Een mondhygiënist in lockdown

Een mondhygiënist in lockdown

Zo zit je week vol met vergaderingen, overleggen, congressen, krachttraining…en zo zit je in een lockdown. In de lente was het nog prima vol te houden. Lekker weer en bovendien zat ik midden in een verhuizing. Genoeg te doen! Toen de dagen korter werden, de sportschool (weer) dichtging en de stress in het team te hoog lag om nog meer protocollen te ontwikkelen, raakte ik richting een bore-out.

Ik ben iemand die zijn hersenpan moet gebruiken, volop ideeën moet kunnen spuien en zich ergens in moet kunnen verdiepen. De input was simpelweg te weinig en de output kon geen opvang vinden. Ik moest iets…niet zielig in een hoekje gaan zitten huilen…niet gaan klagen op Facebook…maar juist gebruik maken van deze situatie. Ouderwets op z’n Achterhoeks: Gas d’r op!

Stel jezelf de vraag….

Wat had ik de afgelopen tijd laten liggen omdat ik druk was en waar zit mijn ambitie? Hoe raak ik in een flow? Na mijn verhuizing naar een groter huis waar ik eindelijk die spullen voor Kidsfabriek kwijt kon, had ik nu in de logeerkamer ruimte om te sporten. In het begin vond ik het vreselijk saai. Ik miste het praatje met andere sporters. Bovendien kon ik nu niet echt zwaar trainen en moest ik gedwongen meer conditioneel doen. Hoe kon ik dit voor mezelf leuker maken?

Volg je hart

Iets anders dat ik altijd al wilde, is doorleren. Maar wat? Ik vond zoveel leuk en wat wilde ik er straks dan precies mee? Dat laatste besloot ik los te laten. Ik volgde gewoon mijn nieuwsgierigheid. Zo schafte ik de nodig boeken aan (daarover later meer) en vond ik mezelf googelend terug naar thuisstudies. De eerste thuisstudie die ik volgde heette Management Consultancy. Dat betekent dat je bestuur, managers en directeuren van advies kunt gaan voorzien over een gebied waar jij expertise over hebt. Bij deze studie kreeg ik gratis airpods. Van die oortjes dus.

Ideale combi!

Sporten…leren…oortjes…In de online leeromgeving is er een voorleesfunctie. Dus terwijl ik sportte kon ik een hoofdstuk laten voorlezen. Super handig. Via een vriendin kreeg ik de tip om naar de podcast van Ron Steenkist te luisteren. Zo kwam ik op het idee om ook eens naar podcast te zoeken. Ik was hier nooit zo voor te porren, want ik dwaal zo snel met mijn gedachten af als ik alleen maar moet luisteren. Tijdens het sporten dwaal ik niet zo snel af. Bovendien dacht ik dat podcasts altijd geld zouden kosten. Niet dus. De hele serie De Psychologie van Succes luisterde ik af. Heel interessant en erg grappig. Als je ondernemer bent dan kan ik je deze echt aanraden. Ik zit nu in die van 356 dagen succesvol. Die vind ik persoonlijk wat minder maar ook waardevol.

Thuisstudie

Verder volgde ik de studie Organisatiepsychologie en nu zit ik in Life Coach. Ik beleef aardig wat ‘aha’ momentjes. Je leert veel over jezelf en over het gedrag van anderen, bijvoorbeeld tijdens een vergadering. Het is herkenbaar en leerzaam. En je raadt het al…de volgende studie heb ik al in de planning staan. Het ritme zit er aardig in. Een thuisstudie is best goed te doen, zo naast het werk. Ik merk dat ik er nu heel anders in sta. Je hebt geen prestatiedruk. Je leert echt omdat je iets wilt leren. Je kunt wat je leert veel beter plaatsen omdat je een context hebt die je als jonge student nog niet hebt. Het verbreed en verdiept je wereld. Ik kan echt iedereen aanraden om dit thuis op je gemak te doen. Okay, ik Netflix ook nog weleens, hoor. Maar je gedachten ordenen en verfrissen is minstens zo ontspannend.

Website

Waar ik ook steeds geen tijd voor had, was mijn eigen website. Die was al zo vreselijk oud. Bovendien niet meer geschikt voor de doelgroep. Het paste allang niet meer bij wat ik eigenlijk allemaal doe en wil. De website Lieneke De Mondernemer is nog in de maak. Om mezelf er toe te zetten om meer vorm te geven aan wilde hersenbrei heb ik alvast de facebookpagina opgericht en gaan bloggen. De opdrachten stroomden al snel binnen. Jippie, weer wat te doen!

Boeken

Goed, boeken dus. Ik heb er echt veel gelezen en ik heb ook al een wenslijstje. De volgende drie boeken vond ik echt heel leuk:

  • Waarom veranderen (meestal) mislukt, Martin Appelo
  • Omringd door idioten, Thomas Erikson
  • De Corporate Tribe, organisatielessen uit de antropologie, Danielle Braun & Jitske Kramer

Ons Onfeilbare Brein

Martin Appelo heb ik al twee keer mogen zien spreken en ik vond zijn humor geweldig. Ik werk samen met een collega van hem en ze raadde zijn boeken aan. Je zal absoluut je patiënten (of jezelf) erin herkennen. Zo zegt Appelo: “Mensen zijn niet ongemotiveerd. Ze zijn juist enorm gemotiveerd om niks te doen.” Zijn boek start met het gelaagde brein. Voor wie Ons Onfeilbare Brein (goed boek, maar wel zware kost) heeft gelezen, is dit een stukje herhaling. Appelo omschrijft zichzelf vaak als narcist. Op het einde van het boek schrijft hij: “Volgens mij weet iedereen wel dat de informatie in dit boek klopt.” Ook al zou je anders willen, want het kan best confronterend zijn. We willen wel gezond leven, maar we doen het vaak niet. Je patiënt wil wel twee keer daags tandenpoetsen, maar doet het niet. Dat kan je frustreren, maar in dit boek leer je waarom dat is. Het is speels geschreven dus het zal je niet vervelen. Ik heb het in een ruk uitgelezen.

Omringd door Idioten

Mijn man keek weleens verschrikt op als hij me uit het niets keihard hoorde lachen. Het boek Omringd door Idioten is werkelijk fantastisch. Als je van het DISC-model houdt dan kan je je hart ophalen. Ik las echt mijn eigen gedrag en gedachten over anderen. Ik bleek zelf een idioot te zijn die zich mateloos kan irriteren waarom iemand niet net zo hard loopt zoals ik. Dit boek heeft een hoop begrip bij me gebracht. Hoofdstuk 12 is De Aanpassing getiteld met als intro: hoe je met idioten omgaat: zij die niet zijn zoals jij. Heel handig. Je leert dat het goed is om je te omringen door idioten. Als je namelijk alleen maar mensen om je heen verzameld die gelijkgestemd zijn…leer je niks…Met idioten om je heen krijg je beweging, een dynamische wereld. Dat terwijl de meeste managers mensen aannemen die op henzelf lijken.

De Corporate Tribe

Een mooi plaatjesboek…dat is De Corporate Tribe. Dit boek neemt je mee op reis. Ik was op zoek naar een vorm voor het perfecte overleg. Dat wordt nu niet echt helemaal voorgekauwd in dit boek maar je leert wel hoe ze dit binnen allerlei culturen hebben geregeld. Ik heb geleerd waarom rituelen nu zo belangrijk zijn. Dat het belangrijk is om een totempaal te hebben. Een verhaal, een verleden…Hoe je goed naar je omgeving kan luisteren en waarom dit goed leiderschap is. Hoe je een bedrijfscultuur opzet en hoe deze in de tijd verandert. Het Model van Schein kan je misschien al zelf even opzoeken. Een van de waardevolle zinnen die ik las: “Als de dialoog goed gevoerd is, zal iedereen meedoen en zal blijken dat de stem van de minderheid grote wijsheid in zich draagt.”

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
Integratie van tandheelkunde en gezondheidszorg komt eraan – tijd om je voor te bereiden

Integratie van tandheelkunde en gezondheidszorg komt eraan – tijd om je voor te bereiden

Het wordt tijd om na te denken over het integreren van de tandheelkundige en eerstelijnszorg, want dat is de toekomst die eraan komt, schrijft de Amerikaan Dr. Marc Cooper. Niet alleen zal dit voor kostenbesparingen zorgen, maar ook voor verbeterde gezondheidsresultaten en een kleinere zorgkloof van chronisch zieke patiënten.

Integratie bestaat al langer

Het is geen nieuw idee (zie artikel) om de scheiding tussen geneeskunde en tandheelkunde te verwijderen. Dr. Cooper heeft tijdens zijn carrière in de gezondheidszorg voor het merendeel met klanten in de tandheelkundige sector gewerkt en heeft als doel om leiders, tandartsen en senior executives te coachen hoe ze effectief hun organisaties kunnen navigeren en leiden. Hij zegt dat trends in 2021 de tandheelkunde wakker moeten schudden.

Veel verbanden parodontitis en systemische aandoeningen

De afgelopen jaren heeft de wetenschap veel ontdekt over de associaties tussen bijvoorbeeld parodontitis, cariës en slaapapneu, en gevolgen voor de rest van het lichaam. Tandheelkundige aandoeningen zijn een bewezen multimorbiditeitsfactor in tal van gezondheidsproblemen. Daarnaast kunnen veel eerstelijnszorgfuncties worden uitgevoerd in de tandartspraktijk.

Enorme kostenbesparingen

Daarom zal de integratie van tandheelkunde in de gezondheidszorg enorme kostenbesparingen opleveren voor alle betrokken partijen. Het zorgstelsel gaat niet alleen naar lagere kosten toe, maar ook hogere efficiëntie, en hopelijk betere gezondheidsresultaten en therapietrouw.

Nog veel vragen

Voor het zover is zijn er echter nog veel vragen onbeantwoord. Wat zijn de gevolgen voor het businessmodel van de tandartspraktijk? Welke relaties, middelen en mensen zijn nodig om een geïntegreerd model te laten werken? Hoe zullen tandartsen reageren op deelname aan een medisch team met andere artsen en hoe zullen tandartsen worden betaald?

Explosieve activiteit innovators

Dr. Cooper zegt dat er tegenwoordig “een explosieve activiteit van toonaangevende zakelijke innovators” is die uitzoeken hoe ze het kunnen laten werken naarmate de integratie vordert. Maar de meeste tandartsen en hun praktijken zijn volgens hem nog niet bezig met dit onderwerp.

Tandheelkundigen moeten in actie komen

Het is tijd om dit te veranderen en om, als tandheelkundige, te lezen over dit onderwerp en om na te denken over wat de tandartspraktijk zal worden als deze geïntegreerd wordt in de eerstelijnszorg. Hij raadt aan om bijvoorbeeld de verslagen van de Santa Fe Group en Harvard Initiative te lezen. “Waarom? Omdat dit de toekomst is die absoluut gaat gebeuren”, concludeert Dr. Cooper.

Bron:
DrBicuspid

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Vaccinatieplicht zorgverleners en -organisaties: vragen en antwoorden

Nu het vaccineren is begonnen rijzen er veel vragen over de plichten en rechten van zowel zorgverleners als zorgorganisaties met betrekking tot de coronavaccins. Mag een zorgorganisatie medewerkers verplichten zich te vaccineren? Wat zijn de gevolgen als je je niet wil laten vaccineren? Deze vragen en meer worden in dit artikel beantwoord.

Dit artikel geeft een overzicht van verschillende vragen en antwoorden met de stand van zaken op het moment van schrijven. De antwoorden zijn gebaseerd op de huidige wet en verwachtingen, een rechter kan anders oordelen. Het is mogelijk dat wetgeving verandert en dit gevolgen heeft voor de rechten en plichten met betrekking tot de vaccinatieplicht voor zorgverleners. Meer juridische achtergrond en uitgebreidere informatie kun je vinden op de website van Eldermans-Geerts.

Mag een zorgorganisatie zorgverleners verplichten zich te vaccineren?

Kort antwoord: waarschijnlijk niet. Om te beginnen met de eerste vraag, vermoedelijk kan een zorgorganisatie medewerkers niet dwingen om zich te laten vaccineren. Het verplichten lijkt in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en grondrechten als het recht op bescherming van privéleven en onaantastbaarheid van het lichaam.

