Zwangere vrouwen met tandvleesaandoeningen hebben mogelijk vaker een vroeggeboorte

Zwangere vrouwen met tandvleesaandoeningen hebben mogelijk vaker een vroeggeboorte

Er is mogelijk een verband tussen vroeggeboorte bij zwangere vrouwen en de kans op tandvleesaandoeningen, volgens een onderzoek dat werd gepresenteerd op EuroPerio10. Ook vond de studie een hogere prevalentie van ongezonde orale microben bij de premature moeders. Als de resultaten worden bevestigd, kunnen ze gevolgen hebben voor het voorkomen van vroeggeboorte.

Microbiële infectie

Parodontitis wordt veroorzaakt door een microbiële infectie. Het begint met rood, bloedend en ontstoken tandvlees, gingivitis genaamd, wat de reactie van het lichaam is op een ongezonde opeenhoping van bacteriën op de tanden. Chronische ontstekingen kunnen holtes en gaten rond de tanden veroorzaken, en de weefsels, botten die de tanden ondersteunen en uiteindelijk tandvlees vernietigen.

Parodontitis en vroeggeboorte

Een studie die door Dr. Valentin Bartha van het Heidelberg University Hospital, Duitsland, deed onderzoek naar het verband tussen parodontitis bij zwangere vrouwen en vroeggeboorte. De resultaten werden gepresenteerd op EuroPerio10, ’s werelds toonaangevende congres in parodontologie en implantaattandheelkunde dat wordt georganiseerde door de Europese Federatie voor Parodontologie.

Vroeggeboorten versus voldragen geboorten

Het onderzoek vergeleek orale ontsteking en microben bij vrouwen die te vroeg bevallen (vóór 37 weken zwangerschap) en die met voldragen geboorten. In totaal namen 77 vrouwen in de eerste zes dagen na hun bevalling deel aan de studie. Hiervan hadden 33 vroeggeboorten en 44 voldragen geboorten.

Gebitsonderzoek

Er werd informatie verzameld over leeftijd, rookgewoonten, medische aandoeningen en medicijnen, zwangerschapsduur bij bevalling en geboortegewicht. Het bloeden van het tandvlees werd beoordeeld op vier plaatsen rond elke tand om tandvleesontsteking te evalueren. Bovendien onderzochten de onderzoekers de pocketdiepte en het verlies van hechting op zes plaatsen rond elke tand.

Plaquemonsters werden verzameld van het tandoppervlak en onder het tandvlees op verschillende plaatsen in de mond, in het geval van een sondeerdiepte van meer dan 3 mm. De onderzoekers gebruikten vervolgens 16S rRNA-gensequencing om bacteriesoorten te identificeren.

Slechtere mondgezondheid

Uit de resultaten bleek dat vrouwen met vroeggeboorten significant minder hechting rond tanden had dan vrouwen met een voldragen bevalling. Ook had een hoger percentage in deze eerste groep pocketdiepten van 4 mm of meer en verschillende populaties ongezonde bacteriën op en onder de tanden.

Bevindingen moeten worden bevestigt

Daarnaast was het geboortegewicht significant lager voor moeders met parodontitis in vergelijking met moeders met een goede mondgezondheid of alleen bloedend tandvlees maar zonder gingivitis. Volgens de auteurs zijn er echter grotere studies nodig om deze bevindingen te bevestigen.

Mogelijk gevolgen voor voorkomen van vroeggeboorten

Als dit gebeurt, kunnen de resultaten “gevolgen hebben voor het voorkomen van vroeggeboorte, die voorkomt bij 10% van de geboorten en verantwoordelijk is voor tot 75% van de perinatale sterfte en meer dan 50% van de ontwikkelingsstoornissen bij kinderen”, aldus Dr. Bartha.

Bron:
“Periodontal status and microbiome composition in women with preterm birth – a case control study”, gepresenteerd tijdens de sessie “Periodontitis and systemic diseases – from pregnancy complication to systemic inflammation” tijdens EuroPerio10 op 17 juni 2022, door Dr. Valentin Bartha.

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Geestelijke-gezondheid-van-patiënten-beïnvloedt-hun-mondgezondheid

Geestelijke gezondheid van patiënten beïnvloedt hun mondgezondheid

Psychische aandoeningen zoals depressie zijn gekoppeld aan slechte mondhygiëne en andere gebitsproblemen. Daardoor wordt het verband tussen mentale en mondgezondheid verder versterkt. Dat blijkt uit een rapport van de Amerikaanse non-profit CareQuest Institute for Oral Health.

Het rapport, dat o.a. is gebaseerd op eigen onderzoek van het CareQuest Institute for Oral Health, belicht meerdere manieren waarop geestelijke gezondheid de mondgezondheid beïnvloedt.

Belangrijkste bevindingen

Het rapport vermeldt dat volwassenen met een ernstige depressie meer dan twee keer zoveel kans hebben om te zeggen dat ze hun tanden niet minstens twee keer per dag poetsen. Volwassenen met een depressie zeggen minder vaak hun tanden te flossen en minder vaak naar de tandarts te gaan dan mensen zonder depressie.

Daarnaast hebben volwassenen met psychische aandoeningen, waaronder depressie, meer kans op problemen rondom hun mondgezondheid en zoeken ze minder snel zorg voor die problemen. Het rapport gaat verder met het koppelen van depressie aan hogere niveaus van cariës. Ook wordt parodontitis geassocieerd met hogere scores op metingen van depressie.

Opiatengebruik

Bovendien blijkt uit het rapport dat jongvolwassenen met een voorgeschiedenis van depressie meer kans hebben op langdurig gebruik van opiaten (zware pijnstillers) na verwijdering van verstandskies dan degenen zonder die niet depressief zijn.

Hierbij is het belangrijk om te bedenken dat het onderzoek alleen naar Amerikaanse gegevens heeft gekeken. In Amerika is het overmatig gebruikt van opioïden een groot probleem. De pijnstillers zijn extreem verslavend en relatief makkelijk verkrijgbaar. Hierdoor wordt er zelfs gesproken over een opiatencrisis in Amerika.

Verslechterde sociaaleconomische omstandigheden

De bevindingen in het rapport van het CareQuest Institute for Oral Health komen overeen met conclusies van een in april 2022 gepubliceerde studie die aantoonde dat verslechterende sociaaleconomische omstandigheden tijdens de pandemie de mondgezondheid nadelig beïnvloedden.

Ingrijpende sociaaleconomische gebeurtenissen, zoals baanverlies en verminderd inkomen, werden gekoppeld aan tandpijn. Ook werd er een significant verband gevonden met slechtere mondhygiënegewoonten, minder tandenpoetsen en tandartsbezoeken die waren uitgesteld.

“Onze emotionele toestand is ook verbonden met onze mondgezondheid”, zei Dr. Myechia Minter-Jordan, president en CEO van CareQuest, in een persbericht van 27 mei 2022. Dit is “de reden waarom het zo belangrijk is om mondgezondheid te integreren in een bredere, algehele gezondheid strategieën.”

Bron:
CareQuest Institute for Oral Health

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
NSAID etoricoxib kan mogelijk behoefte aan pijnstillers na derdemolaaroperatie verminderen

NSAID etoricoxib kan mogelijk behoefte aan pijnstillers na derdemolaaroperatie verminderen

Een preventieve lage dosis van het niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddel (NSAID) etoricoxib kan de behoefte aan pijnstillers na een operatie aan een derde molaar verminderen. In een gerandomiseerde klinische studie die is gepubliceerd in BMC Oral Health hadden patiënten die een half uur voor de operatie het medicijn namen minder kans om erna pijnstillers te nemen.

Selectieve remmer                                                

Etoricoxib is een selectieve remmer van het cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-enzym. Dit enzym zorgt voor de productie van bepaalde hormonen die een rol hebben in ontsteking. Het is aangetoond dat de NSAID een effectief analgeticum is met verminderd risico op bloedingen bij patiënten met zweren en disfunctie van de bloedplaatjes.

Niet overal goedgekeurd

Momenteel is het goedgekeurd voor gebruik in 80 landen, waaronder het VK, Italië, Spanje en Nieuw-Zeeland. In 2007 stemde de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) tegen de goedkeuring van etoricoxib voor artritispijn vanwege cardiovasculaire risico’s.

Klinische studie

Een groep onderzoekers uit China voerde van augustus 2019 tot juli 2020 een gerandomiserde, parallelle, dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische studie uit met etoricoxib. De 56 deelnemers waren gezond en hadden een chirurgische verwijdering gepland van geïmpacteerde horizontale mandibulare derde molaren. De helft van de deelnemers kreeg 30 minuten voor de operatie 60 mg van het middel, de overige 28 patiënten kregen een placebo.

Minder pijnstilling na etoricoxib

Slechts acht van degenen die etoricoxib kregen gebruikten tijdens de evaluatieperiode van 24 uur na de operatie een pijnstiller (29%). In de placebogroep was dit aantal ruim 2,5 keer zoveel, namelijk 21 patiënten (75%).

Veelbelovend middel

Beperkingen van het onderzoek waren onder meer dat er tijdens de controleperiode geen pijnbeoordeling werd uitgevoerd, merkten de auteurs op. Hoewel er meer onderzoek nodig is, is etoricoxib volgens de auteurs een veelbelovend middel voor operaties aan derde molaren. “Deze studie toonde aan dat een lage dosis etoricoxib een preventief analgetisch effect heeft, wat resulteert in een verminderd gebruik van analgetica na verwijdering van de derde molaar,” concludeerden ze.

