Sanne Aarninkhof, docent bij het ROC is een van deze Gewoon Gaaf- gecertificeerden: ‘Ik heb tijdens mijn studie al veel gehoord over de methode Gewoon Gaaf, maar door de cursus te volgen kreeg ik de juiste handvatten, hoe ouders met hun kinderen beter te kunnen begeleiden. Het is van grote waarde dat studenten tijdens hun studie al meer leren over het werken volgens Gewoon Gaaf, bekend raken met de stappenplannen en manieren aanleren om gedragsverandering te bewerkstelligen. Een cursusochtend in het teken van Gewoon Gaaf helpt de studenten hierbij.’
Op 13 en 20 maart verzorgde een van de docenten van het Ivoren Kruis de lesochtend ‘Gewoon Gaaf met Motivational Interviewing’ bij het ROC van Twente aan tweede en derdejaars studenten van de opleiding tandartsassistent. Buiten de theorie over Gewoon Gaaf werd er aan de hand van casussen getraind hoe risico’s in te schatten en hoe kinderen met hun ouders te begeleiden naar een ‘Gewoon Gaaf gebit’.
Studenten hebben een streepje voor
Na de enthousiaste reacties van studenten en docenten van het ROC van Twente wil het Ivoren Kruis de cursus ook aan andere (ROC-)onderwijsinstellingen aanbieden. Als studenten na hun studie in een mondzorgpraktijk terechtkomen waar gewerkt wordt volgens de methode, hebben zij veel profijt van hun behaalde Gewoon Gaaf certificaat. Als non-profitorganisatie biedt het Ivoren Kruis de cursus tegen kostprijs aan voor deze onderwijsinstellingen. Voor meer informatie en een kostenopgave kan contact worden opgenomen via opleiding@ivorenkruis.nl.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/03/Pilot-‘Gewoon-Gaaf-bij-ROC-van-Twente-groot-succes.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-27 14:12:122023-03-27 14:12:12Pilot ‘Gewoon Gaaf’ bij ROC van Twente groot succes
Het paro-endo-probleem is een op zichzelf staande aandoening, wordt vaak gedacht. Met meer kennis over de verschillen en overeenkomsten tussen parodontale en endodontische problemen zien we dat het iets weg heeft van het ‘kip of het ei’ verhaal: wat was er nu eigenlijk eerst? Maakt dat wat uit voor de behandeling en wat kan je eraan doen?
Daniëlle Boonzaaier vertelde hierover tijdens haar lezing op het lustrumcongres van NVM-Mondhygiënisten.
Weggetjes
In 1964 werd er voor het eerst geschreven over paro-endo. Bij een paro-endo bestaat er communicatie via een pocket met het apicale gebied.
Het apicale gebied met het foramen apicale is bij iedereen wel bekend maar de laterale kanaaltjes als weggetjes zijn minder bekend. Ook deze kanaaltjes gaan richting het parodontium. Daarnaast zijn er nog de tubuli die kunnen communiceren met het parodontium. Meestal is dit allemaal geen probleem, maar wanneer is het wel een probleem? Op welk moment gaat het fout? In de loop van tijd zijn de ideeën hierover verschoven.
Incidentie
Bij 5% van de patiënten komen paro-endo-problemen voor terwijl 30% een endo-probleem heeft dat zichtbaar is op de foto. Dus dan valt de incidentie van 5% nog wel mee. Bij een paro-endo probleem is er wel meer botafbraak. Als het eenmaal zo ver is, gaat het heel hard achteruit.
Wanneer begint het elkaar te versterken?
Een paro-patiënt heeft niet meteen na een paar jaar een endo-probleem. Vaak zie je dat als er communicatie is dat de bacteriën proberen binnen te dringen en dat de pulpa prima in staat is om dit proces te stoppen. Dat kan bijvoorbeeld door reparatief of tertiaire dentine. Dit zie je ook binnen het cariësproces gebeuren en dit kan dus ook bij parodontale problematiek. Als de pulpa gewoon gezond is, komen er geen problemen doordat de pulpa goed kan reageren.
Een endodontisch probleem daarentegen geeft bijna altijd tekenen bij het parodontium. Dit beeld zich uit bij de laterale kanaaltjes en ook in de furcaties als lucenties op het röntgenbeeld. Als er apicaal een abces ontstaat, dan zoekt zich dat een weg met de minste weerstand. Er kan dan een pocket of een fistel ontstaan. Hier hebben we dus redelijk vaak mee te maken bij endodontische problemen. Net als bij de pulpa is ook hier sprake van een lokale afweer, dus vaak zijn dit geen blijvende parodontale defecten dankzij het cement. Het cement zorgt ervoor dat de infectie niet zomaar de tand in en uit kan gaan. Als het cement is verwijderd door intensief scalen/planen, bleken, trauma, perforatie, wortelresorptie, fractuur of orthodontie dan kan er wel een opening ontstaan en kan een probleem zich snel verder ontwikkelen.
Diagnostische testen voor het vinden van de oorsprong
Om er achter te komen of je met een paro-endo of met een endo-paro te maken hebt, bekijk je eerst of een pocket een solitaire pocket is of niet. De koudetest is bij een primair endodontisch probleem in principe negatief en een percussietest kan dan wel gevoelig zijn. Een primair endo-probleem met een paro-complicatie is onwaarschijnlijk als er meer pockets in de buurt zijn en de koudetest negatief is. Bij een primair parodontaal probleem zijn er meer elementen met pockets en dan is het element vitaal en reageert normaal op de koudetest. Een primair parodontaal probleem met endodontale complicatie reageert negatief op een koudetest of geeft pulpitisklachten en er zijn bij meerdere elementen pockets.
Verschil tussen reversibele en irreversibele pulpitis en parodontitis apicalis
Als de pulpa geïrriteerd raakt door bijvoorbeeld cariës dan ontstaat er ontsteking. Het element probeert eerst nog een barrière op te werpen. Er ontstaat reversibele pulpitis. De pulpa is dan nog in staat om te genezen als de cariës wordt weggenomen. Bij irreversibele pulpitis is de pulpa niet meer in staat om te genezen. De pulpa is dan nog vitaal. Vervolgens kan er een necrotische pulpa ontstaan. Dan hebben bacteriën vrij spel en er ontstaat lucentie bij het apicale deel en dat noemen we parodontitis apicalis. De pulpa is avitaal.
Hoe voer je de testen uit?
Een koudetest doe je eerst op een ander element. Anders schrikt je patiënt of je ziet het verschil niet goed. Dus loop alle elementen van het kwadrant af en doe dit ook op verschillende elementen.
Bij een percussietest zorg je ook dat je eerst andere elementen beklopt. Doe dit zachtjes bij verschillende elementen op verschillende vlakken. Bekijk of het gevoeliger reageert of niet.
Bij een palpatietest voel je naar eventuele verdikkingen in de weefsels en voel of je een element kunt bewegen.
Met behulp van een Toothslooth kan je een crack of fractuur vinden. Je laat de patiënt erop bijten en daarna rustig open doen.
Bij het maken van een röntgenfoto gebruik je instelapparatuur. Je kunt dan het element ook goed monitoren doordat de instelling hetzelfde blijft.
Hoe herken je ontstekingen?
Een reversibele pulpitis is te herkennen aan een heftige pijnscheut bij het koudetesten maar trekt snel weer weg. Bij reversibele pulpitis kan het ook matig positief zijn en de percussietest negatief. Op de röntgenfoto zijn geen afwijkingen te zien. Bij een irreversibele pulpitis schiet ook iemand uit de stoel van de pijn bij het koudetesten maar de pijn blijft dan ook heel lang hangen. Dit is moeizaam te verdoven met pijnstillers. De percussietest is meestal negatief en ook op een röntgenfoto niet zichtbaar. Bij parodontitis apicalis is de sensitiviteit helemaal weg, maar de percussietest is wel positief. Vaak willen mensen dit koelen. Er kan een lucentie zichtbaar zijn op de foto.
Noteer in het dossier
Zorg ervoor dat je noteert waardoor de parodontitis apicalis is veroorzaakt. Bijvoorbeeld door cariës, trauma of een lekkende restauratie. Hierdoor word je gedwongen om langer stil te staan bij je diagnose en het geheel.
Solitaire pocket
Het kan moeilijk worden bij een solitaire pocket. Dat kan door een parodontitis apicalis komen, maar ook door een verticale radixfractuur. Zo’n element is avitaal en vaak al endodontisch behandeld. Op de foto is er coronaal dan soms ook een fractuur te zien en een L-vormige lucentie. Dit heeft een hele slechte prognose. Een geperforeerd element kan op de foto herkend worden, net als ontwikkelingsafwijkingen zoals een glazuurparel, groeve, gefuseerde wortels en dens in dente.
Daniëlle Boonzaaijer (afgestudeerd in 2001 aan ACTA) werd in 2003 mede-eigenaar van een groepspraktijk in Almere. Na de postdoctorale opleiding endodontologie (ACTA, 2007-2010), werkte ze als tandarts-endodontoloog bij EndoClinics Almere. Sinds 2017 is ze werkzaam als directeur Tandheelkundige Kwaliteit en Veiligheid bij Topmondzorg. In 2011 werd Daniëlle lid van het bestuur van de NVvE, waar zij van 2014 tot 2018 voorzitter was. Sinds 2016 is Daniëlle bestuurslid van het KiMo. Zij werkt tevens aan een promotie-traject over werkplezier bij endodontische behandelingen aan de RUG.
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Daniëlle Boonzaaijer tijdens het lustrumcongres van NVM-mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/09/Vragenlijst-voor-onderzoek-naar-effecten-harddrugs-op-mondgezondheid-doe-mee.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-20 16:00:402023-12-12 16:16:09Het paro-endo-probleem: de kip of het ei?
Twintig jaar geleden werd Sandra voor het eerst gediagnosticeerd met een burn-out. Op dat moment kon ze zich totaal niet vinden in deze diagnose, ze ervoer immers ontzettend veel plezier in haar werk. Nadat ze in het ziekenhuis belande, na een reanimatie, werd er uiteindelijk in Kempenhage een slaaponderzoek uitgevoerd.
Voor die tijd, nog niet een gebruikelijke procedure, maar de diagnose zeer ernstige gemengde slaapapneu werd gesteld. Terugkijkend, naar haar familiegeschiedenis werd duidelijk dat ook haar vader en broers belast waren met slaapapneu, en helaas allen op jonge leeftijd overleden. Wat belangrijk is om te onderkennen is dat vroeger werd gedacht, en soms nog altijd, dat apneu een ziekte is voor “dikke oude mannen van middelbare leeftijd”. Tegenwoordig wordt steeds duidelijker dat er verschillende verschijningen van slaapapneu zijn.
Verslag van de lezing van drs. Sandra Houtepen-Strong, gezondheidswetenschapper en ervaringsdeskundige.
De gevolgen van apneu kunnen zijn: hart en vaatziekten, een verminderde werking centraal zenuwstelsel; ontregeling van het hormonale systeem; psychische problemen; een vermindering van IQ; slaapfragmentatie en extreme slaperigheid overdag.
Deze lezing focuste zich vooral op de hormonale disbalans en restschade die apneupatiënten kunnen ondervinden.
Ontregeling van het hormonale systeem
Hormonen zijn gedurende de dag nodig om goed te functioneren en processen goed te laten verlopen. Gedurende de nacht worden deze hormonen aangemaakt. Wanneer de slaap ontregeld is, zal dit dus ook leiden tot een disbalans in de aanmaak van hormonen.
De hypofyse zorgt voor:
Groeihormonen;
ACTH-aansturing productie cortisol in de bijnier;
TSH-aansturing in schildklier tot maken schildklierhormoon;
LH en FSH aanmaak oestrogeen/progesteron bij vrouwen en de zaadproductie/ testosteron bij de man;
Aansturing van de alvleesklier tot maken insuline.
Zuurstofgebrek en te weinig herstelslaap kan zorgen voor verstoring in de hypofyse. Een hypovolemische shock of een hypofysetumor werden gezien als de enige twee manieren waarop de hypofyse ontregeld kan zijn. Duidelijk wordt dat apneu dezelfde werking geeft, maar dat de uitwerking langer op zich laat wachten. De hypofyse is van belang voor de hormonale cyclus en de stofwisseling. Groeihormonen zijn o.a. bijvoorbeeld nodig voor herstel, en daarnaast zijn er ook sturende hormonen nodig.
Andere hormonen en neurotransmitters, waarvan de aanmaak door apneu ontregeld kunnen raken zijn adrenaline, noradrenaline en cortisol (belangrijke boosdoeners, in het geval van apneu met betrekking tot “het korte lontje”), en ghreline en leptine (eetlusthormonen). Ook serotonine, dopamine en noradrenaline zijn belangrijk voor o.a. emoties, eetlust, geheugen en beweging. Bij een tekort is er een gedeprimeerd, prikkelbare futloosheid waar ook hoofdpijn een rol kan spelen. Daarnaast is er onvoldoende controle over emoties.
Reageren op OSA(S) behandeling
Mensen kunnen verschillend reageren op een OSA(S) behandeling:
Patiënten hebben een adrenalineverslaving en zullen waarschijnlijk een depressie ontwikkelen na enkele weken na behandeling. Vaak is daar vervolgens weer een behandeling voor nodig.
Patiënten die zeer geleidelijk verbetering zullen voelen.
Beide types krijgen een totale reset van het hormonale systeem, en dat gaat met vallen en opstaan. Bij te grote schade van het endocriene systeem zal niet elke OSA(S)-patiënt volledig herstellen. Herstel tot het haalbare niveau kan wel 3 jaar in beslag nemen.
Restschade
Er zijn verschillende soorten van restschade, en een daarvan is bijvoorbeeld een leptine resistentie: je lichaam gaat dan om extra koolhydraten vragen om het energiepijl enigszins aan te kunnen vullen dus trek in vaak ongezond eten. Het lichaam herkent het verzadigingshormoon niet meer en verkeert dus steeds in een staat van honger. Door veel koolhydraten te eten krijg je insulinepieken die weer honger veroorzaken je krijgt meer slaap en uiteindelijk minder energie. De cirkel is dan rond.