De Awgb lijkt een verplichting toe te staan wanneer er sprake is van een legitiem doel en de middelen om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. Voor beide valt te beargumenteren dat dit zo is in het geval van een vaccinatie. Het wordt aangeraden dat de zorginstelling duidelijk opschrijft voor welke werknemers vaccinatie noodzakelijk is en waarom. Wat betreft inbreuk op grondrechten is naar alle waarschijnlijkheid een formele bevoegdheid voor de werkgever vereist, maar het lijkt erop dat hiervoor momenteel geen wettelijke basis is. Ook wanneer er wel een wettelijke grondslag zou zijn is het essentieel om de verschillende belangen af te wegen. De toekomst zal uitwijzen hoe de rechter omgaat met deze kwestie.

Mag een zorgorganisatie naar de vaccinatiebereidheid of het gevaccineerd zijn van de zorgverlener vragen en deze gegevens opslaan?

Kort antwoord: vragen mag, antwoord bewaren niet. Onder voorwaarden is het wel mogelijk om aan zorgverleners te verzoeken zich te laten vaccineren tegen corona. Dit hangt bijvoorbeeld af van de omstandigheden, mogelijke risico’s voor derden/cliënten en mogelijke alternatieven. Het is daarom waarschijnlijk mogelijk voor een organisatie om te vragen of een medewerker is gevaccineerd/zich wil laten vaccineren, als dit niet wordt vastgelegd en er geen gevolgen aan worden verbonden. Het vastleggen van dergelijke informatie is momenteel (nog) niet toegestaan op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Mag bij een sollicitatie worden gevraagd naar vaccinatiebereidheid?

Kort antwoord: ja. Bij het aannemen van nieuwe zorgverleners mag mogelijk worden gevraagd naar hun vaccinatiebereidheid volgens de Wet op de medische keuringen (WMK). Deze wet stelt dat aan nieuwe werknemers eisen mogen worden gesteld aan de medische geschiktheid voor een functie. Hierbij wordt gekeken naar de bescherming van de gezondheid en veiligheid van zowel de zorgverlener als cliënten. Een vaccinatie kan hierbij een rol spelen. Het toetsen van een vaccinatieplicht in het kader van een nieuwe arbeidsovereenkomst dient, op grond van de WMK, plaats te vinden door een bedrijfsarts.

Wat kan een zorgorganisatie doen als een zorgverlener in loondienst zich weigert te laten vaccineren?

Kort antwoord: aanvullende maatregelen opleggen, maar (nog) niet ontslaan. Wanneer de zorgorganisatie een zorgverlener in loondienst verzoekt zich te laten vaccineren en de werknemer weigert, mag de werkgever aanvullende maatregelen opleggen. Ook kan de zorginstelling de zorgverlener mogelijk (tijdelijk) andere passende werkzaamheden laten uitvoeren. Wanneer dit een redelijk voorstel is moet de zorgverlener dit accepteren.
Indien geen andere passende werkzaamheden mogelijk zijn, is het de vraag of de betaling van loon kan worden gepauzeerd en of iemand mag worden ontslagen. Daar is op dit moment nog geen oordeel over te vellen. De overheid en rechterlijke macht zullen hier duidelijkheid over moeten geven. De vraag is wel hoe dit in de praktijk uitvoerbaar is indien niet geregistreerd mag worden of een werknemer wel of niet gevaccineerd is.

En wat als het een zzp’er of stagiaire/leerling betreft?

Kort antwoord: overeenkomsten met zzp’ers kunnen mogelijk worden beëindigd, stages worden waarschijnlijk niet stopgezet. Een zzp’er werkt meestal op basis van een overeenkomst van opdracht waardoor hij niet zo arbeidsrechtelijk beschermd is als iemand in loondienst. Er zijn wel wettelijke beperkingen, waaronder de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, waardoor een overeenkomst niet zomaar kan worden opgezegd. Vermoedelijk zullen momenteel de grondrechten zwaarder wegen dan het belang van vaccineren. Desondanks zitten er vaak in de overeenkomst van opdracht vrij ruime bepalingen waarop deze beëindigd kan worden. Er zal daarom sneller sprake zijn van een situatie dat de opdracht wordt beëindigd wanneer een zzp’er zich tegen de wil van de opdrachtgeven zich niet wil laten vaccineren.

In het geval van stagiaires en leerlingen hangt het af van de soort overeenkomst waarop zij werkzaam zijn. Voor combinaties van een leer- en arbeidsovereenkomst geldt hetzelfde als voor werknemers in loondienst. In het geval van een stageovereenkomst wordt verwacht dat de redelijkheid en billijkheid ervoor zorgen dat een stageovereenkomst niet alleen om het weigeren van vaccinatie wordt stopgezet.

Mag een zorgorganisatie nieuwe patiënten die niet gevaccineerd willen worden weigeren?

Kort antwoord: in bepaalde gevallen, ja. Een zorgorganisatie mag een patiënt weigeren wanneer er een aanmerkelijk groter belang is dan het belang van de patiënt, zoals zou moeten blijken uit een belangenoverweging. Het belang van de zorginstelling hierbij is het beschermen van andere cliënten en medewerkers en het verlenen van kwalitatief goede en veilige zorg. Ook zal moeten worden bezien of de zorgverlening aan een niet-gevaccineerde cliënt op een andere wijze (in plaats van de vaccinatie) kan plaatsvinden. Denk hierbij aan het inzetten van gevaccineerde werknemers en het gebruiken van beschermingsmiddelen. Het is te verwachten dat dit meestal wel kan, dit kon immers voor er vaccins beschikbaar waren ook. In ieder geval is het verstandig om een zorgvuldig en schriftelijk beleid te voeren.

Mag een zorgorganisatie bestaande patiënten die niet gevaccineerd willen worden weigeren?

Kort antwoord: nee. Voor een patiënt gelden bepaalde grondrechten en de Wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst. Wanneer een behandelingsovereenkomst is aangegaan met een patiënt kan deze daarom waarschijnlijk niet achteraf worden gewijzigd en een vaccinatieplicht worden toegevoegd. De overeenkomst mag alleen worden beëindigd als er sprake is van ‘gewichtige redenen’, waarvan niet snel sprake is.

Mag een zorgorganisatie informatie over wel/niet gevaccineerde patiënten bijhouden?

Kort antwoord: eigenlijk niet. In principe geldt ook voor patiënten de AVG waardoor het registreren van vaccinatiegegevens niet is toegestaan. Het is echter mogelijk, in tegenstelling tot bij zorgverleners, dat er een uitzondering kan worden gemaakt wanneer de patiënten uitdrukkelijke toestemming bieden. Hier dient men wel voorzichtig mee om te gaan, en men moet rekening houden met onder andere de AVG-beginselen.

Bron:
Eldermans-Geerts

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Preklinisch onderzoek

Preklinisch onderzoek: CPC kan in bepaalde mondspoelmiddelen de besmettelijke capaciteit van SARS-CoV-2 verminderen

Een onderzoeksteam van de PISTA-groep van IrsiCaixa, een instituut dat wordt bestuurd door de Catalaanse stichting “la Caixa” en het Ministerie van Volksgezondheid van de Generalitat de Catalunya, in samenwerking met wetenschappers van het DENTAID Research Center, heeft ontdekt dat Cetylpyridinium Chloride (CPC), een bestanddeel in bepaalde mondspoelmiddelen, een antiviraal effect heeft. Laboratoriumonderzoek toont aan dat het bestanddeel CPC in staat is gebleken om de besmettelijke capaciteit van SARS-CoV-2 met het 1000-voudige te verminderen.

Nu het antivirale effect is aangetoond in deze preklinische onderzoeken, is de volgende stap om dit tevens aan te tonen in onderzoek naar de effectiviteit in mensen. Dat onderzoek zal worden geleid door de Fight AIDS and Infectious Diseases Foundation (FLS). Het aantonen van het antivirale effect van CPC in mensen kan een sleutelrol spelen bij de vermindering van de overdracht van SARS-CoV-2 wereldwijd, mede doordat mondspoelmiddelen relatief goedkoop zijn en eenvoudig te distribueren en op te slaan.

“De resultaten die zijn behaald zijn veelbelovend. Dat een mondspoelmiddel met CPC de besmettelijke capaciteit van SARS-CoV-2 zó sterk kan verminderen, is zeer goed nieuws. Op deze wijze kan de snelle overdracht van het virus tussen mensen mogelijk beperkt worden, te meer omdat deze snelle overdracht op dit moment het meest verontrustend is”, zegt Bonaventura Clotet, directeur van IrsiCaixa.

Het virus destabiliseren

Het celmembraan is een essentieel element voor virussen als het gaat om het herkennen en infecteren van cellen. Er zitten essentiële moleculen in, zoals het spike-eiwit (S-eiwit) in geval van SARS-CoV-2. In deze preklinische studie is aangetoond dat het membraan bij contact met CPC gedestabiliseerd raakt, waardoor het S-eiwit niet meer functioneel is en SARS-CoV-2 niet meer kan infecteren.

Om aan te tonen dat het virus niet besmettelijk is onder deze omstandigheden, werden virussen die waren geïsoleerd uit patiënten met COVID-19 in contact gebracht met CPC-bevattend mondspoelmiddel gedurende 2 minuten. Na in contact te zijn geweest met het mondspoelmiddel bleek de besmettelijke capaciteit van SARS-CoV-2 met het 1000-voudige af te nemen in celculturen. “We hebben geverifieerd dat CPC inderdaad een antivirale werking heeft omdat bij uitvoering van hetzelfde onderzoek met mondspoelmiddelen zonder CPC bleek dat het virus in grote mate in staat bleef om te infecteren en cellen te vernietigen”, bevestigt Nuria Izquierdo-Useros, de onderzoekscoördinator en hoofdonderzoeker van IrsiCaixa. “In aanmerking nemende dat we in het onderzoek een grotere hoeveelheid van het virus gebruikten dan normaal wordt aangetroffen in de mondholte van geïnfecteerde personen en een kleinere hoeveelheid mondspoelmiddel dan mensen doorgaans gebruiken, zijn deze resultaten zeer hoopgevend”, vervolgt de onderzoeker.

Een goed middel om overdracht af te remmen

Momenteel is het beëindigen van de COVID-19-pandemie wereldwijd het belangrijkste streven. “De mondholte speelt een cruciale rol bij de overdracht van SARS-CoV-2. Virussen zijn aanwezig in speeksel en, hoewel er nog een lange weg te gaan is, zouden sommige mondspoelmiddelen een krachtig middel kunnen zijn om overdracht tegen te gaan”, aldus Joan Gispert, directeur van R&D&i bij DENTAID.

De onderzoeken die binnenkort van start gaan met steun van FLS, zijn gericht op bevestiging van de eerste resultaten van een in Colombia uitgevoerde pilotstudie, en gaan de virale belasting van patiënten met COVID-19 voor en na het gebruik van mondspoelmiddelen bestuderen. “We willen bevestigen dat het antivirale effect dat we in het laboratorium zien, kan worden geëxtrapoleerd naar mensen, en bestuderen hoelang dat effect aanhoudt. Hoewel het gebruik van deze mondspoelmiddelen een besmetting met SARS-CoV-2 niet kan voorkomen, kan het de verspreiding ervan wel indammen”, zegt Izquierdo-Useros. “Deze maatregel zou eenvoudig, effectief en op grote schaal toepasbaar zijn.”

 

Bronnen:
IrsiCaixa 

DENTAID Research Center

 

 

Lees meer over: Corona, Partnernieuws, Partnernieuws, Thema A-Z
Goede daden in de praktijk kunnen gezondheid een boost geven

Goede daden in de praktijk kunnen gezondheid een boost geven

Goede daden, zoals de hond van een collega uitlaten terwijl zij op vakantie is, of een zieke collega een kaartje sturen, geven iedereen een betere gezondheid. Dat blijkt uit onderzoek.

COVID-19 heeft het ergste bij tandartsen en mondhygiënisten naar boven gehaald. Frustraties krijgen soms de overhand. Ook de patiënten zijn prikkelbaarder en sneller geërgerd. Is het misschien tijd dat iedereen zijn witte vlag opheft en een beetje vriendelijkheid probeert? Dat vraagt een groep onderzoekers zich af die een artikel publiceerden in The Psychological Bulletin.

Analyse-onderzoek

Eerdere studies hebben aangetoond dat mensen die zich vriendelijk opstellen gelukkiger zijn en een verbeterde mentale en fysieke gezondheid ervaren. Niet alle onderzoeken hebben echter tot die conclusie geleid. Om een beter idee te krijgen van het verband tussen goede daden en verbeterd welzijn, analyseerden onderzoekers 201 onafhankelijke onderzoeken met in totaal 198.213 deelnemers.

