibreren en de omgevingsomstandigheden te optimaliseren, wat waarschijnlijk de variatie in het geproduceerde beeld zou verminderen en de beeldkwaliteit zou verbeteren.”, schreven de auteurs.

Bron:
Heliyon

 

 

Lees meer over: Diagnostiek, Thema A-Z
ia - toekomst

Liever zonder social media dan een wortelkanaalbehandeling

Patiënten melden dat ze tot het uiterste zouden gaan om een wortelkanaalbehandeling te vermijden. Zo zouden ze social media opgeven. Of slapen op een vluchthaven na een geannuleerde vlucht. Dat blijkt uit onderzoek uitgevoerd door tandtechnisch bedrijf Sonendo.

Meer dan 67% van de respondenten van de enquête is het volledig eens of eens met de stelling “Ik ben doodsbang om een wortelkanaalbehandeling te ondergaan.” Als ze de procedure nodig hadden, beschreef meer dan 80% van de respondenten hun gevoelens als angstig of bang, volgens de resultaten.

“Als we ons bewust zijn van de angst van consumenten ten opzichte van wortelkanaalbehandelingen, kunnen we de werkelijke en ervaren pijnpunten van traditionele therapie beter begrijpen”, schrijft Michael Smith, Chief Commercial Officer van Sonendo, in een persbericht.

Wat liever dan een wortelkanaalbehandeling?

Om de gevoelens van patiënten over wortelkanalen beter te begrijpen, liet Sonendo Pollfish in augustus 2022 een onderzoek uitvoeren onder Amerikaanse volwassenen van 35 jaar en ouder. Van degenen die reageerden, had 60% eerder een wortelkanaalbehandeling ondergaan.

Op de vraag wat ze liever zouden verdragen dan een wortelkanaalbehandeling, was het meest voorkomende antwoord het opgeven van sociale media. Bijna 80% stopt liever twee weken met social media dan dat ze een wortelkanaalbehandeling ondergaan.

77% van de respondenten geeft aan liever op een luchthaven te slapen na een geannuleerde vlucht dan dat ze een wortelkanaalbehandeling kregen. 54% van de respondenten zou liever een colonoscopie ondergaan dan een wortelkanaalbehandeling.

Waarom zijn mensen bang?

Maar wat drijft de angst van patiënten? Het is de pijn. Van de respondenten zegt 58% dat de pijn tijdens en na de procedure hen het meest bang maakt.

“Op basis van deze bevindingen is het veilig om te zeggen dat veel mensen nog steeds huiveren als ze aan wortelkanalen denken,” zegt Smith. “Hoewel wij en de endodontische gemeenschap erkennen dat er veel misvattingen zijn over wortelkanaaltherapie, verandert dat niets aan hoe een deel van de bevolking over de behandeling denkt. Het is aan ons, samen met de artsen die de behandeling geven, om toekomstige patiënten te helpen en voorlichting te geven.”

Bron:
Business Wire

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Speeksel, van diagnostische waarde!

Studie gaat verband tussen medicatie en droge mond onderzoeken

Het hebben van een droge mond is de meest voorkomende bijwerking van medicatie bij volwassenen. De evaluatie van de correlatie tussen deze twee parameters is het doel van een nieuwe studie in de VS.

Impact op gezondheid

“Verlaagde speekselproductie en een droge mond kunnen variëren van hinderlijk zijn tot iets dat een grote impact heeft op de algemene gezondheid, mondgezondheid, eetlust en eetgenot van patiënten”, zegt Dr. Szilvia Arany, assistent-professor aan het Eastman Institute for Oral Health en leidster van de nieuwe studie. “Een droge mond, of xerostomie, kan ook leiden tot beschadiging van de weke delen, problemen met spreken en slikken, agressieve bacteriële kolonisatie en infecties van de bovenste luchtwegen.”

Weinig informatie over speekselbijwerkingen

Er zijn ongeveer 500 verschillende medicijnen die de normale functie van de speekselklieren blokkeren en 20 procent van de volwassen Amerikaanse neemt nu vijf of meer medicijnen. “Hoewel speekselafscheiding erg gevoelig is voor deze medicijnen, is de informatie over de bijwerkingen op de mondgezondheid minimaal. Speeksel is van fundamenteel belang voor de mondgezondheid en is een belangrijke bepalende factor voor de kwaliteit van leven”, legt Dr. Arany uit.

Genetische markers

De studie zal vijf jaar duren en wordt gefinancierd door het National Institute of Dental & Cranofacial Research. De focus ligt op het onderzoeken van potentiële genetische markers voor een droge mond. Dit zal gebeuren door bepaalde leverenzymen te genotyperen om schade aan de mondgezondheid en verminderd speeksel te voorspellen.

Risicopatiënten op tijd identificeren

Dr. Arany hoopt de kloof te overbruggen bij het identificeren van patiënten van middelbare leeftijd met een hoog risico op xerostomie, voordat ze de hoge leeftijd bereiken waar de schade onomkeerbaar is. Dit zijn bijvoorbeeld mensen met complexe medisch-socio-psychologische problemen die vaak meerdere medicijnen nodig hebben.

Preventie en behandeling

“Patiënten met een hoog risico zouden kunnen worden geselecteerd voor preventie en gerichte behandeling”, zegt de arts. Bovendien zou een beter begrip patiënten kunnen helpen die lijden aan een droge mond als gevolg van andere ziekten en aandoeningen, zoals de ziekte van Sjögren, auto-immuunaandoeningen en diabetes.

Bron:
University of Rochester Medical Center

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Dyonne Broers

Dyonne Broers na bijna 30 jaar tandheelkunde: “Blijf over de grenzen van je eigen vak kijken”

Dyonne Broers heeft bijna 30 jaar in de tandheelkunde gewerkt. Ze werd specialist in het behandelen van patiënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een tandartsfobie, of andere psychische aandoeningen. In juni 2022 maakte ze de switch naar een bestuursfunctie bij huisartsenposten. Wij blikken terug op haar carrière, bespreken haar promotieonderzoek en kijken vooruit naar de toekomst in 6 vragen.

1. Dyonne, hoe blik jij terug op 30 jaar in de tandheelkunde?

“Na bijna 30 jaar, waarvan de laatste 12 als bestuurder, kijk ik terug op een periode vol samenwerking en uitwisseling van kennis en ideeën. Vanuit de tandheelkunde heb ik altijd samenwerking gezocht met andere disciplines.

Wat me fascineerde was hoe je als tandarts de kwaliteit van je eigen vak kon verbeteren door samen te werken met andere disciplines. Daarnaast kan je ook andere zorgprofessionals iets leren over mondzorg. Het mooiste is nog: het is beter voor de patiënt als er kennisuitwisseling en samenwerking is tussen verschillen domeinen.”

2. Hoe heb jij het vak door de jaren heen zien veranderen?

“Veel dingen zijn beter geworden de afgelopen jaren. Er wordt tegenwoordig veel breder gekeken in de mondzorgwereld. Professionals nemen het hele lichaam en de geest in beschouwing, in plaats van alleen maar de mond. Daarnaast wordt er veel meer aandacht besteed aan het zoeken naar de oorzaak van een probleem en aan preventie.

Ook het leveren van maatwerk voor elke patiënt is iets dat in de loop der jaren is toegenomen. Studenten leren kritisch te kijken naar wat per patiënt de beste behandeling is en samen met de patiënt te besluiten welke aanpak gekozen wordt. Dat is echt beter dan toen ik begon.