Samenvattend
OSA(S) heeft meer om het lijf dan alleen slapen. Belangrijke processen zijn ontregeld, met veel verschillende problemen tot gevolg. Bij een tijdige diagnose en behandeling kan de persoon vaak wel weer 100% functioneren. Maar restschade is een mogelijkheid, en dus des te belangrijker dat diagnoses vroeg worden gesteld.
drs. Sandra Houtepen-Strong is gezondheidswetenschapper en ervaringsdeskundige.
Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van drs. Sandra Houtepen-Strong tijdens het NVTS-slaapcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/05/Gevolgen-van-slaapapneu-restschade-en-hormonaal-disfunctioneren.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-20 13:30:182023-03-20 14:24:06Gevolgen van slaapapneu: restschade en hormonaal disfunctioneren
Tandpastatabletten zijn tegenwoordig overal verkrijgbaar. Ze worden aangeprezen als een duurzaam alternatief voor tandpasta. Wat vinden mondzorgprofessionals hiervan? dental INFO vroeg het onlangs in een poll. Ze bleken nog niet heel enthousiast over dit nieuwe product.
Tandpastatabletten aan opmars bezig
Tandpastatabletten lijken aan een opmars bezig. Bij alle drogisterijen zijn ze verkrijgbaar en op internet worden meer dan twintig verschillende merken aangeboden. Duurzaamheid wordt als belangrijkste reden genoemd om ze te gebruiken. Tandpasta in de gebruikelijke tubes levert bergen afval op, waar nog bijkomt dat een deel van de tandpasta ongebruikt in de tubes achterblijft. Ook kunnen er microplastics in tandpasta zitten, die via het riool in het milieu terechtkomen. Tabletten in zakjes of navulbare potjes zouden een duurzaam alternatief zijn.
Mening van mondzorgprofessionals gevraagd
Wat vinden de mondzorgprofessionals van dit nieuwe fenomeen? Raden zij hun patiënten aan om tandpastatabletten te gebruiken in plaats van tandpasta? dental INFO vroeg onlangs in een poll op dentalinfo.nl en op Facebook in de groep Mondzorgforum of zij tandpastatabletten adviseren en zo nee, waarom niet.
Uitslag poll duidelijk
De mondzorgprofessionals waren behoorlijk eensgezind. Ruim 70% van de respondenten op dentalinfo.nl beveelt de tandpastatabletten niet aan, bij het Mondzorgforum was dat zelfs 77%. De redenen die genoemd worden zijn divers. Een deel van de respondenten is niet bekend met dit product of denkt er simpelweg niet aan om het aan te bevelen. De meeste mondzorgprofessionals noemen dat er nog te weinig wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan en dat het effect op de lange termijn niet bekend is. Ook wordt er betwijfeld of er wel fluoride uitkomt.
Voor bepaalde doelgroepen niet geschikt
Degenen die er wel ervaring mee hebben, noemen een aantal doelgroepen voor wie tandpastatabletten niet geschikt zouden zijn. Vooral ouderen zouden moeite hebben met het tablet oplossen in de mond. Bij kinderen zou juist het gevaar zijn dat ze het tablet doorslikken en zo een overdosering van fluoride krijgen.
Negatieve effecten
Enkele respondenten noemden ook negatieve effecten die zij hebben waargenomen. De RDA-waarde zou te hoog zijn en bij sommige patiënten zouden de tabletten extreem gevoelige tanden veroorzaken, waarschijnlijk door een schurend effect van het aanwezige carbonaat. Ook wordt genoemd dat er na gebruik meer tandsteen is ontstaan.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/12/toothpaste-1786388_640-400x230.jpg232399Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-20 13:22:302023-03-20 14:25:49Tandpastatabletten nog niet populair onder mondzorgprofessionals
Tandartsen moeten meer leren over antibioticaresistentie en ervoor zorgen dat ze niet bijdragen aan de groeiende dreiging ervan, zeggen tandartsen uit Spanje in het International Dental Journal. Tandartsen verstrekken namelijk 10% van alle antibiotica ter wereld, waarvan zo’n twee derde niet klinisch geïndiceerd is.
Antibiotica in de tandheelkunde kunnen worden gebruikt voor zowel preventieve als therapeutische doeleinden. Zo kunnen ze worden ingezet om systemische bacteriëmie bij risicopatiënten te voorkomen of om mogelijke bacteriële besmetting tijdens operaties te voorkomen. Het is ook mogelijk om antibiotica te gebruiken als behandeling voor reeds vastgestelde infecties.
Ontwikkeling van resistentie
Een fundamenteel probleem is echter de wereldwijde ontwikkeling van antimicrobiële resistentie tegen vrijwel alle bekende families van antibiotica. Hierdoor is een toenemend aantal infecties moeilijker te behandelen vanwege het verlies aan werkzaamheid van deze geneesmiddelen. Resistentie verhoogt de medische kosten en de mortaliteit, en is dus een groot probleem voor de volksgezondheid.
Postantibioticatijdperk
De manier waarop antibiotica worden voorgeschreven moet daarom worden veranderd, aldus de tandartsen in de ingezonden brief: “Zonder dringende actie stevent de wereld af op een postantibioticatijdperk, waarin veel voorkomende infecties en kleine verwondingen opnieuw levensbedreigend zullen worden.” In dat geval zal tegen 2050 antibioticaresistentie wereldwijd 10 miljoen mensen doden, schreven de auteurs.
Cruciale rol van tandartsen
Tandartsen spelen een cruciale rol in dit probleem. Mondzorgprofessional schrijven namelijk 10% van alle antibiotica ter wereld voor, waarvan 66% vermeden kan worden omdat ze niet klinisch geïndiceerd zijn. Ondanks dat tandartsen de afgelopen jaren minder recepten voor antibiotica uitschreven werd deze trend mogelijk door COVID-19 verbroken. Tijdens de pandemie werden in mei 2020 18% meer antibiotica voorgeschreven in tandartspraktijken dan in mei 2019, schreven de auteurs.
Resistente bacteriën
Die statistieken zijn gekoppeld aan een recente studie die meldde dat sommige vaak gevonden bacteriële pathogenen bij odontogene infecties resistent waren tegen gewone antibiotica. Verschillende soorten Streptococcus (36%) en Staphylococcus (12%) waren resistent tegen penicilline en aminopenicilline in respectievelijk 6,9% en 5,8% van de stammen. Ook vertoonde meer dan 17% van de micro-organismen resistentie tegen clindamycine en macrolide.
Niveaus van preventie
Om die redenen dienen tandartsen bekend te zijn met de volgende niveaus van antibioticaresistentiepreventie in het vakgebied:
Primair: alleen antibiotica voorschrijven op basis van de klinische praktijkrichtlijnen van wetenschappelijke verenigingen, en patiënten vertellen hoe ze antibiotica correct moeten gebruiken en wat de gevaren van oneigenlijk gebruik zijn.
Secundair: het opsporen van antibioticaresistentie en het melden van resistente infecties aan agentschappen voor geneesmiddelenveiligheid.
Tertiair: het uitvoeren van culturen en antibiogrammen in de aanwezigheid van infecties en het identificeren van de gevoeligheid van ziektekiemen voor verschillende soorten antimicrobiële stoffen.
Ernstige bedreiging
“Het is […] een prioriteit om de manier waarop ATB’s (antibiotica) worden voorgeschreven en gebruikt dringend te veranderen, want zelfs als er nieuwe ATB’s worden ontwikkeld, zal resistentie een ernstige bedreiging blijven vormen”, schreven de tandartsen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/03/medications-1442283_640-juiste-afmetingen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-16 09:00:092023-02-20 14:35:24De rol van tandartsen bij antibioticaresistentie
Van orale microbiota werd al gedacht dat ze de bloeddrukregulatie beïnvloedden, en nieuw onderzoek lijkt deze hypothese te bevestigen. Sommige orale bacteriën zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van hoge bloeddruk bij postmenopauzale vrouwen, blijkt uit een artikel dat in het Journal of the American Heart Association is gepubliceerd.
Morbiditeit en hoge kosten
Hypertensie wordt in verband gebracht met aanzienlijke morbiditeit en kosten voor gezondheidszorg bij oudere volwassenen. De prevalentie ervan onder Amerikaanse volwassenen is meer dan 70% en is hoger bij vrouwen dan bij mannen. Steeds meer bewijs suggereert een rol van de darmflora in de pathobiologie van hypertensie. Het is minder duidelijk of het orale microbioom het risico op hypertensie beïnvloedt.
Het orale microbioom en incidentele hypertensie
Volgens de auteurs uit Amerika was er geen studie gepubliceerd over de prospectieve associatie tussen het orale microbioom en incidentele hypertensie. Daarom hebben ze prospectieve gegevens gebruikt om de associatie tussen het orale microbioom en de ontwikkeling van incidentele hypertensie bij oudere vrouwen te bepalen.
Postmenopauzale vrouwen
De onderzoekers keken naar gegevens van 1.215 postmenopauzale vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar. Het team registreerde de bloeddruk en verzamelde tandplak onder de tandvleesrand. Ook werd de microbioomsamenstelling van het subgingivale plaque gemeten.
Hoge bloeddruk bij veel deelnemers
In totaal hadden 429 vrouwen een normale bloeddruk, 306 hadden een verhoogde bloeddruk en 480 hadden hypertensie de met medicatie werd behandeld. Onderzoekers vonden 245 unieke bacteriestammen in de plaquemonsters. Bij bijna een derde van de vrouwen die aan het begin van het onderzoek niet werden behandeld voor hypertensie werd tijdens de follow-upperiode van gemiddeld 10 jaar hoge bloeddruk vastgesteld.
Bacteriestammen houden verband met hypertensierisico
Van de geïdentificeerde bacteriestammen waren er 10 geassocieerd met een 10% tot 16% hoger risico op het ontwikkelen van hoge bloeddruk. Vijf andere soorten verband hielden met een 9% tot 18% lager risico op hypertensie. De associaties waren onveranderd na correctie voor demografische, klinische en leefstijlfactoren.
Nieuwe behandelstrategieën
Een bewezen verband tussen orale microbiota en hypertensie kan leiden tot nieuwe, op mechanismen gebaseerde preventie- en behandelingsstrategieën, schrijven de auteurs: “Gezien de omvangrijke last van hypertensie die momenteel onder oudere volwassenen voorkomt en de verwachte groei in de komende decennia met de vergrijzing van de bevolking, kunnen associaties tussen orale bacteriën en bloeddrukontregeling nieuwe kansen bieden voor gerichte klinische interventie gericht op het voorkomen van hypertensie op latere leeftijd.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Mogelijk-verband-tussen-het-orale-microbioom-en-incidentele-hypertensie-bij-postmenopauzale-vrouwen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-15 09:00:462023-02-20 14:35:00Mogelijk verband tussen het orale microbioom en incidentele hypertensie bij postmenopauzale vrouwen
In het verenigd koninkrijk wordt verwacht dat de komende vijf jaar 4 op de 10 (tand)artsen zullen stoppen met de National Health Service (NHS) vanwege een hoge werkdruk. Volgens 86% van de tandheelkundige professionals is de werkdruk de afgelopen twee tot drie jaar toegenomen blijkt uit een enquête van de Dental Defense Union (DDU).
Bij het analyseren van de enquête bleek dat 39% van de bijna 500 tandheelkundige professionals zeiden dat ze waarschijnlijk met pensioen zouden gaan of de praktijk in de komende vijf jaar zouden verlaten. Iets meer dan de helft zei dat ze hun uren hadden ingekort om de werkdruk te verminderen.
De enquête laat het zien dat tandheelkundige professionals coping strategieën zoals mindfullness en ademhalingsoefeningen gebruikten en in de pauze naar buiten gaan om te ontspannen. Verder geeft 60% van de tandheelkunde professionals aan dat relaties met patiënten en collega’s de afgelopen twee tot drie jaar onder druk zijn komen te staan, 90% voelt zich uitgeput na een werkdag en 20% had een klacht of incident meegemaakt.
Volgens John Makin, hoofd van de DDU, neemt de werkdruk toe door problemen waar tandartsen geen controle over hebben zoals een toename van de behandelingsbehoeften als gevolg van de pandemie, stijgende verwachtingen van patiënten en vertragingen in behandeling en doorverwijzing. Daarom roepen ze de regering op te zorgen voor ondersteuning om vertragingen te verminderen en aan de vraag naar behandeling te voldoen om zo de stress die ervaren wordt te verminderen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/02/Hoe-herken-je-stress.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-13 09:00:412023-02-20 14:33:59Hoge werkdruk onder tandheelkundige professionals in VK
Enkele jaren geleden meldde deze patiënt zich bij onze verwijspraktijk Endodontie in Amstelveen. Hij wist onze praktijk te vinden via internet. De voorgeschiedenis verneem ik uitsluitend uit de mond van de patiënt, de behandelhistorie is door de vorige behandelaar nooit opgestuurd.
De patiënt had jaren van ongemak voor, tijdens en na iedere afspraak in een tandartspraktijk.
Resulterend in het beeld dat te zien is op de beginfoto’s, afbeelding 1 en 2.
afbeelding 1
afbeelding 2
De laatste afspraak eindigde met het opgeven van element 46 door de behandelaar. Hij/zij zag er geen gat meer in, de zilverstift liet zich niet verwijderen en de tijd was op, aldus het relaas van patiënt. De vorige behandelaar adviseerde een bezoek te brengen aan de implantoloog, het element te laten extraheren en er een prachtig implantaat in te laten schroeven.
Deze patiënt was echter ‘eigenwijs’ en wilde vooral zijn eigen kies behouden.
De zilverstift
Op het moment van de eerste afspraak had de patiënt forse pijn. We besloten tijd te reserveren om in ieder geval een begin te maken met de herbehandeling.