Bron:
BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Chirurgie, Pijn | Angst, Thema A-Z
Emagazine - mondgezondheid bij topsporters

E-magazine: Mondgezondheid bij (top)sporters

Het e-magazine “Mondgezondheid bij (top)sporters” is samengesteld voor amateur- en (top)sporters om bewustwording te creëren en kennis over te dragen over het belang van een gezonde mond in relatie tot de algehele gezondheid en de sportprestaties. Het unieke online magazine is als een professionele interventie ontwikkeld door Jolanda Gortzak en Yvonne Buunk-Werkhoven.

Wil je het magazine downloaden? Mail naar info@oral-vision.nl

Jolanda Gortzak, mondhygiënist, en Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd sociaal psycholoog en mondhygiënist, ontwikkelden het e-magazine Mondgezondheid bij (top)sporters – in samenwerking met être design – volgens het PATHS-model: Probleem -Analyse -Test – Help – Succes; Buunk, Dijkstra & Van Vugt, 2021.

Onderwerpen

Het e-magazine bevat 16 topics, zoals:

  • “Wist je bijvoorbeeld dat (top)sporters vaker last hebben van mondproblemen en dat die problemen invloed hebben op hun prestaties?
  • Wat zijn de meest voorkomende mondproblemen bij (top)sporters en wat kun je er tegen doen?
  • En wist je dat de verstandskies in het verleden regelmatig preventief werd verwijderd bij voetballers om blessures te voorkomen?
  • De inzet van biomarkers binnen de (top)sport in de toekomst”
  • Mondbeschermers nodig of nutteloos in de sport”

Dit en nog veel meer vragen en antwoorden vind je in het e-magazine Mondgezondheid bij (top)sporters, van Oral-Vision.

Wil je het magazine downloaden? Mail naar info@oral-vision.nl

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Verband gevonden tussen bloedglucosewaarden en tandverlies

Verband gevonden tussen bloedglucosewaarden en tandverlies

Verband gevonden tussen bloedglucosewaarden en tandverlies
Een grootschalige studie heeft een verband gevonden tussen bloedglucosewaarden en ontbrekende tanden. Volwassenen ouder dan 30 hebben minder tanden als ze markers hebben van slechte glykemische controle in hun bloed.

Dat blijkt uit een studie gepubliceerd in Diabetology International. Voor het onderzoek analyseerden de onderzoekers gegevens over verzekeringsclaims van 233.567 personen. De resultaten ondersteunen een sterke associatie tussen tandverlies en glykemische controle. Het onderzoek werd geleid door Kayo Harada en Katsutaro Morino van respectievelijk de Sunstar onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling en de Shiga University of Medical Science in Japan.

Glykemische niveaus beter oncer controle houden

“Mensen die risico lopen wordt geadviseerd stappen te ondernemen om hun glykemische niveaus beter onder controle te houden en stappen te ondernemen om hun mondverzorging te verbeteren, onder meer door te stoppen met roken”, aldus een verklaring van Sunstar over het onderzoek.

De auteurs probeerden te bepalen of geglyceerde hemoglobine A1c (HbA1c) en nuchtere bloedglucose (FPG) niveaus verband hielden met tandverlies. Het doel was om de relatie tussen glykemische controle en tandverlies per leeftijdsgroep te begrijpen. Personen die deelnamen aan het onderzoek waren 20 tot 70 jaar oud. De auteurs hebben in 2015 en 2016 gekeken naar verzekeringsinformatie voor Japanse volwassenen.

Verschillen tussen leeftijdsgroepen

Het aantal vastgehouden tanden nam af bij mensen met een hoger HbA1c- en bloedglucosegehalte in elke leeftijdsgroep ouder dan bij degenen in de dertig. Het aantal tanden nam af voor elke leeftijdsgroep met steeds slechtere HbA1c- en FBG-waarden. Voor mensen in de leeftijd van 40 en 60 jaar hadden degenen met pre-diabetische bloedglucosewaarden ook minder tanden dan degenen met normale glucosewaarden.

“Het grootste onderzoek ooit naar tandverlies en glykemische controle in een algemene bevolking heeft overtuigend bewijs gevonden dat mensen ouder dan 30 jaar met hogere HbA1c-waarden en verhoogde FPG-waarden minder natuurlijke tanden hebben”, aldus de verklaring van Sunstar.

Het risico op tandverlies op middelbare leeftijd was zelfs groter voor mensen met hyperglykemie die ook rookten, en stoppen met roken is de sleutel tot het voorkomen van tandverlies, zo blijkt uit het onderzoek.

Bron:
Diabetology International

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Xylitol-kauwgom vermindert vroeggeboorte bij studie in Malawi

Xylitol-kauwgom vermindert vroeggeboorte bij studie in Malawi

Het is bekend dat kauwgom met xylitol tandbederf voorkomt, maar het kan daardoor mogelijk ook vroeggeboorten verminderen en het geboortegewicht verbeteren. Dit blijkt uit een studie bij meer dan 10.000 vrouwen in Malawi die is gepubliceerd in het American Journal of Obstetrics & Gynecology.

Verband parodontitis en vroeggeboorte

Studies hebben een verband aangetoond tussen parodontitis bij de moeder en vroeggeboorte. Gerandomiseerde onderzoeken naar scaling en planing tijdens de zwangerschap hebben echter geen preventief voordeel aangetoond. Xylitol-kauwgom vermindert cariës, maar het effect op het verbeteren van de parodontale gezondheid en het verminderen van vroeggeboorte is onbekend.

Studie in Malawi

In deze studie veronderstelde een groep onderzoekers uit de VS dat dagelijks gebruik van xylitolgom, beginnend vóór de conceptie en in de vroege zwangerschap, parodontitis zou kunnen verminderen en vroeggeboorte zou kunnen voorkomen. De onderzoekers voerden een clustergerandomiseerde studie uit in Malawi, waar het aantal vroeggeboorten tot het hoogste ter wereld behoort (22%). 10.069 vrouwen uit acht gezondheidscentra verspreid over een 79 km lange stedelijke en landelijke regio in Lilongwe namen deel aan het onderzoek.

Voorlichting en kauwgom

De studie werd gedurende zes jaar uitgevoerd, waarbij deelnemers tot 28 dagen na de bevalling werden gevolgd. Vrouwen in vier gezondheidscentra werden onderdeel van de interventiegroep (met kauwgom) en werden vergeleken met vrouwen in de andere centra die de controlegroep vormden. Deze vrouwen kregen alleen voorlichting over mondgezondheid. Bij de follow-up waren in totaal 9.670 uitkomsten beschikbaar.

Vermindering van vroeggeboorten

Het gebruik van perinatale xylitol-kauwgom resulteerde in een significante vermindering van vroeggeboorten (12,6% versus 16,5%). Volgens de auteurs werd deze statistiek grotendeels toegeschreven aan een daling van het aantal late vroeggeboorten tussen 34 weken en 37 weken (9,9% versus 13,5%).

Bovendien leidde het kauwen van xylitol-kauwgom vóór de conceptie en in het begin van de zwangerschap tot een lager percentage pasgeborenen met een gewicht van minder dan 2500 g (8,9% versus 12,9%).

Verbeterde mondgezondheid

Ook verbeterde de mondgezondheid van kauwgomgebruikers. Ongeveer 4.000 van de vrouwen hadden een eerste tandheelkundig onderzoek en een latere controle. De vrouwen die de kauwgom kauwden hadden minder parodontitis vergeleken met degenen die de kauwgom niet kregen.

Een keer minder vroeggeboorte voor $ 1087

Om een geval van vroeggeboorte te voorkomen, zouden 26 patiënten dagelijks xylitolkauwgom moeten kauwen tegen een verkoopprijs van $ 1087, schatten de onderzoekers. Ze plannen om meer onderzoek te doen naar wat er op microbieel niveau gebeurt om te begrijpen hoe een betere mondgezondheid vroeggeboorte vermindert.

Bron:
American Journal of Obstetrics & Gynecology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Mondhygiëne, Thema A-Z
Wanneer is de finish bereikt: de endokroon

Wanneer is de finish bereikt? De endokroon

Wanneer de endodontische behandeling op de juiste manier is uitgevoerd, is een coronale afsluiting enorm belangrijk. Het fractuurrisico van een endodontisch behandeld element is over het algemeen verhoogd. Met name wanneer beide randlijsten verloren zijn. Maar hoe kies je nu voor de meest optimale restauratie?

Gemiddeld is 87% van de endodontisch behandelde elementen na 8-10 jaar nog in de mond aanwezig. Resultaten uit een verwijspraktijk voor endodontologie laten zien dat een molaar na complexe endodontische (her)behandeling een overlevingskans heeft van ongeveer 91% na 7 jaar. Ter vergelijking, de 10-jaarsoverleving van een implantaat is ongeveer 96% en die van de suprastructuur ongeveer 89%.

Opties herstel element

Wanneer je besloten hebt tot het behoud van het element, dan zijn er meerdere opties voor het restauratieve herstel. Zo kan gekozen worden voor een directe composietopbouw of een indirecte (partiële) restauratie. Daarnaast kan het besluit worden gemaakt om aanvullend een wortelstift te plaatsen. De overlevingskansen voor de verschillende restauratietypen lopen in de literatuur erg uiteen en dit maakt dat het voor de behandelaar lastig is om een duidelijk overzicht te verkrijgen van de meest optimale restauratie.  In zijn algemeenheid geldt dat een endodontisch behandelde molaar een slechtere prognose heeft dan een premolaar of een frontelement.