Maar we zijn er nog niet. Het ‘shared decision making’ kan in mijn ogen nog verder verbeterd worden. In de praktijk merk ik vaak dat tandartsen of tandheelkunde-studenten onbewust behoorlijk sturend zijn. Ze doen een behandelvoorstel waarvan ze zelf denken dat dat het beste is voor de patiënt. Terwijl er meestal meer wegen zijn die naar Rome leiden. De patiënt kan zelf kiezen. Maar dan moet hij/zij wel goed, volledig, waardevrij en objectief geïnformeerd worden.”

3. Als je terugblikt op je eigen carrière, waar ben je dan het meest trots op?

“Op de kennis die ik via de opleidingen tandarts-gehandicaptenzorg en tandarts-angstbegeleiding heb kunnen delen. Vroeger leerde je met vallen en opstaan hoe je het best met deze bijzondere doelgroepen om kan gaan. Daar heb ik me vrijwel mijn hele carrière op toegelegd. Dat moest anders. Samen met anderen heb ik deze post-initiële opleidingen opgezet. Met supervisie, theoretische modules, onderzoek en masterclasses.

Daarnaast ben ik trots op mijn inzet voor beter gebruik van lachgassedatie binnen de mondzorg en de zorg. Daar worden grote stappen gemaakt.”

4. Waarom heb je besloten de tandheelkunde te verlaten?

“Na al die jaren in de tandheelkunde wilde ik mijn blik verruimen en de overstap naar de zorg maken. Het grootste deel van mijn carrière werkte ik vanuit de tandheelkunde al veel samen met andere zorgprofessionals en zorginstellingen. Dus voor mij is de stap naar bestuurder bij Huisartsenposten Rijnmond in Rotterdam logisch.

We hebben 5 Huisartsenposten waar huisartsen-spoedzorg wordt geleverd in de avond, nacht en het weekend. De zorg staat stevig onder druk, onder andere door een tekort aan personeel. De zorgvraag neemt toe, het aanbod neemt af. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Gelukkig hebben we hardwerkende medewerkers, met een grote dosis flexibiliteit. Dat is in deze pittige tijden heel belangrijk!

Mijn passie is om samen met anderen de kwaliteit van zorg in Nederland de verbeteren. Zowel inhoudelijk als logistiek. En daarbij de veranderingen in het zorglandschap te volgen en te beÏnvloeden. Dat heb ik jaren gedaan. En dat blijf ik doen in mijn nieuwe functie.”

5. Je doet daarnaast veel onderzoek. Dit jaar is er nog een artikel over jouw onderzoek in JADA gepubliceerd. Waar doe je onderzoek naar?

“Ik doe onderzoek naar extractie op niet-tandheelkundige gronden. Als onderdeel van dat onderzoek heb ik samen met collega’s een vragenlijst-onderzoek gedaan onder tandartsen. Van de deelnemende tandartsen bleek bijna 70% in de afgelopen 3 jaar verzoeken om extractie op niet-tandheelkundige gronden te hebben gehad.

Het meest recente extractieverzoek op niet-tandheelkundige gronden bleek in bijna 50% van de gevallen een financiële reden te hebben. In bijna 30% was er sprake van een financiële en psychische reden en in zo’n 20% alleen een psychische reden (bijvoorbeeld een tandartsfobie). De meeste extractieverzoeken om niet-tandheelkundige redenen werden door de behandelaar gehonoreerd.

Lees hier het onderzoek van Dyonne terug in JADA

De dataverzameling van ons laatste onderzoek is ondertussen gereed. Ook daarover hopen we binnenkort een artikel te publiceren.”

6. Heb je nog een tip voor jonge mensen die aan de start van hun carrière in de tandheelkunde staan?

“Blijf over de grenzen van je eigen vak kijken door met anderen samen te werken. En kijk of je het leveren van zorg kunt combineren met bijvoorbeeld onderwijs, onderzoek of management. Op die manier zorg je voor kruisbestuiving en blijf je jezelf uitdagen.”

Dyonne Broers is tandarts en bestuurder bij Huisartsenposten Rijnmond in Rotterdam. Daarvoor was zij directeur zorg bij Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam.

 

 

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z, Werken met plezier
Casus: Tandheelkundige röntgenfoto toont zeldzame horizontaal geïmpacteerde molaren bij man

Casus: Tandheelkundige röntgenfoto toont zeldzame horizontaal geïmpacteerde molaren bij man

Bij een 20-jarige man werden zeldzame, identieke bilaterale horizontaal geïmpacteerde onderste molaren ontdekt op een routinematige tandheelkundige röntgenfoto. De vroege detectie leidde ertoe dat de molaren werden getrokken waardoor ernstige toekomstige complicaties werden vermeden, volgens een casusrapport in Cureus Journal of Medical Science.

Geïmpacteerde tanden vaak asymptomatisch

Geïmpacteerde tanden zijn een fenomeen waarbij de tand niet in de juiste positie door het tandvlees kan groeien. Mandibulaire en maxillaire derde kiezen zijn de meest getroffen tanden, volgens de auteurs op. Impactie kan optreden als gevolg van ruimtegebrek of een pathologische verandering die de typische tanduitbarsting kan verstoren. De geïmpacteerde kiezen kunnen onopgemerkt blijven omdat ze vaak asymptomatisch zijn.

Symmetrische horizontale impacties zijn zeldzaam

Bilaterale symmetrische impacties worden volgens de auteurs zelden gerapporteerd. Bijzonder zeldzaam zijn symmetrisch linguoverted geïmpacteerde bilaterale onderste derde molaren. Dit zijn horizontale impacties die oriënteren in de buccolinguale richting met een kroon die de wortel overlapt.

Routinematige röntgenfoto

In een casusrapport beschrijven de auteurs van Qassim University uit Saoedi Arabië hoe tijdens het routinematige tandartsbezoek van de man bilaterale geïmpacteerde mandibulaire derde molaren werden geïdentificeerd op een panoramische tandheelkundige röntgenfoto. De kiezen stonden dwars in de linguobuccale richting.

Bevestiging door CBCT-scan

Een CBCT-scan bevestigde dat de kiezen aan beide zijden in een linguobuccale richting waren gepositioneerd. Er waren geen pathologische bevindingen of symptomen. De geïmpacteerde tanden waren niet volledig gevormd en er was idiopathische osteosclerose in het tweede premolaargebied, schreven de auteurs. Na overleg met de clinicus werd de patiënt doorverwezen naar een centrum voor orale en maxillofaciale chirurgie om de geïmpacteerde tanden te laten trekken.

Extractie vaak beste behandelingsoptie

Omdat een geïmpacteerde tand in de loop van de tijd problemen kan veroorzaken, waaronder het verhogen van het risico op cysten, is extractie vaak de beste behandelingsoptie. Ook nemen postoperatieve complicaties toe met de leeftijd van de patiënt. Daarom moeten extracties, indien mogelijk, vóór de leeftijd van 25 worden gedaan.
Voor gevallen als deze raden de auteurs “ten zeerste aan om beide aangetaste tanden aan weerszijden van de onderkaak operatief te verwijderen om late complicaties te voorkomen”.

Bron:
Cureus Journal of Medical Science

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
verstandskies

9-jarige zet nieuw wereldrecord voor jongste persoon bij wie de verstandkies is getrokken

Ryan Scarpelli is de naam van de trotste nieuwe wereldrecordhouder. De Amerikaanse jongen ontdekte dat zijn verstandskies getrokken moest worden toen zijn orthodontist, Dr. Kelly Morgan, op een röntgenfoto zag dat hij een verstandskies had en een kies die op elkaar groeide.