Een acute pulpitis is wat betreft het verhelpen van de pijn wat simpeler dan een acuut geworden laesie van endodontische oorzaak (LEO). Bij een pulpitis is de pijn meestal afkomstig van de kroonpulpa. Het verwijderen van dat stukje weefsel is vaak voldoende om de patiënt pijnvrij te krijgen. Het occlusaal openen, het puplpadak verwijderen en met de snelloop de pulpakamer ontdoen van het zachte weefsel volstaat. Enige tijd later kan de endo dan ingepland worden.
Een acute laesie is een ander verhaal. De pijn was nu afkomstig van de periapex, de ontsteking zorgde voor een drukverhoging in het spongieuze bot, het corticale bot zorgde ervoor dat de druk nergens heen kon en receptoren gaven de prikkel door aan de hersenen: de pijn werd gevoeld.
In deze gevallen moeten we de druk van de ketel halen door de kanaalinhoud te verwijderen en met het dunste handinstrument ‘patent’ te worden. Dat wil zeggen, de K-vijl 08, 10 of 15 wordt één millimeter voorbij de terminus gebracht en dus in de laesie. Het equivalent van een abcesincisie maar dan met vijltjes.
afbeelding 3
We zijn ‘patent’
afbeelding 4
afbeelding 5
Op afbeelding 4 en 5 is te zien dat de zilverstift verwijderd is. Dat lijkt gecompliceerder dan het in dit geval was. Het principe, zoals ik het bijna altijd hanteer, is dat er wat vijltjes (meestal gebruik ik er C+vijlen voor), enige millimeters langs de zilverstift worden gemanoeuvreerd. Zilverstiften worden gefabriceerd uit zuiver zilver en dat is vrij zacht. Meestal lukt het om, zelfs als er geen ruimte is naast de stift, een paar millimeter toegang te krijgen doordat de vijlen ook van het zilver afnemen.
Deze zilverstift was echter niet al te dik en nam niet alle ruimte van het kanaal in beslag. Geen enkel kanaal wordt door de schepping rond afgeleverd en vooral bovenin is vaak ruimte.
Met een C+vijl 20 is 5 millimeter erlangs meestal voldoende.
Het nut van Hedstrom vijlen
Hedstromvijlen zijn extreem agressief: ze werken alleen bij het uittrekken van de vijl uit het kanaal. Ik gebruik Hedstromvijlen alleen voor het verwijderen van zilverstiften en soms gutta percha stiften.
Wordt er aan de hedstromvijl getrokken, dan legt de vijl zich langs de binnenbocht van het kanaal en neemt ook alleen daar af. Veel stripperforaties zijn zo ontstaan.
Een C+vijl 20 geeft ruimte om een hedstromvijl 25 het kanaal in te schroeven langs de zilverstift. RC-Prep helpt door te smeren middels de glycerine en het houdt de geproduceerde vijldeeltjes, zilver of dentine in suspensie zodat ze uitgespoeld kunnen worden met natriumhypochloriet.
Het proces van inschroeven moet geleidelijk gedaan worden. In- en uitschroeven en iedere keer iets verder inschroeven, zo tappen we schroefdraad in het dentine, een beetje, en in het zachtere zilver, wat meer.
Nu pakken we een Kocher, oftewel een arterieklemmetje, en pakken de vijl vast vlakbij het occlusale vlak en de hefboomwerking doet de rest. Langzaam, dat wel, kun je de zilverstift uit het kanaal tillen. Doe je dat snel dan schraap je slechts zilver en dentine af en kun je opnieuw beginnen.
Op de controlefoto na het verwijderen van de zilverstift zagen we nog een stukje vijl zitten onderin het MB kanaal. We besloten dat te laten zitten: we konden erlangs en het eruit halen zou weer iatrogene schade opleveren.
Pusafvloed
Tot onze opluchting zagen we al snel de pusafvloed op gang komen. We stimuleerden dat door ook de kleine speekselzuiger even op de access opening van de kies te zetten en dat even vol te houden. Net zo lang tot er mooi rood bloed uit kwam.
De tijd was om en we maakten een afspraak met de patiënt om enige dagen later de endo af te maken.
Vier dagen later kwam de patiënt voor zijn afspraak.
Gutta percha of MTA?
In het distale kanaal was de terminus vrij wijd. Een K-vijl 60, Nitiflex, liep net vast op de door de elektronische lengtemeter vastgestelde lengte.
Op zich is een grotere apicale opening geen beletsel om gutta percha te gebruiken. Onderzoekers hebben laten zien dat een goed gereinigd kanaal met een wat grotere diameter bij de terminus een even goede prognose heeft: of het kanaal nu gevuld is met gutta percha of met MTA.
Ik voel mijzelf nog steeds meer vertrouwd met de materiaaleigenschappen van gutta percha en zal dan ook, als het kanaal vanaf de terminus naar occlusaal een geleidelijk toenemende diameter heeft, (oftewel taps is), steeds kiezen voor gutta percha.
De obturatie
Het aanbrengen van de kanaalvulling verliep routinematig.
Op de eindfoto zagen we aan de apex van het mesiale kanaal wat surplus sealer en bij distaal zagen we de kanaalvulling iets voorbij de apex steken.
afbeelding 6
afbeelding 7
Gutta percha en EWT sealer van Kerr worden door het lichaam uitstekend verdragen dus enig surplus vulmateriaal is absoluut geen probleem. De essentiële eis die gesteld moet worden aan een endo is dat het kanaal volledig gereinigd en gevuld is. Bij de controle afspraak weten we meer.
Genezing
Na 2 maanden zagen we patiënt terug voor een controlefoto. De genezing bleek mooi op gang gekomen te zijn en volledig genezing was slechts een kwestie van tijd.
afbeelding 8
afbeelding 9
We adviseerden de patiënt een afspraak te maken voor het laten plaatsen van een in het laboratorium vervaardigde restauratie maar dit was aan dovemans oren gericht. De patiënt was ervan overtuigd dat iedere niet acuut noodzakelijke ingreep alleen maar tot ellende leidt en vermeden moet worden.
De patiënt heeft zich ook nooit meer gemeld voor een controle of een vervolgbehandeling.
We hopen dat het nog lang goed gaat.
Door: Rik van Mill
Rik van Mill is tandarts/endodontoloog en voerde tot 2019 een verwijspraktijk Endodontie in Amstelveen. Hij is nu werkzaam als endodontoloog in Den Haag bij Residentaal Tandartsen, onderdeel van de Lassusgroep.
Van Mill geeft cursussen Endodontie, Shape clean en Pack en de cursus Niet-Chirurgische Herbehandeling in het cursuscentrum van DentsplySirona te Zoetermeer.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/02/afb-9-400-x230.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-06 13:28:562023-02-13 11:48:15Casus: Herbehandeling van een 46
Welke typen Persoonlijkheidsgebonden problemen zijn er en hoe ga je hiermee om? Wat betekenen ze voor onze attitude? Wat gebeurt er met mensen met een persoonlijkheidsgebonden probleem als ze ouder worden? Worden ze daadwerkelijk milder? Of wordt het alleen maar erger?
Verslag van de lezing van dr. Martin Kat, Ouderenpsychiater en psychotherapeut.
Je kent ze vast: die mensen die lastig kunnen zijn in de omgang, die bijvoorbeeld ‘ja’ zeggen en ‘nee’ doen of die je steeds maar onder druk zetten of je continu het gevoel geven dat je het niet goed doet! Ze doen dat doorgaans niet voor de lol en raken niet zelden in de problemen in hun dagelijkse contacten. En eenzaamheid ligt op de loer, mensen vinden ze niet meer leuk om mee om te gaan. Als personen dit gedrag dag in dag uit en jaren achtereen hebben, bij ‘gebrek aan beter’, en als het leidt tot problemen in het sociaal en psychisch functioneren, spreken we van een persoonlijkheidsstoornis. De kenmerken die hierbij horen zijn dan:
Het duurzaam (al vanaf de adolescentie mogelijk) aanwezige gedragspatroon tijdens de contacten met anderen;
Het rigide karakter van de uitingen, het zo vastzitten in die patronen;
De geringe veranderbaarheid ervan;
Het leidt tot dysfunctioneren.
Er werd tijdens de presentatie een stelling gedropt om even over na te denken: Een paranoïde patiënt krijgt het moeilijk als hij ouder wordt.
Waar moet je deze persoonlijkheidsproblematiek nu van onderscheiden bij ouderen?
De kenmerken die horen bij persoonlijkheidsstoornissen kunnen we ook aantreffen bij ouderen die bijvoorbeeld lijden aan al heel vroege stadia van dementieziekten. Maar je vindt ze ook bij ouderen met depressies of angststoornissen. Het grote verschil is alleen dat deze niet ‘duurzaam’ en ‘rigide’ aanwezig waren in de voorgeschiedenis van de betreffende oudere. Het is dus zaak om dat goed te onderscheiden van elkaar, juist omdat het zo’n verschil uitmaakt voor onze houding, begeleiding en behandeling. Zo kan een dementiepatiënt al vroeg sexueel ontremd en erotiserend gedrag gaan vertonen tijdens de dementieziekte terwijl hij in de voorgeschiedenis helemaal niet bekend was hiermee. Of kan een depressieve patiënt heel onmogelijk worden, erg prikkelbaar en zelfs agressief, terwijl de man in wezen altijd een innemend en prettig type was in de contacten met anderen.
Kat noemt een voorbeeld uit zijn praktijk. Zo was er een oudere vrouw in een flat en ze verleidde de mannen op haar galerij omdat ze ooit seksueel misbruikt is. Zij werd steeds structuurlozer omdat mensen steeds langer thuis moeten blijven wonen en zo werd het op een geven moment echt een groot probleem. Mevrouw lokte namelijk mannen naar binnen totdat er eentje ernstig crimineel bleek te zijn. Dit soort problemen zie je dus steeds meer doordat mensen langer thuis blijven wonen. Je komt tegenwoordig pas in het verpleeghuis als je op korte termijn komt te overlijden.
Coping
Hoe eerder de diagnose dementie wordt gesteld, hoe beter. Vroegdiagnostiek is dus heel belangrijk. Daarom komt Kat bij de mensen thuis, want voordat iemand naar de huisarts gaat ben je feitelijk te laat. Hij komt soms een grote puinhoop tegen en mensen die de hele dag op de bank zitten en anderen hun drank laten halen.
Naar mate we ouder worden blijkt coping heel belangrijk. Dit betekent de mate waarin je je adaptief kunt opstellen, de mate waarin je jezelf kunt handhaven, om kunt gaan met je eigen kwetsbaarheden. Ieder kent zijn eigen copingstijl. Zo hebben we de actieve aanpakkers, de palliatieve copingstijl, de vermijderstijl, de sociale steunzoeker, enzovoorts. Thuis op de bank gaan zitten is dus een passieve copingstijl waarbij men van de regen in de drup raakt. Een copingstijl is een deel van onze persoonlijkheid.
Hoe komen we aan onze persoonlijkheid?
Ieder wordt geboren met een eigen temperament, een soort biologische make-up. Er zijn bovendien een aantal, wat wel genoemd wordt, cognitieve stijlen die bijdragen tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Zo leert het ene kind zich in situaties te handhaven d.m.v. het kijken hoe andere kinderen te werk gaan (de kat-uit-de-boom-kijkers). Andere kinderen gaan directer te werk en leren door direct op hun doel af te gaan en regelmatig ‘hun hoofd te stoten’, hun situatie op deze wijze te ‘masteren’.
Dan zijn er natuurlijk ook altijd omgevingsfactoren (en mogelijk ook erfelijke) die een rol kunnen spelen bij de ‘rijping’ van de persoonlijkheid. Je zult maar van nature een actief, ondernemend en temperamentvol kind zijn in een omgeving waarin dit systematisch niet gewaardeerd wordt of zelfs afgekeurd.
Cognitieve stijlen
Binnen een persoonlijkheid zijn er verschillende cognitieve stijlen, zoals zelf de controle hebben, de detaillisten (helemaal alles uitzoeken), de synthetici / globalisten (behoefte aan overzicht, willen enkel globale uitleg). In de psychiatrie zie je mensen hierin doorschieten. Zij verzanden bijvoorbeeld in detail, worden control-freaks en dwangmatig. Schema’s kunnen dan rust geven. Bij mensen die juist over regels vallen is de-escalatie van belang als er een conflict dreigt. Veel mensen die doorschieten hebben baat bij ordenen er structuur aanbrengen.
Voorheen noemden we dit een persoonlijkheidsstoornis en dit is een complexe psychische stoornis. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben problemen in contacten met anderen. We denken dat dit te maken heeft met de eigen persoonlijkheidsontwikkeling. Er wordt ook wel gesproken dat er sprake is van een arrest in de ‘rijping’ (identiteitsuitbouw, zelfsturing, het kunnen aangaan van intimiteit etc.) van de persoonlijkheid.
Dit leidt tot ernstig persoonlijk lijden en heeft negatieve gevolgen voor werk, intieme relaties en andere sociale contacten. Deze problemen ontstaan vaak al in de adolescentie en zijn vaak van relatief lange duur.
Ouderen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen soms pas laat in beeld komen bij hulpverleners. Meestal betreft het hier de mildere vormen. Zij hebben mogelijk jarenlang ‘gecompenseerd’ geleefd en waren verzekerd van partners die het gedrag op de koop toenamen of zich geroepen voelden als maar te zorgen voor zo’n oudere. Als de relatief sterke van de twee dan wegvalt (overlijden, dementie ontwikkelen) komt de problematiek als het ware ‘bovendrijven’.
Om vast te stellen of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis is diagnostische onderzoek hiernaar nodig door een ervaren clinicus die met ouderen werkt, eventueel aangevuld met persoonlijkheidsonderzoek middels testen. Voorts dient deze clinicus goed bekend te zijn met de (differentiaal-diagnostische) andere opties die bij ouderen aanwezig kunnen zijn zoals boven besproken. De DSM 5 is geen diagnostisch systeem, het classificeert of rubriceert slechts diagnosen, die tevoren zijn vastgesteld.