Prognose inschatten van een adhesieve restauratie op een endodontisch behandeld element

Er zijn verschillende parameters die van invloed zijn op de prognose van de restauratieve behandeling. Denk hierbij aan patiënt-, tand-, endodontische en restauratieve factoren. Een beschermende factor draagt bij aan het succes van je behandeling. Uit de literatuur blijk dat de aanwezigheid van buurelementen een beschermende factor is. Wanneer er geen buurelementen aanwezig zijn, is de kans op verlies van een endodontische molaar bijna vier keer zo groot, dan een molaar die wel één of twee buurelementen heeft. Ook de hoeveelheid tandweefsel die nog aanwezig is en de locatie van de outline blijken beschermende factoren. Daarnaast speelt de timing van de restauratie een belangrijke rol. Het liefst wil je een goede coronale afsluiting zo snel mogelijk maken.

Om te kiezen welk soort restauratie je gaat maken, is het belangrijk om de prognose van het element goed in te schatten. Dat kan aan de hand van de volgende handvaten:

  • Is het element endodontisch en parodontaal gezond?
  • Kan het element nog onder rubberdam geïsoleerd worden?
  • Waar ligt de outline? In het glazuur of grotendeels in het dentine?
  • Hoe diep is de pulpakamer?

Wanneer een element endodontisch en parodontaal gezond is, een outline heeft die grotendeels in glazuur ligt of een diepe pulpakamer heeft, kan worden verwacht dat een adhesieve restauratie een goede prognose heeft. Immediate Dentin Sealing (IDS), kan een manier zijn om, wanneer het geprepareerde element voornamelijk een outline in dentine heeft, de hechtsterkte te vergroten.

Overkappen bij directe en indirecte restauraties

De schade van de endodontische opening is niet zo groot als we vroeger dachten. Het verlies van de randlijsten zorgt voor de grootste verzwakking. Een element met een MOD-restauratie heeft een 60% hoger risico op fractuur. Daarom kiezen we er bij het maken van een indirecte restauratie bij dit soort elementen vaker voor om ook de knobbels te overkappen. Uit in vitro onderzoek zijn aanwijzingen dat directe restauraties met knobbeloverkappingen zwaarder belast kunnen worden dan elementen zonder knobbeloverkapping. Bij indirecte restauraties is hier nog geen duidelijk bewijs voor.

Belangrijk is om in ieder geval het pericervicale dentine niet te verzwakken. Het voordeel van het adhesief herstellen van een endodontisch behandeld element, is dat de knobbeloverkapping kan worden bereikt door alleen de wanden te verlagen. Bij een conventionele kroon zou voor het ferrule-effect de wanden ook aan de buitenkant nog moeten worden uitgedund, wat wellicht leidt tot onvoldoende wanddikte en pericervicaal dentine.

Indicatie voor stiften

Uit een systematische review in 2018 is hierover een systematische review geschreven. Hierbij vond de meerderheid van de studies meerwaarde voor het gebruik van een stift. Een paar onderzoeken vonden een mogelijk effect bij premolaren en frontelementen wanneer er helemaal geen wanden meer aanwezig waren. Bij molaren is weinig indicatie voor een stift omdat er veel retentie te halen is vanuit de pulpakamer.

Wat te doen bij indirecte restauratie met veel verloren coronaal weefsel?

Er bestaat nog veel twijfel over een indirecte restauratie in het geval veel coronaal weefsel verloren is. Kies je voor een conventionele preparatie of juist voor een adhesieve partiële restauratie?

Het pericervicale dentine wordt vaak dun wanneer er een volledige kroonomslijping gemaakt wordt. Dit kun je goed inschatten wanneer je tijdens de endodontische behandeling een foto maakt van hoeveel er nog van het element over is. Daarom is een volledige kroon hier meestal geen aanrader. Hierbij maak je het toch al dunne pericervicale dentine nog dunner. Dan is het verstandiger om de pulpakamer en de ondersnijdingen op te vullen met composiet. Hierna kan worden besloten of er een composietopbouw of een zogenaamde endokroon van glaskeramiek wordt vervaardigd, waarbij er een extensie van glaskeramiek in de pulpakamer loopt. Bij molaren biedt de pulpakamer een mooie kans om het adhesieve oppervlak voor een adhesieve restauratie te vergroten.

De voordelen van een endokroon:

  • Simpele techniek;
  • Glazuur kan behouden blijven door de adhesieve techniek;
  • Technieker heeft meer dan voldoende ruimte voor een goede morfologie.

Nadelen:

  • Een eventuele endodontische herbehandeling is lastiger;
  • Esthetiek kan een probleem zijn: hiervoor zou een buccale venneerpreparatie uitkomst kunnen bieden.

Endokroon

In een studie uit 2005 werd er voor endokronen op molaren een overlevingskans gevonden van ongeveer 87%. De reden van falen lag met name in het loskomen van de kronen, waarbij de zwakke schakel de hechting tussen het dentine en het cement was. In 2017 werd een nieuwe studie gedaan, waarbij veel minder endokronen loskwamen. Een belangrijk verschil tussen beide studies was dat in de laatste Inmediate Dentine Sealing (IDS) werd toegepast. In vitro studies laten zien dat IDS een hogere hechtsterkte geeft aan het dentine.

Hoe ver moet de extensie dan de pulpakamer in? In een in vitro studie werd gekeken naar de invloed van de outline (glazuur/dentine) en de extensie van glaskeramische endokronen in de pulpakamer (0/2/4mm) op de fractuursterkte. Na een simulatie van vijf jaar klinisch functioneren in een kauwsimulator, werden de proefstukken belast in een drukbank. Er werd geen effect gevonden van de outline of de extensie in de pulpakamer op de fractuursterkte.

Een tijdelijke restauratie bij een partiële kroon heeft meer risico tussentijds los te komen. Het helpt om hierbij te kiezen voor een polycarboxylaat cement en deze eventueel aan te vullen met flowable composiet vleugeltjes om het element vast te maken aan het buurelement. 

Het cementeren van de indirecte restauratie

Een indirect werkstuk moet worden gecementeerd of verlijmd aan het geprepareerde tandweefsel. Bij glaskeramische werkstukken, kan gekozen worden voor een duaaluithardend composietcement of een microhybride composiet. In Groningen worden de studenten opgeleid om glaskeramische werkstukken te plaatsen met een lichtuithardend microhybride composiet. Voordeel is dat zo langer de tijd kan worden genomen om het composiet te verwijderen, maar ook dat het composiet betere mechanische eigenschappen heeft dan het cement. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat het licht goed door de restauratie heen komt. Wel wordt geadviseerd om hierbij het composiet drie keer 90 seconden te belichten.

Een aantal voorzichtige aanbevelingen op een rij

  • Bij een Klasse I of II defect: kies voor een directe restauratie zonder stift. Een knobbeloverkapping is niet nodig. Let wel op indien er sprake is van groepsgeleiding. Pas eventueel de knobbelhelling aan zodat deze vrij liggen bij kauwbewegingen.
  • Bij meer randlijsten verloren: kies steeds meer voor een indirecte restauratie.
  • Behoud het pericervicale dentine door ondersnijdingen in de pulpakamer op te vullen en kritisch de wanddikte te evalueren alvorens te omslijpen.
  • Overweeg een stift alleen bij een frontelement of een premolaar zonder wanden.
  • Bij direct restauraties zijn er aanwijzingen uit in vitro-studies dat een knobbeloverkapping een hogere fractuursterkte geeft dan wanneer de knobbels niet worden overkapt. Bij indirecte restauratie ontbreekt hiervoor literatuur.

Maurits de Kuijper studeerde in 2014 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit Groningen. In november 2015 startte hij met een promotietraject over de restauratie van uitgebreide endodontisch behandelde elementen middels direct composiet en endokronen. Sinds september 2018 begeleidt hij studenten binnen het FIXED-programma bij het vervaardigen van kroon- en brugwerk. Ook werkt hij bij het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde van het Martini Ziekenhuis en bij Mondzorgcentrum Winschoten.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Maurits de Kuijper, tijdens het NVvE-congres De endo finish.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Op 2 juni kreeg Maddelon de Jong-Lenters de NTVT publicatieprijs uitgereikt voor haar artikel over de ‘Uitblinkers-interventie’. De nieuwe gespreksmethodiek heeft als doel het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar te verbeteren. Hoe werkt deze methodiek? En hoe kunnen praktijken deze gebruiken?

De NTVT publicatieprijs wordt elke twee jaar uitgereikt aan de eerste auteur van het door een jury als beste uitgeroepen artikel in het Nederlands Tijdschrift voor de Tandheelkunde van de twee voorgaande jaren. Dit jaar werd die prijs uitgereikt aan Maddelon de Jong-Lenters voor het artikel “Toepasbaarheid van de ‘Uitblinkers-interventie’ om tandenpoetsen bij kinderen te verbeteren: een pilotonderzoek”, wat zij samen schreef met Janneke van Bussel, Erica Polak, Monique L’Hoir en Denise Duijster.

Wat houdt de Uitblinkers-interventie precies in?

Veel ouders vinden het lastig om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld om regelmatig effectief en met een fluoride tandpaste te poetsen. Met de Uitblinkers methodiek wordt een mondzorgprofessional gestimuleerd een ‘kijkje achter de voordeur’ te nemen bij een gezin. Op deze manier kan hij of zij ontdekken waar de moeilijkheden of zogenaamde barrières zitten, voor ouders in de mondzorg voor hun kind.

Er zijn verschillende barrières die zich kunnen voordoen. Die zijn in te delen in drie categorieën factoren: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeidheid, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezin en het functioneren daarvan (ouder-kind interactie, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er barrières ontstaan, waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Voor de Uitblinkers-methodiek zijn deze barrières duidelijk op kaarten gezet. Deze kaarten kunnen erbij gepakt worden tijdens een gesprek met de ouders. Dat maakt het in een gesprek makkelijker om te identificeren waar het probleem met tandpoetsen precies ligt.