De jongen werd doorverwezen naar kaakchirurg Dr. Craig Vigilante, die volgens het artikel van Guinness World Records bevestigde dat de kies moest worden getrokken om de andere tand goed door te laten komen.

Melktanden nog niet verloren

Nadat de jonge Ryan met succes de operatie had ondergaan, deed zijn moeder wat onderzoek. Zij wist haar zoon wel erg jong was voor het extraheren van een verstandkies. Toen de tand werd verwijderd, had Ryan nog niet eens al zijn melktanden verloren!

Uiteindelijk werden de vermoedens van de moeder bevestigd. Ryan ‘versloeg’ de vorige recordhouder met minder dan twee weken. In 2002 was Matthew Adams 9 jaar en 339 dagen oud toen zijn verstandskies werd getrokken.

Een nieuw record

Met 9 jaar en 327 dagen werd Ryan uitgeroepen tot ’s werelds nieuwe jongste persoon die de procedure onderging, volgens de website van Guinness World Records. En wat vind Ryan daar zelf van? “Het voelt heel goed en ik ben er trots op”, laat het kind weten aan Guinness World Records.

Andere records in de tandheelkunde

In de loop der jaren hebben verschillende mensen wereldrecords behaald met betrekking tot tandheelkunde. In februari 2020 bezat een tandarts in Georgië 3.000 tubetjes tandpasta, waarmee hij een wereldrecord vestigde voor de grootste collectie mondverzorgingsproducten.

Bron:
Guinness World Records

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Waarom houden kinderen niet van groenten

Waarom houden kinderen niet van groenten? Misschien komt het door hun speeksel

De afkeer van kinderen van sommige rauwe groenten, zoals broccoli en kool, kan verband houden met de speekselproductie van hoge niveaus van vluchtige zwavelverbindingen. Dat blijkt uit onderzoek dat op 22 september is gepubliceerd in de Journal of Agricultural and Food Chemistry.

Bovendien produceren kinderen en hun ouders vergelijkbare niveaus van de onaangename zwavelgeuren, wat aangeeft dat ze mogelijk orale microbiomen delen, schrijven de auteurs.

Groenten uit de kruisbloemenfamilie bevatten de verbinding S-methyl-L-cysteïnesulfoxide. Deze stof produceert een krachtige, zwavelachtige geur wanneer ze wordt geactiveerd. De orale microbiomen van sommige mensen produceren een enzym dat de stof activeert. Daarom vinden sommige mensen bepaalde groenten viezer dan andere mensen.

Eerdere studies hebben aangetoond dat volwassenen verschillende niveaus van dit enzym in hun speeksel hebben. Het is echter onduidelijk of kinderen ook verschillende niveaus van het enzym hebben en of dit hun voedselvoorkeuren beïnvloedt.

Onderzoeksresultaten

Om de primaire geur-actieve stoffen in rauwe en gestoomde bloemkool en broccoli te identificeren, gebruikten de onderzoekers gaschromatografie-olfactometrie-massaspectrometrie. Vervolgens vroegen ze 98 paar ouders en kinderen (leeftijd 6 t/m 8) om de belangrijkste geurverbindingen te beoordelen.

Dimethyltrisulfide was de minst geliefde geur van kinderen en volwassenen. De onderzoekers mengden vervolgens rauw bloemkoolpoeder met speekselmonsters en analyseerden de geproduceerde vluchtige stoffen.

Meestal hadden kinderen en hun ouders vergelijkbare niveaus van vluchtige zwavelproductie. Dat komt waarschijnlijk doordat ze vergelijkbare microbiomen hebben.

Kinderen van wie het speeksel grote hoeveelheden vluchtige zwavelverbindingen produceerde, hadden het meest een hekel aan rauwe groenten uit de kruisbloemenfamilie. Dit was echter niet het geval bij volwassenen, wat aangeeft dat ze de smaak na verloop van tijd kunnen verdragen.

Bron:
Journal of Agricultural and Food Chemistry

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
vrouw

Verband gevonden tussen mondgezondheid en emotioneel welzijn van vrouwen

De menopauze is een periode in het leven van een vrouw die wordt gekenmerkt door de permanente afwezigheid van menstruatie en gepaard gaat met significante veranderingen in de geslachtshormoonspiegels. De overgang naar de menopauze gaat vaak gepaard met fysiologische en psychologische veranderingen, zoals vasomotorische symptomen, slaap- en stemmingsstoornissen.

Postmenopauzale veranderingen hebben ook invloed op de intraorale weefsels, zoals het dunner worden van het mondslijmvlies, veranderingen in de mondflora en de afname van de alveolaire botmineraaldichtheid.

Onderzoekers veronderstellen daarom dat bepaalde psychosomatische eigenschappen vrouwen zouden kunnen markeren met een hoger risico op een slechte mondgezondheid voor of tijdens de menopauze.

Het doel van deze studie was om de relatie tussen klinische parodontale gezondheid en fysieke en emotionele symptomen te onderzoeken, zoals beoordeeld met behulp van de Women’s Health Questionnaire (WHQ), bij postmenopauzale vrouwen (PMW) in vergelijking met regelmatig menstruerende premenopauzale vrouwen (RMPW).

Methodologie

In totaal kregen 115 vrouwen (PMW, n = 56, gemiddelde leeftijd ± SD: 54 ± 5; RMPW, n = 59, gemiddelde leeftijd ± SD: 41 ± 4) een volledige medische evaluatie en een volledig mondeling examen. Allen vulden de gezondheidsvragenlijst voor vrouwen in om het emotionele en fysieke welzijn te meten. De bijbehorende waarden voor de botmineraaldichtheid (BMD) zijn ontleend aan de medische dossiers van de deelnemers.

Resultaten

Na correctie voor leeftijd was het tandverlies significant hoger in PMW dan in RMPW (3,88 ± 2,41 versus 2,14 ± 2,43, p <0,05). Er was geen significant verschil in de prevalentie van parodontitis tussen de twee groepen (PMW: 39,2%, RMPW: 32,2%, p> 0,05). De prevalentie van parodontitis in de PMW-groep was geassocieerd met minder dagelijkse poetsbeurten (p = 0,021).

Op basis van de WHQ hadden zowel PMW als RMPW met parodontitis hogere waarden voor “depressieve stemming” in vergelijking met parodontaal gezonde vrouwen (respectievelijk p = 0,06 en p = 0,038). De vrouwen die aangaven minder dagelijkse poetsbeurten te hebben gehad, hadden hogere scores voor depressieve stemming (p = 0,043).

Conclusies

De studie toont aan dat er een verband bestaat tussen het aantal ontbrekende tanden, een slecht emotioneel welzijn en de menopauze. Vrouwen met een voorgeschiedenis van parodontitis kunnen bijkomende emotionele problemen hebben, of vrouwen met een depressieve stemming kunnen vatbaarder zijn voor parodontitis.

De WHQ is van grote waarde bij het beoordelen van de psychosociale effecten van de menopauze bij vrouwen met een slechte mondgezondheid. Vanwege hun transversale ontwerp zijn de beschikbare gegevens mogelijk niet voldoende om de evolutie van de mondgezondheid tijdens de pre- en postmenopauze te begrijpen.

Er zijn meer vervolgonderzoeken nodig om de rol van de menopauze bij een slechte mondgezondheid te bevestigen of uit te sluiten.