Hoewel het algemene verband tussen prosociaal gedrag en welzijn bescheiden was, was het verband veel sterker bij sommige handelingen nadrukkelijk aanwezig. Toevallige daden van vriendelijkheid, zoals het ophalen van de medicatie van een zieke vriend, was volgens de auteurs sterker verbonden met algeheel welzijn dan geplande goede daden, zoals vrijwilligerswerk in een gaarkeuken.

Verschillen in geslacht en leeftijd

Daarnaast komen niet alle goede daden de gevers in gelijke mate ten goede. Demografische gegevens, zoals leeftijd en geslacht, en het soort daad die wordt uitgevoerd, hebben invloed op de mate waarin het de mentale en fysieke gezondheid van de gever verbetert.

Jongere gevers ervoeren een hoger niveau van algemeen welzijn en psychologisch functioneren. Vrouwelijke goeddoeners ondervonden sterke herstellende en gunstige effecten in termen van psychische problemen en lichamelijke gezondheid. Vrouwen die zich bezighielden met algemene hulp en gezinshulp hadden betere sociale relaties en lichamelijke gezondheid, schreven de auteurs.

Verder onderzoek

Meer onderzoek is nodig en zou zich kunnen richten op andere factoren, zoals etniciteit en sociale status, die de relatie tussen vriendelijkheid en welzijn kunnen beïnvloeden. Hoewel de analyse een algemeen bescheiden verband aantoonde tussen prosociaal gedrag en een betere mentale en fysieke gezondheid, blijven de resultaten nuttig, schreven ze.

Er zijn dus goede aanwijzingen dat het verrichten van spontane goede daden iedereen in de praktijk een beter gevoel kan geven. Zowel mentaal als fysiek. En laten we eerlijk zijn: dat kunnen we in deze tijd allemaal goed gebruiken.

Bron:
American Psychological Association

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
MOND en European Dental Group slaan handen in elkaar

MOND en European Dental Group slaan handen in elkaar

MOND, een keten van zeven mondzorgpraktijken in België, en European Dental Group (EDG) hebben besloten om de krachten te bundelen. Ze zullen voortaan als partners de uitdagingen binnen de Belgische tandheelkunde samen aangaan onder de vlag van MOND.

De MOND groep, opgericht in 2008, omvat 7 moderne groepspraktijken en een eigen tandtechnisch laboratorium in België. MOND staat onder leiding van tandartsen en oprichters Tommie Van de Velde en Alexander Declerck, ondersteund door Tilleghem van ervaren ondernemer Piet Van Waes.

Ontzorgen

Voor MOND staat de focus op kwaliteit en patiëntenzorg centraal. Daarom ontzorgen en omkaderen ze tandartsen in de dagelijkse werking waardoor de focus op patiëntenzorg en kwaliteit op elk moment gewaarborgd kan blijven. Dit is vooral belangrijk in een wereld die steeds complexer wordt op gebied van regelgeving en administratie maar ook steeds hogere eisen stelt naar specialisatie, innovatie en digitalisering.

Bundeling krachten

Om deze missie te realiseren en een nieuwe impuls te kunnen geven aan de professionalisering van de tandheelkundige zorg op de Belgische markt, hebben MOND en European Dental Group (EDG) besloten om de krachten te bundelen. Ze zullen voortaan als partners de uitdagingen binnen de Belgische tandheelkunde samen aangaan onder de vlag van MOND.

EDG

EDG is als internationale mondzorgorganisatie met diezelfde visie al meer dan 14 jaar succesvol actief in het groeperen, ondersteunen en professionaliseren van tandartspraktijken en tandtechnische laboratoria. Dit onder leiding van tandarts en oprichter Bart Vinke. EDG brengt dan ook veel kennis en knowhow aan boord op gebieden zoals kwaliteitsmanagement, bedrijfsvoering en opleiding. De unieke combinatie met de lokale expertise van MOND brengt het beste van twee werelden samen voor zowel patiënten als tandartsen.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
tandvlees

Nieuwe techniek ontwikkeld om weefsel te laten teruggroeien na parodontitis

Veel mensen krijgen in hun leven te maken met de gevolgen van parodontitis. Recente parodontale herstelstrategieën hebben zich voornamelijk gericht op antibiotica, begeleide weefselregeneratie en groeifactoren maar hebben inconsistente resultaten opgeleverd. Nu rapporteren onderzoekers de ontwikkeling van een membraan dat parodontaal weefsel helpt regenereren.

Parodontitis treft veel mensen

Volgens de US Centers for Disease Control and Prevention krijgen ongeveer de helft van de Amerikaanse bevolking in hun leven te maken met parodontitis. De aandoening veroorzaakt ontstoken tandvlees en botverlies rond de tanden wat kan leiden tot slechte adem, kiespijn, gevoelig tandvlees of zelfs tandverlies.

Tandvlees en bot terug laten groeien met polymeren

Het is dus een belangrijke zaak om dit te kunnen behandelen. Wetenschappers hebben al geprobeerd om tandvlees en bot terug te laten groeien met behulp van stukjes polymeren. De polymeren vormen een beschermde nis nabij de wortel van de tand en zorgen ervoor dat stamcellen zich differentiëren tot nieuwe tandvlees- en botcellen.

Meestal tweede operatie nodig

Meestal is echter een tweede operatie nodig om het polymere membraan te verwijderen, wat het genezingsproces kan belemmeren. Er zijn al eerder biologisch afbreekbare membranen ontwikkeld, maar deze werken niet zo goed voor het opnieuw laten groeien van parodontaal weefsel. Om deze reden wilden onderzoekers uit Amerika een membraan ontwikkelen dat parodontale weefselregeneratie zou bevorderen en na de genezing opgenomen zou worden door het lichaam.

Afbreekbaar nanomembraan

Het resultaat, gepubliceerd in ACS Nano, bestond uit een nanovezelmembraan van poly(ε-caprolactone), een biocompatibel polymeer dat al is goedgekeurd voor medische toepassingen. Dit membraan werd bedekt met een synthetisch polymeer dat het eiwit nabootst waarmee mosselen zich aan natte oppervlaktes hechten.

Getest in ratten

In het lab lukte het om stamcellen aan het oppervlak te laten hechten en differentiëren. De coating trok ook calcium- en fosfaationen aan wat leidde tot vroege botmineralisatie. Toen de onderzoekers de membranen implanteerden in het tandvlees van ratten met parodontale defecten, herstelde het bot binnen acht weken. Ook werden de membranen afgebroken en opgenomen door de ratten.

Verder werken aan membraan

De onderzoekers zeggen dat de data laten zien dat hun membraan potentie heeft als eiwit-en celafleverplatform voor parodontale weefselhersteltechnieken. De onderzoekers werken verder aan het toevoegen van andere componenten aan het membraan om de genezing te helpen en infecties te voorkomen.

Bron:
ACS Nano

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
kauwen

Waarom mensen zoveel tandproblemen hebben

Mensen hebben vergeleken met andere dieren opvallend vaak last van cariës en orthodontische problemen. Peter Ungar beargumenteert dat dit het gevolg is van de verandering naar zachter en meer suikerrijk eten vergeleken met onze voorouders.

Product van evolutie

Je denkt er misschien niet vaak over na, maar onze tanden zijn het product van miljoenen jaren evolutie. Het werd voor zoogdieren essentieel om eten te kauwen en zoveel mogelijk calorieën uit elke hap taai eten te halen. Hiervoor moeten de tanden heel precies uitlijnen. Dit is ook de reden waarom onze tanden niet gewoon door blijven groeien – de precisie moet gehandhaafd worden.

Fragielere tanden dan andere gewervelden

Tanden zijn dus belangrijk en sterk maar die van ons zijn tegenwoordig relatief fragiel. De meeste mensen hebben in tegenstelling tot andere gewervelden regelmatig last van cariës of orthodontische problemen. Volgens Peter Ungar, paleontoloog en tandantropoloog, kan dit het beste worden uitgelegd door een mismatch tussen de diëten van vandaag en die waarvoor onze tanden en kaken zijn geëvolueerd.

Mond vol leven

De gezonde mond is vol met leven en bevat alleen al 700 soorten bacteriën. Hoewel de meeste gunstig zijn vallen andere juist het glazuur aan door het zuur dat ze produceren. Normaal zijn de concentraties van de laatste categorie organismes te laag om schade aan te richten. Een koolhydraatrijk dieet verandert de situatie echter.
Zacht eten zorgt voor slechte bacteriën
De zuurproducerende bacteriën leven van koolhydraten en verlagen met hun zuurproductie de pH in de mond. In een zuurdere omgeving kunnen andere schadelijke organismes beter leven wat tot een dysbiosis leidt waarin schadelijke soorten de overhand nemen. Vooral suiker en zacht, verwerkt eten zijn grote boosdoeners die de groei van de slechte bacteriën bevorderen. Daarnaast blijft de organische film intact en slijten hoekjes en gaatjes waar plaque-bacteriën hun toevlucht zoeken minder snel weg omdat je door zacht eten minder vaak hoeft te kauwen.

Te kleine kaken

Ook passen onze tanden simpelweg niet langer in onze kaken omdat het dieet van de mens is veranderd naar zachter, verwerkt eten dat minder kauwen vereist dan taai voedsel. “Omdat kaaklengte gebonden is aan spanning als gevolg van zwaar kauwen, zijn onze korte kaken een product van dieetverandering,” zegt Ungar.
Ongeveer 90% van de mensen heeft orthodontische problemen en bij 75% passen de verstandskiezen niet meer in de mond. Veel tandartsen zijn van mening dat het hebben van boventanden die verder komen dan de ondertanden een normaal type occlusie is. Na het bestuderen van duizenden tanden van fossielen en dieren concludeerde Ungar echter dat dat niet zo is, de meeste dieren en voorouders hadden namelijk geen overbeet en verkeerd uitgelijnde tanden.

Tanden niet te groot maar kaken te klein

Vroeger dacht men dat de tanden van mensen te groot waren om in de kaak te passen, maar het blijkt het tegenovergestelde te zijn: kaken groeien niet lang genoeg om de tanden te herbergen. De tandantropoloog zegt dat dit veroorzaakt wordt door een gebrek aan stimulatie tijdens de eerste 18 jaar in het leven. Wanneer er niet genoeg wordt gekauwd scheiden osteoblasten niet genoeg bot uit om de kaken lang genoeg te maken. Onderontwikkelde kaken leiden tot verkeerd uitgelijnde tanden en aangetaste verstandskiezen.

Meer onderzoek nodig

Het is nog niet bekend of er een bepaalde periode tijdens de ontwikkeling is wanneer kaakgroei het meeste voorkomt. Ook is het onduidelijk of incidentele kauwuitbarstingen met veel kracht, of met minder maar herhaalde krachten effectiever zijn in het kweken van kaken. Er zal meer onderzoek moeten worden verricht om de optimale hoeveelheid spanning en intensiteit die nodig is te begrijpen, zegt Ungar.

Bron:
Scientific American

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Eencellige parasiet veroorzaakt ontsteking en weefselvernietiging in de mond

De eencellige parasiet Entamoeba gingivalis wordt vaak aangetroffen in ontstoken parodontale pockets. Volgens onderzoekers van Charité – Universitätsmedizin Berlin is het organisme daarom een onderschatte microbiële motor van destructieve vormen van parodontitis.

Complexe ontstekingsziekte

Parodontitis is een veelvoorkomende, complexe ontstekingsziekte van de mondholte. Nog altijd kan het lastig zijn om de ziekte te behandelen. In het Journal of Dental Research hebben onderzoekers nu een studie gepubliceerd die aantoont dat een parasiet wel eens een oorzaak daarvan kan zijn.

Frequentie E. gingivalis in de mondholte onderzocht

De frequentie van E. gingivalis werd bepaald in ontstoken en niet ontstoken gedeeltes van de mondholte in patiënten met en zonder parodontitis. Daarnaast werden gingivale cellen besmet met het organisme en werden de effecten op genexpressie en celproliferatie onderzocht.
De parasiet werd gevonden in 77% van de ontstoken gedeeltes en 22% van de gezonde plaatsen. Bij patiënten met parodontitis verminderde de diversiteit van de mondflora en werden ontstekingsplaatsen gekoloniseerd. Deze observatie en het feit dat dit organisme nauw verwant is aan de Entamoeba histolytica, dat ontsteking en weefselvernietiging veroorzaakt in de dikke darm van vatbare mensen, veroorzaakte bezorgdheid over de rol van E. gingivalis in de pathogenese van parodontitis.