De kaarten maken de problemen heel herkenbaar voor ouders. En door met de kaarten duidelijk te maken dat diezelfde problemen bij meer gezinnen voorkomen, voelt het advies voor ouders ook minder veroordelend. Ze kunnen hun problemen wat beter relativeren. Het is allemaal zo erg niet, we kunnen dit oplossen.

Op de achterkant van de kaarten staan vervolgens mogelijke aanpakken beschreven die de mondzorgverlener samen met de ouders kan bespreken. Deze aanpakken zijn gebaseerd op opvoedkundige principes. Mede-onderzoeker Denise Duijster omschrijft de methodiek dan ook als een mini opvoedkundige interventie in de tandartsenpraktijk.

Enkele kenmerken van de gespreksmethodiek zijn:

• Je gaat positief in gesprek met ouders, o.a. door eerst te vragen wat er al wél goed gaat met tandenpoetsen
• Je identificeert waar de barrières liggen door middel van open vragen
• Je laat ouders meedenken over oplossingen
• Je probeert passende oplossingen aan te reiken
• Je complimenteert en toont begrip

Waarom is er een nieuwe methodiek nodig?

Maddelon de Jong-Lenters heeft zelf een kinderverwijspraktijk in Leiden. Daar merkt ze regelmatig dat ouders het lastig vinden om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, ondanks dat ze wel gemotiveerd zijn. Zij begrijpen dat de mondzorg van hun kind belangrijk is, ze willen goed voor het gebit van hun kind zorgen – maar zoals hierboven al werd genoemd: ze ervaren barrières waarom het hen niet goed lukt. ‘Vaak wordt gedacht dat ouders niet voldoende gemotiveerd zijn, maar dat is vaak het probleem helemaal niet’, zegt de Jong-Lenters.

Puur voorlichting en kennisoverdracht aan de ouders helpt hen onvoldoende. Daarmee realiseer je maar lastig échte gedragsverandering, blijkt uit onderzoek. “Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken”, zeiden De Jong-Lenters en Duijster tijdens een lezing op Quality Practice over de Uitblinkers-interventie. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon, zelf die invloed hebben op het wel of niet vertonen van gezond gedrag.

Er is dus een nieuwe methodiek nodig die ouders helpt met de mondverzorging van hun kind en die rekening houdt met externe factoren op het gedrag. En die verder gaat dan puur theoretische voorlichting. Daar biedt de Uitblinkers-interventie een oplossing.

Hoe effectief is de Uitblinkers-methodiek?

De prijs die de Jong-Lenters in ontvangst mocht nemen, betrof een artikel over een pilot die gedaan is, met 21 getrainde preventieassistenten. Onder andere vanwege corona heeft verder onderzoek vertraging opgelopen. Daarom kunnen er nog geen lange termijn uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de Uitblinkers-interventie op de mondgezondheid van kinderen – of de ervaringen van ouders met het tandenpoetsen van hun kinderen.

De Jong-Lenters en Duijster willen nog een langer onderzoek opzetten waarbij over een periode van twee jaar wordt gekeken wat de effectiviteit van de methodiek is op het poetsgedrag van kinderen en de ontwikkeling van cariës. Daarvoor zijn veertig praktijken nodig (twintig interventiepraktijken en twintig controlepraktijken).

Wat wel gezegd kan worden is dat de preventieassistenten heel positief waren over de methodiek. Slechts één deelnemer aan het pilotonderzoek gaf aan dat de methodiek niet bij haar paste. Er zijn dus al wel aanwijzingen dat de nieuwe methodiek effectief is in het verbeteren van de gesprekken tussen mondzorgprofessional en ouders. De resultaten uit de pilot zijn dan ook veelbelovend.

Hoe wordt de methodiek ontvangen door mondzorgprofessionals?

Mondzorgprofessionals krijgen bij het horen over de methodiek misschien het gevoel dat ze als een soort psycholoog aan de slag moeten om de problemen binnen een huishouden te identificeren. Maar volgens Maddelon de Jong-Lenters valt dat reuze mee. Zij geeft juist aan dat de methode gesprekken met ouders alleen maar makkelijker én leuker maken. Dat blijkt ook uit de positieve reacties van deelnemers aan het pilotonderzoek. Zij zijn heel enthousiast over de nieuwe methode.

Natuurlijk zagen de deelnemers ook nog wat verbeterpunten. Zo zou het beter zijn om de methodiek integraal op te nemen in de werkwijze van de praktijk, in plaats van dit alleen over te laten aan bijvoorbeeld een preventie-assistent. Daarnaast bleek de follow-up procedure tijdens de pilot te strikt. Na het initiële gesprek is het goed om nog eens contact op te nemen met de ouders om te kijken hoe het gaat met het tandenpoetsen – zoals ook werd gedaan tijdens het onderzoek. Maar dat hoeft niet per se op een vast moment. De onderzoekers geven aan al deze feedback mee te nemen in de rest van hun onderzoek en de ontwikkeling van de Uitblinkers-interventie.

Hoe kunnen praktijken zich aanmelden om mee te doen aan verder onderzoek?

De Jong-Lenters en Duijster zijn nog op zoek naar praktijken die hen willen helpen met het verdere onderzoek naar en de ontwikkeling van de Uitblinkers-methodiek. Dit is nodig om de effectiviteit van de methodiek verder vast te kunnen stellen en de methodiek verder te kunnen verbeteren.

Praktijken die 1) graag geschoold willen worden in de Uitblinkers-interventie, 2) deze methode in de praktijk willen gaan toepassen, en 3) het kunnen overzien om daar data over te verzamelen, kunnen zich aanmelden via de website van Stichting Blinkers.

Hoe kunnen praktijken nu gebruik maken van de Uitblinkers-methodiek?

Hoewel de Uitblinkers-methodiek nog verder ontwikkeld wordt, kunnen praktijken al wel training krijgen in het toepassen van deze nieuwe interventie. Via de website van Stichting Blinkers kunnen praktijken zich aanmelden voor een training. Deze training bestaat uit drie halve dagen onderwijs en oefening, waarvan één ‘terugkomdag’, waarop deelnemers gerichte feedback krijgen om hun vaardigheden verder te verbeteren.

Na de training kunnen deelnemers de barrières van ouders bij het tandenpoetsen herkennen en uitvragen. Weten deelnemers hoe ze een mogelijke aanpak kunnen afstemmen op de barrières en behoeften binnen het gezin. En hebben deelnemers een toolkit, bestaande uit kaarten en ondersteunende materialen, om de gespreksmethodiek in te praktijk toe te passen. Daarmee kunnen praktijken nu al aan de slag met de Uitblinkers-interventie.

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk. Ook verdiept zij zich naast haar werk als tandarts in de gezondheidspsychologie.

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Poster Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Poster: Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Literatuuronderzoek waarbij een systematisch overzicht werd gemaakt van mogelijke biomarkers in speeksel en de gingivale creviculaire vloeistof voor het signaleren van parodontitis door niet-mondzorgprofessionals bij patiënten met diabetes mellitus type 2.

Onderzoeksmethode

Voor deze literatuurstudie werden in- en exclusiecriteria opgesteld en aan de hand hiervan is op systematische wijze gezocht in de databanken Dentistry & Oral Sciences (EBSCO) en Pubmed (MEDLINE). Daarnaast is de sneeuwbalmethode toegepast. De studies werden afzonderlijk door de onderzoekers gescreend op titel en abstract en op full tekst. De studies werden vervolgens beoordeeld op methodologische kwaliteit volgens de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute. De resultaten van de geïncludeerde studies werden uiteengezet in een evidence-tabel en de studies werden beoordeeld op inhoud, homogeniteit en heterogeniteit. De geïncludeerde studies werden ingedeeld onder de subgroep biomarkers in speeksel en de subgroep biomarkers in GCF. Tot slot werden conclusies getrokken en werd de mate van bewijs vastgesteld.

Resultaten

Uit de zoekopdrachten werden 101 unieke studies geïdentificeerd, waarvan acht cross-sectionele en drie case control studies als potentiële studies overbleven na het screenen op titel en abstract en full tekst. Na het beoordelen op methodologische kwaliteit bleven er zes studies over die werden geïncludeerd in dit onderzoek. Vier studies hadden een cross-sectioneel onderzoeksdesign en kregen een mate van bewijs C toegekend. De overige twee studies waren cases control studies en werden beoordeeld met een mate van bewijs B.

Uit deze studies blijkt dat IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34 en TNF-α in GCF een significant verhoging en sRAGE in GCF een significante verlaging presenteren tussen T2DM-patiënten met en zonder CP (P≤0.048).

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Het huidige onderzoek geeft aanwijzingen dat de biomarkers IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34, sRAGE en TNF-α in GCF potentieel gebruikt kunnen worden om parodontitis te signaleren bij patiënten met T2DM. Omdat het afnemen van samples uit GCF complex is voor niet-mondzorgprofessionals, wordt de afname uit speeksel geadviseerd. Er is meer kwantitatief onderzoek nodig om na te gaan of sets van biomarkers de diagnostische accuratesse verhogen.

Poster ontwikkeld door:
Celeste Beerthuizen en Nadine Qualm, Hogeschool Utrecht.
Afstudeerbegeleider: dr. Liesbeth Haverkort

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Een goede mondgezondheid is mogelijk niet alleen belangrijk voor de mond, maar ook de ademhaling. Volgens onderzoek dat werd gepresenteerd op EuroPerio10, het toonaangevende congres georganiseerd door de EFP, vermindert de longfunctie bij steeds ernstigere parodontitis.