Bron:
BMC Women’s Health

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Medicijnen, pillen

Medicijnen tegen brandend maagzuur zorgen mogelijk voor minder ernstige parodontitis

Protonpompremmers (proton pump inhibitors, PPI’s) die worden ingenomen voor zuurgerelateerde gastro-intestinale aandoeningen zoals brandend maagzuur kunnen mogelijk de ernst van parodontitis verminderen. Een studie die is gepubliceerd in Clinical and Experiment Dental Research concludeert dat na verder onderzoek PPi’s potentieel kunnen hebben als aanvulling op parodontale therapie.

Top 10 voorgeschreven medicijnen

Dergelijke medicijnen behoren tot de tien meest voorgeschreven medicijnen in de VS. Ze worden gebruikt voor de behandeling van aandoeningen zoals zure reflux, gastro-oesofageale refluxziekte (GERD), maagzweren en Barrett-slokdarm. PPI’s verminderen de maagzuursecretie en kunnen het darmmicrobioom veranderen en bot aantasten.

Ontsteking door microben

Parodontitis wordt gekenmerkt door microbe-geassocieerde gastheer-gemedieerde ontsteking die resulteert in het verlies van parodontale hechting. Omdat PPI’s het darmmicrobioom kunnen veranderen en bot kunnen beïnvloeden speculeerden onderzoekers van de School of Dental Medicine van de University at Buffalo dat deze medicijnen de ontwikkeling van tandvleesaandoeningen kunnen beïnvloeden.

Retrospectieve studie

Het doel van het onderzoek was om uit te vinden of er een relatie is tussen protonpompremmers en parodontitis. Hiervoor voerden ze een retrospectieve analyse uit met behulp van de patiëntendossiers van ongeveer 650 patiënten van een facultaire parodontale praktijk. De patiënten die in de uiteindelijke analyse waren opgenomen rookten niet en hadden geen diabetes of andere systemische aandoeningen zoals een niet-thyroïde auto-immuunziekte.

Sonderingsdiepten vergelijken

De onderzoekers vergeleken het aandeel verhoogde sonderingsdiepten tussen mensen die PPI’s gebruikten en degenen die dat niet deden. Het aandeel verhoogde sonderingsdiepten werd gebruikt om de ernst van parodontitis te meten. 28 personen gebruikten protonpumpremmers, 621 deden dit niet. Bij de PPI-groep had 14% van de tanden een sonderingsdiepte van 6 mm vergeleken met 24% voor de patiënten zonder deze medicatie. Wanneer naar een sonderingsdiepte van 5 mm werd gekeken waren deze percentages 27% voor PPI’ers en 40% voor niet-PPI’ers.

Verband tussen PPI en parodontitis

“De resultaten suggereren dat er minder tanden met verhoogde sonderingsdieptes voorkomen bij patiënten die PPI’s gebruiken, in vergelijking met patiënten die geen PPI’s gebruiken, wat de hypothese ondersteunt van een verband tussen PPI en parodontitis”, schreven de auteurs.

Geen gegevens over dosering

Beperkingen van de studie waren het retrospectieve ontwerp, een gebrek aan gegevens over de dosering van de medicijnen en het gebruik van zelfgerapporteerde informatie over de medicatie van patiënten.

Meer onderzoek gepland

Om de rol van protonpompremmers in de pathogenese van parodontitis op te helderen, zijn verschillende prospectieve studies, gerandomiseerde klinische onderzoeken en dierstudies in een laboratorium gepland of begonnen door de onderzoekers. Zo hopen ze erachter te komen waardoor PPI’s van invloed zijn op en mogelijk gebruikt kunnen worden bij de behandeling van parodontitis.

Potentiële aanvullende therapie

“Potentieel kan niet-chirurgische parodontale therapie in combinatie met kortdurend gebruik van PPI’s worden beschouwd als toekomstige aanvullende therapie die op een manier die vergelijkbaar is met het gebruik van NSAID’s [niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen] en lokale antimicrobiële toediening”, aldus de auteurs.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Röntgen

Tandheelkundige röntgenfoto’s kunnen mogelijk helpen bij de diagnose van bruxisme

Patiënten die hun tanden knarsen vertonen significant vaker botaanhechting op panoramische tandheelkundige röntgenfoto’s, volgens een recente studie in BMC Oral Health. Radiologisch gediagnosticeerde botappositie kan daarom mogelijk dienen als een indicatie of bevestiging van bruxisme.

Veelvoorkomende aandoening

Bruxisme is een veelvoorkomende aandoening bij volwassenen met een geschatte prevalentie van ongeveer 30% bij wakkere en 15% bij slapende mensen. Aanhoudend bruxisme kan klinische gevolgen hebben door het risico op het ontwikkelen van bijvoorbeeld tandslijtage, pijn in de kauwspieren of kaakgewrichten, en verplaatsing van de anterieure schijf.

Diagnose gebaseerd op zelfrapportage

Huidige strategieën voor het beoordelen van de aanwezigheid van de aandoening zijn gebaseerd op zelfrapportages van patiënten, klinisch onderzoek en instrumentele strategieën, zoals elektromyografische opnames. Samen vormen ze een beoordelingssysteem met een toenemende kans op een geldige diagnose. Instrumentele procedures zijn echter minder vaak beschikbaar en kosten meer tijd en geld. Vanwege deze beperkingen zou het nuttig zijn om alternatieve methoden te hebben om bruxisme te diagnosticeren.

Botveranderingen op röntgenfoto’s

Het hoofddoel van dit onderzoek van het Universitair Centrum voor Tandheelkunde in Basel was om op panoramische röntgenfoto’s de prevalentie van macroscopisch zichtbare benige veranderingen in de kaak van bruxismepatiënten vast te stellen. Hiervoor onderzochten de auteurs 200 röntgenfoto’s. De helft van deze afbeeldingen was van volwassenen bij wie bruxisme was vastgesteld, de andere helft van kinderen tussen de 12 en 18 jaar oud. Kinderen werden gebruikt als controlegroep omdat verwacht werd dat hun mond geen tekenen van botaanhechting zou vertonen.

Botappositie bij helft van bruxismepatiënten

Bij 95 mandibulaire hoeken van 59 volwassenen (47,5%) werden botveranderingen gevonden. Hoewel de mate van appositie varieerde, had bijna twee derde van deze patiënten bilaterale benige veranderingen. Op twee bekeken onderkaakhoeken na ging elke botaanhechting gepaard met een richtingsverandering van de bijbehorende onderkaakhoek. Zoals verwacht waren er geen benige veranderingen te zien op de röntgenfoto’s van de kinderen, schreven de auteurs.

Functionele aanpassing

Wanneer tandheelkundige röntgenfoto’s benige veranderingen vertonen bij de onderkaakhoeken van de patiënt, moeten de veranderingen worden geïnterpreteerd als een functionele aanpassing aan de langdurige verhoogde belasting die optreedt wanneer de kaaksluitende spieren samentrekken als gevolg van bruxisme, leggen ze de resultaten uit.

Precieze locatie niet duidelijk

Vanwege het sommatie-effect van panoramische röntgenfoto’s kon de precieze locatie van de apposities niet worden gedefinieerd. Hoewel dit een beperking van de bevindingen is, was het ontbreken van de locatie van de benige veranderingen niet relevant voor deze studie, schreven ze.

Meer leeftijdsgroepen vergelijken

Op basis van de data zou men ook kunnen concluderen dat het verschil in prevalentie van botappositie tussen de groepen een leeftijdseffect is. Dit is echter in tegenspraak met klinische observaties, volgens de auteurs. Desalniettemin zou een vergelijking van op leeftijd afgestemde groepen bruxismepatiënten en mensen zonder bruxisme nuttig zijn.