Stress
Maar wanneer is het nou echt een persoonlijkheidsstoornis, een karakterneurose? Dit is goed te zien in stress situaties. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis die in een stressvolle situatie worden gebracht gaan dan decompenseren, je ziet ze eenzijdiger worden. Dan zie je de borderline pas goed bovendrijven. Bijvoorbeeld als de partner wegvalt bij het ‘ANWB-stel’. Terwijl ze eerst 50 jaar in volkomen rust leefden en er niks aan de hand leek, komen de ‘spatjes’ van de weduwe of weduwnaar naar boven na het overlijden van de partner.
Normaal patroon ouder worden
Een normaal patroon bij het ouder worden is dat men wat introverter wordt, minder actief en minder initiatief neemt. Maar het is wel oppassen geblazen want voor je het weet doe je helemaal niks meer. Het kan als opluchting worden ervaren om het even aan een ander te kunnen overlaten. Ouderen worden minder impulsief wat ze beter te hanteerbaar kan maken. Vaak zijn ouderen wat meer op hun hoede zijn. Ze zijn bijvoorbeeld bang een been te breken. Zij controleren voor het slapen gaan nog even de deur uit veiligheidsoverwegingen. Dit is allemaal gezond gedrag, daar is niks mis mee.
Er werden persoonlijkheidskenmerken van 100-jarigen onderzocht. Zij waren vaak enigszins dominant en optimistisch. Zij weten mensen voor zich op sympathieke wijze te winnen en hiermee houden ze een netwerk omhoog waarin ze de regie hebben. Dit is als het ware een overlevingsstijl. Op die manier kregen ze het dus waarschijnlijk voor elkaar om zo oud te worden. Dus een tikje dominant en optimistisch zijn is heel gezond.
Als er een stoornis is in de adaptieve vaardigheden in contacten met anderen dan gaat het chronisch mis. Als je dit wil checken, kijk dan naar de voorgeschiedenis. Is het een patroon? Bijvoorbeeld door aan kinderen te vragen; is hij altijd zo?
Drie clusters
Er worden drie clusters in persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden:
Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen
Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van wantrouwen en achterdocht waarbij de motieven van anderen als kwaadwillend worden geïnterpreteerd.
Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van afstandelijkheid in sociale relaties en een beperkt scala van emotionele uitingen.
Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van direct gevoeld ongemak in intieme relaties, met vervormingen in het denken en waarnemen, en met excentriek gedrag.
Cluster B-persoonlijkheidsstoornissen
Antisociale-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van gebrek aan respect voor de rechten van anderen en schending daarvan.
Borderline-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en emoties, en duidelijke impulsiviteit.
Histrionische-persoonlijkheidsstoornis (voorheen: theatrale): een aanhoudend patroon van excessieve emotionaliteit en aandacht vragend gedrag.
Narcistische-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en een gebrek aan empathie.
Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen
Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis (voorheen ontwijkende): een aanhoudend patroon van sociale geremdheid, gevoelens van tekortschieten en overgevoeligheid voor een mogelijk negatief oordeel.
Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis: een aanhouden patroon van onderdanig en aanklampend gedrag dat samenhangt met een overmatige behoefte om verzorgd te worden.
Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis (voorheen obsessieve-compulsieve): een aanhoudend patroon van gepreoccupeerd bezig zijn met ordelijkheid, perfectionisme en controle.
Omgang per cluster
Cluster A
Cluster A personen houden mensen/relaties graag op afstaand. Hier ‘dreigt’ de te grote intimiteit en dit wordt dus als extra angstig beleefd. Dat is voor een mondhygiënist of tandarts heel moeilijk, natuurlijk. Probeer zakelijk te zijn bij cluster A. Waak voor teveel emotionele prikkels. Je zal hier veel verwaarloosde gebitten bij zien.
Cluster B
Cluster B personen: hieronder vallen de antisociale, histrionisch, borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Hier gaat het niet zozeer om de angst in de contacten zoals bij Cluster A. maar dreigt de verlating. Dit is altijd het thema bij hen. Je hebt de ander nodig om je eigen zelfgevoel op peil te houden of om onverzadigbare verlangens toch steeds weer in vervulling te willen zien gaan. En oh wee als de verlating daar is, dan volgt de woede, wraak etc. Deze groep doet over het algemeen een groot beroep op de hulpverlening.
Bij cluster B is het belangrijk dat je als mondzorgverlener een consistent beleid voert. Geef grenzen en geef daarbinnen keuzemogelijkheden. Pas op dat je je niet laat ophitsen tegen je collega. Want zij zullen je vertellen dat je collega helemaal niks of juist helemaal geweldig is.
Cluster C
Cluster C personen: hier staat ook angst centraal, maar niet die voor te veel intimiteit zoals bij cluster A (het opgaan in de ander en er niet meer zelf ‘zijn’) en niet de angst voor de verlating (cluster B.) maar eerder de angst voor ‘doe ik het wel goed allemaal’. We spreken wel van straf- of gewetensangst. Het gaat hier dus eerder om het liefdesverlies van de ander en niet zozeer om de ander die maar steeds dreigt met opstappen (in de beleving). Zo heeft elk Cluster z’n eigen (chronische) angstniveau als kernprobleem waarop de professionele hulpverlening dient aan te sluiten.
In dit cluster is het belangrijk om hen de controle te geven of althans het gevoel van controle.
Hypomineralisatie van molaren en snijtanden (molar incisor hypomineralization, MIH) is een groot mondgezondheidsprobleem geworden met een vaak onbekende oorsprong. Onderzoek dat is gepubliceerd in het Journal of Dentistry heeft nu aangetoond dat blootstelling aan geneesmiddelen als antibiotica tijdens de eerste vier levensjaren mogelijk een rol spelen.
Controversieel
MIH is een ziekte die de harde weefsels van ten minste één blijvende molaar en mogelijk ook blijvende snijtanden aantast. Hoewel wordt aangenomen dat de ziekte een systemische oorsprong heeft, blijven de etiologie en pathogenese controversieel. Talloze factoren zijn besproken, maar meestal met slechts schaars concreet ondersteunend bewijs.
Dataset van zorgverzekeraar
Onderzoekers uit Duitsland hebben daarom een uitgebreide dataset van grote Duitse nationale zorgverzekeraar BARMER geanalyseerd. Het doel van de studie was om een mogelijke relatie tussen MIH en blootstelling aan medicatie en perinatale factoren te onderzoeken.
Analyse van medische gegevens
In totaal werden de gegevens van bijna 300.000 kinderen tussen de 6 en 9 jaar oud gebruikt, uit de jaren tussen 2010 en 2019. Ongeveer 23.000 kinderen werden toegewezen aan de MIH-groep op basis van hun behandelpatronen. Hun medische gegevens werden geëvalueerd volgens het classificatiesysteem Anatomical Therapeutic Chemical (ATC). De mineralisatieperiode van eerste kiezen en snijtanden binnen de eerste vier levensjaren werd nauwkeurig geanalyseerd.
Meer medicatie bij MIH-groep
Deelnemers in de MIH-groep hadden significant hogere hoeveelheden voorgeschreven medicijnen. De grootste verschillen binnen de eerste vier levensjaren werden gevonden in de groepen anti-infectiemiddelen voor systemisch gebruik (ATC J), medicijnen voor het ademhalingssysteem (ATC R) en medicijnen voor sensorische organen (ATC S).
Grootste verschillen
Bij antibiotica waren de voorgeschreven hoeveelheid en het aantal recepten significant hoger in de eerste vier levensjaren van MIH-patiënten vergeleken met de rest. Het verschil in het aantal voorschriften piekte in het vierde levensjaar op 10,6%. Wat betreft ATC J- en ATC R-medicatie in het algemeen piekten de verschillen tussen MIH- en controlegroepen in het vierde jaar op respectievelijk 10,1% en 10,8%. Het grootste verschil in ATC S werd in het derde jaar waargenomen met 9,02%.
Mechanismen niet achterhaald
Er werd geen associatie gevonden voor vroeggeboorte, wijze van bevalling of het gebruik van koortswerende of ontstekingsremmende medicatie. Ook konden de mechanismen achter de ontdekte relaties vanwege het ontwerp van het onderzoek niet worden geïdentificeerd.
Blootstelling als risicofactor
“Samenvattend zijn onze bevindingen consistent met de literatuur die wijst op blootstelling in het vroege leven als een risicofactor en een lager belang van pre- en perinatale factoren”, legden de auteurs van het onderzoek uit.
Basis voor studies
De resultaten kunnen een basis vormen voor aanvullende epidemiologische en klinische studies. De effecten van mogelijke oorzakelijke factoren zouden op moleculair moeten niveau worden onderzocht. “Hoewel causale verbanden nog steeds niet kunnen worden bewezen, wordt een verantwoord gebruik van de onbetwistbaar gunstige antibiotica vanuit klinisch oogpunt aangemoedigd”, concludeerden de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/10/Medicatie-tijdens-de-vroege-kinderjaren-gelinkt-aan-hypomineralisatie-van-molaren-en-snijtanden.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-06 13:22:552023-02-13 11:49:11Medicatie tijdens de vroege kinderjaren gelinkt aan hypomineralisatie van molaren en snijtanden
Keramische veneers zijn minimaal invasief, behouden de tandstructuur en bieden langdurige esthetische rehabilitatie. Volgens een onderzoek dat is gepubliceerd in BMC Oral Health zouden keramische veneers een betere optie kunnen zijn dan kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.
Kleurafwijkingen in tanden
Fluorose is een van de kleurafwijkingen die in tanden worden gezien. Een milde vorm kan witte lijnen en wazige plekken op de tanden veroorzaken die nauwelijks merkbaar zijn; in een ernstigere vorm kunnen ernstigere vlekken en putjes worden waargenomen in het tandglazuuroppervlak. De behandeling van fluorose zorgt niet alleen voor esthetische en functionele correctie, maar helpt ook om het zelfvertrouwen van de patiënt te verbeteren.
Minimaal invasief
Bij de behandeling moet niet-ondersteund en ontpit glazuur of dentineweefsel worden verwijderd en vervolgens hersteld. Momenteel worden veneers voornamelijk gebruikt om de vorm en positie van tanden te verbeteren, tandverkleuring te verbergen of tanden met erosie of slijtage te herstellen. Facings zijn een goed alternatief voor kroonrestauraties omdat ze minimaal invasief zijn.
Goede optie
Al zo’n drie decennia zijn veneers van keramisch porselein een goede optie voor het herstellen van voortanden vanwege biocompatibiliteit, duurzaamheid en esthetische aantrekkingskracht. Onderzoekers van Suleyman Demirel University Faculty of Dentistry in Turkije evalueerden het slagingspercentage en de geschatte overleving van porseleinlaminaat veneers in tanden met anterieure fluorose.
Retrospectief onderzoek
Hiervoor voerden ze een retrospectief onderzoek uit met 358 veneers. De veneers bedekten de incisale rand en een deel van de palatinale/linguale zijde van de tand met een 1 mm hoge palatinale afschuining.
Keramische veneers
De clinici gebruikten met disilicaat versterkt glaskeramisch materiaal om de veneers te vervaardigen en evalueerden vervolgens de restauraties met behulp van de criteria van de Amerikaanse volksgezondheidsdienst. Overleving werd gedefinieerd als de tijd van cementeren tot falen van het facing. Breuk van het keramiek en verslechtering van de hechting werden ook beschouwd als falen van het veneer.
Geschatte overlevingskans van 0,997
Jaarlijks werden marginale adaptatie, kleurovereenkomst, marginale verkleuring, oppervlakteruwheid, restauratiefractuur, tandfractuur, restauratieslijtage, antagonistische gebitsslijtage, cariës en postoperatieve gevoeligheid van de facings geëvalueerd. De geschatte overlevingskans van de veneers in het onderzoek was 0,997 of meer gedurende 10 jaar. In de loop der jaren hadden sommige tanden met veneers breuken en secundaire cariës, merkten de auteurs op.
Alternatief voor kroonrestauraties
Veneers vermijden agressieve tandpreparaties die de tandstructuur beschadigen en maskeren verkleurde tanden dus gedurende een aanzienlijk aantal jaren. Hierdoor zijn ze een geldig alternatief voor restauraties zoals kronen, schreven de auteurs: “De resultaten van deze klinische studie zouden clinici moeten aanmoedigen om keramische veneers te overwegen boven kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Keramische-veneers-mogelijk-beter-dan-kroonrestauraties.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-06 13:20:212023-02-13 11:49:38Keramische veneers mogelijk beter dan kroonrestauraties voor het herstellen van tanden met fluorose
Patiënten kunnen in elk stadium van een zwangerschap noodzakelijke röntgenbeeldvorming ondergaan zolang de juiste veiligheidsuitrusting correct wordt gebruikt. Volgens een review in het Journal of the American Dental Association wordt er een dusdanig lage hoeveelheid ioniserende straling geproduceerd tijdens tandheelkundige radiografische procedures dat het onwaarschijnlijk is dat deze in utero geboorteafwijkingen veroorzaken.
Zorgen over veiligheid
Jaarlijks worden er in Nederland zo’n 170.000 kinderen geboren. Veel van degenen die zwanger zijn gaan echter niet naar de tandarts vanwege angst voor de tandheelkundige apparaten of zorgen over de veiligheid voor hun ongeboren kinderen.
Controversieel onderwerp
De veiligheid van tandheelkundige radiografie bij zwangere patiënten is sinds de jaren zestig een controversieel onderwerp. Verloskundigen en gynaecologen onderzoeken meestal de mond van patiënten niet en verwijzen ze nooit door naar tandartsen, ondanks aanwijzingen dat een goede mondgezondheid essentieel is voor patiënten en hun foetussen. Daarnaast maken tandartsen nog steeds verkeerde aannames over het belang van mondzorg tijdens de zwangerschap.