Longfunctie en parodontitis

Een samenvatting van de studie werd op het congres gepresenteerd door Dr. Anders Røsland van de Universiteit van Bergen, Noorwegen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat tandreiniging, inclusief tandplakverwijdering, gepaard gaat met een vermindering van opflakkeringen van symptomen bij patiënten met chronische obstructieve longziekte. De onderzoekers van de gepresenteerde studie keken naar de associatie tussen longfunctie en parodontitis in de Malmö Offspring Dental Study.

Controle van gebit en longen

De studie omvatte 1.021 deelnemers, waarvan 513 mannen en 508 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van zo’n 45 jaar. Bij iedereen werd een long- en gebitscontrole uitgevoerd. De longfunctie werd beoordeeld met behulp van spirometrie, waarbij het volume van de uitgeademde lucht uit de longen en de stroomsnelheid van de lucht meet.
Vergelijken met voorspelde waarde
De onderzoekers maten het geforceerde expiratoire volume (FEV1) – het luchtvolume (in liters) dat een persoon kan uitademen gedurende één seconde na maximale inspiratie. Ook werd de geforceerde vitale capaciteit (FVC) gemeten, dit is de hoeveelheid lucht (in liters) die geforceerd wordt uitgeademd na zo diep mogelijk adem te halen. Zowel FEV1 als FVC werden uitgedrukt als een percentage van de voorspelde waarde voor gezonde mensen. De onderzoekers berekenden ook de verhouding van FEV1/FVC (%).

Gebitscontrole

De gebitscontrole omvatte het maken van röntgenfoto’s en een onderzoek van de tanden en het tandvlees. De ernst van parodontitis werd bepaald door de pocketdieptes rond de tanden en het verlies van hechting van de omliggende weefsels te meten. De mate van tandvleesontsteking werd bepaald aan de hand van het percentage plaatsen dat bloeding vertoonde bij sonderen.

Resultaten

Matige parodontitis werd gediagnosticeerd bij 28% van de deelnemers terwijl 7% ernstige parodontitis had. De overige mensen werden geclassificeerd als geen of milde parodontitis en fungeerden als vergelijkingsgroep. De gemiddelde leeftijd van de groep met ernstige parodontitis was met 55 jaar hoger dan die van de gehele groep. Daarnaast was 59% hiervan man en kwam roken significant vaker voor bij deze deelnemers.

Slechtere longfunctie bij ernstigere parodontitis

De onderzoekers ontdekten dat FEV1 en FVC en de verhouding FEV1/FVC afnamen met toenemende ernst van parodontitis. In analyses gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, roken, body mass index, diabetes en opleidingsniveau werden significante omgekeerde associaties waargenomen tussen longfunctie en ernstige parodontitis: vergeleken met de gezonde/milde groep hadden degenen met ernstige parodontitis 3,6% lagere FEV1 en 2.2 lagere FEV1/FVC. Dit duidt allebei op een verminderde longfunctie.
“Onze studie wijst op een verband tussen parodontitis en longfunctie, wat betekent dat een goede mondhygiëne zowel de mond- als de ademhalingsgezondheid ten goede kan komen”, zei studieauteur Dr. Røsland.

Mogelijk nieuwe behandelingen

“[…] Een achteruitgang van de longfunctie kan wijzen op een ontsteking van de luchtwegen, mogelijk afkomstig van ontstoken tandvlees en het inademen van tandplak, dat bacteriën bevat. Als dit verband tussen tandvleesaandoeningen en longfunctie wordt bevestigd, zou dit de reden kunnen zijn voor parodontale behandeling en mondhygiëneprogramma’s om de mond- en ademhalingsgezondheid te verbeteren,” zegt hij. Er is echter meer onderzoek nodig om de causaliteit en mogelijk gevolgen hiervan te evalueren.

Bronnen:
“The association between periodontitis and pulmonary function based on The Malmö Offspring Dental Study (MODS)”, gepresenteerd tijdens de sessie ““Periodontitis and systemic diseases – lungs, dementia, rheumatoid arthritis and fitness” tijdens EuroPerio10 op 17 juni 2022, door Dr. Anders Røsland.

International Journal of Chronic Obstructive Pulmonary Disease
European Respiratory journal 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Dentofaciale kenmerken vaak de oorzaak van zelfbeschadiging bij schoolkinderen

Dentofaciale kenmerken vaak de oorzaak van zelfbeschadiging bij schoolkinderen

Bijna de helft van tieners die aangaf zichzelf te beschadigen deed dit vanwege de manier waarop hun tanden eruit zien, volgens een onderzoek onder meer dan 600 leerlingen. Tandkleur en -vorm, en ontbrekende tanden waren enkele van de meest voorkomende gebitskenmerken die bijdroegen aan zelfbeschadiging, schreven de auteurs in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.

Uiting van angst

Zelfbeschadiging is een groeiend probleem voor de volksgezondheid. Het is een uiting van angst die wordt gebruikt om te ontsnappen aan stress die verband houdt met trauma, angst, depressie en pesten. Voorbeelden van gedragingen zijn onder andere het slikken van pillen, het knippen van lichaamsdelen en het uittrekken van haar. Personen die zichzelf schade toebrengen, lopen een groter risico op middelenmisbruik en zelfmoord. Wereldwijd wordt de prevalentie van zelfbeschadiging bij tieners en jongvolwassenen geschat op 7,5% tot wel 46,5%.

Belangrijke rol

De mondgezondheid en tandheelkundige esthetiek spelen een belangrijke rol bij het uiterlijk van een persoon en het gevoel van eigenwaarde van een persoon. Degenen met malocclusies en andere tandheelkundige onvolkomenheden kunnen het doelwit zijn van pesterijen. Dit kan leiden tot een laag zelfbeeld en een slecht lichaamsbeeld.

Zelfbeschadiging onder schoolkinderen

Onderzoekers onder leiding van Dr. Hawazen Sonbol van Kingston Hospital en St. George’s Hospital en St. George’s Medical School in Londen bekeken de prevalentie van zelfbeschadiging onder schoolkinderen. Speciale aandacht ging uit naar de bijdrage aan zelfbeschadiging van dentofaciale verschijning en gepest worden vanwege dentofaciale verschijning.

Vragenlijsten over gedrag

Een representatieve steekproef van leerlingen met een leeftijd van 13 of 14 jaar van willekeurig geselecteerde scholen nam deel aan een cross-sectioneel onderzoek. Hierbij werden ze gevraagd om anonieme vragenlijsten over hun gedrag in te vullen die in de klas werden verspreid. In totaal deden 699 kinderen mee, waarvan 339 meisjes en 360 jongens.

Helft van zelfbeschadiging door dentofaciale kenmerken

188 van de deelnemers (27%) meldden zelfbeschadiging. Hiervan vertoonden bijna de helft (90 kinderen, 47,9%) dit gedrag vanwege dentofaciale kenmerken. Daarnaast werd de zelfbeschadiging bij 41 leerlingen veroorzaakt door pestgedrag gericht op hun tandheelkundige imperfecties.
De meest voorkomende gebitskenmerken die bijdroegen aan zelfbeschadiging en zelfverwonding als gevolg van pesten waren tandkleur en -vorm, afstand tussen tanden of ontbrekende tanden en prominente maxillaire voortanden, aldus het onderzoek.

Gedrag verminderen

Een beperking van het onderzoek is dat het een cross-sectionele studie is. Dit type onderzoek stond geen longitudinale beoordeling van de deelnemers toe met betrekking tot risicofactoren, schreven de auteurs. Toekomstige studies zouden klinische tandheelkundige studies moeten onderzoeken en meer gedetailleerde informatie over het type en de ernst van zelfbeschadiging moeten achterhalen. Ook is het interessant hoe een orthodontische behandeling dit gedrag kan verminderen.

Basisgegevens

“Deze studie toonde een relatief hoge ervaring van zelfbeschadiging gerapporteerd door adolescente schoolkinderen, waarbij velen zelfbeschadiging meldden als gevolg van hun dentofaciale verschijning en pesten vanwege dentofaciale kenmerken. De huidige studie biedt basisgegevens om de relatie tussen zelfbeschadiging en dentofaciale kenmerken beter te begrijpen”, schrijven de onderzoekers.
Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

 

 

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z
NZa adviesrapport: vrije tarieven facings en bleken zijn mogelijk

NZa adviesrapport: vrije tarieven facings en bleken zijn mogelijk

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) concludeert dat het mogelijk is de tarieven voor het plaatsen van facings en het uitwendig bleken
vrij te geven in een experimentvorm. “Vrije tarieven voor het plaatsen van facings en het uitwendig bleken van tanden en kiezen, geven patiënten en mondzorgprofessionals meer mogelijkheden voor het esthetisch verfraaien van het gebit”, zegt de NZa.

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) analyseerde de NZa welke gevolgen het vrijgeven van de tarieven kan hebben, welke risico’s er zijn en welke randvoorwaarden hieraan gesteld moeten worden. Als de minister van VWS het NZa-advies opvolgt, zullen de vrije tarieven in eerste instantie tijdelijk zijn waarbij tijdens dit experiment bekeken wordt of voldaan wordt aan de  gestelde randvoorwaarden.

Voorwaarden vrije tarieven

Naast de randvoorwaarden uit het Kwaliteitskader cosmetische mondzorg (KCM) – opgesteld door de KNMT op verzoek van VWS – zoals het
uitsluitend uitvoeren van cosmetische behandelingen in een gezonde mond, stelt de NZa de volgende (aanvullende) voorwaarden voor het gebruik van een vrij tarief:

  • er wordt gewerkt volgens het Kwaliteitskader cosmetische mondzorg;
  • patiënten worden zorgvuldig voorgelicht over de behandelmogelijkheden, risico’s;
  • de toegankelijkheid van reguliere mondzorg komt niet in het gedrang;
  • de tandarts is transparant over de tarieven;
  • de patiënt wordt actief geïnformeerd aan de hand van de checklist.