Vergelijkbaar mechanisme als E. histolytica

Volgens de onderzoekers vertonen de twee amoeben vergelijkbare mechanismen van weefselinvasie en wekken ze een vergelijkbare immuunrespons op. Zodra de parasiet het tandvleesweefsel is binnengedrongen, voedt het zich met de cellen en veroorzaakt het weefselbeschadiging.

Verminderde celgroei

“Hierdoor kunnen meer bacteriën het gastheerweefsel binnendringen, wat de ontsteking en weefselvernietiging verder verergert”, aldus Dr. Arnse Schäfer, hoofd van de Onderzoekseenheid Parodontologie van Charité Instituut van Tandheelkundige en Craniofaciale wetenschappen en leider van de studie. Celkweekexperimenten toonden aan dat E. gingivalis de snelheid waarmee de cellen groeien vermindert wat uiteindelijk tot celdood leidt.

Hoog virulentiepotentieel

Parodontitis is vaak lastig succesvol te behandelen bij patiënten. De onderzoekers zeggen dat dit mogelijk vanwege het hoge virulentiepotentieel van de parasiet is. Deze bleef voorheen vaak onopgemerkt maar komt vaak voor.

Huidige behandelingen houden geen rekening met parasiet

“We hebben één besmettelijke parasiet geïdentificeerd waarvan de eliminatie de effectiviteit van de behandeling en de resultaten op lange termijn bij patiënten met tandvleesaandoeningen kan verbeteren. De huidige behandelingsconcepten voor parodontitis houden geen rekening met de mogelijkheid van infectie door deze parasiet of de succesvolle eliminatie ervan,” zei Schäfer.
Momenteel loopt er een klinische proef om te bepalen in hoeverre de eliminatie van E. gingivalis de behandelresultaten bij parodontitispatiënten zou kunnen verbeteren.

Bron:
Journal of Dental Research

Dentistry Today

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
water - druppel

Waterkwaliteit mondzorgpraktijk in coronatijd

De coronacrisis heeft een grote impact op tandheelkundige praktijken. De leidraad Mondzorg Corona voorziet praktijken van eenduidige adviezen voor de mondzorg, teneinde de transmissiekans van COVID-19 in de mondzorgpraktijk zo klein mogelijk te laten zijn. Ondanks dat de waterkwaliteit geen onderdeel is van de leidraad, is het toch verstandig om in deze tijd de juiste beheersmaatregelen te blijven nemen.

Tandheelkundige units onregelmatiger gebruikt

De coronacrisis zorgt er voor dat het complexer wordt om de waterkwaliteit van uw unit op orde te houden. Tandheelkundige units worden onregelmatiger gebruikt en staan soms zelfs langere tijd stil. Met de juiste maatregelen kunt u er voor zorgen dat u ook in deze lastige tijd de waterkwaliteit op orde houdt. Deze maatregelen zijn onder meer afhankelijk van het soort tandheelkundige unit dat u heeft. Een unit aangesloten op het collectieve leidingwerk heeft andere risico’s m.b.t. de waterkwaliteit dan een tandheelkundige unit met een separate watervoorziening.

Unit dagelijks voorzien van vers water

Als basisregel geldt dat u de unit dagelijks dient te voorzien van vers water.  In de handleiding van uw unit staat waarschijnlijk hoe lang u dient te spoelen om het water in het gehele leidingwerk van uw unit te verversen. Indien u dit niet weet, volstaat het meestal om 2 minuten te spoelen. Hierbij is het  van belang om ieder aangesloten hand- / hoekstuk te spoelen, dus ook als u deze niet meer gebruikt. Indien u hand- / hoekstukken (vrijwel) niet meer gebruikt, kunt u overwegen om deze te laten afkoppelen. Let er dan wel op dat er geen loze leidingen ontstaan, want die vormen een risico voor de waterkwaliteit vanwege aanwezigheid van stilstaand water.

Andere maatregelen

Als het u niet lukt om de unit dagelijks te spoelen, is het van belang dat u andere maatregelen neemt om de groei van kiemen te voorkomen of in ieder geval af te remmen. U kunt hierbij denken aan het gebruik van desinfectantia of het leeg laten lopen van de unit. Er zijn zeer veel desinfectantia verkrijgbaar, maar niet ieder desinfectans zal geschikt zijn voor uw unit. Daarom kunt u het beste bij de fabrikant van uw unit navragen welk desinfectans geschikt is. Verkeerd gebruik kan leiden tot schade aan uw unit.

Stroming in leidingnetwerk

Naast het creëren van stroming in de unit is het ook belangrijk om stroming in het leidingwerk van de praktijk te houden. Dus ook als u de toiletten afgesloten heeft, is het zaak om deze geregeld door te spoelen. Hetzelfde geldt voor de wasbak in de kantine en de douche (indien aanwezig). Verstandig is om al deze tappunten op te nemen in een spoelprotocol, zodat u ook geen tappunten mist of overslaat. Heeft uw praktijk in de corona-crisis langdurig stilgestaan en wilt u weer opstarten? Dan is het slim om, voor het hervatten van de werkzaamheden, alle tappunten een paar minuten door te spoelen. Indien mogelijk kunt u heet water (> 66 °C) door de leidingen laten lopen (niet door de unit!). Bij deze temperatuur worden eventueel aanwezige legionella bacteriën binnen twee minuten gedood.

Leidingwerk

Daarnaast is dit een goed moment om eens kritisch naar het leidingwerk in uw praktijk te kijken. Zijn er dode leidingen aanwezig of ziet u zogenaamde “hotspots”? Een hotspot is een plaats in het leidingwerk of unit waar het water kan opwarmen tot boven 25 °C of meer dan 5 °C boven de ruimtetemperatuur. Voorbeelden van hotspots in uw praktijk zijn: een reservoir dat te dicht bij een verwarmingselement hangt of een koudwaterleiding in de buurt van een warmwaterleiding. Mocht u dode leidingen of hotspots aantreffen in uw praktijk, is het verstandig om aanpassingen te verrichten. Hierbij kan de hulp van uw installateur noodzakelijk zijn.

Units inspecteren

Ook is dit een goed moment om uw unit(s) uitgebreid te inspecteren. Indien u vervuilde onderdelen aantreft, zoals een meerfunctiespuit met aanslag, dient u deze te reinigen en desinfecteren. Ook kunt u, indien mogelijk, de slangen en koppelstukken controleren op lekkage en/of verkleuringen. Indien dit het geval is, kunt u deze slangen en koppelstukken laten vervangen.  Bovenstaande gebreken aan uw unit kunnen een invloed hebben op de waterkwaliteit.

Met voorgaande beheersmaatregelen vermindert u de kans dat uw kiemgetal te hoog is, zelfs in tijden van stilstand. Wilt u zeker weten dat de maatregelen die u genomen heeft de juiste zijn geweest, kunt u voor hervatten van de werkzaamheden, het kiemgetal van uw unitwater laten controleren. Doe dit altijd bij een erkend bedrijf zodat u weet dat de uitkomsten betrouwbaar zijn. Mocht het kiemgetal te hoog zijn, kunt u door het creëren van extra stroming het kiemgetal naar beneden krijgen. Als dat onvoldoende blijkt te zijn, is het verstandig om kritisch naar het leidingwerk in uw praktijk te kijken. Heeft u een systeem met reservoirs en vindt u een overschrijding? In dat geval is onze ervaring dat het probleem vrijwel altijd in het reservoir zit. Als beheersmaatregel kunt u in dat geval denken aan het gebruik van een flessenborstel of aan het reinigen van het reservoir in de thermodesinfector. Indien u het laatste van plan bent, is het verstandig om bij de fabrikant na te vragen of dit mogelijk is.

De corona-crisis heeft een grote impact op uw bedrijfsvoering. Zoals u in dit artikel heeft kunnen lezen, staat ook de waterkwaliteit onder druk. Gelukkig kunt u door een aantal eenvoudige maatregelen de kans op ongewenste normoverschrijdingen verkleinen. Dit is wel zo veilig voor u en uw patiënt.

Door:
Dr. Hugo E. van Beurden, Bio2Dental

Lees ook eerdere artikelen van Hugo van Beurden:

De rol van herpesvirussen bij parodontitis
Oorzaken van refractaire parodontitis
Real-time PCR. Diagnostiek van de toekomst

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Tuchtrecht berispring na te uitgebreide behandeling

Tuchtrecht: berispring na te uitgebreide behandeling

Op 6 november berispte het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam een tandarts nadat deze een te uitgebreide behandeling had uitgevoerd en behandelingen had uitgevoerd die niet werden vergoed door de zorgverzekeraar. Hierdoor ondervond de behandelde vrouw extra complicaties.

Situatie

Op 30 mei 2017 klopt een vrouw aan bij een tandarts voor een second opinion. Het gaat om haar voortanden in het ondergebit. Na overleg met de vrouw stelt de tandarts een behandelplan op. Op 15 december 2017 bericht de zorgverzekeraar van de vrouw dat het complete bedrag van de behandeling (€ 7.027,51) vergoed zal worden.

De eerste behandeling vindt op 22 februari 2018 plaats. Volgens het behandelplan zouden de 12, 11, 21 en 22 verwijderd worden. Maar alleen de 22 wordt op die dag verwijderd. Een maand later plaatst de tandarts twee bruggen in de onderkaak en een 7-delige brug in de bovenkaak.

Dit levert problemen op. Over deze problemen is meermaals gecommuniceerd tussen de vrouw en de tandarts. Ook bezoekt de vrouw andere tandartsen en adviseurs. Uiteindelijk komt de vrouw toch weer bij de originele tandarts terecht. Dit is in april 2019. De tandarts doet aanpassingen aan de geplaatste bruggen. Zo wordt de 7-delige brug aangepast naar een 4-delige brug met drie losse kronen.

Maar ook hier krijgt de vrouw weer last van. Weer bezoekt ze andere tandartsen meerdere keren. Ook komt ze nog terug bij de originele tandarts. Maar, na een gesprek tussen de tandarts en de echtgenoot van de vrouw op 5 juli 2019, heeft er geen behandeling meer bij deze tandarts plaatsgevonden.

Klacht

Op basis van bovenstaande situatie besluit de vrouw een tuchtrechtelijke klacht in te dienen. Die klacht was 9-voudig:

  1. De tandarts heeft misbruik gemaakt van haar machtspositie.
  2. De tandarts heeft de nek van de vrouw ernstig beschadigd omdat er geen rekening werd gehouden met de zwakke fysieke toestand van de vrouw.
  3. De tandarts is op de ingeslagen weg doorgegaan, ondanks de ontstane problemen bij de behandelingen.
  4. De tandarts heeft gedreigd de rekening te verhogen, zonder goed werk te leveren.
  5. De tandarts heeft de vrouw haar privacy geschonden door haar zonder toestemming door te verwijzen naar andere behandelaars.
  6. De tandarts heeft wel het volledige vergoede bedrag ontvangen van de zorgverzekeraar, maar niet alle behandelingen uitgevoerd.
  7. De tandarts heeft de vrouw onjuist behandeld door te razen, te tieren, behandelingen uit te stellen, weg te lopen en de vrouw belachelijk te maken.
  8. De tandarts heeft de vrouw haar sociale leven onmogelijk gemaakt.
  9. De tandarts heeft haar zorgplicht geschonden.

Beoordeling

Uiteindelijk zijn van de bovenstaande klachtonderdelen slechts twee delen grondig verklaard. Dit zijn klachtonderdeel 6 (De tandarts heeft wel het volledige vergoede bedrag ontvangen van de zorgverzekeraar, maar niet alle behandelingen uitgevoerd) en 9 (De tandarts heeft haar zorgplicht geschonden).

Het is aantoonbaar dat van het originele behandelplan (waarvoor het budget was verleend) is afgewezen. Hierdoor worden er andere en extra handelingen uitgevoerd die niet onder de machtiging vallen. Daardoor kwam de vrouw later in de problemen. Toen ze weer aan haar bovenkaak moesten worden behandeld, was het budget op. Hierdoor heeft de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, aldus het college.

Daarnaast heeft de tandarts volgens het college haar zorgplicht geschonden door niet juist te handelen. Zo stelde zij een veel te ambitieus behandelplan op. De bovenkaak had niet bij de behandeling betrokken mogen worden. Volgens de tandarts deed ze dit omdat ze het gebit als één geheel ziet en ook zo wil behandelen. Het college gaat daar echter niet in mee. Zij vinden dat de medische geschiedenis en slechte staat van het gebit van de vrouw juist een argument zijn om de bovenkaak niet te behandelen.