Indicatie van bruxisme

Dit wordt verondersteld de eerste studie te zijn die morfologische veranderingen onderzoekt bij mensen met en zonder bruxisme Gebaseerd op de resultaten is het mogelijk dat “radiologisch gediagnosticeerde botaanhechting kan dienen als een indicatie of bevestiging van bruxisme”, concluderen de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
kaakpijn

Laserbehandeling vermindert pijn na extractie- en implantaatoperaties

Low level lasers verminderden de pijn na extractie- en implantaatoperaties in twee blinde gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep. De artikelen werden gepubliceerd in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery en het Journal of Photochemistry and Photobiology.

Medicijnen met bijwerkingen

Tandextractieprocedures kunnen ongemak voor de patiënt veroorzaken. Tot de meest gemelde symptomen behoren pijn, oedeem en moeite met het openen van de mond tijdens de postoperatieve periode. Er zijn medicijnen beschikbaar om het ongemak te verminderen, maar zoals alle medicijnen komen deze met bijwerkingen.

Fotobiomodulatietherapie

Een alternatief om ontstekingsprocessen beter onder controle te houden is fotobiomodulatietherapie (PBM) door een laser met laag vermogen. PBM veroorzaakt veranderingen in cellen die weefselgenezing kunnen bevorderen volgens het concept van biomodulatie. Er is echter nog geen consensus in de literatuur over de protocollen en succespercentages van de therapie.

Effect van laser op pijn

Twee groepen wetenschappers onderzochten daarom het effect gebruik van een laser op pijn na de procedure bij tandheelkundige patiënten. Een groep uit Brazilië gebruikte een rode laser met lage intensiteit bij patiënten met een geplande extractie van de derde molaar.

Split-mouth trial

Dertien patiënten werden gerekruteerd voor een split-mouth trial. De patiënten waren allemaal jong en gezond met mandibulaire derde molaren die moesten worden verwijderd. Er zaten 21 dagen tussen de extractie van de linker- en rechtermolaar. De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan een PBM-behandeling aan de ene kant van hun mond en een placebobehandeling met rood licht aan de andere. De therapie werd uitgevoerd met een diodelaser met een golflengte van 810 nm en duurde zes seconden.

Minder pijn bij lasertherapie

De patiënten rapporteerden significant minder pijn bij de lasertherapie. Ook werd zwelling beter onder controle gehouden en konden patiënten hun mond iets verder openen na de behandeling. De auteurs schrijven daarom dat PBM-therapie “kan worden beschouwd als adjuvante therapie voor de extractie van derde molaren”.

Pijn na implantaten

De andere studie vergeleek de effecten van lasers met verschillende intensiteiten bij implantaatpatiënten. De onderzoekers uit Iran rekruteerden 21 gezonde patiënten met een mediane leeftijd van 47 jaar die 42 implantaten nodig hadden. De mandibulaire implantaten aan de linker- en rechterkant werden in één sessie uitgevoerd. Wederom kregen de patiënten willekeurig lasertherapie aan de ene kant en een placebobehandeling aan de andere kant.

Verschillende intensiteiten

De PBM-therapie omvatte het gebruik van een diodelaser op de buccale, occlusale en linguale zijde van de implantaatgebieden. Eerst werd een straal van 660 nm met lagere intensiteit gebruikt gedurende 200 s om oppervlakteweefsels aan te pakken, gevolgd door een straal van 810 nm met een hogere intensiteit om de diepere weefsels te gebruiken. De behandeling werd op de dag van de operatie uitgevoerd en twee dagen later herhaald.

Significante verbetering

Zowel 3, 7 en 14 dagen en 12, 24 en 72 uur na de operatie vertoonde de laserzijde een “significante verbetering in [achtereenvolgend] wondgenezing en pijnverlichting” vergeleken met de andere kant. “Daarom kan PBMT [PBM-therapie] de wondgenezing verbeteren en pijn verlichten na een tandheelkundige implantaatoperatie”, schrijven de auteurs.
Doordat het aantal patiënten laag was en de variatie aan mogelijkheden wat betreft laser en procedure, zouden toekomstige studies kunnen worden uitgevoerd om de techniek te optimaliseren.

Bronnen:
Oral and Maxillofacial Surgery

Journal of Photochemistry and Photobiology

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
De toekomst van de preventieassistent

De toekomst van de preventieassistent

Over preventieassistenten wordt veel gepraat maar een stuk minder mét hen. Hierdoor kunnen er beslissingen vallen die hen betreffen zonder dat zij daadwerkelijk geconsulteerd zijn. Een van de vragen die er zijn: Wat is nu precies de deskundigheid van dit beroep binnen de mondzorg? Het is een vrij beroep en dus geen beroep met titelbescherming. Dat terwijl de meeste medische beroepen zijn beschermd. Voert de preventieassistent zoals we die kennen medische handelingen uit? Moeten zij bekwaam zijn voor hun handelingen en wie beslist dat zij bekwaam zijn?

Risicovolle handelingen

Op dit moment ligt er voor de mondzorg niet vast welke handelingen risicovol zijn. Dit zou u vreemd kunnen vinden gezien deze binnen andere zorgdomeinen wel zijn vastgelegd. Risicovolle handelingen zijn handelingen waarbij een onbekwaam persoon schade zou kunnen aanrichten of er door onzorgvuldigheid schade bij de consument zou kunnen optreden. In principe gelden voor risicovolle handelingen dezelfde regels als bij voorbehouden handelingen. Dat betekent dat er sprake moet zijn van opdracht van iemand die opdracht mag verlenen, er tussenkomst gegarandeerd is van deze persoon en de uitvoerende preventieassistent bekwaam is. De opdracht zal per patiënt moeten worden verstrekt en daarnaast schriftelijk vastgelegd moeten worden in een protocol.

Bekwaam

Wat is bekwaam nu eigenlijk? Als men googelt, komt men diverse definities tegen zoals deze twee:
Iemand is bekwaam als hij:

  • de handeling, vaardigheid beheerst
  • de kennis heeft en weet waarover hij het heeft
  • de risico’s en gevolgen van de handeling kan benoemen
  • kan reageren op onvoorziene situaties
  • kan aantonen dat hij de handeling nog met regelmaat uitvoert

Een zorgverlener is bekwaam als diegene kennis heeft over de handeling en bijkomende activiteiten – zoals beslissen en informeren -, de technieken, het doel, de anatomie, de risico’s, voor- en nazorg en eventuele complicaties en dit alles goed uitvoert.

Op de site van de KNMT staat:
“In de Wet BIG wordt geen invulling gegeven aan het begrip ‘bekwaam’. Dat laat de wetgever over aan de tandarts die de opdracht geeft en de tandartsassistent die de opdracht krijgt. Uit een aantal tuchtrechtelijke uitspraken volgt dat de opdrachtgevend tandarts zich dient te overtuigen van de bekwaamheid van de tandartsassistent.”

In het NTVT in het artikel van Brands van 2016 is genoemd: “Bekwaamheid kan worden gedefinieerd als: het bezitten van voldoende kennis en vaardigheden om een behandeling volgens de regelen der kunst en als een goed hulpverlener uit te voeren. Waarbij dan verwezen kan worden naar art. 7:453 Burgerlijk Wetboek, het wetsartikel over de professionele standaard. Dit artikel wordt wel de kern van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) genoemd. Het begrip bekwaamheid is op te splitsen in de deskundigheid (voldoende opleiding), bekwaam handelen (volgens de professionele standaard) en voldoende ervaring. In tegenstelling tot de later te bespreken eis van bevoegdheid geldt de bekwaamheid als eis voor alle medisch-tandheelkundige handelingen.”