Experiment

Zodra de minister akkoord gaat met het vrijgeven van de tarieven voor bleken en facings, en er is voldaan aan de randvoorwaarden, dan zal er een experiment starten met een looptijd van 3 tot 5 jaar. In deze periode wordt doorlopend gemonitord of de deelnemende tandartsen voldoen aan de gestelde randvoorwaarden en worden de effecten van het experiment geëvalueerd. Dit gebeurt door een klankbordgroep die bestaat uit afgevaardigden van de NZa, IGJ, Consumentenbond, Patiëntenfederatie Nederland en de KNMT.

Vrije tarieven zijn aanvullend: huidige codes voor bleken en facings blijven bestaan

Met het vrijgeven van een tarief voor bleken en facings, vervallen de huidige declaratiecodes niet. Het blijft voor iedere tandarts mogelijk om deze behandelingen (in ieder geval tijdens het experiment) uit te voeren en te declareren zoals hij of zij dat nu doet in de praktijk. De vrije tarieven voor bleken en facings staan straks los van de huidige tariefstructuur en komen er dus aanvullend bij.

Vervolg

“In de komende periode  wordt gewerkt aan het agenderen van het onderwerp in de Tweede Kamer. Ook wordt ondertussen gewerkt aan (de implementatie van) de voorwaarden in samenspraak met het ministerie van VWS, NZa, IGJ, Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond in de klankbordgroep, zodat het experiment op 1 januari 2023 kan starten”, zegt de KNMT.

Bronnen:
NZa
KNMT

 

 

 

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z
Katarina Jerković-Ćosić benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg

Katarina Jerković-Ćosić benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg

Dr. Katarina Jerković-Ćosić, als lector verbonden aan Hogeschool Utrecht, is door de Universiteit van Amsterdam (UvA) benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg. Zij zal zich gaan richten op inbedding van mondzorg binnen de publieke preventieve gezondheidszorg, vooral bij sociaal maatschappelijke risicogroepen.

De bijzondere leerstoel is ingesteld door Hogeschool Utrecht (HU) en gaat in per 1 september 2022.

‘’Na een lange periode van grote verbeteringen in de volksgezondheid nemen de gezondheidsverschillen binnen de Nederlandse bevolking weer toe. Recente maatschappelijke ontwikkelingen hebben de kloof tussen arm en rijk verder vergroot. Vooral in de mondzorg is dit extra goed zichtbaar; de toegang hiertoe is voor steeds meer mensen niet langer vanzelfsprekend. Dit raakt in het bijzonder mensen met een lage sociale-economische positie, terwijl zij juist de groep vormen met het hoogste risico op mondziekten”, vertelt Katarina Jerković-Ćosić.

Integrale aanpak

Jerković-Ćosić gaat onderzoeken welke initiatieven ondernomen moeten worden om preventieve maatregelen en adequate preventieve mondzorg te bieden aan de groep die nu niet door de mondzorgprofessionals wordt bereikt. Goede preventieve mondzorg hoeft niet alleen door de mondzorgprofessionals te worden geleverd, maar ook ander zorg- en welzijnsprofessionals. Een structurele interprofessionele samenwerking en inbedding in de publieke gezondheid is nodig.

“Om verder verval in de mondgezondheid van kwetsbare mensen te voorkomen moeten we, in samenwerking met andere sectoren, naast professionele mondzorg inzetten op gezondheidsbevordering vanuit publieke gezondheid. Om het gezondheidszorgsysteem effectief en blijvend te kantelen, is het noodzakelijk om het succes van preventie te laten zien. Met het onderzoek vanuit de leerstoel ga ik bijdragen aan het bevorderen van gezond gedrag in een gezonde, veilige en sociale leefomgeving”, aldus Jerković-Ćosić.

ACTA

Katarina Jerković-Ćosić is lector Innovaties in de Preventieve zorg bij de HU. Binnen dit lectoraat onderzoekt zij interventies en mogelijkheden om preventieve zorg tijdig in te zetten en anders te organiseren zodat preventieve maatregelen echt de groep bereiken die ze het meest nodig heeft. Het lectoraat van de HU en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) werken al langere tijd samen. Het onderzoek vanuit de leerstoel en de onderzoekers van het lectoraat kunnen elkaar goed versterken.

De leerstoel is gevestigd binnen sectie Maatschappij en Mondgezondheid (MMG) van ACTA. Met de leerstoel zal de verbinding van activiteiten tussen ACTA en HU geïntensiveerd en uitgebreid worden. De aanstelling van de bijzondere leerstoel is voor een dag in de week gedurende vijf jaar.

Over Katarina Jerković-Ćosić

Katarina Jerković-Ćosić is mondhygiënist en klinisch epidemioloog en sinds 2016 geeft zij als Lector leiding aan het lectoraat Innovaties in de preventieve zorg, van het Kenniscentrum Gezond en Duurzaam Leven aan de Hogeschool Utrecht. Katarina heeft de docenten opleiding (HGZO) aan de VU en de masteropleiding Evidence Based Practice aan de UvA voltooid. Haar promotieonderzoek over taakherschikking in de mondzorg heeft zij in 2012 afgerond aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is actief betrokken in verschillende landelijke commissies en werkgroepen, binnen en buiten mondzorg.

Fotocredit: Kirsten van Santen

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Vrouwen in VS zorgen beter voor hun mond

Vrouwen in VS zorgen beter voor hun mond

Welk geslacht heeft de beste mondhygiënegewoonten? Mannen of vrouwen? Uit nieuw onderzoek blijkt dat vrouwen in Amerika beter mondhygiënegedrag vertonen dan mannen. Ze gaan bijvoorbeeld vaker proactief naar de tandarts.

Vrouwen in het onderzoek waren beter in het proactief bezoeken van de tandarts dan mannen. Mannen lopen daardoor mogelijk een groter risico op tandziekten. Dit maakt het misschien nodig voor tandartsen, hygiënisten en anderen die geïnteresseerd zijn in tandheelkundige volksgezondheid, om genderspecifieke strategieën te ontwikkelen.

“Ondanks nationaal gestelde doelen om de ongelijkheden in de mondgezondheid te verminderen, bevestigt onze studie een aanhoudende kloof in preventieve en routinematige tandheelkundige zorg tussen mannen en vrouwen”, schreven de auteurs, geleid door Dr. Frank Licari, MBA, van de Roseman University of Health Sciences College of Dental Medicine.

Kwaliteit van leven

Mondgezondheid is een hoeksteen van de algehele gezondheid. Maar veel mensen zijn zich niet bewust van het belang ervan. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen over het algemeen mondgezondheid als een groter effect op de kwaliteit van leven beschouwen. Ze hebben een betere mondgezondheidsvaardigheden en staan positiever tegenover tandartsbezoeken dan mannen.

Om de relatie tussen geslacht en mondgezondheid beter te begrijpen, analyseerden onderzoekers gegevens van 4.741 mannen en vrouwen van 30 jaar en ouder. Toen de deelnemers werd gevraagd wanneer ze voor het laatst bij de tandarts waren geweest, reageerden de mannen anders dan de vrouwen. Ongeveer 54% van de vrouwen meldde een bezoek in de afgelopen zes maanden of minder, vergeleken met ongeveer 46% van de mannen.

Bovendien bezochten vrouwen vaker de tandarts zonder directe aanleiding, of om een behandeling uit te voeren die eerder was afgesproken. Omgekeerd gingen mannen vaker naar de tandarts als reactie op een oproep van de tandarts of voor tandpijn of een aandoening waarvoor behandeling nodig was, schreven ze.

Tekortkomingen

De tekortkomingen van het onderzoek waren onder meer dat de gegevens waren gebaseerd op zelfgerapporteerde informatie. Het was ook onderhevig aan recall-bias en de auteurs konden de gerapporteerde tandartsbezoeken niet verifiëren.

Omdat de resultaten suggereren dat vrouwen betere mondgezondheidspraktijken en -gedrag vertonen, kunnen mannen een onevenredige last van mondaandoeningen ervaren, schreven ze. “Het opnemen van geslacht in zorgbenaderingen kan een bescheiden verbetering bieden in de mondgezondheidsresultaten”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Geert-van-der-Heijden-

DELIVER-project: Toegang tot mondzorg voor arme en kwetsbare mensen kan en moet beter

Begin september 2022 start het DELIVER-project (DELiberative ImproVEment of oRal care quality). Binnen dit project werken onderzoekers uit 7 EU-landen samen om de toegang tot de betaalbare mondzorg voor EU-burgers te verbeteren. Het project ontvangt 5 miljoen euro subsidie van het Horizon Europe Research Program. Het Academisch Centrum voor Tandheelkunde (ACTA) ontvangt daarvan 800.000 euro.

Mondziekten staan wereldwijd in de top 3 van duurste aandoeningen; 3,5 miljard mensen hebben last van mondziekten. Uit- en afstel van mondzorg leidt niet alleen tot pijnlijke en soms levensbedreigende abcessen, maar draagt ook bij aan hoge maatschappelijke kosten.

Toegang tot betaalbare mondzorg

Vanwege de noodzakelijke eigen bijdragen in kosten van mondzorg, is de toegang tot betaalbare mondzorg al jaren een probleem. In alle EU-landen blijkt sprake van averechtse selectie en selectieve uitsluiting van mondzorg. Steeds meer mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand kunnen mondzorg niet meer betalen, terwijl zij mondzorg het hardst nodig hebben. Deze financiële beperking in de toegang tot mondzorg blijkt niet afhankelijk van de welvaart van landen. De nadelige gevolgen van deze ongelijke verdeling in de toegang tot mondzorg zijn zichtbaar in de samenleving in Nederland en andere EU landen: de sociaaleconomische verschillen in mondgezondheid in steden en daarbuiten nemen de afgelopen jaren toe. De mondzorg en mondgezondheid van specifiek mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand staat onder druk.