Uitspraak

De vrouw kwam slechts bij de tandarts met een hulpvraag voorlag voor haar voortanden in het ondergebit. Toch ging de tandarts over op een uitgebreid en ambitieus behandelplan. Te uitgebreid en ambitieus, volgens het college. De tandarts had deze beslissing niet mogen en niet moeten maken.

Daarbij komt dat de tandarts het budget dat beschikbaar was gesteld door de zorgverzekeraar van de vrouw heeft gebruikt voor andere dan de toegestane werkzaamheden.

Op basis van die twee punten komt het college op 6 november 2020 tot de volgende uitspraak:

  • Klachtonderdelen 6 en 9 zijn gegrond
  • De overige klachtonderdelen zijn ongegrond
  • De tandarts wordt de maatregel van een berisping opgelegd

Bron
Overheid.nl
Tuchtrecht.overheid.nl

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Implantaatgedragen overkappingsprothese voor alle ouderen of alleen voor de gezonde ouderen

Implantaatgedragen overkappingsprothese: voor alle ouderen of alleen voor de gezonde ouderen?

Zowel in Nederland als in andere welvarende landen worden steeds meer edentate ouderen voorzien van een implantaatgedragen overkappingsprothese. Dit is een positieve ontwikkeling, want patiënten met een overkappingsprothese op implantaten hebben een betere kauwfunctie, meer bijtkracht, een beter voedingspatroon en een betere kwaliteit van leven dan edentate ouderen met een conventionele gebitsprothese. Maar krijgen nu alle ouderen die daarvoor in aanmerking komen een overkappingsprothese op implantaten of wordt hierbij, bewust of onbewust, rekening gehouden met de algemene gezondheidstoestand van de ouderen?

Onderzoek

Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Vektis: alle gedeclareerde en vergoede zorg (tandheelkundig en medisch) in Nederland tussen 2009-2016 werd geanalyseerd. Er werd jaarlijks gekeken hoeveel patiënten een overkappingsprothese ontvangen en hoe hun gezondheidstoestand is op moment van implanteren (meditatiegebruik, chronische aandoeningen). Ook werden drie groepen ouderen (75+) gevormd op basis van hun orale status (dentaat, edentaat of overkappingsprothese) en over de periode 2009-2016 gevolgd.

Gezondheid mensen met implantaatgedragen overkappingsprothese

Het bleek dat er voornamelijk (60%) geïmplanteerd wordt bij patiënten tussen de 55 en 75 jaar oud. Bij ouderen boven de 85 wordt nog maar in 1-2% van de gevallen een overkappingsprothese gemaakt. Met het stijgen van de leeftijd van de patiënten neemt ook de kans op het ontwikkelen van gezondheidsproblemen toe: dit zien we ook bij patiënten die een overkappingsprothese krijgen (hartaandoeningen, hypertensie, hypercholesterolemie en medicijngebruik). Opvallend is dat de prevalentie van diabetes tussen 10-15% is bij de patiënten die een overkappingsprothese krijgen, wat duidelijk lager is dan de prevalentie in het algemeen in Nederland (25%). Vergelijken we ouderen met verschillende orale status onderling, dan blijkt dat ouderen met eigen tanden en kiezen de minste chronische aandoeningen en het laagste medicatiegebruik hebben, terwijl ouderen met een conventionele prothese een slechtere gezondheid hebben. Ouderen met een overkappingsprothese lijken in eerste instantie op ouderen met een eigen dentitie, maar na een aantal jaar gaat hun gezondheid achteruit en lijken ze steeds meer op ouderen met een conventionele prothese.

Door:

Mieke Bakker, tandarts en PhD-student. Zij won in 2017 het Stipendium voor dit onderzoek in het UMCG.

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

Een update over chloorhexidine

Chloorhexidine staat bekend als een van de weinige spoelmiddelen binnen de mondzorg die daadwerkelijk antibacterieel werkt. Hoe werkt het middel precies, wat zijn de bijwerkingen en in welke vormen is het verkrijgbaar?

Chloorhexidine staat bekend als een van de weinige spoelmiddelen binnen de mondzorg die daadwerkelijk antibacterieel werkt. Veel praktijken adviseren chloorhexidine dan ook bij tandvleesontstekingen. Het middel werd ontdekt in 1957 en staat bekend om zijn bacteriestatische eigenschappen bij lage concentraties. Door gebruik van chloorhexidine kan de cel van een bacterie zich niet meer voortplanten. In hoge concentraties doodt het zelfs de bacterie.

Breed spectrum antiseptisch middel

Chloorhexidine is een breed spectrum antiseptisch middel, actief tegen:

  • Gram(+) bacteriën
  • Gram(-) bacteriën
  • Schimmels (Candida)

Zouten zijn oplosbaar in water en chloorhexidine komt in de volgende zouten voor:

  • Gluconaat
  • Digluconaat
  • Hydrochloride
  • Di-acetaat

Werking

De werking gaat als volgt:

  1. Het cationische chloorhexidine hecht zich de negatief geladen celwand van de bacterie
  2. De osmotische balans in de cel verandert, laaggewicht moleculen komen vrij (fosfor en kalium)
    Bacteriocide:
  3. Veroorzaakt cytolyse. De celwand kan de osmotische druk niet aan en de cel explodeert
    Bacteriostatisch:
  4. De cel kan zich niet meer delen

Er is hierbij geen kans op resistentie – zoals bij antibiotica – omdat chloorhexidine niet inwerkt op de chromosomen. De bacterie verandert genetisch dus niet. Parobacteriën zijn an sich commensaal, door grote aantallen kunnen ze virulent worden. Het is dus van belang om het aantal naar beneden te brengen. Steriliteit is een utopie.

Chloorhexidine verbreekt de disulfide verbindingen van eiwitten in de mond. Dus ook de pelicle. Na enige tijd wordt de chloorhexidine langzaam vrijgelaten in de mond, dusdanig dat de activiteit van chloorhexidine verlengd wordt met 8 tot 12 uur. Ongeveer 30% blijft aanwezig. Door het verbreken van de disulfide verbindingen in eiwitten wordt de plakopbouw verstoord. Dit verstoord en vertraagd de opbouw van de biofilm.

Bijwerkingen

Helaas staat chloorhexidine naast zijn antibacteriële werking ook bekend als middel met bijwerkingen:

  • Smaakveranderingen
  • Verkleuringen van de chloorhexidine door voedsel dat rijk is aan tannines en ijzer
  • Verkleuringen van de tanden door het roken

Alle bijwerkingen zijn gelukkig omkeerbaar. Maar ze zijn wel een reden om chloorhexidine niet te lang te gebruiken.
De welbekende verkleuringen hebben drie oorzaken:

  • Niet enzymatische reacties. Chloorhexidinex zou de de Maillard reactie versnellen.
  • (Di)sulphide verbindingen worden vervangen door chromogens uit voedsel.
  • Precipitatie van anionische chromogens (thee, koffie, rode wijn) met het cationische chloorhexidine.

Met de komst van de Curasept chloorhexidine producten, nu al weer bijna 10 jaar geleden, zijn de bijwerkingen steeds minder een issue.

Percentages

Chloorhexidine is in verschillende percentages verkrijgbaar.

  • 0,20% wordt gebruikt na operaties en bij ANUP/ANUG
  • 0,12% procent bij/na initieel
  • 0,05% voor langdurig gebruik; dit mondspoelmiddel bevat ook 0,05% fluoride

Door de chemische eigenschappen kan chloorhexidine in vele vormen verwerkt worden.
Namelijk als:

  • Vloeistof
  • Tandpasta
  • Gel
  • Chip

Zo kan het niet alleen in de gehele mond gebruikt worden maar ook lokaal. Denk daarbij aan mensen die motorisch niet (meer) handig zijn en kampen met furcaties. Hierbij kan de gel of spray lokaal gebruikt worden. Of bij mensen met een op implantaten gedragen prothese. Hierbij kan de gel in de uitsparingen van de prothese worden gebracht.

Pocket

De behandelaar kan ook middelen gebruiken voor in de pocket. Het is belangrijk dat het middel gemakkelijk aangebracht kan worden en langdurig werkt. Door z’n breedte is een chip relatief lastig in de pocket te plaatsen. De normale gel loopt vaak gemakkelijk weer uit de pocket. Bovendien is het niet gebruiksvriendelijk en weinig hygiënisch omdat de gel eerst in een spuitje gedaan moet worden. Er is een applicator op de markt waar de chloorhexidinegel al in zit (Chlo-Site). Het gebruik van gel in de pockets is geïndiceerd bij chronisch verdiepte, onrustige pockets. Zoals bij:

  • Rokers
  • Diabetes type 2
  • Zwangeren
  • Verminderde weerstand
  • Stress

Door: Lieneke Steverink-Jorna

Verslag van de bijeenkomst van een IT-groep met presentatie van Carla Vos van Farma-Dent.

Artikel geplaatst in 2013, met update in januari 2022

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Behandeling parodontitis helpt controleren van bloedglucose bij patiënten met diabetes type 2

Mogelijk verband tussen COVID-19 en bloedziekten

COVID-19 heeft waarschijnlijk geleid tot ernstige hemorragische necrose op de lippen van een vrouw met een zeldzame bloedziekte. Dit zou een verband kunnen aantonen tussen bloedziekten en SARS-CoV-2-infectie, volgens een casusrapport dat is gepubliceerd in het Journal of Cosmetic Dermatology.

Verband tussen corona en onderliggende medische aandoeningen?

Het nieuwe coronavirus kan verschillende orgaansystemen aantasten, waaronder het mondslijmvlies. Het aantal gevallen waarbij de neus en mond betrokken waren is echter beperkt. Ook zijn er weinig gegevens over verbanden tussen de ziekte en onderliggende medische aandoeningen als hematologische ziekten.

67-jarige vrouw

Een groep van Istanbul Medeniyet Universiteit beschrijft het geval van een 67-jarige vrouw met vermoeidheidsklachten en een laag aantal bloedplaatjes en rode en witte bloedcellen. Op 31 maart 2020 werd ze opgenomen op de afdeling hematologie waarna ze een week later tijdens een vervolgbezoek positief testte op COVID-19.

Laesie met hemorragische korst op lip

Ze werd overgebracht naar een coronazorgeenheid en kreeg verschillende medicijnen toegediend. Ook werd de vrouw doorverwezen naar de dermatologische kliniek vanwege een kleine laesie met hemorragische korst op haar lip. De liplaesies waren ontstaan voordat ze de medicijnen kreeg maar vorderden die afgelopen week snel. De artsen beschreven de hemorragische necrose was als een pijnlijke, dikke korst die de lippen volledig bedekte.

Paroxismale nachtelijke hemoglobinurie

Uit laboratoriumtests bleek dat het aantal witte bloedcellen 3,4 x 103 /ul was, het aantal rode bloedcellen 0,57 x 106 /ul en het aantal bloedplaatjes 14,0 x 10 6 /ul. Haar hemoglobinegehalte was 2,5 g/dL en de diagnose paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) werd gesteld. PNH is een verworven ziekte die bloedstolsels veroorzaakt evenals de vernietiging van rode bloedcellen en een verminderde beenmergfunctie.

Geen biopsie

Na een behandeling met onder andere bloedtransfusies, een immunosuppressivum en subcutane heparine met laag molecuulgewicht was de lipnecrose tien dagen later verdwenen. De patiënt weigerde een biopsie, dus de vermoedelijke diagnose van ernstige mucosale trombose met hemorragische necrose van de lip geassocieerd met PNH kon niet worden bevestigd.

Acute necrose als gevolg van huidtrombose

Veneuze trombose komt bij iets minder dan de helft van de Europese PNH-patiënten voor en is een van de meest ernstige complicaties van de ziekte. De meeste PNH-geassocieerde huidlaesies worden gevonden op de onderste ledematen of het oor. In een paar eerder gerapporteerde gevallen resulteerde huidtrombose in acute necrose van het oor. Dit heeft deze vrouw ook meegemaakt, maar op haar lip zeggen de auteurs.

Complicaties en endotheeldisfunctie

Door deze casus vragen artsen zich af of patiënten met goedaardige rodebloedcelafwijkingen gevoeliger zijn voor COVID-19. Er was hier nog geen bewijs voor, maar aangezien andere onderliggende aandoeningen COVID-19-complicaties verergeren vermoedden de auteurs dat hetzelfde geldt voor bloedziekten.
Onderzoek toont aan dat het biologische mechanisme van het coronavirus en de complicaties ervan verband houden met endotheeldisfunctie en immuunrespons in het endotheel in bloedvaten, merken ze op.