Onderwijs

Volgens de circulaire van 2009 die nog steeds geldt, is iemand bekwaam als er tenminste toezicht van een externe docent is geweest: “De belangrijkste eis die de wet BIG stelt, is dat men bekwaam is. Deze eis geldt zowel voor de niet‐voorbehouden handelingen als voor de voorbehouden handelingen. Het is goed te weten dat de hulpverlener in principe aan moet tonen dat hij bekwaam is om een bepaalde handeling te doen. Soms kan dan gewezen worden op een bepaalde gereguleerde opleiding, bijvoorbeeld die tot mondhygiënist, tandprotheticus of tandarts (art. 20 en 34 BIG). Het is natuurlijk ook mogelijk om bepaalde competenties te verwerven door middel van niet-centraal gereguleerde opleidingen. In het laatste geval kost het meer moeite het vereiste niveau van bekwaamheid aan te tonen. Dit geldt met name als een tandarts een andere hulpverlener zelf opgeleid heeft. De Inspectie voor de Gezondheidszorg gaat er op basis van jurisprudentie vanuit, dat opleiding uitsluitend door de tandarts alleen acceptabel is als er toezicht is door derden (professionals in het opleidingscircuit) op de opleiding (IGZ 2008, RTC Amsterdam, 04/107T). Uiteraard is jurisprudentie flexibel, dat wil zeggen dat nieuwe jurisprudentie op dit punt ook nieuwe inzichten met zich mee kan brengen over de eisen die aan niet‐gereguleerde opleidingen gesteld kunnen worden.”

Grijs gebied

De meeste preventieassistenten in Nederland zijn opgeleid door een commercieel cursusbureau. Zij worden niet opgeleid om zelfstandig te werken. Wel zouden zij zelfstandige handelingen kunnen uitvoeren bij behandelingen op gebied van preventie. De KNMT spreekt van bijscholing door geaccrediteerde cursussen. De eisen waaraan deze cursussen moeten voldoen zijn door het Register Preventieassistenten.opgesteld. Echter is dit niet bindend. Het staat vrij om de assistent (met of zonder ervaring of met of zonder MBO-diploma) op een andere manier op te leiden. De door de KNMT genoemde taken zijn ook anders dan de door het Register gevraagde toetsonderdelen.

Dan is er nog het ABC waarbij een bepaald cursusbureau niet schuwt om de woorden ‘Mondhygiënist Light’ in de mond te nemen. NVM-mondhygienisten heeft laten blijken niks te voelen voor de paro-assistent. Een gedeelte van hun studentleden werkt echter wel als (paro)preventieassistent.

Helderheid

In de rapportage Onderzoek naar voorbehouden handelingen en toelating beroepen in de wet BIG is opgenomen:
Rondom zelfstandige bevoegdheid en voorbehouden handelingen speelt ook de discussie over het vastleggen van bekwaamheden een rol. De commissie Gevers constateerde in 2009 dat meer aandacht nodig was voor de bekwaamheidseis in beleid, toezicht en hulpverleningspraktijk, omdat het een integraal deel van de regeling voorbehouden handelingen is en destijds te weinig aandacht kreeg. Bij de tweede evaluatie van de Wet BIG was deze aandacht al meer aanwezig en bleek dat instellingen steeds vaker zelf beleid maken waarin bijvoorbeeld is geregeld hoe de bekwaamheden moeten worden bepaald. De zorgaanbieders hebben door de tijd heen een steeds grotere rol gekregen bij (het toezicht op) de bekwaamheid van beroepsbeoefenaren. Zowel in de tweede evaluatie van de Wet BIG als in het rapport van de RVS wordt voorts in relatie tot bekwaamheden gesproken over het vastleggen van competenties. In de evaluatie van de Wet BIG wordt voorgesteld dat zorginstellingen een overzicht creëren in de bekwaamheden van opdrachtnemers (zorginstellingen hebben nu ook al een rol bij de uitwerking van de opdrachtregeling in protocollen).In het rapport van RVS wordt nog een stap verdergegaan en wordt voorgesteld een register van bekwaamheden in te richten. Dat leidt echter tot een uitgebreide wijze van regulering waarvan het maar de vraag is of die haalbaar en uitvoerbaar is. Het zal bijvoorbeeld kunnen leiden tot een omvattend systeem van registraties, met aanzienlijke administratieve lasten.

Op dit moment vinden er gesprekken plaats met de beroepsverenigingen en bespreken zij met partijen als IGJ wanneer in de mondzorg nu daadwerkelijk iemand bekwaam is. Welke scholing is nodig voor welke taak? De wet BIG – zoals hij er nu uitziet – wordt zorgbreed bediscussieerd bij VWS. De B van Bekwaam wordt hierbij genoemd. Met name onder verpleegkundigen die zowel MBO als HBO geschoold kunnen zijn, bracht dit veel weerstand. Sindsdien is het stil rond de plannen voor BIG II. Men zal terug naar de tekentafel moeten, want er wordt aardig op de deur geklopt door zorgberoepen die graag onder artikel 3 van BIG komen: Momenteel heeft ongeveer de helft van de anesthesiemedewerkers en operatieassistenten een verpleegkundige vooropleiding. Zij staan in het BIG-register en mogen een beschermde verpleegkundige titel voeren. De andere helft mag dit niet, ook al zouden ze dezelfde competenties hebben en hetzelfde werk doen.
Diverse beroepsorganisaties spreken van een ‘weeffout’ in het huidige zorgstelsel. Remko ter Riet, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM): “Dagelijks worden voorbehouden handelingen, al dan niet geprotocolleerd, zelfstandig uitgevoerd door operatieassistenten en anesthesiemedewerkers. Dit gebeurt zonder tussenkomst of bijzijn van een arts, zonder dat dit goed is vastgelegd in de Wet BIG. Dit is een onwenselijke en wettelijk onjuiste situatie en dient hersteld te worden, met name in het belang van de patiënt”.

Afvaardiging

Frappant is dat er bij de gesprekken tussen beroepsverenigingen in de mondzorg en stakeholders geen afvaardiging is vanuit de preventieassistenten. Zij zijn namelijk niet georganiseerd tot bijvoorbeeld een beroepsvereniging. Het Register Preventieassistent is wel in gesprek maar ook zij zijn geen belangenvereniging voor de preventieassistent zelf. Ondertussen wordt er hevig ingevuld wat preventieassistenten zouden willen doen en hoe ze dit zouden willen doen. Zo leidt dit onderwerp tot hevige discussies op Mondzorgforum waar preventieassistenten in de minderheid zijn. Al gauw verwijten mondhygiënisten hen en ook tandartsen grenzeloos te zijn en maakt men zich ongerust over de geboden kwaliteit. Er lijken nogal wat vooroordelen over elkaar te zijn waardoor deze onaangename vorm van discussiëren op dit forum is platgelegd.

Enquête onder preventieassistenten

Hoog tijd om dus met de preventieassistent zelf in gesprek te gaan of op zijn minst te peilen wat ze van bepaalde onderwerpen vinden. Er werd daarom in mei onder de preventieassistenten een enquête uitgezet. Zelfs het uitzetten van deze enquête leidde al tot enige heftigheid.

De enquête werd 258 keer ingevuld. 5% gaf aan voortgezet onderwijs als hoogst genoten opleiding te hebben gehad. Het kleinste deel (2%) had universiteit genoten. Het is geen verrassing dat het grootste deel (bijna driekwart) MBO heeft genoten. 17% heeft HBO gestudeerd en 3% noemt zichzelf student.