DELIVER-project

Binnen het DELIVER-project willen de onderzoekers door constructieve dialoog van ervaringsdeskundige sociaal-maatschappelijk kwetsbare burgers, mondzorgprofessionals, zorgverzekeraars en beleidsmakers, de toegang tot betaalbare mondzorg voor EU-burgers verbeteren, met meer aandacht voor doelmatige preventie. In DELIVER werkpakket 4 zoekt ACTA, in nauwe samenwerking met onderzoekers uit Denemarken en Duitsland, naar oplossingen van tekortschietende toegankelijkheid van mondzorg. Dit wordt onderzocht in 4 grote steden en 4 gebieden daarbuiten (elk 2 in Nederland en in Denemarken). Daarbij richt het onderzoek zich specifiek op de behoeften van mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand. De burgers uit deze doelgroep bepalen welke oplossingen voorrang krijgen, aangepast aan lokaal beleid en de organisatie van de mondzorg. Hun ervaringen met mondzorg, hun vraag om mondzorg en hun perspectief op mondzorg zijn daarbij bepalend.

Geert van der Heijden coördineert DELIVER werkpakket 4. Hij is UvA-hoogleraar Sociale Tandheelkunde bij de Sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA.

Hij zegt: “Als je wilt dat mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand toegang krijgen tot betaalbare doelmatige mondzorg, is er meer aandacht nodig voor onderdelen van beleid en organisatie die de toegang tot mondzorg beperken.”

Hij vertelt verder: “Preken vanuit de academische ivoren toren over sociaaleconomische verschillen in mondgezondheid werkt niet, en pleitbezorging en noodhulp bieden is onvoldoende. Er moet meer en iets anders gebeuren om het de averechtse selectie en selectieve uitsluiting binnen de mondzorg te doorbreken, verschillen in mondgezondheid te verminderen en de maatschappelijke baten van de mondzorg in onze samenleving te verhogen. Het beleid en de organisatie van mondzorg kan en moet beter. Daarbij dient expliciet rekening gehouden te worden met mensen die nu buiten de boot vallen.”

Op foto: Geert van der Heijden

Bron:
ACTA

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Eerste stap richting elektronische stimulatie-implantaten gezet om intraorale functies te herstellen

Eerste stap richting elektronische stimulatie-implantaten gezet om intraorale functies te herstellen

Elektrische stimulatie op de tong en het zachte gehemelte heeft een groot potentieel om intraorale functies te herstellen die verloren zijn gegaan door zenuw- of hersenbeschadiging. Door de minimale grootte van elektrische stroom te bepalen die hiervoor nodig is, is een eerste stap gezet in de richting van het bouwen van elektronische stimulatie-implantaten, staat in IEEE Transactions on Biomedical Engineering.

Vitale functies                                      

De intraorale ruimte is de omgeving van veel vitale functies zoals kauwen, slikken, ademen en praten. Deze bewegingen in het zachte gehemelte en de tong zijn de resultaten van een reeks goed georkestreerde sensorimotorische systemen. Ze zijn daarom extreem kwetsbaar voor schade als gevolg van fysieke of pathologische schade aan het zenuwstelsel, neurodegeneratieve ziekten of veroudering.

Groot potentieel

Elektrische stimulatie op de tong en het zachte gehemelte heeft volgens de auteurs een groot potentieel om problemen in de orale functies op te lossen. Het is echter nog niet bekend hoe dit precies kan worden gedaan. Om de minimale elektrische stroomsterkte te bepalen die nodig is om deze intraorale functies met behulp van stimulatie te herstellen, plaatsten de onderzoekers van Texas A&M University eerst minuscule metalen elektroden in een standaard retainer. Deze elektroden werden vervolgens bij vier proefpersonen geplaatst om het zachte gehemelte of de zijkant en bovenkant van de tong te stimuleren.

Elektrische stimulatie van tong en gehemelte

Vervolgens veranderden ze de amplitude van de stimulatiestroom voor elk van deze locaties terwijl ze de frequentie gelijk hielden. De proefpersonen werden gevraagd om aan te geven wanneer ze net een sensatie begonnen te voelen en wanneer de sensatie oncomfortabel was, schrijven de auteurs. Het experiment werd daarna herhaald voor een hogere stroomfrequentie.

Elektrische eigenschappen intraorale holte

Hierdoor waren de onderzoekers in staat om de gemiddelde perceptie- en ongemakdrempels voor de tong en het zachte gehemelte bepalen. Bovendien konden ze ook een equivalent circuit van de intraorale holte produceren om de elektrische eigenschappen ervan te dupliceren. Dit circuit zou volgens de groep kunnen worden gebruikt om de effecten van elektrische simulatie offline verder te evalueren, zonder menselijke proefpersonen.

Baanbrekende studie

“In deze studie zijn we begonnen met het leggen van de basis voor elektrisch stimulerende delen van de mond die onwillekeurige en vrijwillige bewegingen controleren. Ons werk is een baanbrekende studie en het is belangrijk zodat we in de nabije toekomst mensen kunnen helpen die voor enorme uitdagingen staan om alledaagse taken uit te voeren die we als vanzelfsprekend beschouwen”, zegt een van de auteurs in een statement van de universiteit.

Voor volgend onderzoek zijn de onderzoekers van plan om het intraorale gebied elektrisch te stimuleren en te onderzoeken hoe deze stimulaties kauwen, slikken en ander gedrag veranderen.

Bron:
IEEE Transactions on Biomedical Engineering 

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Fadi-Mosa-nieuw-bestuurslid-KIMO

Fadi Mosa nieuw bestuurslid KIMO

Het KIMO-bestuur verwelkomde per 1 augustus 2022 haar derde bestuurslid Fadi Mosa, voor de rol van penningmeester naast bestuursleden James Huddleston Slater (secretaris) en Daniëlle Boonzaaijer (voorzitter).

Daniëlle is enthousiast over de komst van Fadi: “Fadi is een jonge en veelbelovende tandarts die wat ons betreft de jongere generatie tandartsen zal aanspreken en weet te enthousiasmeren voor de doelstellingen van het KIMO”.

Speerpunten

Het is één van de speerpunten van Fadi om de bekendheid van de KIMO-richtlijnen te vergroten onder de beroepsgroep en in het bijzonder de onderwijsinstellingen in het belang van goede evidence-based mondzorg. ‘’Mijn doel is dat de KIMO-richtlijnen uiteindelijk binnen de tandheelkunde een begrip worden net zoals de NHG-standaarden bij huisartsen’’, aldus Fadi.

Na het gymnasium rondde Fadi Mosa (1994) in 2022 de opleiding Tandheelkunde (UMCG) af. Als student was hij lid van de Opleidingscommissie Tandheelkunde, lid van de Decentrale Selectiecommissie Geneeskunde en Tandheelkunde, voorzitter van belangenorganisatie ProDent en lid van de Onderwijs- en Onderzoeksraad. Fadi is als tandarts werkzaam bij verschillende prakijken in de regio Rotterdam.

De benoeming van een KIMO-bestuurder geschiedt voor een periode van ten hoogste drie jaar. Een bestuurder is eenmaal aansluitend herbenoembaar voor een periode van drie jaar.

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Elektronisch lengte bepalen kan nog steeds een bron voor verwarring of discussie zijn. Vroeger waren er al twee kampen. Nayes deed liever een pulpotomie en instrumenteerde helemaal niet in het wortelkanaal. Terwijl Rhein het liefst door de apex heen prepareerde. Verslag van de lezing van Sune Demant over lengtebepaling van het wortelkanaal.

Dat de apicale anatomie heel complex is, weten we al sinds begin 1900. Veel tandartsen waren bang voor apicale delta. In die tijd probeerden we met behulp van medicamenten het kanaal schoon te krijgen om te probleem te ondervangen.

Er waren ook tandartsen die liever extraheerden omdat ze endo’s zagen als oorzaak van psychische ziektes. Een heel recent voorbeeld van deze zienswijze komt terug in de veel besproken documentaire ‘Root cause’.

De werklengte is de lengte waarop je het kanaal uiteindelijk wilt gaan vullen. Deze is gebaseerd op een aantal verschillende zaken:

  • Anatomie
  • Techniek
  • Biologie
  • onderzoeksresultaten

Verschillende anatomische begrippen weer even op een rijtje

  • Apicale foramen = waar het wortelkanaal de wortel verlaat
  • Apicale constrictie = smalste punt van het wortelkanaal
  • Cement = buitenkant wortel
  • Dentine = binnenkant wortel
  • CDJ =  cemento dentine junction: waar cement begint en het dentine eindigt. Dit is geen duidelijk te determineren grens.

Om het nog wat gecompliceerder te maken, bevindt het apicale foramen zich vaak niet precies aan het einde van de röntgenologische wortel en is de apicale constructie niet altijd aanwezig en hebben sommige elementen er meerdere.
Wij focussen ons met name op de apicale constrictie, omdat het logisch is om de obturatie te laten stoppen op smalste deel van kanaal. Dat maakt het maken van de restauratie makkelijker.

De werklengte benaderen vanuit onderzoeksresultaten

Hierbij wordt de werklengte bepaald uit wat wetenschappelijk bekend is over de prognose van een element. Bij vitale elementen heeft een kortere werklengte, dat wil zeggen verder van de apex af, een betere prognose. Terwijl bij avitale elementen een langere werklengte, dat wil zeggen dichter bij de apex, een betere prognose heeft. Bij alle elementen geldt dat een te lange werklengte (buiten de apex) nooit wenselijk is.