Veroorzaakt door PNH, verergerd door COVID-19

Dit betekent dat hoewel de necrose bij de vrouw werd veroorzaakt door PNH, COVID-19 het waarschijnlijk erger maakte. “Uiteindelijk kan een ernstige infectie met COVID-19 ook lipnecrose versnellen, zoals acuut ademhalingsnoodsyndroom en nierfalen”, schrijven de auteurs.

Bron: Journal of Cosmetic Dermatology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Kauwgedrag kan een negatief effect op implantaten hebben

Kauwgedrag kan een negatief effect op implantaten hebben

Een verandering in de dominante kauwkant na een operatie kan een negatief effect op implantaten hebben. Dat ontdekte een groep tandartsen aan de Russische RUDN University.

De tandartsen bevestigen dat een verandering in de dominante kant van kauwen een reden is voor de snelle achteruitgang van sommige tandheelkundige implantaten. Zo’n verandering maakt het voor een patiënt moeilijker om aan een implantaat te wennen en kan zelfs leiden tot afwijkingen in het botweefsel.

Achteruitgang van titanium implantaten

Moderne implantaten zijn meestal gemaakt van titanium. Ze zijn duurzaam en kunnen snel in het botweefsel van een kaak worden opgenomen. Het enige probleem is de vroege aftakeling die bij 4-5% van de patiënten voorkomt. Een dergelijke verslechtering wordt veroorzaakt door microschade die optreedt wanneer de belasting van het implantaat vóór de operatie onjuist wordt berekend.

Overmatige belasting tast de verbinding tussen het metaal en het bot aan. Dit geeft bacteriën de ruimte onder het implantaat binnen te komen en veroorzaakt een ontsteking. Een team van tandartsen van de RUDN University suggereert dat het implantaat extra belast kan worden als een patiënt de dominante kant van het kauwen verandert in de eerste maanden na de operatie.

Verwisseling van de dominante kauwkant na operatie

De meeste mensen kauwen niet symmetrisch aan beide kanten van de kaak, maar hebben een dominante kant die tot 75% van de kauwbewegingen uitmaakt. De dominante kauwkant kan echter worden verwisseld, bijvoorbeeld vanwege een pijnlijke tand, of vanwege een nieuw implantaat.

Gewoonlijk duurt het 3 tot 4 maanden voordat een patiënt gewend is aan een tandheelkundig implantaat. In deze tijd kan het kauwgedrag en de belasting van de tanden veranderen. Als gevolg hiervan kan een patiënt na de operatie overschakelen naar een andere kant van het kauwen. Hierdoor kunnen de belastingsberekeningen van voor de operatie nietig worden verklaard.

Handig voor tandartsen

Jaarlijks worden over de hele wereld ongeveer 2 miljoen tandheelkundige implantaten met een vaste prothese geplaatst. Een implantaat is een effectieve manier om een ​​vervormde of verloren tand te herstellen zonder de kwaliteit van leven van een patiënt negatief te beïnvloeden. De resultaten van dit onderzoek kunnen tandartsen helpen bij het plannen van het herstelproces na implantatieoperaties.

Bron:
European Journal of Dentistry

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Ook in Nederland sprake van verbale of fysiek mishandeling mondzorgprofessionals

Ook in Nederland sprake van verbale of fysieke mishandeling mondzorgprofessionals

Een paar weken geleden vroegen wij of jullie, Nederlandse mondzorgprofessionals, wel eens slachtoffer zijn van mishandeling met betrekking tot je werk. Meer dan 50% antwoorde ‘ja’.

Wij vroegen naar de mishandeling van Nederlandse mondzorgprofessionals naar aanleiding van Brits onderzoek waar wij op 17 november een artikel over schreven: ‘Brits onderzoek: 1 op 3 tandartsen mishandeld tijdens pandemie’. In dat artikel plaatsten wij een anoniem te beantwoorden poll met de vraag: “Ben jij wel eens slachtoffer van verbale of fysieke mishandeling met betrekking tot je werk?”

Dit zijn de resultaten.

Mishandeling van mondzorgprofessionals komt voor

In totaal reageerden 24 lezers op de poll. Van hen zijn er 12 tandarts, 11 zijn mondhygiënist en 1 is Preventieassistent. In totaal geeft 52% van de respondenten aan dat ze wel eens slachtoffer zijn van verbale of fysieke mishandeling met betrekking tot hun werk.

grafiek-mishandeling-werk

33,33% van de respondenten gaf daarbij aan dat ze niet meer mishandeld worden dan voor de coronacrisis. 29,17% gaf echter aan dat de mate of frequentie van mishandeling wel degelijk was gestegen tijdens de coronacrisis. Veel van deze mishandelingen zijn waarschijnlijk verbaal. Denk aan scheldpartijen aan de telefoon of in de praktijk.

Uiteraard is de onderzoeksgroep te klein om op basis van deze cijfers harde uitspraken te doen over het complete Nederlandse werkveld. Wat we wel vast kunnen stellen, is dat mishandeling van mondzorgprofessionals dus ook in Nederland voorkomt. En dat is natuurlijk iets waar we ons altijd tegen moeten verzetten.

Eerst het applaus, nu de middelvinger

We zien ook dat de mishandeling in sommige gevallen erger is geworden sinds de coronacrisis. Dit sluit aan bij mishandelingscijfers uit de bredere zorgsector in Nederland. Ook in ziekenhuizen wordt er vaker gescholden en gedreigd dan voor de crisis. De frustratie slaat toe.

Gerda Buunk, Internist en manager Spoedeisende Hulp in het Amphia Ziekenhuis vatte het sentiment in de zorg krachtig samen in een interview met BN De Stem: “Aanvankelijk stonden ze [ziekenhuisbezoekers, red.] voor de deur te klappen, maar nu krijgen we een middelvinger.”

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
18 centimeter grote prehistorische haaientand gevonden

18 centimeter grote prehistorische haaientand gevonden

Een Amerikaanse vrouw vond onlangs een enorme haaientand op Hunting Island, South Carolina. De vrouw denkt dat de tand afkomstig is van een prehistorische megalodonhaai.

In de loop der jaren heeft Missy Tracewell er talloze gevonden. Maar een tand als deze zag ze nog nooit. Het exemplaar is zo’n 18 centimeter groot, vergelijkbaar met een gemiddelde handpalm. Ze vond de tand een paar meter van de kustlijn van de Amerikaanse staat South Carolina.

Bij thuiskomst plaatste Tracewell een foto van haar vondst op social media. Dat leverde uiteraard veel roering en commotie op. De vraag is natuurlijk van welk enorm beest de tand geweest kan zijn. Tracewell – en veel van haar volgers – waren er snel van overtuigd dat de tand afkomstig moet zijn van de prehistorische megalodonhaai. Eén van de grootste roofdieren ooit.

8 centimeter grote prehistorische haaientand gevonden tekst

Megalodon

De megalodonhaai (vaak ook kortweg “de megalodon” genoemd) spreekt bij veel mensen tot de verbeelding. Het monsterachtige beest zwom tussen de 16 en 2,6 miljoen jaar geleden in onze zeeën. Met zijn enorme, messcherpe, gekartelde tanden was de megalodon met recht één van de meest gevreesde en gevaarlijke roofdieren van de prehistorische wateren.

De megalodon was een enorm beest. Dat moet haast wel met zulke tanden. Volgens wetenschappers kon de haaiensoort tot wel 15 meter lang worden en woog deze 30 keer meer dan een witte haai. Dat zegt de Government and Heritage Library van North Carolina. Het dieet van een megalodonhaai bestond onder andere uit dolfijnen en walvissen.

Wetenschappers geloven dat de haai de sterkste beet had van elk wezen dat ooit heeft geleefd. Zijn kaken waren waarschijnlijk krachtig genoeg om een ​​kleine auto te pletten.

Fossielen

De ‘jongste’ megalodon-fossielen zijn zo’n 2,6 miljoen jaar oud. Rond die tijd zullen de megahaaien ongeveer zijn uitgestorven. Volgens wetenschappers werd de teloorgang van de megalodon veroorzaakt door een supernova, een exploderende ster. Dit veroorzaakte een grote verandering in klimaat en biodiversiteit. Dat zorgde voor een grote golf van uitstervende zeediersoorten.

De enige erfenis van de megalodon zijn de tanden die nog regelmatig gevonden worden. Zo worden er dus ook wel eens tanden gevonden op de stranden van South Carolina. De tand die Missy Tracewell vond is overigens nog niet officieel aangeduid als megalodon-fossiel.

Bron:
News Observer

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Casus-implantologie-Wat-zien-we-hier-400

Casus implantologie: Wat zien we hier?

Bekijk de casus: wat zie je? Lees de uitgebreide uitwerking met foto’s door implantoloog Lotte Pull ter Gunne en parodontoloog en ACTA-hoogleraar Fridus van der Weijden, beiden werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Casus

Het betreft bij deze casus een jonge man jaar met meerdere agenesiën. Daarbij missen ook de 12 en 22. Op 19-jarige leeftijd is er bij hem geïmplanteerd waarbij er vooraf een kinbot transplantatie is gedaan om voldoende botvolume te hebben. Hij komt bij ons voor een intake consult vier jaar nadat de implantaten zijn geplaatst. Het beeld in afbeelding 2 van zijn lach maakt begrijpelijk dat hij de grijze verkleuringen bij de twee laterale incisieven niet mooi vindt. Parodontaal is het op orde (afbeelding) maar de verwachting op basis van het klinisch beeld is dat het buccale bot bij de 12 en 22 is verdwenen waardoor het grijze titanium van de implantaten doorschemert.

Afbeelding 1. Wat zien we hier

Afbeelding 1. Wat zien we hier?

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Afbeelding 2. In zijn lach zien we een grijze verkleuring boven de twee laterale incisieven

Het röntgenbeeld toont dat de implantaten approximaal tot boven de eerste winding in het bot zitten. Hoewel distaal van de 22 het röntgenbeeld verdacht is op mogelijk botverlies. De gecementeerde kroon op het implantaat van de 12 sluit niet goed aan op het abutment en mogelijk de 22 ook niet als we het distale aspect bekijken (afbeelding 3).

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Afbeelding 3. Röntgenbeeld implantaat locatie 12 en 22

Machtiging door zorgverzekeraar

Omdat de twee implantaten in verband met agenesiën tezamen met een implantaat op locatie 41 en 45 door de zorgverzekeraar zijn gemachtigd, wordt een verzoek gedaan om de problemen bij beide implantaten in het esthetische gebied op te lossen. Het verkrijgen van deze machtiging gaat niet zonder slag of stoot. Na eerst de aanvraag te hebben afgewezen gaat de adviserend tandarts uiteindelijk toch akkoord onder de voorwaarde dat wij de garantie geven dat na de door ons voorgestelde behandeling niet alsnog over twee jaar nieuwe implantaten of behandelingen die verband houden met de implantaten worden aangevraagd. Dit soort eisen van een zorgverzekeraar maken het wel ingewikkeld om doelmatige zorg te bieden. Want wil je als behandelaar geen risico lopen, dan zou je op basis van een dergelijke eis geneigd zijn om dan toch maar te kiezen voor opnieuw implanteren. Anderzijds zou dit een langdurig traject zijn en een behoorlijk invasieve ingreep waarbij het maar de vraag is of het esthetisch fraaier gaat worden. In feite beginnen we hier als behandelaar op een zodanige achterstand dat het zoeken is met welke ingreep we hier wel een bevredigende situatie kunnen bereiken. Maar we besluiten om op basis van onze ervaring toch maar een minder invasieve gok te wagen waarbij de behandeling er als volgt heeft uitgezien.

Behandeling

Als eerste werden de kronen van de 12 en 22 verwijderd waarna er coverscrews (0mm hoog) werden geplaatst. De randen van het transgingivale weefsels werden gede-epithelialiseerd waarna de partiële uitneembare prothese werd geplaatst (afbeelding 4).

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Afbeelding 4. Na het verwijderen van de kronen 12 en 22 en het plaatsen van een noodprothese

Voor het schoon houden van de weefsels rond de 12 en 22 kreeg meneer een zachte chirurgische tandenborstel mee en een recept CHX-spray. Het doel van deze ingreep was om de transitie openingen van de twee kronen dicht te laten groeien zodat bij een volgende ingreep er voldoende weefsel zou zijn om de wond primair te sluiten. Bij de controle 2 weken later waren de weefsels goed genezen (afbeelding 5).