Effecten van ioniserende straling
De auteurs van de Virginia Commonwealth University in Richmond bestudeerden daarom de literatuur om de effecten te bepalen die tandheelkundige ioniserende straling kan hebben op zwangere personen en in utero geboorteafwijkingen. De review omvatte artikelen gepubliceerd in het Engels tussen 1957 en 2021.
Innovaties verminderen blootstelling
In de loop van 60 jaar hebben dosimetriewaarden een aanzienlijke daling van de ioniserende stralingsdoses en -blootstellingen laten zien. Innovaties in digitale beeldverwerking zorgden bijvoorbeeld voor een vermindering van 60% in de belichting door over te schakelen van de langzaamste D-speed naar de snelste F-speed film, aldus de review.
Geboorteafwijkingen onwaarschijnlijk
Uit de resultaten bleek dat de stralingsdosis zo laag is dat het onwaarschijnlijk is dat tandheelkundige ioniserende straling kan leiden tot geboorteafwijkingen, zolang een röntgenfoto correct wordt genomen.
Ethische implicaties
Beperkingen van de review zijn onder meer dat deze grotendeels gebaseerd was op secundaire gegevens. Sommige primaire gegevensbronnen gebruikten fantomen, kadavers of gesimuleerde projecties vanwege de ethische bezwaren van het onderwerpen van zwangere personen aan ioniserende straling, schreven de auteurs.
Terughoudendheid
Verder leiden verschillende factoren ertoe dat tandartsen terughoudend kunnen zijn in het verkrijgen van röntgenfoto’s van zwangere patiënten. Mogelijk zijn sommigen bang voor juridische stappen en is er een geschil over verantwoordelijkheid. Ook kan een gebrek aan training, klinische richtlijnen en leerplan aangeboden in tandheelkundige scholen bijdragen aan de terughoudendheid.
Samenwerken met de gynaecoloog
Om dit probleem op te lossen moeten tandartsen volgens de auteurs samenwerken met de verloskundige/gynaecoloog van een patiënt en samen werken aan een behandelplan. Uiteindelijk moeten tandartsen de verantwoordelijkheid voor de mondzorgbehandeling nemen en indien nodig radiologische beeldvorming inzetten.
“De tandheelkundige gemeenschap moet op de hoogte blijven van de huidige veiligheidsrichtlijnen voor ioniserende straling om beter geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen en met succes de juiste mondgezondheid te kunnen bieden aan zwangere patiënten,” concluderen de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/09/Rontgenfotos-zijn-veilig-voor-zwangere-patienten.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-02 09:00:122023-03-06 14:27:37Röntgenfoto’s zijn veilig voor zwangere patiënten
Orthodontische patiënten geven de voorkeur aan face-to-face interacties met hun zorgverleners in plaats van online contact. Dat blijkt uit een studie gepubliceerd in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.
De online mogelijkheden voor orthodontie, ook wel teledentistry genoemd, zijn de afgelopen jaren hard gegroeid. Maar de voorkeuren van patiënten voor het gebruik ervan zijn lang onbekend gebleven. Nieuw onderzoek keek naar de waargenomen waarde van face-to-face interacties tussen patiënten en orthodontisten, het verlangen naar gemak en attitudes ten opzichte van specifiek gebruik van teledentistry voor orthodontie.
“De meeste respondenten voelden zich op hun gemak bij het virtueel communiceren met de orthodontist, maar voelden zich ongemakkelijk bij het virtueel controleren van hun feitelijke behandelingsvoortgang”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Dr. Jackson Griffeth van de Virginia Commonwealth University.
Opzet van het onderzoek
Volgens de auteurs van de studie is hun steekproef representatief. Zo is er rekening gehouden met de verhouding tussen volwassen en kindpatiënten, gebruikte behandelingsmodaliteiten en geslachtsverdeling. Dat geeft de studie brede toepasbaarheid voor orthodontisten in de privépraktijk.
Deelnemende orthodontisten mailden een elektronische enquête naar hun patiënten, en de reacties werden vergeleken op basis van patiëntkenmerken. Er waren acht orthodontisten in het onderzoek opgenomen, evenals 388 patiënten van de westkust, het zuidwesten en het zuidoosten van de VS.
Duidelijke voorkeur voor face-to-face interacties
Onderzoeksbevindingen wijzen op een duidelijke voorkeur voor face-to-face interacties van zowel volwassen patiënten als ouders van kindpatiënten. De voorkeur van volwassenen voor face-to-face interacties was echter iets hoger.
Een van de meest besproken voordelen van telezorg is het gemak voor de patiënt. 85% van de ouders geeft aan dat de behandeling van hun kind goed aansluit bij hun andere schema-eisen. Onderzoekers speculeren dat vanwege de electieve aard van orthodontie, de meeste patiënten kunnen wachten om een behandeling te zoeken totdat hun schema het toelaat.
Onderzoeksbevindingen wijzen ook op een grotere interesse in teledentistry bij patiënten met een zogenaamde ‘clear aligner’. Deze patiënten kunnen volgens de studie gemotiveerd zijn door het idee van minder fysieke manipulatie in vergelijking met behandeling met beugels. Toch gaf bijna 80% van de clear aligner-patiënten nog steeds de voorkeur aan persoonlijke interacties met hun zorgverleners.
“Hoewel gemak waarschijnlijk door de meeste, zo niet alle, van onze patiënten wordt gewenst, zijn er andere belangrijke motivaties, zoals kwaliteit van zorg, comfort, en contact met de orthodontist”, aldus de auteurs van het onderzoek.
Conclusies
Op basis van de bevindingen van het onderzoek trekken de onderzoekers de volgende conclusies:
Regelmatige contact tussen patiënt en zorgverleners hebben de voorkeur en worden door patiënten als belangrijk beschouwd.
Patiënten ervaren een orthodontische behandeling niet als hinderlijk.
Teletandheelkunde wordt het meest geschikt gebruikt om de communicatie aan te vullen in plaats van face-to-face communicatie te vervangen.
Patiënten hebben over het algemeen geen voorkeur voor retainer checks, spoedafspraken of online consulten via teleledentistry.
“Het implementeren van teledentistry in de orthodontie moet van patiënt tot patiënt worden toegepast met voortdurende nadruk op de arts-patiëntrelatie”, schrijven Griffeth en collega’s.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/11/Orthopatienten-geven-de-voorkeur-aan-persoonlijke-bezoeken-boven-online-contact.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-01 09:00:162023-02-13 11:53:30Orthopatiënten geven de voorkeur aan persoonlijke bezoeken boven online contact
Mensen die langer dan 10 jaar niet naar de tandarts zijn geweest hebben een 2,1 keer grotere kans op de diagnose van hoofd- en halskanker dan degenen die het afgelopen jaar een tandarts hebben gezien. Dit concludeert een onderzoek uit de VS dat is gepubliceerd in Oral Oncology Reports.
Slechte mondhygiëne is risicofactor
Hoofd- en halskanker vormen ongeveer vier procent van de nieuwe kankerdiagnoses per jaar in de VS, en omvatten kanker van de mondholte, keelholte, strottenhoofd, ethmoid en maxillaire sinussen en speekselklieren. Een van de risicofactoren is slechte mondhygiëne, wat kan bijdragen aan het ontwikkelen van kanker door zowel ontstekings- als microbiële mechanismen.
De rol van tandartsen
Onderzoek wijst uit dat patiënten mogelijk geen medische hulp zoeken voor hoofd-halskanker totdat zich duidelijke symptomen ontwikkelen. Naast het verbeteren van mondhygiëne kunnen tandartsen hoofd-halskanker helpen voorkomen door directe visualisatie en palpatie van regionale lymfeklieren. De verminderde toegang tot tandheelkundige zorg door de COVID-19-pandemie kan mogelijk een grote invloed hebben doordat patiënten niet zijn gediagnosticeerd.
Verband tussen tijd sinds tandartsbezoek en diagnose
Om deze reden probeerden onderzoekers van SUNY Upstate Medical University in de VS het verband te achterhalen tussen de tijd sinds het meest recente tandheelkundig onderzoek en de diagnose van hoofd-halskanker. Ze onderzochten gegevens van de National Health Interview Survey van 2019 en 2020, een nationaal representatieve steekproef van niet-geïnstitutionaliseerde volwassenen in de VS. In totaal namen 7.924 volwassenen deel aan het onderzoek.
Significant grotere kans op diagnose zonder tandartsbezoeken
De primaire onafhankelijke variabele was de tijd sinds het laatste tandheelkundig onderzoek en de uitkomst was een diagnose van hoofd-halskanker. Na correctie voor sociodemografische en gezondheidsvariabelen, hadden degenen die binnen 10 jaar geen tandarts hadden gezien een 2,1 keer significant hogere kans op de diagnose van hoofd-halskanker in vergelijking met degenen die binnen 1 jaar een tandarts hadden gezien.
Met andere woorden, “er was een significant verband tussen de tijd sinds het laatste tandheelkundig onderzoek en de diagnose van hoofd-halskanker”, aldus de auteurs. Door een goede tandverzorging en optimale mondhygiëne kan het risico op de ontwikkeling van hoofd- en nekkanker verminderen.
Tandartsen zijn belangrijk
De bevindingen tonen de belangrijke rol van tandartsen aan bij de preventie en behandeling van dit type kanker. “Tandheelkundige professionals kunnen de morbiditeit en mortaliteit in verband met hoofd-halskanker helpen verminderen door eerstelijns tandheelkundige preventieve zorg te bevorderen, biopsieën van verdachte laesies uit te voeren en doorverwijzingen naar hoofd-halsspecialisten te vergemakkelijken”, concluderen de auteurs.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svg00Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-28 09:00:112023-02-13 11:52:27Mogelijk hoger risico op hoofd- en halskanker als je niet naar de tandarts gaat
Het onderzoeksteam van de University of Pennsylvania heeft de eerste positronemissietomografie (PET) studie uitgevoerd bij gebruikers van e-sigaretten. Uit de bevindingen blijkt dat E-sigaretten zorgen voor een unieke ontstekingsreactie als gevolg van vapen. https://www.dentalinfo.nl/thema-a-z/pet-studie-laat-zien-dat-het-gebruik-van-e-sigaretten-zorgt-voor-een-ontstekingsreactie-in-de-longen
E-sigaretten
Het gebruik van e-sigaretten is de afgelopen tijd dramatisch toegenomen, vooral onder adolescenten en jonge volwassenen. Volgens de auteurs wordt de toename veroorzaakt door de aanname dat e-sigaretten veiliger zijn dan conventionele sigaretten. Verschillende stoffen die aanwezig zijn in e-sigaretten zijn gerelateerd aan ontsteking, veranderde aangeboren immuniteit, oxidatieve stress en cytotoxiciteit.
Onderzoek naar pulmonale effecten van E-sigaretten
Tot op heden hebben de meeste onderzoeken naar de pulmonale effecten van E-sigaretten invasieve middelen zoals bronchoscopieën gebruikt, maar deze beschrijven de invloed van het vapen op de longen niet adequaat. Met behulp van positronemissietomografie (PET) heeft het onderzoeksteam aan de University of Pennsylvania verschillen gevonden in PET-beeldvorming onder gebruikers van E-sigaretten, rokers en deelnemers die nog nooit hebben gerookt of gevaped. Dit is de eerste PET-beeldvormingsstudie om longontsteking tussen gebruikers van E-sigaretten en sigaretten te vergelijken.
Deelnemers
Aan het onderzoek deden 15 deelnemers mee die werden verdeeld in drie groepen; vijf E-sigaret gebruikers, vijf sigarettenrokers en vijf deelnemers die nog nooit gerookt of gevaped hebben. De e-sigaret gebruikers hebben nicotine gevaped en sigarettenrokers hadden 6 maanden voorafgaand aan het onderzoek dagelijks gerookt.
PET-beeldvorming
Deelnemers ondergingen PET-beeldvorming met een radiotracer die bindt aan een stikstofoxide-enzym (iNOS) in longweefsel. iNOS is een PET-biomarker die in eerdere studies werd geassocieerd met acute en chronische ontstekingsziektes. Er werd ook een bloedmonster genomen om de cytokineconcentraties van tumornecrosefactor-alfa (TNF- α) te meten. TNF- α is een inflammatoire cytokine die reageert op beschadigd longweefsel.
Resultaten
De resultaten van de PET-beeldvorming waren verschillend voor gebruikers van E-sigaretten en rokers. De PET-afbeeldingen lieten zien dat gebruikers van e-sigaretten een grotere bindingsactiviteit hadden tussen de tracer en iNOS dan sigarettenrokers en de controlegroep, terwijl de bindingsactiviteit van sigarettenrokers niet verschilde van de controlegroep. Verder correleerde de bindingsactiviteit tussen de tracer en iNOS significant met bloedconcentraties van TNF- α
Conclusie
Het onderzoeksteam vond voorlopig bewijs dat e-sigaret gebruikers meer ontsteking in de longen hadden dan rokers of niet rokers. In de toekomst is verder onderzoek nodig om het chronische effect van het gebruik van E-sigaretten op de luchtwegen op te helderen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/06/Vapen-verhoogt-risico-op-mondziekten.jpg230420Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-27 09:00:462023-02-13 11:52:00PET-studie laat zien dat het gebruik van e-sigaretten zorgt voor een ontstekingsreactie in de longen
Wat zou jij doen als iemand tandheelkundige zorg nodig heeft maar het niet kan betalen? Hoe verhoudt dit zich met de eed die je hebt afgelegd bij het afstuderen? Zo bracht van der Heijden de bezoekers van het Ivoren Kruis congres aan het denken over het onderwerp zorgmijding. Hij zelf noemt het niet mijden van zorg maar afzien van mondzorg. Om wie gaat het eigenlijk en wat zijn de mondzorgindelingen die we kunnen gebruiken voor deze mensen?