Werkgeluk

Slechts 2% geeft aan niet gelukkig te zijn met het werk. 24% is enigszins gelukkig, 47% behoorlijk gelukkig en 29% is ontzettend gelukkig met het werk. Om personeel binnen te houden is de ruimte voor ontwikkeling van medewerkers belangrijk. Mensen met voldoende uitdaging blijven doorgaans langer in de praktijk werken. Het is daarom aannemelijk dat als de assistent bijgeschoold wordt tot preventieassistent er een hogere kans is dat hij in de praktijk die deze scholing mogelijk maakte, zal blijven werken. In de meeste gevallen wilde de preventieassistent zelf dit werk gaan doen. Slechts 8% geeft aan dat het puur de wens van de werkgever/praktijkeigenaar was. Helaas vond 5% de scholing tot preventieassistent zwaar onvoldoende en 11% onvoldoende. 7% had hier geen mening over.

Dieper dan 5 mm

Gezien de ABC-structuur en de hevige discussies rondom de ervaring dat (paro)preventieassistenten pockets zouden reinigen die dieper dan 5 mm zijn, werd gevraagd of de preventieassistent zelf vindt dat dit zou moeten kunnen.

  • 23% vindt dat dit absoluut niet zou mogen kunnen.
  • 26% zegt dat dit in principe niet zou moeten kunnen, maar dat er uitzonderingen zijn. Hierbij kan gedacht worden aan patiënten die aangegeven hebben geen uitgebreide behandeling te willen of deze niet te kunnen betalen maar ook niet hun gebit kwijt willen. Hierbij wordt er dan grofweg sub verwijderd waarbij de patiënt op de hoogte is van de risico’s. Ook kan gedacht worden aan een pseudopocket van 6mm terwijl de rest van het gebit gezond is.

Wat exact nog meer als uitzondering kan worden gezien, zou nog in een kwalitatief onderzoek uitgevraagd kunnen worden.

  • 36% vindt dat dit mogelijk moet zijn als hiervoor een cursus is gevolgd.
  • 3% geeft aan dat dit alleen kan als de preventieassistent een Tandheelkunde of Mondzorgkunde student is.
  • 10% geeft aan dat dit kan als de tandarts aangeeft dat het moet en kan. Reden hiervan kan zijn dat wordt gedacht dat de mate van bekwaamheid van de preventieassistent enkel en alleen door de tandarts wordt bepaald.

Er zouden nog andere opties bedacht kunnen worden als antwoord. Deze vraag dwong een van deze antwoorden aan te kruisen. Wellicht zou deze vraag verder uitgediept kunnen worden.

Opleidingsniveau

Op vraag “Zou de cursus Preventieassistent een erkende MBO-opleiding moeten worden?”, zei 17% “Nee.” 76 % antwoordde bevestigend en de rest had geen mening.

Risicovol?

Vervolgens werd deze vraag gesteld: “Bevat het werk van preventieassistent ‘risicovolle handelingen’? Dit zijn handelingen waarbij door een onbekwaam persoon of door onzorgvuldigheid schade bij de patiënt zou kunnen ontstaan.”

  • 75% bevestigde dit en 7% had hierover geen mening.

Vertegenwoordiging

De vraag “Zou u een eigen beroepsvereniging wensen die de belangen van preventieassistenten steunt?”, kreeg de volgende antwoorden:

  • Ja (79%)
  • Nee (11%)
  • Geen mening (10%)
    Een groep hiervan gaf aan te willen helpen bij het opzetten van deze vereniging. Zij lieten hun mailadres achter en zijn met elkaar in contact gebracht.

Uitnodiging tot nader onderzoek

Helaas is onbekend hoeveel van de respondenten daadwerkelijk de bijscholing Preventieassistent hebben gevolgd. Deze enquête is geen wetenschappelijke enquête en wellicht een kleine aanmoediging tot nader onderzoek en tot het aangaan van een gelijkwaardig en constructief gesprek.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z

Tennisser Sem Verbeek: “Ik weet zeker dat een slechte mondgezondheid het presteren belemmert”

Interview met toptennisser Sem Verbeek over o.a. mondgezondheid en sport, door mondhygiënist Jolanda Gortzak. Dit in het kader van het project “Sport Fit met een Gezond Gebit” met als doel het creëren van bewustwording over de psychologie van mondgezondheid in relatie tot algehele gezondheid en mondgezondheidsgedrag, bij (top)sporters en hun paramedische team.

Wie is Sem Verbeek?

Sem Verbeek is  een professionele linkshandige tennisser van 28 jaar die 135ste  op de wereldranglijst van het dubbelspel staat. Hij is geboren en opgegroeid in Amsterdam. Als 14 jarige besloot Sem na een tenniskamp in Florida om daar zijn middelbare school af te maken. Daarna ging hij studeren aan de University of the Pacific vanwege het Amerikaanse topsportklimaat, alwaar hij summa cum laude afstudeerde op Health and Exercise Science. Elke dag stond Sem om zes uur ‘s ochtends al in de sportschool te trainen om vervolgens 4 uur colleges te volgen. In de middag was hij weer op de tennisbaan te vinden om te werken aan zijn service, forehand en smash. De dag werd afgesloten met studeren in de bibliotheek. Onze wegen kruisten elkaar via zijn zusje en omdat Sem geïnteresseerd is in de geneeskunde, was ik benieuwd naar zijn ervaringen als topsporter met de mondgezondheid en de relatie met de algehele gezondheid.

Hoe is je liefde voor het tennissen ontstaan?

“Ik ben begonnen met voetballen. Mijn moeder speelde tennis bij tennisclub Kattenlaan in het Vondelpark. Via haar ben ik op de tennisbaan beland en op mijn twaalfde ben ik gestopt met voetballen en ben ik alleen gaan tennissen omdat het anders teveel zou zijn in combinatie met de middelbare school”.

Hoe is het proces gegaan om van recreatief sporter topsporter te worden?

“Na 4 jaar studeren en het spelen van wedstrijden voor het tennisteam van de universiteit langs de hele westkust van Amerika en Hawaï stond ik op een kruispunt om als professional verder te gaan of om mijn passie voor de geneeskunde te volgen. In overleg met mijn ouders en coach was dit het moment dat ik tegen mijzelf zei: “Ik geef mijzelf vier jaar om professional te worden, anders word ik sportarts”. “Via crowdfunding, gratis trainingen door mijn trainer van de universiteit en verblijf bij gastgezinnen, familie en vrienden tijdens wedstrijden kon ik mijn kosten laag houden. Ik maakte grote sprongen op de wereldranglijst. Uiteindelijk kwam ik via een sponsor, die alles voor mij vergoedde, bij een trainingsweek in Melbourne. Ik kon niet geloven dat ik ooit mocht trainen op zo’n “heilige grond” als die van de Australian Open. Het contrast tussen mij en de toppers zoals Roger Federer en Marin Cilic is enorm. Zij hebben personeel in dienst en ik doe mijn eigen administratie, verzamel mijn bonnetjes en boek vluchten bij dezelfde vliegmaatschappij om zo via een puntensysteem goedkoper te kunnen vliegen”.

Wat veranderde er in je lifestyle als topsporter?

“Je hebt als zelfstandig topsporter je daginvulling helemaal in eigen hand. Ik hoefde niet meer naar school en had geen andere verplichtingen, behalve naar mijzelf. Dus ik was veel meer bezig met sport en alles wat erbij komt kijken: mentale training, fysieke training, herstel en voeding, etcetera.”

Heb je ook een speciaal voedingsschema moeten volgen?