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Afbeelding 5. Twee na het verwijderen van de kronen zijn de transitie openingen van de kroon op de 12 en 22 mooi gesloten

Na een verdere genezingsperiode van 2 weken werd de vervolgbehandeling uitgevoerd met als doel het buccale bot weer op te bouwen. Na opklappen van de weefsels en schoonmaken rond de implantaten, bleek dat de implantaten buccaal inderdaad niet meer met bot bedekt waren. Daarbij bleken er op 4-5mm diepte bij het implantaat 22 cementresten aanwezig te zijn, wat het komvormige defect zou kunnen verklaren.

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Afbeelding 6. Het beeld na opklap en het verwijderen van het granulatie weefsel en bindweefsel resten

Het implantaat oppervlak van de beide implantaten werd gereinigd met carbon fiber curettes en de air-polisher met tricalciumfosfaat poeder. Zoals de afbeelding laat zien heeft het implantaat oppervlak dan het aspect alsof deze net uit de verpakking is gekomen (afbeelding 7). Onderzoek van onze collega Anna Louropoulou heeft laten zien dat inderdaad na het gebruik van de air-polisher de biocompatibiliteit van het implantaat hersteld kan worden.

Afbeelding 7. Implantaten na reiniging met carbon fiber instrumenten en de airpolisher

Vervolgens werd het buccale bot opgebouwd met een mengsel van BioOss (xenograft) en MinorOss (allograft donor bot) wat afgedekt werd met een ACE-membraan (slow resorbable membrane). Nadat de weefsels gesloten waren met een 4×0 teflon elastisch (cytoplast) hechtmateriaal en een microfijn 6×0 polypropyleen (Hu-Friedy) hechtmateriaal werd de partiële uitneembare prothese aangepast en ingekort zodat deze geen druk op de zachte weefsels gaf (afbeelding 8).

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Afbeelding 8. Klinisch beeld na opklap, botopbouw en aanpassen van de noodprothese

Het weefsel rond de 12 genas zonder verdere bijzonderheden. Rond de 22 duurde het wat langer voordat de wond zich helemaal gesloten had. Nadat de weefsels voldoende genezen waren bleek dat er rond de 12 buccaal meer  volume aanwezig was dan rond de 22. Er werd besloten om rond beide implantaten een bindweefselgraft uit te voeren om meer volume te krijgen (afbeelding 9).

Afbeelding 9. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat en de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9a. Occlusaal aanzicht na plaatsen bindweefsel transplantaat

Afbeelding 9. de palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4x0 Cytoplast hechtzijde

Afbeelding 9b. De palatinale donor sites voor de beide bindweefseltransplantaten gesloten met 4×0 Cytoplast hechtzijde

Het is altijd fraai om te zien hoe snel zo’n palatinale donorsite geneest. Afbeelding 10 toont de situatie na twee weken waarop de hechtingen verwijderd worden. De wond is mooi gesloten en er is nog wel een kleine lichte roodheid te zien. De ervaring leert dat die 4 weken na de ingreep volledig is verdwenen en het palatinale weefsel weer mooie roze kleurt.

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Afbeelding 10. Genezing palatinale donorsite na 2 weken

Op het moment van het opnieuw vrijleggen van de implantaten en het plaatsen van een healing abutment is al te zien dat er een mooie toename in bot en gingiva volume is vergeleken met de situatie na het verwijderen van de suprastructuren (Afbeelding 11).

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Afbeelding 11. Na het plaatsen van de healing abutments

Na het plaatsen van de nieuwe kronen hebben we een mooie eindresultaat behaald waarbij de implantaten niet meer grijs door het tandvlees schemeren en de vorm en kleur van de kronen meer overeenkomen met de natuurlijke elementen (afbeelding 12). De kronen op de 12 en 22 zouden bij nader inzien iets korter mogen ten opzichte van de 11 en 21. Dit is besproken met de patiënt en met de collega verwijzer die de kronen heeft vervaardigd maar er is in overleg besloten dit zo te laten. Ook de kroonranden zijn nog enigszins zichtbaar omdat de stand van de implantaten alleen een gecementeerde oplossing toeliet en de papil tussen de 12 en 11 heeft nog een ‘streepje’. De verwachting was dat in de loop van de tijd de gingiva nog wat coronaal zou kruipen. De situatie 2 jaar later (afbeelding 12) laat zien dat dit inderdaad het geval is. De patiënt kan weer zonder schroom lachen.

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Afbeelding  12. Het klinisch beeld  bij de nulmeting na het plaatsen  van de kronen aan de linkerzijde en het resultaat 2 jaar later

Beschouwing

Volgroeid

Er is een grote variatie in de leeftijd waarin kinderen volgroeid zijn. Daarom kun je de chronologische leeftijd niet als criterium gebruiken. Om er zeker van te zijn dat de groei gestopt is, kan beter op een röntgenfoto bekeken worden in hoeverre de groeischijven (epifysair schijven) in hand en pols zijn gesloten. Bij meisjes begint het dichtgroeien rond het zestiende levensjaar, bij jongens rond het achttiende jaar. De genoemde leeftijden zijn natuurlijk gemiddelden en zoals gezegd is er een behoorlijke variatie. Bij sommige kinderen zijn de groeischijven al eerder dichtgegroeid, bij anderen duurt het juist langer. Maar als ze eenmaal gesloten zijn is de eindlengte bereikt.

Gelaatsgroei

De gelaatsgroei vertoont een vast groeipatroon namelijk naar ventraal en naar caudaal. Een deel van de voorwaartse groei wordt gecompenseerd door resorptie aan de voorkant van de maxilla. De mate waarin dit gebeurt is lastig te voorspellen en is sterk individueel bepaald. Door groei gaan de frontelementen met het ouder worden steiler staan.  De transversale groei van de bovenkaak vindt plaats vanuit de midpalatinale sutuur en gaat door voor zowel jongens als meisjes tot ongeveer het 12de levensjaar. De duur van de sagitale en verticale  groei is voor jongens en meisje verschillend. Bij meisjes gaat de sagitale groei door tot gemiddeld het 14de en 15de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 17e en 18e. Daarentegen gaat bij jongens de sagitale groei door tot gemiddeld het 20de en 22de levensjaar terwijl de verticale groei doorgaat tot het 25e. De groei van de processus alveolaris, gemeten van het 4de tot het 21ste levensjaar is gemiddeld 14,6mm variërend van 9,5 tot 21mm. Ongeveer een derde deel van deze groei wordt gecompenseerd door resorptie van de neusbodem. Uit onderzoek blijkt verder dat de craniofaciale groei mogelijk nooit stopt en dat er gemiddeld nog veranderingen van 0,1mm/jaar mogelijk zijn.

Conclusie bovenstaande casus

Op grond van al deze informatie kun je concluderen dat er bij bovengenoemde casus te vroeg is geïmplanteerd waarbij waarschijnlijk door groei en remodeling aan de voorzijde van de maxilla de implantaten hun buccale bot zijn kwijt geraakt. Verder maakt het feit dat mensen gemiddeld met 0,1 mm/jaar door blijven groeien dat zeker op jonge leeftijd ervoor gewaarschuwd moet worden dat implantaten, doordat ze in het schedelbot gefixeerd zitten, achter kunnen blijven in de groei. Er kan daardoor een incisaal niveauverschil ontstaan. Om dat te compenseren zullen er nieuwe restauraties op het implantaat in de toekomst noodzakelijk zijn om de esthetiek zo goed mogelijk te herstellen.

Referenties

  • Björk A, Skieller V. Growth of the maxilla in three dimensions as revealed radiographically by the implant method. Br J Orthod. 1977; 4: 53-64.
  • Kuijpers MAR, Lange J de, Gool AV van. Gelaatsgroei en implantaten in het bovenfront. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 130-133.

Door:
Lotte Pull ter Gunne: In 2005 behaalde zij haar Master Tandheelkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarna werkte zij als algemeen practicus. In 2013 rondde zij de postdoctorale opleiding Orale Implantologie en Prothetische Tandheelkunde aan het ACTA af. Momenteel is zij werkzaam bij Implantologie Utrecht.

Fridus van der Weijden: Hij studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn Parodontologie en Implantologie praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het ACTA. Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’ aan het ACTA.

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Prof.dr.-Dagmar-Else-Slot

Prof.dr. Dagmar Else Slot benoemd tot Editor-in-Chief International Journal of Dental Hygiene

Prof.dr. Dagmar Else Slot is per 1 januari 2021 benoemd tot Editor-in-Chief van het tijdschrijft International Journal of Dental Hygiëne. De afgelopen 10 jaar was zij associate editor voor het tijdschrift.

Dagmar is mondhygiënist, onderwijskundige, klinisch epidemioloog en rondt momenteel een MBA gericht op de gezondheidszorg af. Ze is in het kader van het Fenna Diemer-Lindeboom leerstoelen programma bij de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) benoemd tot hoogleraar ‘Preventie in de mondzorg’, in het bijzonder de klinische toepassing. Ze is verbonden aan de sectie Parodontologie van het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA).

Bron:
NVvP

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Mondzorg bij het kind IX

Nieuwe KIMO-richtlijn KPR Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling

Bij KIMO is onlangs de Klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen, module Preventie en behandeling verschenen. Em. prof. dr. A.M. Kuijpers-Jagtman en dr. N.G. Blanksma van de Richtlijnontwikkelcommissie vertellen hoe de richtlijn tot stand is gekomen, hoe je preventie bij kinderen het beste kunt aanpakken en welke behandelmethoden je kunt toepassen bij cariës.

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Waarom is deze richtlijn opgesteld?

“De eerste Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen dateert alweer van 2012. In deze richtlijn kwam de gehele kindertandheelkunde aan bod en de richtlijn werd mede daardoor niet ervaren als makkelijk te raadplegen. De wens bestond om een handzame, gebruikersvriendelijke richtlijn op te stellen waarin antwoord wordt gegeven op veel gestelde vragen over diagnostiek, preventie en behandeling. Daarnaast is er veel nieuwe wetenschappelijke literatuur verschenen over de behandeling van cariës. Deze nieuwe richtlijn toont de huidige inzichten met betrekking tot de ziekte cariës en geeft antwoord op veel gestelde vragen in de praktijk. Cariës is een gedragsziekte en daarom kunnen preventie en beslissingen over (invasieve en non-invasieve) behandeling bij jeugdigen niet los van elkaar gezien worden. Te snel overgaan op symptoombestrijding zal op termijn niet leiden tot de beoogde verbetering van de mondgezondheid.
Deze richtlijn beoogt de mondzorgverlener een duidelijk handvat te bieden voor een efficiënte en veilige zorg aan jeugdigen ter preventie en behandeling van cariës. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn en samen met de mondzorgverlener kunnen beslissen over preventie en behandeling.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Op initiatief van het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO) is in het najaar van 2018 gestart met de voorbereiding van de ontwikkeling van deze klinische praktijkrichtlijn. De richtlijnontwikkeling is gestart met een invitational conference in november 2018 met als doel knelpunten te inventariseren en te prioriteren op het gebied van de mondzorg voor jeugdigen waar het gaat om preventie en behandeling. Je wilt immers een richtlijn ontwikkelen voor knelpunten die daadwerkelijk in de praktijk worden gevoeld. Op basis van de uitkomsten van de invitational conference zijn de knelpunten en uitgangsvragen vastgesteld die in de richtlijn aan de orde moeten komen.

De Richtlijn Ontwikkelcommisie (ROC) is in maart 2019 van start gegaan. Voor de ontwikkeling van de richtlijn ‘Mondzorg voor jeugdigen – preventie en behandeling’ zijn de criteria gevolgd, die zijn beschreven in het AGREE-II instrument (Brouwers, 2010). Dit is een internationaal gevalideerde en geaccepteerde methode voor de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Kwaliteitsstandaarden van Zorginstituut Nederland.

Vervolgens is naar wetenschappelijk bewijs gezocht voor de antwoorden op de uitgangsvragen met behulp van systematisch literatuuronderzoek. De bevindingen hieruit zijn terug te vinden in de richtlijn. De kracht van het wetenschappelijke bewijs is beoordeeld volgens de principes van de GRADE-methodiek. Op basis hiervan zijn conclusies geformuleerd. Daarmee heb je nog geen klinisch bruikbare richtlijn. In de klinische besluitvorming zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, balans tussen gewenste en ongewenste effecten van interventies en organisatorische aspecten. Op basis van wetenschappelijk bewijs en de overige overwegingen heeft de ROC vervolgens aanbevelingen geformuleerd. Daarna is de conceptrichtlijn in mei 2020 in een brede commentaarronde voorgelegd aan de betrokken wetenschappelijke en beroepsverenigingen, evenals aan andere bij het onderwerp betrokken organisaties. De commentaren zijn in de ROC besproken, waarna de definitieve richtlijn is geformuleerd.