Werklengte is niet alleen belangrijk voor lange termijn resultaten, maar heeft ook invloed op de mate van napijn. Hoe langer een kanaal gevuld is, hoe meer napijn de patiënt na behandeling heeft.

De biologische bepaalde werklengte

Bij een (ir)reversibele pulpitis is er vaak nog vitaliteit in de kanalen aanwezig. Hierbij zou een pulpotomie (in plaats van een pulpectomie) ook goede resultaten kunnen geven en zou je de werklengte dus tot ingang van de wortelkanalen kunnen laten lopen.

Helaas geldt dat de wetenschappelijker onderbouwing voor de lengtebepaling nog niet goed genoeg is.

Er zijn verschillende manier op de werklengte te bepalen

  • Radiografisch
  • Elektronisch: tegenwoordig het meest gebruikt
  • Oude generatie: tactiel
  • Kijken naar bloed en vocht op paperpoint

Röntgenologische lengtebepaling

Nadelen

  • Apicale constructie is niet altijd aan einde van röntgenologische apex
  • Maken van foto kan lastig zijn (ver achter in de mond, kokhals)
  • Patiënt ontvangt meer röntgenstraling
  • Oncomfortabel voor patiënt

Voordelen

  • Krijgt gelijktijdig veel informatie over de morfologie

Elektronische lengtebepaling

Hierbij berekent een apparaat de locatie van de apicale constrictie aan de hand van een elektrisch model met bepaalde karakteristieken. Dit is gebaseerd op het feit dat er een constante weerstand aanwezig is, wanneer een vijl in een wortelkanaal wordt aangebracht (6.5 Kohm).

De apexlocator geeft signalen af naargelang het vijltje door het kanaal heen beweegt. De meest betrouwbare waarde om af te lezen is de 0-mm waarde: wanneer het apparaat vindt dat de apicale constrictie bereikt is.

Indien het apparaat afwijkende signalen afgeeft, dan zou er eventueel sprake kunnen zijn van een perforatie. Dit kan eventueel bevestigd of ontkracht worden door het toepassen van oudere techniek, bijvoorbeeld door een foto te maken.

De combinatie van een pacemaker en een elektronische lengtebepalen lijkt ook veilig in het gebruik. Bij twijfel kan het soms zinvol zijn om contact met de cardioloog van de patiënt op te nemen.

Voordelen

  • Precies
  • Snel
  • Goedkoop
  • Minder straling voor de patiënt
  • Comfortabel voor patiënt

Nadelen

  • Geen informatie over de morfologie
  • Lastig bij open apices, metalen restauraties en obliteratie

Protocol voor het bepalen van de werklengte

  • Begin altijd met een foto om de anatomie en morfologie in te schatten
  • Gebruik de apex locator gedurende de hele behandeling
    Als het kanaal gekromd is, dan wordt hij korter tijdens preparatie.
    0-punt is de meest precies af te lezen waarde: haal hier 1 mm vanaf om te lang vullen te voorkomen.
  • Controleer de werklengte röntgenologisch
    Vijl/hoofdstift foto kan allebei
    Indien 3 mm of meer van de apex af, dan moet de werklengte hoogst waarschijnlijk langer worden

Het doel van de behandeling moet zijn om alle vulmaterialen in het kanaal te houden.
Mocht je toch per ongeluk te lang vullen, dan geeft dit het minste lichaamsreactie met MTA. Ook een kleine sealerpuf af en toe is geen probleem.
Hoe sterieler de doorgeperste materialen hoe beter. Alle materialen die door het foramen heen steken geven een ontstekingsreactie. De patiënt heeft hier gelukkig lang niet altijd last van.

Bij vitale elementen kun je beter een kortere dan een langere werklengte aanhouden. Hierbij heeft het  de voorkeur om de behandeling in één zitting af te maken.

De lengtemeter is de gouden standard. Maar er zijn lastige gevallen waarbij deze alleen niet voldoende informatie geeft,  zoals bij resorptie aan de apex. Hierbij zal het altijd een combinatie van verschillende manieren nodig zijn: de röntgenfoto, de lengtemeter en ervaring.

Sune Demant graduated as a dentist from Copenhagen University in Denmark in 2011. He has carried out several research projects related to endodontics, as well as in undergraduate teaching. Sune has since his graduation combined research with clinical work and has since 2014 limited his practice to endodontics. He is currently a second year TEO at the Oral Health Sciences Postgraduate program (Endontology) at ACTA, Amsterdam as well as a PhD-student at University of Copenhagen.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Sune Demant tijdens het NVvE-congres De endo finish.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Orale-piercing

Orale piercings moeten worden verwijderd om schade in mond te beperken

Het dragen van orale piercings, met name tongpiercings, kan naastgelegen tanden en tandvlees negatief beïnvloeden, volgens een e-poster op het EuroPerio10-congres van de EFP. Deze piercings zouden moeten worden verwijderd om mensen te beschermen tegen verdere schade die mogelijk tot parodontitis en tandverlies kunnen leiden.

Een op de twintig

Geschat wordt dat ongeveer 5% van de jonge volwassenen orale piercings heeft, waarbij tongpiercings het vaakst voorkomen. Vrouwen hebben ongeveer vier keer zo vaak een orale piercing als mannen. Een systematische review die werd gepresenteerd op ’s werelds toonaangevende congres in parodontologie en implantaattandheelkunde wijst uit dat deze mensen risico lopen op parodontale complicaties.

Best beschikbare bewijs

De studie, die werd gepresenteerd door auteur professor Clemens Walter van University Medicine Greifswald in Duitsland verzamelde het beste beschikbare bewijs over piercings en mondgezondheid. De analyse omvatte acht onderzoeken met 408 deelnemers die in totaal 236 lippiercings en 236 tongpiercings hadden. Een vijfde van de patiënten had piercings in meer dan één orale plaats. De draagduur varieerde van een maand tot 19 jaar en de meeste sieraden waren van metaal.

Diepere pockets door tongpiercings

Alle onderzoeken vergeleken tanden en tandvlees naast de piercing met plekken elders in de mond. Met betrekking tot tongpiercings vonden drie op de vijf onderzoeken diepere pockets rond de tanden naast de piercing. Daarnaast zagen drie op de vier onderzoeken grotere openingen rond deze tanden.

Tandvleesproblemen

Elk van de vier onderzoeken die patiënten op terugtrekkend tandvlees onderzochten, vonden dit probleem bij mensen met tongpiercings. Bij twee van de drie onderzoeken werd bloedend tandvlees aangetroffen bij deze sieraden. Wat betreft lippiercings was de belangrijkste bevinding terugtrekkend tandvlees, wat werd waargenomen in drie van de vier onderzoeken.

Verwijder de sierraden

Diepe pockets en openingen, en terugtrekkend en bloedend tandvlees zijn allemaal tekenen van parodontitis, wat tot tandverlies kan leiden. Volgens het onderzoek zouden mensen met tong- en lippiercings deze sieraden moeten verwijderen om hun tanden en tandvlees te beschermen tegen verdere schade.

Schade neemt toe

Professor Walter zei: “De bevindingen suggereren dat orale piercings, vooral in de tong, de aangrenzende tanden en tandvlees negatief beïnvloeden. Bij mensen met tongpiercings was er vooral schade aan de onderste twee voortanden, de mandibulaire snijtanden, die belangrijk zijn voor het bijten en kauwen van voedsel. De kans op tand- en tandvleesbeschadiging bleek toe te nemen met de duur van het dragen van een lip- of tongpiercing.”

Patiënten informeren

Tandartsen zouden moeten bijdragen aan het bewust maken van patiënten over deze negatieve gevolgen. “Tandartsen moeten hun patiënten informeren over het risico op parodontale complicaties bij het dragen van orale piercings, en mensen met deze piercings moeten sterk worden aangemoedigd om ze te verwijderen”, concludeerde hij.

Bronnen:
“Influence of oral piercings on periodontal health – a systematic review”, gepresenteerd tijdens de sessie “Influence of oral piercings on periodontal health – a systematic review” door professor Clemens Walter tijdens EuroPerio10 op 15 juni 2022.

International Journal of Dental Hygiene

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Slijt

Eeuwenoude kaak vertoont verrassend tandslijtagepatroon

Onderzoekers hebben een eeuwenoud kaakbeen opgegraven op het Indonesische eiland Sulawesi. De kaak was van een vroege mens en vertoont een verrassend tandslijtagepatroon.

Dat blijkt uit een artikel dat in PLOS One is gepubliceerd.

Het kaakbot, dat ernstige occlusale slijtage en andere tandheelkundige pathologieën vertoonde, behoorde toe aan een persoon van onbekende leeftijd en geslacht die 16.000 tot 25.000 jaar geleden leefde. Het bot is onderdeel van de eerste Pleistocene menselijke skeletresten uit Sulawesi. Dat schrijven hoofdauteur Adam Brumm, PhD, van de Griffith University in Brisbane, Australië, en zijn collega’s.

Volgens de onderzoekers had het individu een slechte mondgezondheid. De persoon had alleen nog kiezen, waarschijnlijk als gevolg van parodontitis.

Kies als gereedschap

Alleen de tweede molaar had een normaal occlusaal vlak. Bevindingen wijzen erop dat de derde kies mogelijk als gereedschap is gebruikt, schrijven ze.

De vondst “geeft ons het eerste directe fossiele inzicht in de identiteit van deze oude verzamelaars, en de ongebruikelijke tandslijtage en orale pathologie bieden boeiende aanwijzingen over hoe ze zich aanpasten aan hun regenwoudomgeving”, concludeert de groep onderzoekers.

Bron:
PLOS ONE

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z