Mattheus Effect
‘Het is stuitend dat voor velen in Nederland, vooral voor mensen die leven in sociaal-economisch en sociaal-maatschappelijk kwetsbare omstandigheden, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van mondzorg niet goed geregeld is. De risicosolidariteit en collectiviteit, is van oudsher de basis van onze zorgverzekering. Maar door de introductie van marktwerking is polis differentiatie (uiteenlopende voorwaarden) ontstaan en dit heeft in averechtse selectie geresulteerd: De mondzorg is daardoor slecht of niet toegankelijk voor mensen die de zorg het hardste nodig hebben.” Dit resulteert in concentratie van talent en hulpbronnen. Dit mechanisme is bekend als het Mattheus Effect: “Wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.” Rijken profiteren dan meer van welvaart dan armen. Dus de rijken worden rijker, de armen armer.
Armoede in cijfers
In 2023 leven 830.000 Nederlanders onder de armoedegrens, dit betreft 220.000 kinderen. In maart 2023 gaf het Nibud aan dat 6 op de 10 huishoudens niet goed rondkomen. Vanwege geldproblemen maken veel mensen de keuze om niet naar de tandarts te gaan, ze kunnen dit niet betalen. In de beeldvorming is zorgmijding een bewuste keuze, echter bij mensen die te weinig geld hebben, is dat het niet. Dankzij gegevens van de OECD (2019) is te herleiden dat 435.122 mensen mondzorg mijden, met name de 20% armste mensen. Het Centraal Sociaal Plan Bureau geeft aan dat de aanpak van ongelijkheid verder gaat dan de aanpak van armoede.
Wat is armoede?
Het basisbehoefte budget is gesteld op 1500 euro. Wat zou je daar nou echt van kunnen doen? Kun je hiervan naar de tandarts? Er komen steeds meer armen bij, dit jaar neemt hun aantal toe van 800.000 vaar 1.000.000. De tweede kamer vraagt om actie.
Commissie Dunning
De commissie keuzen in de zorg (commissie Dunning) stelde in 1991 criteria voor – bekend als de Trechter van Dunning – waarmee selectie van zorg mogelijk is. Dit bleek later bepalend voor de inhoud van het basispakket. Het eerste criterium was hierbij ‘noodzakelijke zorg’, het tweede ‘werkzaamheid’, het derde ‘doelmatigheid’ en het vierde ‘eigen rekening en verantwoordelijkheid’. Vanwege de vierde criteria is tandheelkunde voor volwassenen buiten de basispakket gebleven.
Natuurlijk is niet alles wat we op het gebied van mondzorg doen noodzakelijk. Niet alles wat we in onze gereedschapskist hebben zitten, is per definitie nodig, en dus niet altijd doelmatig. Dus wat moet er vergoed worden door de basisverzekering en door de tandartsverzekering? Daar wordt nu olv VWS in een samenwerkingsverband van beleidsmakers en professionals over nagedacht. Van der Heijden vroeg zich af hoe we af komen van averechtse selectie en uitsluiting van verzekering voor de kosten van mondzorg. Hopelijk komen beleidsmakers en de politiek terug op de principes van collectiviteit en solidariteit, met een rechtvaardige keuze voor mondzorg voor allen.
Zelfs met klachten niet naar de tandarts
Tandartsen melden dat patiënten wegblijven. Of wel een keertje voor de controle komen of voor spoed maar daarna niet meer komen voor behandeling of vervolgafspraken. In een enquête onder leden van CNV waarbij ruim 5.000 leden reageerden, gaf 65% aan dat zorgkosten een financieel probleem zijn, 25% redt het niet vanwege zorgkosten. Ruim 44% ervaart gebitsproblemen en 40% gaat niet naar de tandarts; 28% gaat vanwege de kosten niet met klachten naar de tandarts, veel mensen ook niet als de klachten erger worden.
Om wie gaat het?
Sehida Begovic presenteerde een mooi overzicht van mensen die om financiële reden mondzorg mijden:
Wie zijn het? Het gaat om mensen in een sociaal maatschappelijk kwetsbare positie. Hun kenmerken en omstandigheden zijn vaak:
Jongvolwassenen die geen onderwijs volgen (of met MBO1 diploma)
Alleenstaande ouders met meer en /of oudere kinderen
Alleenstaande 50-plussers zonder startkwalificatie (mbo2-, havo- of vwo-diploma)
Mensen met hoge woonlasten (verhoudingsgewijs tov inkomen): met name de groepen jongvolwassenen, eenoudergezinnen, gezinnen van 50+ers
Mensen met geregistreerde problematische schulden; met name eenoudergezinnen, mensen met maximaal mbo1 diploma een bijstandsuitkering of een flexibel contract
De Bestaansonzekerheid is groter bij:
➢ Laag opleidingsniveau (maximaal mbo1), een laag inkomen, geen werk en veel ziektekosten (relatief tov inkomen).
➢ Bij echtscheiding, ziekte of overgang naar volwassenheid veranderen hun levensomstandigheden.
Belangrijk item hierbij is dat rekening gehouden moet worden met beperkingen in geletterdheid en gezondheidsvaardigheden: 36% van de Nederlanders heeft onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden (Smith AJE NTVT, 2019 (9) 126). Deze mensen zullen ook geneigd zijn tot minder zelfzorg en mindere goede mondhygiëne.
Communicatieadviezen voor laaggeletterden
Begroet de patiënt warm, met een lach en open houding. Laaggeletterden voelen zich vaak onzeker en niet op hun gemak.
Gebruik eenvoudige taal maar blijf patiënt als volwassen persoon aanspreken. Maak korte zinnen: “Ik loop naar de kast. Ik pak mijn jas.” Niet: ik loop naar de kast om mijn jas te pakken.
Spreek duidelijk en niet te snel. Kies dezelfde woorden die de patiënt gebruikt voor zijn of haar klachten.
Stel maar 1 vraag tegelijk.
Herhaal de belangrijkste punten.
Moedig patiënten aan om vragen te stellen. “Welke vragen heeft u nog?” Niet: “heeft u nog vragen?
Gebruik de gebiedende wijs: “neem 3 x keer per dag 1 pil. Bij het opstaan. Tussen de middag en voor het slapen gaan” (bij instructies antibioticagebruik). Laaggeletterden ervaren dit als duidelijk en niet als betuttelend.
Terug-vraag-methode. Check door middel van de terug-vraag methode: Vertel dat je wil checken of je het goed hebt uitgelegd. Terug-vragen, formuleringen:
Om zeker te zijn dat ik het goed heb uitgelegd wil ik u het volgende vragen
Hoe gaat u nu straks thuis de ragers gebruiken?
Kunt u in eigen woorden mij vertellen wat ik heb gezegd?
Waar zijn deze mensen nu op aangewezen?
Bestaande noodhulp regelingen:
SUNN: Noodhulp Fondsen Tandartskosten
Bijzondere bijstand
Aanvullende zorgverzekeringen/ gemeentepolis
Noodhulp acties: mondzorgkaravaan, Tandartsdag
Asielzoekers: Regeling Medische Zorg Asielzoekers
Vrijwilligerswerk van ons en onze collega’s
Spoedeisende hulp: extractie
Deze regelingen zijn echter vrijwel allemaal voor noodhulp. Vaak ben je dan te laat om tijdig in te grijpen in de levenscyclus van een tand of kies. Uiteraard is planbare zorg en preventie juist de sleutel naar mondgezondheid. Hier is dus een enorme kloof, want soms is er niet eens geld om een tandenborstel te betalen.
Waar zijn deze mensen te vinden?
Als deze patiënten nooit naar de praktijk komen, waar vinden we ze dan?
Dus als je deze mensen wilt helpen, zal je ze eerst moeten vinden. Dat kan door actief de wijk in te gaan en samen te werken met deze instanties.
Tip
Voor de tandartsen die onbetaald hulp bieden aan mensen die geen geld hebben: registreer deze. Eigenlijk zouden er richtlijnen ontwikkeld moeten worden over waar de (basis)zorg eindigt. Alleen door dit in kaart te brengen, zou er wellicht iets voor georganiseerd kunnen worden.
Prof. Geert van der Heijden PhD, emeritus hoogleraar Sociale Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam, en werkte bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid (MMG) van ACTA .Hij is klinisch epidemioloog met ruime expertise op het gebied van onderzoek naar uitkomsten en effectiviteit van gezondheidszorg, in het bijzonder gerandomiseerde trials, meta-analyses en diagnostische en prognostische nauwkeurigheidsstudies. Van der Heijden heeft verschillende boekhoofdstukken gepubliceerd, is co-auteur van verschillende Nederlandse en internationale klinische richtlijnen en zijn onderzoek is gepubliceerd in onder andere peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften.
Sehida Begovic, is tandarts algemeen-practicus en promovendus-onderzoeker op gebied van Oral Public Health en ongelijkheid in mondzorg en mondgezondheid en werkt bij de sectie Maatschappij en Mondgezondheid (MMG) van ACTA. Klik op de link om het projectverslag “Ongewenste mijding van mondzorg. Financiële drempels in de toegankelijkheid van mondzorg.” te lezen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/06/Sehida-Begovic-overzicht-van-mensen-die-om-financiele-reden-mondzorg-mijden.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-20 16:00:232023-12-12 16:05:12Ongewenste mijding van mondzorg: Financiële drempels in de toegankelijkheid van mondzorg
Voor Leander Dubois is elke dag is weer een nieuw avontuur, waar met veel dynamiek en creativiteit, zorg en wetenschap samenkomen. Na zijn opleiding als MKA-chirurg ging hij aan de slag in het Amsterdam UMC en het St. Antonius ziekenhuis.
In Amsterdam verdiept Dubois zich in de aangezichtstraumatologie en de orbita chirurgie. En in Utrecht differentieert hij zich in de orthognathische chirurgie. In oktober 2022 kreeg hij er nog een belangrijke baan bij: als hoogleraar maxillofaciale traumatologie aan de Universiteit van Amsterdam. Vanuit die rol wil de MKA-chirurg de aangezichtstraumatologie binnen en buiten Nederland verder vormgeven, met als doel de uitkomst van traumatologische zorg voorspelbaarder te maken.
Dubois is op vele terreinen actief binnen de maxillofaciale traumatologie. Maar zorg is altijd de grote gemene deler: “Ik wil tot het uiterste gaan om het beste resultaat voor de patiënt realiseren.”
Wanneer komt een patiënt op jouw afdeling terecht, in plaats van ‘gewoon’ bij een tandarts of kaakchirurg?
“Een patiënt wordt bij ons behandeld als hij binnenkomt op de SEH of shockroom van het Amsterdam UMC of een van de omgrenzende ziekenhuizen waar we de spoedopvang voor doen. Daarnaast hebben we een supraregionale verantwoordelijkheid voor hoog complexe letsels, de zogenaamde 3e lijn spoedzorg.
In principe is er altijd een acute component als iemand op onze afdeling komt. Maar het komt met grote regelmaat voor dat patiënten uit Den Haag, Almere of Utrecht naar het Amsterdam UMC worden verwezen voor overname behandeling. Ook wanneer tandartsen en kaakchirurgen tegen hun grenzen aanlopen, wanneer een behandeling gewoon té complex of veelzijdig is, kunnen wij de behandeling overnemen.”
Wat gebeurt er op het moment dat een patiënt jouw afdeling opkomt?
“Traumatologie is in de regel onvoorspelbaar. Je weet nooit met wie of wat je wordt geconfronteerd. De patiënt zelf komt het ziekenhuis in de regel binnen via de spoedeisende hulp of via de ambulance op de shockroom. De MKA-chirurg is onderdeel van het trauma team en kan opgeroepen worden bij een patiënt met aangezichtsletsel. In de regel zijn we binnen een half uur op het ziekenhuis, maar een enkele keer is die tijd er niet en zullen snel moeten handelen. Te laat ingrijpen kan ernstige consequenties hebben. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een bedreigde luchtweg, een fulminante bloeding of een bedreigd oog.
Bij de meeste patiënten is er gelukkig meer tijd en ruimte tot de operatie. Deze patiënten worden geplaatst op het ‘spoedlijst’ en moeten wachten totdat ze aan de beurt zijn. Operaties die levens- of orgaan bedreigend zijn gaan voor. Dit betekent in de praktijk soms enkele dagen wachten. Gelukkig is gebleken dat dit uitstel in de meeste gevallen geen negatieve consequenties heeft.
Maar waarom zou je dan de patiënt enkele dagen laten wachten en de dure ziekenhuisbedden bezet houden. Die tijd kan nuttiger besteed worden. Bijvoorbeeld door patiënten gerichter op te nemen als er zicht is op een operatieplek. Onderwijl zetten we de tijd naar onze hand door beter voorbereid en beslagen ten ijs te komen. De patiënt wordt 3D voorbereid waarbij de pre-traumatische anatomie kan worden nagebootst. 3D printers worden ingezet om 3D modellen te printen om osteosynthese plaatjes voor te buigen of zelf een volledig implantaat te vervaardigen ter reconstructie van een orbita of schedel. De ingreep wordt vervolgens gedaan door een team met ruime expertise. Zeker voor de complexere letsels geldt dat hiermee de uitkomsten van zorg verbeteren. Technologische hulpmiddelen zijn langzamerhand randvoorwaarden geworden om hoog complexe traumatologische zorg voorspelbaar te kunnen leveren.
Behoudens de polytrauma patiënten of de patiënten met ernstig schedel-hersen letsel kunnen de meeste patiënten bij deze strategie de volgende dag al naar huis.
Trauma scan
Planning
Hoe ga jij om met de hoge druk op zo’n dynamische en stressvolle afdeling?
“De maxillofaciale traumatologie is wat mij betreft de ultieme vorm van Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie. Alles komt daar samen. Je moet snel kunnen schakelen en altijd een back-up plan hebben. Ik gedij goed in die chaos. Waar anderen weglopen word ik namelijk juist enthousiast. Mijn creativiteit en oplossingsgerichtheid worden geprikkeld. Dat kan zowel gaan om hoog complexe aangezichtsreconstructies na een trauma, of om een innovatief wetenschappelijk artikel, of de (re)organisatie van de zorg. Net zo lang zoeken, draaien, passen en meten tot de oplossing gevonden is. Daar houd ik van.