De ontwikkeling van een nieuwe richtlijn is niet los te zien van de invoering ervan. Het inpassen van een richtlijn in de dagelijkse praktijk betekent voor veel gebruikers immers een verandering van routine. Zo stopt het proces niet bij de ontwikkeling en publicatie van de richtlijn, maar is de implementatie ervan een logisch proces in nauwe samenwerking met de leden van het KIMO, de KNMT en NVM-mondhygiënisten.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“In de richtlijn is veel aandacht voor preventie en de vraag hoe een mondzorgverlener kinderen (tot 18 jaar) en hun ouders/verzorgers kan motiveren tot gebitsgezond gedrag. Daarnaast komt aan de orde hoe glazuurlaesies, niet-gecaviteerde en gecaviteerde dentinelaesies in melkelementen en in blijvende gebitselementen behandeld dienen te worden. Er wordt kort ingegaan op de wenselijke organisatie van de mondzorg voor jeugdigen waarbij de commissie pleit voor een verdergaande samenwerking tussen mondzorgverleners en de Jeugdgezondheidszorg. En zoals ook hierboven al is gezegd, bepreekt de richtlijn ook de implementatie en de mogelijke obstakels.”

Hoe kun je preventie bij kinderen het beste aanpakken?

“Begin op jonge leeftijd!!! Ouders staan open voor informatie, ze willen immers het beste voor hun kind. Bedenk dat van jongs af aan direct het goede gedrag aanleren makkelijker is dan het veranderen van bestaande gedragspatronen. Probeer daarom kinderen vóór of vanaf het moment van de doorbraak van de eerste gebitselementen te begeleiden. Spreek in overleg met de ouders een passend interval voor periodiek mondonderzoek af. Handig is om hierbij de systematiek van het Deense Nexø project of het Gewoon Gaaf project van het Ivoren Kruis te volgen. Regelmatig tandartsbezoek vanaf jonge leeftijd, waarbij aandacht voor mondgezondheid en tijdige voorlichting voorop staat, zorgen er ook voor dat een kind gewend is aan regelmatige, niet bedreigende bezoeken aan de praktijk en biedt zo bescherming tegen het ontstaan van tandartsangst.

Geef complimenten als ouders en kind zich houden aan het Advies Cariëspreventie (tweemaal daags twee minuten zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, en maximaal zeven eet- en drinkmomenten per dag). Wijs ouders op het belang van napoetsen (niet kijken, maar poetsen) tot kinderen van 10-12 jaar en natuurlijk blijven ouders ook daarna verantwoordelijk voor de mondgezondheid van het kind. Complimenten zijn een goede stimulans om het juiste gedrag voort te zetten.

Spoor ongezond gedrag op door te vragen naar poets- en voedingsgewoonten en motiveer kinderen en ouders dit ongezond (risico)gedrag aan te passen door middel van motiverende gespreksvoering (zoals bijvoorbeeld Motivational Interviewing), waarbij het afhankelijk is van de leeftijd en zelfstandigheid van het kind of dit vooral op de ouders of op het kind zelf gericht is. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen zodat je kunt zien of je adviezen goed worden opgevolgd (dat is een compliment waard!) of dat aanpassing en/of bijsturing nodig is.”

Hoe kun je cariës bij kinderen het beste behandelen?

“Preventie is ook hier het sleutelwoord. Goede mondhygiëne in combinatie met fluoridetandpasta passend bij de leeftijd van het kind, kan cariësactiviteit remmen of stoppen. De mondzorgverlener kan een kind en diens ouders/verzorgers effectief ondersteunen bij preventieve maatregelen. Daarom hoort de vraag naar toepassing van het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis tijdens elk bezoek terug te komen. Aandacht voor voeding hoort hier zeker bij. Inclusief maaltijden wordt een totaal van maximaal zeven eet- en drinkmomenten aangeraden. Dat geldt ook voor borstvoeding. Voor een peuter (kind tussen 2 en 4 jaar) zijn zeven eet-en drinkmomenten over het algemeen veel en geldt dat vijf eet- of drinkmomenten voldoende zijn. Het is aan te raden dat kinderen vanaf 9 maanden leren drinken uit een beker in plaats van een zuigflesje. Ook moet voorkomen worden dat kinderen na het tandenpoetsen, een antilek/tuitbeker mee in bed krijgen met zoete inhoud of met melk. Eventueel kan een antilekbeker/tuitbeker als tussenstap worden gebruikt. In gesprek met het kind en ouders dient gezocht te worden naar een vorm die werkbaar is voor het gezin, je adviezen moeten immers wel uitvoerbaar zijn!”

Welke non-invasieve behandelingen zijn mogelijk? Wanneer kies je daarvoor?

“Laesies in melk- en blijvende elementen die beperkt zijn tot het glazuur en dentinelaesies die niet gecaviteerd zijn, kunnen met behulp van non-invasieve technieken worden behandeld. Ook hierbij is het identificeren van het ongezonde risicogedrag van belang, waarbij in samenspraak met kind en ouders naar mogelijke aanpassingen van dit gedrag wordt gestreefd. Eventueel kan een fluoridevernis (>20.000 ppm F) worden geappliceerd op de aangetaste vlakken. Fluoridevernis heeft de voorkeur boven een fluoridegel; het lijkt effectiever, het bewijs ervoor is krachtiger en het is de meest veilige optie. Fluoridevernis kan maximaal 4x per jaar worden toegepast tot de actieve cariëslaesies inactief (arrested) zijn geworden.
Als het Advies Cariëspreventie ontoereikend is, kun je ook adviseren om het kind te poetsen met een tandpasta met een hogere fluorideconcentratie (kinder/junior/volwassen tandpasta tot maximaal 1500 ppm F) en/of adviseer een tijdelijke verhoging van de poetsfrequentie. Om het risico op fluorose beperkt te houden, wordt geadviseerd om dan een halve centimeter tandpasta te gebruiken.
Bij cariësactiviteit, en als zelfzorgmaatregelen (voorlopig) niet lukken en het tijdelijk appliceren van een fluoridevernis op aangetaste vlakken niet mogelijk/succesvol is, kan mogelijk een sealant met glasionomeercement geïndiceerd zijn voor de fissuren en pitten. Bij doorbrekende elementen en situaties waarbij controle over het drooghouden van het werkterrein problematisch is, kan een glasionomeercementfissuurlak worden gebruikt.”

Wanneer moet je ervoor kiezen om invasief in te grijpen? Wat kun je dan het beste doen?

“Bij gecaviteerde dentinelaesies die niet toegankelijk zijn voor tandenborstel, is invasief ingrijpen gewenst omdat de laesie immers niet door kind en/of ouder kan worden schoongehouden en dus niet tot stilstand kan worden gebracht. De meest geschikte behandeloptie is afhankelijk van de locatie, bereikbaarheid, het stadium van gebitsontwikkeling en diepte van de actieve cariëslaesie, waarbij de principes van minimale invasieve tandheelkunde en minimale belasting van het kind het uitgangspunt zijn. Behandelopties voor melkelementen zijn de Non-Restorative Cavity Treatment (NRCT) methode, een conventionele minimaal invasieve restauratie of ART of een Hallkroon.
Bij NRCT ligt de focus op het inactiveren van het cariësproces door actieve beïnvloeding en monitoring van het hele complex van cariësbeïnvloedende en -veroorzakende factoren in de mond. Bij het 5-punts NRCT-concept bestaat de behandeling uit 1) informed consent; 2) niet-toegankelijke cariëslaesies worden toegankelijk gemaakt; 3) afhankelijk van noodzaak kunnen remineraliserende/desensibiliserende middelen zoals fluoridevernis, silver diamine fluoride (SDF) en/of sealant met glasionomeercement worden aangebracht, 4) de ouders worden getraind en begeleid in het schoonhouden van de caviteit; 5) het proces wordt gemonitord door middel van mondfotografie of beschrijving (Gruythuyzen 2010, 2019). Doordat de cariëslaesie niet afgesloten wordt, blijft een zichtbare evaluatie op de ontwikkeling van het proces en het resultaat van de interventie mogelijk.
Indien er gekozen wordt om een restauratie te maken met composiet of in geval van melkelementen met compomeer, dient het dentine tot 1 mm onder de glazuur-dentine grens hard te zijn, centraal mag aangetast dentine achterblijven. Centraal excaveren tot hard dentine is overbehandeling! Afhankelijk van de diepte van de laesie wordt centraal alleen het zachte dentine geëxcaveerd (bij diepe laesies) of tot leerachtig of stevig dentine (bij minder diepe laesies). Het doel is om de pulpa te beschermen maar ook om een restauratie te maken van voldoende omvang in verband met de eigenschappen van het restauratiemateriaal. Kortom: perifeer reinigen altijd tot op hard dentine, maar centraal nooit!
Ook de Hallkroon kan een goede optie zijn bij cariëslaesies posterior in melkelementen, bijvoorbeeld als het herhaaldelijk inzetten van motiverende gesprekstechnieken betreffende mondgezondheid onvoldoende effect heeft gehad. Omdat anesthesie en excaveren van carieus weefsel niet nodig zijn, is de behandeling voor het kind weinig belastend. Echter, een Hallkroon heeft, net als een restauratie, als risico dat het onderliggende probleem, namelijk het ontbreken van goede mondhygiëne en/of een gezond eetpatroon, geen of te weinig aandacht krijgt.
Omdat er geen bewijs is dat de effectiviteit van een restauratie, Hallkroon of NRCT significant verschillend zijn, is het belangrijk om de meest kindvriendelijke methode te kiezen. NRCT heeft als voordeel dat, indien het Advies Cariëspreventie wordt opgevolgd, het kind hier ook in de toekomst profijt van heeft. Voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers is het belangrijk dat zij geïnformeerd mee kunnen beslissen over preventie en behandeling. Het belang van het kind staat altijd centraal.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Preventie is altijd de basis! Zie een kind op tijd, liefst bij doorbraak van de eerste tandjes, identificeer risicogedrag en probeer dit door motiverende gesprekstechnieken aan te passen. Neem de tijd voor klinisch onderzoek en voor een gesprek met de ouders. Zorg ervoor dat adviezen aansluiten op de thuissituatie, pas dan bestaat er immers een gerede kans op opvolgen ervan. Als je tips en adviezen geeft, laat ouders en kind dan op korte termijn terugkomen om te zien of deze goed zijn opgepakt of dat bijsturing en/of aanpassing van de adviezen gewenst is.

Kortom: neem de tijd, heb voldoende aandacht voor het kind en de thuissituatie en probeer ouders en kind te begeleiden bij een juist mondzorggedrag. De tijdsinvestering in het begin, haal je er later dubbel en dwars uit en bovendien geeft het enorm veel voldoening. Als je toch het gevoel hebt ‘tegen een muur op te lopen’ waarbij alle gesprektechnieken en instructies niets lijken te helpen en de cariëslaesies blijven komen, overweeg dan een doorverwijzing naar een kindertandarts/tandarts-pedodontoloog.”

Em. Prof.dr. A.M. Kuijpers-Jagtman, Afdeling Orthodontie, UMCG
Voorzitter Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

Dr. N.G. Blanksma, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde, UMCG
Lid Richtlijnontwikkelcommissie Mondzorg voor Jeugdigen – Preventie en behandeling

PDF’s richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës

Bekijk de volledige richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës (2020

Bekijk de samenvatting

Bekijk de patiënteninformatie

Bekijk het stroomschema behandeling melkdentitie

Bekijk het stroomschema behandeling blijvende dentitie

Bekijk het implementatieplan

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, et al. AGREE II: advancing guideline development, reporting, and evaluation in health care. Prev Med. 2010;51(5):421-4.

Gruythuysen RJ. Niet-Restauratieve Caviteitsbehandeling. Cariësactiviteit beteugelen in plaats van maskeren. Ned Tijdschr. Tandheelkd, 2010; 117: 173-180.
Gruythuysen RJM. Non-restorative cavity treatment: should this be the treatment of choice? reflections of a teacher in paediatric dentistry. Dent Update 2019; 46: 220–228.

 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z