Ik heb gelukkig geen allergieën, dus daar hoef ik niet specifiek op te letten. Ik heb moeite om op gewicht te blijven en aan te komen, dus ik moet vooral veel eten. Daarnaast vind ik het prettig om gezond te koken en te eten.”

Werd er vanuit de (para)medische staf aandacht besteed aan het belang van een goede mondgezondheid? 

“Ik had de mazzel dat ik in het begin van mijn profleven veel verbleef bij een familie in Californië waar de vader tandarts was. Er werd dus goed op mijn mondgezondheid gelet. Het zou zeker een belangrijker deel moeten uitmaken van het leven van een topsporter, want een slechte mondhygiëne kan veel pijn en problemen veroorzaken.”

Is de relatie mondgezondheid en algehele gezondheid bekend voor je?

“De medische achtergrond heb ik (nog) niet om het proces uit te leggen, maar vanuit mijn ervaring weet ik hoe belangrijk het is. Helemaal met alle sportdranken en gels die wij drinken en eten. Daarmee wordt er elke dag zo’n aanslag op je tanden gepleegd dat het enorm de moeite waard is om ze goed te onderhouden.”

Is de relatie mondgezondheid en de relatie tot presteren bekend?

“Ik weet zeker dat een slechte mondgezondheid het presteren belemmert. Met pijn spelen en ook bijvoorbeeld niet goed kunnen eten en kauwen heeft een enorme invloed op ons als topsporters. Ook zitten er zoveel zenuwen in en rondom je mond dat het andere delen van je gezicht beïnvloedt.”

Ben je bekend met de mondhygiënist?

“Ik denk dat de mondhygiënist zeker een rol kan spelen binnen de topsport. Niet alleen met interventies, maar ook preventief door middel van uitleg en screenings. Voor veel topsporters is de mond geen prioriteit, dus daar valt zeker wat te winnen, lijkt mij.”

Tot slot

De mondgezondheid van een topsporter wordt bepaald door verschillende factoren zoals gedrag, prioriteit, bewustzijn en beschikbaarheid van preventieve mondzorg. Daarnaast spelen ontstekingsbevorderende factoren een rol, zoals voeding met suiker en koolhydraten. Ook uitdroging en een verminderde afweerreactie van het lichaam door intensieve training spelen een rol. Uit onderzoek blijkt dat 17% van de topsporters niet durft te lachen en zich schaamt voor zijn of haar gebit. Dat mentale factoren het succes van een topsporter beïnvloeden is bekend. Een slechte mondgezondheid doet wat met het zelfvertrouwen van zo’n sporter. Sem Verbeek geeft aan dat er in de tenniswereld veel sportdrankjes en gelletjes genomen worden, die invloed hebben op het gebit.

Wordt het niet eens tijd voor het (para)medisch team van de topsporter om samen te werken met de mondhygiënist voor preventieve screenings en interventies? Sem Verbeek zei ooit:

“Use your smile to change the world: don’t let the world change your smile”

Dit is precies wat ik als mondhygiënist probeer na te streven. Nu nog de reikende hand van de (top)sporters en hun (para)medisch team.

Door: Jolanda Gortzak, mondhygiënist en eigenaar van Oral-Vision.

Jolanda-Gortzak mondhygiënist

Lees ook:

E-magazine: mondgezondheid bij (top)sporters
Het e-magazine “Mondgezondheid bij (top)sporters” is samengesteld voor amateur- en (top)sporters om bewustwording te creëren en kennis over te dragen over het belang van een gezonde mond in relatie tot de algehele gezondheid en de sportprestaties. Het unieke online magazine is als een professionele interventie ontwikkeld door Jolanda Gortzak en Yvonne Buunk-Werkhoven. Doneer 5 euro aan de Cruyff Foundation en ontvang het e-magazine gratis. Lees meer

Poster op ISDH 2022: Sport fit met een gezond gebit

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
ziek - Patiënten - zorg

Patiënten met niet-overdraagbare ziekten hebben vaker ernstigere tandaandoeningen

Niet-overdraagbare ziekten (NCD’s) en orale ziekten hebben verschillende kenmerken gemeen. Meerdere studies hebben het verband tussen parodontitis en NCD’s onderzocht, maar relaties met andere tandaandoeningen zijn onderbelicht. Uit recent onderzoek dat is gepubliceerd in PLOS One blijkt nu dat patiënten met NCD ook slechtere tandheelkundige aandoeningen hebben dan andere mensen.

72% van sterfgevallen

Niet-overdraagbare ziekten worden niet rechtstreeks van de ene op de andere persoon overgedragen en zijn meestal chronische ontstekingsaandoeningen die zich langzaam over een lange periode ontwikkelen. Voorbeelden van NCD’s zijn hart- en vaatziekten (CVD’s), kanker, diabetes en de ziekte van Alzheimer. Ze zijn goed voor 72% van alle sterfgevallen wereldwijd, en dit aandeel neemt toe.

Overeenkomsten NCD’s en orale ziekten

NCD’s en orale ziekten zijn beide chronisch, multifactorieel en progressief. In het bijzonder delen orale ziekten enkele belangrijke risicofactoren met NCD’s die verband houden met overmatige suikerconsumptie, zoals diabetes en obesitas. Om deze redenen heeft onderzoek naar de onderlinge relatie tussen mondziekten en andere niet-overdraagbare ziekten de laatste jaren meer aandacht gekregen.

Cariësindex

Een recente studie uit Korea heeft nu onderzocht of de gebitstoestand, weergegeven door de DMFT-waarde, wordt beïnvloed door de aanwezigheid van NCD’s. de DMFT-score is de meest gebruikte cariësindex die het aantal rotte, ontbrekende en gevulde tanden als gevolg van cariës telt. Ook werd er bepaald welke niet-overdraagbare ziekten een grotere impact hadden op de tandheelkundige status.

Grote studie

De retrospectieve cross-sectionele studie omvatte in totaal 10.017 mensen. De aanwezigheid van NCD’s werd beoordeeld op basis van de zelfgerapporteerde medische geschiedenis die in het tandheelkundig medisch dossier van elke patiënt was vastgelegd. De individuele DMFT-score werd beoordeeld op basis van de gebitsgegevens en röntgenfoto’s.

Hogere DMFT-score voor NCD-patiënten

In totaal hadden 5.388 personen meer dan een van de volgende NCD’s: hoge bloeddruk, hyperlipidemie, hart- en vaatziekten en osteoporose. De gemiddelde DMFT-score was 8,62 ± 7,10 in deze groep. Dit is significant hoger dan de waarde van 5,53 ± 5,48 voor degenen zonder NCD.

Hoge bloeddruk belangrijkste factor

Wanneer leeftijd niet werd meegenomen was hoge bloeddruk de meest invloedrijke factor op de DMFT-score. Osteoporose, diabetes mellitus en hart- en vaatziekten waren belangrijke risicofactoren die in sommige subgroepen bepalend waren.

Ernstigere tandheelkundige aandoeningen

Patiënten met NCD hadden ernstigere tandheelkundige aandoeningen dan gezonde proefpersonen. Ook hadden sommige combinaties van NCD’s het hoogste risico op een cariësgerelateerde index. De auteurs zijn daarom van mening dat er een betere tandheelkundige screening en zorg noodzakelijk is voor met name oudere patiënten met niet-overdraagbare ziekten. Vooral bij patiënten die meerdere NCD’s tegelijkertijd hebben is dit belangrijk om tandverlies door tandbederf te voorkomen, schrijven ze.

Bron:
PLOS One 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z