Dat doe ik natuurlijk niet alleen. Een goed en creatief team is een essentieel onderdeel van het succes. Van verpleegkundige of operatieassistent tot kaakchirurg in opleiding. Van technisch geneeskundige tot de industrial partner. Van secretaresse tot polimedewerker. Iedereen is onmisbaar om het optimale resultaat voor de patiënt te behalen.”
In hoeverre werken jij en je team samen met tandartsen en kaakchirurgen?
“Tandheelkunde is een belangrijke basis van ons vak. Al is een groot deel van mijn werkzaamheden inmiddels verschoven van puur tandheelkundig naar meer medisch – toch maakt de tandheelkundige achtergrond in mijn optiek het verschil. Hierdoor zijn we binnen het aangezicht de enige generalist. De MKA-chirurg speelt in de aangezichtstraumatologie niet voor niets een sleutelrol. De maxillofaciale traumatologie behelst alle letsels van het aangezicht. Niet alleen botten, maar ook weke delen, tanden en kiezen. Als moderne MKA-chirurg zijn we in potentie in staat letsels aan al deze structuren te behandelen. Toch kan je het niet alleen en heb je de aangrenzende specialismes nodig. Zeker in een anatomische regio waar vele belangrijke structuren zich in een relatief klein gebied bevinden. Je moet kunnen vertrouwen op elkaars specialisme. Een goede samenwerking met plastisch chirurgen, oogartsen, KNO-artsen en neurochirurgen, maar ook traumachirurgen en SEH-artsen of in een later stadium tandartsen en orthodontisten vormen een belangrijke pijler in optimalisatie van de traumatologische keten. Deze leerstoel kan bijdragen aan het vergroten van kennis, draagvlak en samenwerking om de uitkomst van zorg te verbeteren. Ik heb zelf altijd ontzettend veel geleerd door mee te opereren met andere disciplines. Er ligt een belangrijke taak om zowel de artsen als de tandartsen hierin te ondersteunen. Voor de gewone tandarts is dat meestal bij patiënten met tandletsel. En soms blijkt er meer aan de hand en is het te complex en nemen wij de behandeling over.
Voor de meeste kaakchirurgen geldt eigenlijk hetzelfde. Het gros van de letsels zullen ze prima zelf kunnen behandelen. Maar meerdere keren per week word ik gebeld voor advies. Dit kan gaan om het meedenken in de behandeling of ondersteunen middels een 3D analyse en operatieplanning, maar de conclusie kan ook zijn dat het verstandiger is de behandeling over te nemen. Vaak gaat dit over letsels waarbij de orbita of oogkas betrokken is of door ernstige verbrijzeling de reconstructie bemoeilijkt wordt. Daarnaast zie ik wekelijks nieuwe patiënten die voor secundaire correcties verwezen worden, omdat de primaire behandeling niet tot bevredigend resultaat heeft geleid.”
Intra operatieve scan
Planning over intraoperatieve scan
Tandartsen kunnen patiënten dus naar jou doorverwijzen?
“Zeker. Tandartsen spelen een zeer grote rol bij de opvang en behandeling van het meest voorkomende aangezichtsletsel: het tandletsel. Ze zijn een essentieel onderdeel van de traumatologische zorgketen. Ik ben van mening dat tandletsel in de regel thuishoort in de tandartspraktijk. Maar er zijn situaties te bedenken waarbij het ziekenhuis mogelijk een betere plek is voor de patiënt. En natuurlijk worden patiënten wel eens naar ons doorgestuurd voor een littekencorrectie of andere secundaire correcties.
Daarnaast kan het altijd fijn zijn om even te overleggen met elkaar bij twijfelgevallen. Denk hierbij aan een patiënt met tandletsel met een verdenking van een hersenschudding. Tandletsel in combinatie met weke delen verwondingen van de lip. Of aan een patiënt met tandletsel met een verdenking op een fractuur van onderkaak bovenkaak of jukbeen.”
Wat is jouw advies aan tandartsen of kaakchirurgen die een patiënt met heftig trauma binnenkrijgen?
“De sleutel voor succes is rust bewaren of juist creëren in volstrekt chaotische situaties. Rust is prettig voor de patiënt, familieleden of partner, maar ook voor de directe collega’s. Zijn er factoren die een acuut gevaar vormen voor de patiënt, zoals een bedreigde luchtweg of een fulminante bloeding? Zo niet, dan is de grootste prioriteit om de tanden zo snel mogelijk terug te plaatsen. Daarmee is er al een hoop gewonnen.
Op dat moment is er tijd om na te denken. Wat is er aan de hand? Wat zijn de volgende stappen? Wat kan ik wel en waar ligt mijn grens? Bij verzoek tot de overname van een behandeling is het noodzakelijk dat op zijn minst beschreven kan worden wat er loos is en wat de reden is voor overname behandeling. Het ordenen van gedachten zal in veel gevallen ook kunnen helpen de juiste behandeling te kiezen.
En bij twijfel: bel gewoon voor overleg en advies.”
Leander Dubois is mond- kaak- en aangezicht-chirurg in het Amsterdam UMC en St. Antonius ziekenhuis. Tevens is hij als hoogleraar maxillofaciale traumatologie werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/02/Leander-Dubois.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-20 16:00:062024-06-13 10:20:30MKA-chirurg Leander Dubois over zijn complexe, maar bijzondere werk: “ik gedij goed in chaos”
Met airpolishing kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase. Welke hardheid, korrelgrootte en vorm kunt u het beste gebruiken? Wat zijn indicaties voor gebruik van de airpolisher en hoe gaat u om met de airpolisher bij implantaten? Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van de Weijden, hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA.
Wat is airpolishing?
Bij airpolishing wordt in een apparaat lucht onder druk vermengd met een specifiek poeder, waar tot slot water aan wordt toegevoegd. Met dit mengsel kunnen afzettingen op het tandoppervlakte worden weggespoten, wat bijzonder effectief is in de nazorg-fase.
Het bedrijf dat zich het meest heeft gespecialiseerd in airpolishing, heet EMS en hun merknaam voor airpolishing is het bekende Airflow. Maar ook fabrikanten zoals Dürr en Satelec hebben een air-polishing handstuk.
Verschillende poeders
Door diverse fabrikanten wordt er met het poeder geëxperimenteerd op gebied van hardheid, korrelgrootte en vorm.
POEDERMATERIAAL
Moh (hardheid mineraal)
µm (grootte van de korrel)
Natrium bicarbonaat
(supragingivaal, “Classic”)
2.5
≈ 65 µm
Glycine Soft (supra-gingivaal)
< 2
≈ 65 µm
Glycine Perio (sub-gingivaal)
< 2
≈ 25µm
Erytrytol Plus (“All-in-one”)
≈ 2.5
≈ 14 µm
TANDMATERIAAL
Glazuur
4 – 5
Dentine
2 – 4 !!
Cement
2 – 3 !!
Glazuur melkelement
4.3 – 4.5
RESTAURATIEMATERIAAL
Amalgaam
4 – 5
Composiet
5 – 7
Porselein
6 – 7
Titanium
6
Goud
2.5 – 4 !!
Deze tabel geeft aan dat Natrium bicarbonaat zo hard is dat het dentine kan beschadigen maar veilig is voor galzuur. Glycine poeders zijn zachter en daarmee veiliger voor het tandweefsel. Hoewel Erythritol poeder ongeveer net zo hard is als Natrium bicarbonaat zal dit poeder door de kleine korrelgrootte minder abrasief zijn.
Glycine ‘perio’ poeder en Erythritol poeder, beide met een kleine korrel, kunnen veilig richting het tandvlees of zelfs onder het tandvlees gebruikt worden. Omdat de hardheid van gouden restauraties/kronen nagenoeg gelijk is aan dat van het poeder natrium bicarbonaat, kan dit de gouden restauratie dof maken. GIC-restauraties kunnen zelfs bij gebruik van glycine poeder abrasie vertonen.
In een onderzoek naar subgingivale reiniging bij verdiepte pockets rondom natuurlijk elementen met een handstuk met een normale spuittip, bleek dat het mogelijk was om tot 2 – 3 mm subgingivaal de biofilm volledig te verwijderen. Bij een pocketdiepte van 4 mm bleek 60% van de biofilm na airpolishing verwijderd te zijn. Wanneer de pockets > 4 mm zijn, zal het gebruik van curettes en ultrasonische scalers noodzakelijk zijn om de pocket voldoende te reinigen.
Veiligheid
Naast de veiligheid van de airflowpoeders op dentine en cement, is het belangrijk dat de poeders veilig zijn voor de gingiva. Dit is onderzocht door na de behandeling met airflow een biopt van de marginale gingiva te nemen. Hieruit bleek dat bij gebruik van glycine de structuur van het epitheel vrijwel onveranderd was. Bij gebruik van natrium bicarbonaat (en bij gebruik van handinstrumenten) was wel een tijdelijke verandering in opbouw van het epitheel zichtbaar. Echter het mooie van de genezing in de mond was dat dit na 14 dagen weer volledig hersteld was.
Wel een ernstige, maar gelukkig zeer zelden voorkomende, complicatie is het ontstaan van emfyseem. Dit ontstaat wanneer door de hoge druk het poeder in de zachte weefsels wordt geblazen. Wanneer dit onverhoopt gebeurt, is het belangrijk de patiënt gerust te stellen en uitleg te geven, en te vertellen dat de pijn de eerste 3 dagen kan toenemen. Ook kan er door druk op de zenuw sprake zijn van tijdelijke visus- en audiostoornissen. Na 3 tot 10 dagen treedt volledig herstel op. Bij pijn op de borst, last met slikken en benauwdheid is verwijzing naar de kaakchirurg geïndiceerd. Indien er koorts optreedt, is ondersteuning met een antibioticakuur gewenst.
Implantaten en airpolisher
Peri-implantitis, botafbraak rondom een implantaat door infectie, is een aandoening welke slecht voorspelbaar reageert op behandeling. Het adagium hierbij is dan ook; beter voorkomen dan genezen. Het werken met handinstrumenten rondom implantaten is complex doordat de pocket moeilijk toegankelijk is en carbon fiber instrumenten minder effectief zijn dan metalen curettes; Op basis van een analyse van de beschikbare literatuur lijkt airpolishing hier een uitkomst te bieden. Uit onderzoek blijkt dat bij het gebruik van airpolisher het implantaat-oppervlakte niet aantast en dat de bio-compatibiliteit van het implantaat wordt hersteld.
Het beste resultaat hierbij wordt verkregen, wanneer er gewerkt kan worden onder een hoek van 90° en het implantaatoppervlak dus goed bereikbaar moet zijn. Uit in vitro onderzoek bleek dat als de hoek waaronder gewerkt kan worden veel kleiner is (door bijvoorbeeld een nauw infra-bony defect rondom het implantaat) ongeveer de helft van het implantaat-oppervlakte ongereinigd bleef, dit bleek dan vooral de onderzijde van de windingen te betreffen. Wat logisch is als de toegankelijkheid met een kleine hoek is bepaald dat je alleen de windingen van boven kunt reinigen.
Uit een ander in vitro onderzoek bleek dat gemiddeld na het gebruik van de airpolisher 20 – 40 % van het oppervlak onvoldoende gereinigd te zijn terwijl dit na ultrasonische reiniging 60% was en met handinstrumenten zelfs 80%.
Het kan, in selecte gevallen, een oplossing zijn om alle blootliggende windingen glad te slijpen, mits er om dit te kunnen doen, niet teveel bot verwijderd moet worden bij de buurelementen. .
Het is voor de effectiviteit van de airpolisher rondom implantaten belangrijk om het poeder op de juiste plek te krijgen. De ervaring leert dat zeker in een ontstoken situatie, met enigszins verdiepte pockets, het kan helpen om in de pocket een minuut etsgel te appliceren. Nadat dit goed is weggespoeld met water gaat de pocket wat open staan en is het subgingivale implantaatoppervlak beter toegankelijker voor de spray van de airpolisher. Een andere truc is om de gingiva met een carbon fiber instrument voorzichtig iets van het implantaat af te trekken en dan de spray langs het instrument naar apicaal te richten.
Indicatie & techniek airpolishing
Primaire indicaties voor gebruik van airpolishing:
Verwijderen biofilm (supra- en subgingivaal)
Verwijdering aanslag en verkleuring
Nazorg rondom implantaten
Secundaire indicaties voor gebruik van airpolishing:
Reinigen vóór sealen
Reinigen vóór fluoride-applicatie
Reinigen vóór afdrukken kroon- en brugwerk
Reinigen vóór cementeren kroon- en brugwerk
Reinigen vóoór aanbrengen orthodontische brackets
Reinigen vóór bleken
De effectiviteit van de behandeling met airpolisher hangt af van de volgende factoren:
Behandelaar-afhankelijke factoren
Afstand tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
Hoek tussen de spuittip en het te behandelen oppervlakte
Tijdsduur van de behandeling
Hydropneumatische factoren
Hoeveelheid water
Luchtdruk
Soort poeder
Grootte van de korrels
Hardheid van de korrels
Vorm van de korrels
Massa van de korrels
Wanneer er met de airpolisher supra-gingivaal wordt gereinigd, moet er tussen de spuittip en het glazuur 3 tot 5 mm afstand zitten. De hoek tussen de tip en het element mag variëren tussen de 30° tot 60°, waarbij er continu kleine ronddraaiende en borstelende bewegingen gemaakt worden, altijd van de gingiva áf.
Laat in het belang van een schone werkomgeving vóóraf de patiënt een minuutje spoelen met chloorhexidine. Dat vermindert de bacteriële druk in de aerosolen die ontstaan tijdens de behandeling. Ter bescherming moet de patiënt ook een spatbril op. De lippen van de patiënt worden vooraf ingevet (vaseline, kokosolie). Voor degene die zonder assistentie werken kan het handig zijn om de behandeling met behulp van een optragate mondspreider uit te voeren.
Afzuiging is tijdens het gebruik van de airpolisher belangrijk, zorg er ook voor dat na het loslaten van het bedieningspaneel met de voet de afzuiger nog even in de mond blijft, omdat bij de meest units er automatisch wordt nageblazen en het poeder gedurende een aantal seconden blijft stromen.
Check voorafgaand aan de behandeling of alle onderdelen goed en stevig zitten aangesloten, voordat er hoge druk op komt te staan. Na afloop moet het handstuk voorzichtig maar grondig worden schoon gemaakt, zodat de spuitmond niet verstopt kan raken. Tegenwoordig zitten er handige hulpmiddelen bij het handstuk om dat op eenvoudige wijze te kunnen doen.
Guided biofilm therapy
Bij de nieuwe guided biofilm therapy, zoals die gepropageerd wordt door de firma EMS, is er sprake van een paradigma shift. Het is een andere manier van denken over hoe een nazorgbehandeling ingedeeld kan worden. Op dit moment ontbreekt er nog hard wetenschappelijk bewijs, maar er is zeker iets voor te zeggen.
In het kort: Er wordt gestart met een plaquekleuring, daarna wordt het gebit eerst supra-gingivaal behandeld met de airpolisher. Mocht er daarna nog tandsteen aanwezig zijn, dan wordt dit eerst met Ultrasone scaler verwijderd. Ook pockets dieper dan 4 mm worden nagelopen met ultrasoon. Tot slot wordt de recall-termijn met de patiënt bepaald. De fabrikant adviseert in dit concept ook het gebruik van het handstuk met een subgingivale tip. In de literatuur zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat het hierdoor beter subgingivaal gereinigd wordt. Sowieso moeten de pockets van 5 mm altijd met ultrasoon of een handinstrument nagelopen worden omdat de spray uit het spuitstuk van de airpolisher dit gebied onvoldoende kan bereiken om het worteloppervlak voldoende te reinigen.
Samengevat: De airpolisher is een heerlijke aanvulling op het instrumentarium in de preventieve en parodontale zorg. Het lijkt zelfs onmisbaar in adequate peri-implantaire zorg
Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 af als tandarts en ontving zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift `The use of models and indices in plaque and gingivitis trials´. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan ACTA. In september 2016 werd dit door ACTA omgezet in een reguliere leerstoel met dezelfde leeropdracht. Na bovengenoemde lezing werd hij voor zijn inzet en verdienste benoemd als ‘erelid’ van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie.
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.
Tandartsen worden regelmatig geconfronteerd met klachten die niet goed te duiden zijn of met elementen waarvan de prognose onzeker is. Moeten we bijvoorbeeld een element met een crack wel of niet endodontisch behandelen, en wat is dan de prognose? Verslag van de lezing van Marga Ree, tandarts en endodontoloog met 40 jaar praktijkervaring.
De lezing van Marga Ree was interactief, gericht op casussen. Congresdeelnemers konden na het zien van elke casus via hun telefoon stemmen welk behandelplan en diagnose zij zouden kiezen. Vervolgens gaf zij een theoretische onderbouwing van de gemaakte keuzes hierin. In dit verslag is deze theoretische onderbouwing opgenomen.
Wortelfracturen
Bij trauma aan een front-element loopt een horizontale fractuur vaak schuin, van hoog buccaal naar laag palatinaal. Verrassend genoeg vertoont 75% van deze elementen met een fractuur over tijd géén pulpanecrose; pas wanneer er wel sprake is van necrose dient er een endodontische behandeling te worden uitgevoerd in het coronale breukdeel.
Na trauma van de blijvende boven-incisieven wordt zeer regelmatig obliteratie van het pulpakanaal in het apicale breukdeel waargenomen. Des te meer apicaal de fractuur zich bevindt, des te hoger de overlevingskans van het element. Reponeer na trauma het coronale breukdeel en spalk gedurende 4 weken. Cervicale fracturen moeten meestal veel langer worden gespalkt, namelijk 3-4 maanden.
Wortelfracturen in het cervicale deel hebben een significant slechtere langetermijnprognose. Bij dit type fractuur gaat het element vaak verloren door de sterk verhoogde mobiliteit, door endodontische complicaties of secundair trauma.
Diagnose
Om een correcte diagnose te kunnen verkrijgen, is de historie van de betreffende elementen van belang zijn. Soms draineert een peri-apicale infectie van een element via het parodontaal ligament van een buurelement, waardoor de behandelaar op het verkeerde been kan worden gezet. Het is dus belangrijk niet meteen op het eerste gevoel af te gaan. Zelfs pulpatesten, hoewel vaak nuttig, hebben hun beperkingen.
Ongunstig behandelresultaat
Een endodontische behandeling kan om diverse redenen falen:
Onjuiste inschatting vóór de behandeling:
• Incorrecte diagnose
• Onderschatten van moeilijkheidsgraad
• Behandelen van elementen met een dubieuze of slechte prognose
Complicaties tijdens de behandeling:
• Onvoldoende desinfectie
• Iatrogene schade
• Onvolledige kanaalvulling
Onvoldoende restauratieve follow-up
Cracks
Wanneer er vooraf een crack zichtbaar is bij een element dat endodontisch moet worden behandeld, dan lijkt het aantrekkelijk om deze hele crack éérst uit te boren, maar doe dat niet! De fractuurlijn kan hooguit worden opgenomen in een ideale toegangscaviteit. Dit kan nuttig zijn om de uitbreiding van de crack te beoordelen. Verwijderen van de fractuurlijn onder de glazuur-cementgrens is vrijwel nooit geïndiceerd.
De tweede molaar in de onderkaak vertoont het vaakst een crack, uit onderzoek is gebleken dat 25% van de onderzochte elementen met een barst tweede ondermolaren betrof. Dit is ook logisch omdat, net als bij een notenkraker, dichtbij het scharnierpunt de meeste kracht wordt uitgeoefend. Het is lastig te bepalen wanneer een crack in een randlijst te diep loopt om het element te kunnen behouden, maar het kantelpunt ligt ongeveer bij een pocket van 6 mm ter plaatse van de crack. Wanneer de pocket < 6 mm is, dan is de overleving na 2 jaar 97%, maar bij een pocket > 6 mm, nog maar 74%. Als er bijvoorbeeld distaal van de 47 een pocket van 7 mm zit én de patiënt is tevens een bruxist, dan is het voorspelbaarder om het element te extraheren. Dit moet natuurlijk in goed overleg met de patiënt gebeuren, waarbij de verwachtingen van de patiënt belangrijk zijn. Is de patiënt bijvoorbeeld al tevreden als het element nog 1 á 2 jaar in de mond kan blijven zitten, zodat hij kan sparen voor een implantaat of de verzekering kan aanpassen, dan kan het de moeite waard zijn toch nog een endodontische behandeling uit te voeren. Uit onderzoek onder elementen met een barst, bleek na een endodontische behandeling 90% overleving van deze elementen na 2 jaar. Wanneer een element solitair staat, een pijler-element is of een terminaal element is, heeft het element een beperktere overlevingskans.
Factoren die van invloed zijn bij een element met een barst
Pocketdiepte (> 6 mm);
Parafuncties (bruxisme, occlusie- en articulatie);
Aan/afwezigheid van buurelementen;
Element type;
Locatie van het element;
Verwachtingen van de patiënt.
Wanneer er een barst over de hele bodem van de pulpa loopt (vaak een crack van mesiaal -> distaal) dan is het element meestal niet meer te redden en moet deze geëxtraheerd worden. Laat daarna de keuze voor wel of niet vervanging van het element aan de patiënt. De patiënt kan zichzelf hierbij afvragen; kan ik nog steeds goed functioneren, ziet het er esthetisch niet storend uit, ervaar ik geen pijn? Hierbij is het heel belangrijk de patiënt te behandelen, en níet een röntgenfoto!
Wanneer je een crack vermoedt in een element, is het belangrijk eerst ál het restauratiemateriaal te verwijderen om het element goed te kunnen inspecteren. Uit onderzoek blijkt er 2x zo vaak een crack te lopen, dan er vooraf wordt vermoed.
Helaas komt het soms voor dat een volledig gaaf element necrotisch raakt, zonder de aanwezigheid van cariës, geen restauratie aanwezig en geen trauma in de anamnese. Er is dan vaak sprake van een zogeheten fractuur necrose. De oorzaak hiervan blijkt dan een longitudinale crack te zijn. Er is dan vaak een pocket van zeker 6 mm aanwezig, en het element is extreem pijnlijk bij bijten.
Aanbevelingen bij cracks
Controleer de pocketdieptes;
Verwijder de gehele restauratie en her-beoordeel de uitbreiding van de crack;
Voer een endo uit indien geïndiceerd, en behoud zoveel mogelijk coronaal dentine;
Indiceer knobbel-overkappende restauraties op elementen met cracks zonder storende excursies;
Informeer de patiënt dat deze elementen een minder goede prognose kunnen hebben door de aanwezigheid van cracks.
Na een endodontische herbehandeling kan na 3 weken de pocket al minder worden. Daarna kan er een knobbel overkappende restauratie worden vervaardigd en het element wordt opgevolgd. Er hoeft niet standaard voor een volledige kroon-omslijping te worden gekozen bij elementen in de zijdelingse delen na een endodontische behandeling. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid glazuur en dentine dat verloren is gegaan. Wanneer er enkel een occlusale toegangsopening is, of wanneer er slechts 1 randlijst doorbroken is, kan er worden volstaan met een directe restauratie. Wanneer beide randlijsten doorbroken zijn, en er dus meer dentine en glazuur afwezig is, is een indirecte restauratie aanbevolen.
De aanwezigheid van een ferrule van 1.5-2 mm heeft een gunstig effect op de breukweerstand van elementen die endodontisch zijn behandeld. Soms is de ferrule incompleet, maar dit is nog altijd beter dan helemaal geen ferrule!
Om meer ferrule te verkrijgen, kan er gekozen worden voor een orthodontische extrusie of een kroonverlenging. Bij een kroonverlenging is er sprake van een ongunstigere kroon-wortelverhouding.
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de primaire oorzaak voor het falen van een endodontisch behandeld element structureel van aard is, door het ontstaan van cracks en wortelfracturen, gevolgd door cariës profunda. Marga Ree heeft onderzoek gedaan naar endodontische behandelde en gerestaureerde elementen in haar eigen praktijk. Van de 452 elementen waren er na een follow-up van minimaal 20 en maximaal 39 jaar slechts 50 geëxtraheerd. De overleving was dus 89%.
72% van de elementen waren molaren, en 64% waren pijler- of terminale elementen.
Algemene aanbevelingen
Behoud zoveel mogelijk coronaal en radiculair dentine, in het bijzonder in het cervicale gebied, om de levensduur te maximaliseren;
Restaureer endodontische toegangscaviteiten meteen en overkap verzwakte knobbels met adhesieve restauraties na een endodontische behandeling;
Bescherm endodontische elementen tegen toekomstige vermoeidheidsbreuken door het reduceren van niet-axiale belasting;
Controleer endodontische elementen regelmatig op cariës, loskomende restauraties of tekenen van een wortelfractuur.
Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam en behaalde in 2001 haar MSc titel in de endodontologie. Zij is een veelgevraagd spreker op congressen in binnen- en buitenland en heeft inmiddels meer dan 250 lezingen en hands-on cursussen gegeven in zeker 30 landen over de hele wereld. Zij is de primaire auteur van een groot aantal artikelen in nationale en internationale tijdschriften en heeft een bijdrage geleverd aan diverse boeken over restauratieve tandheelkunde en endodontie. Van 1980 tot en met 2020 heeft zij een eigen praktijk gevoerd in Purmerend, waarvan de laatste 20 jaar een verwijspraktijk voor endodontie. Zij werkt momenteel als endodontoloog in een multidisciplinaire praktijk in Amsterdam.
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Marga Ree, tijdens het NVvE lustrumcongres.
Dit artikel is eerder op dentalinfo.nl geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/10/De-keuze-tussen-directe-en-indirecte-restauraties.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-20 15:45:542024-12-03 16:17:02Dilemma’s in behandelplanning: een endo doen of niet?
Antimicrobiële resistentie (AMR) vormt een bedreiging voor de wereldwijde gezondheid en ontwikkeling en draagt bij aan miljoenen sterfgevallen per jaar. Overmatig en onjuist gebruik van antibiotica zorgen voor een toename van AMR en hebben invloed op de effectiviteit van deze geneesmiddelen. De World Health Organization (WHO) werkt aan het verbeteren van de bewaking van antimicrobiële resistentie en het verminderen van onnodig antibioticagebruik.
WHO
Volgens de WHO zijn de belangrijkste oorzaken van antibioticaresistentie het misbruik en overmatig gebruik van antimicrobiële stoffen. De WHO heeft antimicrobiële resistentie uitgeroepen tot een van de top tien wereldwijde bedreigingen voor de volksgezondheid.
Er is erkende behoefte aan middelen om het voorschrijven van antibiotica wereldwijd te verbeteren, daarom heeft de WHO bruikbare richtlijnen voor antibioticagebruik ontwikkeld.
WHO AWaRe antibioticaboek
In het WHO AWaRe (Acces, Watch, Reserve) antibioticaboek staan evidence-based richtlijnen over de keuze van het antibioticum, de dosis, toedieningsweg en behandelingsduur voor meer dan 30 van de meest voorkomende klinische infecties in de eerstelijnsgezondheidszorg als in de ziekenhuisomgeving. In het boek staan samenvattende infographics voor elke infectie voor zowel volwassenen als kinderen en vormt een snelle naslaggids voor zorgverleners.
Antibiotica gebruik in de tandheelkunde
In het WHO AWaRe antibioticaboek wordt ook uitgebreid ingegaan op mond- en tandinfecties (hoofdstuk 8, Oral and dental infections). Het boek is gratis te downloaden via deze link.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/01/Antibiotica.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-02-20 14:13:252023-02-20 14:13:25Het WHO AWaRe antibioticaboek biedt richtlijnen om het gebruik van antibiotica te verbeteren
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.